Upload
others
View
31
Download
1
Embed Size (px)
Citation preview
Stoichiometrie
1Atoommassa-eenheid, atoommassa, molecuulmassa,
formulemassa.
2 getal van Avogadro, mol, molaire massa
3
4
Massa-relaties en Stoichiometrie: minimale formule,
werkelijke formule
Stoichiometrie: reactievergelijkingen
Rendement5
Reacties in waterig milieu6
Concentratiegrootheden: inleiding7
MASSA ?ABSOLUTE
MASSA
1,6 X 10-27 KG 1,6 X 10-27 KG9,1 X 10-31 KG
RELATIEVE
MASSA
1,007277 1,0086650,000548
REFERENTIEMASSA:
+ 1,6602 × 10-27 kg (u = a.m.e = a.m.u.)
PROTON ELEKTRON NEUTRON
Vorige les: referentiemassa om het werken
met atoommassa's eenvoudiger te maken
Waar komt deze referentiemassa vandaan?
Waarom niet gewoon precies de massa van 'één proton'?
De referentiemassa is de gemiddelde
massa van een kerndeeltje in 12C
12
6
-24
1 u = a.m.e. = a.m.u.
1van de absolute massa van een C-atoom
12
=1,6602×10 g
Definitie Atomaire Massa-eenheid (unit)
(soms ook "atomic mass unit", "Dalton")
• Waarom is dit maar ongeveer de massa van een kerndeeltje?
• Waarom weegt een vrij proton 1,007277 keer en een vrij neutron
1,008665 keer deze referentiemassa?
• Waarom 12C?
relatieve massa chlooratoom?
17 PROTONEN 17 1,007277 U 17,123709 U
17 ELEKTRONEN 17 0,000548 U 0,009326 U
18 1,008665 U 18,15597 U18 NEUTRONEN
35,289005 X UBEREKEND
(A – Z)
35
17 Cl
relatieve massa chlooratoom
35,289005 U
Berekende massa Experimenteel
gemeten massa
34,96885 U
MASSAVERLIES
0,32016 U"massadefect"
De a.m.u. is gedefinieerd als 1/12 van de absolute massa van een 12C-atoom
omdat de massa van een kerndeeltje afhankelijk is van de aantrekkende interacties
tussen de kerndeeltjes (die afhankelijk zijn van het aantal kerndeeltjes)
35
17 Cl
relatieve massa chlooratoom
Omzetting van massa in ENERGIE
E = mc2E = energie (J)
m = massa
c = lichtsnelheid = 2,9979 x 108 m/s
∆E = ∆mc2
35,289005 U
Berekende massa Experimenteel
gemeten massa
34,96885 U
MASSAVERLIES
0,32016 U
35
17 Cl
Energie vrijgesteld bij vorming 35
17 Cl
Massaverlies: 0,32016 X 1,6602 x 10-24 g.
Reken zelf uit hoeveel energie vrijgesteld wordt
SI- eenheid van energie: Joule
2mcE 24 8 20,32016 1,6602 10 g (3 10 m/s)E
2
2
2 s
mkg..m
s
kg.mN.mJJOULE
84,78377 10E Juist ?
gram m/s
JE 111078377,4
Massa
moet in kg
27 8 20,32016 1,6602 10 kg (3 10 ) m/sE
Relatief voorkomen
35
17 Cl
34,96885 × U
Cl35,45
Gewogen
gemiddelde
37
17 Cl
36,95 × U
75,53 % 24,47%
= 0,7553 × 34,96885 × U + 0,2447 × 36,95 × U
Relatieve atoommassa
Massagetal omdat:
• massadefect
• meerdere isotopen
Waarom dus de definitie voor U?
12
6
-24
1 u = a.m.e. = a.m.u.
1van de absolute massa van een C-atoom
12
=1,6602×10 g
Definitie Atomaire Massa-eenheid:
• Waarom is dit maar ongeveer de massa van een kerndeeltje?
massa van een kerndeeltje afhankelijk van het aantal kerndeeltjes
• Waarom weegt een vrij proton 1,007277 keer en een vrij neutron
1,008665 keer deze referentiemassa?
bij het vormen van kernen komt zoveel energie vrij dat de massa van protonen
en neutronen in een kern kleiner is dan die van vrije protonen & neutronen
• Waarom 12C?
