25
Instituut Deltares De klimaatgeschiedenis van tropisch Afrika Nieuwe VU hoogleraar sedimentologie Jubileumsymposium KTFG Olivijn om grote hoeveelheden CO 2 uit de atmosfeer te halen Geo brief 4 Geo.brief is de nieuwsbrief van KNGMG, ALW en KTFG Eenendertigste jaargang nummer 4, juli 2007 .

Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

Instituut Deltares

De klimaatgeschiedenis van tropisch Afrika

Nieuwe VU hoogleraar sedimentologie

Jubileumsymposium KTFG

Olivijn om grote hoeveelheden CO2uit de atmosfeer te halen

Geobrief

4Geo.brief is de nieuwsbrief van KNGMG, ALW en KTFGEenendertigste jaargang nummer 4, juli 2007

.

Page 2: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

2 Geo.brief juli 2007

Mijn vader was een rustige, oer -betrouwbare man, die nooit spraktenzij hij daar zeer dringenderedenen toe zag. Maar omdat hijzo weinig sprak, is het weinigedat ik van hem gehoord heb mewel extra goed bijgebleven. Kleineeilandjes in een grote, stille oce-aan; die vallen op. Ik gun u tweevan zijn wijsheden:“Je kunt beter vals dan terechtbeschuldigd worden”. Een door-denkertje dat hij ons toevoegde alswe verontwaardigd vertelden hoe-veel onrecht ons op school door deleerkrachten werd aangedaan.En verder herinner ik mij zijn stel-ling: “Je hebt vaker spijt van wat jewél gezegd hebt dan van wat jeniét gezegd hebt”. Een analoog van“spreken is zilver, zwijgen is goud”.Aan dit laatste moet ik veel denkenals er van het KNGMG-bestuurgevraagd wordt zich te roeren in dedebatten over de vele veranderin-gen, vooral organisatorisch, van deAardwetenschappen. Moeten wezwijgen of meespreken? Observerenof ons er mee bemoeien en onsluidruchtig(er) opstellen?

Ik bied u de volgende overwegin-gen aan.• Het zou uiteraard bevredigend

zijn als het Genootschap helde-re, eenduidige standpunten konformuleren en daarmee partijenkon benaderen en overtuigen.Als Beroepsvereniging speel jedan een partij(tje) mee in deAardwetenschappelijke wereld.

• Bedenk echter wel dat we onsdan moeten mengen in eenmélange van politiek, ambtena-rij en bestuur, een woelig krach-tenveld dat nauwelijks gerichtte beïnvloeden is. Ieder aange-dragen argument vindt wel eentegenargument en uiteindelijk ismacht (politiek of anderszins)de beslissende factor.

• Verder is het Genootschap be -paald niet goed ingericht voor

dit soort activiteiten. Er is geengrote betrokkenheid van deleden bij het grotere verband,buiten de kringen en de tijd-schriften om. Dit blijkt bijvoor-beeld uit de magere opkomst bijde Jaarvergaderingen en deGenootschapsraad.

• Ook is er maar zelden een duide-lijk gemeenschappelijk belangdat de leden ook als individuaangaat. En als het bestuur nietnamens de leden, dat wil zeggeneen ferme, actief betrokkenmeerderheid daarvan, kan spre-ken, heeft het ook geen réchtvan spreken.

• Daarnaast zijn er andere stem-men die de belanghebbendenwellicht veel beter kunnen ver-tegenwoordigen. Ik denk hierbijaan een recente OR-brief aan dedirectie van TNO - Bouw enOndergrond, aangaande de Del-tares-plannen. In die helderebrief worden principiële aardwe-tenschappelijke bezwaren aan-gevoerd, maar ook praktischepersoneelsbelangen komen aande orde. De brief is geschrevendoor goed geïnformeerde verte-genwoordigers van een grootaantal direct betrokkenen. DeDirectie is bovendien wettelijkverplicht om goed naar deOndernemingsraad te luisteren.Wat kan het KNGMG hier nogaan toevoegen?

Kortom, ik aarzel, maar wil niet opgrond van bovenstaande overwe-gingen uitsluiten dat het Genoot-schap zich moet mengen, zij hetselectief, in de grote discussiesaangaande de Aardwetenschap-pen. Ik wil u aanmoedigen om uwmening hierover te geven per briefof e-mail aan het bestuur en/of aande redactie van Geo.brief.Ik dank u bij voorbaat voor de tenemen moeite.

Peter de Ruiter

.van de voorzitter

Zoals mijn goede vader zei…

De Petroleum Geologische Kring(PGK) organiseert van donderdag30 augustus tot en met maandag3 september een excursie naar deCarboonkliffen van Northumber-land.De leider van de excursie is prof.dr. Bryan T. Cronin, hoogleraaraan de afdeling Geologie enPetroleumgeologie van de Univer-siteit van Aberdeen, Schotland,UK.

Reisschema:Vertrek: donderdag 30 augustus2007 om 17:30 uur vanaf hetCentraal Station in Den Haag. Overtocht: Rotterdam – Hull pernachtboot

Zondag 2 september vertrek van-uit Hull per nachtboot.Aankomst in Rotterdam op maan-dag 3 september om 8.00 uur inRotterdam/Europoort.

De geschatte kosten bedragen € 480,– (inclusief reisverzeke-ring)Studenten kunnen in aanmerkingkomen voor korting.

Informatie en aanmelding bij:Ingrid Kroon: tel: 030-2564531;e-mail: [email protected]

.sedimentologische kring

PGK-excursie, 30 augustus – 3 september 2007

Petroleum geologie van Northumberland,Noordoost-Engeland

Phot

o: B

. Cro

nin

Page 3: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

juli 2007 Geo.brief 3

Programma (deels nog voorlopig) 11.00 uur Plenaire openingSessie Klimaat Bas van Geel (UvA) Het klimaat verandert, maar zijn wij

schuldig?Rob van Dorland (KNMI) De menselijke invloed op het klimaat

is onmiskenbaar John van Boxel (UvA) Antwoorden uit statisch klimaatonderzoekHan Dolman (VU) Wat het IPCC NIET zegt Salle Kroonenberg (TU) (o.v.) De rol van de aardwetenschappen bij

het klimaatonderzoek DiscussieSessie Grote rivieren en kust Esther Stouthamer (UU) Kwartairgeologie en procesonderzoek

voor duurzaam rivierbeheer Frans Kwadijk (WL) Metingen, modellen, verwachtingen en

antwoorden voor onze grote rivierenHenk Wolfert (Alterra) Werken aan het riviergebied, doet de

fysische geografie nog wel mee?Albert Oost (RIKZ) De zee komt naar ons toe deze eeuw,

wat gaan we eraan doen?Ko van Huissteden (VU) Heeft Nederland straks nog veenbodems?DiscussieSessie Nieuwe technieken Marco Hoogvliet (TNO) Energie uit aardwarmte Enno Bregman (prov. Drenthe) Beleid ontwikkelen voor aardwarmteRonald van Balen (VU) Ontwikkelingen in het modellerenArjan Koomen (Alterra) Laseraltimetrie al of niet in combinatieSerge van Gessel (TNO) 4D- visualisatieFrans Hoefsloot (CSO) De nieuwe dimensies van GoogleMaarten Kleinhans (UU) Mars Prijsuitreiking studentenprijsvraag Nederland in 207016.00 uur Receptie17.00 uur Sluiting

Kosten: studenten € 5,–; overige deelnemers € 15,–Opgave: vanaf begin september via de KTFG- of KNGMG-website

Nieuw bestuur NKAMDe Nederlandse Kring Aardse Materialen (NKAM) heeft een nieuwbestuur. Op de Algemene Ledenvergadering, gehouden 10 mei 2007 te Utrecht, is het volgende bestuur gekozen:

Voorzitter dr. M.R. Drury (Universiteit Utrecht)Secretaris dr. D.J. Lieftink (PlugPower bv)Penningmeester dr. R.P. Kuijper (Economics, Energy & Natural Resources)Webmaster dr. P.Z. Vroon (Vrije Universiteit)

Op vrijdag 2 november organiseertde KTFG in samenwerking met dedrie aardwetenschappelijke stu-dieverenigingen Drift ‘66, Gaosen Geovusie een groots opgezetsymposium dat een bijdrage willeveren aan de discussie over deduurzame inrichting en kwaliteitvan het moderne Nederlandselandschap.

Het programma is opgesplitst indrie deelsessies.Sessie 1 richt zich op verzoek vande studenten op het klimaaton-derzoek. Wat leren de diversedeelwetenschappen ons over deverandering van het klimaat? Metwelke range aan klimaatverande-ringen moeten we in de 21steeeuw rekening houden? En wat

.ktfg

.diversen

KTFG jubileumsymposium, 2 november 2007

Klimaat, kust- en rivierbeheer enmoderne technieken

Klaudia Kuiper (VU-Amsterdam)heeft een VENI subsidie ontvan-gen voor haar onderzoek Hoe be -trouwbaar zijn geologische tijd-schalen? Deze subsidie bedraagtmaximaal 208.000 euro over eenperiode van drie jaar. Kuiper richtzich op het bepalen van de ouder-dom van belangrijke geologische

gebeurtenissen. Verschillendetechnieken om deze ouderdom te bepalen worden met elkaar ver-geleken om een zeer nauwkeurigetijdschaal op te stellen. Deze isonmisbaar om belangrijke gebeur-tenissen in het verleden, zoals klimaatsveranderingen, te begrijpen.

VENI subsidie

van de aardwetenschappelijkekennis en de oplossing vanmoderne maatschappelijke vraag-stukken? En wat betekent dit voorhet beleid?

De sessies worden afgesloten meteen discussie met de sprekers naaraanleiding van bepaalde stellin-gen. In elk geval is er ook een dis-cussie over de rol van de aardwe-tenschappelijke vakverenigingen.

Als klap op de vuurpijl tenslottehet toekomstbeeld van Nederlandin 2070, met de bijdragen aan destudentenprijsvraag Inrichten metBodem. Na de bekendmaking vande winnaar is er volop ruimte voorborrelen en napraten.

betekent dit voor beleid en onder-zoek in de nabije toekomst? Sessie 2 gaat over de toekomstigeinrichting van onze kust en rivie-ren. Wat leert het verleden overhet gedrag van deze systemen?Hoe wordt het gamma aan ver-wachte klimaatveranderingen ver-taald in inrichtingeisen? En watzijn er voor concrete mogelijkhe-den voor een duurzame aardwe-tenschappelijke inrichting van deuiterwaarden en kust?Sessie 3 is voor diegenen metinteresse in nieuwe technieken.Hoe werken moderne techniekenzoals warmteopslag, laseraltime-trie, optische luminiscentie en4D-visualisatie? Maar ook hoedragen ze bij aan het verbeteren

Page 4: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

4 Geo.brief juli 2007

.in memoriam

.www.kngmg.nl

Dr. H.J.A. Berendsen

Op vrijdag 18 mei namen wijafscheid van Henk Berendsen,een begenadigd fysisch geograaf,een onderzoeker in hart en nieren,en een enthousiast docent enleermeester van zeer vele geo -wetenschappers gedurende eenperiode van ruim 30 jaren.In 1973 werd Henk Berendsenbenoemd aan de afdeling FysischeGeografie van de RijksuniversiteitUtrecht en nam hij de taak overvan Jan van Rossum betreffendede supervisie van het veldwerk inhet rivierengebied, een leeronder-zoek voor studenten dat al sinds1959 jaarlijks plaatsvond. Henkmoderniseerde het instructieveld-werk, startte met een nauwgezetdocumentatiesysteem en metonvoorstelbaar ge duld zette hij ditmonnikenwerk voort tot en met ditjaar. Een digitaal databestand vanruim 200.000 boringen, meer dan1000 C14-dateringen, en tallozearcheologische en andersoortigeindicatoren zijn immiddels gear-chiveerd. Thans blijkt dit gege-vensbestand van het Nederlandserivierengebied in toenemendemate van grote waarde te zijn,zowel in academisch-intellectuelezin als startpunt voor wetenschap-pelijk onderzoek (o.a. voor velepromovendi) als in toegepast-com-merciële zin als vraagbaak voorgebruikers van de ondergrond vanNederland.

