66
Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

Inleiding Sociologie Deel 3Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

Page 2: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

H9. Kiezen tussen Durkheim, Weber en Marx?

Verschillende benaderingen van de sociale stratificatie

Page 3: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

3

Beoogde leercompetenties

• Het sociologische concept sociale stratificatie met eigen woorden kunnen omschrijven.

• Met voorbeelden kunnen illustreren waarom sociale ongelijkheid ‘eigen’ is een specifieke sociale ruimte en een specifieke sociale tijd.

• Met voorbeelden kunnen illustreren wat sociale ongelijkheid als verklarende variabele kan verklaren met betrekking tot het sociale handelen.

• De grote schema’s in de sociologische literatuur i.v.m. sociale ongelijkheid kunnen omschrijven met eigen voorbeelden.

• Een verband kunnen formuleren tussen de paradigma’s en de invulling van sociale stratificatie / sociale ongelijkheid.

Page 4: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

4

Twee typerende sociale relaties (Vranken, 2001)

Relaties van nevenschikking

Sociale ongelijkheid

Relaties van boven- en onderschikking

Sociale differentiatie of sociale verscheidenheid

Dus ‘verschillende soorten van verschillen’

Page 5: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

5

9.1 Verscheidenheid en ongelijkheid: een raamwerk

Soortverschillen Rangverschillen

Natuurlijke verschillen

Natuurlijke soortverschillen

Natuurlijke rangverschillen

Sociale verschillen

Sociale differentiatie (Zonder dat daaraan een

positieve of negatieve evaluatie)

Sociale stratificatie (Sociale posities in termen

van rang; evaluatie in termen van reputatie,

status of rijkdom)

Ralf Dahrendorf (1929 - ….), ‘On the social origin of inequality among men’ (1968)

http://www.youtube.com/watch?v=Yj5pVe6hOZo

Page 6: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

6

Sociologen

• Focus op sociale ongelijkheid- Los van een of ander verband met natuurlijke soort- of

rangverschillen.

- Wel mogelijkheid dat natuurlijke verschillen zo maatschappelijk worden gewaardeerd dat ze aanleiding geven tot het anders behandelen van groepen en van de leden ervan.

• Bv. Etnische verschillen, ‘gender’, leeftijd … bij sollicitaties (discriminatie …)

Page 7: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

7

Sociologen

• Wel verscheidenheid tussen posities in de samenleving

- Die een hiërarchiserend mechanisme zijn- Waardoor de ene positie hoger wordt geplaatst dan

de andere, die lager scoort

Zodra deze verschillen worden 'geverticaliseerd', hiërarchisch gewaardeerd, waargenomen en gedefinieerd

• bieden zij aanknopingspunten en criteria,• op grond waarvan sociale relaties en levenskansen gesloten

kunnen worden(Rader & Benschop, 1988: 53)

Page 8: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

8

Sociale ongelijkheid

`Uiteenlopende sociale waardering'

• Hoog

• Laag

`Organisatie van het economisch leven‘

• Kapitalisten

• Proletariaat

Hoe naar sociale ongelijkheid?

Ver

klar

inge

n V

erkl

arin

gen

Page 9: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

9

9.2 Nog een stap verder? (Vranken, 1995, 1997, 2001)

Breuklijnen

Onderschikking (hiërarchie)

Ja Neen

Ja Sociale uitsluiting (9.2.4)

Sociale fragmentering (9.2.2)

Neen Sociale ongelijkheid (9.2.3)

Sociale differentiatie (9.2.1)

Jan Vranken, UA (° 1944)

Page 10: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

10

9.2.1 Sociale differentiatie

• Een samenleving is niet denkbaar zonder verscheidenheid- Modernisering (‘structurele differentiatie’)

• Naast: rationalisering, individualisering en domesticering

• Sociologische onderzoek- Beklemtoont de zoektocht naar specifieke combinaties in

samenlevingsverbanden, naar variabelen • gelijkaardigheden

• verschillen tussen vertaald naar typologieën

Page 11: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

11

9.2.2 Sociale fragmentering

• Sociaal-ruimtelijk- Een verzameling van verschillende ‘ruimten’, die van

elkaar gescheiden zijn, maar niet noodzakelijk aan elkaar zijn ondergeschikt.