volledig willekeurig, maar wel heel praktisch
(voor 1961 was het trouwens O, maar fysici gebruikten 16O en chemici de
gemiddelde isotopensamenstelling)
Blijft de verwachte massa dalen met
het atoomgetal?Gemiddelde massa per nucleon (proton of neutron)
Kernen vergroten doet
gemiddelde massa/nucleon verlagen
Kernen verkleinen doet
gemiddelde massa/nucleon verlagen
(=Isotoopmassa/massagetal)
(massagetal)
Kernfusie levert energie op
Kernsplijting levert energie op
Kernfusie
KERNFUSIEREACTOR
Enkele fusiereacties in de zon
2.000.000 °C tot 15.000.000 °C
Intermezzo
-straling
De moeilijkheid bij kernfusie is
het samenbrengen van de kernen
neutrino
Kernsplijting (=kernfissie)
KERNFISSIEREACTOR
KERNSPLIJTINGSPROCES
neutron
neutron
neutron
Atoomkern 235U
("uranium-235")
Intermezzo
vrijgekomen
energie
Uitdrukken van de massa
ISOTOOP
ATOOM
MOLECULE
IONAIRE
COMPONENTEN
NUCLIDEMASSA
ATOOMMASSA = AM
MOLECUULMASSA = MM
FORMULEMASSA= FM
MM = Σ AM
FM = Σ AM
Massa van één isotoop
Gewogen gemiddelde over alle isotopen
Voorbeelden uitdrukken massa
35
17 Cl
Chloor
Water = H2O
Natriumchloride
keukenzout = NaCl
34,969 1,6602 10-24 g
35,453 1,6602 10-24 g
(2 1,0079 + 15,9994) 1,6602 x 10-24 g
= 18,0152 1,6602 10-24 g
(22,99 + 35,45) 1,6602 10-24 g
= 58,44 1,6602 10-24 g
nuclidemassa
atoommassa
molecuulmassa
formulemassa
Atomen tellen is niet gemakkelijk
"voeg tien atomen koolstof toe"
"Meet 100000 atomen af en voeg toe"
“weeg 1 g koolstof en voeg toe"
U staat in het practicum. Welke opdracht volbrengt u liefst?
We definiëren een aantal deeltjes zodat dat aantal keren de atomaire massa-
eenheid precies één gram is:
C12
6En aangezien een a.m.u. 1/12 is van de massa van een atoom:
NA is het aantal atomen in 12 g
Getal van
Avogadro
C12
6
En zo vinden we de mol…
Getal van Avogadro = NA = 6,02 x 1023
één MOL = 6,02 x 1023 (deeltjes)= een hoeveelheid stof
MMg
Dimensie: g/mol= mg/mmol
MOLMASSA of MOLAIRE MASSA:De massa van één mol deeltjes
Formeel: geen eenheid
Door invoeren eenheid "mol" wordt doorgaans geschreven als:
6,02 x 1023 mol-1 (vereenvoudigt vaak de berekeningen)
Massa van één mol entiteiten
Cl35
17
Chloor
Water = H2O
Natriumchloride
keukenzout = NaCl
34,969 g
35,453 g
18,0152 g
58,44 g
34,969 x 1,6602 x 10-24 g
35,453 x 1,6602 x 10-24 g
18,0152 x 1,6602 x 10-24 g
58,44 x 1,6602 x 10-24 g
Molaire massa van een nuclide
Molaire massa v/e atoom
Molaire massa v/e molecule
Molaire massa van een formule
Massa van één deeltjeMassa van één mol
Even terugblikken op de energie die
gepaard gaat met het massadefect…
JE 111078377,4
Voor 35Cl hadden we gevonden:
NA (= 6.002 1023 mol-1)
13
6
6
2.88 10 J/mol
2.88 10 GJ/mol
(=8 10 kWh/mol)
E
Voor 1 mol 35Cl
Tegenwoordig kunnen we wél
atomen zien…
https://www.youtube.com/watch?v=oSCX7
8-8-q0
CO-moleculen op een metaaloppervlak
(108 keer vergroot via Scanning Tunneling Microscopy, SEM)
BOUWSTENEN VAN DE MATERIE
KWANTITATIEF
BOUW-
STENEN
KWALITATIEF KWANTITATIEF
ATOMEN Relatieve of absolute
NUCLIDEMASSA
ATOOMMASSA = AM
MOLECULEN molecuulformule Relatieve of absolute
MOLECUULMASSA =
MM
IONEN Formule-eenheid
of
Minimale formule
Relatieve of absolute
FORMULEMASSA =
FM
XA
Z
Massa-relaties
PROCENTUELE SAMENSTELLING VAN EEN VERBINDING
Berekenen van massaprocenten %(m/m)
%100)(
verbindingdevangrammassatotale
elementhetvangramaantal
Voorbeeld 1: 11,19 g H en 88,81 g O in 100 gram water
88,81 gram O×100%
100 gram water
11,9 gram H×100%
100 gram water
Wat is %(m/m) ?
