Upload
others
View
3
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
HET STEUNHART, VERPLEEGKUNDIGE AANDACHTSPUNTEN
Y. De Block, Universitair Ziekenhuis Gent, Gent
Door een tekort aan donoren wordt steeds vaker een steunhart geïmplanteerd ter overbrugging naar
een harttransplantatie. Dit gebeurt bij patiënten voor wie het wachten op een geschikte hartdonor te
lang duurt of die medicamenteus niet geoptimaliseerd kunnen worden [1-3].
Verbetering aan het steunhartontwerp en de vooruitgang in de chirurgische en medicamenteuze
behandeling zorgen ervoor dat steunhartpatiënten een goede kwaliteit van leven hebben en in staat
zijn om terug te keren naar huis en zelfs in sommige gevallen terug te gaan werken [3].
In dit artikel leest u hoe een steunhart werkt, wat de mogelijke complicaties zijn na een
steunhartimplantatie en welke procedures in het UZ Gent worden gevolgd bij de behandeling en
verzorging van de patiënt van opname tot de verdere opvolging na ontslag.
Wat is een steunhart?
De medische naam voor een steunhart is Ventricular Assist Device ofwel VAD. Ventricular wil zeggen
met betrekking tot de ventrikels, de kamers van het hart. Assist Device betekent ondersteunings-
apparaat.
Ondersteunt het apparaat uitsluitend de linker hartkamer dan komt er een letter voor de afkorting en
spreekt me van een LVAD: een linker ventricular assist device [2]. In de praktijk wordt er meestal een
linker steunhart geplaatst. Een rechter steunhart, ter ondersteuning van de rechter hartkamer, wordt
zelden geïmplanteerd. We spreken in dit artikel dan ook enkel over de implantatie van een linker
steunhart.
Een steunhart is een pomp die in de borstkas op het hart wordt geplaatst en een verbinding vormt
tussen de linker hartkamer en de grote lichaamsslagader (aorta).
Het verschil tussen een steunhart en een harttransplantatie is dat die laatste het eigen hart vervangt,
terwijl een steunhart naast het eigen hart functioneert. Met een steunhart blijft het hart zoveel mogelijk
een eigen bijdrage leveren [2].
Het hoofddoel van een steunhart is het falende hart ontlasten en te helpen in de bloedvoorziening van
de vitale organen zodat falen van de nieren en lever wordt voorkomen of hersteld [3-5]. Door het
herstellen van de bloedsomloop hebben patiënten minder last van hartfalensymptomen en kunnen ze
een groot deel van hun dagelijkse activiteiten hervatten.
Het steunhart wordt in België tot op vandaag alleen ter beschikking gesteld aan patiënten die een
harttransplantatie moeten ondergaan, ter overbrugging van de wachttijd. Patiënten waarbij een
steunhart wordt geïmplanteerd worden dan ook automatisch op de wachtlijst voor harttransplantatie
geplaatst.
In sommige landen mag een steunhart geplaatst worden als alternatief voor een harttransplantatie, de
zogenaamde ‘destination therapy’. Deze patiënten krijgen geen harttransplantatie en worden
levenslang behandeld met het steunhart [6-7].
Een steunhart, voor wie?
De ervaring die wereldwijd is opgebouwd met mechanische ondersteuning van het hart heeft geleerd
dat patiëntselectie een heel belangrijke factor is in de resultaten van de steunhartbehandeling. Het
dilemma bij deze selectie van patiënten voor een steunhartimplantatie is de scheiding tussen
patiënten die enerzijds “te ziek” zijn om baat te hebben bij een behandeling met een steunhart en
patiënten die anderzijds relatief “te goed” zijn voor deze behandeling [6].
Iemand komt in aanmerking voor een steunhart als men in een eindstadium van een hartziekte
verkeert met ernstige klachten en een slechte levensverwachting en waarbij alle behandelopties zijn
bekeken of toegepast [8].