• Een polycentrische ruimte - Zoals bv. een stedelijke ruimte

- Een perfecte multiculturele samenleving

Page 12: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

12

9.2.3 Sociale ongelijkheid (focus sociologie)

• Onderscheid naar- Individuen- Groepen (gezinnen, klassen …)

• Waarom?- Uiteenlopende waardering voor posities (functionalisme)

• Best gedocumenteerd, - zoals: ongelijke inkomensverdeling, ongelijke participatie onderwijs,

ongelijke participatie gezondheidszorg of het ongelijk wonen (wie waar en hoe?)

• Collectieve vormen van ongelijkheid zijn cruciaal

- De economische organisatie (de economische logica, conflict)

• “Arbeid” versus “kapitaal”

Page 13: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

Illustratie van sociale ongelijkheid

http://www.etuc.org/r/18http://www.ilo.org/global/lang--en/index.htm

Page 14: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

Om enig idee te krijgen omtrent het ‘ontstaan’ van een “georganiseerde arbeidersbeweging” binnen het kapitalisme, bekijk de fragmenten van de Vlaamse film Daens. Zij geven de sfeer en wantoestanden uit die periode weer!

Klik:• http://nl.youtube.com/watch?v=n2RoqkokxS4• http://nl.youtube.com/watch?v=KcZu9_ChcX0&feature=related

Page 15: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

15

9.2.4 Sociale uitsluiting

• Individuen, posities of groepen• Staan in een hiërarchische verhouding tot elkaar• Er zijn duidelijke breuklijnen tussen deze ‘eenheden’

- ‘In’ en ‘out’ - Voorwaarden

• Dominantie (kapitaal, elite …)• ‘Buitenstaanders’

- Beschikken niet over middelen » Sociale goederen: economisch, sociaal en cultureel

kapitaal» om kloof met de samenleving op eigen kracht te

overbruggen• Voorbeeld:

- Armoede, fysische ontoegankelijkheid van gebouwen (voor gehandicapten), (etnische) discriminatie (arbeidsmarkt bv.) …

Page 16: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

16

Sociologische realiteit

• Samenleving gekenmerkt door - Sociale stratificatie / sociale gelaagdheid

- Impact? • Bewustzijn nodig om tot ‘een’ klasse te behoren of niet

- Sociale categorieën• Sociale klasse

= verzameling (aggregaat) van individuen

- met ervaren gemeenschappelijke omstandigheden- en alleen gemeenschappelijke mogelijkheden / uitdagingen

om te emanciperen

Page 17: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

17

Even in termen van ‘orde’ of ‘conflict’.

Focus Stratificatie

Ordevraagstuk

(consensus)

Hoe konden mensen zich verenigen zodat een

maatschappij zou ontstaan waarin zij redelijk onbedreigd

konden samenleven?

• Relaties zijn ‘consensueel’ • Klassen zijn geen zelfstandige maatschappelijke eenheden (collectiviteiten in sociologie)• Er zijn geen verschillende, noch tegengestelde belangen

Conflictvraagstuk

(Marx, Weber)

Hoe konden mensen, op straffe van revolutie en

geweld, een antwoord vinden ‘hoe’ het toch mogelijk was

dat geweld, dominantie, conflict en revolutie zich

steeds maar bleven voordoen in vooral moderne

samenlevingen?

• Relaties zijn ‘conflictueel’

• Klassen zijn zelfstandige maatschappelijke eenheden (collectiviteiten in sociologie)• Verschillende én tegengestelde belangen

• Klassenconflicten houden onze maatschappij (mee) in beweging

Page 18: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

18

9.3 ‘Georganiseerde’ vormen van ongelijkheid

Maatschappelijk relevante kenmerken van sociale actoren

• Collectiviteit (bewust positie)

• Sociale categorie (niet bewust positie)

Positie binnen één van de hiërarchisch geordende lagen

• StrataStrata (functionalisme)• KlassenKlassen (conflictsociologie)

Page 19: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

19

Slaven

Zie je ‘vandaag dit fenomeen nog?