Water bestaat procentueel uit 11.9% H en 88.81% O (%(m/m))
Massa-relaties
PROCENTUELE SAMENSTELLING VAN EEN VERBINDING
Totale massa: 84,01 g
STAP 1: aantal mol component per mol bestanddeel
1 mol NaHCO3 1 mol Na, 1 mol H, 1 mol C en 3 mol O
STAP 2: bepaal het
aantal gram van
iedere component
en de massa van
het bestanddeel in
één mol verbinding
Na 1 mol 22,99 g/mol 22,99 g
H 1 mol 1,008 g/mol 1,008 g
C 1 mol 12,01 g/mol 12,01 g
O 3 mol 16,00 g/mol 48,00 g
+
Stoichiometrie
STAP 3 : massa componentmassa % 100
massa bestanddeel
22,99massa % 100 27,36%
84,01
1,008massa % 100 1,20%
84,01
12,01massa % 100 14,30%
84,01
48,00massa % 100 57,14%
84,01
gNa
g
gH
g
gC
g
gO
g
Massa-relaties
MINIMALE FORMULE
= de verhouding van de atomen in een verbinding
m.b.v. de eenvoudigste gehele getallen
? Is omgekeerde aanpak mogelijk ?
"Bepaal de moleculaire formule op basis van de massa's
van de elementen in een verbinding"
v.b. waterstofperoxide Molecuulformule H2O2
Minimale formule HO
Structuurformule
Bepalen van het aantal mol van een element per mol verbinding op basis
van de massa% in een verbinding levert niet de molecuulformule op maar de
94.1 %(m/m) O
5.9 %(m/m) H
Massa-relaties
MINIMALE FORMULE op basis van massa's
gMM
gramin massamol aantal Opgave: 25 g van een oranje product bevat:
6,64 g K 8,84 g Cr 9,52 g O
O
1 mol On =9,52g O × =0,595 mol O
16,00 g O
K
1 mol Kn =6,64g K × =0,170 mol K
39,10 g K
Cr
8,84g Cr 1 mol Crn = 8,84g Cr × =0,170 mol Cr
52,00 g/mol Cr 52,00 g Cr
STAP 1: aantal gram omzetten naar aantal mol
In principe dienen atoomsymbolen niet geschreven te worden; hier gedaan voor de duidelijkheid
Massa-relaties
MINIMALE FORMULE = EMPIRISCHE FORMULE
aantal mol bepaald atoom
kleinste aantal mol
0,170 mol K 1 mol K=
0,170 mol K 1 mol K
0,170 mol Cr 1 mol Cr=
0,170 mol K 1 mol K
0,595 mol O 3,5 mol O=
0,170 mol K 1 mol K
STAP 2 : molverhoudingen bepalen
STAP 1: aantal gram omzetten naar aantal mol
K of Cr: kies KK:
Cr:
O:
Massa-relaties
STAP 1: aantal gram omzetten naar aantal mol
STAP 2 : molverhoudingen bepalen
1 mol van K
1 mol van Cr
3,5 mol van O
2 mol van K
2 mol van Cr
7 mol van O2 2 7K Cr O
STAP 3: bekomen waarden uit stap 2 geven de
minimale formule indien alle getallen GEHELE
GETALLEN zijn
Indien de waarden uit stap 2 geen gehele getallen zijn, deze
waarden omzetten naar GEHELE GETALLEN
kaliumdichromaat
Stoichiometrie
STAP 1: aantal gram omzetten naar aantal mol
STAP 2 : molverhoudingen bepalen
STAP 3: bekomen waarden uit stap 2 geeft de
minimale formule indien alle getallen GEHELE
GETALLEN zijn
Indien de waarden uit stap 2 geen gehele getallen zijn, deze
waarden omzetten naar GEHELE GETALLEN
Oefening 15 p 28Een koolwaterstof (bevat enkel C en H) wordt verbrand (reactie met
zuurstof) in een zuurstofrijke omgeving. Er wordt 0,4732 g CO2 en 0,1936 g
H2O gevormd. Via een onafhankelijk experiment werd de molaire massa
van dit koolwaterstof bepaald: 56,1 g/mol. Bepaal de empirische, en
daarnaast de werkelijke molecuulformule van het koolwaterstof.
Gevraagd: minimale formule + molecuulformule
Stoichiometrie
0,4732 g CO2 0,1936 g H2O
2
g
0,4732 gmol= =0.01075 mol CO =0.01075mol C
MM (44,0098 g/mol)
2
g
0,1936 gmol= =0.01075 mol H O=0.02149mol H
MM (18,0152 g/mol)
1 mol CO2 1 mol C
1 mol H2O 2 mol H
gMM
gram aantalmol aantal
CO2:
H2O:
Stoichiometrie
0,02149 mol H=1,999 2
0,01075 mol C
2CHMINIMALE FORMULE
MOLECUULFORMULE
84 HC
2MMg(CH )=14,0268 g/mol
MMg=56,1 g/mol
molaantalkleinste
atoom bepaald mol aantal
Maar er is gegeven dat MMg = 56.1 g/mol…
dus wat is de werkelijke molecuulformule?