Omdat het steunhart momenteel alleen vergoed wordt als brug naar transplantatie, vindt er eerst een
evaluatie plaats voor harttransplantatie. De zorgverleners die verantwoordelijk zijn voor het
harttransplantatieprogramma maken een zorgvuldige afweging tussen alle factoren die de kans op
succes verhogen dan wel verkleinen, alvorens tot een behandelingsadvies te komen [1].
Het harttransplantatieteam bekijkt ook of de plaatsing van een steunhart mogelijk is. Belangrijke
factoren hierbij zijn de rechterkamerfunctie, aortaklepfunctie en de longdruk, infecties,
stollingsstoornissen en de voedingstoestand van de patiënt. Er wordt ook bekeken of de patiënt
psychisch in staat is om met het steunhart te leven.
Visuele en auditieve beperkingen kunnen ook een obstakel vormen in de verzorging van het
steunhart, tenzij er sprake is van een vrijwel continue aanwezigheid van een mantelzorger [1,8].
Steunharttypes
Vele verschillende mechanische steunharten werden reeds ontwikkeld om het falende hart te
ondersteunen. De eerste generatie steunharten was pulsatiel, dat wil zeggen met een boven- en een
onderdruk (systolisch-diastolisch) en hadden kunstkleppen om ervoor te zorgen dat het bloed in 1
richting stroomde. Deze pulsatiele steunharten worden vandaag niet meer gebruikt [3,6,9].
De huidige generatie steunharten laten het bloed continu circuleren door het gebruik van een
inwendige motor. Deze ‘continue flow’-steunharten veroorzaken een continue bloedstroom zonder
polsgolf, ze zijn dus niet-pulsatiel [10]. De belangrijkste voordelen van deze continue-flow pomp is dat
deze kleiner, stiller en gemakkelijker te implanteren is dan de pulsatiele pompen. De continue flow
pomp gaat ook langer mee dan de eerste generatie pompen [3,6,9].
De twee meest gebruikte steunharttypes op dit moment zijn de HeartMate-II (Thoratec Corp) en de
HeartWare HVAD (HeartWare International) [6].
Onderdelen van een steunhart
Er zijn 3 grote inwendige onderdelen aan een steunhart: de instroombuis, de uitstroombuis en de
pomp zelf. De instroombuis is aangesloten op het punt van de linker hartkamer (de apex) langs waar
het bloed van het hart wordt afgevoerd; de uitstroombuis brengt het bloed naar de grote
lichaamsslagader (aorta) [3]. De pomp bestaat uit een schroef die snel ronddraait en wordt
aangedreven door een elektromotor (zie figuur 1). Door de snelheid van het draaien van de schroef
wordt bloed uit de linker hartkamer gezogen en richting de grote lichaamsslagader gebracht [4].
3
1
2
Figuur 1: 1= instroombuis ter hoogte van linker hartkamer; 2=pomp;
3=uitstroombuis in de grote lichaamsslagader [11]
Een drijflijn die de stroomkabels bevat, verlaat het lichaam via de huid. Meestal verlaat deze drijflijn
het lichaam aan de linkerzijde van de buik. De drijflijn verbindt de inwendige pomp met het uitwendige
besturingssysteem [3].
Het besturingssysteem stuurt de pomp aan. Op het scherm van het besturingssysteem is te zien of de
pomp goed werkt, hoeveel bloed er per minuut wordt rondgepompt, wat de rotorsnelheid is en welk
vermogen (Watt) er geleverd wordt. Het besturingssysteem waarschuwt ook als er een probleem is
[12].
Het vermogen voor de inwendige motor wordt geleverd door 2 batterijen die de patiënt op zijn lichaam
draagt (zie figuur 2). De twee batterijen voorzien ongeveer 12 tot 14 uur energie. De batterijen worden
via de oplaadmodule opgeladen. Dankzij de batterijen is het mogelijk het dagelijkse leven weer op te
pakken en volledig mobiel te zijn. ’s Nachts wordt het besturingssysteem verbonden met een
apparaat dat op het stroomnet zit zodat de patiënt kan slapen met een constante toevoer van stroom
[4-5].
