Upload
others
View
9
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
HET EFFECT VAN DE ACCEPTATIE VAN VERONTSCHULDIGINGEN BEKEKEN VANUIT HET DADERPERSPECTIEF Aantal woorden: 12.534
Chayenne De Groote Studentennummer: 01403354
Promotor: Dr. Tessa Haesevoets Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de psychologie Academiejaar: 2018 - 2019
Woord Vooraf
Met dit voorwoord wil ik graag enkele mensen in de bloemetjes zetten. Allereerst wil ik
mijn promotor, Tessa Haesevoets, bedanken voor de vlotte en aangename
samenwerking. Gedurende dit gehele proces gaf je me de creatieve vrijheid om mijn
eigen ideeën uit te werken en kon ik steeds bij jou terecht voor zowel praktische als
inhoudelijke ondersteuning. Vervolgens wil ik mijn ouders bedanken. Bedankt voor
jullie eeuwige geduld gedurende talloze mood swings tijdens het schrijven van deze
masterproef (en de afgelopen vijf jaren in het algemeen). Zonder jullie vertrouwen in
mij als studente en als toekomstig klinisch psychologe had niets van dit alles mogelijk
geweest. Daarnaast wil ik ook mijn vriendinnen bedanken voor het nalezen van deze
scriptie, de waardevolle bijdragen die jullie leverden en het geruststellende advies dat
jullie gaven wanneer ik daar nood aan had. Tenslotte wil ik alle vrienden, collega’s en
sympathisanten bedanken die de tijd en moeite hebben genomen om deel te nemen
aan mijn onderzoek. Zonder jullie had ik dit onderzoek niet tot een einde kunnen
brengen.
Abstract
Binnen de literatuur is er een rijkdom aan informatie te vinden over de rol van het
slachtoffer binnen het vertrouwensherstelproces. Echter, de rol die de dader speelt
binnen dit proces is veel minder bestudeerd. Vanuit een gebrek aan focus op de
daderpositie, beoogt deze studie meer inzicht te verwerven in de belevenis en
consequenties bij daders in dit gecompliceerde proces. Meer specifiek heeft deze
scriptie als doel te onderzoeken hoe de acceptatie of afwijzing van een
verontschuldiging wordt ervaren door de dader. Een eerste hypothese veronderstelt
dat het aanbieden van een verontschuldiging samenhangt met meer positieve en
minder negatieve emoties bij de dader dan het niet aanbieden van een
verontschuldiging. Een tweede hypothese veronderstelt dat het aanbieden van een
verontschuldiging gevolgd door de acceptatie hiervan voor de dader de meest gunstige
situatie vormt (en dus gunstiger is dan wanneer een verontschuldiging niet wordt
aanvaard). Deze hypothesen werden getoetst op basis van een scenariostudie (N =
124). De resultaten bevestigen dat het aanvaarden van een aangeboden
verontschuldiging voor de dader de meest wenselijke situatie vormt; al tonen de
resultaten ook aan dat een verworpen verontschuldiging door de dader vaak als
pijnlijker wordt ervaren dan wanneer deze zich niet verontschuldigd heeft. In de
discussie wordt tenslotte aangekaart hoe positieve en negatieve emoties verschillend
geaffecteerd kunnen worden en wordt de noodzaak voor specifieker toekomstig
onderzoek benadrukt.
Inhoudsopgave
Inleiding ................................................................................................................... 1
Vertrouwen .................................................................................................................... 1
Vertrouwensbreuk ......................................................................................................... 2
Vertrouwensherstel ....................................................................................................... 3
Verontschuldiging.......................................................................................................... 6
Effectiviteit van Verontschuldigingen ........................................................................... 8
Acceptatie van Verontschuldigingen ........................................................................... 13
Belang van de Daderrol ............................................................................................... 15
De Huidige Studie ........................................................................................................ 16
Methode ................................................................................................................ 18
Steekproef en Opzet .................................................................................................... 18
Materiaal ..................................................................................................................... 18
Procedure .................................................................................................................... 19
Resultaten .............................................................................................................. 21
Manipulatiechecks ...................................................................................................... 21
Eerste Emotieschaal (PANAS) ...................................................................................... 21
Tweede Emotieschaal .................................................................................................. 24
Bespreking en conclusie ......................................................................................... 28
Interpretatie van de resultaten ................................................................................... 28
Implicaties van de Resultaten ..................................................................................... 30
Beperkingen en Aanbevelingen voor Toekomstig Onderzoek ..................................... 32
Conclusie ................................................................................................................ 34
Referenties ............................................................................................................. 36
Bijlagen .................................................................................................................. 40
Bijlage 1 ....................................................................................................................... 40
Bijlage 2 ....................................................................................................................... 41
Bijlage 3 ....................................................................................................................... 42
Bijlage 4 ....................................................................................................................... 43
1
Vertrouwen
Vertrouwen wordt in de literatuur gedefinieerd als een psychologische staat waarbij
een persoon de intentie heeft om zich kwetsbaar op te stellen naar anderen toe,
gebaseerd op positieve verwachtingen over de intenties (of het gedrag) van een
andere partij (Kim, Dirks, & Cooper, 2009; Leunissen, De Cremer, & Folmer, 2012;
Schweitzer, Hersey, & Bradlow, 2006). Vertrouwen tussen twee partijen kan ontstaan
zonder een geschiedenis van interacties. Dit maakt vertrouwen erg fragiel aangezien
het vaak gebaseerd is op assumpties in plaats van feiten. Daaruit volgend kan
vertrouwen ook geschonden worden zonder het ervaren van directe schade (Kim et al.
2009).
Butler en Cantrell (1984) bemerken het multidimensionaal karakter van vertrouwen. Zij
geven in hun onderzoek aan dat betrouwbare personen over vijf eigenschappen dienen
te beschikken: consistentie, competentie, integriteit, loyaliteit en openheid. Een groep
participanten beoordeelt aan welke componenten zij het meeste belang hechten bij het
vertrouwen van de tegenpartij. Competentie wordt gezien als de belangrijkste
karakteristiek gevolgd door integriteit, consistentie, loyaliteit en uiteindelijk openheid.
Kennis en skills, de ‘bekwaamheidscondities’ blijken meer doorslaggevend om iemand
te vertrouwen dan de ‘bereidheidcondities’. Gelijkaardig onderzoek van Gabarro (1978)
rapporteert tegenstrijdige conclusies waarbij integriteit als belangrijkste component
wordt gezien, onafhankelijk van de relatieve status van andere partij. Gabarro (1978)
verklaart dat bij het ontbreken van moraliteit en eerlijkheid bij de tegenpartij de andere
componenten er niet meer toe doen. Ongeacht de discrepantie over de volgorde van
de componenten kan wel geconcludeerd worden dat individuen, vaak impliciet,
verschillende aspecten in rekening zullen nemen vooraleer ze beslissen om iemand te
vertrouwen.
Voorgaand onderzoek bekeek vertrouwen voornamelijk als een statisch construct.
Recente studies tonen echter aan dat vertrouwen kan veranderen doorheen de tijd en
dit in functie van zowel de soort vertrouwensinbreuk als de pogingen tot
vertrouwensherstel (Schweitzer et al. 2006). Verscheidene onderzoekers hebben aan
de hand van tal van methodes de reciprociteit tussen twee partijen kunnen aantonen in
vertrouwensrelaties. Onderzoek uit het verleden portretteert het slachtoffer vaak als
een relatief passieve observator bij het vertrouwensherstelproces.
2
In praktijk speelt het slachtoffer weliswaar een actieve rol (Butler & Cantrell, 1984).
Zowel bij initieel vertrouwen als bij vertrouwensherstel na vertrouwensbreuk is er dus
een complexe interactie tussen twee partijen.
Vertrouwensbreuk
Vertrouwen is een fragiel gegeven. Het kan snel gebroken worden en is moeilijk om te
herstellen (Schweitzer, Hersey, & Brandlow, 2006). Een vertrouwensbreuk kan nefast
zijn voor de relatie of zelf het einde van een relatie betekenen. Mogelijke negatieve
consequenties van vertrouwensschade kunnen zijn dat de tegenpartij negatief
geëvalueerd wordt, het slachtoffer boosheid en woede ervaart, het slachtoffer zich
minder coöperatief zal opstellen tegenover de gewantrouwde partij of wraak zal namen
(Lount, 2008; Bies & Tripp, 1996; Elangovan, Auer-Rizzi, & Szabo, 2007).
Het schaden van vertrouwen heeft andere consequenties in initiële relaties tegenover
reeds verder gevorderde relaties. Vertrouwen kan onmiddellijk geschonden worden,
bijvoorbeeld wanneer iemand die je net ontmoet hebt zijn belofte niet nakomt. Dit zorgt
voor negatief affect en een gebrek aan respect tegenover de andere partij.
Vertrouwensschade die later plaatsvindt in een relatie heeft grotere gevolgen,
bijvoorbeeld wanneer je baas je wekelijks complimenteert over het goede werk dat je
levert maar iemand anders promotie geeft. Er volgt mogelijks verminderde
samenwerking tussen beide partijen en een negatieve respons, zoals het nemen van
wraak om rechtvaardigheid te bereiken of psychologische afweer zoals ontkenning van
het probleem (Lount, 2008; Allan, 2007).
Zowel vertrouwen als een vertrouwensbreuk zijn afhankelijk van verschillende
componenten. Pavlovic (2008) onderzoekt de fragiliteit van vertrouwen door drie
componenten van vertrouwen, namelijk eerlijkheid, betrouwbaarheid en welwillendheid,
nader te bekijken. Eerlijkheid wordt omschreven als het geloven wat de andere partij
vertelt en geloven dat de andere partij niets verbergt. Betrouwbaarheid wordt
omschreven als het geloof dat de tegenpartij ook zal doen wat hij zegt. Tenslotte wordt
welwillendheid gezien als het geloof dat de andere partij geïnteresseerd is in jouw
welzijn en daardoor niet zal focussen op individualistische winst maar op gezamenlijke
maximale winst. Het valt op dat deze drie definities gebaseerd zijn op wat men gelooft
over de andere partij. Gambetta (1988) omschrijft vertrouwen als de waarschijnlijkheid
dat iemand een actie zal uitvoeren die gunstig is of op zijn minst niet schadelijk is.
3
Het komt erop neer dat vertrouwen een subjectieve kwestie is en we nooit volledig
zeker kunnen zijn of iemand te vertrouwen is. Het vraagt enige tijd om eerlijkheid,
betrouwbaarheid en welwillendheid te zien in de tegenpartij. Daartegenover staat dat
vertrouwen op enkele seconden kan geschonden worden (Pavlovic, 2008), denk maar
aan een lang en gelukkig huwelijk dat op enkele seconden in duigen kan vallen na de
ontdekking van bedrog.
Doorheen de literatuur is er reeds voldoende onderzoek verricht naar
vertrouwensbreuken en de (negatieve) consequenties ervan. Enerzijds zijn de
concepten van vertrouwensschade en vertrouwensherstel duidelijk, anderzijds is er
nauwelijks wetenschappelijke aandacht besteed aan de overgang van geschonden
vertrouwen naar herwonnen vertrouwen. Dit zal in de volgende paragraaf uitgebreider
besproken worden.
Vertrouwensherstel
Na het schaden van vertrouwen zijn mensen geneigd te proberen dit vertrouwen te
herstellen. Dit vertrouwensherstelproces is een dynamisch proces tussen de
tegenstrijdige visies van twee partijen. De eerste partij is het slachtoffer wiens
vertrouwen is geschonden. De tweede partij is de dader of de wantrouwende partij. Het
proces om vertrouwen te herstellen bestaat uit twee componenten: een actie-
component of trusting intentions en een cognitie-component of trusting beliefs. De
trusting intentions bestaan eruit dat het slachtoffer zich kwetsbaar opstelt ten opzichte
van de dader terwijl deze weet dat dit een risico inhoudt. De trusting beliefs zijn de
waargenomen kwaliteiten die relevant zijn om de dader te gaan vertrouwen, zoals
competentie en welwillendheid.