Het proefschrift van Henk over demorfogenese van het rivierland-schap in de omgeving van Utrecht(1982) getuigt al van zijn passievoor de kartering. Begin negenti-ger jaren begon het palaeogeogra-fisch-, proceskundig- en modelle-ringsonderzoek van de Nederland-se Rijn-Maasdelta vruchten af tewerpen; de eerste promovendi vande ‘grupo fluvial’ dienden zichaan, en nu ruim 15 jaar laterheeft deze inmiddels flink uitge-breide onderzoeksgroep van deFysische Geografie aan de UUmeer dan 25 proefschriften ophaar naam staan. Als we hierbijtellen de enkele honderden weten -schappelijke artikelen van staf en

promovendi, dan is de éénmans-activiteit van Henk Berendsen uit1973 uitgegroeid tot een natio-naal en internationaal erkendegroep van rivierkundige specialis-ten. Dit is de grootste verdienstevan Henk, die met onvoorstelbaardoorzettingsvermogen, creativiteiten inventiviteit de Nederlandserivierdelta op de wetenschappelij-ke kaart heeft gezet. Het hoogtepunt van de karteer -activiteiten van de groep Berend-sen, waar overigens een helegeneratie van meer dan 1500 studenten voor is ingeschakeld en voor hun leven getekend, werdbereikt in 2001, toen Berendsenen Stouthamer hun boek ‘Palaeo -

geographic development of theRhine-Meuse delta’ publiceerden.Deze studie is een absoluut uniekwerkstuk. Er is geen delta in dewereld die zo nauwgezet quaruimtelijke en temporele (Holo -cene) ontwikkeling is uitgeplozen.Een tweede hoogtepunt van depublicistische arbeid van Berend-sen vormt de bij Van Gorkum uit-gekomen serie van vier studieboe-ken over de Fysische Geografievan Nederland (4e druk 2004/05). Ook in dit opzicht heeft Be -rendsen zich een waardig opvolgergetoond van zijn promotor prof.dr. J.I.S. Zonneveld, wiens hand-boek ‘Tussen de bergen en dezee’ decennia lang verplichte kostwas voor alle geografen in Neder-land, hetgeen nu het geval is metde boeken van Berendsen. Op grond van al deze wetenschap-pelijke kwaliteiten heeft HenkBerendsen op 11 maart 2005 deVan Waterschoot van der Gracht-penning van het KNGMG ontvan-gen. Dit is de hoogste eer die aan een aardwetenschapper inNederland verleend kan wordenen hiermee schaart Henk zich inde reeks van zeer groten in degeowetenschappen. De faculteit Geowetenschappenen in het bijzonder het departe-ment Fysische Geografie zijnHenk Berendsen heel veel dankverschuldigd voor meer dan 30jaar tomeloze inzet als docent enonderzoeker. Henk was eenspraakmakende collega die eencentrale rol vervulde in het onder-wijs, onderzoek en bestuur vanhet departement en we zijn er vanovertuigd dat talloze oud-studen-ten zijn voordrachtskunsten enenthousiaste veldwerkbegeleidingnooit zullen vergeten. Voor mijwas het een voorrecht al die jarenmet Henk te mogen werken. Wij,zijn collega’s en oud-studenten,slaan Henk op in onze herinneringals een humorvolle man en eenbegaafde collega en docent.

Eduard A. Koster

Voor nieuwsberichten, mededelingen, discussie, downloads, interessante links, ledenlijst etc.Het wachtwoord voor het beschermde download-gedeelte van het kngmg-web voor de komende periode is:

Edeleman

Iedereen wordt van harte uitgenodigd de Berichtenpagina van de KNGMG-website regelmatig te bezoeken, omdathier de meest actuele mededelingen, aankondigingen en berichten verschijnen, waar u zelf ook eventueel commen-taar kunt leveren en discussies kunt volgen. Indien u beschikt over de de juist hard- en software kunt u zich boven-dien abonneren op de ‘RSS feeds’, zodat u nooit meer belangrijke berichten kunt missen.

Henk Berendsen in het veld.

Page 5: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

juli 2007 Geo.brief 5

Een eerste toepassing voor de kust vancentraal tropisch Afrika, onlangs gepubli-ceerd in het wetenschappelijke tijdschriftScience, laat zien dat de temperatuursinds de laatste ijstijd ruim 4°C gestegenis. Het verschil tussen land- en zeetem-peraturen blijkt bovendien een belangrij-ke sturende factor te zijn voor de hoeveel-heid neerslag in tropisch Afrika.

ProxiesIn het verkrijgen van een beter inzicht inons klimaatsysteem en de effecten vanklimaatveranderingen in de toekomst,vormt de reconstructie van klimaatveran-deringen in het geologisch verleden eenbelangrijk element. Voor de reconstructievan temperaturen in het verleden wordtgebruik gemaakt van proxies, biologischeof chemische elementen in sedimentaireafzettingen, die indirect een benaderingvan de temperatuur ten tijde van afzet-ting weergeven (proxy van het Engelseapproximation (= benadering)), een soort

oerthermometer dus. Voor de reconstruc-tie van zeewatertemperaturen uit het ver-leden zijn tegewoordig een aantal redelijkgoede kwantitatieve proxies beschikbaar.Zo worden de stabiele zuurstofisotopen-verhouding en de verhouding tussen magnesium- en calciumionen in de kalk -skeletjes van foraminiferen gebruikt.Daarnaast zijn er nog twee organisch-chemische proxies beschikbaar, de Uk

37en de TEX86, gebaseerd op het aanpas-singsvermogen van mariene micro-organismen aan temperatuur.

Terrestrische proxiesVoor het terrestrische milieu zijn mindervan dit soort goed gecalibreerde proxiesbeschikbaar. Dit komt onder andere doorde duidelijk meer heterogene samenstel-ling van het terrestrische milieu in verge-lijking met de meer homogene oceanen.Temperaturen op land, bijvoorbeeld, kun-nen op korte afstand veel sterker verschil-len dan in oceaanwater. Niettemin zijn er

.onderzoek

Moleculaire fossielen onthullen klimaat-geschiedenisvan tropisch Afrika

Kaart van Afrika met aangegeven het Congo rivierbekken en de lokatie van kern GeoB6518.

Links een digitaal hoogtemodel van Afrika (figuur van NASA Jet Propulsion Laboratory, Califor-

nia Institute of Technology) en rechts een kaart met de huidige gemiddelde jaartemperatuur in

Afrika (naar Willmott & Robeson, Int. J. Climatol. 15, 221 (1995)).

Op het Koninklijk NIOZ (NederlandsInstituut voor Onderzoek der Zee) is de afgelopen twee jaar gewerkt aaneen nieuwe proxy voor land tempera -turen. Deze proxy is gebaseerd opfossiele moleculen van bodem -bacteriën en schept de moge lijkheidom op grote geografische entemporele schaal landtemperaturente reconstrueren. Bovendien kunnende ontwikkeling van zeewater- enlandtemperaturen nu direct metelkaar vergeleken worden.

wel degelijk methoden om ook de tempe-raturen op land te reconstrueren. Weder-om de stabiele zuurstofisotopenverhou-ding, maar dit keer in kalkafzettingen indruipsteengrotten bijvoorbeeld. Ook is deconcentratie van edelgassen opgelost ingrondwater een kwantitatieve maat voorde temperatuur, of de mate van gekar-teldheid van bladranden. Andere metho-den voor temperatuurreconstructie zijngebaseerd op ecologische veranderingen,zoals veranderingen in de vegetatiesa-menstelling of in de soortensamenstellingvan muggenlarven in meertjes.Toch zijn er in vergelijking met het marie-ne milieu relatief weinig lange en gede-tailleerde temperatuurreconstructiesbeschikbaar (uitgezonderd de ijskernen).Dit komt doordat de sedimentaire recordop land vaak onderhevig is aan hiatendoor erosie of perioden van non-depositie.Ook zijn de sedimentaire records vaakkort doordat bijvoorbeeld meertjes verlan-den of doordat drogere omstandigheden

Page 6: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

de vorming van veen of druipstenen heb-ben doen stoppen. Mariene sedimentenhebben hier doorgaans minder last van envormen zo een continue en (in het gevalvan hogere sedimentatiesnelheden) eenrelatief hoge-resolutie archief van hetgeologisch (en klimatologisch) verleden.

Nieuwe oerthermometerDe afgelopen twee jaar is er bij de af -deling Mariene Biogeochemie en Toxico-logie van het Koninklijk NIOZ op Texeleen nieuwe kwantitatieve proxie ontwik-keld voor de reconstructie van temperatu-ren op land. Deze proxie, de MBT-index(Methylation index of Branched Tetra-ethers), is gebaseerd op fossiele mem-braanmoleculen van bacteriën die inbodems leven. Tetraether lipiden, zoalsdeze moleculen heten, vormen de bouw-stenen van het celmembraan, een vetach-tig jasje om de cel. Zo’n celmembraanvormt de barrière tussen de cel en zijnbuitenwereld en speelt een belangrijke rolbij het diffuse transport van nutriënten enafvalstoffen in en uit de cel. Om deze rolte vervullen is een constante mate vanvloeibaarheid vereist. Wanneer de tempe-ratuur echter stijgt, zal het jasje te vloei-baar worden en uit elkaar vallen en, viceversa, wanneer de temperatuur daalt zalhet jasje te stijf worden (te vergelijkenmet boter die in de zon of in de ijskaststaat). Om ondanks dit soort tempera-tuurschommelingen toch een constantevloeibaarheid te behouden, verandert de

bacterie de moleculaire samenstellingvan het celmembraan. Onder koelereomstandigheden, bijvoorbeeld, wordenmoleculen met extra zijtakjes aangemaaktwaardoor het jasje als het ware wat rui-mer gaat zitten en dus minder stijf is. Zo’n 130 toplagen van bodems van overde hele wereld zijn geanalyseerd (doormiddel van liquide chromatografie(HPLC)) op de aanwezigheid en verhou-ding van deze membraanmoleculen. Hier-uit kwam naar voren dat temperatuur debelangrijkste parameter is die de verhou-ding van deze moleculen in de bodemsbepaalt. Het bleek echter ook dat dezuurgraad van de bodem hier een belang-rijke invloed op heeft. Verder onderzoektoonde aan dat de bacteriën zich aanpas-sen aan de zuurgraad door meer of min-der koolstofringen in de membraanmole-culen te bouwen. Echter, net als de eer-der genoemde zijtakjes (methylgroepen)hebben ook deze koolstofringen effect opde vloeibaarheid van het celmembraan.Om de temperatuur te reconstrueren opbasis van tetraether membraanmoleculenmoeten dus de mate van cyclisatie en demate van vertakking bepaald worden. Ditis voor alle bodemmonsters gedaan enleverde uiteindelijk een lineaire correlatieop tussen de mate van vertakking encyclisatie van de membraanmoleculen ende luchttemperatuur.Door drainage en erosie van bodems komteen deel van de fossiele membraanmole-culen in rivieren terecht en wordt zodoen-

de naar het mariene milieu getranspor-teerd. Daar worden deze zogenoemde bio-markers onderdeel van het lange sedi-mentaire archief. Analyse van deze terres-trische componenten in een marine sedi-mentkern in de buurt van riviermondin-gen heeft verschillende voordelen. Teneerste kunnen er continue en lange-termijn temperatuurtrends gereconstru-eerd worden en ten tweede geeft de ge -recon strueerde temperatuur een geïnte-greerd signaal van het gehele rivierbek-ken weer. Een soort groot gemiddeldewaardoor allerlei meer locale factoren uitgemiddeld worden.

Tropisch AfrikaEen eerste toepassing van deze proxieheeft plaatsgevonden in centraal equato-riaal Afrika. Dit gebied is be groeid meteen uitgestrekt tropisch regenwoud enwordt voor het overgrote deel gedraineerddoor de Congo rivier. Deze mondt uit inde Atlantische Oceaan net ten zuiden vande evenaar. In een kern (GeoB 6518)gestoken in de diepzeedelta voor de mon-ding van deze rivier zijn de fossiele mem-braanmoleculen geanalyseerd. Dit leverdeeen continue temperatuurcurve op voorcentraal tropisch Afrika van 25 duizendjaar geleden tot nu. Deze curve toont eenduide lijke opwarming van tropisch Afrikasinds de laatste ijstijd van ongeveer 4°C.Deze temperatuurstijging op zichzelf isniet geheel nieuw; eerdere meer lokalestudies buiten het grote Congobekken

6 Geo.brief juli 2007

De 3-D lineaire correlatie tussen de mate van

methylatie en cyclisatie van de membraanmole-

culen en de luchttemperatuur op basis van 134

globaal verspreide bodems. MBT = Methylation

index of Branched Tetraethers; CBT = Cyclisa-

tion ratio of Branched Tetraethers; MAT = Mean

Air Temperature (jaargemiddelde).

Links een vereenvoudigde weergave van een

celmembraan opgebouwd uit tetraether mem-

braan lipiden; rechts de moleculen met een ver-

schillend aantal methylgroepen en koolstofrin-

gen die gebruikt worden in de nieuwe tempera-

tuurproxy.