Page 20: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

20

9.4 Standen, kasten en klassen

• Alle samenlevingen van enige omvang vertonen één of andere vorm van sociale gelaagdheid. - De oudste bekende vorm is de slavernij: de extreemste

vorm van ongelijkheid.

Page 21: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

21

9.4.1 Is een ongelaagde samenleving mogelijk?

• Strikte definitie egalitaire samenleving- Alle posities nevengeschikt- Alle ermee verbonden statussen gelijkwaardig- Onderlinge verschillen tussen leden enkel gebaseerd op

gezag• Criteria: leeftijd, geslacht of persoonlijke kenmerken

- Bv. Australische aboriginals

- Accumulatie van bezit en macht in de handen van enkelen ontbreekt in zo’n georganiseerd samenlevingsverband.

Page 22: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

22

Gestratificeerde samenlevingen

• Samenlevingen - Waarin posities en statussen aan de hand van

particuliere criteria (bv. bezit productiemiddelen)

- Verschil naar type sociale gelaagdheid: • Standen (middeleeuwse standenmaatschappij Europa) • Kasten (kastensysteem India) • Klassen (moderne maatschappij)

Page 23: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

23

9.4.2 De standensamenleving

• Erfelijke ordening (toegewezen, ‘ascribed’)• Endogaam

- Enkel huwelijkspartners uit dezelfde stand

• Rechten en plichten van de leden van elke stand - Nauwkeurig omschreven

- Juridisch gesanctioneerd

Page 24: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

24

9.4.2 De standensamenleving

Adel • Rechtspraak, bestuur en oorlogsvoering • Geen belastingen • Onderdak geven bij oorlog aan de armen

Clerus • Erediensten en zielenheil • Geen belastingen betalen • Geen krijgsdienst verrichten

Volk • Belastingen betalen • Krijgsdienst verrichten • Onderhoudswerken verrichten

Page 25: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

25

9.4.2 De standensamenleving - 2

• Ideologische verantwoording- `Hier op aarde zijn er sommigen die bidden, anderen die

strijden en weer anderen die werken ...‘- `Vanaf het allereerste begin was het menselijke geslacht

verdeeld in drieën, (1) de mensen van gebed, (2) de landbouwers en (3) de krijgslieden'.

= een “organische” ordening (toen) - Religieus verantwoord

• Verbergt een fundamenteel politiek discours (van machtsongelijkheid)

• Voorbeeld- Europese feodale orde (middeleeuwen)

Page 26: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

26

“De door God gegeven orde”

Page 27: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

27

9.4.3 De kastensamenleving

• Een traditionele, religieus voorgeschreven en gesanctioneerde sociale ordening.

• Endogaam en lidmaatschap kasten geërfd (toegewezen). - De kaste bepaalt het leven van haar leden in de hoogste

mate: • Welk voedsel gegeten kan (moet) worden, met wie men contact

heeft, hoe men gekleed gaat, in welke beroepen men terecht kan.

Page 28: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

28

9.4.3 De kastensamenleving(Hindoesamenleving)

• Ideologie- De hogere kasten verantwoorden hun positie door zeer

uitvoerige religieuze, psychologische en genetische argumenten, uitgedrukt in rituele voorschriften en ondersteund door vérgaande sancties.

• Claude Lèvi-Strauss (binaire opposities in kastensamenleving) - Rein/ onrein en rituele status/ seculiere macht - Brahmanen/ onaanraakbaren en Priesters/ krijgsheren.

• De kolonisator (Britten) hanteerde bij de grootscheepse volkstellingen vanaf 1872 de ‘kastenidentiteit’ als classificatiecriterium- Waardoor de maatschappelijke relevantie ervan groter werd.- Of ‘hoe’ het denken in termen van ‘sociale categorieën’ tot

‘sociale collectiviteiten’ kan leiden.