Onderzoek van Schweitzer et al. (2006) onderzocht in welke mate vertrouwensherstel
werkelijk verwezenlijkt wordt. Vertrouwen blijkt effectief hersteld te kunnen worden na
een periode van vertrouwensschade zolang het wantrouwig gedrag niet gebaseerd
was op bedrog. Resultaten concluderen dat vertrouwen geschaad door bedrog nooit
meer volledig te herstellen is. Een tweede schending van vertrouwen wordt
verondersteld veel meer schade aan te richten binnen een vertrouwensrelatie dan een
eerste overtreding. Het herstellen van vertrouwen is in vele situaties moeilijker dan het
initieel opbouwen van een vertrouwensrelatie (Kim, Ferrin, Cooper, & Dirks, 2004; Kim,
Dirks, Cooper, & Ferrin, 2006). In de bestaande literatuur ontbreekt nagenoeg nog
onderzoek omtrent de robuustheid van vertrouwensherstel.
4
Eerder werd reeds aangegeven dat het herstel van vertrouwen gebaseerd is op de
dynamiek tussen de overtuiging van de dader en het slachtoffer. De dader hoopt dat hij
door het slachtoffer (opnieuw) als betrouwbaar kan beschouwd worden en dat de
gedwarsboomde verwachtingen over de goede intenties van de dader kunnen herzien
worden. Het slachtoffer daarentegen is ervan overtuigd dat de dader zijn of haar
vertrouwen niet waard is tenzij de dader het slachtoffer een adequate reden kan geven
om deze mening te herzien. Het slachtoffer beslist, bewust of onbewust, hoe krachtig
deze reden moet zijn om van mening te veranderen (Kim et al., 2009; Desmet, 2011).
De uitkomst van het vertrouwensherstelproces is afhankelijk van de relatieve sterkte
van beide visies en hoe sterk deze tegen elkaar opwegen.
Vertrouwensherstel komt voort uit gemeenschappelijke doelen tussen slachtoffers en
daders: verzoening, vergiffenis, (eer)herstel en re-integratie (Dhami, 2012). Deze
gemeenschappelijke doelen motiveren beide partijen om hun tegengestelde visies aan
te passen en te shiften naar een gedeeld gezichtspunt (Kim et al. 2009). Verzoening en
vergiffenis zijn nadrukkelijk van elkaar te scheiden. Verzoening is een bilateraal proces
gebaseerd op welwillendheid van beide partijen. De dader moet in staat zijn om zich te
verontschuldigen of te compenseren evenzeer als dat het slachtoffer in staat moet zijn
om de verontschuldiging of de compensatie te accepteren. Vergiffenis daarentegen is
een unilateraal proces dat volledig losstaat van de intenties en acties van de dader
(Leunissen, De Cremer, & Folmer, 2012).
Behalve gemeenschappelijke doelen kan het vertrouwensherstel voor de dader ook
nog een bijkomend egoïstisch doel hebben van herstellende zelfpresentatie (Darby &
Schlenker, 1980). Het herstellen van vertrouwen tussen dader en slachtoffer kan de
schade aan de identiteit van de dader minimaliseren. Dit kan onder andere door zich te
verontschuldigen, waarbij de dader het slachtoffer probeert te overtuigen dat de situatie
die tot schading van het vertrouwen heeft geleid, geen waarheidsgetrouwe
representatie is van de persoonlijkheid van de dader.
Er zijn tal van tactieken en strategieën om vertrouwensherstel te bewerkstelligen zoals
verontschuldigingen, ontkenning, beloftes, excuses, wettige remedies tot zelf het
uitblijven van een reactie. Of deze tactieken effectief zijn en in welke mate ze dit zijn is
tot heden toe onduidelijk. Bestaande literatuur bevat veel contradictoire conclusies
waardoor men nog niet tot een consensus is kunnen komen (Kim et al. 2009).
5
Deze strategische acties kunnen vrijwillig of gedwongen uitgevoerd worden.
Gedwongen acties leiden vaak tot positieve uitkomsten voor het slachtoffer maar
omzeilen het proces van vertrouwensherstel (Kim et al. 2009). Vrijwillige acties worden
bovendien gepercipieerd als oprechter wat het herstelproces faciliteert (Desmet, 2011).
Vrijwillige of gedwongen acties van de dader hebben mogelijks ook een invloed op de
vergevingsgezindheid van slachtoffers. Onderzoek van Desmet (2011) suggereert dat
individuen die laag scoren op de trek vergevingsgezindheid zich meer laten leiden door
de vrijwilligheid of gedwongenheid van acties dan personen die hoog scoren op deze
persoonlijkheidstrek.
Vertrouwensschade kan ook financiële schade met zich meebrengen wanneer het
slachtoffer de middelen niet krijgt waar het op gerekend had. Financiële compensaties
kunnen in dit geval aangewezen tot zelf noodzakelijk zijn om het vertrouwen tussen
partijen te herstellen. Zo vergoeden bedrijven klanten wanneer zij klachten hebben
over een bepaald product. Bottom et al. (2002) toont met een experiment aan dat de
grootte van de financiële compensatie niet van belang is: kleine en grote compensaties
blijken even effectief te zijn. Vanuit een economisch standpunt lijkt een goede uitkomst
na een overtreding het voornaamste. Vanuit een eerder psychologisch standpunt
blijken er individuele verschillen in de perceptie van financiële compensaties. Voor
sommige individuen is een financiële compensatie essentieel voor vertrouwensherstel
(Desmet, 2011). Daartegenover staat dat financiële compensaties ook geïnterpreteerd
kunnen worden als een gebrek aan begrip van het probleem (Cressey, 1950).
Afgezien van het nut dat financiële compensaties kunnen hebben, is het onmogelijk om
aan de hand van deze compensaties psychologische schade zoals emotionele pijn of
rouw ongedaan te maken. Verontschuldigingen bieden een duidelijke meerwaarde
bovenop financiële compensaties. Onderzoek van Robbennolt (2006) suggereert dat
de symbolische waarde van verontschuldigingen opweegt tegenover de materiële
waarde van economische compensaties. Verontschuldigingen kunnen een deel van de
negatieve psychologische symptomen na een overtreding wegnemen bij het slachtoffer
waar financiële compensaties geen vat op hebben (Allan, 2007). Het aanbieden van
verontschuldigingen is wereldwijd de meest gebruikte strategie om conflicten op te
lossen. De volgende paragraaf gaat dieper in op verontschuldigingen.
6
Verontschuldiging
Tot op heden is er geen universele operationele definitie van het begrip
‘verontschuldiging’. Darby en Schlenker (1980) omschreven een verontschuldiging als
een poging van de ene partij om het conflict te de-escaleren door een verandering,
zoals vergiffenis, teweeg te brengen bij een andere partij. Verontschuldigingen splitsen
de persoonlijkheid van de dader als het ware in twee delen: een ‘goed’ deel dat schuld
erkent met een (vaak impliciete) belofte om zich beter te gedragen in de toekomst en
een ‘slecht’ deel dat tijdelijk op de voorgrond stond. Verontschuldigingen bevatten pro-
sociale componenten die functioneren als aangrijpingspunt om de schade van een
overtreding te herstellen. Het aanbieden van een verontschuldiging kan
interpersoonlijke conflicten reduceren tot zelfs volledig oplossen. Om die reden worden
verontschuldigingen gezien als werelds meest gebruikte en meest doordringende
conflictoplossingstechniek.
Er worden verschillende definities gehanteerd om verontschuldigingen te beschrijven.
Verscheidene onderzoeken gaven reeds aan dat verontschuldigingen uit verschillende
componenten bestaan (Darby & Schlenker, 1980). Het aantal elementen dat
opgenomen en gecombineerd wordt in een definitie kan variëren afhankelijk van de
voorkeur van een individu of de opzet van een onderzoek. Deze keuze is bepalend
voor de resultaten van een studie en de beslissing van een slachtoffer om bijvoorbeeld
al dan niet vergiffenis te schenken. Al deze elementen kunnen op een continuüm
geplaatst worden gaande van een incomplete tot een complete verontschuldiging.
Veel voorkomende componenten in de literatuur zijn het toegeven van de overtreding
en erkenning van schade, het nemen of aanvaarden van verantwoordelijkheid (“het
was mijn schuld”), een expressie van spijt, een reparatie-component met een belofte
om het gedrag niet te herhalen en tenslotte een belofte om de schade te herstellen of
te compenseren (Allan, 2007). De reparatie-component kan ook impliciet verwerkt
zitten in de spijtgetuigenis en niet gezien worden als een afzonderlijke component.
Darby en Schlenker (1980) voegen hier nog een extra component van zelf-bestraffing
aan toe waarbij de dader het ‘slechte’ deel van zijn persoonlijkheid, zoals eerder al
besproken werd, berispt. Behalve expressie van spijt kan deze component uitgebreid
worden tot expressie van spijt, leed of schaamte waarbij de dader zich slecht voelt over
de overtreding. Schweitzer (2006) voegt hier ook nog een component aan toe in
verband met de verklaring over de overtreding.
7
Een verontschuldiging die al deze elementen bevat, komt in realiteit helaas bijna nooit
voor. Hoeveel elementen opgenomen worden in een verontschuldiging is afhankelijk
van verschillende componenten. Vrouwen hebben de neiging meer elementen op te
nemen in hun verontschuldiging dan mannen. Jongeren blijken uitgebreidere
verontschuldigingen aan te bieden dan ouderen (65+). Ook het type overtreding blijkt
een belangrijke rol te spelen: Hoe ernstiger de overtreding, hoe meer elementen de
verontschuldiging dient te bevatten en dus hoe completer de verontschuldiging dient te
zijn. Tenslotte komt een veelomvattende verontschuldiging ook meer voor wanneer er
een duidelijk onderscheid is tussen het slachtoffer en de dader, bijvoorbeeld in het
geval van racistische intimidatie, dan wanneer er vage grenzen zijn tussen beide
partijen (Dhami, 2012).
Verontschuldigingen houden ook een sociaal risico in. Doordat de dader
verantwoordelijkheid neemt en schuld aanvaardt voor de overtreding ontstaat het risico
op verschillende ongewilde sociale consequenties zoals afgewezen worden, vernederd
worden of het ontvangen van een straf. De keuze van de dader om zich te
verontschuldigen zal hierdoor afhangen van de perceptie van vergevingsgezindheid
van het slachtoffer. Deze inschatting is afhankelijk van de persoonlijkheid van de
dader. Indien de dader een laag vertrouwen heeft in mensen en eerder strategisch
ingesteld is, zal deze zich sterk laten leiden door de perceptie van
vergevingsgezindheid. Daders die een eerder hoog vertrouwen hebben en mensen
vaak het voordeel van de twijfel geven, laten zich minder leiden door de perceptie van
vergevingsgezindheid. Deze laatste groep durft sneller risico’s te nemen, zoals de
sociale risico’s verbonden aan verontschuldigingen, en verontschuldigen zich hierdoor
gemiddeld sneller.
Deze eerder instrumentele visie van verontschuldigingen kan nadelig zijn voor het
slachtoffer. We stelden reeds vast dat bij weinig perceptie van vergevingsgezindheid
de dader niet geneigd is tot het aanbieden van een verontschuldiging. Dit idee stelt de
waarde en het doel, vergiffenis, van een verontschuldiging in vraag. Slachtoffers zijn
mogelijks erg kwaad na het optreden van een grote overtreding waardoor zij weinig
gemotiveerd zijn om te vergeven. Door de perceptie van lage vergevingsgezindheid zal
de dader zich vaak niet verontschuldigen in deze situatie.
8
Hieruit blijkt dat zij die de verontschuldiging het meest nodig hebben en kunnen
gebruiken deze vaak niet krijgen. De asymmetrie tussen de behoefte aan een
verontschuldiging van het slachtoffer en de bereidheid van de dader om zich te
verontschuldigingen wordt in de literatuur the apology mismatch genoemd (Leunissen,
De Cremer, & Folmer, 2012).