Stoichiometrie
STAP 1: aantal gram omzetten naar aantal mol
STAP 2 : molverhoudingen bepalen
STAP 3: bekomen waarden uit stap 2 geeft de
minimale formule indien alle getallen GEHELE
GETALLEN zijn
Indien de waarden uit stap 2 geen gehele getallen zijn, deze
waarden omzetten naar GEHELE GETALLEN
Oefening 17 p 29
Een verbinding bevat enkel C, H,O (MMg = 176,1 g/mol).
Verbranding van 10,68 mg van het product resulteert in 16,01
mg CO2 en 4,37 mg H2O
Gevraagd minimale formule + molecuulformule
Stoichiometrie
16,01 mg CO2 4,37 mg H2O
2
g
16,01 mgmmol= =0,3638 mmol CO =0,3638mmol C
MM (44,0098mg/mmol)
2
g
4,37 mgmmol= =0,2426 mmol H O=0,4852mmol H
MM (18,0152mg/mmol)
1 mol CO2 1 mol C
1 mol H2O 2 mol H
gMM
gram aantalmol aantal
Stoichiometrie
mmol O ? Cmmol3638,0 Hmmol4852,0
verbindingmg68,10 mgOmgHmgCmg 68,10
mgOmgHmgCmg 68,10
mgCCxmmolmgC 3694,4011,123638,0
mgHHxmmolmgH 489,00079,14852,0
mgOmgHmgCmg 8216,5489,03694,468,10
OmmolmmolmgMM
mgmmolO
g
3639,0)/9994,15(
8216,5
grootheden met
Stoichiometrie
334,13638,0
4852,0
Cmmol
Hmmol
343 OHCMINIMALE FORMULE
MOLECUULFORMULE
686 OHC
molgOHCMMg /0628,88)( 343
molgMMg /1,176
Cmmol3638,0 Hmmol4852,0
Ommol3639,0
13638,0
3639,0
Cmmol
Ommol
13638,0
3638,0
Cmmol
Cmmol
X2
molaantalkleinste
atoom bepaald mol aantal
Chemische reactievergelijkingen
Reagentia of reactanten Producten of reactieproducten
2 moleculen waterstofgas reageren met 1 molecule zuurstofgasAtomaire, moleculaire
schaal
Molschaal
(molaire schaal)2 mol waterstofgas reageert met 1 mol zuurstofgas
2H2 + O2 2 H2O aflopende reactie
evenwichtsreactie
(reversibele reactie)2H2 + O2 2 H2O
Enkele pijl: alle
reactanten reageren
weg tot product
Dubbele pijl: niet alle reactanten
reageren weg tot productDubbele pijl ook wel
genoteerd als:
Deze vergelijking kan betekenen:
Maar ook: 4 mol waterstofgas reageert met 2 mol zuurstofgas (etc)
Stoichiometrie
OPGELET!!!: Reactievergelijkingen geven NOOITeen verband tussen het aantal GRAM , enkel tussenhet aantal MOL
GRAM
MOL
Om Stoichiometrie te kennen
Voorbeeld stoichiometrie
2MnO ( ) 4 HCl ( )v g
2 2 2MnCl ( ) Cl ( ) 2 H O ( )aq g vl
Reagentia
Reactieproducten
25 g MnO2 Hoeveel gram Cl2 wordt gevormd?
2 2
25 gmol MnO = =0,288 mol MnO
87 gmol
1 mol MnO2 levert 1 mol Cl2
0,288 mol MnO2 levert 0,288 mol Cl2
2 2
71 g0,288 mol Cl x =20,4 g Cl
mol
Limiterend reagens/overmaat
24mol H O=1,33
3mol Fe
25 mol H O=1,25
4 mol Fe
Overmaat ?
limiterend
reagens ?
Stoichiometrie:
Beschikbare hoeveelheden
3 Fe + 4 H2O Fe3O4 + 4 H2
Vertrekkend van 223,4 g ijzer en 90,1 g waterdamp, hoeveel H2 wordt gevormd?
Fe : 223,4 g/55,85 g/mol = 4 mol H2O : 90,1 g / 18,02g/mol = 5 mol
Er is te weinig H2O om alle Fe weg te laten reageren
H2O is limiterend reagens
Fe is in overmaat
Limiterend reagens/overmaat
Uit reactievergelijking blijkt:
3 Fe + 4 H2O Fe3O4 + 4 H2
4 mol H2O 4 mol H2
5 mol H2O 5 mol H2
Hoeveel Fe heeft gereageerd ?