Page 29: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

29

9.4.4 De klassensamenleving: een klasse

Elke bevolkingsgroep • die een gemeenschappelijke positie inneemt ten aanzien van

cruciale maatschappelijke variabelen- Inkomen, vermogen, beroep, onderwijs en levensstijl

• waarbinnen aantal gelijkaardige interactiepatronen bestaan• gemeenschappelijke opvattingen deelt (cultuur)• te onderscheiden is van andere bevolkingsgroepen op (een

aantal van) genoemde kenmerken (zoals levensstijl)

Niet gevormd of ondersteund door specifieke juridische of religieuze regelingen; evenmin verleent lidmaatschap van een klasse bijzondere burgerlijke of politieke (voor)rechten.

Er zijn ontsnappingsmogelijkheden (sociale mobiliteit).

De georganiseerde ongelijkheid onder de vorm aan van sociale klassen

Page 30: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

31

Het verschillend belang van ‘klasse’ in de verschillende modellen: Marx (1818-1883)

• Definitie sociale klasse- Een gemeenschappelijke positie ten aanzien van de

productiemiddelen (binnen kapitalisme) • De leden van een klasse

- Ontwikkelen een eigen klassenbewustzijn• De klassen

- Antagonistische relaties- Conflictuele relaties

• Basis voor het tweeklassenmodel:- Burgerij/proletariaat

Page 31: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

32

Het verschillend belang van ‘klasse’ in de verschillende modellen: Max Weber (1864-1920)

• De vier economische klassen niet noodzakelijk tegenover elkaar- ze kunnen relaties van afhankelijkheid en samenwerking

hebben. • Naast de economische klassentoestand andere dimensies

- Status (wél een gemeenschappelijk bewustzijn nodig)- Macht

• Dan kan - De economische klassenpositie als afhankelijke variabele

gehanteerd, ten aanzien van status of macht • Verhoogt toepassing

- voor niet-kapitalistische en laatkapitalistische samenlevingen

Page 32: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

33

Het verschillend belang van ‘klasse’ in de verschillende modellen: Davis en Moore

• Definitie - Strata in termen van ‘meer’ of ‘minder’ ten aanzien van een of

andere maatschappelijke karakteristiek ( beroepsstatus)• Afwezigheid tegenstellingen tussen verschillende strata• Vage grenzen tussen de verschillende strata zijn

- Een continuüm, waarbij strata enkel gradueel van elkaar verschillen

• Stratificatie is universeel en noodzakelijk (‘functional’)- Een mechanisme, dat de meest getalenteerde en bekwame

leden van een samenleving op die posities lokt, hetgeen ook functioneel noodzakelijk zal zijn voor de samenleving.

Page 33: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

34

Davis en Moore

Kingsley Davis (1908-1997)

Wilbert Moore (1914-1987)

Page 34: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

35

Het verschillend belang van ‘klasse’ in de verschillende modellen (synthese)

• ‘Les classes sociales sont tout’ - voor Marx

• ‘Les classes sociales sont quelque chose’ - voor Weber

• ‘Les classes sociales ne sont rien’ - voor de functionalisten

(Bihr & Pfefferkorn, Déchiffrer les inégalités, 2005: 39-52)

Page 35: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

36

Roland Pfefferkorn

Alain Bihr (1950 - …)

Page 36: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

Een overzicht

Page 37: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

38

Standen Kasten Klassen

Legitimatie Theologisch (verbergt ‘politiek discours’)

Religieuze, psychologische en genetische argumenten

De economische organisatie van de samenleving.

Economie Agrarisch Industrieel / kenniseconomie, (globalisering)

Machtsbasis Land / grond Godsdienst Kapitaal (en vandaag kennis)

Bekleding Vererving (toegewezen) Verwerving

Mobiliteit Geen• Lidmaatschap levensbepalend, rigide / gesloten

Mogelijk via welvaartsstijging. Onderwijs is dominante variabele.