Effectiviteit van Verontschuldigingen
Voorgaand onderzoek rond de effectiviteit van verontschuldigingen levert opmerkelijk
tegenstrijdige resultaten op. Sommige studies concluderen resoluut dat het aanbieden
van een verontschuldiging geen effectieve techniek is om het vertrouwen van iemand
terug te winnen (Schweitzer et al., 2006). Andere studies verkondigen daarentegen dat
verontschuldigingen wel effectief zijn om vertrouwen te herstellen (Bottom et al., 2002;
Tomlinson et al., 2004; Robbennolt, 2006). Deze tegenstrijdige bevindingen over de
effectiviteit van verontschuldigingen hebben onderzoekers ertoe aangezet om te
onderzoeken onder welke omstandigheden verontschuldigingen wel of niet effectief
zijn.
Toch blijft men de meerwaarde van verontschuldigingen in het proces van
vertrouwensherstel in vraag stellen. Doeltreffende verontschuldigingen bevatten een
belofte om het gedrag niet meer te stellen in de toekomst. Dit kan gezien worden als
een signaal waarmee iemand duidelijk maakt dat hij of zij de intentie heeft om het
overtreden gedrag niet meer te stellen. Diezelfde boodschap van goede intenties kan
de dader ook overbrengen door een reeks waarneembare vertrouwenswaardige acties.
Aan deze acties wordt een grotere waarde toegekend dan aan de verontschuldigende
woorden (Schweitzer, Hersey, & Bradlow, 2006). Child en Rodrigues (2004) gingen er
zelfs van uit dat verontschuldigingen die niet ondersteund worden door concrete acties
niets meer zijn dan cheap talk.
Verschillende aspecten kunnen deze contradictorische resultaten over het effect van
verontschuldigingen verklaren. Het vertrouwensherstelproces is namelijk afhankelijk
van de relatieve sterkte van de visie van de dader en het slachtoffer en hoe deze tegen
elkaar opwegen. Eerder onderzoek betreffende verontschuldigingen richt zich
hoofdzakelijk op één partij: de dader of, in de meeste gevallen, het slachtoffer.
Desondanks is er een duidelijke wisselwerking tussen beide.
9
Helaas besteedt de huidige literatuur hier weinig aandacht aan. Volgens Kim et al.
(2009) bestaat het vertrouwensherstelproces uit drie verschillende niveaus waarbij er
op elk niveau een tweestrijd is tussen de visie van de dader en de visie van het
slachtoffer. De dader verkiest om het probleem op te lossen op het laagste niveau.
Wanneer dit niet mogelijk is, shift hij naar een hoger niveau. Het slachtoffer verkiest om
het probleem op een zo hoog mogelijk niveau op te lossen.
Figuur 1: Het bilateraal model van vertrouwensherstel toont aan dat de effectiviteit van
verontschuldigingen afhankelijk is van het niveau waarop het herstelproces zich
bevindt.
Het eerste niveau bestaat uit een continuüm gaande van volledig onschuldig tot
volledig schuldig. Dit niveau baseert zich op de tegengestelde overtuigingen van de
dader en het slachtoffer over de schuld of onschuld van de dader. Slachtoffers en
daders gaan op zoek naar tastbaar bewijsmateriaal om respectievelijk de schuld en de
onschuld van de dader aan te tonen.
10
Om volledige onschuld aan te tonen kunnen daders de overtreding verbaal ontkennen,
al heeft dit geen significant effect wanneer deze ontkenning inconsistent is met het
gevonden bewijsmateriaal rond zijn schuld. De dader kan zijn eigen overtuiging ook op
een bepaalde manier implementeren zodat het slachtoffer hierin meegaat. Dit kan tot
valse verklaringen leiden. Verontschuldigingen bevatten erkenning van schuld
waardoor deze in het eerste stadium niet effectief zijn.
Wanneer de dader het slachtoffer niet overtuigt van volledige onschuld wordt er
overgegaan naar het tweede niveau. In het tweede niveau probeert het slachtoffer de
schuld zoveel mogelijk bij de persoon te leggen. Tegelijkertijd probeert de dader de
schuld zoveel mogelijk bij de situatie te leggen. Dit niveau baseert zich op de
fundamentele attributiefout waarbij individuen vertrouwensschade eerder neigen te
interpreteren als een fout van een persoon, in dit geval de dader, dan een fout van een
situatie. De dader kan op dit niveau gebruik maken van excuses, waardoor hij de
verantwoordelijkheid voor de overtreding van zich afschuift, of aan de hand van het
reframen van de situatie, waardoor het slachtoffer de situatie op een andere manier
gaat bekijken. Verontschuldigingen kunnen hier eventueel effectief zijn indien ze een
erkenning van schuld en een expressie van spijt bevatten.
Indien de dader het slachtoffer niet overtuigt dat de schuld niet bij zichzelf als persoon
ligt, wordt er overgegaan naar het derde en laatste niveau. Dit niveau bestaat uit een
continuüm gaande van het minimaliseren van onbetrouwbaarheid tot het herstellen van
het probleem. Het herstellen van het probleem is slechts mogelijk wanneer de dader
identificeert en erkent dat er een probleem is en daar zijn verantwoordelijkheid voor
neemt. Deze elementen zijn vervat in een verontschuldiging, waardoor deze techniek
ideaal is om de onbetrouwbaarheid van de dader te minimaliseren. In het derde
stadium zijn verontschuldigingen het meest effectief.
Binnen dit stadium beïnvloeden allerlei factoren de effectiviteit van
verontschuldigingen. In de volgende alinea’s wordt de invloed besproken van
respectievelijk de aard van de transgressie, de context en onderzoeksopzet van de
transgressie, het kanaal waarlangs een verontschuldiging aangeboden wordt, de
karakteristieken van de verontschuldiging, de status en het geslacht van de dader en
tenslotte de timing van een verontschuldiging.
11
Aard van de transgressie. In de eerste plaats kan de aard van de transgressie
een rol spelen, namelijk of er wel of geen bedrog in het spel is. Onderzoek stelt dat
vertrouwensschade enkel hersteld kan worden door verontschuldigingen wanneer er
geen sprake is van bedrog. Indien dit wel zo is, zal het vertrouwen nooit volledig
herstellen, ook niet door andere vertrouwenswaardige acties (Schweitzer, Hersey, &
Bradlow, 2006).
Context en onderzoeksopzet van de transgressie. In de tweede plaats
speelt de context en onderzoeksopzet een belangrijke rol. Een experimentele
onderzoeksopzet waarbij proefpersonen een overtreding persoonlijk meemaken leidt
tot andere reacties dan hypothetische scenario’s (Robbennolt, 2006). Bij deze laatste
onderzoeksopzet dienen proefpersonen zich een beschreven situatie zo goed mogelijk
voor te stellen en kan sociale wenselijkheid een grote rol spelen. Robbennolt (2006)
concludeert dat verontschuldigingen effect hebben op de attitude van het slachtoffer
tegenover de dader maar geen effect hebben op het oordeel van het slachtoffer of de
overtreder te vertrouwen is.
Kanaal waarlangs verontschuldiging aangeboden wordt. Verder is ook het
kanaal waarlangs een verontschuldiging aangeboden wordt van belang. Een
schriftelijke verontschuldiging heeft andere effecten dan een mondelinge
verontschuldiging. Er dient ook een onderscheid gemaakt te worden tussen een
éénmalige of herhaaldelijke overtreding en of er al dan niet samenwerking verwacht
wordt in de toekomst tussen het slachtoffer en de overtreder.
Karakteristieken van de verontschuldiging. Vervolgens beïnvloeden de
karakteristieken van de verontschuldiging ook de effectiviteit van een
verontschuldiging. Eerder werd al beschreven hoe verontschuldigingen uit
verschillende componenten bestaan zoals het toegeven van de overtreding, erkenning
van schade, het aanvaarden van verantwoordelijkheid, de expressie van spijt, het
aanbod om schade te herstellen en de belofte om gedrag niet te herhalen (Darley en
Schlenker, 1980). Over het algemeen stellen Scher en Darley (1997) dat een
verontschuldiging met meer componenten geloofwaardiger overkomt dan een
verontschuldiging met minder componenten. In het geval dat men gebruik maakt van
een zwakke verontschuldiging, komt deze vaak niet verontschuldigend over waardoor
het slachtoffer de overtreder net meer schuld zal toekennen en deze meer zal willen
sanctioneren.
12
Scher en Darley (1997) besluiten om in hun onderzoek vier van deze componenten in
detail te bekijken. Zij focussen zich op de aanvaarding van verantwoordelijkheid, de
expressie van spijt, het aanbod om schade te herstellen en de belofte om het gedrag
niet te herhalen en concluderen dat deze vier componenten elk individueel een effect
hebben op het herstel van een vertrouwensrelatie. Ook zij vinden een additief effect
van verontschuldigingen, waarbij uitgebreidere verontschuldigingen met meer
componenten effectiever zijn.
Status en geslacht van de dader. Welfisch, Van Dijk en Kark (2013)
onderzoeken de rol van (professionele of educatieve) status en de rol van geslacht bij
het gebruik van verontschuldigingen in het vertrouwensherstelproces. Zij tonen aan dat
verontschuldigingen van een persoon met een hogere status, bijvoorbeeld een
manager, het vertrouwensproces meer faciliteren dan verontschuldigingen van een
persoon met een lagere status (Brown & Levinson, 1887). Verontschuldigingen
aangeboden door een man blijken ook effectiever te zijn dan verontschuldigingen
aangeboden door een vrouw, zeker wanneer deze gericht zijn aan een vrouw (Levin,
2004). Status blijkt meer door te wegen dan geslacht: verontschuldigingen van een
vrouw worden in het algemeen minder snel geaccepteerd dan verontschuldigingen van
een man maar verontschuldigingen van een vrouwelijke manager worden
desalniettemin sneller geaccepteerd dan deze van een mannelijke ondergeschikte.
Maatschappelijke rolverdelingen en verwachtingspatronen kunnen deze opmerkelijke
vaststellingen verklaren: Hoe minder een verontschuldiging verwacht wordt in een
bepaalde situatie, hoe effectiever deze zal zijn. Zo zijn er minder sterke sociale
verwachtingen over het aanbieden van een verontschuldiging door een man tegenover
de verwachtingen van een vrouw waardoor deze bij een man meer onverwachts en
dus effectiever zijn.
Deze bevindingen verklaren op hun beurt waarom verontschuldigingen effectiever zijn
wanneer zij aangeboden worden door iemand met een hoge status, aangezien dit
minder snel verwacht wordt dan bij personen met een lagere status. Mensen met een
lagere status investeren ook meer in hun verontschuldigingen. Zowel de kwantiteit als
de kwaliteit ligt bij hen dus hoger. Daartegenover staat dat mensen met een hogere
status bang zijn dat een verontschuldiging opgevat wordt als een teken van zwakheid
wat niet overeenkomt met het beeld dat ze van zichzelf willen portretteren. Dit kan het
contrast tussen het aantal verontschuldigingen tussen mensen met hoge en lage status
verklaren (Kiger, 2004).
13
Timing van de verontschuldiging. De timing waarop een dader zijn
verontschuldigingen aanbiedt aan een slachtoffer speelt ook een belangrijke rol in het
bepalen van de effectiviteit ervan. Slachtoffers worden geconfronteerd met sociale
normen wanneer ze een verontschuldiging aangeboden krijgen waarbij zij impliciet
verwacht worden te vergeten en vergeven ongeacht of zij hier klaar voor zijn of niet.
Wanneer het slachtoffer nog niet rijp is om de verontschuldiging te ontvangen, zorgt dit
voor spanning.