4 mol H2O reageert met 3 mol Fe
5 mol H2O reageert met ¾ x 5 = 3,75 mol Fe
Niet gereageerd Fe: 4 mol – 3,75 mol = 0,25 mol
Limitered reagens bepaalt hoeveel
reactieproduct kan gevormd worden
Fe in overmaat aanwezig of H2O is in beperkte hoeveelheid aanwezig
Er wordt 5 mol H2 gevormd
Limiterend reagens/overmaat
ALGEMEEN: bepaling LIMITEREND REAGENS
x A + y B reactieproducten
Kijken naar stoichiometrie:
IN PRAKTIJK: y
x
Bmol aantal
Amol aantal
B: beperkend
reagens
A: beperkend
reagens
y
x
Bmol aantal
Amol aantal
y
x
Bmol aantal
Amol aantal
RENDEMENT VAN EEN REACTIE
%100opbrengsthetheoretisc
opbrengsteleexperiment
%
rendement
Bepalen via de stoichiometrie
(REACTIEVERGELIJKING)
Bepalen VIA EXPERIMENTEN
Stoichiometrie
Een oxide van lood bestaat voor
90,65%(m/m) uit lood. De empirische formule
van deze component is
A) Pb2O
B) PbO
C) Pb3O4
D) Pb2O3
E) PbO2
Een verbinding tussen lood
en zuurstof
90,65 g Pb voor 100 g
loodoxide
9,35 g O
Stoichiometrie
Een oxide van lood bestaat voor
90,65%(m/m) uit lood. De empirische
formule van deze component is
A) Pb2O
B) PbS
C) Pb3O4
D) Pb2O3
E) PbO2
9,35 g O 90,65 g Pb
0,584 mol O 0,438 mol Pb
1 mol Pb0,584/0,438 =
1,33mol O
/ 0.438/ 0.438
33
3 mol Pb4 mol O
Reacties in waterig milieu
Paragraaf: II.6 (p 19 – 26)
Eerste kennismaking met reacties in waterig
milieu (beschrijvend)
Later meer uitgebreid en diepgaand:
Hoofdstukken IX en X
Reacties in waterige oplossing
METATHESE-REACTIES
(uitwisselingsreacties)
• neerslagvormend
• gasvormend
• vorming van zwak elektrolyt
REDOXREACTIES
(oxidatie-reductiereacties)
wijziging oxidatietoestand
ZUUR- BASE REACTIES
Een inleiding
Schrijven van reacties in waterige
oplossing
(aq)
(v)
(g)
Ionaire stof opgelost in water (Lat. aqua)
In vaste fase
In gasvormige fase
vb. Na+(aq) + Cl-(aq)
vb. AgCl(v) of AgCl
vb. H2S(g) of H2S↑
Altijd
noteren!
Metathesereacties: neerslag
NEERSLAGREACTIES
Vorming van een weinig oplosbare verbinding
AB + CD AD + CB
AgNO3 (aq) + NaCl(aq) AgCl (v) + NaNO3(aq)
AgNO3 + NaCl AgCl + NaNO3
AgNO3(aq) + NaCl (aq) AgCl + NaNO3 (aq): MOLECULAIRE REACTIE
Ag+ + NO3- + Na+ + Cl- AgCl + Na+ + NO3
-: IONAIRE REACTIE
Ag+ + Cl- AgCl : ESSENTIELE REACTIE
Metathesereacties: neerslag
CRITERIA VOOR OPLOSBAARHEID OPLOSBAAR: oplosbaarheid minimaal 10 g/L
LICHT OPLOSBAAR: 1 g/l <oplosbaarheid < 10 g/l
ONOPLOSBAAR: maximaal 1 g/L
OPLOSBAARHEIDSREGELS
M+: Li+, Na+, K+, Rb+, Cs+, NH4+, Ag+
M2+: Mg2+, Ca2+, Sr2+, Ba2+, Mn2+, Fe2+, Co2+, Ni2+, Cu2+, Zn2+, Cd2+, Hg2+,
Hg22+, Sn2+, Pb2+
M3+: Fe3+, Al3+, Cr3+
Niet van buiten kennen
Alle …. zijn oplosbaar Behalve
NO3- Nitraten
OAc- (CH3COO-) Acetaten
ClO3- Chloraten
Cl- Chloriden AgCl, Hg2Cl2, PbCl2
Br- Bromiden AgBr, Hg2Br2, PbBr2,
HgBr2
I- Jodiden AgI, Hg2I2, PbI2, HgI2
SO42- Sulfaten AgSO4, Hg2SO4,
PbSO4, CaSO4,
BaSO4, SrSO4