Page 7: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

juli 2007 Geo.brief 7

(dat politiek en fysiek vrij ontoegankelijkis) suggereerden ook al een opwarmingvan 3 tot 6 graden. Wel is het voor heteerst dat een dergelijke temperatuurstij-ging op zo’n grote schaal (geheel tropischAfrika) en in een aaneengesloten recordaangetoond wordt. Een opvallend puntaan de temperatuurcurve is dat het eenhele continue opwarming laat zien.Ondanks de relatief hoge resolutie, d.w.z.ongeveer één sedimentmonster per 300jaar, zijn de ‘Antarctic cold reversal’ en‘Jonge Dryas’, twee perioden van afkoe-ling op het zuidelijk en noordelijk half-rond, respectievelijk, niet herkenbaar.Het idee is dat deze twee niet gelijktijdi-

ge afkoelingsfasen elkaar rond de evenaaropheffen als gevolg van de over de eve-naar heen en weer schuivende intertropi-sche convergentiezone (de lijn waar deluchtstromingen van het zuidelijk ennoordelijk halfrond samenkomen).Een derde groot voordeel dat deze nieuweproxy met zich meebrengt is dat nu ineen mariene kern zowel de zeewatertem-peratuur als de landtemperatuur gere-construeerd kan worden. Dit is voor dezekern ook gedaan en het blijkt dat beidenniet gelijk opgaan over de afgelopen 25duizend jaar. Het is bekend dat verschil-len in opwarming tussen land en zeeluchtstromingen op gang brengen. Denk

De afgelopen 25 duizend jaar uit kern GeoB 6518. (a) Groenlandse en (b) Antarctische ijskerndata als

achtergronddata; (c) temperatuurcurve voor het Congo bekken op basis van de nieuwe MBT proxy; (d)

zeewatertemperatuur op basis van alkenonen (Uk37 proxy); (e) gemiddelde bodem pH in het Congo bek-

ken op basis van de CBT ratio; (f) relatieve vochtigheid op basis van het deuterium gehalte in planten-

wassen; (g) land-zee temperatuurverschil op basis van c en d.

op lokale schaal bijvoorbeeld aan de fris-se zeewind en mist die op een warmezomerdag het strandplezier ’s middagskan bederven. Het verschil tussen land-temperatuur in tropisch Afrika en zee -watertemperatuur in de west-equatorialeAtlantische Oceaan over de afgelopen 25duizend jaar blijkt sterk samen te hangenmet de hydrologische situatie in tropischAfrika. Een curve voor de relatieve voch-tigheid op land en een curve voor de zoet-water-instroom van de Congo rivier (bei-den eveneens uit kern GeoB 6518) verto-nen een grote gelijkenis met de curvevoor de land-zee temperatuurverschillen.Perioden met een hogere zeewatertempe-ratuur ten opzichte van de landtempera-tuur, bijvoorbeeld de Jonge Dryas, komenovereen met drogere omstandigheden incentraal tropisch Afrika. Boven de relatiefwarme oceaan zal de lucht sterker stijgendan boven land waardoor lucht vanaf landaangezogen wordt, wat resulteert in eenaflandige wind. Deze aflandige wind zalvochtige lucht boven de oceaan verhinde-ren het land op te stromen. Perioden alsde Jonge Dryas worden dus gekenmerktdoor een dominant aflandig windsysteemen resulteren in drogere omstandighedenin centraal tropisch Afrika.

ConclusieOp basis van membraanmoleculen ge -produceerd door bodembacteriën is eennieu we proxy ontwikkeld voor de recon-structie van temperaturen op land. Uiteen eerste toepassing in centraal tropischAfrika blijkt dat deze nieuwe proxy goedin staat is de temperatuurveranderingsinds de laatste ijstijd te reconstrueren.De mogelijkheid deze proxy toe te passenin mariene sedimenten maakt het boven-dien mogelijk een directe vergelijking metde ontwikkeling van zeewatertemperatuurte maken. Deze nieuwe proxy biedt daar-om volop kansen voor de verdere ontwik-keling van onze kennis van klimaatsyste-men in het verleden en daarmee hopelijkeen beter begrip van ons huidige klimaaten de mogelijke toekomstige veranderin-gen hierin.

Johan WeijersOrganic Geochemistry Unit, University of Bristol

e-mail [email protected]

Verder lezen:Weijers, J.W.H. et al., 2007. Science 315, 1701-1704.Weijers, J.W.H. et al. 2007. Geochimica et Cosmochimica Acta71, 703-713.Weijers, J.W.H., 2007. Soil-derived branched tetraether membra-ne lipids in marine sediments: reconstruction of past continentalclimate and soil organic matter fluxes to the ocean, PhD-thesis,Utrecht University, 204 pp.

Page 8: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

Nederland in 2050?

Alle Nederlandse kennis over delta’s bij elkaar

Ir. Harry Baayen eerste directeur van Deltares

Page 9: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

juli 2007 Geo.brief 9

Deltares gaat het nieuwe instituut heten waarin vrijwel alleNederlandse kennis over delta’s gebundeld gaat worden. Het wordteen kenniscentrum met 700 tot 800 specialisten op het gebied vanzoet en zout water, de ondiepe ondergrond van Nederland en alleswat daarop én in gebouwd en aangelegd kan worden. In de tweedehelft van 2007 zullen alle medewerkers vanuit hun verschillende‘moeder’bedrijven de overstap naar Deltares maken. In 2008 moethet instituut operationeel zijn. Directeur – eerst kwartiermaker – isir. A.J. (Harry) Baayen.

Ir. Harry Baayen had weinig affiniteit metde aardwetenschappen. Als bouwkundigewist hij het nodige over bouwmaterialenen waar die vandaan kwamen, maar hijvond de geologie meer een hobby. Leukvoor de liefhebber. Tot hij in 1990 bij hetministerie van VROM (Volkshuisvesting,Ruimtelijke Ordening en Milieu) verant-woordelijk werd voor het milieu en te ma -ken kreeg met de emissies van industrie,energiecentrales en verkeer, en de groot-schalige effecten daarvan zoals verzuring,klimaatverandering en het ozongat.

Geldingsdrang“Toen bleek dat, wat van buitenaf leek opde fascinatie van een enkeling, een bui-tengewoon boeiende en toepasbare takvan wetenschap te zijn. Ik denk aan depaleoklimatologie, hoe het klimaat vroe-ger was. Die wetenschap levert een be -langrijke onderbouwing van de klimaat-problematiek en geeft antwoord op devragen hoe wij ons moeten aanpassen.Ingenieurs hebben nogal de neiging omplannen te maken in getallen en zekerhe-den. Praat je met geologen dan blijk jeeerst honderden of duizenden jaar terugte moeten gaan om een idee te krijgenvan de dynamiek van het systeem. Pasdan kun je gaan zoeken naar oplossingenvoor de problemen die we nu hebben. Dattijdsbesef is een groot verschil tussengeologen en ingenieurs.”Met Deltares krijgt Nederland een insti-tuut dat de volle breedte van het ‘delta-veld’ bestrijkt. Volgens Baayen is die stapabsoluut noodzakelijk om verder te ko -men met onderzoek en innovatie. “Er zouin Nederland veel meer gebundeld moe-ten worden. Op veel grotere schaal en opveel meer gebieden. Het gaat niet omaparte organisaties; het gaat om uniekekwaliteiten. Nederland kent een traditie

van versnippering, zeker op het gebiedvan kennis. Als iemand briljant is, danduurt het niet lang of hij heeft een eigeninstituut. Zouden die toponderzoekers deruimte krijgen, dan is die behoefte er veelminder. Dan kunnen ze hun geldings-drang kwijt in hun vak in plaats van inorganisatorische problemen. Daar zit hunkracht niet.”“Onze cultuur is ook heel sterk een vande rechtvaardige verdeling,” vervolgtBaayen. “Consequentie is dat iedere centdie in Nederland uitgegeven wordt, gedu-rende het hele traject ettelijke keren ver-antwoord moet worden. Maar aan kennisis moeilijk een geldwaarde toe te kennen,net als aan plezier, tevredenheid of geluk– de dingen waar het werkelijk om gaat.Dat geeft gekunstelde mechanismes.Geef die toponderzoekers die bewezenhebben betrouwbaar te zijn en kwaliteitente hebben, die 50 miljoen waar ze omvragen. Geef ze de kans om hun onder-zoek uit te bouwen, zonder alle subsidie-aanvragen voor ieder project. Natuurlijkmoet het getoetst worden, maar laat deverantwoording achteraf gebeuren.”

ScheidingDe grootste verandering met de oprich-ting van Deltares is voor de mensen vanRijkswaterstaat. Daar is het niet een eenheid die ‘overgaat’, maar een ‘losse’groep mensen die nu verspreid werkt overheel Nederland. Voor Rijkswaterstaat zelfzal er niet veel veranderen. Het zal kennisgaan inkopen, in plaats van zelf ontwik-kelen. Belangrijk is wel, volgens Baayen,dat kennis, uitvoering en beleidsontwik-keling nauw met elkaar verbonden blij-ven; anders zouden er nieuwe scheurenkunnen ontstaan. Anders ligt het bij TNO, waar ‘Bodem enGrondwater’ uit de oude Rijks Geologi-

sche Dienst is gelicht om bij Deltaresondergebracht te worden, terwijl ‘Olie enGas’, ‘Geo-energie’ en DINO bij TNO blij-ven. Een deel van geologisch Nederlandis ervan overtuigd dat deze scheidingjuist voor versnippering zorgt van de geo-logische kennisbasis in Nederland enmaakt zich ernstige zorgen over het ver-dwijnen van het instituut Geological Sur-vey of The Netherlands. Onterecht vol-gens Baayen: “De politieke uitspraak is erdat het in stand houden en uitbouwenvan de kennisbasis zeer belangrijk is. Dediscussie gaat alleen om de vorm waarindat gegoten gaat worden. Ik ben er heiligvan overtuigd dat Deltares uitstekend zalfunctioneren, ook als niet alle geo-institu-ten van Nederland er in opgenomen wor-den. Er zijn altijd verwante instellingenals Alterra, of het KNMI. Het gaat nietom de afbakening, het gaat juist omsamenwerking en kennisverspreiding.Praktisch gezien is de TNO-breuk ergbeperkt. Wij komen in hetzelfde gebouwte zitten, wij gaan dezelfde systemengebruiken, wij gaan DINO gebruiken enwij zullen toeleveren aan deze database.Uitgangspunt is het intact laten van dekennisbasis – dat is buitengewoon be -langrijk. Maar door alle kennis te koppe-len wordt de kennisbasis groter en kun-nen we nieuwe gebieden ontginnen.”

BedrijfslevenBaayen streeft een nauwe samenwerkingna met alle instituten die zich – midden indan wel aan de zijlijn – van het geo-werkveld bevinden. Zo kan personeel uit-geleend worden, waardoor de kennis enexpertise groter is en er meer opdrachtenuitgevoerd kunnen worden. Baayen wil datniet alleen met kennisinstituten, maarzoekt ook een nauwe samenwerking methet bedrijfsleven. “GeoBrain van GeoDelft

Page 10: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

is een goed voorbeeld. Het is een databa-se met informatie over bodemeigenschap-pen. Heibedrijven kunnen die gratis raad-plegen, maar er wordt wel verwacht dat zij

op hun beurt de database uitbreiden meteigen gegevens. Deltares heeft onderandere de opdracht gekregen om het be -drijfsleven te ondersteunen, zodat het een

betere concurrentiepositie krijgt. Dat iseen opdracht met grote ge volgen. Tot nutoe liet alleen het topje van de ingenieurs-bureaus onderzoek uitvoeren door institu-ten als GeoDelft en TNO. Hadden die laat-ste twee hun werkterrein willen uitbrei-den, dan waren de ingenieursbureaus hunterritorium gaan verdedigen. Draag je alskennisinstituut echter bij aan het beterpresteren van bedrijven, dan is die grensniet meer be lang rijk. Het gaat dus niet omhet bepalen van de grens, maar juist omover de grens heen te werken. Door beidepartijen.”

Buitenland en loopafstandDeltares heeft een ambitie die verderreikt dan Nederland. Het instituut wil zijnkennis graag over ’s lands grenzen aan-bieden en daarmee Nederlandse bedrij-ven steunen. Baayen: “Contacten in hetbuitenland beginnen vaak bij de over-heid. Bijvoorbeeld via Rijkswaterstaat.Die brengt Deltares mee, die het Neder-landse bedrijfsleven in dat land kan intro-duceren en kan helpen. Deltares is daareen goed instituut voor. Of we het beterzullen doen dan de oude geo-institutenweet ik niet. Wel is het een specifiek uit-gangspunt van Deltares en dat creëerteen maatschappelijke meerwaarde.”Iets dichterbij, op loopafstand van hetUtrechtse ‘filiaal’ is de UniversiteitUtrecht. Het NITG heeft destijds destandplaats Utrecht gekozen om nauwsamen te kunnen werken met de geologi-sche faculteit van de universiteit. Diesamenwerking zal niet verdwijnen. Integendeel, hij zal zelfs breder worden dande aardwetenschappelijke loot van deuniversiteit. “Deltares is en blijft eenbèta-instituut. Maar het gaat niet alleenom de oplossing van een probleem, hetgaat ook om de manier waarop dat in demaatschappij gepresenteerd wordt. Kijknaar de Betuwelijn – nut en noodzaakeven buiten beschouwing latend. Die iszonder overleg, van bovenaf opgelegd.Dat heeft tot enorm veel boosheid en on -rust geleid. Om tot goed overleg te komenen een besluit te nemen dat gedragenwordt door de maatschappij hebben wijde gamma-wetenschappen nodig. Enandersom kunnen de gamma’s ook bestwel wat exacte kennis gebruiken.”