Huwen Endogaam (enkel binnen sociale groepering) Exogaam mogelijk (sociale afkomst)

Ordening Clerus, adel, volk (organisch)

5 strikt gescheiden groepen = hiërarchie in prestige, macht, rijkdom en politieke macht

Tweeklassenmodel ( burgerij en proletariaat) (Marx) of meerdimensioneel: economisch, status en macht (Weber), beroepsstatus (Davis & Moore)

Samenleving Feodaal Hindoe (Post-)industrieel

Page 38: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

39

9.5.1 Theoretisch kader: Durkheim

• Vragen - Welke vormen van sociale ongelijkheid zijn maatschappelijk

aanvaardbaar zijn?- Welke soorten van ongelijkheid zullen in de loop van de

maatschappelijke ontwikkeling verdwijnen?• Stelling

- Alleen die ongelijkheid die gebaseerd is op de verschillende bijdragen van individuen aan het maatschappelijke geheel is relevant voor positionering binnen de samenleving.

- Dit moet dan wel gelegitimeerd worden door een consensus onder de leden van de samenleving.

9.5 Sociale strata, een kwestie van sociaal prestige?

Page 39: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

40

Morele normen (aanvaardbaarheid) veranderen met de samenleving, c.q. arbeidsverdeling

Mechanische Mechanische solidariteit

Basis ongelijkheid

• Sociale afkomst

• Religie

• Ethnische kenmerken

• Erfrecht

• …

OrganischeOrganische solidariteit

Basis ongelijkheid

Alleen die criteria die

• Sociaal functioneel zijn

• Moreel gedragen

• …

Page 40: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

41

Theoretisch kader: Davis en Moore (1945: 242-249)

• “(…) an unconsciously evolved device by which societies ensure that the most important positions are conscientiously filled by the most qualified persons.”- Teleologische karakter

- Organicistisch maatschappijbeeld

Page 41: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

42

Ultieme focus:

Voortbestaan van de samenleving

Functionele belangrijkheid

posities

Schaarste aan personeel

BehoeftemechanismeBehoeftemechanisme

• Dat de bekwaamste leden gemeenschap ertoe aanzet

om de ‘belangrijke’ en ‘veeleisende’ posities te

bekleden

• Alle positiebekleders zover te brengen dat ze hun rollen

opnemen

• Beloningen

• Ongelijkheid

• Stratificatie

Juiste man of vrouw wordt naar de juiste plaats geleid of gelokt

Ongelijke posities(Inkomen, vermogen,

macht, invloed, prestige)

Page 42: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

43

Stratificatie bij functionalisten

• De aggregatie van de verschillend gewaardeerde posities tot sociale categorieën.

• Sociale ongelijkheid- Een opeenstapeling van ‘lagen' of ‘strata' van laag naar

hoog (samenleving = een ladder met treden/sporten)• Sociale mobiliteit: vrij gemakkelijk om van de ene sport

naar de andere te klimmen.

Page 43: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

44

9.5.2 Yankee City (Warner en Lunt)

Onderzoek van de verschillende ‘klassen’ in Newburyport, onder de schuilnaam ‘Yankee City‘ gepubliceerd.

Hogere of lagere status op basis van: • Onderwijs• Beroep• Inkomen• Levensstijl• Sociale herkomst

‘Individuals were placed by the evaluations of Yankee City itself’.

Page 44: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

45

“Yankee City”: gelaagde samenleving

Lower-Lower

Lower-Upper 1.56 %

Upper-Upper 1.44 %

Upper-Middle

Lower-Middle

Upper-Lower

25.22 %

32.60 %

28.12 %

10.22 %

Warner & Lunt (1941, 1942)

Page 45: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

46

9.5.3 Beroepsprestigestratificaties

Geneesheer-specialist 80

Manager (kaderlid) 60

Leraar LSO (regent) 57

Industrieel ingenieur 50

Zelfstandig elektricien 48

Bediende-typiste 42

Eigenaar kleine winkel 42

Vrachtwagenbestuurder 33

Ongeschoolde fabrieksarbeider 18 Elchardus (1979)

Page 46: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

47

9.5.4 Sociaal-economische status (SES)

• De meest gangbare indeling in het internationaal vergelijkend onderzoek over mobiliteit en in studies over de relatie tussen de klassenpositie en attitudes van respondenten is de EGP-indeling (1970).

