42
Kwetsbare ouderen in beeld Kwetsbare ouderen in beeld Informatie voor sociaal-cultureel werkers die vragen en wensen van kwetsbare oude- ren in hun werkgebied in kaart willen brengen Kees Penninx Innovatieprogramma Welzijn Ouderen NIZW Zorg 2005 Innovatieprogramma Welzijn Ouderen

Innovatieprogramma Welzijn Ouderen Kwetsbare ouderen in beeld · 2018. 5. 15. · Mensen zijn zelden van de ene op de andere dag “kwetsbaar”. Hoe eerder u risicovolle omstandig-heden,

  • Upload
    others

  • View
    10

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Kw

etsb

are

oude

ren

in

bee

ld

Kwetsbare ouderen in beeld

Informatie voor sociaal-cultureel werkersdie vragen en wensen van kwetsbare oude-ren in hun werkgebied in kaart willenbrengen

Kees Penninx

Innovatieprogramma Welzijn Ouderen

NIZW Zorg 2005

Innovatieprogramma

Welzijn Ouderen

Inhoudsopgave

Inleiding

1 Het begrip kwetsbaarheid: introductie

2 Omslagpunten bij toenemende kwetsbaarheid

3 Domeinen van kwetsbaarheid: introductie

4 Lichaam en geest

5 Sociaal netwerk

6 Materiële situatie

7 Arbeid en prestatie

8 Waarden en inspiratie

9 Ouder worden tussen kwetsbaarheid en kracht

10 Een integraal balansmodel voor kwetsbareouderen

Bijlagen• Tips voor het in kaart brengen van de leefsituatie

van kwetsbare ouderen in het werkgebied van hetsociaal-cultureel werk

• Vragensets voor persoonlijke gesprekken engroepsactiviteiten

Inleiding

Deze brochure is geschreven in het kader van hetInnovatieprogramma Welzijn Ouderen. NIZW Zorg voertdit programma in de jaren 2004 tot 2006 uit insamenwerking met NIZW Sociaal Beleid in opdrachtvan de MOGroep. Het doel van dit programma isom instellingen welzijn ouderen ondersteuning tebieden bij innovatie van hun werk gericht op dedoelgroep kwetsbare ouderen.Eén van de speerpunten die de ledenraad voor ditprogramma heeft gekozen is vernieuwing van hetsociaal-cultureel werk met het oog op de wensen enbehoeften van die groep.Er zijn maar weinig sociaal-cultureel werkers die

beroepshalve nooit met ouderen omgaan. Demeeste ouderen in Nederland zijn gezond en vitaal.Ze voelen zich niet “oud”. Ze zijn actiever engeëmancipeerder dan vorige generaties. Het vrij-etijdsgedrag van ouderen wordt diverser (ouderengaan meer verschillende dingen doen) en uithui-ziger (ouderen gaan meer dingen buitenshuisdoen). De meeste ouderen kunnen financieel goedrondkomen. Het sociaal-cultureel werk heeft eentraditie in het aanbieden van talrijke activiteitenvoor deze groep, onder meer op het gebied vanrecreatie, educatie en vrijwilligerswerk. De laatstejaren blijven echter steeds meer ouderen zelfstandigwonen, ook als zij op een of meer terreinen van hetleven ernstige problemen ervaren. Het gevolg is eentoename van het aantal kwetsbare ouderen in dewijk. Zij vragen mogelijk om andere activiteiten,dan wel om aanpassingen in bestaande activiteiten.Te denken valt aan activiteiten die er aan bijdragendat kwetsbare ouderen zo lang mogelijk zelfstandigkunnen blijven wonen, zo veel mogelijk zelfredzaamblijven, de regie over hun leven behouden, nietvereenzamen en deelnemen aan sociale activiteiten.Ook valt te denken aan activiteiten die bijdragenaan een woonomgeving die kwetsbare ouderen alsveilig ervaren, die voor hen toegankelijk is en dieuitnodigt tot participatie. Een effectieve inzet vandeze activiteiten kan voorkomen dat ouderen voor-tijdig gebruik maken van zwaardere en duurderezorgvoorzieningen. Effectiviteit begint met een goedinzicht in de leefsituatie en behoeften van kwets-bare ouderen. Op grond daarvan kunnen doelenscherp worden benoemd en kunnen resultaten

2

inzichtelijk worden gemaakt. Deze brochure biedtachtergrondinformatie en werkbladen voor sociaal-cultureel werkers die de leefsituatie van kwetsbareouderen in hun eigen werkgebied in kaart willenbrengen, met het oog op een zinvolle en effectievebijdrage aan de maatschappelijke ondersteuningvan deze groeiende groep burgers.

PrestatieveldenIn de contourennota over de Wet MaatschappelijkeOndersteuning (WMO) is deze opgave geëxplici-teerd in een aantal zogenoemde prestatieveldenvoor gemeenten. Deze prestatievelden hebben nietalleen betrekking op kwetsbare ouderen, maar opalle kwetsbare groepen in de lokale samenleving.

• Algemene voorzieningen op het terrein van demaatschappelijke ondersteuning.

• Voorzieningen op het terrein van informatie enadvies voor maatschappelijke ondersteuning.

• Voorzieningen voor het ondersteunen vanmantelzorgers en vrijwilligers.

• Versterking van de sociale samenhang in en leef-baarheid van wijken en buurten.

• Accommodaties voor maatschappelijke acti-viteiten.

• Voorzieningen voor gehandicapten, chronischepsychiatrische patiënten en mensen met psychi-sche of psycho-sociale problemen, en ouderen,voor het vergroten en/of ondersteunen van dezelfredzaamheid, de maatschappelijke partici-patie en het zelfstandig functioneren.

Bij al deze activiteiten is een vraaggerichte werk-wijze belangrijk. Dat betekent dat u inzicht nodigheeft in de wensen en behoeften van kwetsbareouderen in uw werkgebied met betrekking tot maat-schappelijke ondersteuning. In deze brochure ligthet accent dan ook op de vragen, wensen en leef-omstandigheden van kwetsbare ouderen zelf. Bijwijze van voorbeeld zal hier en daar aandachtworden besteed aan het aanbod van mogelijke acti-viteiten. Maar het belangrijkste doel van debrochure is basisinformatie bieden over kwetsbaar-heid bij ouderen. Voor verdere verdieping kunt uook enkele informatieve websites bezoeken, waarveel informatie over kwetsbare ouderen bijeen isgebracht.

Websites met informatie over kwetsbare ouderen

• www.rivm.nlBevat Nationaal Kompas en Nationale AtlasVolksgezondheid.

• www.scp.nlHier kunt u de Rapportage Ouderen 1998, 2001 en2004 downloaden met uitgebreide informatie overde leefsituatie van ouderen in Nederland.

• http://www.kenniscentrum-ouderen.nlWebsite van NIZW waar informatie over onderzoek,beleid en praktijk over ouder worden bij elkaarwordt gebracht.• www.seniorweb.bl

Leuke site met veel informatie en activiteiten voorouderen.

Leeswijzer

Definitie

In paragraaf 1 behandelen we kort enkele centralebegrippen: wat verstaan we onder sociaal-cultureelwerk, ouderen, en kwetsbaarheid?

Proces

Mensen zijn zelden van de ene op de andere dag“kwetsbaar”. Hoe eerder u risicovolle omstandig-heden, gebeurtenissen en signalen weet op tepikken, hoe groter de kans is dat algemene sociaal-culturele activiteiten succesvol kunnen wordeningezet en het gebruik van duurdere zorgvoorzie-ningen kan uitstellen of voorkomen. Kwetsbaarheidis meestal resultante van een geleidelijk en sluipendproces, dat wordt gemarkeerd door bepaaldeomslagpunten. In paragraaf 2 gaan we in op ditproces en deze omslagpunten.

Levensterreinen

Mensen zijn zelden kwetsbaar op alle terreinen vanhet leven. In paragraaf 3 introduceren we vijfbelangrijke levensterreinen van ouderen: lichaamen geest, sociale relaties, materiële situatie, arbeiden prestatie, waarden en normen. In de daaropvolgende paragrafen 4 tot en met 8 zetten we voorelk van deze levensterreinen uiteen wat kwetsbaar-heid bij ouderen kan betekenen

3

Kracht

Met het ouder worden dienen zich ook nieuwekrachten en mogelijkheden aan. Voor sociaal-cultu-reel werkers vormt het versterken van deze vaakonvermoede krachten een belangrijke invalshoekvoor hun aanpak. Waaruit bestaat deze ‘kracht vande ouderdom’? Waaruit putten ouderen kracht enwat stelt mensen in staat om zinvol en waardig oudte worden, ondanks beperkingen? In paragraaf 9zetten we de belangrijkste bronnen van zingevingbij ouderen op een rij en gaan we na hoe ouderendaar mee om gaan.

Balansmodel

Tot slot brengen we in paragraaf 10 de tot dan toeverzamelde inzichten bij elkaar in een integraalbalansmodel van persoonlijke ontwikkeling. In ditmodel zijn de factoren die van invloed zijn op draa-glast en draagkracht van de oudere overzichtelijkgeordend. Voor de cliënt kan zo een persoonlijkebalans worden opgemaakt, waaruit niet alleen valtaf te lezen in welke opzichten hij of zij kwetsbaar is,maar ook waar aanknopingspunten liggen voorinterventies op individueel niveau en in de omge-ving. “Kwetsbaarheid” wordt daarmee nog meer eendynamisch en relatief begrip: wie ziek is kan zichgezond voelen; wie problemen ervaart in een speci-fiek domein kan zich sterk voelen in anderedomeinen, wie gezond is kan bedreigd worden doorrisicovolle omstandigheden.

Aan de slag

Op grond van deze visie op en informatie overkwetsbaarheid kunnen sociaal-cultureel werkerseen goed afgewogen en vraaggericht pakket vansociaal-culturele activiteiten samenstellen dat houtsnijdt voor mensen, bij wie leeftijd en kwetsbaar-heid steeds meer samengaan. In enkele bijlagentreft u tot slot praktische werkbladen aan in devorm van tips en vragensets. Daarmee kunt u deleefsituatie van kwetsbare ouderen in uw eigenwerkgebied nader in kaart brengen.

• Bijlage 1. Tips voor het in kaart brengen van deleefsituatie van kwetsbare ouderen inhet werkgebied van het sociaal-cultu-reel werk.

• Bijlage 2. Vragensets voor persoonlijkegesprekken en groepsactiviteiten.

4

1 Sociaal-cultureel werk, ouderenen kwetsbaarheid: een begrips-bepaling

In deze paragraaf zetten we kort de drie belang-rijkste begrippen in deze brochure uiteen: sociaal-cultureel werk, ouderen en kwetsbaarheid.

Sociaal-cultureel werkSociaal-cultureel werk is een verzamelnaam vooractiviteiten, organisaties en voorzieningen met devolgende functies:• de gemeenschapsvormende functie of ontmoe-

tingsfunctie: versterking en vernieuwing van hetsociale weefsel van de samenleving en op groeps-vorming met als doel een democratische, soli-daire en open samenleving;

• de culturele functie: het verhogen van de partici-patiekansen van iedereen aan de cultuurgoe-deren van de samenleving;

• de maatschappelijke activeringsfunctie: vormingvan verantwoordelijke en actieve burgers diedeelnemers en vormgevers zijn van maatschap-pelijk engagement en sociale actie;

• de educatieve functie: wil lerende mensen engroepen ondersteunen met een educatief aanbodop plaatselijk en bovenlokaal vlak.

Vindplaatsen van sociaal-cultureel werk zijn ondermeer welzijnsinstellingen, bibliotheken, culturelecentra, dorpshuizen en vrijwilligersorganisaties.

OuderenVan het begrip ‘ouderen’ bestaat geen eenduidigedefinitie. Verschillende beleidsorganen hanterenverschillende definities. Als het over oudere werkne-mers gaat, doelt men over het algemeen op mensentussen 50 en 65 jaar. De belastingwet hanteert eenleeftijd van 65 jaar, de leeftijd waarop iemand eenuitkering krijgt in het kader van de AlgemeneOuderdomswet (AOW). Dat is tevens de leeftijd vaneen seniorenpas. Mensen kunnen echter al vanafhun 50e lid worden van een ouderenbond. Bij hetgebruik van zorgvoorzieningen richt men zichvooral op 75-plussers1. In deze brochure gaat hetvooral om deze laatste categorie, waarbij in toene-

mende mate sprake is van lichamelijke en/of psychi-sche kwetsbaarheid.

KwetsbaarheidWanneer is iemand kwetsbaar? Kwetsbaarheid heeftalles te maken met balans. Van kwetsbaarheid issprake wanneer de draaglast van een persoon, datwil zeggen de problemen en opgaven waarvooriemand zich gesteld ziet, langdurig groter zijn danzijn draagkracht, dat wil zeggen zijn persoonlijkecompetenties en de hulpbronnen in de omgevingwaarover hij of zij kan beschikken. In zijn Rapportage

ouderen 2004 omschrijft het Sociaal en CultureelPlanbureau kwetsbare ouderen als ouderen met

(ernstige) gezondheidsproblemen en geringe hulpbronnen,

zoals een partner of voldoende inkomen.2 De combinatieveel problemen en weinig hulpbronnen, en datgedurende langere tijd, maakt iemand kwetsbaar,waardoor ondersteuning en bescherming nodigkunnen zijn. Volgens het SCP zijn er in Nederlandongeveer 150.000 zelfstandig wonende ouderen dievanwege lichamelijke en/of psychische beperkingenniet of nauwelijks voor zichzelf kunnen zorgen énniet beschikken over belangrijke hulpbronnen alseen partner of een redelijk inkomen. Deze ouderenkomen vooral voor in de leeftijdsgroep 75-84 jaar,maar ook personen van 55 tot 65 jaar hebben dezeproblemen. In de categorie 85-plussers is hetaandeel zelfstandig wonende kwetsbare ouderengeringer. Dit komt omdat op die leeftijd veelouderen inmiddels naar een intramurale woonvormzijn verhuisd. Hen ontbreekt het niet aan elemen-taire hulp en ondersteuning, zodat het evenwichtweer enigszins kan worden hersteld.

Verlieservaringen. Vaak is de aanleiding voor eentoenemende kwetsbaarheid een opeenstapeling vaningrijpende gebeurtenissen en verlieservaringen:verlies van inkomen, van zinvolle maatschappelijkerollen, van dierbare vrienden, van lichamelijke engeestelijke spankracht. Een al langer sluimerendeziekte wint terrein of juist geheel onverwacht raaktmen aan het ‘dokteren’. Veelal is sprake van eenafbrokkelend sociaal netwerk, dat onder meer dientals vangnet bij problemen. Ook de omstandighedenkunnen een ondermijnende rol spelen: de zorg voor

5

2 M.M.Y. de Klerk (red.). Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen. Rapportageouderen 2004. Den Haag: SCP 2004.