Aukjen Nauta

10 Geo.brief juli 2007

Viering van Deltares tijdens Aquaterra. V.r.n.l. de Prins van Oranje, M. van Bracht (dir. TNO Bouw

en Ondergrond), J. Wentink (dir. GeoDelft) en voorm. staatssecretaris van V&W: M. van Schultz

van Haegen.

Beheersing van het waterpeil ten opzichte van de maaiveldhoogte door de eeuwen heen.

Page 11: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

De Deltares-feiten op een rijtjeHet begin – Commissie Wijffels

Het begon allemaal in 2004 met de

commissie Wijffels die aanbevelingen

deed over de rol van TNO (de Neder-

landse organisatie voor Toegepast-

Natuurwetenschappelijk Onderzoek) en

de GTI’s (de Grote Technologische

Instituten). Nederland kent vijf GTI’s;

twee daarvan zijn actief in de geo-hoek:

GeoDelft en het Waterloopkundig Labo-

ratorium (WL|DelftHydraulics). De overi-

ge drie zijn het Nationaal Lucht- en

Ruimtevaartlaboratorium (NLR), het

Energieonderzoek Centrum Nederland

(ECN) en het Maritiem Research Insti-

tuut Nederland (MARIN). Stuk voor

stuk zijn het instellingen opgericht voor

het verwerven en onderhouden van ken-

nis op hun specifieke vakgebied en het

ontwikkelen van technologieën voor

overheid en bedrijfsleven.

Het offer – Rijks Geologische Dienst

De politieke ambitie om wetenschappe-

lijke kennis beter toegankelijk te maken

voor het Nederlandse bedrijfsleven,

zodat een zo gunstig mogelijk klimaat

ontstaat voor innovatie, heeft via de

commissie Wijffels voor een aardver-

schuiving gezorgd binnen onze aardwe-

tenschappelijke wereld. Nederland zal,

als een van de weinige landen in de

wereld, geen nationale geologische

dienst meer hebben. De Rijks Geologi-

sche Dienst, sinds 1997 onderdeel van

TNO (eerst als NITG - Nederlands Insti-

tuut voor Toegepaste Geologie, daarna

als TNO - Bouw en Ondergrond) houdt

op te bestaan. In februari 2006 heeft

het kabinet besloten tot de oprichting

van een nieuw instituut waarin de

Nederlandse aardwetenschappelijke en

technische kennis over delta’s gecon-

centreerd gaat worden: Deltares.

Het nieuwe – Deltares

In het nieuwe Deltares zullen GeoDelft

en WL|DelftHydraulics, integraal opgeno-

men worden. Van TNO-Bouw en Onder-

grond zal alleen het ondiepe deel –

‘Bodem en Grondwater’ – overgaan in

het nieuwe instituut (rond de 150 werk-

nemers). Het ‘diepe’ deel van TNO, ‘Olie

en Gas’, en ‘Geo-energie’ blijven bij

TNO, net als DINO (Data en Informatie

van de Nederlandse Ondergrond), de

database waarin het overgrote deel van

de diepe en ondiepe boringen (bijna 400

duizend) in Nederland opgeslagen zitten.

Van Rijkswaterstaat gaan mensen van

drie specialistische diensten over: DWW

(Dienst Weg en Waterbouwkunde), het

RIKZ (Rijksinstituut voor Kust en Zee)

en het RIZA (het rijksinstituut dat over

het beheer van zoetwater en afvalwater-

behandeling gaat). Bij Rijkswaterstaat

gaat het om 140 man uit dertig verschil-

lende afdelingen, verspreid over heel

Nederland.

Deltares is gevestigd in Delft en

Utrecht. Het instituut heeft, als het

volledig operationeel is, tussen de 800

en 900 medewerkers en een geschatte

omzet van 100 miljoen euro per jaar.

De afkortingenRGD Rijks Geologische Dienst, in 1997

opgegaan in

NITG Nederlands Instituut voor Toegepaste

Geo-wetenschappen, in 2005

opgegaan in TNO-Bouw en Onder-

grond

TNO Nederlandse organisatie voor Toe -

gepast-Natuurwetenschappelijk

Onderzoek

GTI’s Grote Technologische Instituten

NLR Nationaal Lucht- en Ruimtevaart -

laboratorium

ECN Energieonderzoek Centrum Nederland

MARIN Maritiem Research Instituut Neder-

land

DINO Data en Informatie van de Nederland-

se Ondergrond

DWW Dienst Weg en Waterbouwkunde,

onderdeel van Rijkswaterstaat

RIKZ Rijksinstituut voor Kust en Zee,

onderdeel van Rijkswaterstaat

RIZA Rijksinstituut voor Integraal Zoetwa-

terbeheer en Afvalwaterbehandeling,

onderdeel van Rijkswaterstaat

RWS Rijkswaterstaat, onderdeel van Minis-

terie van Verkeer en Water staat

Doorsnede door de kop van Noord-Holland met de verschillende (grond)waterstromen.

juli 2007 Geo.brief 11

Page 12: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

12 Geo.brief juli 2007

. voetlicht . Punkliefhebber en laatbloeier John Reijmer

Nieuwe hoogleraar sedimentologie aan de VU

Reijmer tijdens de Spanje-excursie, naar Sorbas, in mei dit jaar: een mooi transgressief conglomeraat gelegen op het basement.

Page 13: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

Universiteit van Amsterdam. Bosbouw,zijn tweede keuze, viel toch af. Aan heteind van zijn studie, begin jaren tachtig,fuseerden de twee Amsterdamse geologi-sche opleidingen tot een faculteit verbon-den aan de Vrije Universiteit. Er kwameen nieuwe hoogleraar, carbonaatsedi-mentoloog Wolfgang Schlager, en Reijmerging promoveren op de relatie tussen devariatie in kalksediment in turbidieten enzeespiegelschommelingen. “Het onderzoek richtte zich op de kalkkor-rels die van het carbonaatplatform – hetrifcomplex – in een turbidiet de hellingvan het platform afglijden de diepzee in.Bij verschillende zeespiegelstanden gaat erander kalkmateriaal mee naar beneden.Als de zeespiegel hoog staat, zoals nu, danworden er op het platform bijvoorbeeld ooï-den en pellets gevormd. Zakt de zeespie-gel, dan komt het platform droog te staan;er vormen zich geen ooïden meer en je zultdus ook geen ooïden terugvinden in eenturbidiet. Het soort rifmateriaal in een turbidiet is een indirecte indicatie van dezeespiegelstand.”

Tien jaar laterDe riffen bij de Bahama’s vormden hetrecente deel van Reijmers promotie-onderzoek. Trias-kalken uit de NoordelijkeKalkalpen waren de fossiele tegenhangeren die bleken veel moeilijker te interprete-ren. “De boorkern bij de Bahama’s gingtot de grens Plio-Pleistoceen. Daaruit konik de huidige situatie reconstrueren enteruggaan in de tijd. Er bleek een goedecorrelatie te zijn tussen de variatie in dezeespiegelstand en de soort kalkkorrels inde turbidiet. In de Alpen heb ik een turbi-dietsectie van 100 meter dik opgenomenen slijpplaatjes onderzocht op de verschil-lende soorten kalkkorrels. Ik vond wel eencycliciteit, maar het was veel moeilijkerom precies te begrijpen welke soorten kor-rels bij welke zeespiegelstand hoorden. Ikvond maar weinig materiaal dat goed ver-tegenwoordigd is in recente riffen. Waar-om, daar zijn we toen niet goed achtergekomen. Pas tien jaar later zijn geologenzich gaan realiseren dat fossiele riffen eenandere opbouw hebben. Zij waren meermicrobieel ge stuurd, massiever van vormen hadden niet de steile buitenrand die zokenmerkend is voor recente riffen. Daar-door exporteerden ze ook een ander soort

juli 2007 Geo.brief 13

kalkkorrels dan de huidige karbonaatrif -systemen.”

Indische OceaanNa Amsterdam ging Reijmer begin jarennegentig naar Duitsland, naar Geomar,het mariene onderzoeksinstituut van deUniversiteit Kiel. Het werk daar richttezich voornamelijk op recente riffen. Duits -land doet veel meer aan marien onderzoekdan Nederland. Er zijn meerdere groteinstituten – Bremen, Bremerhaven, Kiel,Warnemünde – met veel schepen en veelexpedities. Reijmer heeft zich daar metname gericht op het klimaatonderzoek,maar hij heeft ook degelijk geologischonderzoek gedaan aan Carboon-kalken in Noord-Spanje. Na een kort maar zeer interessant inter-mezzo in Marseille is Reijmer nu weerterug in Amsterdam. Hij had zich ver-heugd op de samenwerking met DickKroon, tot begin dit jaar hoogleraar Paleo-klimatologie aan de VU. Maar die is terugnaar zijn oude stek, de universiteit vanEdinburgh, waar hij de prestigieuze Regius Chair of Geology aangebodenheeft gekregen. Plannen heeft Reijmergenoeg. Hij wil aansluiten bij het be -staande onderzoek van de VU aan de riffen bij Madagascar en het uitbreidentot een grootschalig project dat het helewestelijk deel van de Indische Oceaanomvat, van India tot aan Madagascar. De onderzoeksvraag zal zich met namerichten op de relatie tussen de productievan carbonaatsediment en moessonvaria-ties, oceaanstromingen en het klimaat indat deel van de Indische Oceaan.

Zonnecycli“In december gaan we naar de Malediven,een eilandengroep ten zuidwesten van depunt van India. Het is een project samenmet Hamburg, Frankfurt, Bremen enHouston. Zeer veel kennis die wij hebbenover recente rifsystemen, komt van deBahama’s. De Malediven zijn heel andersopgebouwd. Zij kennen een grotere diver-siteit aan koralen en het platform heeftzich anders ontwikkeld. De eilandengroepbestaat uit een dubbele ring van atollen,waarbij een groot gedeelte van de riffenmeegegroeid is met de zeespiegelverande-ringen en een ander deel niet. Wij willenweten waarom. Een van de projecten is

Veel had het niet gescheeld of Reijmerhad zijn academische opleiding niet vol-tooid. Het was nog de tijd van lange stu-dies: zeven of acht jaar was heel normaalen studenten die hun tienjarig jubileumvierden waren niet uitzonderlijk. Voor Reijmer was muziek de vertragende factor. Hij was een grote fan van punk-muziek, ging veel naar concerten enbracht veel tijd door in muziekwinkels.Bijna had hij de overstap gemaakt naareen platenmaatschappij om muziek -manager te worden: bandjes volgen, ze begeleiden en proberen ze bij een platen-maatschappij binnen te loodsen. Maar tijdens zijn doctoraal kwam de animo erin om verder te gaan met de geologie. En die is niet meer verdwenen.

Bosbouw of geologie“Niet iedereen weet op zijn achttiendeprecies wat hij wil. Sommigen hebbenhun hele carrière dan al uitgestippeld,maar er zijn er genoeg die meer tijd nodighebben. Dat kon toen nog; je kreeg meertijd om je te ontwikkelen en ervaring opte doen. Voor mij is dat goed geweest. Ikben een laatbloeier. En ook ik ben aardiggoed terecht gekomen.” Reijmer ging geologie studeren aan de

Prof. dr. J.J.G. (John) Reijmer is denieuwe hoogleraar van de afdelingSedimentologie aan de VrijeUniversiteit Amsterdam.Gepromoveerd aan de VU, bij zijn voorganger prof. WolfgangSchlager, is hij gespecialiseerd in het functioneren van recente en fossiele carbonaatsystemen:riffen dus. De sedimentologie van zo’n levendsysteem is uniek en niet tevergelijken met de manier waaropeen rivier zijn sediment verwerkt.

Recente riffen leren je de biologische processen te begrijpen. Met die kennis kun je de diepte in gaan om grootschalige sedimentologischeprocessen te doorgronden.

Page 14: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

14 Geo.brief juli 2007

Het contact tussen een zoutdiapier en sedimenten in het zuidoosten van Iran.

sedimentologie te geven aan de studen-ten petroleum engineering. Carbonatenzijn uitstekende reservoirs voor olie engas – zeer veel olie uit Saudi-Arabië zit inJura-kalken. Kennis over carbonaten isbelangrijk. Hij ziet graag een goede rela-tie met de olie-industrie. Het geeft eenmeerwaarde aan de opleiding. De studen-ten zien het verschil tussen de weten-schappelijke manier van onderzoek en depraktische manier waarop dat bij olie-maatschappijen wordt uitgevoerd.