• EGP: - Erikson

- Goldthorpe

- Portocarero

Page 47: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

48

Het EGP-model uit 1979 (Bron: Erikson, Goldthorpe, Portocarero, 1979)

1 De hogere leidinggevende en professionele beroepen (incl. grotere ondernemers)

2 Middelbare leidinggevende en professionele beroepen

3 Routine hoofdarbeid

4 Kleine zelfstandigen

5 Leidinggevende handarbeid

6 Geschoolde handarbeid

7a Halfgeschoolde, geoefende en ongeschoolde handarbeid

7b Landarbeiders

Service class

‘Intermediaire’ klasse

Arbeiders- klasse

Page 48: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

49

9.5.5 Bedenkingen bij het functionalistische model

1. Negatie nefaste gevolgen van ongelijkheid - Ook disfunctioneel

2. Geen verklaring waarom ‘knelpuntberoepen’ niet hoger worden gewaardeerd

3. Bevraging ‘opinie over status’- Voorgevormd door media, ‘als vanzelfsprekend’

4. Aanwezigheid van drempels en schotten in het sociale gebeuren is ook een feitelijkheid

Page 49: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

50

9.5.5 Bedenkingen bij het functionalistische model (1)

1. Negatie nefaste gevolgen van ongelijkheid (ook disfunctioneel)• Relatie extreme ongelijkheid – zichtbaar via ‘ostentatieve consumptie’ –

en vormen van criminaliteit.• Het niet-optimaal aanwenden van het aanwezige menselijke kapitaal

versus de moeizame doorstroming uit de onderliggende sociale klassen via onderwijs.

2. Geen verklaring waarom een aantal posities laag gerangschikt zijn, ondanks hun belang voor voortbestaan samenlevingsverband.

• Vuilnisophalers zijn cruciaal voor volksgezondheid• Relatieve schaarste: niet alle ‘knelpuntberoepen’ krijgen een

vergelijkbaar loon, zeker niet een stelselmatig een hoger loon. • De vraag rijst: welke factoren worden hier buitenspel gehouden?

Page 50: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

51

9.5.5 Bedenkingen bij het functionalistische model (2)

3. Bevraging opinie over status in de samenleving- Voorgevormd door media, donderwijs (gesocialiseerd)

• Sociaal verwachte antwoorden• Als evident ‘geïnternaliseerd’

- Niemand heeft even grondige kennis van alle lagen

4. Aanwezigheid van drempels en schotten in het sociale gebeuren- Bv.

• De arbeidsmarkt (gesegmenteerd)• Elites maken grenzen om hun bevoorrechte positie te vrijwaren (artsen

en numerus clausus)

Page 51: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

52

Toepassing van Merton (zie H3) Mogelijke functies van stratificatie als sociale orde

Manifeste (dis)functie

Latente (dis)functie

Functie Verplicht tot werken om inkomen te verdienen

Werkgelegenheid in de sociale sector

Disfunctie Verspilling van menselijk kapitaal (schaarse

arbeidsmarkt)

Bedreiging van sociale cohesie en solidariteit

Page 52: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

53

9.6.1 Theoretisch kader

• Sociale klassen- Antagonistische sociale groepen

• Door de specifieke plaats die ze in een bepaalde productiewijze innemen.

• Is bepaald door hun relatie tot de productiemiddelen. In de kapitalistische productiewijze (KPW)

• Twee hoofdklassen- Burgerij

» de bezitters van de productiemiddelen

- Proletariaat» Degene die bezitloos zijn inzake productiemiddelen » Proles = zij, die enkel hun kinderen hebben

9.6 Sociale klassen, een kwestie van productieverhoudingen?

Marx

Page 53: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

54

9.6.1 Theoretisch kader (2)

• ‘Uitbuiting’?