1 NIZW. Factsheet Ouderen in Nederland. Utrecht: NIZW, 2002.

een te grote of slecht onderhouden woning, eengebrek aan veiligheid en leefbaarheid in de buurt,of onvoldoende of slecht functionerende voorzie-ningen op het gebied van wonen, zorg en welzijn.Ook negatieve beeldvorming over ouderen wordtwel gezien als een risicofactor: ouderen worden nietmeer aangesproken op hun talenten; opleidingenvoor hulp en zorg aan ouderen zijn in de ogen vanstudenten niet ‘sexy’. Al deze risico’s kunnen hetzelfvertrouwen en het probleemoplossend vermogenvan ouderen aantasten, vooral wanneer zij gelijk-tijdig optreden gedurende een langere periode. Dehulp van naasten, van vrienden, vrijwilligers enprofessionals kan soelaas bieden, maar kan somsook gevoelens van afhankelijkheid en onmachtverder versterken. Kwetsbaar zijn betekent letterlijk“in de positie zijn waarin verliezen dubbel tellen.”3

6

3 Koenen Woordenboek Nederlands. Koenen Woordenboeken, Utrecht,Antwerpen, 1999.

2 Omslagpunten in het procesvan toenemende kwetsbaarheid

In de sociale sector heerst de ongeschreven regeldat burgers zoveel mogelijk gebruik moeten makenvan algemene voorzieningen. Dat is doorgaansgoedkoper en het voorkomt onnodige stigmatise-ring van groepen en individuen. Pas wanneer erconcrete aanwijzingen zijn dat dit algemeneaanbod voor bepaalde groepen niet meer volstaat,ook niet in aangepaste vorm, kan overwogenworden om voor deze groepen speciale, categoraleactiviteiten aan te bieden. Hoe zit dat nu bijouderen? Wanneer zijn algemene voorzieningentoereikend (of misschien zelfs beter), en wanneerzijn categorale voorzieningen nodig? In de praktijkis deze grens vaak moeilijk precies aan te geven.Toch kan er wel wat over worden gezegd. Een voor-beeld kan dit verduidelijken.

Mevrouw Boerma, een verhaal van toenemende

kwetsbaarheid4

Mevrouw Boerma is 76 jaar; haar man overleed toenze 66 was. Ze heeft één zoon die haar veel zorgengeeft omdat hij geestelijk gehandicapt is. Toen ze70 werd, slaagde ze er niet meer in voor haar zoonen zichzelf te zorgen. Ze moest besluiten de jongenin een instelling te laten opnemen. Dat was moei-lijk, maar ze wilde er ook rekening mee houden datals zij zou overlijden, hij al een nieuw thuis moesthebben.Ze heeft een groot huis, van voor de oorlog. Toenhet haar moeilijker werd het huis te onderhouden,besloot ze het zich gemakkelijk te maken. Ze hieldhuis en tuin summier bij, schoonmaken gebeurdeéén keer in de week door een werkster. Ze liep moeilijker. Zo lang mogelijk bleef ze autorijden, want de wekelijkse rit naar haar zoon wildeze volhouden. Tot ze op een dag onder ogen moestzien dat ze levensgevaarlijk bezig was. Haar autodeed ze weg. Ze overwoog nog even een snorfiets tekopen, maar daar zag ze vanaf. Ze nam de trein ende treintaxi, als ze haar zoon bezocht, nu eens in deveertien dagen. Rond de tijd dat ze haar auto wegdeed, sloot desigarenman het postkantoor in zijn winkel, omdat

er volgens de PTT te weinig klanten waren. Het post-kantoor was niet het enige dat verdween. Er was eengrote nieuwe supermarkt geopend op het terreinvan de oude melkfabriek en het kleine winkelcen-trum van de buurt liep leeg. De groenteboer sloot,de kaashandel sloot, één voor één verdwenen ze,binnen een jaar. Mevrouw Boerma vroeg maaltijden aan van Tafeltje-dek-je en gaf de man van de rijdende winkel af entoe een doosje sigaren, omdat hij haar bood-schappen altijd binnen bracht. Iets kopen in de staddeed ze alleen als het mooi weer was; ze trok er eenhalve dag voor uit.Haar huis vervuilde wat. Ze was nooit een driftigpoetsende huisvrouw geweest, maar nu werden haarogen ook slechter, ze liep steeds moeilijker.Mevrouw Boerma werd voor de buurt ‘die oudemevrouw’ in een verwaarloosd huis meteen verwil-derde tuin. Mensen groetten haar minder, demeeste buurtbewoners liepen meteen voorbij. Zebleef laconiek onder de veranderingen die ze heuswel zag. Maar ze realiseerde zich dat ze dicht bij degrens zat van wat ze in haar eentje nog kon redden.

Het verhaal van mevrouw Boerma illustreert detoenemende kwetsbaarheid bij het ouder worden.Het spreekwoord “de ouderdom komt metgebreken” suggereert dat het alleen een kwestie isvan lichamelijke en geestelijke gezondheid. Maarde werkelijkheid is veel complexer. Een strengewinter met dagenlang sneeuw, een werkster dieverhuist, de rijdende winkel die een andere routekiest, de grote groep luidruchtige jongens voor haardeur: de zorgen stapelen zich op en wie lost ze op?Een aantal jaren geleden zou een verhuizing naareen verzorgingshuis nog tot de mogelijkhedenbehoren. Maar door het beleid van extramuralise-ring is die weg afgesneden. Mevrouw Boerma heeftveel problemen, maar is nog “te goed” om een indi-catie te krijgen voor deze voorziening. Bovendienwil ze niet verhuizen. Het huis waarin ze al meerdan 50 jaar woont is haar veel te lief.

OmslagpuntenIn het proces van ouder worden zijn enkele omslag-punten te onderkennen, waarbij sprake is vantoenemende kwetsbaarheid en waarbij verschillendevoorzieningen een ondersteunende rol spelen.

7

4 Uit: Nelissen, H. (red.). Wonen met zorg. Amsterdam: Humanitas, 1991.

Begin van de derde levensfase. Bij het begin van dederde levensfase, tussen het 55e en à 65e levens-jaar, worden mensen tot de ‘ouderen’ gerekend opgrond van uiterlijke feiten: ze doen geen betaaldwerk meer, kinderen zijn het huis uit, de harenworden grijs. Zelf voelen ze zich nog niet oud. Als erproblemen zijn, dan hebben die naar hun eigengevoel ook niet veel te maken met het ouderworden. Ze mankeren wel eens wat, maar wie heeftdat niet? In deze periode zijn eventuele hulpvragente overzien: niets bijzonders en niet permanent. Ditis de periode waarin algemene preventieve maatre-gelen, gericht op sociale, educatieve en maatschap-pelijke participatie een belangrijke rol kunnenspelen om een positieve balans in het leven vol tehouden. Er is in deze periode geen reden en geenrechtvaardiging voor categorale ouderenvoorzie-ningen op het gebied van wonen, zorg en welzijn.De oudere maakt gebruik van voorzieningen die ervoor iedereen zijn en blijft daarmee geïntegreerd inde samenleving. Deze voorzieningen zijn nietgekoppeld aan groepskenmerken als leeftijd ofbepaalde vormen van kwetsbaarheid. Centraalstaan persoonlijke belangstelling en behoefte. Benje geïnteresseerd in leren schilderen, dan volg jeeen schildercursus voor iedereen, of je nu 18, 40 of75 bent. Ook als het gesjouw met de schildersezelteveel wordt, kan de docent een deugdelijk exem-plaar beschikbaar stellen dat ter plekke kan wordenopgeborgen. Een kwestie van kleine aanpassingenen wat creativiteit.

Eventuele risicofactoren liggen hier vooral in desociale en maatschappelijke omgeving. Hoewel depersoon in kwestie zich niet oud voelt, wordt hijmaatschappelijk soms wel als (te) oud betiteld. Zois het voor mensen boven de dertig onmogelijk omeen studiebeurs aan te vragen. Wie op zijn 45e

werkloos wordt vindt minder snel een nieuwe baan.Ook in de media worden ouderen vaak als “zwak,ziek en misselijk’ afgeschilderd. Mensen die ditoverkomt ervaren dat als leeftijdsdiscriminatie. Ditkomt ook tot uitdrukking in de verkeerde voor-onderstelling dat ouderen niets meer zoudenkunnen of willen leren. In paragraaf gaan we naderin op de leerbehoeften van ouderen. Sociaal-cultureel werkers kunnen voortijdige maat-schappelijke uitsluiting en sociaal isolement helpen

tegengaan door mensen in deze leeftijdsfase inkennis te stellen van het aanbod van activiteiten ophet gebied van zelfontplooiing en maatschappelijkeparticipatie. Ouderen kunnen daarin ook zelf alsproducent van diensten actieve rollen vervullen,bijvoorbeeld als vrijwilliger op scholen, in buurt-huizen en in de zorg voor kwetsbare groepen. Eenmooi voorbeeld is het Almelose project Seniorenmaken school, waarbij ouderen leerkrachten in hetbasisonderwijs assisteren met niveaulezen. Deprestaties van kinderen zijn daardoor aantoonbaarverbeterd.5 Ook het bieden van faciliteiten en onder-steuning bij eigen initiatieven van ouderen, zoalsaan woongroepen en gildenprojecten, kan een rolzijn voor het sociaal-cultureel werk.

Het eerste omslagpunt markeert het moment waaropmensen de problemen die zij ervaren wèl in verbandbrengen met de beleving van het ouder worden.Ook hier is de variatie groot. Bij sommigen ligt ditpunt rond het 60e levensjaar, anderen hebben ditrond hun 80e nog niet bereikt. Oud en kwetsbaarvormen steeds meer een onontwarbare kluwen.Mensen gaan lichamelijke en geestelijke onge-makken ervaren die zij duidelijk in verband brengenmet hun gevorderde leeftijd. “Je wordt wel ouder,maar je wordt er niet beter op” hoor je ouderen danwel eens zeggen. “Je voelt dat je weerstand vermin-dert” zeggen zij ook. Dat zijn de eerste signalen dieerop duiden dat gezondheidsklachten toenemen, defysieke kracht afneemt, en mogelijk ook hetprobleemoplossend vermogen afneemt. Daarbijkunnen ook andere dan lichamelijke en geestelijkebeperkingen in het spel zijn: een gebrekkig voorzie-ningenpatroon, gaten in het persoonlijk netwerkvan contacten, of opnieuw het gevoel dat men nietmeer meetelt in het maatschappelijk verkeer. Somsis er één ingrijpende gebeurtenis, zoals het over-lijden van de partner, vaker is er sprake van eenreeks kleinere gebeurtenissen en ervaringen, die hetbesef van ouder worden oproepen. Dat is iets andersdan je bij momenten oud voelen.De situatie kan dermate verergeren, dat zij deoudere boven het hoofd groeit. Het gaat hier door-gaans om mensen van 75 à 80 jaar of ouder. We

8

5 Voor een uitgebreide beschrijving van projecten voor maatschappelijkeinzet van ouderen in kinderopvang en onderwijs zie: Ball, S. Schatten inde buurt. Senioren actief in onderwijs en kinderopvang. Utrecht: NIZW,2003. Gratis downloaden op www.nizw.nl / sociaal beleid / intergenera-tioneel.

hebben gezien dat mevrouw Boerma op dit puntwas aangeland. De problemen worden complexer;ze treden vaker achter elkaar en veelal tegelijkertijdop en gaan niet meer weg. Deze ouderen zijn degreep op hun woon- en leefsituatie aan hetverliezen. Het is de vraag hoe lang ze het nog zullenredden. Daarbij is de een de ander niet. Iemand alsmevrouw Boerma is heel laconiek en gaat heel ver inwat ze accepteert. Een ander heeft al veel eerder hetgevoel de situatie niet meer aan te kunnen of heeftveel meer moeite het ouder worden te accepteren.“Ouder worden is de kunst om met gratie op tegeven wat je niet meer kunt” schreef de gepensio-neerde journaliste Heleen Swildens ooit in haarbriefwisseling met haar vriendin Anne Biegel.6

Kenmerkend is, dat er op heel veel gebieden tegelijkiets moet gebeuren: aan het huis, aan de regelingvan het dagelijks leven, aan de persoonlijke zorg.Het vraagt veel organisatievermogen om dit allesvoor elkaar te krijgen. De kracht daartoe wordtminder. Bovendien werken organisaties die dienstenverlenen aan ouderen vaak nog elk voor zich, zonderveel samenspraak met elkaar en elk op een beperktterrein. In deze fase zijn voorzieningen speciaal voor opzichzelf wonende ouderen gerechtvaardigd. Datgeldt voor alle voorzieningen op het gebied vanwonen, zorg en welzijn. Integrale dienstverleningvoor ouderen is gericht op het bieden van een gega-randeerd en compleet dienstenpakket, waarbijwelzijn een onmisbare schakel in het geheel vormt.Daarbij gaat het om praktische dienstverlening,zoals de maaltijdvoorziening, vervoer op maat enpersonenalarmering. Het gaat ook om goede infor-matievoorziening en advisering door een oudere-nadviseur. Daarnaast kunnen welzijnsorganisatiesook een gevarieerd pakket aan sociaal-cultureleactiviteiten aanbieden, die mensen met elkaar incontact brengen, persoonlijke ontplooiing bieden,onderlinge hulp en dienstverlening stimuleren enbijdragen aan het sociale klimaat in de woonomge-ving. Ook als mensen kwetsbaarder worden, blijftde behoefte aan ontmoeting, ontspanning enontplooiing bestaan. Ook zingeving blijft belang-

rijk, al zal dit wat minder in het teken staan van hetvervullen van maatschappelijke taken en wat meerin het teken van het opmaken van de persoonlijkebalans, het omgaan met beperkingen en hetaanvaarden van het naderende einde.

Het tweede omslagpunt wordt bereikt, wanneeriemand zo overweldigd wordt door problemen diesamenhangen met zijn gevorderde leeftijd, dat hijde zorg voor zijn bestaan moet overlaten aananderen. De oudere wordt daartoe gedwongen doorzijn slechte lichamelijke en/of geestelijke conditie.Hij is sociaal zeer kwetsbaar en krijgt bijvoorbeeldmoeite met het structureren van de dag. Hij overzietzijn problemen niet meer en is niet bij machte omdat overzicht te heroveren. Sterk verminderde mobi-liteit, ernstige lichamelijke aandoeningen, vormenvan ouderdomsdepressie, angststoornissen endementie zijn voorbeelden van problemen diemensen in deze fase ervaren. Dit houdt onder meerin, dat ze hun eigen huishouding niet meer kunnenvoeren. Vormen van dagopvang en dagverzorgingkunnen aanvankelijk verlichting bieden. Ook fami-lieleden, buren en vrijwilligers kunnen nog geruimetijd de benodigde hulp en steun bieden, tot het ookvoor hen te zwaar wordt. Er zal steeds vaker enlanger huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorgingen verpleging nodig zijn, tot aan het momentwaarop volledig “zelfstandig wonen”, ook met veelzorg aan huis, niet langer toereikend is. In enkelegevallen, zoals bij sommige agrarische families enallochtone families, kiest men ervoor om de oudereop te nemen in de privé-huishouding, of te latenwonen in een speciale woning op het erf. Vaak stuitdit echter op bezwaren van gemeenten of provin-cies, die hiervoor niet zomaar het bestemmingsplanwillen wijzigen.