Academische vrijheidEen land is veranderd als je er vijftien jaarniet gewoond hebt. Nederland is vol ge -wor den, vindt Reijmer, en de Nederlandseuniversiteiten hebben er vooral een enor-me hoeveelheid administratie bij gekre-gen. “Ik zie op de werkvloer een te grotedruk om te bezuinigen. Wij worden afgere-kend op het aantal uren onderwijs dat wijgeven. Daarmee financieren wij ons grond-budget. Het is zo doorgeschoten dat wij detweede en derde geldstroom (de subsidiesvan NWO en gelden uit het bedrijfsleven –red.) nodig hebben om de afdeling draai-ende te houden. Terwijl dat geld bedoeldis om on der zoek te doen. Het is een duurvak, geologie, dat weet ik. Je hebt labora-toria nodig en machines. Sommigegebruik je misschien twee keer per jaar.Maar zonder die faciliteiten, mis je moge-lijkheden en kansen. Ik hoop werkelijk datde huidige minis ter zich realiseert dat wijniet alleen onderwijs geven en dat niet alhet onderzoek gefinancierd kan worden uitcommerciële opdrachten. Er moet eenzekere academische vrijheid zijn metruimte voor gekke ideeën. Die is er nuhaast niet. Hoe kun je anders een visieontwikkelen? Kijk naar mijn promotieon-derzoek. Toen ik naar Duitsland ging, hebik een onderszoeksvoorstel geschreven dateen voortzetting was van mijn promotie.Het werd afgekeurd, want het idee zouniet uitvoerbaar zijn en het was nog nooiteerder gedaan. Mijn promotie aan de VUis dus een risicovol onderzoek geweest.Het voorstel zou het nu nooit meer halen.Terwijl het toch succesvol was. Als datniet meer mogelijk is, dan beperk je hetwetenschappelijk onderzoek en verzwak jeindirekt het onderwijs. Dan dood je de cre-ativiteit van mensen.”

Aukjen Nauta

Zo’n drie- tot vierhonderd kilometer tenzuiden van Cairo, op de hoogte van Hurg-hada, een bekende kustplaats, tussen deNijl en de Rode Zee, ligt een carbonaat-platform (’carbonate ramp’), een vlak hel-lend platform dat tektonisch steiler isgeworden, zodat zich een diepwaterafzet-ting heeft ontwikkeld.Buiten alle eigen projecten, zal Reijmerin de toekomst een dag in de week naarDelft gaan om daar colleges carbonaat -

het maken van een 3-D-model van eengedeelte van het platform. Daarvoor gaatseismiek geschoten worden van de boven-ste 100 tot 200 meter van het platform.Van de diepere delen bestaat al oude,industriële seismiek. De grens tussenPlioceen en Mioceen is vrij goed vastge-legd. Het gaat nu om de grens Plioceen-Pleistoceen. Recente riffen leren je debiologische processen te begrijpen. Metdie kennis kun je de diepte in gaan omgrootschalige sedimentologische proces-sen te doorgronden. Maar koraal is ooklevend materiaal dat informatie opslaatover het klimaat in het verleden. Wij heb-ben van de Bahama’s bijvoorbeeld eensedimentkern die 8000 jaar terug gaatwaarin de zonne-cycli te herkennen zijn.”Voor het carbonaatonderzoek op landlopen projecten in Zuid-Frankrijk (samenmet de Universiteit van Marseille) en erzijn ideeën voor de Paleocene en Krijtaf-zettingen in Albanië. Een van de nieuwegebieden waar Reijmer zeker gaat werkenis Egypte, in samenwerking met Bremen.

Er moet een zekere academischevrijheid zijn met ruimte voor gekkeideeën. Die is er nu haast niet.Hoe kun je anders een visie ont-wikkelen?

Page 15: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

juli 2007 Geo.brief 15

In high school my choice to become ageologist was determined by several fac-tors. One was the well-meaning but wish-ful suggestion of my mathematics teacherto become employed as a drill operator inthe oil production business. An engineerin this field would travel worldwide, makepiles of money and enjoy a freedomwhich he himself obviously felt lacking in his career. His suggestion was food for thought, but my inclination was nottoward the mechanical, and the muddyand smelly aspects of an oil-well drillingoperation had little appeal for me. I couldhave studied medicine instead.

Sudbury areaNow, as luck would have it, I met aroundthis time an interesting Indonesian fellowwho was obviously better informed on thewell and woe of oil production. Thisacquaintance, a prince of the Javanesecourt of Surakarta, who was studyingagriculture and forestry in the Nether-lands suggested that, in my case, if tra-velling and gainful employment were mygoal, I would have a much better time asa geologist. Gainful employment was notnegotiable, I needed that. Travelling wasa grand desire just to get me out of anoverpopulated country right after thesecond world war, with its inherent danger of starvation problems. Geologybecame my choice.Courses at the University of Leiden, initial employment and a start as con-scripted military man in the Dutch EastIndies, or rather Indonesia, kept me busyfor the next eight years. Although I had a diversified grounding in all aspects ofgeology, and practical experience in map-ping an area with two types of granite in

. zaken overzee . Geoloog Max Vos in Canada

Max Vos studeerde geologie aan de Universiteit van Leiden in de jaren vijftigvan de vorige eeuw. Hij vertrok naar Ontario, Canada, waar hij nog steedswoont. Hier zijn verhaal over zijn promotie-onderzoek naar het kristalliserenvan mineralen.

My Brush with Science

Page 16: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

16 Geo.brief juli 2007

the French Pyrenees, gainful employmentsaw me operating a gravity meter inPapua-New Guinea, and later in Portugal,all in the service of oil exploration ofcourse. In the process I got married andstarted a family and so doing it took afew more years for me to come back toreal geology, this time in Canada, in1957. I struck it rich. I landed a job inthe Sudbury area. Here, as mine geo -logist, one keeps track of all the sulphideore deposits in one’s part of the mine,and continuously wonders how they gotthere. And even now, with the cosmicinterpretation of meteorite impact toexplain the Sudbury crater the emplace-ment of the ore bodies in questionremains a riddle.For my part, the presence of all theseorebodies seemed a nice subject to taketo the university, this time Toronto, forfurther study. The idea of acquiring aPh.D. had been lurking in the back of mymind for a long time and this puzzlelooked to be the perfect vehicle.

Little did I know!The rock collected for my thesis worksoon told me that, indeed, under stand ingthe crystallization history was paramountto further interpretations of rock origin

and ore deposition, just as they had toldme that many years ago in Leiden. Fortunately, I was now given ample timeand opportunity to wrestle this problem to the ground, or rather out of it.The rocks associated with Sudbury oreare largely of one kind, basic rocks, incomposition comparable to basalts andbasic dike rocks. The rock forming minerals are all silicate minerals i.e. silicium oxide with hydrogen, sodium,potassium, calcium, iron and magnesiumadded in varying proportions, rangingfrom pure quartz to those richest in ironand/or magnesium, e.g. olivine. Horn-blende and mica are the one’s containingsome hydrogen as well. Hypersthene andaugite are also common minerals of themiddle range. When I showed up in Toronto with mycollection of basic rocks it had alreadybeen established by respected chemiststhat in liquid form all the chemical elements concerned are totally miscible.This put a restraint on interpreting neighbouring but related rock types. Their differences must have come aboutin the solid state. Particularly telling was this problem in the so-called layeredcomplexes in which a vertical gradationof rock types from olivine rich to

calcalkaline rich, or feldspathic, repeatsitself. Here the theory of ‘crystal settling’found its origin. The whole process of crystallization wasconsidered comparable to the nucleationand growth of salt crystals in a saturatedsolution. This comparison was suggestedin an early stage by a Norwegian geologist(Goldsmith) and for lack of understandingthe impetus for and success of nucle-ation, even in salt solutions, the conceptwas greedily adopted in petrology. Crystalsettling had become an unassailabledogma at the outset of my Ph.D. studies.

Touch of a hammerFortunately, the professor who took meunder his wing in the University of Toron-to (Moorhouse) was in the process of preparing a major opus on rock types of basic composition and had, in a longcareer, collected a fine assembly of rocksamples of this nature with different crystallization histories e.g. volcaniclavas, intrusive dike rocks and varioussamples of layered complexes, of whichthe origin, intrusive or extrusive, hadbeen determined in the field. Here I was,well aware that in order to make a worth-while contribution to the science of petrology, I would have to zero in on

De geologie van Sudbury, Ontario, Canada.

Bron: N

atural Resources Canada

Page 17: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

juli 2007 Geo.brief 17

the crystallization history of rocks, in my case basic rocks. In my survey of rock types I included of course volcanic glass, the solidifiedequivalent of silicate liquid, in which no crystallization was evident at all.Occasionally, volcanic glass will show so-called perlitic cracks, internal fractu-res, circular in thin section, which I hadalways concidered a result of cooling contraction. This idea was probably inspi-red by a story told by a former professor(Escher) who knew of a volcanic glassunder tension that would shatter in pel-lets at the touch of a hammer. I havenever found the equivalent but I trustedthis professor unconditionally. Of course I would have liked to observe the pheno-menon myself.When, ultimately, I became very familiarwith the inter growth patterns of crystalsin my rock samples I started to observeregularities that I could no longer fit intothe framework of crystal settling. I be -came more and more doubtful of thedogma. Here were circular arrangementsof multiple grains, occasionally even aradial as well as concentric distribution ofdark ferro-magnesian minerals in a back -ground of feldspathic material like spokesand rim of a wagonwheel, in size reminis-cent of perlitic cracks.Moreover, in other thin sections I foundtablets of labradorite, a calcic feldspar,arranged along circular structures. Nottangential to the circle as might beexpected of a free-floating crystal, buthaving its central twinplane coincidingwith the circle! Apparently the tensionassociated with the formation of the cir-cular structure was instrumental in thenucleation of the crystal on either side ofits central twin plane. Multiple twinning,as is common in these feldspars, can beseen as a repeat of this process, in whichthe crystallizing twin develops tension in the adjacent silica gel, which then cristallizes as a result. The mobility ofcalcium in the gel-like surrounding wouldexplain why the resulting crystal is morecalcium-rich toward the center. Also, presumably, the motion of these calciumatoms stirs the gel-like mass into a crystalline conformation. The concept of structure underlying the crystallizationprocess was born in these observations.Remained to determine in how far ran-dom structures underlie all differentia-tions in a silica gel of ‘miscible’ compo-nents. The process described is hard tomeasure in concrete physical parameters.The term ‘liquid crystals’, used in compu-

ter display terminology, fits in with theseobservations but is even now ‘anathema’to many geologists.

Funnel shapedOnce I had overcome my inhibitions dueto indoctrination, looking at thin sectionsbecame much more fun. It was no longernecessary to assume that crystals hadbeen moving up and down in their liquidenvironment as had been done in order to explain certain forms of zoning inthese crystals. Becoming more and moreenchanted by my observations I was ableto listen more carefully to what the rockswere trying to tell me. For instance, inone thin section I came across a stunningstructure which normally, for lack ofunderstanding, would have been brandeda totally spurious accident.Here a central area was enclosed by earlycrystallizing labradorite crystals. The circularoutline of this area was indented at the baseof a funnelshaped configuration. Crystalliza-tion in the funnel had created a zig-zag pat-tern of alkaline plagioclases surrounded by asiliceous, late crystallizing mass. The wholearrangement suggested that crystallization inthe central area drew in material from thefunnel which then caused potential fracturesin a zig-zag pattern. These zig-zag ‘fractures’became the impetus for crystallization of theplagioclases there.For my own satisfaction, and as proof ofthe pudding, I set out to find evidence ofhitherto little understood crystallizationphenomena. In a collection of volcanicrocks in the Royal Ontario Museum, cura-ted by a colleague (Lumbers), I foundexcellent examples of so-called hour-glass structures in crystals, i.e. zoningcorresponding to a distribution of ele-ments in the shape of an hour-glass. In augites for example the outside of thecrystal is more iron rich than the magne-sium rich center. This distribution sugge-sts that the body of the crystal may havebeen positioned where two globular struc-tures in the crystalline mass were visiblymeeting in the augite crystal. Ergo, in the process of crystallization, before ele-ments in the gel-like silicate mass be -came totally fixed in their position in crystals, there was a general movement of the more mobile iron atoms towardsthe center of the globular masses, leavingthe magnesium-rich material to be lockedin at the center of the augite crystal.

Parrafine waxAdditional insight into crystallization wasgained by an experiment. It was designed

by an imaginative friend with a back -ground in physics and chemistry (BramVerhoeff). Bram was doing research onwaxes at the time and to him testing myideas was a simple matter of filling a test tube with hot sulfur and topping itoff with parrafine wax, two immiscibleliquids. Knowing the temperature atwhich sulfur crystallizes he sat down andwatched it cool. Sulfur loses about tenpercent of its volume upon crystallization.Bram watched the temperature sink towell below the crystallization point. Atthis temperature the wax he had chosenacquired considerable stiffness. Imaginehis surprise when he suddenly saw, uponfurther cooling, the bulk of white waxshoot down into the column of yellowsulphur distributing itself along patternsknown in geology as graphic, like arabicscript, angular, as in graphic granite. In geology this texture is typically asso-ciated with the crystallization of a so-called eutectic melt, a melt in which the miscible components separate andcrystallize out simultaneously. The factthat considerable tension was generatedbefore crystallization took place support -ed my ideas, according to my friend.