Deze spanning is nefast voor de acceptatie van verontschuldigingen. Of slachtoffers
klaar zijn om verontschuldigingen te ontvangen is onder andere afhankelijk van
affectieve, cognitieve, gedragsmatige en omgevingsfactoren. Frantz en Benningson
(2005) onderzoeken twee elementen: het krijgen van een kans voor slachtoffers om
hun standpunt uit te drukken en het begrip van de dader voor dit standpunt. Resultaten
tonen aan dat het ontvangen van een verontschuldiging na het voorkomen van deze
twee elementen het meest effectief is. Een zeer opmerkelijke vaststelling binnen dit
onderzoek betreft dat het niet aanbieden van een verontschuldiging effectiever is dan
wanneer een verontschuldiging te vroeg wordt aangeboden, aangezien dit het
slachtoffer het gevoel geeft dat er geen ruimte is voor zijn of haar standpunt. Ondanks
enkele interessante bevindingen, botst dit onderzoek ook op verschillende limieten op
vlak van lange termijneffecten. Onderzoek van Zilver en Frantz (2002) suggereert dat
verontschuldigingen soms te laat worden aangeboden om nog een effect te hebben.
Dit zorgt immers voor een U-vormig verband waarbij verontschuldigingen ineffectief zijn
wanneer ze te vroeg alsook te laat worden aangeboden.
Acceptatie van Verontschuldigingen
De acceptatie van verontschuldigingen na vertrouwensschade is een puur egoïstische
keuze van het slachtoffer. Het slachtoffer ziet na een kosten-batenanalyse
hoofdzakelijk de voordelen van de keuze om de verontschuldiging te accepteren zoals
een gevoel van afsluiting, een daling van angstige of depressieve gevoelens en een
daling van stress (Allan, 2007). Meerdere factoren beïnvloeden deze egoïstische
keuze. Hieronder bespreken we de invloed van empathie, het geslacht van de dader
en het slachtoffer, de omstandigheden, de intentie en verantwoordelijkheid van de
dader en de ernst van de situatie.
14
Empathie. Als eerste blijkt empathie van het slachtoffer tegenover de dader
een belangrijke factor te zijn bij de acceptatie van verontschuldigingen. Slachtoffers
ervaren namelijk twee tegenstrijdige cognities: de motivatie om zich te wreken op de
overtreder versus de motivatie om de overtreder te vergeven. Onderzoek van Takaku
(2001) maakt in zijn onderzoek slachtoffers bewust van overtredingen die zij zelf
maakten in het verleden. Dit resulteert in het zien van de oorzaak van de overtreding
als eerder onstabiel en extern waardoor de slachtoffers empathie ervaren tegenover de
dader.
De ervaring van empathie zorgt voor een reductie van de cognitieve dissonantie zowel
op cognitief niveau, doordat het slachtoffer het standpunt van de overtreder kan
innemen, als op affectief niveau, aangezien het slachtoffer apprecieert dat de
overtreder ook afziet van de situatie die hij veroorzaakt heeft. Op deze manier
faciliteert het ervaren van empathie tegenover de dader de acceptatie van zijn of haar
verontschuldigingen.
Geslacht van de dader en het slachtoffer. Daarnaast is de acceptatie van
een verontschuldiging ook afhankelijk van het geslacht van zowel de overtreder als het
slachtoffer. Vrouwen zullen verontschuldigingen van een andere vrouw minder snel
accepteren dan van een man. De positieve verwachtingen die vrouwen hebben
tegenover vrouwen, in tegenstelling tot de verwachtingen die ze hebben van mannen,
kan dit mogelijks verklaren. Andere vrouwen worden gezien als leden van hetzelfde
team waardoor de teleurstelling groter is wanneer een vertrouwensbreuk plaatsvindt
tussen twee vrouwen (Ohbuchi & Sato, 1994).
Omstandigheden. Ook de omstandigheden en de ernst van de overtreding
spelen een opmerkelijke rol. Eerder werd al besproken hoe Darby en Schlenker (1980)
aantonen dat een verontschuldiging doorheen de literatuur op verscheidene manieren
gedefinieerd kan worden afhankelijk van het aantal componenten dat opgenomen
wordt in de definitie. Leunissen, De Cremer, Folmer en Van Dijke (2013) tonen aan dat
verontschuldigingen uitgebreider dienden te zijn, en dus meer componenten dienen te
bevatten, bij zwaardere overtredingen. Hoe uitgebreider de verontschuldiging, hoe
meer de woede en agressie van het slachtoffer zal dalen. Dit maakt de acceptatie van
een verontschuldiging eenvoudiger.
15
Intentie en verantwoordelijkheid van de dader en ernst van situatie.
Tenslotte wordt de keuze van een slachtoffer om een verontschuldiging te accepteren
of af te wijzen ook bepaald door de intentie en de verantwoordelijkheid van de dader.
Deze effecten worden gemedieerd door woede en agressie net zoals de effecten van
de omstandigheden en ernst van de overtreding. Slachtoffers accepteren een
verontschuldiging sneller wanneer de overtreding niet intentioneel is tegenover een
overtreding die wel intentioneel is. Bovendien zullen daders zich eenvoudigweg ook
sneller verontschuldigen wanneer de overtreding niet intentioneel is. Een mogelijke
verklaring hiervoor is de combinatie van het slachtoffer dat minder woede en agressie
vertoont en de dader die zich schuldiger voelt wanneer hij nooit de bedoeling had om
het slachtoffer te kwetsen (Leunissen, De Cremer, Folmer, & Van Dijke, 2013). Toch
concludeert Goffman (1955) dat de kans op een afwijzing van een verontschuldiging
ontzettend klein is, onafhankelijk van de verantwoordelijkheid en intentie van de dader.
Belang van de Daderrol
Doorheen de literatuur is een overvloed aan informatie en onderzoek te vinden over de
waarde van verontschuldigingen, meer specifiek wie er meer of minder nood aan heeft
en welke effecten het teweegbrengt, vanuit het perspectief van het slachtoffer. Maar
verontschuldigingen zijn niet enkel voor het slachtoffer een moeilijke kwestie. Ze
brengen voor de overtreder een aantal sociale en persoonlijke risico’s met zich mee.
De voor en nadelen zullen goed afgewogen worden alvorens iemand zich zal
verontschuldigen.
Mensen ervaren in het algemeen eerder spijt over dingen die ze niet gedaan hebben
dan over dingen die ze wel gedaan hebben (Gilovich & Medvec, 1995). Deze bevinding
kan ook toegepast worden op verontschuldigingen: overtreders ervaren meer spijt
wanneer zij zich niet verontschuldigen dan wanneer zij zich wel verontschuldigen
(Exline, Deshea, & Holeman, 2007). Spijt vanwege het niet verontschuldigen uit zich
hoofdzakelijk in een gevoel van onopgeloste wroeging over het schaden van een
onschuldige persoon. Hier wordt het accepteren of afwijzen van de verontschuldiging
door het slachtoffer helaas niet in rekening gebracht.
16
Zich verontschuldigen brengt naast risico’s ook persoonlijke en relationele voordelen
met zich mee zoals wederzijdse vergiffenis en verzoening. Desondanks kan het
weerhouden van een verontschuldiging in sommige situaties ook een adaptieve
respons zijn. Kijk maar naar niet-assertieve mensen of mensen met weinig
zelfvertrouwen die zich (te) snel verontschuldigen. Zij voelen een sociale druk om hun
verontschuldigingen aan te bieden zodat de tegenpartij de situatie af kan sluiten – iets
wat op lange termijn tot spijt kan leiden bij de overtredende partij (Exline, Deshea, &
Holeman, 2007).
Opmerkelijk is het weinige onderzoek omtrent de positie van de dader in het volledige
vertrouwensherstelproces. Zich verontschuldigen bij het slachtoffer die hem
verscheidene dingen kwalijk neemt is geen evidente keuze. Ondanks dat de dader de
schuld van de overtreding draagt, verdient ook hij de mogelijkheid om de situatie te
kunnen afsluiten. Helaas is er doorheen de literatuur weinig onderzoek te vinden over
hoe de dader dit vertrouwensherstelproces ervaart en wat verontschuldigingen en het
al dan niet accepteren ervan met hem of haar doet.
De Huidige Studie
De grote focus op het perspectief van het slachtoffer in de literatuur doet de vraag
oprijzen welke positie de dader krijgt in het vertrouwensherstelproces. Wanneer de
dader zich kwetsbaar opstelt tegenover het slachtoffer door zich te verontschuldigen,
welke effecten zal het al dan niet accepteren van deze verontschuldiging dan hebben
op de dader?
Om dit te onderzoeken werden in deze studie drie condities gecreëerd: een conditie
waarin de dader zich verontschuldigt en het slachtoffer deze verontschuldiging
accepteert, een conditie waarin de dader zich verontschuldigt maar het slachtoffer
deze verontschuldiging niet accepteert en een conditie waarin de dader zich niet
verontschuldigt. Deze laatste conditie is de baseline-conditie. Intuïtief kan er van uit
gegaan worden dat het aanbieden van verontschuldiging gevolgd door de acceptatie
ervan een gunstigere situatie is voor de dader dan wanneer deze niet aanvaard
worden. Maar is het aanbieden van verontschuldigingen altijd gunstiger, ongeacht of
deze geaccepteerd wordt door het slachtoffer, vanuit het idee dat daders het gevoel
hebben dat ze aan hun plicht voldaan hebben door zich te verontschuldigen?
17
Onderzoeksvraag 1. Als eerste wordt onderzocht of het aanbieden van een
verontschuldiging een invloed heeft op de positieve en negatieve emoties die door de
dader worden ervaren. De eerste hypothese stelt dat het aanbieden van een
verontschuldiging, ongeacht de acceptatie ervan, zorgt voor meer positieve en minder
negatieve emoties.
Onderzoeksvraag 2. Vervolgens wordt onderzocht of er een onderscheid is in
de ervaring van positieve en negatieve emoties tussen het aanbieden van
verontschuldigingen wanneer deze wel of niet geaccepteerd worden door het
slachtoffer. De tweede hypothese stelt dat het aanbieden van een verontschuldiging,
gevolgd door de acceptatie hiervan, zorgt voor meer positieve en minder negatieve
emoties dan het aanbieden van verontschuldigingen wanneer deze niet geaccepteerd
wordt.
18
Methode
Steekproef en Opzet
Een online scenariostudie wordt gebruikt om de eerder besproken hypothesen te
toetsen, waarbij participanten gerekruteerd worden via twee kanalen: Enerzijds via
sociale media (Facebook), anderzijds op basis van het versturen van e-mails. In totaal
nemen 138 mensen deel aan dit onderzoek. Het onderzoek bevat twee checkvragen
nl. ‘Selecteer voor deze vraag het derde antwoordalternatief.’ en ‘Selecteer voor deze
vraag het eerste antwoordalternatief.’ Proefpersonen die één of beide vragen foutief
beantwoorden, worden uitgesloten uit de studie. Dit resulteert in een database van 124
participanten (22,6% mannen, 77,4% vrouwen, M = 30.62, SD = 15.05) waarop de
finale analyse uitgevoerd wordt. Het onderzoek bestaat uit een 3-level between-subject
design (geaccepteerde verontschuldiging versus verworpen verontschuldiging versus
geen verontschuldiging) waarbij participanten op random wijze aan één van de drie
condities worden toegewezen.
Materiaal
Meten van emoties. Het meten van positieve en negatieve emoties gebeurt op
basis van twee emotieschalen. De eerste emotieschaal betreft de Positief en Negatief
Affect Schaal (PANAS), een genormeerde test om wijzingen in affect te meten. De
PANAS bestaat uit twintig begrippen, waarvan tien begrippen positief affect meten en
tien begrippen negatief affect meten. De negatief affect items worden opnieuw
gecodeerd zodat deze vergeleken kunnen worden met de positief affect items.
Deelnemers krijgen de opdracht om aan te duiden op een vijf-punten Likertschaal in
welke mate de beschreven emoties aansluiten bij hoe zij zich voelen, gaande van één
(helemaal niet) tot vijf (uitermate). De PANAS wordt op twee verschillende tijdstippen
tijdens het onderzoek afgenomen. Eén keer na het al dan niet begaan van een
overtreding (tijdstip 1: positieve emoties: M = 20.47, SD = 40.37, a = .747; negatieve
emoties: M = 33.59, SD = 35.33, a = .856) en één keer na het al dan niet aanbieden
van een verontschuldiging en het al dan niet aanvaarden hiervan door het slachtoffer
(tijdstip 2: positieve emoties: M = 28.15, SD = 55.72, a = .813, negatieve emoties: M =
28.69, SD = 58.88, a = .893). De PANAS is terug te vinden in bijlage 1.