Voor de meeste anderen is opname in een klein-schalige beschutte woonvorm, een verzorgings- ofverpleeghuis de enige resterende mogelijkheid. Omeen menswaardig bestaan te kunnen leiden hebbenmensen in deze situatie volledige en permanenteverzorging nodig, in een woonsituatie die hen vanalle zorgen bevrijdt. Daarmee worden ze verlost vande hen beklemmende zorg om het dagelijksbestaan en kunnen ze toekomen aan zaken die voorhen plezierig en/of zinvol zijn. In de meeste zorgin-

9

6 Biegel, A. en H. Swildens. Mijn bril in de ijskast: briefwisseling van twee jour-nalisten die dagelijks ervaren hoe oud-zijn voelt. Haarlem: Gottmer, 1993.

stellingen bieden activiteitenbegeleiders daarbij denodige voorzieningen op het gebied van ontspan-ning, ontmoeting en ontplooiing. Ook sociaal-cultureel werkers zijn thuis op deze markt, ook alhebben ze misschien minder ervaring met kwets-bare ouderen. Naar verwachting zullen de acti-viteiten van sociaal-cultureel werkers en activitei-tenbegeleiders steeds meer in elkaar gaanovervloeien. Ze opereren immers beide steeds vakerin het in het tussengebied tussen zelfstandig wonenin de wijk en beschermd wonen in een instelling.Gebruik maken van elkaars deskundigheden enaccommodaties ligt daarbij voor de hand. Hierliggen kansen voor nieuwe vormen van samenwer-king, gericht op het bieden van een vraaggericht enintegraal aanbod van sociaal-culturele activiteitenvoor kwetsbare ouderen en hun mantelzorgers. Eenmooi voorbeeld van zo’n integraal aanbod vormende Amsterdamse Ontmoetingscentra.

Amsterdamse ontmoetingscenta7

In 1993 werden in Amsterdam de eersteOntmoetingscentra voor thuiswonende mensen metdementie en hun mantelzorgers opgezet met alsdoel op een laagdrempelige plek in de wijk inten-sieve en geïntegreerde ondersteuning te bieden. Inde ontmoetingscentra kunnen mensen metdementie drie dagen per week deelnemen aan(re)creatieve activiteiten. Voor de mantelzorgers zijner op een vaste dag in de week informatiebijeen-komsten en gespreksgroepen. Voor beiden zijn ereen wekelijks spreekuur, gemeenschappelijkesociale activiteiten en een maandelijks centrum-overleg. De afgelopen jaren verspreidden deontmoetingscentra zich naar andere Nederlandseregio’s. Uit onderzoek in de Amsterdamse ontmoe-tingscentra blijkt dat het ondersteuningspro-gramma succesvol is. De personen met dementievertonen vergeleken met reguliere dagbehandeling-bezoekers minder gedragsproblemen (minder inac-tiviteit en niet-sociaal gedrag). De mantelzorgersvoelen zich gaandeweg minder belast, beter in staatde zorg op zich te nemen en ervaren uitbreiding vanhun sociale netwerk. Ook is er een tendens totuitstel van verpleeghuisopname.

10

7 Droes, R.M. Amsterdamse ontmoetingscentra. Deel II. Eindrapport.Amsterdam: Thesis Publications, 1997.

3 Domeinen van kwetsbaarheid:introductie

We zeiden het al in de inleiding: de meeste ouderenin Nederland voelen zich gezond en vitaal. Bij eenminderheid van de ouderen, zo’n 10 à 15 procent,stapelen risicofactoren zich op, zoals een slechtegezondheid, een laag inkomen, een lage opleidingen sociaal isolement. Groepen waarbij deze risico-factoren relatief veel voorkomen zijn laag opge-leiden, allochtone ouderen, mensen met een laaginkomen, alleenstaanden, sociaal geïsoleerden,chronisch zieken, langdurig zorgbehoevenden,bewoners van speciale woonvormen voor ouderen(verzorgings- en verpleeghuizen, aanleunwoningen)en ouderen die zich onveilig voelen en daardoor dedeur niet meer uitgaan. Voor sociaal-cultureelwerkers met het aandachtsgebied ‘ouderen’ in hunpakket is het belangrijk te weten hoeveel ouderen inhun werkgebied wonen die voldoen aan één of meervan deze kenmerken’(‘tellen’). En: hoe beleven dezeouderen hun situatie? Wat betekent kwetsbaarheidvoor hen zelf (‘vertellen’)? In bijlage 1 vindt u enkelehandige tips om hier zicht op te krijgen. Voor hetuitvoeren van dit verkennend onderzoek vindt u inde volgende paragrafen de nodige basisinformatie.

Vijf identiteitsdomeinenMensen zijn vrijwel nooit kwetsbaar zijn op alledomeinen van het leven. Je kunt een slechte licha-melijke gezondheid hebben, maar je dankzij eengroot sociaal netwerk toch goed redden. Je kunt eenlaag inkomen hebben, maar een grote rijkdomervaren door innerlijke inspiratie. Dit biedt interes-sante aanknopingspunten voor het sociaal-cultureelwerk met kwetsbare ouderen. In het Nederlandsewelzijnswerk voor ouderen staat denken en werkenaan de hand van domeinen van identiteitsontwikke-ling dan ook sterk in de belangstelling. Het werkvan hoogleraar ouderenbeleid Piet Houben is hierbijvan grote invloed geweest.8 Houben noemt vijfdomeinen van identiteitsontwikkeling:

• lichaam en geest• sociaal netwerk

• materiële situatie• arbeid en prestatie• waarden en inspiratie.

Bij het domein lichaam en geest valt te denken aanbewegen, seksualiteit, uiterlijk, spierkracht engeestelijk welbevinden. Het lijf en de psychekunnen bedreigd worden. Het domein sociaal netwerk

staat voor de relaties waarbinnen mensen leven,zoals familie, vrienden, buurtgenoten en vereni-gingen. Materiële situatie staat voor inkomen, maarook voor het hebben van een dak boven het hoofd,een woning met voldoende comfort in een veiligeomgeving. Het domein arbeid en prestatie heeft temaken met de dingen die een mens onderneemt.Het gaat niet alleen om betaalde arbeid of eenberoep, maar ook om ‘iets om handen hebben’,creatief bezig zijn en ‘kielzog’. Met dit laatste doeltHouben op de behoefte van ouderen om iets na telaten, materieel of immaterieel. Dat kan val alleszijn: verhalen, herinneringen, creatieve dingen, eenwaardevolle bijdrage aan het welzijn van kinderenof kleinkinderen. Bij het domein waarden en inspiratie

zijn ideeën en opvattingen onder te brengen die jegeestelijk houvast bieden of die je gedurende jeleven wilt realiseren.

Door de vijf domeinen af te beelden als staafdia-grammen ontstaat het beeld van vijf pijlers, waaropde identiteitsontwikkeling is gebaseerd. Binneniedere pijler kan nog een onderscheid wordengemaakt tussen basisbehoeften en groeibehoeften.Wij ondernemen activiteiten om te kunnen voorzienin basisbehoeften als eten en drinken, een dakboven je hoofd, een gezond lichaam en eenvoldoende inkomen om rond te komen. Houbenspreekt hier over activiteiten gericht op ‘zelfstandigwonen en leven.’ Daarnaast ondernemen wij acti-viteiten om te voorzien in onze groeibehoeften. Hierspreekt Houben over ‘maatschappelijk partici-peren.’ Hij illustreert dit met een eenvoudig voor-beeld uit de praktijk van Welzijn Ouderen. Hetrondbrengen van warme maaltijden voorziet in eenbasisbehoefte. Daarbij ontvangen mensen zorg vanderden. Het geregeld, gezellig met andere menseneten, bijvoorbeeld aan een open eettafel of in eenkookgroep, voorziet in een groeibehoefte, waarbijmensen zelf invulling geven aan de kwaliteit van ditstuk van het leven.

11

8 Zie o.a. P.P.J. Houben, I.I. Graveland e.a., Inspirerende toekomst-beelden en zingevingsopties voor 45-plussers. Amsterdam, VrijeUniversiteit, 1997.

uit P. Houben, Levensloopbeleid, blz. 110

Compenseren binnen en tussen levensdo-meinen

Houben plaatst de vijf domeinen of pijlers van iden-titeitsontwikkeling in een levensloopperspectief(verleden, heden, toekomst).9 Hij stelt dat binnenieder domein ontwikkeling mogelijk is. Mensenkunnen al in een vroeg stadium proberen een ofmeer pijlers te verstevigen om te anticiperen opouderdom of te compenseren voor mogelijkeachteruitgang. Men kan bijvoorbeeld gaanverhuizen naar een comfortabele, gelijkvloersewoning, ook al is er nog geen sprake van lichame-lijke beperkingen. Wanneer een van de domeinenonder druk komt te staan – door problemen ofingrijpende gebeurtenissen – moet er actie wordenondernomen. Wie bijvoorbeeld zijn partner verliestzal na verloop van tijd willen investeren in nieuwesociale contacten (compensatie in hetzelfde domeinvan sociale relaties) of nieuwe activiteiten gaanoppakken (compensatie in een ander domein,namelijk arbeid en presteren). Een andere strategieis om de druk in een bepaald domein enigszins wegte nemen door wensen en ambities ‘naar beneden’bij te stellen. Wie in inkomen achteruit gaat kanproberen met minder geld rond te komen.

ZelfreflectieDoor systematisch na te denken over “de stand vanzaken” rond elk van deze domeinen kunnen kwets-bare ouderen hun zelfinzicht vergroten, wensen tenaanzien van de toekomst formuleren en nieuwestappen zetten die hun leven gemakkelijker, aange-namer en rijker maken. De oudere kan zichafvragen: hoe sta ik er voor binnen de verschillendelevensdomeinen? Hoe zien mijn eigen zuilen eruit?Welke zuilen zijn voor mij sterk en dominant? Welkezijn zwak? Waarom is dat zo? Waar verwacht ik heteerste een teruggang? Waarin ben ik kwetsbaar enwaar zitten mogelijkheden om die kwetsbareplekken te compenseren? Door op deze manier na tedenken over de eigen levensloop (verleden, heden,toekomst) en deze waar nodig op onderdelen actiefbij te sturen ontwikkelt de oudere nieuwe perspec-tieven en boort hij nieuwe hulpbronnen aan.Innerlijke hulpbronnen, zoals eigen levenservaringen (soms onvermoede) talenten, en hulpbronnenuit de omgeving, zoals informatie, steun en acti-viteiten van derden.

Ondersteuning door regieversterkingSociaal-cultureel werkers kunnen daarbij op tweemanieren ondersteuning bieden. Ten eerste doorhet aanbieden van activiteiten die de regie of stuur-kracht van de oudere vergroten. Hierbij gaat heterom ouderen een veilige omgeving te biedenwaarin zij het proces kunnen aangaan van bewust-wording en activering dat nodig is om de greep ophet eigen leven zoveel mogelijk te behouden enwaar mogelijk nieuwe wensen en ambities te formu-leren, een eigen plan te trekken. Dit kan bijvoor-beeld in de vorm van persoonlijke gesprekken engroepsactiviteiten. Wensen en ambities kunnensoms heel basaal zijn, bijvoorbeeld het verwervenvan een maaltijdvoorziening of een geschikte woon-vorm. Wensen en ambities kunnen ook gericht zijnop verbetering van de sociale kwaliteit van hetleven. Daarbij kan het gaat om verdieping van affec-tieve contacten met andere mensen in de eigenkleine kring van persoonlijke relaties. Het kan ookgaan om aansluiting bij bredere maatschappelijkeverbanden, waar men zich kan ontplooien ofinzetten in maatschappelijk zinvolle projecten.

12

lichaamen geest

socialerelaties

materiëlesituatie

arbeid en prestatie

waardenen inspiratie

behoeften activiteiten

groeibehoeften maatschappelijk participeren

basisbehoeften zelfstandig wonen en leven

9 P.P.J. Houben, Levensloopbeleid. Interactief levensloopbeleid ontwer-pen in de tweede levensfase. Maarssen, Elsevier, 2002.

Ondersteuning door sociale netwerkont-wikkeling

Zowel de persoonlijke kring als de bredere maat-schappelijke verbanden bieden de oudere eensociaal netwerk dat voorziet in de uitwisseling vaninformatie, sociale steun en andere hulpbronnendie de zelfredzaamheid en ontwikkelingskansen tengoede komen. De tweede manier waarop sociaal-cultureel werkers kwetsbare ouderen van dienstkunnen zijn is dan ook om de kwaliteit van hetsociaal netwerk te verbeteren met activiteiten dieaansluiten bij de geformuleerde vragen en ambities.Het sociaal-cultureel werk hoeft niet alle activiteitenzelf uit te voeren; het kan ook verwijzen naar acti-viteiten van andere groepen en organisaties. In dezesociale en maatschappelijke context komt deoudere daadwerkelijk tot nieuw handelen, tot hetrealiseren van geformuleerde doelen en ambities.Gezien de grote diversiteit onder ouderen zal hetactiviteitenpakket veel keuzemogelijkheden moetenbieden. Dat betekent dat het brede, reguliereaanbod zoveel mogelijk toegankelijk is voor kwets-bare ouderen en alleen indien dat niet haalbaar iseen aanbod exclusief voor kwetsbare ouderen wordtontwikkeld.

Om deze afweging te kunnen maken is inzichtnodig in de manier waarop kwetsbaarheid zich bijouderen manifesteert en hoe zij daarmee omgaan.In de volgende vijf paragrafen brengen we deverschillende vormen van kwetsbaarheid bij hetouder worden in kaart aan de hand van de vijf iden-titeitsdomeinen. Het is geen uitputtend overzichtvan alle kennis die er over kwetsbaarheid bijouderen bestaat, maar een basis. Deze kunt u zelfaanvullen door eigen onderzoek, zoals eerder indeze paragraaf is aangegeven. Om daarbij nogverder de diepte in te gaan vindt u in bijlage 2 rondelk levensdomein een lijst van vragen voor ouderen.

13

4 Lichaam en geest10

Bij het domein ‘lichaam en geest’ gaat het omzaken als bewegen, seksualiteit, uiterlijk, spier-kracht en geestelijk welbevinden. In deze paragraafgaan we daar nader op in. Hoe ervaren ouderen hungezondheid? Hoe staat het met hun feitelijkegezondheid? We bespreken de meest voorkomendepsychische stoornissen, chronische ziekten enbeperkingen bij ouderen. We gaan na wat debelangrijkste risicofactoren zijn en welke groepende meeste gezondheidsrisico’s lopen. Ook staan westil bij het gebruik van zorg door ouderen.De ervaring van ‘zin in het leven’ is een van debelangrijkste voorwaarden om geestelijk en licha-melijk in conditie te blijven. Daarom gaan we totslot in op de belangrijkste bronnen van zingeving inhet leven van de oudere.

Ervaren gezondheidDat de meeste ouderen vroeg of laat kampen metgezondheidsproblemen betekent niet dat er danniets meer aan te doen valt. Het is ook niet zo datieder gezondheidsprobleem de zelfredzaamheid,het welbevinden en de kwaliteit van leven aantast.Een meerderheid van de 75-plussers heeft weliswaareen of meer chronische aandoeningen, maar datbetekent nog niet dat zij allemaal afhankelijk zijn ofzich voortdurend ellendig voelen. Veel ouderepersonen zijn geneigd hun gezondheid gunstiger tebeoordelen dan volgens een externe maatstaf,bijvoorbeeld het oordeel van de huisarts, gerecht-vaardigd zou zijn. Vrouwen vinden hun gezondheidvaker matig of slecht dan mannen. Bewoners vanbeschermende woonvormen of tehuizen beoordelenhun eigen gezondheid negatiever dan ouderen diezelfstandig wonen. Het is daarom belangrijk eenonderscheid te maken tussen de feitelijke gezond-heid en de ervaren gezondheid. In een bevolkingsonderzoek onder 600 85-plussersin Leiden wordt onderscheid gemaakt tussensuccesvolle en niet-succesvolle ouderen. Ouderenwerden als succesvol gedefinieerd wanneer zij:1. geen of nauwelijks beperkingen hebben in het

dagelijks leven,

2. regelmatig sociale activiteiten hebben, 3. een redelijke cognitie hebben zonder aanwij-

zingen voor depressie, 4. tevreden zijn over het huidige leven, 5. de kwaliteit van leven als goed ervaren en 6. niet eenzaam zijn.