While I was working for my Ph.D. in theearly sixties I have often thanked my wifefor bearing with me. I was totally absorb -ed in my studies, but I told her that generations of geology students would be forever grateful to her for allowingthem to be delivered of the bug-bear of crystal settling.

Max A. Vos, Ph.D. Geology121 Brunswick Ave

Toronto, Ontario, Canada, M5S 2M3

Page 18: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

18 Geo.brief juli 2007

latere, disciplines en hun prakti-sche, technologische toepassingworden hier beschreven van ‘revo-lutie’ tot ‘revolutie’ op de mense-lijke ontwikkelingsweg. Eerst was er de beheersing vanvuur. Daarna werd de nomadischeleefwijze vervangen door eensedentaire en werd geïrrigeerdelandbouw mogelijk. De IndustriëleRevolutie van de 18e eeuw waspas weer een gelijkwaardig be lang -rijke doorbraak; de recente Elek-tronische Revolutie kan hier mis-schien ook toe gerekend worden.

MetallurgieOngeveer 5000 jaar geleden ont-stonden civilisaties in de dalenvan Nijl, Eufraat, Tigris, Gangesen Yang Tse. Later, en onafhanke-lijk daarvan, ontstonden er in

Midden-, Zuid- en, in beperktemate, in Noord-Amerika civilisa-ties. Alle berustten op enigenatuurlijke kennis van de fysicaen er ontstonden spontane tech-nologische toepassingen zoals dehefboom, het wiel, de wig en rol-lers. Geologie was van betekenisvoor het bakken van klei tot pot-ten en het kleuren daarvan metmineralen en ertsen. Het was hetbegin van de metallurgie die uit-liep op de toepassing van koper,brons en ijzer in de gelijknamigetijdperken.In enkele Griekse stadstaten enkoloniën ontwikkelde zich een zelf-stadige, onafhankelijke Helleensenatuurfilosofie met een kosmologiewaarin de aarde centraal stond.Alexander de Grote kwam in con-tact met culturen waarin vorstensteun gaven aan natuurfilosofen.Die vreemde invloeden veranderdede Helleense filosofie in Hellenis-tisch en ruim 500 jaar lang wasAlexandrië het wetenschappelijkecentrum daarvan. De Romeinenmet hun praktische geest pasten deHellenistische natuurkennis toe inde architectuur, de aanleg vanwegen, de bouw van aquaducten enhet vervaardigen van militaire werk-tuigen. Zo werd de basis gelegdvoor de westerse technologie.

ReconquistaDe late oudheid richtte zich ophet behoud van verworven kennis,maar verwaarloosde het ontdek-ken van nieuwe zaken, misschienomdat er in een slavenhoudendesamenleving geen sociale rolbestond voor wetenschapsbeoefe-ning. Deze trend werd kort onder-broken door de Karolingischeopleving waarin een landbouw -revolutie plaatsvond door nieuweploegtechnieken en het drieslag-stelsel. Hogere landopbrengstenbevorderden de bevolkingsgroeien urbanisatie. Onderwijsinstel -lingen waren verbonden aan denieuw gebouwde kathedralen. De eerste onafhankelijke universi-teiten werden gesticht om hogeregeestelijken, juristen en genees-heren op te leiden. Onderzoekhoorde niet tot de opdracht.Europa maakte kennis met deislam. Het systematisch gebruikvan de stijgbeugel bevorderde een

Wetenschap en technologie vallenin geschiedenisoverzichten vaaktussen de wal en het schip. Re -cen telijk nog bij de introductievan het voorgestelde Nederlandsegeschiedeniscanon door Van Oos-terom. Vandaar dat een boekwaarin de geschiedenis van we -tenschap en technologie in hetbrandpunt staan welkom is.

In Science and Technology inWorld History, van McClellan IIIen Dorn komen niet alleen Euro-pese wetenschap en technologieaan bod, ook ontwikkelingenelders krijgen aandacht. Tochgaat viervijfde van het boek overEuropese ontwikkelingen aange-vuld in de laatste hoofdstukkenmet bijdragen over de VerenigdeStaten in de 20ste eeuw. Ons

werelddeel neemt dus een bijzon-dere positie in, iets waarvan weons vaker bewust mogen zijn,zeker als het uit de pen van Ame-rikanen komt.

Kind van de VerlichtingWaarom zouden geologen eenboek moeten lezen waarin geolo-gie maar zeer kort wordt aange-stipt? Juist daarom, lijkt mij, wantde samenhang tussen geologie ende andere wetenschappen ver-dient meer aandacht. Geologie iskind van de Verlichting en erfge-naam van de ‘klassieke’ discipli-nes wiskunde, natuurkunde,mechanica, alchemie en schei-kunde. Het werd pas in de 18eeeuw gedefinieerd, samen met debiologie. De eigenzinnige ontwik-kelingsgang van de klassieke, en

.historisch

Wetenschap en techniek in dewereldgeschiedenis

Uraniborg; het ‘kasteel van de hemel’, op het Deense eiland Hveen, waar Brahe 20 jaar lang waarnemingen deed.

Page 19: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

juli 2007 Geo.brief 19

militaire revolutie met gebruik vannieuwe gevechtstechnieken. Deontdekking van springstoffen leid-de tot nieuwe wapens. In islamiti-sche kenniscentra werden ge -schriften uit de klassieke oudheidonderzocht en in het Arabischvertaald. Pas nadat het vertaal-centrum Toledo in 1085 door de christelijke reconquista washeroverd, verschenen er ook ver -talingen in het Latijn. De klassie-ke kennis werd herontdekt. Vooraldie van Aristoteles werd ingebedin de christelijke scholastiek.

KerkBehalve vanuit de kerk kende hetEuropa van de 14e eeuw geencentrale sturing. Wel had het eenbloeiende landbouw, groeiendesteden en een geïnstitutionali-seerd hoger onderwijs. In parallel-le, niet-Europese civilisaties met

centrale sturing was dat wezenlijkanders. Wetenschap en technolo-gie in Europa kregen pas centralesturing met de opkomst van denationale staten in de 16e eeuw.Behalve voor oorlogen op het landwerden de verbeterde militairewapens en technieken ook ingezetop schepen. Europese ‘ontdek-kingsreizigers’ ontdekten nieuwewerelden en legden nieuwe winge-bieden open. Landen werden inkaart gebracht, en er werden veelonbekende materialen aangevoerddie de nieuwsgierigheid prikkel-den. Vanaf de 16e eeuw warenalle ingrediënten aanwezig vooreen van de meest kenmerkendeontwikkelingen in Europa: dewetenschapsrevolutie. Het werk van Copernicus, TychoBrahe en Galileo veranderde degeocentrische kosmologie vanPtolemeus in een heliocentrisch

wereldbeeld. De universiteitenwaren nog steeds vooral gerichtop onderwijs. Daarom werd onder-zoek bedreven in privé- en staats-gesteunde wetenschappelijkegenootschappen. Daarnaast bouw-den handwerkslieden vestigingen,waterwerken, polders en slepenlenzen voor telescopen en micro-scopen. Het gebruik ervan opendede microkosmos in plant, dier enmens, en de macrokosmos van denachtelijke sterrenhemel. Zulkeautodidacten deden belangrijkemedische en biologische ontdek-kingen zoals Eric Jorink in hetrecent besproken ‘Boeck derNatuere’ (2006) duidelijk maakt.

Micro- en macrokosmosNa 150 jaar commerciële scheep-vaart was het gemeengoed gewor-den om ‘rariteiten- en naturaliën-kabinetten’ op te zetten. Weten-schappelijke genootschappenvoerden de eerste wetenschappe-lijke expedities uit onder andereom de exacte dimensies van deaarde vast te stellen. Er werdenkruidentuinen aangelegd om loka-le en exotische planten te bestu-deren zoals de Jardin des Plantesvan de Academie des Sciences inhet Frankrijk van Lodewijk XIV, deNew Gardens van de Royal Acade-my in Groot-Britannië en Clusius’Hortus Botanicus van de Universi-teit van Leiden.Het hoogtepunt van deze 1ewetenschappelijke revolutie washet werk van Newton. Hij steldemathematisch vast dat aarde enkosmos aan dezelfde natuurkun-dige wetten moesten gehoorza-men. De identiteit van de aardewerd duidelijker en de geogonie(de latere geologie) ontwikkeldezich samen met biologie tot eennieuwe wetenschap. Het werk vanDarwin maakte duidelijk datplant, dier en mens eenzelfde bio-logische oorsprong hebben en uitelkaar zijn voortgekomen. Danmoest de aarde onvoorstelbaarveel ouder zijn dan werd gedacht!Zo’n 200 jaar later, tijdens de 2ewetenschappelijke revolutie,waar in wij ons nog steeds bevin-den, werden Newton’s wettenaangevuld met Einstein’s inzich-ten. Plaattektoniek veranderde de‘onveranderlijke’ oude aarde in

een dynamische planeet. In de20e eeuw werden de eerste ver-kenningen uitgevoerd naar deinfrastructuur van materie, hetzonnestelsel en het Universum,en naar de vormingsgeschiedenisvan de aarde.

Steenkool en ertsenDit boek benadert voortdurend dat pure (bijvoorbeeld Helleense)wetenschap niet altijd praktisch isen dat de praktische toepassingvan de wetenschap de dienendefunctie is van de technologie. Degeogonie ontstond als een techno-logie die de industriële revolutiemogelijk maakte door steenkoolen ertsen te verschaffen. Weten-schappelijk werd de geologie paslater gegrondvest. Het boek besluit met enkelehoofd stukken waarin een over-zicht staat van de kakofonie vannieuwe technologieën, deelweten-schappen en de proliferatie vanondersteunende opleidings- enonderzoeksinstituten in de 19e en20e eeuw waarbij, begrijpelijk, debijdrage van de VS sterk wordtbenadrukt. Het boek is verdeeld in vier thematische delen en in twintighoofdstukken, en besluit met eenpraktische ‘guide to resources’met een selectie van pertinenteliteratuur voor elk hoofdstuk enveel verwijzingen naar internet -sites. Ook een zaakindex is aan-wezig.cKennisname van dit boek is be -langrijk voor iedereen die het‘grote beeld’ wil begrijpen van degeschiedenis van wetenschap entechnologie. Het wordt dan ookhartgrondig aanbevolen, juist ookaan geologen.

Tom Reijers

• J. E. McClellan III & H. Dorn • The John Hopkins UniversityPress • Baltimore • 2006 • 478 pp. • € 27,95 • ISBN 0-8018-8360-1

Voorkant van het besproken boek met muurkwadranten waarmee Tycho

Brahe (1546–1601) opvallend nauwkeurige waarnemingen deed met het

blote oog.

Page 20: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

Sir Richard Branson, eigenaar vanVirgin, heeft begin februari van ditjaar een prijsvraag uitgeschrevenvoor ideeën om ‘aanzienlijke’ hoe-veelheden CO2 uit de atmosfeer tehalen. Samen met Al Gore, voorma-lig vice-president van de VerenigdeStaten, maakte hij de prijsvraagbekend. Juryleden zijn ondereandere James Lovelock (van deGAIA-theorie), James Hansen (kli-maatwetenschapper bij NASA),milieudeskundige Sir Crispin Tic-kell en paleontoloog Tim Flannery.Olaf Schuiling, emeritus-hoogleraargeochemie aan de UniversiteitUtrecht, beschrijft hier een van zijnvoorstellen voor de prijsvraag.

Knalgroene energieGroene energie is energie die op -gewekt wordt zonder CO2-uitstoot.Een stap verder is knalgroeneenergie, dat is energie die wordtopgewekt terwijl je tegelijk CO2vastlegt. Dit voorstel legt uit hoeje dat kunt doen.De meest directe manier om CO2vast te leggen is om er een carbo-naat van te maken. Dat kan doorCO2 te laten reageren met calci-um- of magnesiumsilicaten. Hetmeest voorkomende magnesium-silicaat op aarde is olivijn, maarde reactie tussen olivijn en CO2verloopt helaas erg langzaam,zelfs in aanwezigheid van heetwater of stoom. Je kunt de reactieschrijven als:

2 Mg2SiO4 + 2 H2O + CO2 –> Mg3Si2O5(OH)4 + MgCO3

Deze reactie levert erg veel warm-te! (zie tabel). Dat lijkt heel ver-rassend, maar is heel goed te be -grijpen als je de reactie omdraait.Het bakken van een klei –Mg3Si2O5(OH)4 is een soort klei-mineraal – of het branden van eencarbonaat (denk maar eens aan

een kalkoven) kost heel veel ener-gie, dus als je de reactie de ande-re kant op laat lopen komt die-zelfde hoeveelheid energie vrij.Theoretisch zou een goed geïso-leerd systeem zichzelf tot meerdan 700ºC kunnen opwarmen.

Natuurlijk willen we die warmteterugwinnen, maar dan moet diewarmte niet voortijdig door stra-ling of geleiding verloren gaan.Dat betekent dat je de reactiemoet laten verlopen in een sys-teem met een grote volume/opper-vlak verhouding, en dat het sys-teem erg goed geïsoleerd moetworden. Gesteentes zijn erg goedeisolatoren, dus je denkt al gauwom de reactie te laten plaats vin-den in een groot gat in de grond.