Niet van buiten kennen
Metathesereacties: neerslag
Alle …. zijn onoplosbaar Behalve
S2- Sulfiden NH4+ en IA+ IIA -
groep elementen en
CO32- Carbonaten NH4
+ en IA- groep
elementen
SO32- Sulfieten NH4
+ en IA- groep
elementen
PO43- Fosfaten NH4
+ en IA- groep
elementen
OH- Hydroxiden NH4+ en IA- groep
elementen en Ca(OH)2
en Ba(OH)2 en
Sn(OH)2
Niet van buiten kennen
Metathesereacties: neerslag
Metathesereacties: zwak elektrolyt
VORMING VAN EEN ZWAK ELEKTROLYT
WAT zijn ELEKTROLYTEN?:verbindingen die in opgeloste of
gesmolten toestand voornamelijk splitsen in kationen en anionen en
zo goed elektrische stroom kunnen geleiden
STERKE
ELEKTROLYTEN
ZWAKKE
ELEKTROLYTEN
NIET
ELEKTROLYTEN
In verdunde
oplossingen: quasi
volledig
gedissocieerd in
ionen
In verdunde
oplossingen:
gedeeltelijk
gedissocieerd in
ionen
Niet gedissocieerd in
ionen
Elektrolyten geleiden stroom in water
Geen elektrolyt Sterk elektrolyt Zwak elektrolyt
Vrijwel volledig gedissocieerd Onvolledig gedissocieerd
Metathesereacties : zwak elektrolyt
STERKE
ELEKTROLYTEN
ZWAKKE
ELEKTROLYTEN
NIET
ELEKTROLYTEN
• Goed
oplosbare
zouten
• Slecht
oplosbare
zouten
Stoffen die niet
splitsen in ionen
(alcohol, …)• Sterke zuren
• Sterke basen
• Zwakke zuren
• Zwakke basen
• Water
Metathesereacties: zwak elektrolyt
AB + CD AD + CB
HCl(g) + NaOH(aq) H2O + NaCl(aq)
zwak elektrolyt
HCl(g) + NaOH(aq) H2O + NaCl(aq): MOLECULAIRE REACTIE
H+ + Cl- + Na+ + OH- H2O + Na+ + Cl-: IONAIRE REACTIE
H+ + OH- H2O : ESSENTIELE REACTIE
Metathesereacties: gasvormend
VORMING VAN EEN GAS
AB + CD AD + CB
2 HCl(g) + Na2S(aq) H2S(g) + 2 NaCl(aq)
2 HCl(g) + Na2S(aq) H2S + 2 NaCl(aq)
2 HCl(g) + Na2S(aq) H2S(g) + 2 NaCl(aq): MOLECULAIRE REACTIE
2 H+ + 2 Cl- + 2 Na+ + OH- H2S + 2 Na+ + 2 Cl-: IONAIRE REACTIE
2 H+ + S2- H2S : ESSENTIELE REACTIE
Metathesereacties: gasvormend
GAS Reactie (moleculaire reacties)
H2SSulfide + zuur
NiS (v) + 2 HCl H2S (g) + NiCl2
CO2Carbonaat + zuur
Na2CO3 + 2 HCl H2CO3 + 2 NaCl
H2O + CO2
SO2Sulfiet + zuur
K2SO3 + 2 HCl H2SO3 + 2 KCl
H2O + SO2
NH3Ammoniumzout + sterke base
NH4Cl + NaOH NH4OH + NaCl
NH3 + H2O
Metathesereacties: gasvormend
Vormen doorgaans een gas als gevormd in oplossing:
• H2, O2, N2, Cl2• H2S, PH3, NH3
• De oxiden van
• koolstof (CO, CO2)
• zwavel (SO2, SO3)
• stikstof (NO, NO2)
• de halogenen F2 en Cl2
Redoxreacties
Reacties waarbij elektronen transfereren naar een ander atoom
Reductans
Oxidans
… wordt geoxideerd
… wordt gereduceerd
Oxidatie:
elektronen
verliezen
Reductie:
elektronen
bijkrijgen
? "reductie" betekent verlaging, maar er komen elektronen bij?
De lading of 'hypothetische lading' verlaagt (elektronen zijn negatief)
Redoxreacties: wijziging in oxidatietoestand
Reacties waarbij elektronen transfereren naar een ander atoom
Atomen ondergaan hierbij een wijziging in oxidatietoestand.