19
De tweede emotieschaal betreft een samengestelde schaal op basis van zes emoties
(nl. rust, opluchting, onrust, angst, voldoening en frustratie) die elk aan de hand van
twee stellingen gemeten worden. Participanten krijgen de vraag om aan te duiden op
een zes-punten Likertschaal in welke mate deze stellingen voor hen van toepassing
zijn, gaande van één (helemaal niet van toepassing) tot zes (helemaal van toepassing).
Op basis van de Pearson Correlatiecoëfficiënt wordt het verband getoetst tussen de
twee stellingen die respectievelijk dezelfde emotie meten. Er wordt een significante
positieve correlatie vastgesteld tussen de twee onrust-items (r(123) = .589, p = < .001),
de twee opluchting-items (r(123) = .682, p < .001), de twee rust-items (r(123) = .442, p <
.001), de twee angst-items (r(123) = .218, p = .015), de twee voldoening-items (r(123) =
.405, p < .001) en de twee frustratie-items (r(123) = .642, p < .001). Ook tussen de zes
emoties onderling wordt een significant positief verband vastgesteld (M = 26.10, SD =
11.22, a = .866). Deze schaal is terug te vinden in bijlage 2.
Procedure
Participanten kunnen op basis van een persoonlijke e-mail of een gedeelde
facebookpost op een link klikken die hen doorverwijst naar de eerder beschreven
online scenariostudie. Iedereen krijgt een korte intro te lezen, waarbij men door op
‘verder’ te klikken toestemming geeft om op anonieme wijze deel te nemen aan het
onderzoek. Het onderzoek gaat van start met het eerste deel van het scenario, dat
beschrijft hoe een autobestuurder uit verstrooidheid een fietsende student aanrijdt. Er
wordt gevraagd om dit scenario te lezen en zich zo goed mogelijk in te beelden dat
men zich in de positie van het hoofdpersonage bevindt. Dit deel van het scenario is
voor alle participanten hetzelfde en kan teruggevonden worden in bijlage 3. Na het
scenario wordt de PANAS voor het eerst afgenomen (tijdstip 1 meting).
Vervolgens worden participanten toegewezen aan één van de drie condities
(geaccepteerde verontschuldiging versus verworpen verontschuldiging versus geen
verontschuldiging). Afhankelijk van de toegewezen conditie krijgen de participanten
één van de drie vervolgsituaties te lezen. Deze vervolgsituaties zijn terug te vinden in
bijlage 4. Om te controleren of alle participanten het verkregen scenario en het vervolg
hierop correct begrijpen, worden twee manipulatiecheck-vragen toegevoegd.
20
De eerste manipulatiecheck bevraagt in welke mate proefpersonen de ervaring hebben
dat ze zich verontschuldigd hebben tegenover het slachtoffer en toetst dusdanig in
welke mate er een verschil aanwezig is tussen de geen verontschuldiging conditie
versus de geaccepteerde verontschuldiging conditie en de verworpen
verontschuldiging conditie. De tweede manipulatiecheck bevraagt in welke mate
participanten ervaren dat hun verontschuldiging aanvaard wordt (met de mogelijkheid
tot het aanduiden van ‘niet van toepassing’ indien er geen verontschuldiging
plaatsvond). Hierbij wordt het verschil getoetst tussen de geaccepteerde
verontschuldiging conditie en de verworpen verontschuldiging conditie. Na het tweede
deel van het scenario wordt opnieuw de PANAS afgenomen, gevolgd door de afname
van de tweede emotieschaal (tijdstip 2 meting).
21
Resultaten
Manipulatiechecks
Bij de eerste manipulatiecheck gaven participanten in de twee
verontschuldigingscondities (M = 5.29, SD = 0.51 en M = 5.14, SD = 1.05, voor
respectievelijk de geaccepteerde en de verworpen verontschuldiging conditie) vaker
aan dat de dader zich verontschuldigd had dan in de geen verontschuldiging conditie
(M = 2.62, SD = 1.64), F(2,121) = 68.4, p < .001, etap2 = .53.
Bij de tweede manipulatiecheck geven participanten vaker aan dat de aangeboden
verontschuldiging werd aanvaard in de geaccepteerde verontschuldiging conditie (M =
5.26, SD = 0.73) dan in de verworpen verontschuldiging conditie (M = 1.79, SD = 1.34),
F(1,82) = 218.60, p < .001, etap2 = .73.
Eerste Emotieschaal (PANAS)
Positieve emoties. Om de vooropgestelde hypothesen te toetsen wordt er
allereerst gekeken naar de gerapporteerde positieve emoties. Hiervoor wordt gebruik
gemaakt van repeated measures ANOVA met tijdstip (tijdstip 1 versus tijdstip 2) als
within-subject factor en conditie (geen verontschuldiging versus verworpen
verontschuldiging versus geaccepteerde verontschuldiging) als between-subject factor.
Er is een significant hoofdeffect van tijdstip, F(1,121) = 18.57, p = < 0.001, etap2 = 0.13.
Dit toont aan dat er een significant verschil is in de gemiddelde score van positieve
emoties tussen tijdstip 1 (M = 2.77, SD = 0.58) en tijdstip 2 (M = 2.56, SD = 0.68).
Vervolgens wordt ook een significante tweewegsinteractie vastgesteld tussen tijdstip
en conditie, F(2,121) = 5.45, p = 0.005, etap2 = 0.08. Deze interactie wordt verder
onderzocht met behulp van pairwise comparisons.
Tijdstip 1. Op tijdstip 1 krijgen alle participanten hetzelfde scenario te lezen
waardoor de scores idealiter weinig van elkaar zouden mogen verschillen. Een
pairwise comparisons analyse stelt vast dat er op tijdstip 1 geen significante verschillen
zijn in positieve emoties tussen de drie condities (alle ps > 0.496). Er zijn dus geen
significante verschillen tussen de geen verontschuldiging conditie (M = 2.75, SD =
0.55), de verworpen verontschuldiging conditie (M = 2.82, SD = 0.59) en de
geaccepteerde verontschuldiging conditie (M = 2.74, SD = 0.60) in termen van
gerapporteerde positieve emoties.
22
Tijdstip 2. Op dit moment hebben de participanten een verschillend einde
gelezen, waardoor de scores op tijdstip 2 verwacht worden van elkaar te verschillen.
Als eerste blijkt dat de gerapporteerde positieve emoties lager zijn (p = 0.44) in de
verworpen verontschuldiging conditie (M = 2.44, SD = 0.68) ten opzichte van de
geaccepteerde verontschuldiging conditie (M = 2.74, SD = 0.63). De geen
verontschuldiging conditie (M = 2.49, SD = 0.70) en de aanvaarde verontschuldiging
conditie (M = 2.74, SD = 0.63) zijn niet significant verschillend van elkaar (p = 0.89).
Ook het verschil tussen de geen verontschuldiging conditie (M = 2.49, SD = 0.70) en
de verworpen verontschuldiging conditie (M = 2.44, SD = 0.68) is niet significant (p =
0.762).
Verschuiving van tijdstip 1 naar tijdstip 2. Wanneer de verschuiving in
gerapporteerde positieve emoties van tijdstip 1 naar tijdstip 2 bekeken wordt, blijkt er
een significante afname te zijn in de geen verontschuldiging conditie (p = 0.004) en in
de verworpen verontschuldiging conditie (p < 0.001). De aanvaarde verontschuldiging
conditie toont geen significante verschuiving in positieve emoties van tijdstip 1 naar
tijdstip 2 (p = 0.959).
Figuur 1: Grafische voorstelling van gerapporteerde positieve emoties op tijdstip 1 en
tijdstip 2 in functie van conditie.
2,00
2,20
2,40
2,60
2,80
3,00
Tijdstip 1 Tijdstip 2
Figuur 1.
Geen verontschuldiging Verworpen verontschuldiging
Geaccepteerde verontschuldiging
23
Negatieve emoties. Na het bekijken van de gerapporteerde positieve emoties
worden de gerapporteerde negatieve emoties bekeken. Hiervoor wordt opnieuw
gebruik gemaakt van repeated measures ANOVA met tijdstip (tijdstip 1 versus tijdstip
2) als within-subject factor en conditie (geen verontschuldiging versus verworpen
verontschuldiging versus geaccepteerde verontschuldiging) als between-subject factor.
Ook voor negatieve emoties wordt er een significant hoofdeffect van tijdstip
vastgesteld, F(1,121) = 89.72, p < 0.001, etap2 = 0.425. Dit wijst op een significante
daling in gerapporteerde negatieve emoties van tijdstip 1 (M = 3.73, SD = 0.66) naar
tijdstip 2 (M = 3.19, SD = 0.85). Verder wordt ook een significante tweewegsinteractie
vastgesteld tussen tijdstip en conditie, F(2,121) = 16.27, p < 0.001, etap2 = 0.212. Dit
wijst erop dat de eerder aangegeven daling in negatieve emoties afhankelijk is van de
conditie waarin participanten zich bevinden. Deze interactie wordt hieronder verder
besproken op basis van pairwise comparisons.
Tijdstip 1. Er blijken op tijdstip 1 geen significante verschillen (alle ps > 0.202)
in de gerapporteerde negatieve emoties tussen de drie condities (geen
verontschuldiging: M = 3.72, SD = 0.63, verworpen verontschuldiging: M = 3.83, SD =
0.66 en geaccepteerde verontschuldiging: M = 3.65, SD = 0.69).
Tijdstip 2. Allereerst blijkt de gemiddelde score op de negatieve emotieschaal
significant lager (p < 0.001) in de geen verontschuldiging conditie (M = 3.06, SD =
0.89) dan in de verworpen verontschuldiging conditie (M = 3.73, SD = 0.72). Ten
tweede blijkt de gemiddelde score op de negatieve emotieschaal in de geaccepteerde
verontschuldiging conditie (M = 2.77, SD = 0.85) significant lager (p < 0.001) dan in de
verworpen verontschuldiging conditie (M = 3.73, SD = 0.72). Tenslotte blijkt de
gemiddelde score op de negatieve emotieschaal marginaal significant lager (p < 0.089)
in de geaccepteerde verontschuldiging conditie (M = 2.77, SD = 0.64) dan in de geen
verontschuldiging conditie (M = 3.06, SD = 0.89).
24
Verschuiving van tijdstip 1 naar tijdstip 2. Uiteindelijk wordt de verschuiving
van gerapporteerde negatieve emoties bekeken van tijdstip 1 naar tijdstip 2. Een
significante afname van negatieve emoties wordt vastgesteld in de geen
verontschuldiging conditie (p < 0.001) en in de geaccepteerde verontschuldiging
conditie (p < 0.001). In de verworpen verontschuldiging conditie is er geen significante
afname van negatieve emoties (p = 0.313).
Figuur 2: Grafische voorstelling van gerapporteerde negatieve emoties op tijdstip 1 en
tijdstip 2 in functie van conditie.
Tweede Emotieschaal
Rust. De variabele rust wordt opnieuw geanalyseerd met behulp van ANOVA,
waarbij rust de afhankelijke variabele vormt en conditie (geen verontschuldiging versus
verworpen verontschuldiging versus geaccepteerde verontschuldiging) de
onafhankelijke variabele vormt. Er wordt een significant effect vastgesteld van conditie,
F(2,121), p < 0.001, etap2 = 0.34.
De scores op de rust-schaal zijn het hoogst in de geaccepteerde verontschuldiging
conditie (M = 3.61, SD = 0.79), gevolgd door de scores in de geen verontschuldiging
conditie (M = 2.64, SD = 1.01) en het laagst in de verworpen verontschuldiging conditie
(M = 1.89, SD = 1.16). Alle drie de condities verschillen significant van elkaar (alle ps <
0.001).