Figuur 2: Drijflijn, besturingssysteem en batterijen [13-14]
Links type Heartmate II – Rechts type Heartware HVAD
De implantatie van een steunhart
Vlak voor de operatie
Een steunhart wordt het best geïmplanteerd in een geplande (electieve) situatie. Een dringende
implantatie van een steunhart geeft minder goede resultaten qua complicaties en overleving.
Bij een geplande opname voor een steunhartimplantatie wordt de patiënt opgenomen op
hartbewaking. De preoperatieve voorbereiding bestaat er vooral in zoveel mogelijk overtollig vocht te
ontrekken en de hartfunctie te ondersteunen met inotropica.
De kinesitherapeut leert de patiënt ademhalingsoefeningen aan en probeert de mobiliteit van de
patiënt te onderhouden.
De operatie zelf
De implantatie van een steunhart is een openhartoperatie, waarbij een incisie in de borstkas wordt
gemaakt, en neemt ongeveer 6 uur in beslag [5]. Het steunhart wordt geïmplanteerd nadat de patiënt
op de hart-longmachine werd geplaatst [3].
Er wordt een stuk hartweefsel uit de punt van de linkerhartkamer gesneden waarin de instroombuis
vastgenaaid wordt (zie figuur 3). Ook in de grote lichaamsslagader wordt een opening gemaakt
waarin de uitstroombuis kan bevestigd worden.
Figuur 3: Maken van een opening in de punt van de linker hartkamer (apex) [15] Afhankelijk van het type steunhart wordt de pomp geplaatst onder het middenrif in de buikholte, type
Heartmate II, of in het hartzakje, type HeartWare HVAD.
Er wordt een opening gemaakt in de buik van de huid waarlangs de drijflijn naar buiten komt.
Na de operatie op Intensieve Zorgen
De tijd die op Intensieve Zorgen (IZ) Hartchirurgie wordt doorgebracht is verschillend van patiënt tot
patiënt maar duurt gemiddeld tussen de 5 en 10 dagen. Tijdens deze opname op IZ wordt er vooral
gekeken naar het optimaliseren van de werking van het steunhart en naar het herstel van de nier-,
lever- en longfunctie.
De zorg voor steunhartpatiënten op IZ is vergelijkbaar met de zorg voor een patiënt met een andere
openhartoperatie, zoals overbrugging of klepvervanging. De patiënt is namelijk net zoals bij een
andere openhartoperatie aan de hart-longmachine geweest, gekoeld, heeft thoraxdrains en is
geopereerd in een gebied waar bloedverlies per- en postoperatief mogelijk is. Direct na de implantatie
van het steunhart is de patiënt ook gesedeerd en beademd. Het is een openhartoperatiepatiënt met
iets 'extra's’, het steunhart [1].
Tijdens de IZ-fase worden naast de standaardcontroles de pompparameters nauwlettend in de gaten
gehouden. De pomp heeft een bepaald volume nodig om flow te kunnen genereren. Vullen van de
patiënt is meestal noodzakelijk om een goede circulatie te bewerkstelligen. De circulatie wordt
beoordeeld op bijna dezelfde criteria als bij een klassieke openhartoperatiepatiënt. De circulatie kan
beoordeeld worden aan de hand van de hartfrequentie, de drainproductie, de diurese, de centraal
veneuze druk, de perifere temperatuur en de centraal veneuze saturatie [1]. Naast deze parameters
zullen de uitstroomweerstanden, weergegeven op het steunhartscherm, een idee geven over de
werking van het steunhart. Ook de dagelijks uitgevoerde echo van het hart geeft belangrijke
informatie.
Omdat hartfalen zich veelal niet beperkt tot alleen de linkerzijde van het hart, is er extra aandacht en
zorg nodig voor het functioneren van de rechterkamer. Wanneer deze niet in staat is het bloed over
de longen door te pompen door ofwel een slechte samentrekking van de rechter hartkamer ofwel
omwille van verhoogde longdrukken, raakt de linkerkamer niet goed gevuld en krijgt het steunhart te
weinig volume met als gevolg een slechte output. Om het risico op rechterkamerfalen te voorkomen,
wordt bij iedere patiënt peroperatief stikstofbeademing gestart. Dit werkt vasodilaterend op het
longvaatbed, waardoor de rechterkamer veel makkelijker de kleine bloedsomloop kan overbruggen.
