Upload
r-kolk
View
212
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
VOOR DE PRAKTIJK
Fysiotherapie en bedrijfsarts: ‘bewegend functioneren’
R. Kolk � V. Wiarda � N. Nauta
Casus
Hans van de Schans (45 jaar) werkt als archiefmedewer-
ker in een museum. Hans wordt verwezen met schouder-
klachten. Op basis van een uitgbebreide anamnese en een
lichamelijk onderzoek komt de fysiotherapeut tot de
conclusie dat er zeer waarschijnlijk een relatie bestaat
tussen het tillen en plaatsen van dozen op stellingen en
de schouderklachten. Uitgaande van normale fysiologi-
sche herstelprocessen schat de fysiotherapeut in dat het
herstel 6 weken gaat duren. De fysiotherapeut bespreekt
zijn bevindingen met Hans en in samenspraak besluiten
zij hun behandeldoelen binnen een vastgesteld tijdspad te
stellen met het verwachte resultaat (prognose).
Aanpak door de fysiotherapeut
De fysiotherapeut is toegespitst op het bewegend functi-
oneren van de client. De werkwijze kenmerkt zich door
een systematische, doelgerichte aanpak. Centraal daarbij
staat het methodisch fysiotherapeutisch handelen waar-
bij zeven fasen zijn te onderscheiden:
1. de arts verwijst en de patient meldt zich aan;
2. de fysiotherapeut neemt een anamnese af en doet fysi-
otherapeutisch onderzoek;
3. de fysiotherapeut analyseert het probleem en formu-
leert de fysiotherapeutische diagnose;
4. de fysiotherapeut stelt een behandelingsplan op;
5. de fysiotherapeut behandelt;
6. de fysiotherapeut evalueert de resultaten (na enkele
behandelingen om eventueel de behandeling bij te
stellen);
7. de fysiotherapeut sluit de behandelperiode af.
Als er zoals in bovenstaande casus een relatie lijkt te
zijn tussen het werk en de klachten waarmee de client zich
presenteert, zal een verdere anamnese en onderzoek ten
aanzien van het werk moeten plaatsvinden. De fysiothe-
rapeut richt allereerst zijn of haar onderzoek op functies,
activiteiten en participatie. Vanuit een biopsychosociale
invalshoek kan hij of zij trachten de werkbelasting in
kaart te brengen rekening houdend met (persoonlijke)
belastbaarheid van deze client. Daarbij vraagt de fysio-
therapeut ook naar sport en vrijetijdsactiviteiten.
Wat betreft de werkbelasting kan de fysiotherapeut
gebruik maken van het ‘belastingbelastbaarheidsmodel’
en de indeling van de 4 A’s (arbeidsvoorwaarden, -
inhoud, -omstandigheden, -verhoudingen). Als duidelijk
is komen vast te staan dat het fysieke aspect de voor-
naamste rol speelt dan zal de fysiotherapeut in samen-
spraakmet de client een behandelplanmaken waarbij het
accent ligt op participatieniveau (werkhervatting) en
activiteitenniveau (‘workhardening’). Daarnaast
beschikt de fysiotherapeut ook nog over specifieke vaar-
digheden om de voorwaarden voor herstel van functies
op stoornisniveau (behandeling weefsel) optimaal te
behandelen.
Blijken de klachten ondanks de interventies tot onvol-
doende resultaat (in afgesproken tijd) te leiden dan kan
de fysiotherapeut contact leggen met de bedrijfsarts om
te komen tot een gezamenlijk stappenplan.
R. Kolk (*)PersonaliaRoelf Kolk is fysiotherapeut en docent fysiotherapieaan de Saxion Hogeschool te Enschede.Vera Wiarda isfysiotherapeut en beleidsmedewerker bij het KNGF teAmersfoort.Noks Nauta is bedrijfsarts en psycholoog enwerkzaam bij het Nederlands Kenniscentrum Arbeid enKlachten Bewegingsapparaat, Erasmus MC,RotterdamCorrespondentieadresKNGF, t.a.v. mw. V.L.Wiarda, Postbus 248, 3800 AE Amersfoort. E-mail:[email protected], www.kngf.nl
TBV (januari 2003) 11:311–313
DOI 10.1007/BF03073938
13
Als uit dit gesprek mocht blijken dat ook de bedrijfs-
arts van mening is dat de werkhouding of de manier van
tillen een doorslaggevende rol speelt bij het ontstaan (of
in stand houden) van de klachten dan is er een mogelijk-
heid voor de fysiotherapeut om een werkplek te bezoeken
(indien dit niet mogelijk is, kan de client zelf een video-
opname maken) om gerichte houdings- en bewegings-
adviezen te kunnen geven.