2,00
2,50
3,00
3,50
4,00
Tijdstip 1 Tijdstip 2
Figuur 2.
Geen verontschuldiging Verworpen verontschuldiging
Geaccepteerde verontschuldiging
25
Opluchting. Het onderzoeken van de variabele opluchting gebeurt ook op
basis van ANOVA met ditmaal opluchting als afhankelijke variabele en conditie (geen
verontschuldiging versus verworpen verontschuldiging versus geaccepteerde
verontschuldiging) als onafhankelijke variabele. Er blijkt een significant effect te zijn
van conditie op de verkregen opluchting-scores, F(2,121), p < 0.001, etap2 = 0.394.
De scores op de opluchting-schaal zijn het hoogst in de geaccepteerde
verontschuldiging conditie (M = 4.43, SD = 0.78), gevolgd door de scores in de geen
verontschuldiging conditie (M = 2.96, SD = 1.17) en het laagst in de verworpen
verontschuldiging conditie (M = 2.44, SD = 1.20). De gerapporteerde scores op de
onrust-schaal verschillen significant in de drie condities (alle ps < 0.028).
Voldoening. Ook de variabele voldoening wordt onderzocht op basis van
ANOVA met voldoening als afhankelijke variabele en conditie (geen verontschuldiging
versus verworpen verontschuldiging versus geaccepteerde verontschuldiging) als
onafhankelijke variabele. Er blijkt een significant effect te zijn van conditie, F(2,121) =
48.81, p < 0.001, etap2 = 0.447.
De scores op de voldoening-schaal zijn het hoogst in de geaccepteerde
verontschuldiging conditie (M = 4.74, SD = 0.81), gevolgd door de verworpen
verontschuldiging conditie (M = 2.93, SD = 0.73) en het laagst in de geen
verontschuldiging conditie (M = 2.86, SD = 1.33). De gerapporteerde scores op de
voldoening-schaal zijn significant lager (p < 0.001) in de geen verontschuldiging
conditie ten opzichte van de geaccepteerde verontschuldiging conditie en significant
lager (p < 0.001) in de verworpen verontschuldiging conditie dan in de geaccepteerde
verontschuldiging conditie. De scores in de geen verontschuldiging conditie en
verworpen verontschuldiging conditie verschillen niet significant van elkaar (p = 0.761)
26
Figuur 3: Grafische voorstelling van gerapporteerde positieve emoties (rust, opluchting
en voldoening) in functie van conditie.
Onrust. Om de variabele onrust te onderzoeken wordt gebruikt gemaakt van
ANOVA met onrust als afhankelijke variabele en conditie (geen verontschuldiging
versus verworpen verontschuldiging versus geaccepteerde verontschuldiging) als
onafhankelijke variabele. Op basis van deze analyse wordt een significant effect van
conditie vastgesteld, F(2,121), p < 0.001, etap2 = 0.144.
De scores op de onrust-schaal zijn het hoogst in de verworpen verontschuldiging
conditie (M = 4.87, SD = 1.08), gevolgd door de score in de geen verontschuldiging
conditie (M = 4.33, SD = 1.10) en het laagst in de geaccepteerde verontschuldiging
conditie (M = 3.79, SD = 1.12). De gerapporteerde onrust-scores verschillen in de drie
condities allemaal significant van elkaar (alle ps < 0.028).
Angst. Ook de variabele angst wordt onderzocht op basis van ANOVA. Angst
vormt hierbij de afhankelijke variabele en conditie (geen verontschuldiging versus
verworpen verontschuldiging versus geaccepteerde verontschuldiging) vormt hierbij de
onafhankelijke variabele. Op basis van deze analyse kan er geen hoofdeffect van
conditie vastgesteld worden F(2,121) = 1.78, p = 0.174, etap2 = 0.028.
0
1
2
3
4
5
Rust Opluchting Voldoening
Figuur 3.
Geen verontschuldiging Verworpen verontschuldiging
Geaccepteerde verontschuldiging
27
De scores op de angst-schaal verschillen niet significant per conditie (alle ps < 0.08,
geen verontschuldiging conditie: M = 4.95, SD = 0.15, verworpen verontschuldiging
conditie: M = 4.88, SD = 0.15 en geaccepteerde verontschuldiging conditie: M = 4.58,
SD = 0.15).
Frustratie. Tot slot wordt ook de variabele frustratie geanalyseerd op basis van
ANOVA met frustratie als afhankelijke variabele en conditie (geen verontschuldiging
versus verworpen verontschuldiging versus geaccepteerde verontschuldiging) als
onafhankelijke variabele. Er blijkt een significant effect te zijn van conditie, F(2,121) =
111.99, p < 0.001, etap2 = 0.649.
De scores op de frustratie-schaal zijn het hoogst in de verworpen verontschuldiging
conditie (M = 4.87, SD = 0.95), gevolgd door de geen verontschuldiging conditie (M =
3.34, SD = 1.05) en het laagst in de geaccepteerde verontschuldiging conditie (M =
1.81, SD = 0.79). De drie condities verschillen allemaal significant van elkaar (alle ps <
0.001).
Figuur 4: Grafische voorstelling van gerapporteerde negatieve emoties (onrust, angst
en frustratie) in functie van conditie.
0
1
2
3
4
5
6
Onrust Angst Frustratie
Figuur 4.
Geen verontschuldiging Verworpen verontschuldiging
Geaccepteerde verontschuldiging
28
Bespreking en conclusie
Interpretatie van de resultaten
Hypothese 1. De eerste hypothese veronderstelt dat proefpersonen in de
geaccepteerde verontschuldiging conditie en proefpersonen in de verworpen
verontschuldiging conditie gemiddeld meer positieve emoties en minder negatieve
emoties rapporteren dan proefpersonen uit de geen verontschuldiging conditie. Bij het
bekijken van de positieve emoties is er geen significant verschil op te merken in de
geaccepteerde verontschuldiging conditie van tijdstip 1 naar tijdstip 2. Hieruit wordt
geconcludeerd dat de aanvaarding van de verontschuldiging weinig effect had op de
ervaring van positieve emoties. In de twee andere condities zorgt het lezen van het
scenario voor een significante daling van positieve emoties, al is deze daling sterker in
de verworpen verontschuldiging conditie dan in de geen verontschuldiging conditie.
Proefpersonen uit de geaccepteerde verontschuldiging conditie rapporteren inderdaad
meer positieve emoties dan proefpersonen uit de geen verontschuldiging conditie.
Proefpersonen uit de verworpen verontschuldiging conditie rapporteren daarentegen
minder positieve emoties dan proefpersonen uit de geen verontschuldiging conditie. Op
de rust-schaal, opluchting-schaal en de voldoening-schaal, die tevens alle drie
positieve emoties representeren, rapporteren proefpersonen in het algemeen meer
positieve emoties in de geaccepteerde verontschuldiging conditie ten opzichte van de
geen verontschuldiging conditie en ten opzichte van de verworpen verontschuldiging
conditie. Op geen enkele schaal rapporteren proefpersonen significant hogere scores
op positieve emoties in de verworpen verontschuldiging conditie tegenover de geen
verontschuldiging conditie.
Bij het bekijken van de negatieve emoties, kan geen significant verschil opgemerkt
worden in de verworpen verontschuldiging conditie gaande van tijdstip 1 naar tijdstip 2.
Dit wijst erop dat het lezen van het scenario waarin de verontschuldiging werd
verworpen amper effect had op de ervaring van negatieve emoties. De geen
verontschuldiging conditie en de geaccepteerde verontschuldiging conditie vertonen
een significante daling van negatieve emoties.
29
De scores in de geen verontschuldiging conditie zijn slechts marginaal significant
verschillend van de scores in de geaccepteerde verontschuldiging conditie.
Daarbovenop rapporteren proefpersonen meer, in plaats van minder, negatieve
emoties in de verworpen verontschuldiging conditie tegenover de geen
verontschuldiging conditie. Op de onrust- en de frustratie-schaal, die beide negatieve
emoties representeren, rapporteren proefpersonen minder negatieve emoties in de
geaccepteerde verontschuldiging conditie tegenover de geen verontschuldiging
conditie. Echter, in de verworpen verontschuldiging conditie rapporteren proefpersonen
meer negatieve emoties dan in de geen verontschuldiging conditie. Bij de angst-schaal
kan er geen hoofdeffect van conditie vastgesteld worden. Dit kan mogelijks verklaard
worden door een mismatch tussen de benaming van de angst-schaal en de items van
de schaal (nl. ‘Ik ben ongerust over de mogelijke negatieve consequenties van de
situatie’ en ‘Ik maak me (nog steeds) zorgen om het meisje nadat ik de ziekenkamer
verlaat.’), die eerder bezorgdheid dan angst meten. De eerste hypothese wordt niet
bevestigd op basis van de bovenstaande interpretaties aangezien, aangezien enkel bij
de geaccepteerde verontschuldiging conditie meer positieve en minder negatieve
emoties gerapporteerd worden tegenover de geen verontschuldiging conditie.
Hypothese 2. De tweede hypothese stelt dat het aanbieden van een
verontschuldiging, gevolgd door de acceptatie hiervan, zorgt voor meer positieve en
minder negatieve emoties dan het aanbieden van verontschuldiging wanneer deze niet
geaccepteerd wordt. Proefpersonen in de geaccepteerde verontschuldiging conditie
rapporteren zoals verwacht meer positieve emoties, ook op de opluchting-, rust- en
voldoening-schaal, ten opzichte van proefpersonen in de verworpen verontschuldiging
conditie. Daarbovenop rapporteren proefpersonen ook minder negatieve emoties in de
geaccepteerde verontschuldiging conditie ten opzichte van de verworpen
verontschuldiging conditie. Dezelfde resultaten worden gelijkerwijs vastgesteld bij de
onrust- en frustratie-schaal. Ook bij de angst-schaal rapporteren proefpersonen minder
negatieve emoties in de geaccepteerde verontschuldiging conditie tegenover de
verworpen verontschuldiging conditie, al zijn deze verschillen niet groot genoeg om
een significant hoofdeffect van conditie op angst vast te stellen. Wanneer de angst-
schaal vanwege haar ongunstige opstelling achterwege wordt gelaten, liggen alle
overige resultaten in lijn met de tweede hypothese. De tweede hypothese kan op deze
manier wel bevestigd worden.
30
Implicaties van de Resultaten
In de inleiding van deze scriptie werd reeds aangehaald dat mensen meer spijt ervaren
over de dingen die ze niet gedaan hebben dan over de dingen die ze wel gedaan
hebben (Gilovich & Medvec, 1995). Hetzelfde principe geldt bij verontschuldigingen, al
wordt de acceptatie of weigering van een verontschuldiging hier nog niet in rekening
gebracht: Individuen ervaren in het algemeen meer spijt bij het uitblijven van een
verontschuldiging dan bij het aanbieden van een verontschuldiging (Exline, Deshea, &
Holeman, 2007). Spijt over het niet verontschuldigen duidt op de ervaring van
onopgeloste schuld, terwijl spijt over het wel verontschuldigen eerder duidt op
gevoelens van woede en het protesteren tegen onschuld. Daar waar spijt vanwege het
niet aanbieden van een verontschuldiging vaak gepaard gaat met frustraties tegenover
zichzelf, gaat spijt over het wel aanbieden van een verontschuldiging eerder gepaard
met frustraties tegenover de andere partij. Dit kan leiden tot het gevoel gefaald te
hebben in het genomen risico om zich kwetsbaar op te stellen.