Afhankelijk van de conditie van de patiënt kan de stikstofbeademing snel worden afgebouwd of juist
langer worden gehandhaafd. Zodra de stikstoftoediening kan worden gestaakt en de patiënt
hemodynamisch en respiratoir stabiel is, kan hij wakker worden en vlot geëxtubeerd worden [1].
Terug naar de verpleegafdeling
Vanaf IZ gaat de patiënt naar de verpleegafdeling waar met behulp van kinesitherapie de conditie
zoveel mogelijk op peil wordt gebracht. Hier wordt ook geleerd hoe om te gaan met het steunhart,
welke aandachtspunten er zijn met betrekking tot de wondzorg en wat te doen als er een alarm
afgaat.
De thuisverpleegkundige wordt in het ziekenhuis opgeleid omtrent de werking van het steunhart en de
wondzorg. Vier tot vijf weken na de implantatie van het steunhart gaan de meeste mensen naar huis
om daar verder aan te sterken en te bouwen aan een steeds betere conditie.
Opvolging op de steunhartconsultatie
Nadat de patiënt met ontslag gaat, is er intensieve begeleiding in de poliklinische fase. Voor de
patiënten bestaat een continue en laagdrempelige telefonische bereikbaarheid met één van de
zorgverleners in het UZ Gent. Regelmatig zijn er (on)geplande poliklinische bezoeken en klinische
observaties van de patiënt nodig. In het begin gaat de steunhartconsultatie wekelijks door, later om
de 4 tot maximum 6 weken [8].
De steunhartconsultatie bestaat uit een fysisch onderzoek door de steunhartchirurg, een uitlezing van
de werking van het steunhart (alarmen, batterijwerking, …) door de steunhartcoördinator en een
verzorging van de uitgangsplaats van het steunhart door de steunhartverpleegkundige [1,3].
Complicaties met een steunhart
Een steunhartimplantatie is een levensreddende behandeling die ook de kwaliteit van leven bij
mensen met eindstadium hartfalen verbetert. Na de implantatie is de patiënt echter niet vrij van
complicaties. Vroegtijdige problemen na de operatie zijn bloeding in de borstholte en rechter
hartfalen. Problemen die later kunnen optreden zijn bloeding op een andere plaats dan in de
borstholte, infectie, beroerte of falen van de steunhartwerking [3].
Bloeding
De implantatie van een steunhart vereist hoge dosissen bloedverdunning terwijl de patiënt aan de
hart-longmachine gekoppeld is. Dit gegeven, samen met het feit dat de er een incisie gemaakt wordt
in de borstholte en de buik en dat patiënten vaak in een slechte voedingstoestand zijn op het ogenblik
van de operatie, verhoogt het risico op vroegtijdige bloeding. Bij de meeste patiënten kan dit onder
controle gehouden worden door het afbouwen van de bloedverdunning en een transfusie van
bloedproducten. Soms moet men terugkeren naar het operatiekwartier om de bloeding onder controle
te krijgen [3].
Na het ontslag uit het ziekenhuis hebben patiënten een toegenomen risico op maag- en
darmbloedingen en op bloeding in de neus. Er zijn verschillende factoren die hier toe bijdragen: de
bloedverdunnende medicatie, niet-pulsatiele bloedstroom waardoor er een misvorming ontstaat van
de bloedvaten in de darm en steunhartgerelateerde veranderingen in de stollingsfactoren [3,16].
Rechter hartfalen
De meeste patiënten met vergevorderd hartfalen hebben voornamelijk een sterk verzwakte hartspier
ter hoogte van de linkerzijde van het hart. Daarom wordt in de meeste gevallen een linker ventrikel
steunhart geplaatst. Vaak wordt er echter ook een verzwakking van de rechter hartkamer gezien
waardoor er een risico is voor het ontwikkelen van rechter hartfalen na de steunhartoperatie. Acuut
rechter hartfalen treedt op bij 20 tot 25% van de patiënten. Dit gebeurt meestal op IZ, kort na de
steunhartimplantatie [16].