Er zijn twee scenario’s denkbaar: • Uitgemijnde mijnen in dag-

bouw.• Leg eerst een buizensysteem

aan in de open-pit mijn voor deinjectie van CO2 + stoom envoor warmtewisselaars. Vul ditgat met gemalen olivijn en dekhet af met mijnsteen.

• Grote ondergrondse holtes indunietgesteentes, ontstaandoor het mijnen van olivijn.

• Leg ook hier een buizensysteemin aan, leg daar een laag gema-len olivijn overheen en laat hetdak van de holte met dynamietinstorten. De holte is gevuld metolivijnpuin en op deze manier

kan ook het ge broken nevenge-steente, dat uit olivijn bestaat,meedoen aan de reactie.

CO2-huishoudingDit soort systemen kan aangelegdworden in de buurt van groteindustriële puntbronnen van CO2,zoals kolencentrales, olieraffinade-rijen of cementfabrieken. Heteffect op de CO2-huishouding vande aarde ligt met deze methodevan CO2-afvangen niet alleen in deduurzaam opgeslagen hoeveelhe-den CO2, maar ook in de op -wekking van extra energie zonderCO2-emissie. Hierdoor wordt hettempo waarin we onze fossielebrandstoffen uitputten vertraagd –in tegenstelling tot een aanpak vanhet opbergen van CO2 in aquifersof verlaten gasvelden, waarbij deafvang, het samendrukken, trans-porteren en injecteren van de CO2juist extra energie kost, waardoorwe onze fossiele brandstoffen erdus extra snel doorheen jagen.

OrganisatieVoor energiecentrales die in debuurt liggen van dunietmassieven,zoals de grote bruinkoolgestooktethermische centrale bij Orhaneli/Turkije, is het niet eens nodig omolivijn te transporteren. Vlak bijde centrale kan een grote onder-grondse holte gemaakt worden inhet olivijngesteente – opgevulddoor het dak van de holte in telaten storten, zodat de gebrokenolivijn de holte opvult. Maar metduniet in de ondergrond, of denoodzaak om olivijn aan te voe-ren, in beide gevallen zorgt degoede thermische isolatie doorhet nevengesteente er voor dat dereactiewarmte niet verloren gaaten gebruikt kan worden.

Voordelen De grote gaten die veroorzaaktworden door dagbouw moeten

toch opgevuld worden om hetlandschap te herstellen. Door zemet gemalen olivijn te vullen kun-nen ze dienst doen als goed ge -isoleerde natuurlijke reactoren, endat spaart hoge kapitaallasten uitvoor de bouw van industriëleautoclaven. Tot nu toe hebben alle voorstellenom CO2 vast te leggen als carbo-naten schipbreuk geleden, omdatde reactiesnelheden zo laag zijn.Bij deze methode is de reactietijdniet zo belangrijk; de reactietijdmag weken of maanden duren.Minerale vastlegging van CO2 zo -als hier beschreven, levert theo -retisch nog eens ongeveer 50%extra energie op bovenop de ener-gie die geproduceerd werd met de verbranding van de fossielebrandstoffen.De technologie om zulke door demens gemaakte ‘geothermische’energie om te zetten in elektrici-teit is bekend.Op een groot aantal van de poten-tiële locaties is het merendeel vande benodigde infrastructuur alaanwezig.

Conclusies CO2-emissies van grote puntbron-nen kunnen reageren met gema-len olivijn in aanwezigheid vanstoom, en worden duurzaam ge -bonden in het mineraal magne-siet, een stabiel magnesium -carbonaat. De reactie produceert een grotehoeveelheid ‘knalgroene’ energie.Om deze energie te kunnengebruiken moeten de systemengroot en goed geïsoleerd zijn.De combinatie van grote, goedgeïsoleerde systemen en langereactietijden kan het beste ge -realiseerd worden door diepegaten in de grond als natuurlijkereactoren te gebruiken.Zulke systemen verdragen zelfsreactietijden van weken of maan-den, in tegenstelling tot industrië-le autoclaven, die oneconomischworden als de reactietijd meerdan een uur bedraagt.

Wetenschappelijke en technischeliteratuur over dit onderwerp staatuitgebreid op de website van hetKNGMG (www.kngmg.nl)

20 Geo.brief juli 2007

.klimaat

Prijsvraag-inzending van Professor Schuiling

Olivijn om grote hoeveelheden CO2uit de atmosfeer te halen

Tabel. Enthalpieën (∆H) van de deelnemende stoffen.

∆H (kJ/mol) 773ºC (kJ/mol) 973ºCCO2 393.7 394.0H2O 243.8 245.6Mg2SiO4 2170.2 2168.1Mg3Si2O5(OH)4 4360.9 4352.6MgCO3 1112.0 1109.2

Page 21: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

juli 2007 Geo.brief 21

Dit goed geschreven, fraai geïllus-treerde, spannende boek verdientalle aandacht van hen die geïnte-resseerd zijn in klimaatverande-ringen en in de zin van oceaanon-derzoek. Zij vinden antwoord ophun vraag wat die dure zeegaandewetenschappers nou doen om devele puzzlestukjes te verzamelen.Stukjes die nodig zijn om hetcomplexe Systeem Aarde enigs-zins in kaart te brengen en vol-doende te kunnen begrijpen. Hetzijn de harde gegevens om be -staande toekomstmodellen tetoetsen en de antropogene invloedop het systeem te evalueren. Tja,zij weten veel die wetenschap-pers. Zij weten steeds meer enbeter, maar zij weten nooit ietszeker en dat is lastig. Lees het boek en je krijgt eengevoel voor hun zekerheden enonzekerheden, voor hun motiva-tie, hun methoden, de opwinding,voldoening en teleurstellingen.Van dag tot dag. En dan noem ikniet het plezier van nauwe samen-werking tussen (Nederlandse enbuitenlandse) zeelui, technici,wetenschappers, studenten en descheepskok, want dan zou je wel-licht denken dat een wetenschap-pelijke ‘cruise’ een vakantiereisis. Reken maar van niet, er wordthard gewerkt, en je bent 24 uurper dag oproepbaar. Je maakt ervrienden voor het leven. Eenmaalaan boord kan je er niet omheenom een maand of langer samen tewerken en met elkaar om te gaan,ook met mensen die je andersnooit ontmoet zou willen hebben. Het “Netherlands Indian OceanProgramme” (NIOP) had als cen-traal thema Global Change metspeciale aandacht voor de effectenvan het atmosferische MoessonSysteem op het mariene milieu env.v., alsook voor de actuo-geologi-

sche archievering t.b.v. de recon-structie van de geschiedenis vanhet systeem. Het programma vol-trok zich in de NW Indische Oce-aan/Golf van Aden/ Arabische Zee.Het NIOP werd uitgevoerd onderauspiciën van de NWO ‘StichtingOnderzoek der Zee’ (SOZ) en doorliep drie fasen: planning(1990–1992)1, uitvoering (mei1992–april 1993) en verslagleg-ging (1993-1995)2,3. De ‘uitvoe-ring’ was de laatste grote expeditievan het onderzoekvaartuig RV Tyro.

Het NIOP bestond uit vijf projec-ten (zie 2, 3 voor report nrs):A. Monsoons and coastal ecosys-

tems in Kenya. NederlandsInstituut voor Ecologie (NIOO,Yerseke) met het Kenya Marineand Fisheries Research Institu-te (Mombasa). Report 5

B. Monsoons and pelagic sys-tems. Nederlands Instituutvoor Onderzoek der Zee (NIOZ,Texel) met Instituut voor Taxo-nomische Zoologie (ITZ, Uni-versiteit van Amsterdam).Report 1.

C. Tracing a seasonal upwelling.Centrum voor Mariene Aardwe-tenschappen (CMA, Vrije Uni-versiteit, Amsterdam) met hetNIOZ (Texel). Report 4.

D. Geological study of the ArabianSea. Instituut voor Aardweten-schappen Utrecht (IVAU) methet National Institute of Oce-anography (Karachi). Report 3.

E. Oceanic reefs of the Seychel-les. Nationaal Museum vanNatuurlijke historie (NMN, Na -turalis, Leiden) met Instituutvoor Taxonomische Zoologie(ITZ, Universiteit van Amster-dam) en instituten van deSeychelles. Report 2.

De NIOP-combinatie van fysische,chemische, biologische en geolo-

gische waarnemingen was unieken maakte het o.a. voor het eerstmogelijk om biogeochemische en paleontologische ‘proxies’ teijken en complexe signalen teontrafelen.

De kapstok voor Between Heavenand Earth is het reilen en zeilenvan project D waar de auteurexpeditieleider was van de eerstetwee van drie vaartochten. Hetverhaal is geschreven als een logboek en begint op donderdag 3 september 1992 op Schiphol.Op dinsdag 8 september verlietde RV Tyro de haven van Victoria(Seychellen), geheel opgetuigdvoor de taken die de expeditiewachtten. Met twee korte onder-brekingen in Karachi (Pakistan)eindigt het avontuur op maandag16 november 1992 in de havenvan Mombassa (Kenia).Denk nu niet dat dit boek eendroge opsomming is van dagelijk-se feiten, operationele successenen teleurstellingen. Van meet afaan wordt helder uitgelegd waar-om men wàt doet en hoe men hetdoet. De dagelijkse waarnemingenen bemonstering worden nietalleen besproken m.b.t. het direc-te wetenschappelijk doel, maarook in de context van de regionaleen mondiale dynamiek van onze

Aarde. De oplettende lezer wordtstap voor stap ingewijd in moeilij-ke zaken zoals ‘sea-floor sprea-ding’ en de geomagnetische tijd-schaal. Bovendien wordt, daarwaar relevant, de technologiebesproken en duidelijk geïllus-treerd (de airgun voor opnamesvan bodemprofielen, de rosettesampler voor bemonstering van dewaterkolom, de aan boordgebruikte kernapparatuur voorbodem bemonstering, etc.). Het iseen leerboek en tevens ook eenhistorische snapshot van het toen-malige technologische niveau vanhet Nederlands zeegaand onder-zoek. Waarom een kapstok? In het feite-lijk verslag van de expeditie zijnde ervaringen en inzichten vaneen doorgewinterde zeeman engeowetenschapper verweven. Hetrelaas wordt doorspekt met Wil-lem’s persoonlijke herinneringen,met geologische en filosofischebespiegelingen en met wijzemilieulessen. In dit boek gebruikthij zijn (ongepubliceerde) essaysen vertelt ons wat hem motiveerten gemotiveerd heeft. Vooraldaardoor is dit boek zo lezens-waardig en inspirerend zowel voorwetenschappers en studenten alsvoor een breed publiek. Het uitstekende voorwoord en deepiloog (met onderzoek resultatentot 2006) zijn het waard om inhun geheel in de Geo.brief gepu-bliceerd te worden.

Het soft-cover boek heeft een ver-klarende woordenlijst, een inte-ressante bibliografie (jammer datPh. Kuenen ontbreekt) en eindigtmet een zevental blanco pagina’svoor uw aantekeningen. Uiteraardzijn er de nodige schrijffoutjes,maar die zal de lezer zelf wel ont-dekken.

Jan E. van Hinte

1 NIOP, 1991, Scientific Programme Plan, 118 pp., uitg. NWO (SOZ), Den Haag.

2 NIOP, 1994, Cruise Reports vols. 1-3, uitg. Naturalis, Leiden.

3 NIOP, 1995, Cruise Reports vols. 4, 5, uitg. Naturalis, Leiden.

2,3 Deze rapporten (elk ca. 150 pp.) kunnenbesteld worden bij de bibliothecaris vanNaturalis, Postbus 9517, 2300 RA, Leiden.