Vanuit de definitie van gezondheid is slechts eenklein deel van de ouderen succesvol: ongeveer 13%van alle ouderen, voldeed aan de criteria 1 t/m 3 enheeft geen fysieke, sociale of psycho-cognitievebeperkingen. Echter, wanneer ouderen zelf oordelenover succesvolle veroudering, doen zij dit op grondvan hun sociaal functioneren. Het optreden vanbeperkingen in zelfredzaamheid en mobiliteitervaren ouderen als onvermijdelijk. Succesvol oudworden heeft voor ouderen te maken met het goedom gaan met ziekten en beperkingen zodat desociale contacten onderhouden kunnen blijven. Deafwezigheid van ziekten en beperkingen zienouderen niet als een succes, maar als het hebbenvan geluk. Vanuit het perspectief van de ouderenzijn veel meer ouderen succesvol oud: 45 % van deouderen voldeed aan de criteria 4 t/m 6 voor eenoptimaal welbevinden. Succesvol oud hangt voorouderen samen met: ‘je gelukkig voelen ondanksbeperkingen’ en ‘tevreden zijn met het leven’.Gezondheid krijgt op oudere leeftijd een anderebetekenis. 11

Tot zover de subjectieve gezondheidsbeleving vanouderen. Hoe staat het met de feitelijke gezondheidvan ouderen?

Psychische stoornissenDe meest voorkomende psychische stoornissenonder ouderen zijn angststoornissen, depressie encognitieve stoornissen. Onder de laatste categorievalt ook dementie. Oudere vrouwen lijden vaker aaneen van deze drie stoornissen dan oudere mannen.Het vóórkomen van cognitieve en depressiestoor-nissen stijgt met de leeftijd; angststoornissenkomen het vaakst voor onder 65-74-jarigen.

Anststoornissen. Zo’n 10 procent van de personen van55 tot 85 jaar (inclusief bewoners van verzorgings-

14

10 De informatie in deze paragraaf is grotendeels gebaseerd op DeRapportages Ouderen 2001 en 2004 van het Sociaal CultureelPlanbureau, Den Haag.

11 A. Bootsma van der Wiel. Proefschrift Universiteit Leiden, 2002. Zieook: M. von Faber. Maten van succes bij ouderen. Gezondheid, aanpass-ing en sociaal welbevinden. De Leiden 85-plus Studie.

huizen) heeft angststoornissen. Angsten kunnengepaard gaan met hartkloppingen, droge mond,beklemd gevoel, nerveuze spanning, prikkelbaar-heid, rusteloosheid, verhoogde spierspanning,slaap- en concentratieproblemen.

Cognitieve stoornissen. Eveneens 10 procent vertoontcognitieve stoornissen. Dit zijn verslechteringen inde verwerking van informatie door de hersenen. Depatiënt heeft moeite zich te concentreren, is gemak-kelijk afgeleid of heeft moeite verschillende soorteninformatie gelijktijdig te verwerken (bijvoorbeeldlezen terwijl de radio aanstaat). Een bij ouderen veelvoorkomende cognitieve stoornis is geheugenver-lies, die kan overgaan in dementie. Dementie issoms te genezen, afhankelijk van de oorzaken envan de vraag hoe snel de problemen gesignaleerdworden. Dementie kan bijvoorbeeld samenhangenmet slechte voeding, bloedarmoede, suikerziekte,het gebruik van verkeerde of teveel medicijnen ofalcoholverslaving. Deze vormen van dementie zijnveelal te genezen of te stoppen. Het is belangrijkom met medisch onderzoek de oorzaak te achter-halen. Momenteel lijden naar schatting 180.000mensen in Nederland aan een vorm van dementie,waarvan ongeveer 130.000 de ziekte van Alzheimer.Deze vorm van dementie wordt veroorzaakt door eenonomkeerbare aantasting van de hersenen en is totdusver ongeneeslijk.

Depressiestoornissen. Het aandeel van de ouderen meteen depressiestoornis wordt geschat op ongeveer 15procent. Bij een depressie is er sprake van eensombere stemming en een gedaalde zelfwaarde-ring. Bij een ernstige depressie is de wanhoop somszo groot dat mensen zelfdoding overwegen of zelfseen suïcidepoging ondernemen. Het aantal zelfdo-dingen is het hoogst bij ouderen. Ernstige depres-sies hebben vaak een lange voorgeschiedenis enhangen samen met de persoonlijkheid. Er zijn ooklichtere vormen van depressie bij ouderen. Deze zijnveelal het gevolg van sociale omstandigheden.Ouderen die weinig sociaal contact hebben, zichonveilig voelen, afhankelijk zijn van hulp en – mededoor fysieke beperkingen – het gevoel van eigenregie over het leven verliezen, hebben eenverhoogde kans op een lichte depressie. Een grotezelfredzaamheid, regieondersteuning en steun uit

de sociale kring bieden hiertegen bescherming. Eendepressies, zelfs een zware, kan verdwijnen; de kansdaarop stijgt aanmerkelijk bij tijdige onderkenningen adequate behandeling.

Chronische ziektenNaarmate mensen ouder worden is de kans op chro-nische ziekten groter. Ziekten die het meest voor-komen op oudere leeftijd zijn: gewrichtsklachten,hartziekten, longaandoeningen, perifeer vaatlijden(b.v. aderverkalking), diabetes (suikerziekte),kanker en beroertes. In tabel 1 is te zien dat demeeste aandoeningen vaker voorkomen naarmatede leeftijd stijgt, maar op verschillende leeftijdenbeginnen.

Tabel 1. Verdeling van lichamelijke chronischeziekten naar leeftijd

55-64 65-74 75+

2 of meer chronische ziekten 29% 39% 50%

Gewrichtsklachten 28% 38% 38%

Hartziekten 13% 18% 27%

Longaandoeningen 8% 12% 15%

Perifeer vaatlijden 6% 8% 14%

Diabetes 4% 8% 12%

Kanker 6% 11% 11%

Beroerte 2% 5% 10%

Slechthorendheid 5% 10% 21%

2 of meer valongevallen - 10% 13%

Dementie - 2% 7%

Bronnen: Kriegsman 1994, Pot en Deeg 1997, Tromp e.a. 1998, Hofman

e.a. 1991, in: Horn, L. Chronische ziekten bij ouderen. Handboek Lokaal

Ouderenwerk, 2004

Hartziekten en gewrichtsklachten komen al vrij veelvoor bij jonge ouderen. Kanker neemt op hoge leef-tijd niet meer toe. Andere ziekten, zoals longziektenen beroertes, ontstaan juist vaker in hogere leef-tijdsgroepen. Datzelfde geldt voor slechthorendheiden voor valongevallen: ongeveer 30 procent van allezelfstandig wonende ouderen vanaf 65 jaar heeftminstens één valongeval per jaar en ongeveer 12procent valt meerdere malen. Vallen als zodanig isgeen chronische ziekte, maar hangt daar vaak welmee samen. Ruim de helft van de bewoners vanverzorgings- en verpleeghuizen valt jaarlijks één

15

keer of vaker. Een op de tien valongevallen heefternstig letsel tot gevolg, meestal botbreuken.

Tip: www.kennisnetwerkvalpreventie.nlGoed toegankelijke Nederlandstalige site overvallen, het voorkomen van vallen, projecten valpre-ventie, contactpersonen en adressen.

Bewoners van intramurale woonvoorzieningen voorhebben vaker met chronische aandoeningen tekampen dan zelfstandig wonenden. Omdat steedsmeer ouderen zelfstandig blijven wonen en hetaantal ouderen stijgt, zal het ook aantal zelfstandigwonende ouderen met een chronische ziekte dekomende jaren fors toenemen.

Lichamelijke beperkingenNiet alle chronische aandoeningen vormen eenbedreiging voor het dagelijks functioneren en hetwelbevinden. Lichamelijke beperkingen doen datwel. Lichamelijke beperkingen komen niet alleen bijouderen voor; al op jonge leeftijd heeft een deel vande bevolking ermee te maken. De toename vanbeperkingen verloopt geleidelijk. Ongeveer de helftvan alle personen van 55 jaar en ouder heeft licha-melijke beperkingen, meestal van lichte aard. Vande 55-64-jarigen heeft ruim een derde beperkingen;van de 75-84-jarigen bijna drie kwart en van de 85-plussers ongeveer 95 procent. De beperkingen zijnernstiger naarmate men ouder is. In totaal hebbenongeveer 850.000 personen van 55 jaar of oudermatige of ernstige beperkingen. Over het algemeenkrijgen ouderen eerst moeite met het uitvoeren vanzware huishoudelijke activiteiten en met de mobi-liteit, vooral met lopen over langere afstanden enmet traplopen. Later krijgt men moeite met depersoonlijke verzorging.

Geriatrische reuzenDe gezondheidsklachten die het dagelijks leven vanouderen het sterkst negatief beïnvloeden, wordenook wel de ‘geriatrische reuzen’ genoemd:

• geestelijk functioneren: geheugenstoornissen enemotionele problemen;

• mobiliteit: kan niet zelfstandig buiten lopen; kanniet zelfstandig trappen lopen; pijn ingewrichten en/of spieren, gebruik van een hulp-

middel bij het lopen;• stabiliteit en vallen: duizeligheid bij het opstaan,

een of meer keer vallen; • gezicht en gehoor: slechtziend, slechthorend;• incontinentie voor urine en/of faeces.

RisicofactorenDe risicofactoren voor het ontstaan van gezond-heidsproblemen, lichamelijke beperkingen ofpsychische stoornissen laten zich in een drietalgroepen indelen. Deze hebben te maken metpersoonlijkheidskenmerken, hulpbronnen en leef-stijl.

De eerste categorie risicofactoren is die van persoon-

lijkheidskenmerken. Sommige van die factoren zijn eengegeven (zoals geslacht en leeftijd), andere zijn zeermoeilijk te veranderen omdat ze al een langegeschiedenis hebben. Door middel van hulpverle-ning valt hieraan dan ook weinig te doen, behalveextra alert zijn en tijdig signaleren als kwetsbaar-heid blijkt.

De tweede groep risicofactoren wordt gevormd doortekorten in hulpbronnen. Een inkomen dat niet involdoende mate voorziet in de noodzakelijke kostenvan bestaan is een belangrijke risicofactor voorgezondheid. Omdat ouderen uit onbekendheid ofschaamte vaak minder gebruik maken van finan-ciële regelingen en voorzieningen, is voorlichting opdit gebied van belang. Ook ouderen met een kleinsociaal netwerk of weinig sociaal contact wordeneerder getroffen door gezondheidsproblemen enhebben ook minder hulpbronnen tot hun beschik-king om die problemen op te vangen. Alleenstaandeoudere mannen – de snelst groeiende groep in detoekomst - lijken in dit opzicht extra kwetsbaar,omdat ze doorgaans een kleiner netwerk hebbendat ze bovendien veelal via hun vrouwelijke partnerhebben verworven. Sociaal-cultureel werk kan optalloze manieren bijdragen aan het vergroten enverbeteren van sociale netwerken van ouderen, zoalshet organiseren van inloopochtenden, ontmoetings-groepen, buurtprojecten en vriendschapscursussen.

Leefstijlkenmerken vormen de derde groep risicofac-toren. Zo is de laatste jaren bekend geworden dathet voorkómen van beroerte – een van de meest

16

voorkomende ouderdomsziekten – in veel gevallengoed mogelijk is door minder alcohol te gebruiken,minder te roken, overgewicht te voorkomen, zout tematigen, voldoende fruit en groenten te eten envoldoende te bewegen. Meer bewegen voor ouderen,voorlichting over gezonde voeding en het onder-steunen van voorlichting voor-en-door ouderen zijnhier voorbeelden van wat het sociaal-cultureel werkop dit terrein kan doen.

Risicogroepen. De meest kwetsbare ouderen zijndiegenen, waarbij de draaglast (problemen) lang-durig groter is dan de draagkracht (hulpbronnen).Bij de volgende groepen is dit relatief vaak hetgeval:

• Oudere ouderen (pakweg 75-plus)• Ouderen met lichamelijke en psychische beper-kingen• Ouderen met een beperkte stuurkracht• Laag opgeleide ouderen• Ouderen met een laag inkomen• Alleenstaande ouderen (met name met recente-

lijk overleden partner)• Ouderen met een klein sociaal netwerk• Oudere mantelzorgers• Allochtone ouderen.

ZingevingWie het leven als zinvol ervaart loopt minder risicoop problemen met de lichamelijke en geestelijkegezondheid. Onderzoekers die aan ouderen vroegenwanneer zij hun leven als zinvol ervaren ontdektenvier bronnen van zingeving: sociale relaties,waarden, competenties en gezondheid.12

Sociale relaties. Door interactie met anderen ontwik-kelen wij onze sociale identiteit, leren wij onszelfkennen en leren anderen ons kennen als partner,ouder, grootouder, vriend(in), buur, collega enzo-voort. Het opgenomen zijn in een web van socialerelaties bevestigt ons bestaan.

Waardesystemen. Een andere bron van zingeving ishet hebben van een coherent waardesysteem.Mensen willen overtuigingen naleven en zich hier-voor inzetten, bijvoorbeeld op het gebied vangeloof, ethiek en politiek. Tegelijkertijd hebbenmensen er behoefte aan dat hun handelen alsmoreel en rechtvaardig beoordeeld wordt. Het feitdat hiervoor minder gevestigde oriëntatiekadersvoorhanden zijn dan vroeger (kerk, staat en zuil),stelt mensen voor de opgave zelf op zoek te gaannaar een eigen identiteitskader.

Competenties. Een derde bron van zingeving is hetkunnen gebruiken van competenties en het reali-seren van talenten. Het gaat ook om het kunnengebruiken van je capaciteiten in het leven vanalledag, het gevoel invloed te hebben op de dingenen grip te hebben op je bestaan. Dit laatste wordtook wel stuurcompetentie genoemd.

Gezondheid. De vierde bron van zingeving is eengoede fysieke gezondheid. Objectief gemeten is degezondheid van oudere bevolkingsgroepen slechterdan die van jongeren. Toch is het verschil in desubjectieve beoordeling van de gezondheid niet zogroot, zoals we hebben gezien. Ouderen passen hunverwachtingen aan datgene aan wat ze als normaalvoor hun leeftijd beschouwen. Veel ouderen verge-lijken zich met andere ouderen, met wie het mindergoed gaat.