Tekenen van rechter hartfalen zijn gezwollen benen en buik, uitzetting van de nekaders en
vochtopstapeling in de longen. Rechter hartfalen kan meestal onder controle worden gebracht door
intraveneuze toediening van plasmedicatie en medicatie die de longdrukken verlaagt [3].
Hoge bloeddruk
Een groot deel van de patiënten ontwikkelt hoge bloeddruk na de steunhartimplantatie. Dit kan een
impact hebben op de duurzaamheid van de steunhartwerking en verhoogt het risico op beroerte. De
bloeddruk heeft een directe impact op de pompsnelheid en de ‘flow’. Wanneer een patiënt een hoge
bloeddruk heeft, moet dit onmiddellijk behandeld worden met bloeddrukverlagende medicatie [3].
Bloedklonter
Na een steunhartimplantatie is men klontergevoeliger omwille van het contact van het bloed met
lichaamsvreemd materiaal. Deze klonters kunnen een slechte werking van het steunhart veroorzaken
en kunnen via de pomp ook in de bloedsomloop terecht komen wat dan een beroerte kan
veroorzaken. Bloedverdunnende medicatie is dan ook een belangrijk onderdeel van de behandeling.
Het niveau van de bloedverdunning wordt regelmatig gecontroleerd door het testen van de
International Normalize Ratio (INR), parameter voor de mate van bloedverdunning, in het bloed [3].
Infectie
Infectie van de uitgangsplaats van de drijflijn wordt behandeld met antibiotica en dagelijkse wondzorg.
De meeste drijflijninfecties kunnen niet genezen maar kunnen wel onderdrukt worden tot aan de
transplantatie. Zoals bij vele infecties is preventie het belangrijkst. Dit houdt in dat de uitgangsplaats
op een hygiënische manier gereinigd wordt en de drijflijn gestabiliseerd wordt zodat er geen
rechtstreekse tractie kan op komen. Ook het opleiden van de patiënt en de familie om tijdig signalen
van infectie te herkennen en het ziekenhuis te verwittigen, speelt een belangrijke rol in het voorkomen
van een ernstige infectie [3].
Ritmestoornissen
Ventriculaire ritmestoornissen komen vaak voor bij steunhartpatiënten, voornamelijk bij die patiënten
met ischemisch hartlijden. Hoewel levensbedreigende ritmestoornissen zoals onder andere
ventrikelfibrillatie verrassend goed verdragen worden door steunhartpatiënten, kan dit leiden tot een
minder goede werking van het steunhart en een hemodynamische weerslag hebben. Deze
ritmestoornissen moeten dan ook gecorrigeerd worden door defibrillatie [1, 8].
Falen van het steunhart
Met de eerste generatie steunharten was het falen van het steunhart een belangrijke oorzaak van
heropnames en zelfs overlijden van de patiënt. De nieuwe generatie steunharten toont gelukkig een
verbeterde duurzaamheid. Een slechte werking van kabels, besturingssysteem en batterijen komt nog
altijd voor maar deze problemen zijn gering, worden aangeduid door alarmen en zijn gemakkelijker op
te lossen. Zeer zelden moet een steunhart volledig vervangen worden [3].
Beperkingen
Leven met een steunhart geeft een aantal beperkingen.
Zo mag de patiënt de eerste weken na de implantatie geen auto besturen. Er zijn echter geen
wettelijke richtlijnen hieromtrent. De verantwoordelijke arts bekijkt de medische toestand van de
patiënt. Eens de arts de patiënt in staat acht om veilig te kunnen rijden, wordt een
rijvaardigheidsattest uitgeschreven [3].