- Arbeidswaardeleer (ook economen: Smith en Ricardo) • Enkel arbeid produceert waarde = de meerwaarde• Meerwaarde

- Waardevermeerdering die de grondstof ondergaat door het uitoefenen van de arbeid

- Stelling • Meerwaarde (door arbeiders geproduceerd) wordt toegeëigend door de

kapitaalbezitters (‘burgerij’)• Uitbetaalde loon lager dan de meerwaarde die ze produceren

(economische uitbuiting)- = ‘zero sum game’

• Fundamenteel antagonisme: ‘arbeid’ versus ‘kapitaal’ (bourgeoisie)

Page 54: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

55

9.6.2 Van Klasse-an-sich naar Klasse-für-sich: wording van klassen? (zie H3)

De strijd tussen de Klassen-für-sich

De strijd tussen de individuele kapitalist en de

individuele arbeider

De Klassen-an-sich

Begin industrialisatie en kapitalistische klassenstructuur (vandaag globalisering)

= afhankelijkheid ten aanzien van de ondernemer

Gemeenschappelijke toestand

• Bezit van de productiemiddelen

• Gemeenschappelijke sociaal-economische omstandigheden

• Neiging tot gemeenschappelijke gedragspatronen die zijn bepaald door objectieve belangen

Bewustzijn = verbindend • Gemeenschappelijke belangen (deprivatie / belangen)• Psychologische band door het gemeenschappelijk beleven van de klassentegenstellingen (eerst bij burgerij)

Rela

tie t

ot

de p

roduct

iefa

ctore

n,

maats

chappelij

ke f

unct

ies

en s

tatu

s

Page 55: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

56

9.6.3 Meervoudige klassenschema’s en sociale lagen

Page 56: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

57

9.6.4 Waarom domineert in Marx’ werk de dichotome klassenstructuur?

• Dicht bij de industrieel-kapitalistische samenleving- Klassenpositie en sociale positie vielen samen

• Binaire beeld sociale structuur is sprekender of dient beter de belangen van een klasse

• Identificatie ontwikkelingswetten - = identificeren krachten die bij deze ontwikkeling

betrokken zijn• Hypothese

- Alle andere klassen, zoals de kleine burgerij en de boeren, zullen opgaan in de twee historisch noodzakelijke klassen, de burgerij en het proletariaat.

Page 57: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

58

9.7 Weber: klasse, stand en partij

Domein Criterium Maatschappelijke vorm

Economisch Positie op de markt Klasse

Sociaal Status Stand

Politiek Macht Partij

Page 58: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

59

9.7.1 Sociale sluiting: het archimedisch punt van Webers benadering?

• Sociale sluiting- “Het proces waardoor sociale groeperingen of collectiviteiten

proberen beloningen te verwerven, vergroten of behouden door het beperken van de toegang tot bronnen of kansen tot een beperkte kring van uitverkorenen” (Benschop, 1987: 16).

= Strijd om de macht over, ook door anderen begeerde, levenskansen

• Via het monopoliseren van deze levenskansen of het afsluiten van de toegang voor buitenstaanders.

- Resultaat• Een ongelijke verdeling van deze levenskansen• Gesloten sociale verhoudingen en gemeenschappen

Page 59: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

60

Klassenschema Weber

Bezitsklassen

Verwervingsklassen

Positief geprivilegieerd: renteniers

Positief geprivilegieerd: ondernemers

Negatief geprivilegieerd: de ‘onvrijen’

Negatief geprivilegieerd: arbeiders

Page 60: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

61

9.7.2 Klasse (Weber)

• Het aggregaat van personen die zich in dezelfde ‘klassentoestand’ bevinden. - Verwijst naar de typische kans op een positief of negatief monopolie

met betrekking tot • De voorziening van goederen

• De uitwendige levenspositie (‘Lebensstellung’)

• Het innerlijk levenslot (‘inneres Lebensschicksal’).

- Situatie • De dominante klassen hebben een monopolie op lucratieve markten.

• De minder dominante klassen bezitten slechts gedeeltelijke monopolies of monopolies op minder gewenste markten.

• Klassen die geen monopolie kunnen verwezenlijken, moeten op de open markt met elkaar concurreren en zijn daarbij onderworpen aan de egaliserende krachten van de markt.

- Onderscheid tussen • Bezitsklassen (‘Besitzklasse’)

• Verwervingsklassen (‘Erwerbsklasse’).