Het gebruik van formele en informele zorgOngeveer de helft van de 55-84-jarigen ontvangthuishoudelijke of persoonlijke verzorging. Het over-grote deel daarvan, zo’n driekwart, bestaat uit infor-mele en particuliere zorg. Informele zorg is zorg vande partner, familieleden, vrienden of buren. Veeloudere cliënten die zorg ontvangen, krijgen dezelangdurig, dat wil zeggen langer dan drie jaar. Demeeste informele zorg wordt geleverd door departner. Deze is een belangrijke spil in de zorgverle-ning aan ouderen. Hoewel zij het vaak moeilijktoegeven, zijn veel mantelzorgers overbelast. Ditspeelt vooral wanneer zij zeer intensieve zorg geven,veel moeten regelen en ook nog eens permanenttoezicht moeten houden, bijvoorbeeld omdat erdementie in het spel is. Ondersteuning van mantel-zorgers verdient de aandacht; als zij wegvallen

17

12 Timmer, E. en N. Stevens. Zingeving en zinervaring. In: Handboek LokaalOuderenwerk. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2004.Zie ook: Westerhof, G. en Y. Kuin. Zingeving en ouder worden. In: J.Schroots (red.) Handboek psychologie van de volwassen ontwikkeling en veroud-ering. Assen: Koninklijke Van Gorcum, 2002

zullen kwetsbare ouderen met langdurige beper-kingen immers op andere zorg aangewezen zijn.Tijdelijk overnemen van de zorg, voorlichting,emotionele en materiële ondersteuning kunnenmantelzorgers verlichting bieden. Ook activiteitengericht op ontmoeting en ontspanning kunnen veelverlichting bieden aan mantelzorgers.

Tip. www.mantelzorg.nl/Informatieve site van o.a. de LOT, Vereniging vanMantelzorgers. Informatie over onder meer onder-steuning, belangenbehartiging, vrijwilligershulp,combineren arbeid en zorg.

VrijwilligersBehalve informele en formele zorgverleners kunnenook vrijwilligers uitkomst bieden. Zij werken onbe-taald vanuit een georganiseerd verband. Zij biedenbijvoorbeeld gezelschap, oppas of activiteitenbege-leiding. Het sociaal-cultureel werk kan individuelevrijwilligers daarin begeleiden en meewerken aande vorming van lokale steunpunten mantelzorg enorganisaties voor vrijwillige thuishulp.

18

5 Sociaal netwerk

In de vorige paragraaf werd het hebben van eenklein sociaal netwerk genoemd als een belangrijkerisicofactor voor kwetsbaarheid bij ouderen. Dezeparagraaf gaat daar nader op in. Een klein sociaalnetwerk kan leiden tot eenzaamheid, maar dit hoeftniet altijd het geval te zijn. Ook de kwaliteit van hetnetwerk is belangrijk. In deze paragraaf beschrijvenwe het sociale netwerk van kwetsbare ouderen,besteden we aandacht aan het verschijnseleenzaamheid en gaan we kort in op mogelijke inter-venties.

Sociale relaties van ouderenHoewel met het toenemen van de leeftijd vaak eenafname van het aantal netwerkleden wordtgevonden, blijken ouderen over het algemeen goedingebed te zijn in sociale netwerken. In veelwesterse landen hebben mensen van 65 jaar enouder een netwerk van vijf tot vijftien personen diebelangrijk voor hen zijn. In tegenstelling tot watvaak wordt gedacht kunnen we dus niet stellen datde meeste ouderen eenzaam zijn. Een veelgebruikte definitie van eenzaamheid is ‘het subjec-tief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaargemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale rela-ties’.13 Dit betekent niet dat iedereen met een kleinsociaal netwerk zich eenzaam voelt. Het betekentook niet dat mensen met een groot netwerk zichnooit eenzaam voelen. Er zijn eenzame mensen enniet-eenzame mensen. En er zijn mensen met eenklein, dan wel een groot netwerk. Op grond vandeze twee dimensies, kwaliteit en omvang van hetsociale netwerk, kan de Nederlandse bevolkingworden ingedeeld in vier groepen, die goed vanelkaar moeten worden onderscheiden14:

• De sociaal weerbaren: 64 %. Zij hebben veelcontacten, hun sociale netwerk functioneert naarbehoren en zij voelen zich niet eenzaam. Er isgeen sprake van sociaal isolement.

• De contactarmen: 8%. Zij hebben weinig contacten,maar die blijken toereikend en te voldoen aanhun sociale wensen. Zij voelen zich nieteenzaam. Toch is sprake van een bepaalde matevan kwetsbaarheid: zou er iemand om wat voorreden dan ook wegvallen, dan verdwijnt daarmeeook een relatief groot deel van het steunpoten-tieel. In die zin is er sprake van risico voor sociaalisolement.

• De eenzamen: 22%. Zij hebben weliswaar veelcontacten, maar voelen zich daar tegelijkertijdeenzaam bij. De agenda is goed gevuld, maar ditvervult het leven niet. De steun uit het netwerk ende kwaliteit van de relaties worden als onvol-doende of ineffectief ervaren. Risico voor sociaalisolement.

• De sociaal geïsoleerden: 6%. Zij hebben weinigcontacten en voelen zich daar ongelukkig onder.Zowel in omvang als in kwaliteit van de relatieswenst men verbetering.

In schema:

Eenzaamheid bij ouderenDeze indeling geldt voor de Nederlandse bevolkingals geheel. Ouderen worden tot de risicogroepenvoor eenzaamheid en sociaal isolement gerekend,naast onder meer alleenstaanden, jongeren, gehan-dicapten, langdurig werklozen en allochtonen. Pasop zeer hoge leeftijd blijken ouderen eenzamer tezijn dan jongere categorieën. Bij ouderen kunnenhet verlies van de partner, een minder goed functio-nerend sociaal netwerk en een verslechterdegezondheid tot eenzaamheid leiden. Van de Nederlandse ouderen van 55 jaar en ouderblijkt 32 procent als eenzaam beschouwd te kunnenworden. Van deze 32 procent is 28 procent betrekke-lijk eenzaam, 3 procent ernstig eenzaam en 1

19

13 J. de Jong Gierveld, Eenzaamheid onder oudere mensen: een overzichtvan het onderzoek. Geron, jaargang 2, nr. 1, p. 5-15, 1999. 14 Hortulanus, R., A. Machielse en L. Meeuwesen. Sociaal isolement. Eenstudie over sociale contacten en sociaal isolement in Nederland. Den Haag:Elsevier Overheid, 2003

Kwaliteit netwerk ?

voelt zich niet eenzaam

voelt zich wel eenzaam

Omvang netwerk ?

groot netwerk

Sociaal weerbaren(64%)

Eenzamen(22%)

klein netwerk

Contactarmen(8%)

Sociaal geïsoleerden(6%)

procent uiterst eenzaam. Ouderen met een grootnetwerk van relaties zijn gemiddeld mindereenzaam dan ouderen met een klein netwerk.Ouderen die een partner hebben én een behoorlijkaantal goede sociale relaties zijn over het algemeenhet minst eenzaam. Het eenzaamst zijn alleenwo-nende ouderen die gescheiden zijn en weinigsociale relaties hebben. Een tussenpositie nemen deverweduwde en nooit gehuwde ouderen in. Hetverlies van relaties kan gecompenseerd worden doorandere relaties, maar één enkele sociale relatieblijkt niet alle sociale behoeften te kunnenvervullen. Diversiteit in sociale relaties is belangrijk.

Familie en vriendenDe relaties tussen ouders en hun volwassenkinderen zijn vaak beter en hechter naarmate dekinderen zelf ouder worden. Het grootouderschapblijkt voor velen een positieve ervaring te zijn,waardoor een nieuwe sociale rol ontstaat die vaaksamengaat met een toename van het contact metde volwassen kinderen. In Nederland heeft ongeveerzeventig procent van de ouderen tussen 55 en 90jaar een of meer kleinkinderen. Broers en/of zussennemen ook een belangrijke plaats in in het persoon-lijk netwerk van ouderen, vooral bij ouderen diegeen (contact met) kinderen hebben. Daarnaastspelen vriendschapsrelaties een belangrijke rol,zeker voor ouderen die geen partner (meer) hebben.Terwijl familierelaties vooral belangrijk zijn voorzorg en steun, zijn vrienden belangrijk voor vertrou-welijk contact, plezierige sociale interactie en vooreen gevoel van sociale integratie. In Nederlandvormen vrienden momenteel tien procent van deprimaire netwerkleden van ouderen tussen 55 en 90jaar. Leefstijlonderzoek bij verschillende generatiesouderen wijst uit dat vrienden en gelijkgestemdenin de toekomst belangrijker gaan worden, vaak zelfsbelangrijker dan buren en familieleden.

Sociale relaties goed voor gezondheid In veel onderzoek is gebleken dat het hebben vanvoldoende en goede sociale relaties een gunstigeffect heeft op de lichamelijke en geestelijkegezondheid en op de levensduur. Zo blijken onge-trouwde mensen gemiddeld eerder te overlijden dangetrouwde mensen, terwijl mensen die ooitgescheiden zijn (zelfs wanneer ze weer hertrouwd

zijn) gemiddeld het hoogste overlijdensrisicohebben. Naast getrouwd zijn blijkt ook het hebbenvan een groot netwerk en veel contacten het overlij-densrisico te doen afnemen. Dit laatste geldtsterker voor vrouwen dan voor mannen; voormannen is getrouwd zijn meer van belang. Ook hethebben van kinderen, hechte vriendschappen eneen goede sociale integratie zijn dragen daaraanbij. Mensen met een goed sociaal netwerkontvangen én geven meer sociale steun. Zowelsteun krijgen als steun geven hebben een gunstigeffect op de gezondheid. Een voor sociaal-cultureelwerkers interessant gegeven is dat vooral het zelfsociaal actief zijn positieve effecten heeft op degezondheid en de levensduur van ouderen. Zoblijken activiteiten in formele organisaties, zoalskerken, politieke partijen of maatschappelijke vere-nigingen samen te gaan met een langere levens-duur. Waaróm sociale relaties bijdragen aan gezondheiden levensduur is nauwelijks bekend. Een mogelijkeverklaring is dat mensen met veel sociale contactenbeter geïnformeerd zijn over gezondheid en gezond-heidszorg en meer worden aangemoedigd totgezond gedrag en gebruik van zorg. Ook wordtvermoed dat sociaal actieve mensen minder angsten stress ervaren, wat een positief effect heeft op hetimmuunsysteem.

Hoe de eenzaamheid bestreden wordtVooral voor ouderen, die in toenemende mate hetrisico lopen om hulpbronnen te verliezen (bijvoor-beeld fysieke kracht, maar ook sociale positie), ishet van belang dat door substitutie of compensatiehet verlies kan worden tegengegaan. Wanneeriemand stopt met werken kan vrijwilligerswerk ditverlies compenseren. Het stimuleren van vrijwilli-gerswerk door ouderen wordt dan ook gezien alseen relevante strategie ter vermindering vaneenzaamheid. Ook het stimuleren van informelecontacten wordt gezien als een belangrijke interven-tievorm, omdat ook daarin veel sociale steun wordtuitgewisseld. Een gebrek aan persoonlijke compe-tenties, zoals zelfvertrouwen, probleemoplossendvermogen en sociale vaardigheden, blijkt een groterol te spelen bij het ontstaan van sociaal isolement.Mede op grond hiervan zijn bijvoorbeeld vriend-schapscursussen ontwikkeld. Training in sociale

20

vaardigheden en andere vormen van empowerment

zijn centrale elementen bij interventies gericht ophet voorkomen van sociaal isolement bij ouderen enandere risicogroepen.

LeestipMarco Linnemann, Peter van Linschoten e.a..Eenzaam op leeftijd. Interventies bij eenzame ouderen.

Utrecht: NIZW, 2001.

Theorie, achtergronden en een bespreking vaneenzaamheidsinterventies bij ouderen.

De afgelopen jaren zijn talloze interventieprojectenontwikkeld waarin het bestrijden van eenzaamheideen rol speelde. Bij sommige interventies is dit hetenige doel, bij andere wordt gesproken van een‘primair’ doel of een ‘secundair’ doel. Bij het eerstetype projecten kan het bijvoorbeeld gaan om huis-bezoeken bij eenzame ouderen. Bij het tweede typewordt ook aandacht besteed aan andere problemen,bijvoorbeeld op het financiële vlak. Bij het derdetype staat een ander doel voorop, bijvoorbeeld hetverbeteren van de leefbaarheid van de buurt.Daarbij wordt de bestrijding van eenzaamheid bijwijkbewoners als subdoel meegenomen. Projectenrichten zich vaak op een of meer risicogroepen enop personen die contacten hebben met eenzamemensen zoals vrijwilligers en professionals, dezogenoemde intermediairen. Voorts zijn er alge-mene voorlichtingscampagnes, gericht op de bevol-king als geheel. Organisaties die initiatieven op ditvlak ondernemen zijn gemeenten, sociale diensten,welzijnswerk, vrijwilligersorganisaties, kerken,GGD, RIAGG, ouderenorganisaties en verzorgings-huizen. Samenwerking tussen deze organisaties enpotentiële verwijzers, zoals huisartsen, fysiothera-peuten, huismeesters en buurtconciërges is eenbelangrijke voorwaarde voor succes. Veelgehoordeknelpunten zijn dat deze activiteiten meestal mettijdelijke subsidies worden gefinancierd, weinigsamenhang vertonen en dat duurzame en deskun-dige ondersteuning ontbreekt. Ook is er weinigbekend over de effecten van eenzaamheidsprojectenbij ouderen. Niettemin komen er nog regelmatignieuwe projecten bij. Daaronder bevinden zich ookinternettoepassingen. Een voorbeeld daarvan is tevinden in Eindhoven, waar de Stichting SeniorWebsamen met de gemeente Eindhoven en de Stichting

Welzijn Ouderen het project Esc@pe heeft opgezet.

Esc@peDit project is bestemd voor chronisch zieke, aanhuis gebonden senioren met een tekort aan socialecontacten. Zij krijgen gedurende drie jaar eencomputer met printer en een internetaansluiting inbruikleen. Doel van het project is om met een proef-groep van vijftien deelnemers vast te stellen of, enonder welke condities, internet een positievebijdrage kan leveren aan de kwaliteit van leven vande doelgroep. De nadruk ligt op de communicatie-mogelijkheden van internet als e-mail, chatten endergelijke. Zelfredzaamheid en ontspanning zijnbijkomende voordelen. Er wordt ook ingezet opvirtuele groepsvorming. Hiertoe wordt een gedeelte-lijk besloten website ontwikkeld. Bij de presentatievan dit project vertelde een van de deelnemers datze inmiddels met veel mensen mailt, veel informatieover haar ziekte opzoekt op internet en dat zeverslingerd is geraakt aan computerspelletjes. Ookvindt ze het fantastisch om haar kleinkind via dewebcam te bekijken.15

21

15 H. van Lieshout, L. Hesemans en J. van der Maarel. ICT in de socialesector. Een agenda voor de toekomst. Eindhoven: Fonteys Hogescholen,2002.