De patiënt mag niet zwemmen en niet in bad wegens het gevaar voor elektrocutie. Douchen is wel
mogelijk van zodra de uitgangsplaats van de drijflijn goed genezen is en het infectiegevaar
grotendeels verdwenen is. Vanuit het ziekenhuis wordt een speciale douchetas ter beschikking
gesteld waarin het besturingssysteem en de batterijen op een veilige, waterdichte manier kunnen
verpakt worden [3,5]. De patiënt krijgt een opleiding over het gebruik van de douchetas. Deze
opleiding vindt meestal plaats anderhalve maand na ontslag uit het ziekenhuis. De periode
voorafgaand deze opleiding mag de patiënt niet douchen [3].
Een steunhartpatiënt mag niet hardlopen of springen want sterke schokken kunnen irritatie en/of
bloedingen van weefsel rondom het steunhart veroorzaken.
Aangezien steunhartpatiënten op de wachtlijst voor harttransplantatie staan, moeten ze er voor
zorgen dat ze tijdig in het ziekenhuis geraken wanneer er een donorhart beschikbaar is. Dit houdt in
dat de vakantiemogelijkheden beperkt zijn tot bestemmingen op minder dan 2 uur rijden van het
ziekenhuis. Wanneer ze op vakantie gaan moeten ze steeds de transplantcoördinator verwittigen.
Aandachtspunten na steunhartimplantatie
Observatie van een patiënt met een steunhart
De beoordeling van een patiënt met een steunhart start met een eenvoudig onderzoek. Als de patiënt
wakker is, alert is en er goed uitziet dan zal het steunhart zeker werken [16].
Traditionele manieren om de hemodynamische status te beoordelen zijn moeilijk uit te voeren bij
steunhartpatiënten. Doordat het steunhart een continue doorstroming verzorgt, heeft een drager van
een steunhart geen voelbare polsslag meer; de pulserende beweging door het ‘kloppen’ van het hart
is afwezig [5]. Het hartritme kan gemeten worden via een elektrocardiogram (ECG).
Ook het meten van een bloeddruk is vaak niet mogelijk omwille van de aanwezigheid van de
continue-flow. Indien de bloeddruk toch meetbaar is, kan dit een indicatie zijn om de
bloeddrukverlagende behandeling op te drijven. De bloeddrukmeting moet gebeuren met een
elektrische bloeddrukmeter want met een manuele bloeddrukmeter lukt dit niet.
Wanneer de patiënt er shockerig uitziet, geeft het controleren van de capillaire refill informatie over de
werking van het steunhart. Als de refill heel traag verloopt dan kan dit wijzen op een slechte werking
van het steunhart [16].
Beweging
Vlot mobiliseren kan longproblemen en spierverval helpen voorkomen. De kinesitherapeut is hier al
vanaf het eerste begin intensief bij betrokken. Omdat het lichaam vaak nog moet wennen aan de
nieuwe hemodynamiek en moet herstellen van de grote operatie in combinatie met de dikwijls slechte
conditie na langdurig hartfalen of zeer ernstig ziek zijn, wordt het mobiliseren rustig opgebouwd. Van
rechtop zitten in bed via bengelen op de rand van het bed naar mobiliseren in de stoel [1,3].
Na ontslag uit het ziekenhuis starten de meeste patiënten in een hartrevalidatieprogramma. Dit
hartrevalidatieprogramma geeft ondersteuning bij het hervatten van lichaamsbeweging en helpt ook
bij het opbouwen van zelfvertrouwen [15].
Ook al wordt een actieve levensstijl aangemoedigd, zware inspanningen waarbij men veel kracht
moet gebruiken of contactsporten worden afgeraden. Hierdoor zou er schade aan het steunhart
kunnen ontstaan [3].
Voeding
Door hun chronische ziekte en herhaaldelijke heropnames zijn patiënten met hartfalen vaak
ondervoed op het ogenblik van de steunhartimplantatie. Een slechte voedingstoestand kan de
wondheling vertragen en het risico op infectie verhogen. Het is daarom belangrijk dat een diëtiste
deze patiënten tijdens de opname, en soms daarna, strikt opvolgt en suggesties geeft aan de patiënt
in verband met de calorie-inname [3,8].