OXIDATIETOESTAND
hypothetische lading die een atoom zou
hebben indien alle bindingen die het
aangaat met zijn naburen puur ionaire
bindingen zouden zijn, waarbij alle
bindingselektronen bij één van de partners
horen
Later meer in hoofdstuk 4
O
H H
O
H H
O
H H
Vb. H2O
"O is elektronegatiever dan H"
O trekt de bindingselektronen meest naar zich toe
O: -2
H: +1
Elektronegativiteit doorheen het PSE
Sterk elektronegatief
Weinig elektronegatief
In meeste periodieke systemen weergegevan als "Pauling electronegativity"
Bepaling oxidatietoestand: regels
1. In enkelvoudige stoffen is de oxidatietoestand van de atomen nul
vb. metallisch Na, metallisch Ag, Cl2-gas, O2-gas, P4
2. In monoatomische ionen is de oxidatietoestand gelijk aan de
lading van het ion
vb. voor Cu2+: +2, voor Na+: +1
Elk atoom één bindingselektron
(beide bindingspartners 'trekken' even
hard aan de bindingselektronen)
Bepaling oxidatietoestand: regels
3. Sommige atomen, hebben dezelfde oxidatietoestand in (bijna)
alle verbindingen; dit is een logisch gevolg van hun respectievelijk hoge
of lage elektronegativiteit:
- fluor, chloor, broom: -1 (tenzij als zuiver element: dan dus nul) tenzij
wanneer chloor of broom verbonden zijn aan zuurstof; zie voorbeeld
perchloraat bij item 4 hierna beschreven
- zuurstof: -2 tenzij in peroxiden (vb. H2O2): -1 of in superoxiden (bv.
NaO2): - ½
- waterstof: +1, behalve in metaalhydriden (bv. NaH, CaH2): -1
- alkalimetalen (in zouten met lithium, natrium, kalium): +1
- aardalkalimetalen (in zouten met beryllium, magnesium, calcium): +2
Bepaling oxidatietoestand: regels
4. De algebraïsche som van de oxidatietoestanden in een verbinding
moet gelijk zijn aan de totale lading van de gehele entiteit.
vb. -Al2O3 heeft lading nul met 2 Al3+ en 3 O2- : 2 x (+3) + 3 x (-2) = 0
-H2O heeft lading nul met 2 H+ en O2- : 2 x (+1) + 1 x (-2) = 0
-ClO4- heeft lading -1 met Cl7+ en 4 O2- : 1 x (+7) + 4 x (-2) = -1
zuurstof is net iets meer elektronegatief dan chloor, dus “krijgt”
zuurstof formeel alle elektronen rond zich en dus blijft zijn
oxidatietoestand ongewijzigd als -2, terwijl chloor formeel
"elektronen verliest” – hier zelfs tot oxidatietoestand +7
Redoxreactie: 2 halfreacties
oxidatiereactie
reductiereactie
2 (H2 2 H+ + 2 e- )
O2 + 4 e- 2 O2-
2 H2 + O2 4H+ + 2O2-
2 H2 + O2 2H2O
Oxidatietoestand H verhoogt
Oxidatietoestand O verlaagt
Vb. verbranding van H2 kan formeel geschreven worden als:
De 2 halfreacties (oxidatie & reductie) vormen samen de totale reactie
waarbij er geen elektronen meer voorkomen in de totale reactie:
het aantal opgenomen elektronen is gelijk aan het aantal gevormde elektronen
Voorbeeld:
Reactie van kaliumdichromaat met KCl(aq)
in zuur midden (HCl) geeft Cl2 en CrCl3
Los op met de methode van de halfreacties.
Ken de nomenclatuurbijlage 1 : Kaliumdichromaat : K2Cr2O7(aq)
Eenvoudig te vinden als chromaat gekend: CrO42-
, anion van chroomzuur H2CrO4
Dizuren: dubbele formule & water splitst af: H2Cr2O7 dichromaat is Cr2O72-
Standaardprocedure redoxreacties:
methode van de halfreacties1. Schrijf de essentiële begin- en eindproducten op van elke
halfreactie en balanceer (zet de voorgetallen juist van) de atomen
die veranderen van oxidatietoestand
2. Balanceer de O en H atomen in elke reactie1. Voor reacties in zuur midden
• Waar O tekort is: voeg eventueel H2O toe
• Waar H tekort is: voeg eventueel H+ toe
2. Voor reacties in basisch midden• Waar O tekort is: voeg 2 OH- toe per ontbrekend O en een H2O aan de andere kant
• Waar H tekort is, voeg H2O toe per ontbrekend H en evenveel OH- aan de andere kant
3. Balanceer de ladingen: waar negatieve ladingen tekort zijn voegt
men evenveel elektronen toe, en waar negatieve ladingen teveel
zijn trekt men evenveel elektronen af.
4. Vermenigvuldig elke deelreactie zodanig dat het totaal aantal
uitgewisselde elektronen in elke deelreactie gelijk wordt.
5. Sommeer beide deelreacties tot de totaalreactie (zodat hier geen
aparte elektronen meer staan en vereenvoudig tenslotte (indien
nodig) de voorgetallen.