Samenwerken van fysiotherapeuten met bedrijfsartsen
In de praktijk blijkt er vaak een kloof te bestaan tussen de
fysiotherapeut en de bedrijfsarts, of breder, tussen cura-
tieve gezondheidszorg en arbozorg. In het belang van de
patient c.q. de (dreigend) verzuimende werknemer die wil
komen tot een beter ‘bewegend functioneren’, is het een
uitdaging voor de beroepsgroepen om hier samen aan te
werken. Tijdgebrek, onvoldoende kennis van elkaars
deskundigheid en slechte bereikbaarheid zijn factoren
die de samenwerking moeilijker maken. Een belangrijke
factor hierin is ook dat de patientengroep waar de
bedrijfsarts mee te maken heeft, andere kenmerken
heeft dan de groep die de eerstelijns fysiotherapeut in de
behandelkamer ontvangt.
Mede onder invloed van de veranderende wetgeving is
er een groeiend besef dat we elkaar nodig hebben en dat
de client gebaat is bij een eenduidig en afgestemd beleid.
Indien er een relatie lijkt te bestaan tussen de klacht, de
werkzaamheden en de werkhervatting dan is afstemming
omtrent de prognose, de diagnose en het behandelplan
relevant. Vooral als het verzuim langer dan 13 weken
duurt is informatie over het gedrag van de client belang-
rijk. De vragen waar beiden met elkaar over kunnen
praten zijn: in hoeverre is er een verstoord herstelproces
en wat doet de client er zelf aan om te herstellen? Men
kan een eenduidig beleid afspreken. Daarnaast is het van
belang om in een vroeg stadium te beoordelen in hoe-
verre het inschakelen van andere deskundigen op de
werkplek, bijvoorbeeld een bedrijfsfysiotherapeut, een
meerwaarde heeft. De bedrijfsfysiotherapeut met o.a.
kennis van ergonomie, werkplekonderzoek en arbozorg
kan uitstekend beoordelen of er knelpunten op het werk
zijn die een herstel en werkhervatting in de weg staan.
De reguliere fysiotherapeut met kennis van boven-
staande zal ‘in beweging komen’ om de samenwerking
te zoeken met de bedrijfsarts. Samenwerking kan leiden
tot een resultaat dat de kracht van de afzonderlijke des-
kundigheden te boven gaat en bevordert optimaal ‘bewe-
gend functioneren’ voor alle betrokken partijen.
De beroepsgroep van fysiotherapeuten
Kwaliteit
Het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiothe-
rapie (KNGF) is krachtig in beweging, met voor iedereen
zichtbare ontwikkelingen en activiteiten, zoals het uit-
voeren van het kwaliteit (meerjaren) programma en de
regionale structuur.
Het KNGF behartigt de belangen van circa 18.500
leden op beroepsinhoudelijk, sociaal-maatschappelijk
en economisch gebied. Een van de kernactiviteiten is de
voortgang en invoering van het kwaliteitsbeleid.
wordt hard gewerkt aan uitbouw van het Intercollegi-
aal Overleg Fysiotherapeuten (IOF) en het opzetten van
overlegstructuren met bijvoorbeeld andere zorgaanbie-
ders, instellingen, zorgverzekeraars en patienten organi-
saties. Het KNGF kwaliteitsprogramma bestaat uit vier
pijlers:
1. verplichte scholing;
2. ontwikkelen en invoeren van richtlijnen (momenteel
zijn er 15 KNGF richtlijnen, de teksten zijn te down-
loaden vanaf de website www.kngf.nl);
3. invoering van kwaliteitssystemen;
4. invoering van een kwaliteitswaarborg.
Voor een waarborging van kwaliteit heeft het KNGF
in 2000 een Centraal Kwaliteitsregister (kwaliteitsgaran-
tie voor individuele fysiotherapeuten) geopend en wordt
een KNGF-kwaliteitskeurmerk voor fysiotherapieprak-
tijken en – afdelingen in instellingen ingevoerd.
Wetenschap
Wetenschappelijk onderzoek is uiterst belangrijk voor
verdere ontwikkeling van het domein fysiotherapie. De
beroepsgroep heeft hiervoor o.a. een leerstoel fysiothera-
pie. Jaarlijks promoveren er tientallen fysiotherapeuten.
Daarnaast is er een Wetenschappelijk Raad.
Ontwikkeling
Trends in de gezondheidszorg en gevolgen van het over-
heidsbeleid komen ook tot uiting bij de fysiotherapie.
Aandacht voor individualisering; meer eigen verant-
woordelijkheid; minder collectieve regelingen en een
nadruk op meer concurrentie.