Vochtinname
Hartfalenpatiënten krijgen meestal een vochtbeperking van 1500ml per dag. Na een steunhart-
implantatie wijzigt dit beleid sterk. Steunhartpatiënten moeten over het algemeen 3 liter per dag
drinken. Een goede vulling van de patiënt is noodzakelijk om een goede werking van het steunhart te
garanderen. Een steunhart kan alleen het volume wegpompen dat aangeboden wordt en is hierdoor
zeer preloadafhankelijk.
Een te laag volume zal leiden tot een lage cardiale output, lage gemiddelde bloeddruk en een slechte
flow in het steunhart. De behandeling bestaat in het toedienen van vocht [16].
De optimale vullingsstatus wordt bepaald aan de hand van klinische observaties (diurese,
aanwezigheid van oedemen, vullingsdrukken en dergelijke), labowaarden en diagnostische
onderzoeken (echo hart, RX thorax).
Zelfzorg
Tijdens de opname zijn de verpleegkundigen, artsen en de steunhartcoördinator verantwoordelijk voor
de zorg en de goede werking van het steunhart. Naar het ontslag toe krijgen de patiënt en zijn familie
meer verantwoordelijkheid over deze zorg, dit onder supervisie van een hulpverlener. Eens de patiënt
terug thuis is, ligt de verantwoordelijkheid in zijn handen. De patiënt moet aandacht hebben voor het
onderhoud van de steunharttoebehoren, het correct klaarzetten en innemen van de medicatie, het
observeren van tekenen van infectie, het opvolgen van de vitale parameters en steunhartdata en
controleren of de batterijen naar behoren werken.
Een thuisverpleegkundige wordt opgeleid voor de wondzorg aan de uitgangsplaats van de drijflijn en
zal in de thuissituatie deze zorg op zich nemen [3].
Hartmassage / Defibrillatie
Hartmassage is zelden nodig bij mensen met een steunhart en is zelfs levensgevaarlijk. Door de
hartmassage kunnen de canules in de punt van het hart en de grote lichaamsslagader afscheuren
waardoor herstel van de bloedsomloop niet meer mogelijk is en de patiënt komt te overlijden.
Defibrillatie mag wel. Een groot aantal steunhartpatiënten is ook drager van een ICD (Implanteerbare
Cardioverter Defibrillator).
Verzorging van de uitgangsplaats
Er zijn op dit moment geen internationale richtlijnen die de beste behandeling voor de verzorging van
de uitgangsplaats van de drijflijn omschrijven. De verzorging kan variëren tussen de verschillende
centra. Toch moeten enkele punten in overweging worden genomen:
- Dagelijkse verzorging van de uitgangsplaats wordt aanbevolen de eerste weken na de
implantatie. Later kan de verzorging om de 2 dagen plaats vinden
- Het gebruik van een kleurloos antiseptisch reinigingsmiddel
- De uitgangsplaats moet altijd schoon en droog gehouden worden
- Het fixeren van de drijflijn bevordert de ingroei en minimaliseert de kans op het ontstaan van
beschadigingen die tot infectie kunnen leiden. Trekken aan of bewegen van de drijflijn kan het
genezingsproces vertragen.
- Bij de verzorging is het belangrijk altijd te letten op kleur, vochtafscheiding, geur en zwelling
van of nabij de wond en veranderingen ten opzichte van de vorige dagen te registreren.
[1,3,8]
Kwaliteit van leven met een steunhart: wat te verwachten?
Ondanks de mogelijkheid van complicaties met een steunhart, geven de meeste patiënten een
duidelijke verbetering van kwaliteit van leven aan na de implantatie van een steunhart. Met een
normale bloedsomloop in het lichaam verdwijnen de klachten van hartfalen volledig of worden beperkt
tot een leefbaar niveau. Patiënten zijn opnieuw in staat om aangename activiteiten uit te voeren zoals
lichaamsbeweging, vakantie of seks. Voor jongere patiënten is het mogelijk om de schoolactiviteiten
opnieuw te hervatten. In vergelijking met medicatie of pacemakers/defibrillators verbeteren steunharten
de kwaliteit van leven in een veel grotere mate [3].