Indien de acceptatie of afwijzing van een verontschuldiging wel in rekening wordt
gebracht, blijkt de conclusie niet zo zwart-wit te zijn. Wanneer de positieve emoties op
tijdstip 2 in deze studie bekeken worden, kan een duidelijke afwijking vastgesteld
worden van de geaccepteerde verontschuldiging conditie tegenover de andere twee
condities. Dit betekent dat individuen meer positieve emoties ervaren na een
geaccepteerde verontschuldiging dan wanneer zij zich niet verontschuldigen of
wanneer deze verontschuldiging verworpen wordt. Als vervolgens de negatieve
emoties op tijdstip 2 bekeken worden, kan een afwijking van de verworpen
verontschuldiging conditie vastgesteld worden ten opzichte van de andere twee
condities. Dit toont aan dat individuen meer negatieve emoties ervaren na een
verworpen verontschuldiging dan wanneer zij zich niet verontschuldigen of wanneer
deze verontschuldiging geaccepteerd wordt. Deze twee merkwaardigheden tonen aan
dat positieve en negatieve emoties verschillend geaffecteerd kunnen worden.
Een mogelijke verklaring hiervoor is het negativiteitseffect, wat eenvoudig te definiëren
is als de grotere impact van een negatieve evaluatie dan van een even intensieve
positieve evaluatie (Peeters & Czapinski, 1990). Dit betekent dat een potentiële kost
meer doorweegt dan een potentiële winst bij het maken van een risicovolle beslissing.
31
Gebaseerd op deze informatie kan verondersteld worden dat de emotionele en sociale
risico’s die vasthangen aan het aanbieden van een verontschuldiging meer doorwegen
dan de mogelijke positieve consequenties die ervaren worden bij het aanbieden van
een verontschuldiging, indien deze geaccepteerd wordt. Dit kan eventueel verklaren
waarom individuen de keuze maken om zich niet te verontschuldigen, ondanks de
voordelen die een geaccepteerde verontschuldiging met zich meebrengt.
Gebaseerd op de resultaten van de huidige studie kan verondersteld worden dat het
aanbieden van een verontschuldiging, gevolgd door de acceptatie hiervan voor de
dader de meest gunstige situatie vormt. Desondanks is dit argument niet voldoende om
van het slachtoffer te verwachten dat deze een verontschuldiging zal aanvaarden. De
vraag die hieruit volgt is in hoeverre de acceptatie van een verontschuldiging en
dusdanig de vergiffenis van het slachtoffer noodzakelijk is opdat de dader zichzelf kan
vergeven. Snow (1993) omschrijft zelfvergeving als een intra-persoonlijk concept dat
enkel betrekking heeft op het individu zelf. Hij beargumenteert dit door te stellen dat
interpersoonlijke vergiffenis en zelfvergiffenis los staan van elkaar, aangezien
interpersoonlijke vergiffenis mogelijk is zonder de aanwezigheid van zelfvergiffenis.
Hughes (1994) draait de rollen om en stelt de vraag in hoeverre zelfvergiffenis mogelijk
is zonder de aanwezigheid van interpersoonlijke vergiffenis. Het literaire onderzoek
omtrent zelfvergiffenis en factoren die hierop invloed uitoefenen is helaas beperkt.
Bovendien wordt zelfvergiffenis in de literatuur vaak, onterecht, omschreven als een
dichotoom concept waarbij een simplistisch onderscheid gemaakt wordt tussen de
aanwezigheid of afwezigheid ervan (Hall & Fincham, 2005).
Het effect van de acceptatie of weigering van een aangeboden verontschuldiging toont
in breder perspectief het belang en voordeel van een dialoog tussen daders en
slachtoffers binnen dit vertrouwensherstelproces. “Herstel betekent niet ‘alles is weer
bij het oude’, maar eerder ‘We kunnen elk onze weg weer verderzetten, een weg
waarop we leren omgaan met diepe wonden en littekens” (Cocquyt, 2019). Aan het
woord is Sabine Coquyt, lichaamstherapeute en auteur van het boek ‘Het spijt me’,
waarin ze schrijft over de kracht van bemiddeling na een verkeersongeval door zowel
veroorzakers als (nabestaanden van) slachtoffers aan het woord te laten.
32
Het boek pleit voor meer kennis omtrent het bestaan van slachtoffer-daderbemiddeling
en benadrukt het ontegensprekelijk belang hiervan in het verwerkingsproces van beide
partijen. Ook hedendaagse organisaties, zoals Moderator vzw, het Forum voor
Herstelrecht en Bemiddeling, kunnen binnen dit vertrouwensherstelproces een
belangrijke rol spelen door slachtoffers en daders de mogelijkheid te bieden om met
elkaar in dialoog te treden.
Beperkingen en Aanbevelingen voor Toekomstig Onderzoek
Vanuit een interesse in de weinig besproken daderpositie in het vertrouwens-
herstelproces, dient deze studie zich te focussen op basisprocessen, zoals het
aanbieden van verontschuldigingen en het effect van de reactie van het slachtoffer
hierop. De afbakening tot basisprocessen beperkt de mogelijkheid tot het onderzoeken
van situationele omstandigheden evenals randfactoren die mogelijks een invloed
kunnen uitoefenen op de gevonden effecten. Het introductiegedeelte van deze scriptie
schuift reeds verschillende factoren naar voor die invloed uitoefenen op de effectiviteit
van een verontschuldiging, zoals het geslacht van beide partijen en het kanaal
waarlangs een boodschap wordt aangeboden. Tezelfdertijd kunnen al deze factoren
ook een invloed uitoefenen op de belevenis van de dader na een acceptatie of
weigering van een verontschuldiging.
Ook culturele invloeden evenals de invloed van persoonlijkheid op de beleving van
vertrouwensherstelprocessen kunnen interessante pistes zijn voor toekomstig
onderzoek. Zo is Need for closure (NFC) een persoonlijkheidstrek die vaak terugkeert
in de context van verontschuldigingen. Deze persoonlijkheidstrek weerspiegelt de
behoefte aan afsluiting en definitieve antwoorden en is typerend voor mensen die een
voorkeur hebben voor orde, structuur, voorspelbaarheid en stabiliteit (Webster &
Kruglanski, 1998; Todor, 2014). Naar toekomstig onderzoek toe is het interessant om
NFC te bekijken vanuit het standpunt van de dader en de vraag te stellen naar de mate
waarin daders anders omgaan met verontschuldigingen (en de acceptatie of weigering
hiervan) afhankelijk van individuele verschillen in NFC.
33
Deze scriptie maakt gebruik van een online scenariostudie. Deze vorm van onderzoek
biedt de mogelijkheid om situaties te evalueren die proefpersonen niet eigenhandig
meegemaakt hebben, waardoor 1) een uitgebreidere doelgroep kan geselecteerd
worden en 2) te hoge emotionele betrokkenheid vermeden wordt en dusdanig de
resultaten niet kan beïnvloeden, al zorgt te lage emotionele betrokkenheid mogelijks
ook voor vertekende resultaten. Participanten gaven aan dat de inleving moeilijk verliep
bij het scenario waarin de dader zich niet verontschuldigt tegenover het slachtoffer,
aangezien dit gedrag ingaat tegen het beeld dat participanten over zichzelf reeds
vormden.
Een mogelijke verklaring voor de moeilijke inleving in dit scenario is het bestaan van
een sociaal script waar kinderen reeds vanaf de kindertijd mee geconfronteerd worden.
Dit script stelt dat daders zich bij een overtreding steeds dienen te verontschuldigen en
dat slachtoffers deze verontschuldiging steeds dienen te aanvaarden (Risen &
Gilovich, 2007). Het herhalend voorkomen van dit script en het opmerken van de
voordelen die het script oplevert voor de sociale positie van zowel de dader als het
slachtoffer, zorgt ervoor dat het aanbieden of accepteren van een verontschuldiging
een geautomatiseerde reactie wordt. Dit script is sterk ingebakken in ons sociaal
functioneren, waardoor individuen zich impliciet verplicht voelen om zich na het
voordoen van een overtreding te verontschuldigen of een aangeboden
verontschuldiging te aanvaarden, zelf wanneer deze actie niet oprecht is (Darby &
Schlenker, 1989).
Het gehanteerde onderscheid tussen positieve en negatieve emoties in deze studie,
waarop proefpersonen het verkregen scenario dienen te evalueren, is bovendien
volledig arbitrair. Doorheen de literatuur zijn verschillende taxonomieën terug te vinden
met betrekking tot emoties, elk met eigen argumenten om emoties in verschillende
categorieën onder te verdelen. Het onderscheid tussen positieve en negatieve emoties
is slechts één van talloze categorisaties. Daarenboven kan dit onderscheid berusten op
verschillende motieven. Zo zal een taxonomie gebaseerd op interne behoeftes een
categorisatie maken van positieve en negatieve emoties gebaseerd op het onderscheid
tussen enerzijds een toestand van herstelde homeostase en anderzijds een toestand
van verstoorde homeostase. Een taxonomie gebaseerd op externe prikkels
daarentegen zal het onderscheid tussen positieve en negatieve emoties linken aan de
hedonistische of aversieve functie van mogelijke prikkels die emoties oproepen
(Jarymowicz & Imbir, 2015).
34
Tenslotte werd in het onderdeel Implicaties van de Resultaten reeds aangehaald dat
positieve en negatieve emoties hoogstwaarschijnlijk verschillend geaffecteerd worden.
Dit doet de vraag oprijzen hoe positieve en negatieve emoties nu precies gerelateerd
zijn aan elkaar. Verschillende onderzoeken tonen reeds een omgekeerd evenredige
verband aan tussen positief en negatief affect wanneer emoties gedurende een korte
tijdsspanne geregistreerd worden (Diener, Larsen, Levine, & Emmons, 1985; Diener &
Emmons, 1984). Bij een emotionele gebeurtenis kan de ervaring van een sterke
polarisatie ontstaan, waarbij individuen enerzijds zeer positieve emoties of anderzijds
zeer negatieve emoties ervaren. Plutchick (1980) nuanceert dit door te stellen dat het
ook mogelijk is om gemengde gevoelens te ervaren waarbij er zowel positieve als
negatieve elementen aanwezig zijn binnen dezelfde emotie. Wanneer emoties
gedurende een langere tijdsperiode worden geregistreerd, houdt het reeds eerder
gevonden omgekeerd evenredig verband geen stand. Er wordt geconcludeerd dat
positief en negatief affect nagenoeg volledig onafhankelijk zijn van elkaar en dus als
twee aparte concepten dienen bekeken te worden. De resultaten van de huidige studie
bieden verdere empirische evidentie voor het gegeven dat positieve en negatieve
emoties verschillend geaffecteerd kunnen worden.
Conclusie
Deze studie beoogt het effect te onderzoeken bij de dader van een afwijzing of
aanvaarding op een aangeboden verontschuldiging. Het onderzoek maakt gebruik van
een scenariostudie waarbij proefpersonen één van drie mogelijke scenario’s krijgen te
lezen en dit dienen te evalueren op basis van positieve en negatieve emoties. Een
eerste hypothese veronderstelt dat het aanbieden van een verontschuldiging, ongeacht
de acceptatie ervan, zorgt voor meer positieve en minder negatieve emoties. Deze
hypothese kan niet bevestigd worden op basis van de geanalyseerde resultaten
aangezien enkel een aanvaarde verontschuldiging (maar niet een verworpen
verontschuldiging) zorgt voor meer positieve en (marginaal significant) minder
negatieve emoties dan geen verontschuldiging. Vervolgens wordt meer specifiek
gekeken naar het effect van het wel of niet accepteren van een reeds aangeboden
verontschuldiging. Een tweede hypothese veronderstelt dat het aanbieden van een
verontschuldiging, gevolgd door de acceptatie hiervan, zorgt voor meer positieve en
minder negatieve emoties dan het aanbieden van een verontschuldiging wanneer deze
niet wordt geaccepteerd.
35
Alle schalen, met uitzondering van de angst-schaal (die uiteindelijk geen goed
opgestelde schaal bleek te zijn) tonen resultaten die in lijn liggen met deze hypothese.
De tweede hypothese wordt dusdanig wel bevestigd.