6 Materiële situatie

Het levensdomein ‘materiële situatie’ heeft betrek-king op de koopkracht van ouderen, maar ook ophet hebben van een geschikte woning, een fijnewoonomgeving en voldoende mogelijkheden omzich buitenshuis te verplaatsten. In deze paragraafbrengen we de materiële situatie van kwetsbareouderen in kaart. Hoe staat het met hun inkomen?In wat voor woning wonen zij? Sluit dat aan bij hunwensen? Hoe belangrijk is de directe woonomgevingvoor hen en welke belemmeringen ervaren zij in hunmobiliteit?16

InkomenHuishoudens van 55-plussers hebben per jaargemiddeld ¤ 20.000 te besteden. Hoe ouder deleden van het huishouden, des te lager hetinkomen. Van de 55-plussers heeft 11 procent langerdan vier jaar een laag inkomen. Bij de 75-plussersbedraagt dit percentage 20 procent. Alleenstaandevrouwen hebben het laagste gemiddeldeinkomen.Ook allochtone ouderen en ouderen diewonen in instellingen komen in deze groep relatiefvaak voor. De vaste lasten zijn in de jaren negentigvoor iedereen gestegen, maar voor ouderen zijndeze het meest omhoog gegaan. Dit is vooral hetgevolg van de gestegen woonlasten en de lokaleheffingen. Ouderen met een laag inkomen gevenvaak bijna de helft daarvan uit aan vaste lasten.Van de oudere huishoudens zegt 10 procent (zeer)moeilijk te kunnen rondkomen, terwijl 20 procentvan de alleenstaande oudere vrouwen moeilijk rondkan komen. Vooral bewoners van verpleeg- enverzorgingshuizen houden weinig geld over vooreigen bestedingen. Verwacht wordt dat de toekomstige ouderen meerinkomsten uit pensioenen zullen krijgen en dat dekoopkracht toeneemt. Dit geldt in sterkere matevoor mannen dan voor vrouwen.17

De woningVerreweg het grootste gedeelte van de ouderenwoont zelfstandig. Van alle 55-plussers

verblijven er 150.000 (4%) langdurig in een tehuis ofinstelling. De 85-89-jarigen vormenin het verzorgingshuis en het verpleeghuis degrootste leeftijdscategorie. Van de90-94-jarigen woont de helft nog zelfstandig; pasvanaf de leeftijd van 95 jaar woontde meerderheid van ouderen in een tehuis.Om langdurig zelfstandig te kunnen blijven wonen,ook als er lichamelijke beperkingenoptreden, is een geschikte huisvesting van grootbelang. Hierbij kan bijvoorbeeldworden gedacht aan de afwezigheid van trappen, deaanwezigheid van (ingrijpende) woningaanpas-singen en de beschikbaarheid van zorg- en dienst-verlening. In de ouderenhuisvesting wordenverschillende woningtypen voor ouderen onder-scheiden, die elkaar deels kunnen overlappen. Veelgenoemde woningtypen voor ouderen zijn nultren-denwoningen, aangepaste woningen en ouderenwo-ningen.

Nultredenwoningen zijn woningen zonder binnen- en buiten-

trap. Ouderen (55-plussers) geven aan dat zij een gelijk-

vloerse en goed toegankelijke woning (zeer) belangrijk

vinden: 85% noemt dit een belangrijk aspect van het wonen.

Ruim een derde van de ouderenhuishoudens woont in een

nultredenwoning. Bij degenen met ernstige beperkingen is

dit 54%. Opvallend is dat 30% van de ouderen die zegt niet

te kunnen traplopen toch een trap heeft. Ongeveer 20.000

van deze ouderen hebben een buitentrap. Het is onduidelijk

of zij nog buiten komen. Sociaal isolement ligt hier op de

loer.

Aangepaste woningen. Ruim 20% van de ouderenhuishoudens

heeft aanpassingen in de woning (510.000 woningen). Dit

betreft vooral kleine aanpassingen, zoals handgrepen,

verwijderde drempels of elektrische deuropeners. Ongeveer

90.000 woningen van ouderen hebben grote aanpassingen,

zoals hellingbanen of trapliften. De vraag naar aanpas-

singen in de woning neemt sterk toe. Krachtens de Wet

Voorzieningen Gehandicapten werden in 2002 ruim 80.000

woningaanpassingen en 60.000 andere woonvoorzieningen

verstrekt. Desondanks wenst ruim een kwart van de 55-plus-

sers nieuwe of meer aanpassingen in hun woning.

Ouderenwoningen. Nederland telt 498.000 ouderenwoningen.

Dit zijn woningen waarvan de bewoners gebruik kunnen

maken van verpleging, verzorging en/of diensten, aange-

22

16 Dit hoofdstuk is grotendeels gebaseerd op de Rapportage Ouderen2004 van het SCP. Ook werd gebruik gemaakt van: Overbeek, R. van.Leven in een uitnodigende sociale en fysieke leefomgeving. In: R. vanOverbeek en A. Schippers (red.). Ouder worden we allemaal. Trendstudies entoekomstdebatten over de vergrijzing in Nederland. Utrecht: NIZW, 2004.17 A. Schippers. Ouderen in Nederland. Utrecht: NIZW, 2002.

boden vanuit een dienstencentrum, verzorgingshuis of

steunpunt in de wijk.Zelfstandig wonen met verzorging

en/of verpleging wordt ook wel ‘verzorgd wonen’ genoemd.

Ook wooncomplexen met een huismeester, receptie, recrea-

tieruimte, kamers waar verzorging of verpleging mogelijk is

of een sociaal alarm worden tot de ouderenwoningen gere-

kend. Deze kunnen zeer veel verschillende vormen

aannemen, zoals woonzorgcomplexen, aanleunwoningen,

inleunwoningen, serviceflats of wooncentra.

Ouderenwoningen hebben gemiddeld een lagere kwaliteit

dan andere woonvormen. Dit komt vooral doordat de

woningen kleiner zijn dan andere woningen. Zo hebben zij

gemiddeld minder kamers en een kleinere woonkamer.

Welke ouderen in welke woonvorm?Het zijn vooral de ouderen met (ernstige) lichame-lijke beperkingen, psychische problemen, chronischzieken, ouderen met incontinentieproblemen,hoogbejaarden, alleenstaande vrouwen en ouderenmet een laag inkomen die wonen in een nultreden-woning, een aangepaste woonvorm of een ouderen-woning. De kwetsbare ouderen dus. Voor hetsociaal-cultureel werk dat zich wil richten op dezegroep zijn deze woonvormen dan ook een belang-rijke ‘vindplaats’. Maar ook in de verzorgingshuizenwoont een deel van de potentiële doelgroep.Ongeveer een kwart van de tehuisbewoners zou ookverzorgd kunnen wonen. Zij zijn wat jonger, hebbeneen hoger opleidingsniveau en minder gezond-heidsproblemen dan de andere tehuisbewoners.Anderzijds is er ook een groep ouderen die momen-teel verzorgd woont, maar ook in een tehuis opge-nomen zou kunnen worden. Deze groep omvat bijna30% van de ouderen die verzorgd wonen.

Blijven of verhuizen?Drie kwart van de 55-plussers met matige ofernstige beperkingen die in ongeschikte woningenverblijven wil ‘beslist niet’ verhuizen (bijna 200.000huishoudens). Een andere groep ouderen besluitom naar aanleiding van toenemende beperkingennaar een geschikte woonvorm om te zien en dezeaan te passen aan de beperkingen. Ook is er eengroep die anticipeert op eventuele beperkingen. Als‘vitale ouderen’ zien zij tijdig om naar een geschiktewoning. Dat maakt het gemakkelijker om aan denieuwe situatie te wennen en om zonodig weer eensociaal netwerk op te bouwen. De keerzijde is dat

mogelijk een zeer bevredigende woonsituatie,achteraf bezien, onnodig wordt opgegeven.Ongeveer 30.000 verhuisgeneigde ouderen gevenaan dat het (veranderde) sociale karakter van dewoonbuurt, overlast of onveiligheid de belangrijksteverhuisreden vormt.

Woonwensen van ouderenDe meeste ouderen (55-plussers) willen zo langmogelijk zelfstandig blijven wonen. Zij geven aanzij een gelijkvloerse en goed toegankelijke woning(zeer) belangrijk vinden: 85% noemt dit een belang-rijk aspect van het wonen. Ook aan de aanpasbaar-heid wordt veel belang gehecht (86%). Niettemin isde vraag naar nultredenwoningen, aangepastewoningen en ouderenwoningen is groter dan hetaanbod. Zelfstandig wonen betekent voor velenvooral regie houden over het leven en kunnen doenwat je leuk vindt, in welke woonvorm dan ook.Overigens vinden ouderen ook zaken als de inbraak-veiligheid, een mogelijkheid om buiten te zitten ende aanwezigheid van voorzieningen belangrijk. Totzover de overeenkomsten. Gezien de diversiteit onder ouderen zijn er ookgrote verschillen. Een onderzoek onder een lande-lijke steekproef van 50 jaar en ouder laat zien dat ereigenlijk zes verschillende groepen ouderenbestaan, elk met een eigen profiel voor wat betreftleefstijl en woonwensen.18 Het gaat hier overigensniet alleen om kwetsbare ouderen.

Zes woon- en leefstijlen bij ouderen

De ongebondenen (15% van de groep 50-plussers).

Individualistische, vitale vijftigers, maatschappelijk actief,

wil genieten van het leven, prestige tonen, reizen. Niet bezig

met wonen of ouder worden.

De dynamische individualisten (13%). Carrièremakers in ruste.

Leven wat teruggetrokken, weinig belangstelling voor

sociale participatie. Zoeken privacy, rust en recreatie in de

woonomgeving.

De onafhankelijken (17%). Veelal alleenstaande vrouwen van

70 jaar en ouder, stedelijk georiënteerd, woont in flat of

appartement, beneden modaal inkomen. Zelfstandig zijn,

uitgaan, sociale contacten.

De samenlevers (19%). Willen gezellig samen dingen doen

met leeftijdgenoten. Wonen in een homogene buurt waar

23

18 T. Mandemaker en G.J. Hagen. De woonbeleving van 50-plussers.[artikel in voorbereiding].

senioren onderling voor elkaar zorgen en voorzieningen

onder handbereik zijn.

De verankerden (19%). Doet graag vrijwilligerswerk; actief in

(mantel)zorg voor elkaar. Gehecht aan (sociale contacten in)

de oude vertrouwde buurt. Wil indien nodig woningaanpas-

sing en zorg aan huis, maar zeker niet verhuizen.

De terugtreders (16%). Passiever, verkleinde leefwereld.

Voorkeur voor kleinschalige woonvormen, seniorenwo-

ningen en eventueel inwonen bij de kinderen. Geringe

mobiliteit.

Naar verwachting nemen alle profielen de komendejaren in omvang toe, behalve de onafhankelijken.Grote toename wordt verwacht bij de samenlevers.Zij worden beschouwd als een exponent van deburgerlijke Nederlandse cultuur van de tweede helftvan de 20e eeuw. Centraal daarin staan individua-lisme (weliswaar binnen de gezinscontext), zelfver-werkelijking, consumentisme en hedonisme (willengenieten van het leven). Deze groeiende groep isbereid geld uit te geven voor interessante cultureleen educatieve activiteiten in een sfeervolle encomfortabele ambiance, waarin ze zich kunnenontspannen en ontplooien.

Allochtone ouderenAllochtone ouderen wonen minder vaak in speci-fieke ouderenwoningen. De huren zijn hoog en veelallochtone ouderen wonen het liefst in de buurt vanhun familie. Islamitische ouderen willen graag eenafgesloten keuken, keuken en hoofdslaapkamerbereikbaar vanuit de hal of gang, een gescheidendouche en toilet, een bidet in de badkamer (ritueelwassen), mogelijkheid voor mannen en vrouwen omapart te zitten en een logeerruimte. Ruim de helftvan de Turkse en Marokkaanse ouderen wil graagbij de kinderen wonen. Ook groepswonen voorspecifieke groepen allochtone ouderen is populair.De voorzieningen zijn aangepast en men voeltverwantschap vanuit een zelfde achtergrond en taal.Vanwege taalproblemen maken allochtone ouderenweinig gebruik van voorzieningen op het gebied vanwonen, zorg en welzijn. Goede voorlichtingspro-gramma’s zijn nodig.

LeestipForum en NIZW hebben een speciale factsheetgemaakt over het wonen, de woonwensen en -ontwikkelingen van allochtone ouderen. Gratis tedownloaden op www.fnao.nl.

De woonomgevingVergrijzing en extramuralisering leiden ertoe datmeer kwetsbare ouderen zelfstandig blijven wonenin de buurt. Kwetsbare ouderen verwachten veel vanhun directe woonomgeving. Dat is niet verwonder-lijk: naarmate mensen meer beperkingen krijgen enhun mobiliteit vermindert, raken zij meer aange-wezen op de publieke ruimte en het aanbod vanvoorzieningen in de directe omgeving. Veel kwets-bare ouderen, met name de alleenstaanden onderhen, voelen zich niet veilig op straat. Een aantrekke-lijke en toegankelijke omgeving biedt veiligheid,maar moet tegelijk uitnodigen om contact tezoeken met andere buurtgenoten en om actief tezijn in de buurt. In buurten waar gemeenten,woningcorporaties en welzijnsorganisaties veelhebben geïnvesteerd in sociale samenhang voelenmensen zich veiliger19 en neemt het aantal depres-sieve klachten af. 20

Soms zijn het hele simpele dingen die de leefomge-ving aantrekkelijker kunnen maken: zoals eenbankje om uit te rusten, zelf je boodschappen doen,de hond uitlaten, op een terrasje zitten. De nabij-heid van winkels en voorzieningen, een goed woon-klimaat, een rustige buurt, veel groen en de nabij-heid van openbaar vervoer maken een buurtaantrekkelijk. Terwijl verloedering van de buurt,onveiligheid, geluidsoverlast, veel verkeer, slechtonderhoud van de openbare ruimte en veel verlooponder buurtbewoners aspecten zijn die een nega-tieve invloed hebben op de beleving van de woon-omgeving en op de tevredenheid over de buurt.

In het algemeen zijn ouderen tevreden over hunwoonomgeving. Als het gaat om sociale partici-patie, dan blijken de bewoners in dorpse gebieden

24

19 T. van Dijk, S. Flight e.a. Voor het beleid achter de cijfers. De uitkomsten vande GSB-monitor veiligheid en leefbaarheid nader geanalyseerd. Hilversum:Intomart, 2000. Zie ook: J. de Hart (red.). Zekere banden. Sociale cohesie, leefbaarheid en vei-ligheid. Den Haag: SCP, 2002.20 Meertens, V. Depressive symptoms in the general population. ProefschriftKUN, 2004.

het meest actief: als lid van een maatschappelijkeorganisatie of van een vereniging, als vrijwilliger enals kerkganger. Dit geldt veel minder voor ouderendie na hun pensionering zijn verhuisd naar het plat-teland. Deze ‘Drentheniers’ blijken mindercontacten te hebben dan ouderen die in hun eigenomgeving blijven wonen. In naoorlogse flats en/of huurwijken is de socialeparticipatie het geringst. In andere wijken is hetbeeld gemêleerd. De sociale cohesie (uitgedrukt ingevoelens van saamhorigheid en gehechtheid aande buurt) blijkt het grootst te zijn in de buitenge-bieden: mensen hebben de meeste contacten metelkaar en zijn hier zeer tevreden over. Men voelt zichverantwoordelijk voor de leefbaarheid van de wijk.Ook hier geven naoorlogse flats en/of huurwijken,samen met compact stedelijke gebieden eenongunstig beeld te zien: weinig samenhorigheid,men voelt zich er minder thuis. Ouderen vinden deomgang in de buurt minder prettig en men hebbenminder contacten met de buurt. Veel ouderenhebben het hier moeilijk. zij hebben de afgelopendecennia de samenstelling van hun wijk en hunwoonomgeving sterk zien veranderen. Gezinnenmet kinderen hebben de steden verlaten of zijn naarde periferie verhuisd. Er zijn nieuwe groepen(allochtone) bewoners voor in de plaats gekomen.Oude sociale verbanden zijn verdwenen, watgevolgen heeft voor onderlinge steun en hulpbe-toon. De contacten tussen de oorspronkelijke ennieuwe bewoners komen moeilijk tot stand dooronbekendheid met elkaars culturen.Intergenerationele projecten en bewegingen alsOpzoomeren in Rotterdam proberen deze spiraal tedoorbreken door meer onderling contact tussenculturen en generaties te bevorderen.