Functionele capaciteit
Voor de implantatie is maar een klein deel van de patiënten, 14%, in staat om een 6-minuten
wandeltest uit te voeren. De mensen die wel in staat zijn om een wandeltest te doen wandelen
gemiddeld 214 meter op 6 minuten. Zes maanden na de implantatie ziet men een sterke verbetering
in deze afstand, namelijk 372 meter op 6 minuten.
De meeste patiënten omschrijven hun activiteitenniveau voor de implantatie als laag of zeer laag. Na
6 maanden omschrijft 68% van de patiënten hun niveau als gemiddeld, hoog of zeer hoog [9].
Besluit
Door een tekort aan donoren heeft een steunhart een belangrijke plaats ingenomen bij de behandeling
van patiënten met eindstadium hartfalen. Verpleegkundigen zullen in de toekomst dan ook meer
geconfronteerd worden met de zorg voor een steunhartpatiënt. Het is daarom belangrijk dat de
algemene kennis bij verpleegkundigen omtrent een steunhart (de manier van observeren, de
complicaties, de beperkingen en leefregels) vergroot. Aangezien steunhartimplantatie nog in volle
ontwikkeling is, zal het de komende jaren nodig zijn om de kennis regelmatig op te frissen.
Referenties
[1] Cordiaal. Het steunhart als brug naar transplantatie, December 2013, geraadpleegd via
http://www.crossmedianederland.com/userfiles/portfolio/H7S5u7Zwz0AfEUiibOzMd62ew8iTOxN
hZ4aMs8H7.pdf, op 9 september 2015.
[2] www.hartwijzer.nl, geraadpleegd op 6 juli 2015.
[3] Givertz M. Ventricular Assist Devices. Important information for Patients and Families.
Circulation. 2011;124:305-311.
[4] Thoraxcentrum UMCG. Het steunhart (left ventricular assist device), mei 2015, geraadpleegd via
https://www.umcg.nl/SiteCollectionDocuments/Zorg/ZOB/H/Steunhart%20LVAD%20nieuw.pdf,
op 6 juli 2015.
[5] www.LVAD.nl, geraadpleegd op 1 september 2015.
[6] Consensus Werkgroep LVAD. Rapport LVAD werkgroep NVT/NVCC, Augustus 2014,
geraadpleegd via https://www.nvvc.nl/media/richtlijn/171/Rapport_LVAD-DT_versie_aug14.pdf,
op 1 september 2015.
[7] Kirklin J, Naftel D, Pagani F, Kormos R, Stevenson L, Blume E, et al. Sixth Intermacs annual
report: a 10 000-patient database. J Heart Lung Transplant. 2014;33(6):555-564.
[8] Feldman D, Pamboukian S, Teuteberg J, Birks E, Lietz K, Moore S, et al. The 2013 International
Society for heart and lung transplantation guidelines for mechanical circulatory support: executive
summary. J Heart Lung Transplant. 2013;32(2):157-187.
[9] Rogers J, Aaronson K, Boyle A, Russell S, Milano C, Pagani F, et al. Continuous flow left
ventricular assist device improves functional capacity and quality of life of advanced heart failure
patients. J Am Coll Cardiol. 2010;55(17):1826-1834.
[10] Meursing B, Lamfers E. Handboek Hartfalen 2011. Houten: Bohn Stafleu van Loghum 2011.
[11] www.alliedmotion.com, geraadpleegd op 10 september 2015.
[12] Leids universitair medisch centrum. Steunhart/Linker Ventrikel Assist Device, geraardpleegd via
http://www.hartcentrum.nl/behandeling-voor-hartfalen/steunhart/linker-ventrikel-assist-device-
lvad, op 6 juli 2015.
[13] www.heartmatepro.com, geraadpleegd op 11 september 2015.
[14] www.heartware.com, geraadpleegd op 11 september 2015.
[15] www.thoratec.com, geraardpleegd op 6 juli 2015.
[16] Partyka C, Taylor B. Review article: ventricular assist devices in the emergency department.
Emergency Medicine Australasia. 2014;26:104-112.