Deze studie doelt erop naast de positie van het slachtoffer ook de positie en de keuzes
van de dader in het vertrouwensherstelproces te belichten. De voor- en nadelen van
het aanbieden van een verontschuldiging worden bij de dader steeds zorgvuldig
afgewogen vooraleer over te gaan naar actie. Deze scriptie geeft een mogelijke
verklaring waarom individuen de keuze maken om zich niet te verontschuldigen
ondanks de voordelen die een geaccepteerde verontschuldiging met zich meebrengt.
Het aantonen van het risico op de weigering van een verontschuldiging en de
mogelijke negatieve consequenties hiervan doen hopelijk meer begrip krijgen in de
keuzes die de dader binnen dit delicate proces maakt.
36
Referenties
Allan, A. (2007). Apology in civil law: A psycho-legal perspective. Psychiatry,
Psychology and Law, 14(1), 5-16.
Bies, R. J., & Tripp, T. M. (1996). Beyond distrust. Trust in organizations, 246-260.
Bottom, W. P., Gibson, K., Daniels, S., & Murnighan, J. K. (2002). When talk is not
cheap: Substantive penance and expressions of intent in the reestablishment of
cooperation. Organizational Science, 13, 497-513.
Brown, P., & Levinson, S. C. (1987). Politeness: Some universals in language
usage (Vol. 4). Cambridge university press.
Butler Jr, J. K., & Cantrell, R. S. (1984). A behavioral decision theory approach to
modeling dyadic trust in superiors and subordinates. Psychological reports, 55(1),
19-28.
Child, J., & Rodrigues, S. B. (2004). Repairing the breach of trust in corporate
governance. Corporate Governance: An International Review, 12(2), 143-152.
Cocquyt, S. (2019). Het spijt mij. Berchem: EPO vzw
Cressey, D. R. (1950). The criminal violation of financial trust. American Sociological
Review, 15(6), 738-743.
Darby, B. W., & Schlenker, B. R. (1989). Children's reactions to transgressions: Effects
of the actor's apology, reputation and remorse. British Journal of Social
Psychology, 28(4), 353-364.
Darby, B. W., & Schlenker, B. R. (1989). Children's reactions to transgressions: Effects
of the actor's apology, reputation and remorse. British Journal of Social
Psychology, 28(4), 353-364.
Dhami, M. K. (2012). Offer and acceptance of apology in victim-offender
mediation. Critical Criminology, 20(1), 45-60.
Diener, E., & Emmons, R. A. (1984). The independence of positive and negative
affect. Journal of personality and social psychology, 47(5), 1105.
Diener, E., Larsen, R. J., Levine, S., & Emmons, R. A. (1985). Intensity and frequency:
dimensions underlying positive and negative affect. Journal of personality and
social psychology, 48(5), 1253.
37
Elangovan, A. R., Auer-Rizzi, W., & Szabo, E. (2007). Why don't I trust you now? An
attributional approach to erosion of trust. Journal of Managerial
Psychology, 22(1), 4-24.
Exline, J. J., Deshea, L., & Holeman, V. T. (2007). Is apology worth the risk?
Predictors, outcomes, and ways to avoid regret. Journal of Social and Clinical
Psychology, 26(4), 479-504.
Frantz, C. M., & Bennigson, C. (2005). Better late than early: The influence of timing on
apology effectiveness. Journal of Experimental Social Psychology, 41(2), 201-
207.
Gabarro, J. (1978). Numerical analysis of thermal denaturation of nucleic
acids. Analytical biochemistry, 91(1), 309-322.
Gambetta, D. (ed), 1988. Trust: Making and Breaking Cooperative Relations.
Blackwell: New York.
Gilovich, T., & Medvec, V. H. (1995). The experience of regret: What, when, and
why. Psychological review, 102(2), 379.
Goffman, E. (\955). On face-work. Psychiatry: Journal for the Study of Interpersonal
Processes. i 8, 213-231.
Hall, J. H., & Fincham, F. D. (2005). Self–forgiveness: The stepchild of forgiveness
research. Journal of social and clinical psychology, 24(5), 621-637.
Hughes, P. M. (1994). On forgiving oneself: A reply to Snow. The Journal of Value
Inquiry, 28(4), 557-560.
Kiger, P. J. (2004). The art of the apology. Workforce Management, 83(10), 57-60.
Kim, P. H., Dirks, K. T., & Cooper, C. D. (2009). The repair of trust: A dynamic bilateral
perspective and multilevel conceptualization. Academy of Management
Review, 34(3), 401-422.
Kim, P. H., Dirks, K. T., Cooper, C. D., & Ferrin, D. L. (2006). When more blame is
better than less: The implications of internal vs. external attributions for the repair
of trust after a competence-vs. integrity-based trust violation. Organizational
Behavior and Human Decision Processes, 99(1), 49-65.
38
Kim, P. H., Ferrin, D. L., Cooper, C. D., & Dirks, K. T. (2004). Removing the shadow of
suspicion: the effects of apology versus denial for repairing competence-versus
integrity-based trust violations. Journal of applied psychology, 89(1), 104.
Leunissen, J. M., De Cremer, D., & Folmer, C. P. R. (2012). An instrumental
perspective on apologizing in bargaining: The importance of forgiveness to
apologize. Journal of Economic Psychology, 33(1), 215-222.
Leunissen, J. M., De Cremer, D., Folmer, C. P. R., & Van Dijke, M. (2013). Journal of
Experimental Social Psychology, 49(3), 315-324.
Levin, S. (2004). Perceived group status differences and the effects of gender,
ethnicity, and religion on social dominance orientation. Political
Psychology, 25(1), 31-48.
Lount Jr, R. B., Zhong, C. B., Sivanathan, N., & Murnighan, J. K. (2008). Getting off on
the wrong foot: The timing of a breach and the restoration of trust. Personality
and Social Psychology Bulletin, 34(12), 1601-1612.
Moore, S. A. (1995). The role of trust in social networks: formation, function and
fragility. Nature conservation, 4, 148-154.
Nancy Snow, "Self-forgiveness," The Journal of ValueInquiry 27 (1993): 75-80.
Ohbuchi, K. I., & Sato, K. (1994). Children's reactions to mitigating accounts:
Apologies, excuses, and intentionality of harm. The Journal of Social
Psychology, 134(1), 5-17.
Pavlovic, D. (2008, October). Dynamics, robustness and fragility of trust.
In International Workshop on Formal Aspects in Security and Trust (pp. 97-113).
Springer, Berlin, Heidelberg.
Peeters, G., & Czapinski, J. (1990). Positive-negative asymmetry in evaluations: The
distinction between affective and informational negativity effects. European
review of social psychology, 1(1), 33-60.
Plutchik, R. (1980). Emotion. A psychoevolutionary synthesis.
Ren, H., & Gray, B. (2009). Repairing relationship conflict: How violation types and
culture influence the effectiveness of restoration rituals. Academy of Management
Review, 34(1), 105-126.
39
Risen, J. L., & Gilovich, T. (2007). Target and observer differences in the acceptance of
questionable apologies. Journal of personality and social psychology, 92(3), 418.
Robbennolt, J. K. (2006). Apologies and settlement levers. Journal of Empirical Legal
Studies, 3(2), 333-373.
Scher, S. J., & Darley, J. M. (1997). How effective are the things people say to
apologize? Effects of the realization of the apology speech act. Journal of
psycholinguistic research, 26(1), 127-140.
Schlenker, B. R., & Darby, B. W. (1981). The use of apologies in social
predicaments. Social Psychology Quarterly, 271-278.
Schweitzer, M. E., Hershey, J. C., & Bradlow, E. T. (2006). Promises and lies:
Restoring violated trust. Organizational Behavior and Human Decision
Processes, 101, 1-19.
Takaku, S. (2001). The effects of apology and perspective taking on interpersonal
forgiveness: A dissonance-attribution model of interpersonal forgiveness. The
Journal of social psychology, 141(4), 494-508.
Tomlinson, E. C., Dineen, B. R., & Lewicki, R. J. (2004). The road to reconciliation:
Antecedents of victim willingness to reconcile following a broken promise. Journal
of Management, 30, 165-187.
Walfisch, T., Van Dijk, D., & Kark, R. (2013). Do you really expect me to apologize?
The impact of status and gender on the effectiveness of an apology in the
workplace. Journal of Applied Social Psychology, 43(7), 1446-1458.
Warr, P. B., Barter, J., & Brownbridge, G. (1983). On the independence of positive and
negative affect.
Zilzer, S. J., & Frantz, C. M., (2002). The inXuence of timing on apology eVectiveness:
Exploring the phenomenon of a “too late” apology. Poster presented at the
Annual Meeting of the American Psycho- logical Society, New Orleans, LA.
40
Bijlagen
Bijlage 1
Hieronder staan 20 woorden die verschillende gevoelens en emoties beschrijven. Duid
aan in welke mate jij je zo voelt. Duid telkens één optie aan gaande van 1 (helemaal
niet) tot 5 (uitermate).
- Geïnteresseerd
- Slim
- Opgewonden
- Overstuur
- Sterk
- Schuldig
- Angstig
- Vijandig
- Enthousiast
- Trots
- Prikkelbaar
- Alert
- Beschaamd
- Bezield
- Nerveus
- Beslist
- Aandachtig
- Zenuwachtig
- Actief
- Bang
41
Bijlage 2
Gelieve onderstaande stellingen te lezen. Duid aan in welke mate de stellingen voor
jou van toepassing zijn gaande van 1 (helemaal niet van toepassing) tot 6 (helemaal
van toepassing).
- Ik voel me opgejaagd over de situatie.
- Het voelt alsof er een last van mijn schouders is gevallen.
- Na het gesprek voel ik me tot rust gekomen.
- Ik ben ongerust over de mogelijke negatieve consequenties van de situatie.
- Ik ben tevreden over de manier waarop ik de situatie heb aangepakt.
- Ik voel me opgelucht nadat ik de ziekenkamer verlaten heb.
- Het gesprek is niet verlopen zoals ik had gepland.
- Het gesprek met het meisje gaf me voldoening.
- Na het gesprek voelde ik me (nog steeds) gespannen over de situatie.
- Ik voel me gefrustreerd na het gesprek.
- Ik maak me (nog steeds) zorgen om het meisje nadat ik de ziekenkamer
verlaat.
- Ik voel me ontspannen wanneer ik de ziekenkamer verlaat.
42
Bijlage 3
Je zingt luidkeels mee met de radio terwijl je met de auto aan het rijden bent. Net op
tijd zie je dat je links moet indraaien. Je geeft een ruk aan het stuur, rijdt bruusk de
straat in en raakt een fietser. De fietser is een vrouwelijke studente op weg naar haar
les. Je stopt, stapt uit en helpt het meisje om recht te staan. Het meisje heeft pijn maar
lijkt verder niet gewond. Uit voorzorg wordt besloten toch de ambulance te bellen.
Wanneer de ambulance weg is, zie je dat het meisje haar rugzak vergeten is. Je besluit
langs het ziekenhuis te passeren en de rugzak terug te brengen naar het meisje.
43
Bijlage 4
Scenario 1: Aangekomen op de kamer van het meisje geef je de rugzak terug.
Je wenst het meisje nog een prettige dag en verlaat de kamer.
Scenario 2: Aangekomen op de kamer van het meisje geef je de rugzak terug.
Je geeft aan dat jij je schuldig voelt, spijt hebt van jouw onoplettend gedrag en dat je
de verantwoordelijkheid van het ongeval volledig op jou neemt. Tenslotte vraag je of je
nog iets voor het meisje kan doen. Het meisje wuift jouw opmerking weg en geeft aan
“dat ze daar nu niets mee is”. Ze vraagt je om de ruimte te verlaten.
Scenario 3: Aangekomen op de kamer van het meisje geef je de rugzak terug.
Je geeft aan dat jij je schuldig voelt, spijt hebt van jouw onoplettend gedrag en dat je
de verantwoordelijkheid van het ongeval volledig op jou neemt. Tenslotte vraag je of je
nog iets voor het meisje kan doen. Het meisje bedankt je voor jouw aanbod. Ze
aanvaardt je verontschuldiging en geeft aan dat dit iedereen had kunnen overkomen.