Concluderend kan een aantal groepen ouderengenoemd worden die extra kwetsbaar zijn op hetterrein van sociale cohesie: ouderen wonend inwijken met veel naoorlogse flats en/of huurhuizenen in compact stedelijke gebieden. Het betreft danmet name ouderen met een laag inkomen, alloch-tone ouderen en ouderen met een klein netwerk(alleenstaande, nooit getrouwde of gescheidenouderen). In het landelijk gebied is de socialecohesie groter en hebben ouderen grotere (familie-)netwerken. In deze gebieden daalt echter het voor-

zieningenniveau met alle gevolgen van dien voorminder mobiele ouderen. In de toekomst zullenmogelijk ook bij gepensioneerden die naar het plat-teland zijn verhuisd gevoelens van eenzaamheidtoenemen.

Mobiliteit bij kwetsbare ouderenNaarmate mensen ouder zijn maken zij mindergebruik van de auto en de fiets en meer van hetopenbaar vervoer. Ook gaan zij vaker lopen. Hetdrukke verkeer en de eigen gezondheid ervarenkwetsbare ouderen als belemmeringen in hunmobiliteit. De belangrijkste redenen om het huis uitte gaan zijn winkelen, op visite gaan, logeren,wandelen, toeren en ontspanning zoeken. Vanwegede vrijheid en het gemak doen ouderen dat het liefstmet eigen vervoermiddelen. Het bezit van een rijbe-wijs is onder ouderen de afgelopen jaren enormgestegen. Boven de 75 jaar nemen de risico’s voorouderen in het verkeer echter sterk toe. Het lichaamen de reactiesnelheid worden trager en ook hetgezichts- en gehoorvermogen nemen af. Veel regulier openbaar vervoer (treinen, bussen entrams) is nog nauwelijks toegankelijk voor mindervaliden. In het kader van de WVG (WMO) kunnenouderen een beroep doen op vergoedingen vooraanpassingen van de eigen auto, een duofiets,rolstoelfiets of een scooter. Ook bieden gemeentenen lokale welzijnsorganisaties vervoer op maat doortaxi’s en busjes. Vergoedingen en voorzieningenworden doorgaans beperkt tot noodzakelijk vervoer;verplaatsingen naar recreatieve doeleinden wordendoorgaans niet vergoed.

25

7 Arbeid en prestatie

Het vierde domein is het domein van ‘arbeid enprestatie.’ Dit heeft te maken met de dingen die eenmens onderneemt, het inzetten van levenservaring,het kunnen en willen leren van nieuwe vaardig-heden en het ‘iets om handen hebben’. In paragraaf3 zagen we dat met het ouder worden ook hethebben van ‘kielzog’ meer betekenis krijgt. Kielzogstaat voor de behoefte om iets na te laten, materieelof immaterieel. Het kan van alles zijn: schrijven,timmeren, creatieve dingen doen, op de kleinkin-deren passen.21 Het feit dat mensen lichamelijkkwetsbaarder worden doet daar niets aan af; hetkan zelfs de behoefte versterken om zich op andereterreinen van het leven nadrukkelijker te willenontplooien of manifesteren.In deze paragraaf gaan we in op twee belangrijkeaspecten van dit levensdomein: educatie en vrijwilli-gerswerk. Omdat het aantal kwetsbare ouderen(voorbij het tweede omslagpunt rond het 75e

levensjaar) dat nog betaald werk verricht te verwaar-lozen is, laten we betaalde arbeid hier verder buitenbeschouwing.

EducatieHet vermogen om nieuwe kennis op te doen ennieuwe vaardigheden te ontwikkelen is niet aanleeftijdsgrenzen gebonden. Ouderen nemen deelaan educatie vanuit uiteenlopende behoeften. In deliteratuur over leren op latere leeftijd wordenverschillende soorten leerbehoeften van ouderenonderscheiden:22

• Coping needs. Centraal staat hierbij de behoefteom zich aan te passen aan veranderende omstan-digheden. Voorbeelden zijn cursussen en voor-lichtingsactiviteiten op het gebied van woon-vormen, leren omgaan met ziekten enbeperkingen, het handhaven van een gezondeleefstijl en het beheersen van de Nederlandsetaal en moderne technologie zoals de computeren het internet.

• Expressive needs. Hier gaat het om de behoefte zichpersoonlijk te ontwikkelen, of zich creatief teuiten. Bijvoorbeeld een cursus tekenen en schil-deren. Ook de behoefte aan sociale contactenwordt hiertoe gerekend. Voorbeeld: een vriend-schapscursus voor oudere mannen.

• Contributive needs. De behoefte om een zinvollebijdrage te leveren aan maatschappelijke acti-viteiten en ontwikkelingen. Bijvoorbeeld door hetdoen van vrijwilligerswerk, het oppassen op dekleinkinderen, of het vertellen en nalaten van heteigen levensverhaal (kielzog). Het kan gaan omzaken die spelen op mondiaal niveau, zoals hetopkomen voor mensenrechten en het bestrijdenvan oorlogen en ziekten in de derde wereld, maarook om zaken die heel dichtbij staan, zoals hetvoorlezen aan kinderen van een nabij gelegenbasisschool, het organiseren van ontmoetingsac-tiviteiten in de wijk of het draaien van bardien-sten in de gezamenlijke ontmoetingsruimte vaneen seniorencomplex. In iedere gemeentebestaan talloze cursussen die voorbereiden ophet doen van vrijwilligerswerk, het vertellen vanlevensverhalen of het schrijven van de eigenbiografie.

• Influence needs. Hier gaat het om de behoefte ominvloed uit te oefenen op zaken die voor ouderenen/of anderen van belang zijn. Opnieuw kan hetgaan om zaken van internationaal of landelijkbelang, zoals de ontwikkelingen in Europa of hetinkomen van Nederlandse ouderen, of maar ookom zaken in de directe woonomgeving, zoals hetbeleid van een woningcorporatie of de veiligheidin de buurt. Voorbeelden van educatie op ditgebied zijn kadercursussen voor leden van oude-renbonden, bewonerscommissies en cliënten-raden.

• Transcendence needs. De behoefte om zich(opnieuw) te verdiepen in zaken rondom hetgeloof, om rationele en materiële zaken te over-stijgen, en om zich te richten op een beschou-wende, soms zelfs ‘kosmische’ oriëntatie. Hetbewustzijn van de eindigheid van het leven wordtsterker, de behoefte aan een terugblik neemt toeen de eigen ‘belangrijkheid’ wordt gerelativeerd

26

21 P.P.J. Houben, I. Graveland e.a., Inspirerende toekomstbeelden enzingevingsopties voor 45-plussers. Amsterdam, Vrije Universiteit, 1997.22 J. de Boom, M. Heijnsbroek e.a.. De marktpositie van HOVO. Eenonderzoek naar de kenmerken en omvang van de HOVO-doelgroep en debelemmeringen voor deelname. Rotterdam: RISBO, 1999.

in het licht van de opeenvolging van generatiesen bovenwereldlijke krachten. Cursussen op hetgebied van spiritualiteit en filosofie sluiten aanbij deze behoeften.

Kwetsbare groepen. Als gevolg van de aanhoudendegroei van de onderwijsdeelname in de afgelopendecennia zal het opleidingsniveau van(toekomstige) ouderen spectaculair stijgen. Hogeropgeleiden hebben minder te lijden van lichame-lijke beperkingen en doen minder snel een beroepop zorgvoorzieningen dan lager opgeleiden. Detoename in opleidingsniveau is echter niet over allecategorieën gelijk verdeeld. Ouderen met een laaginkomen, oudere alleenstaanden en allochtoneouderen zullen ook in de toekomst kwetsbaarblijven. Zonder specifieke maatregelen zal bijvoor-beeld gebruik van de computer en andere modernemedia bij deze groepen achterblijven.

VrijwilligerswerkIn het levensdomein ‘arbeid en prestatie’ is hetdoen van vrijwilligerswerk een belangrijke keuzevan veel ouderen. Vrijwilligerswerk is werk dat ingeorganiseerd verband onverplicht en onbetaaldwordt verricht ten behoeve van anderen of desamenleving. In deze definitie onderscheid het zichvan mantelzorg, die niet plaatsvindt in georgani-seerd verband enerzijds en van betaalde arbeidanderzijds. Ouderen worden al de ‘ruggengraad vande civil society’ genoemd: bijna de helft (ruim 47procent) van het vrijwilligerswerk wordt gedaandoor personen tussen 55 en 80 jaar.23 Deze leeftijds-indicatie wijst erop, dat toenemende kwetsbaarheiden het verrichten van vrijwilligerswerk elkaar niet uithoeven te sluiten.

Veel keuzemogelijkheden. De 65-plussers besteedden in2002 gemiddeld twee uur per week aan vrijwilligers-werk. In vergelijking met andere leeftijdsgroepenzijn ze wat minder actief op terreinen als cultuur,sport, hobby en vrouwenorganisaties. Ze zijnactiever op het gebied van levensbeschouwing, poli-tiek, vakorganisaties en georganiseerde hulpverle-ning.24 Ook het sociaal-cultureel werk biedt ouderen

talloze mogelijkheden tot het doen van vrijwilligers-werk. Er zijn drie soorten verbanden waar vrijwilligersworden ingezet.

• Professionele organisaties die publieke taken alszorg, welzijn en dienstverlening op zich nemenzoals Welzijn Ouderen, verzorgings- en verpleeg-huizen en club- en buurthuizen.

• Vrijwilligersorganisaties die (vrijwel) geheel opvrijwilligers draaien, zoals sportclubs, de Gilden,de Zonnebloem en het Rode Kruis.

• Zelforganisaties. Hiertoe worden belangenorga-nisaties gerekend zoals de ouderenbonden,vakbonden en huurdersverenigingen. Ooksociale bewegingen, zoals Amnesty, de milieube-weging en Greenpeace horen tot deze derde cate-gorie.

Voor en doorEen effectieve manier om het vrijwilligerswerk voor(kwetsbare) ouderen aantrekkelijk te maken is hetontwikkelen van speciale activiteiten voor én doordeze groep. Zo hebben organisaties in de genoemdedrie maatschappelijke verbanden onder de noemerAgeing Well een aantal projecten opgezet op hetgebied van voorlichting over gezondheid en welzijnvoor en door ouderen. Voorlichting over gezondeleefstijl, veiligheid in en om de woning en active-rend huisbezoek zijn voorbeelden van dit aanbod,dat volgens het principe ‘voor-en-door’ ouderen isontwikkeld.25 ‘Voor-en-door’ is ook de succesvolleformule van Seniorweb, waarbij senioren als ambas-sadeurs van de moderne tijd de kunst van hetcomputeren overbrengen op leeftijdgenoten metknoppenangst.

Tip: www.seniorweb.nlEen informatieve en activerende startpagina voortalloze educatieve, recreatieve en andere sociaal-culturele activiteiten voor ouderen.

In de praktijk zijn het vaak de wat jongere ouderendie zich voor de oudsten en meest kwetsbareninzetten. De uitvoering van dit werk gebeurt opeigen kracht. Voor sommige zaken, zoals deskun-

27

23 Knulst, W en K. van Eijck. Vrijwilligers in soorten en maten II.Ontwikkelingen over de periode 1985-2000. Tilburg: Universiteit van Tilburg,2002.24 Breedveld, K., A. van den Broek e.a. Trends in de tijd. Den Haag: SCP,2001.

25 Hopman-Rock, M. en J. Klercq. Ageing Well. Bevordering van gezond-heid en welzijn voor-en-door ouderen. Geron, jrg. 4, nr. 2, p. 38-44,2002.

digheidsbevordering en praktische faciliteiten isondersteuning van een professionele organisatienoodzakelijk.

Jong en oudOok voor ouderen die geïnteresseerd zijn in vrijwilli-gerswerk voor kinderen en jongeren zijn er delaatste jaren veel nieuwe mogelijkheden bijge-komen. Intergenerationele projecten zijn acti-viteiten waarbij jong en oud elkaar de helpendehand reiken, samenwerken aan het verbeteren vanhun leefomgeving en met elkaar in dialoog gaanover eventuele conflicten over het gebruik van deopenbare ruimte. Ze zijn gericht op het bevorderenvan participatie en het versterken van socialecohesie in buurten en wijken. Voor kwetsbareouderen is dat van onschatbare waarde. Zij wordenonder de ‘grootgebruikers’ van de buurt gerekend,omdat zij er relatief veel tijd in doorbrengen en veelgebruik maken van aanwezige voorzieningen alsparken, winkels en zorgvoorzieningen.

Tip: www.nizw.nl / sociaal beleid / intergeneratio-neelOverzicht van intergenerationele activiteiten,waarbij sociaal-cultureel werkers een sleutelrolvervullen, en samenwerken met (brede) scholen,verzorgingshuizen en woonzorgcentra.

Vrijwilligers in soorten en matenZoals we zien bestaan er al veel vormen van vrijwilli-gerswerk vóór kwetsbare ouderen. Over vrijwilligers-werk dóór kwetsbare ouderen is niet zoveel bekend.Veelal vindt dit werk plaats in weinig spectaculaire,kleinschalige en informele verbanden, veelal gekop-peld aan voorzieningen waar veel kwetsbareouderen komen (bijvoorbeeld kerken en diensten-centra) of waar zij wonen (bijvoorbeeld kleinscha-lige woonvormen). De aanwezigheid van vrijwilli-gerswerk ‘om de hoek’, zoals in de school, hetbuurthuis, de kerk of moskee, in de bibliotheek enin het zorgcentrum, is belangrijk voor kwetsbareouderen die een verminderde spankracht of mobi-liteit hebben. Een belangrijke vraag is of deze orga-nisaties ook uitnodigend zijn voor (kwetsbare)ouderen, hen interessante taken bieden en hen nietovervragen of juist ondervragen. Een beroep opwaarden als trouw en plichtsgevoel volstaat steeds

minder. In het algemeen vinden ouderen dat hetwerk leuk moet zijn. Er moet sprake zijn vanwaardering, acceptatie en respect.

MaatwerkSociaal-cultureel werkers die ouderen willenbetrekken bij het vrijwilligerswerk dienen zich goedop de hoogte te stellen van hun motivatie, waardenen normen, leefstijlkenmerken, mogelijkheden enbeperkingen. Hou rekening met eventuele lichame-lijke beperkingen bij de keuze van activiteiten, maarook in ruimtelijk opzicht: zijn zaaltjes toegankelijk?Is er voldoende verlichting en een goede akoestiek?Een goede onderlinge samenwerking vindenouderen belangrijk. Beloon zo veel mogelijk eigeninitiatief en ga niet hiërarchisch boven de ouderestaan. Het vrijwilligerswerk moet een uitdaging zijnen de vrijwilliger moet zich gestimuleerd voelen. welis het belangrijk dat vrijwilligers in een probleemsi-tuatie kunnen terugvallen op de beroepsorgani-satie. Sommigen vinden een cursus prettig. Erworden immers steeds meer eisen aan het vrijwilli-gerswerk gesteld. Maar het volgen van een cursuskan sommige ouderen ook afschrikken, op grondvan negatieve associaties met scholing en onder-wijs. Het zijn allemaal overwegingen die horen bijeen vraaggericht vrijwilligersbeleid voor kwetsbareouderen.