Voor de fysiotherapie in de eerste lijn betekent dit dat
er meer nadruk komt te liggen op ondernemersschap en
op bewustwording van kansen die zich voor doen buiten
het terrein van de traditionele behandeling na een verwij-
zing door een arts. Een belangrijk taak ligt in het waar-
maken van de eigen plaats in het geıntegreerde zorg
312 TBV (januari 2003) 11:311–313
13
aanbod. Dit betekent zowel de onderbouwing van de
werkzaamheid van de fysiotherapie als de verdere concre-
tisering van het kwaliteitsbeleid. De aandacht voor de
samenhang in de zorg kan ook een belangrijke impuls
zijn voor de verbetering van de samenwerking tussen de
fysiotherapeut; de bedrijfsarts en de bedrijfsfysiotherapeut.
Relevante tijdschriften en websites
‘Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie’
Ned. KNGF
‘Fysio Praxis’
Ned. KNGF
‘Physical Therapy’
U.S.A.
‘Physical Medicine and Rehabilitation’
U.S.A.
‘Journal of Occupational Rehabilitation’
U.S.A.
‘Delta’
Ned. TNO arbodienst
Internet site: www.stecr.nl
Ned. Platform Reıntegratie
Internet site: www.nvbf.nl
Ned. Bedrijfsfysiotherapie
Ontwikkelingen: toegankelijkheid en betaalbaarheid van
de zorg
Er zijn drie interessante ontwikkelingen gaande die elk-
aar kunnen versterken. Ten eerste: de toegankelijkheid
tot de fysiotherapeut lijkt toe te nemen. De fysiothera-
peut is op weg naar een positionering naast de huisarts,
waarbij de patient rechtstreeks toegang heeft tot fysio-
therapeutische zorg. Ten tweede is er een ontwikkeling
dat ook bedrijfsartsen direct naar eerstelijns fysiothera-
peuten kunnen gaan verwijzen en op de derde plaats
vraagt de Wet verbetering poortwachter om een reınte-
gratieplan in een vroeg stadium van het verzuim. Dat
betekent dat de vraag naar een vroege en adequate inter-
ventie toeneemt waarbij de client een toenemende verant-
woordelijkheid toegedicht wordt.
De fysiotherapeut, geconfronteerd met de marktwer-
king in de zorg, die zich wil profileren in deze
veranderende markt, zal zich bewust moeten zijn van
zijn of haar mogelijkheden en kansen. Daarnaast is een
helder inzicht in het kennen en herkennen van de eigen
grenzen een must. Een bedrijf is iets anders dan een
patient en werkhervatting is een ander verhaal dan een
fysiologisch herstelproces.
Scholing op dit gebied 1 zal bijdragen aan het verder
ontwikkelen en verbeteren van de kwaliteit van de fysio-
therapie en aan een zinvolle rol voor de fysiotherapie in
arbeidsgerelateerde aandoeningen. De fysiotherapeut
kan een belangrijk (vroeg) interventiemiddel zijn of wor-
den voor de bedrijfsarts. Essentieel hierbij zijn het
kennen en gebruiken van elkaars deskundigheden,
samenwerking en toegankelijkheid.
De reguliere fysiotherapeut kan vanuit zijn of haar
praktijk beoordelen in hoeverre de aandoening een rela-
tie heeft met het werk en kan in een vroeg stadium knel-
punten signaleren. De bedrijfsarts kan, door gebruik te
maken van een bedrijfsfysiotherapeut of andere deskun-
digen binnen de arbodienst, deze knelpunten checken en
oplossen wat bijdraagt aan een effectievere fysiothera-
peutische behandeling en een snellere reıntegratie.
De financiering kan echter een knelpunt gaan vormen.
Onder de huidige werkdruk en tariefstelling is voor de
fysiotherapeut ‘de rek er volledig uit’. De kwaliteit en
deskundigheid van de fysiotherapie verdienen een inves-
tering die zich in arbocuratieve samenwerking dubbel en
dwars zal terugbetalen.
De bedrijfsfysiotherapeut kan een brug slaan in deze
arbocuratieve samenwerking en is in staat om op de
werkplek verder te gaan, daar waar de grenzen aan het
handelen van de reguliere fysiotherapeut bereikt zijn. De
bedrijfsarts als manager en adviseur in het proces van
werkhervatting wordt adequaat geınformeerd en vindt in
de samenwerking met de (bedrijfs)fysiotherapeut een
krachtig middel bij de behandeling en reıntegratie van
werknemers met arbeidsgerelateerde aandoeningen.
Literatuur
Nauta N, Kappe Y. PARABEL, onderwijs voor paramedici overarbeid en gezondheid. Tijdschr Bedrijfs Verzekeringsgeneeskd2003; 11: 243-244.
TBV (januari 2003) 11:311–313 313
13