Page 61: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

62

9.7.3 Stand

• ‘Status’ of ‘prestige’ - ‘Een specifieke, positieve of negatieve sociale waardering van de eer,

die aanknoopt bij een of andere eigenschap die velen gemeenschappelijk hebben’

- Cf. moderne definitie van ‘sociale status’• Waardering op basis van de kenmerken van de positie die mensen bekleden.

• Gebaseerd op:

(1) De levensstijl, dat is een geheel van gedragsvoorkeuren inzake consumptie, kleding, taalgebruik en dergelijke.

(2) De formele opleiding, die zowel op empirische als op rationele elementen kan slaan en de ermee overeenstemmende levenswijzen.

(3) Het prestige dat uit geboorte of uit de uitoefening van een beroep voortvloeit.

• Leidt tot bepaalde structureringen van de bevolking.- Sociale standen.

= Is een veelheid van individuen die een gelijkaardig soort prestige genieten uit hoofde van hun positie.

Page 62: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

63

9.7.4 Partij

• ‘Gemeenschapshandelen van partijen (...) altijd effect voor groepsvorming.

• Raamwerk ‘politiek’ gemeenschapshandelen.• Ruimer dan de ‘enge’ betekenis van politieke partij.

- ‘Het handelen van partijen is gericht op het beïnvloeden van een gemeenschappelijk handelen, ongeacht de inhoud ervan’.

- Elke vrijwillige vereniging die tot doel heeft om de controle over de beslissingscentra van een gemeenschap te verwerven

• Teneinde daarbinnen bepaalde doelstellingen planmatig na te streven.

- Nationale staat (gerecht, de politie, de belastingontvangers, de hele overheidsadministratie)

Page 63: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

Samenvattend

Page 64: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

65

Naar de paradigma’s (1)

Paradigma Focus Inzichten

Symbolisch interactionisme

Hoe beïnvloedt stratificatie

interacties?

• In hun interacties, hogerestatusmensen tonen hun macht, terwijl lagerestatusmensen respectvol blijven.

• Mensen hanteren symbolen om zich te differentiëren van andere sociale groepen (lagen).

• ‘Lifestyle’ illusteert ‘het’ verschil.

• Veblen: welvaart wordt daarom prestigieus via een bepaald consumptiepatroon en een vrijetijdsbesteding.

Page 65: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

66

Naar de paradigma’s (2)

Paradigma Focus Inzichten

Functio-nalisme

Hoe kan stratificatie de samenleving een voordeel

geven?

• Ongelijkheid is ontstaan door de noodzaak, fundamentele behoeften in termen van vereiste competenties van de samenleving te realiseren; sommige zijn belangrijker dan andere. Laat een maatschappij functioneren, indien gedeeld.

• Mensen moeten een motivatie hebben, om daarvoor inspanningen te geven. Is voordeel voor samenleving. Matching van competenties; noodzakelijkheid (stabiliteit op langere termijn).

• De ene positie is dan belangrijker dan de andere (gelet op de duurzaamheid van een maatschappij. Daarom extra beloning / waardering. En dus een noodzakelijke ongelijkheid.

Page 66: Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

67

Naar de paradigma’s (3)

Paradigma Focus Inzichten

Conflict-sociologie

Hoe beschadigt stratificatie de samenleving?

• De geschiedenis is getypeerd door een klassenstrijd, waar elites zich het ‘profijt’ wisten toe te eigenen. Resultaat van het sociaal conflict. • Talent wordt niet optimaal gebruikt voor de samenleving. •= uitdrukking belang machthebbers• De ‘waarden’ zijn maar relevant voor de machthebbers.• Bourgeoisie / kapitalisten en het Proletariaat (werkende klasse). Verschil in toegang ‘bronnen’ geeft verschil in toegang, geeft dat de ‘ene’ wel kan, de andere ‘niet’ (uitsluiting) welvaart heeft, dus schade voor de andere; = realiteit, maar niet evident bewust.• Stratificatie beperkt de mogelijkheden voor de zwakkeren in de samenleving (zorgt wel voor onrust). • Media zijn vaak een instrument voor ‘ruling class’ (elite).