• Gebruik van de methode van de halfreacties
vereist géén kennis van de oxidatiegetallen
• Beste optie voor het oplossen van
redoxvergelijken in waterig milieu
Aangeraden methode in deze cursus
• Moeilijkste stap: eerste stap
• Zouten best splitsen in positief en negatief deel (maar
lukt ook zonder)
• Zuurresten van oxozuren en covalente verbindingen
NOOIT splitsen
Zuur-basereacties
Wat is een zuur ? Wat is een base ?
Definitie volgens Brönsted-Lowry:
Zuur: H+- donor ("protondonor")
Base: H+ - acceptor ("protonacceptor")
Sterk zuur: HA H+ + A- volledig aflopende reactie
Zwak zuur: HA H+ + A- reactie gaat slechts voor een deel door
Zuur HA Zuurrest A- ("geconjugeerde base")
Sterke base: B + H+ BH+ volledig aflopende reactie
Zwakke base: B + H+ BH+ reactie gaat slechts voor een deel door
Base B "geconjugeerd zuur" BH+
Zuur-basereacties
CH3COOH + H2O CH3COO- + H3O+
Zuur ZuurBaseBase
Geconjugeerd paar
H3O+/H2O
CH3COOH/CH3COO-
Zuur kan slechts proton afgeven als opgenomen door een base:
HA + B BH+ + A- (sterk zuur en/of sterke base)
HA + B BH+ + A- (zwak zuur & zwakke base)
Water kan hierbij ook reageren als zuur of base!
HA + H2O H3O+ + A-
HA H+ + A-
Voorbeeld:
B + H2O BH+ + OH-
Zuur-basereacties
Zouten ontstaan door de reactie van zuren met basen:
HCl + NaOH NaCl + H2O
Stoffen die OH- genereren in water zijn ook basen
(ook al nemen ze zelf geen H+ op):
NaOH Na+ + OH−
Is op zich een base die een H+ kan opnemen:
OH− + H+ H20
HCl + NH3 (NH4)Cl
Later meer in hoofdstuk 9
Concentratiegrootheden: een intro
Concentraties worden algemeen uitgedrukt als:
= HOEVEELHEID OPGELOSTE STOF .
HOEVEELHEID OPLOSSING of OPLOSMIDDEL
Hoe deze hoeveelheden uitdrukken ?
Massa
MassaVolume
Volume
Massa
Volume
mol
Volumemol
Massa
mol .
totaal mol
Concentratiegrootheden: een intro
Grootheid AfkortingMassaprocenten %(m/m)
Volumeprocenten %(v/v)
Massa-
volumeprocenten
%(m/v)
)oplossing(mg/kg,...g100
)component(mg/kg,...g
sing,...)oplos(L/dmml100
nent,...)compo(L/dmml3
3
oplossingml100
componentg
Concentratiegrootheden: een intro
Grootheid AfkortingMolariteit M
Molaliteit m
Parts per million ppm (m/m)
ppm (m/v)
Parts per billion ppb (m/m)
ppb (m/v)
oplossingL
componentmol
mol component
kg oplosmiddel
oplossingkg
componentmg
oplossingL
componentmg
oplossingkg
componentµg
oplossingL
componentµg
later meer uitgebreid p 158 e.v.
Oplossingen
VERDUNNEN van een oplossing: eindconcentratie?
n1: n aantal mol
Volume V1
n2: n aantal mol
Volume V2
Hoge beginconcentratie
c1
Lage eindconcentratie
c2
verdunningsregel
Concentratie uitdrukken
VERDUNNINGSREGEL:
kan enkel toegepast worden als in de concentratiegrootheid de noemer uitgedrukt is in een volume oplossing!
cgeconcentreerde oplossing(in M) Vgeconcentreerde oplossing=
cverdunde oplossing(in M) Vverdunde oplossing
in de noemer van de grootheid M komt
volume oplossing voor
TOEPASSEN ? JA,want
Concentratie uitdrukken
VERDUNNINGSREGEL:
kan enkel toegepast worden als in de concentratiegrootheid de noemer uitgedrukt is in een volume oplossing !
(v/v)%geconcentreerde oplossing Vgeconcentreerde oplossing=
(v/v)%verdunde oplossing Vverdunde oplossing
in de noemer van deze grootheid komt
volume oplossing voor
TOEPASSEN ? JA,want
Concentratie uitdrukken
VERDUNNINGSREGEL:
kan enkel toegepast worden als in de concentratiegrootheid de noemer uitgedrukt is in een volume oplossing !
mgeconcentreerde oplossing Vgeconcentreerde oplossing=
mverdunde oplossing Vverdunde oplossing
in de noemer van deze grootheid komt massa
(kg) oplosmiddel voor
TOEPASSEN ? NEEN,want
Met m de molaliteit (mol/kg oplosmiddel)