.boekbespreking

• Uitg. Igitur • Utrecht Publishing& Archiving Services • 2007 • 29 figs • 224 pp. • ISBN 978-90-6701-015-3 • prijs € 20,–.Een electronische versie is te vinden bij: http://www.igitur.nl

Willem J.M. van der Linden

Between Heaven and Earth – Thedevil and the deep blue sea

Page 22: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

22 Geo.brief juli 2007

A-seksuele worm past zich snelaan bij bodemverontreiniging(NWO-Onderzoeksberichten 18 april 2007)Bodemverontreinigingen leiden totsnelle, en aanzienlijke genetischeaanpassingen in de nematodeAcrobeloides nanus. In de vervuil-de bodem leefde de wormen lan-ger en legde ze meer eieren dande wormen in de schone bodem.Dat heeft NWO-onderzoekerAgnieszka Doroszuk aangetoond inhaar studie naar de lange-termijn-effecten van milieuverontreinigingop bodemorganismen. Doroszukpromoveerde 1 mei aan de Wage-ningen Universiteit.Milieuverontreiniging is een be -langrijke oorzaak van stress innatuurlijke populaties. Dit heeftniet alleen gevolgen voor deomvang, dynamiek en structuurvan de populatie, er kunnen ook

genetische veranderingen plaats-vinden. Doroszuk deed onderzoeknaar de lange-termijneffecten vanverontreiniging op de bacterie-etende nematode Acrobeloidesnanus. Deze niet-seksueel repro-ducerende nematode is gemakke-lijk te kweken en te bestuderen.Het onderzoek is vernieuwenddoor een multidisciplinaire aan-pak, waarbij methoden uit ver-schillende disciplines, zoals deeco(toxi)cologie, moleculaire- enevolutionaire biologie, inzicht ge -ven in de invloed van bodemver-vuiling op verschillende niveausvan biologische organisatie.De nematode werd blootgesteldaan een combinatie van verschil-lende pH- en koperwaarden. Deeffecten van de pH en het koper -gehalte in de grond kunnen elkaarseffect op de nematodepopulatieversterken. Geconstateerd werd dat er onverwacht snel adaptatieplaatsvond en dat er aanzienlijkegenetische veranderingen optraden.Daardoor werden de nematoden

23–25 juni 200774ste Jaarlijkse Conventie van deVSP-ASP, met Excursie naar Orti-sei, Val Gardena, Zuid-Tirol, Ita-lië. Informatie: www.vsp-asp.ch.

Tot en met 24 juni 2007Nationaal Onderwijsmuseum, Rotterdam “Waar ben ik? Aard-rijkskunde in kaart gebracht”. Informatie: www.waarbenik.info.

28 juli tot 5 augustus 2007Bijeenkomst van de InternationalHistory of Geology (INHIGEO) inEichstätt, Duitsland. Thema: The historical relationship of geo-logy and religion. Info: www.jura-museum.de/symposium.html

16-17 augustus 2007Fluid-Fluid Equilibria in theCrust, Keulen, Duitsland. Infor-matie: http://www.uni-koeln.de/math-nat-fak/geomin/short_course_announcement.pdf

19-25 augustus 2007The Society for Organic Petrology(TSOP) 2007 annual meeting.

.nwo

.personalia

AdreswijzigingDrs. W.F.J. Burgers19722 Texas Laurel TrailHumble TX 77346USA

Dr. J.M. (Marc) CoolenInternational Coal Group/LLC300 Corporate Centre DriveScott Depot WV 25560USA

Drs. K.F.A. (Arnoud) FrumauTuindorpweg 131862 VG Bergen (NH)

C.M. van den HoovenLeusderweg 220/233817 KG Amesrfoort

H. (Hans) de MoelLouis Chrispijn straat 11 hs1065 HD Amsterdam

Drs. G.B. (Gijs) StraathofC/o School of GeoSciencesGrant Institute University of Edinburgh

West Mains RoadEH9 3JW EdinburghUnited Kingdom

Drs. M.K.C. (Mechteld) WisseOranjeboomstraat 192013 XA Haarlem

Nieuw lidIr. J.E. DankelmanZonnehof 1042628 BJ Nootdorp

Prof. dr. J.W.F. (Jelle) ReumerOudedijk 61 B3062 AD Rotterdam

OverledenDr. H.J.A. (Henk) BerendsenLondiniumdreef 93962 XW Wijk bij Duurstede

H.G. (Huub) van WaegeninghLange Voort 462341 KB Oegstgeest

Universiteit Utrecht Faculteit Geowetenschappen A. Asschert (doctoraal geologie, 30 maart 2007)R.H.C. Bruijn (doctoraal geologie, 30 maart 2007) M.L.M. van Dijk (doctoraal geofysica, 30 maart 2007) M. Koenen (doctoraal geologie, 30 maart 2007) D.A. Monsels (masterds geologie, 30 maart 2007) J.H.P. Oosthoek (doctoraal geologie, 30 maart 2007) B. Schipper (doctoraal geologie, 30 maart 2007) M. Souto Carneiro Echternach (masters geologie, 30 maart 2007) F. Rambags (bachelor geologie, 27 maart 2007)A.A.M. Boogaard (bachelor geologie, 24 april 2007) O.L. Jäckel (bachelor fysische geografie, 24 april 2007) L.M.F. Koster (bachelor fysische geografie, 24 april 2007)R.J.J. Quak (bachelor fysische geografie, 24 april 2007) C.M. Wijkerslooth de Weerdesteijn (bachelor geologie, 24 april 2007)M.J. van Eck Van Der Sluijs (doctoraal geofysica, 27 april 2007) W.A. van Leeuwen (doctoraal geofysica, 27 april 2007)J.P. Trabucho Alexandre da Fonseca Quintas (masters geologie, 27 april 2007)

.universiteiten

.agendavan de vervuilde bodem resistenttegen de verontreiniging. In de ver-vuilde kweekbodem legde ze meereieren en leefden langer dan denematoden van de schone bodem. De snelle aanpassing aan hetmilieu in een a-seksuele soort iseen bijzondere ontdekking. Erwerd algemeen aangenomen datjuist seksuele voortplanting gun-stig is voor soorten die zich instressvolle omgevingen bevinden.Het zijn nu net deze a-seksueelreproducerende soorten diegebruikt worden als toetsorganis-me in ecotoxicologische risico-evaluatie. Dit roept de vraag op of ze geschikt zijn voor dit doel.De resultaten van dit onderzoekzijn belangrijk voor het ontwikke-len van beschermingstrategieënvan natuurlijke populaties. Ditkan gebeuren door milieumanage-ment meer te richten op functieszoals de snelheid in omzet vanbiomassa en niet zozeer op struc-tuur en biomassa van populatiesper se. Doroszuk laat in haarproefschrift zien dat bijdragen uit diverse onderzoeksdisciplines cruciaal zijn voor inzicht in deonderliggende mechanismen vande reactie op stress, en voor degevolgen op natuurlijke systemen.

Page 23: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

juli 2007 Geo.brief 23

Info: http://geocities.com/victoriaconference2007

19-24 augustus, 2007Goldschmidt 2007 - “atoms toplanets”, Keulen, Duitsland.Informatie: www.goldschmidt2007.org/

12-14 september 20074th European Meeting on thePalaeontology and Stratigraphy ofLatin America, Tres Cantos bijMadrid, Spain. Informatie:http://www.igme.es/4EMPSLA/

13-14 september 200746e Belgisch-Nederlandse Paly-nologendagen, thema: Palynologieen geomorfologie van het IJssel-dal. Informatie Wim Hoek([email protected])

24-26 september 2007Internationaal congres ‘GeoPome-rania2007 – Geology cross-borde-

Geo.brief is een gezamenlijke uitgave van hetKoninklijk Nederlands Geologisch Mijnbouw-kundig Genootschap (KNGMG), het NWOgebiedsbestuur voor Aarde en Levensweten-schappen (NWO-ALW) en de Kring van Toe-gepaste Fysische Geografie (KTFG).Verschijnt 8 maal per kalenderjaarISSN 1572 2031

Redactie: Drs. Th.H.M. van Doorn (TNO,Utrecht), KNGMG, hoofdredacteurDrs. H. van den Ancker (KTFG) Drs. F.S. van Schijndel-Goester (KNGMG)NWO-ALW (Vacant)Eindredactie: Drs. A. Nauta, [email protected]

Vormgeving: Grafisch Atelier WageningenGen. Foulkesweg 72, 6703 BW Wageningentel. 0317 425880; fax 0317 425886e-mail: [email protected]

Druk: Drukkerij Modern, Bennekom

Kopij/verschijningsdata 2007Nr. 5 3 augustus 5 septemberNr. 6 7 september 10 oktoberNr. 7 12 oktober 14 novemberNr. 8 16 november 19 december(wijzigingen voorbehouden)

Kosten lidmaatschap van het KNGMG72,50 gewoon lid50,– AiO/OiO19,25 studentlidmaatschapHet lidmaatschap is inclusief de Geo.brief enhet tijdschrift Netherlands Journal of Geo -sciences/ Geologie en Mijnbouw. Het lidmaat-schap loopt van 1 januari tot 31 december. Opzegging dient drie maanden voor het eindevan het kalenderjaar te geschieden.Deze Geo.brief wordt verspreid aan alle ledenvan het KNGMG en van de KTFG en tevensnaar ca. 300 geadresseerden van NWO-ALW.Losse abonnementen zijn niet mogelijk.

Advertenties: Voor het plaatsen van adverten-ties kunt u contact opnemen met het Bureauvan het KNGMG, tel. 030 2532412, e-mail:[email protected], of met het Grafisch Atelier /Uitgeverij Blauwdruk, tel. 0317 425880, e-mail: [email protected]. 2007: Tarieven bij eenmalige plaatsing1/1: 625,– 185 x 255 mm1/2: 350,– 185 x 125, 90 x 255 mm1/4: 210,– 185 x 60, 90 x 125 mm1/8: 154,– 185 x 25, 90 x 60 mmbedragen ex 19% btw

Oplage: 1500

Hoofdbestuur KNGMGDrs. P.A.C. de Ruiter, voorzitterDrs. L. van de Vate (TNO), secretarisDrs. A.G. Marschall-Wesselingh, penningm.Dr. H. de Bresser (UU)Dr. J.C.M. de CooDr. A. Lankreijer (VUA)Drs. F.S. van Schijndel-Goester

Secretariaat KNGMGPostbus 80123, 3508 TC Utrechttel: 030 2532412 / fax: 030 2535523e-mail: [email protected] postbanknummer 40517 tnv KNGMG Utrecht

Adres NWO-ALWLaan van Nieuw Oost-Indië 3002593 CE Den HaagPostbus 93510, 2509 AM Den Haagtel: 070 3440 619 / fax: 070 3819033e-mail: [email protected]

Bestuur NWO-ALWProf.dr.ir. Rudy Rabbinge (voorzitter)Prof.dr. Paul A.M. Andriessen (vice-voorzitter)Prof.dr. Marcel DickeProf.dr. Lubbert DijkhuizenDrs. Rien HerberProf.dr. Marian JoëlsProf.dr. Gerbrand J. KomenProf.dr. C.M. MarianiProf.dr.ir. Marcel Stive

.colofon

.internet

Aardwetenschappen Universiteit Utrecht: www.geo.uu.nlAardwetenschappen Universiteit van Amsterdam:www.studeren.uva.nl/aardwetenschappenAardwetenschappen Vrije Universiteit Amsterdam: www.falw.vu.nlBodem, Water en Atmosfeer: www.weksite.nl/bsc/bodem_water_tekst.htmlCentre for Technical Geoscience: www.ctg.tudelft.nlDarwin Centrum voor Biogeologie: www.darwincenter.nlGAIA: www2.vrouwen.net/gaia/Geochemische Kring: www.kncv.nl/website/nl/page313.aspcolor=3Geologisch tijdschrift van de NGV: www.grondboorenhamer.geologischevereniging.nlIngenieurs-Geologische Kring: www.itc.nl/%7Eingeokri/IODP – Intergrated Ocean Drilling Pogramme: www.iodp.org/KNGMG: www.kngmg.nl/Nederlandse Kring Aardse Materialen: www.nkam.nlPalynologische Kring: sheba.geo.vu.nl/~palkring/wat_is_PK.htmPetroleum Geologische Kring: www.pgknet.nlPaleobiologische Kring: www.bio.uu.nl/~palaeo/Paleobiologie/index.htmNederlands Centrum voor Luminescentiedatering: www.ncl-lumdat.nl/Nederlandse Geologische Vereniging, NGV: www.geologischevereniging.nlStichting Geologische Activiteiten, GEA: www.gea-geologie.nl/Studievereniging GAOS (UvA): www.svgaos.nl

ring the Eastern and WesternEuropean Platform’, in Szczecin/Poland. Informatie: http://www.geopomerania2007.org

29-31 augustus 2007European Mantle Workshop(EMAW2007) - Petrological evo-lution of the European Lithosphe-ric mantle: from Archean to pre-sent day, Ferrara, Italië. Informa-tie: http://www.geoitalia.org/index.phpaction=doc_detail&doc_id=676&folder_id=67

9-12 september 2007The 9th International Symposiumon Mining in the Arctic (ISMA),Kjeøy, Norwegen. Informatie:http://www.kjeoy.no/9th_isma.htm

10-12 oktober 20078th Workshop on Alpine Geologi-cal Studies. Registration and further information: http://www.geologie.uni-bonn.de/Alpshop07

Page 24: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

Het contact tussen een zoutdiapier en sedimenten in het zuidoosten van Iran.

Page 25: Geo 4 brief - KNGMG“spreken is zilver, zwijgen is goud”. Aan dit laatste moet ik veel denken als er van het KNGMG-bestuur gevraagd wordt zich te roeren in de debatten over de vele

Geobrief

4Geo.brief is de nieuwsbrief van KNGMG, ALW en KTFGEenendertigste jaargang nummer 4, juli 2007

.Instituut Deltares

De klimaatgeschiedenis van tropisch Afrika

Nieuwe VU hoogleraar sedimentologie

Jubileumsymposium KTFG

Olivijn om grote hoeveelheden CO2uit de atmosfeer te halen