Leestip: C. Scholten. Door het oog van de vrijwilliger.

Vrijwilligersbeleid in het Welzijnswerk voor Ouderen.

Utrecht: NIZW, 1998.Deze publicatie biedt bouwstenen voor een vrijwilli-gersbeleid waarin de veranderende wensen enbehoeften van (nieuwe) vrijwilligers en de doelenvan de instellingen op elkaar worden afgestemd.

Te oud?Sommigen vinden dat het vrijwilligerswerk geenleeftijdsgrens mag hebben. Daar staat tegenoverdat vrijwilligers ongeschikt kunnen worden enminder in staat zijn om het werk goed te doen. Alsze er al lang zitten is het erg moeilijk om henzomaar weg te sturen. Organisaties moetennadenken hoe het vrijwilligerswerk een natuurlijkeindpunt kan hebben, vergelijkbaar met een pensi-onering of een einde aan een bestuursperiode.26

28

26 Engelen, J. Vergrijzing of verzilvering? De effecten van vergrijzing op vri-jwilligerswerk. Utrecht: Civic / NIZW, 2004.

8 Waarden en inspiratie

Het levensdomein ‘waarden en inspiratie’ omvatideeën en opvattingen die mensen gedurende hunleven willen realiseren. Deze zijn van groot belangvoor de manier waarop mensen hun leven inrichtenen de betekenis die zij verlenen aan hun ervaringen.

De behoefte om zich te identificeren met bepaaldewaarden is van alle leeftijden, maar kan bij kwets-bare ouderen sterker worden. Zij worstelen somsmet existentiële vragen die te maken hebben meteen bedreigde situatie, zoals een slechte gezond-heid, het verlies van een dierbare, gevoelens vaneenzaamheid, het gevoel niet meer nodig te zijn indeze wereld en het gevoel dat waarden en normendie men altijd heeft gekoesterd aan het verdwijnenzijn. Het gevoel dat het leven zin heeft kan wordenaangetast als het vertrouwde waardensysteem – datwaar men altijd in heeft geloofd - onder druk komtte staan.

Voor sommige ouderen lijkt het loslaten of wijzigenvan waarden moeilijk. Dit zijn de ouderen met eenoverwegend traditionele oriëntatie, die we vooralvinden bij oudere, vooroorlogse generatiesNederlanders en bij een groot deel van de alloch-tone ouderen met een islamitische achtergrond.Uitzonderingen daargelaten, zijn dit overwegendkwetsbare ouderen bij wie waarden op het spelstaan als:

• Verzorgingsstaat (de overheid moet voor dezwakkeren in de samenleving zorgen);

• Zuinigheid en soberheid;• Terughoudendheid in “zeggen wat je denkt”;• Koningsgezindheid;• Accent op gezinsleven met traditionele rolverde-

ling man / vrouw;• Huiselijkheid en gezelligheid;• Geloof en religie;• Solidariteit, betrokkenheid bij naasten;• Afwijzing van euthanasie;• Fysieke en sociaal-economische zekerheid;• Orde en gezag.27

Mensen die zich sterk bedreigd of achtergesteldvoelen, hebben vaker moeite met het volhouden vaneen open en flexibele houding ten opzichte vanveranderende waarden en normen. Onder de oudstegeneraties bevinden zich relatief veel ‘bedreigdeburgers’.28 Zo’n 35% van de totale bevolkingbehoort tot deze categorie. Zij hebben weinigvertrouwen in de parlementaire democratie enblijven bij verkiezingen vaak thuis. Ze vinden dat deoverheid niet goed functioneert, dat Kamerledenniet beseffen wat hen bezig houdt en dat ze zelf (te)weinig invloed hebben op het beleid. In hun moreledenkbeelden worden ze geplaagd door onzekerheid.Deze wordt gevoed door snelle veranderingen opnormatief gebied en een (te) grote diversiteit aannormen. Mede daardoor neigen ze vaak tot eenautoritaire denkwijze. Ze menen dat er sterkeleiders nodig zijn en dat asociale of vreemdeelementen hardhandig uit de samenleving moetenworden verwijderd. Een aanzienlijk deel van dezegroep heeft niet meer dan lager onderwijs, velenhebben geen betaalde baan en hun inkomen isnavenant. Deze groep telt relatief veel gelovigen. Inzekere zin gaat het hier om kwetsbare mensen diemoeite hebben zich te handhaven in een opendemocratische samenleving, die het klagen tot leef-stijl hebben verheven of die zich teleurgesteldterugtrekken in een kleine kring en de eigenwoning.

Waarden en normen: een sociale wijkagenda

Op het gebied van waarden en inspiratie kunnenkerken, moskeeën en ouderenorganisaties eenbelangrijke rol spelen als bruggenbouwer tussenkwetsbare ouderen en de vrije, open samenleving.Een voorwaarde is wel dat deze organisaties zelf nietteveel naar binnen zijn gericht en de democratischetradities van de vrije samenleving zelf voorleven.Ook sociaal-cultureel werkers kunnen activiteitenorganiseren waarin de dialoog tussen culturen engeneraties en het gesprek over waarden en normencentraal staat. Te denken valt aan cursussen engespreksgroepen over geloof, traditie, ontmoetingmet andere culturen, enzovoort. De ontmoetings-functie is vanouds een kerntaak van het sociaal-

29

28 Brink, G. van den. Mondiger of moeilijker? Een studie naar de poli-tieke habitus van hedendaagse burgers. Den Haag: SDU Uitgevers, 2002.

27 Motivaction. Burgerschapsstijlen en overheidscommunicatie.Amsterdam: Motivaction, 2001.

cultureel werk. Een mooi voorbeeld daarvan is hetintergenerationele en multiculturele project Eenbuurt vol verhalen in de Utrechtse wijk Lombok.Turkse, Marokkaanse en Nederlandse ouderenvertelden elkaar levensverhalen en kwamen tot deontdekking dat ze veel meer overeenkomstenhadden dan ze hadden gedacht. Ook leerden zijhun verhalen op een voor kinderen en jongerenaantrekkelijke manier te vertellen en trokken ermeede scholen en buurthuizen in.

Leestip: Een buurt vol verhalen. Integratie van gene-raties en culturen door buurtreminiscentie. Utrecht:NIZW, 2002. Methodiekhandleiding over het Utrechtse projectEen buurt vol verhalen. Ter illustratie is bij dezehandleiding is ook een videoband gemaakt.Informatie: www.nizw.nl / sociaal beleid / intergene-rationeel.

In Amsterdam gaat de Stichting De Wijk nog een stapverder. Deze organisatie heeft het debat overwaarden en normen aangegrepen om een socialeagenda voor de toekomst van buurten en wijken opte stellen. Centraal daarin staat de ontmoetingtussen verschillende culturen, leeftijden en leef-stijlen. De agenda bevat een programma van zespunten. Daarbinnen kunnen diverse activiteiten ophet gebied van waarden en normen wordenontplooid.

Waarden en normen: zes uitgangspunten voor

de sociale wijkagenda van Stichting De wijk

1 Talenten benutten.. Het vertrekpunt van Stichting De Wijk

vormt de gedachte dat elke burger in beginsel waarde

hecht aan een veilige en aangename leefomgeving, waarin

men zich naar behoefte kan ontplooien. Het uitgangspunt

is dat de sociale leefbaarheid het meest gebaat is bij het

mobiliseren van de vele talenten in de bevolking om een

bijdrage te leveren aan het (weer) leefbaar maken van de

buurt. Direct contact tussen bewoners onderling in een

constructieve setting vormt de basis vormt voor herstel van

een gevoel van veiligheid omdat de anonimiteit daarmee

doorbroken kan worden. Het gaat erom mensen, jong en

oud en gevestigd of nieuwkomer, te mobiliseren en toe te

rusten om zich in te zetten voor de gemeenschappelijke

zaak. Door hen moreel te steunen, faciliteiten te creëren en

financiële prikkels te geven.

2 Sleutelfiguren mobiliseren. Het is een ervaringsgegeven dat

elk plan om de leefbaarheid te bevorderen, op passief of

actief verzet stuit van ongeveer tien procent van de bewo-

ners. Noem hen de ‘verzuurden’. Dat hoeft op zich geen

probleem te zijn, mits het niet uitgerekend déze groep is

die de toon zet. De grote meerderheid staat ‘neutraal’ of is

zelfs ‘voor’ positieve actie in de buurt. Het gros hiervan

heeft echter andere prioriteiten in het leven, maar is wel

bereid om acties minstens moreel te steunen. Er blijven

zodoende ongeveer tien procent bewoners over, we

noemen ze de ‘betrokken burgers’, die niet alleen verbale

steun geven, maar ook bereid zijn de handen uit de

mouwen te steken. Het zijn deze sleutelfiguren die voor

een cultuuromslag in de wijk kunnen zorgen omdat zij een

inspirerend voorbeeld voor anderen vormen. De gemeente

kan deze sleutelfiguren stimuleren en steunen, zonder

hun initiatieven te institutionaliseren. Zij kan instru-

menten aanreiken en positieve prikkels bieden in de sfeer

van subsidieverlening, het uitreiken van prijzen of het

inrichten van een stedelijk steunpunt dat de sleutelfiguren

in de stad met raad en daad bijstaat en met elkaar in

contact brengt.

3 Interculturele buurtpanels vormen.. De gemeente zou ook actief

kunnen oproepen tot en steun kunnen bieden aan de

vorming van een breed wijknetwerk, samengesteld uit een

representatieve doorsnee van de wijk, jong en oud en van

allerlei afkomst. Dat netwerk zet zich met concrete acties

in om de sfeer en de onderlinge contacten in de buurt te

versterken. Het bewonersnetwerk wordt gesteund – in het

ideale geval – door een professionele infrastructuur die

kan bestaan uit de gemeente of het stadsdeel, het

welzijnswerk, woningcorporaties en wijkpolitie. Ook voor

bedrijven kunnen en willen meewerken, niet alleen vanuit

maatschappelijke medeverantwoordelijkheid, maar ook

vanuit een welbegrepen eigenbelang.

4 De zwijgende meerderheid mobiliseren. De discussie over

normen en waarden moet dáár worden gevoerd waar die

ook in de praktijk vorm moet krijgen: op scholen, in

bedrijven, in de wijk. De sleutelfiguren en de interculturele

buurtpanels werken al doende impliciet met elkaar aan

een concrete vernieuwing van normen en waarden en

houden daarmee de meerderheid een spiegel voor. Geen

vrijblijvende discussie en ook geen moralistisch vingertje,

maar anderen inspirerend — de tachtig procent neutralen

30

— zodat ook zij er vertrouwen in krijgen en op een prettige

manier worden gestimuleerd om in beweging te komen.

5 Kleinschalige, compacte wijkcentra inrichten. Een centraal in de

wijk gelegen ruimte kan als uitvalsbasis dienen voor

ontmoeting en actie in de buurt. Er zou toegewerkt

kunnen worden naar een accommodatiebeleid waarin de

sociale, fysieke en economische sferen in een wijk met

elkaar verweven zijn en elkaar kunnen versterken. Het

concept van de brede school kan daarin als voorbeeld dienen,

al dan niet gekoppeld aan een integrale dienstenorgani-

satie voor wonen, zorg en welzijn. Een complex dus waarin

autochtone senioren hun plek vinden voor de wekelijkse

bingo, ouders terecht kunnen voor eerstlijns opvoedings-

ondersteuning, allochtonen hun taallessen volgen, het

arbeidsbureau een loket opent, tweeverdieners hun bood-

schappen verrichten, de politie spreekuur houdt, het post-

kantoor is gevestigd, de bibliotheek een filiaal runt,

jongeren een internetcafé bezoeken en bewoners een wijk-

adviesdienst runnen.

6 Sociale stages en Maatjesprojecten.. Tot slot een pleidooi voor

het creëren van kansen voor persoonlijke verrijking, niet in

materiële zin, maar in de sfeer van ontmoeting en

ontplooiing. Als de stelling klopt dat het verlies aan besef

van waarden en normen veel te maken heeft met anoni-

miteit en afstand tussen mensen, dan zou hieraan tegen-

kracht kunnen worden geboden door het faciliteren van

één-op-één ontmoetingen en ervaringen. Gedacht kan

worden aan de invoering van een sociale stage voor

jongeren. Ook het stimuleren van maatjescontacten

tussen gelijkgestemden of juist tussen jongeren en

ouderen, tussen gevestigden en nieuwkomers, biedt een

enorm potentieel om onderlinge bindingen te versterken.

Het Amsterdamse project Samenspraak is zo’n succesvol

voorbeeld: met informele conversaties helpen ouderen

vluchtelingen en nieuwkomers met het verwerven van de

Nederlandse taal.

Voor meer informatie: www.wijk.nl

31

9 De kracht van de ouderdom

Kwetsbaarheid is een kwestie van balans, zoals wehebben gezien. Een balans tussen draagkracht endraaglast. Voor het sociaal-cultureel werk, datkwetsbare ouderen in hun alledaagse omgeving wilondersteunen bij het op peil houden van dekwaliteit van leven, is deze genuanceerde kijk ophet ouder worden erg belangrijk. Ook als deouderdom zijn tol eist, is empowerment, hetversterken van de eigen kracht van mensen en hetontwikkelen van alledaagse competenties, eenzinvol uitgangspunt. Juist daarin onderscheidt hetsociaal-cultureel werk zich van veel andere werk-soorten. In de literatuur over ouder worden zijnaanknopingspunten te vinden voor deze benade-ring, die zich baseert op de zogenoemde ‘kracht vande ouderdom’. In deze paragraaf zetten we enkeleinzichten op dat terrein uiteen.

Stilzwijgende kennisBij het ouder worden nemen bepaalde neurofysiekecompetenties af, zoals het snel kunnen uitvoerenvan rekentaken of het onthouden van bepaaldetechnische informatie. Een heel ander verloopvertonen de op persoonlijke ontwikkeling en cultuurgebaseerde cognitieve vermogens van mensen.Houben noemt dit de ‘stilzwijgende kennis’ vanouderen.29 Die ontwikkelt zich tot gemiddeld 75 jaarom pas daarna een dalende lijn in te zetten. Hetgaat hier om het vermogen dat mensen gedurendehun levensloop kunnen ontwikkelen om goed om tegaan met eigen emoties en met behoeften en uitda-gingen van de omgeving. Levenservaring speelthierbij een grote rol. Houben omschrijft deze speci-fieke kwaliteiten van ouderen als:

• Meer tijd en interesse voor zaken die men zelfbelangrijk vindt;

• Meer aandacht voor persoonlijke ervaringen enbelevingen van zichzelf en anderen en zodoendeeen grotere intimiteit en diepgang in contacten;

• Interesse voor en beoefening van activiteiten opterreinen als kunst, cultuur, levensbeschouwing,geschiedenis, enzovoort;

• Opbouw van levenswijsheid doordat ervaring is

opgedaan gedurende een relatief grote tijd-spanne en in een grote verscheidenheid vanmaatschappelijke situaties;

• Contact maken met eigen bronnen van spiritua-liteit en kunnen relativeren van het eigen levenmet het oog op het dichterbij komen van hetlevenseinde en de confrontatie met verlieserva-ringen.

Uiteraard zijn niet alle ouderen in dezelfde hogemate met deze eigenschappen begunstigd. Ernstigelichamelijke of geestelijke beperkingen kunnen hetevenwicht zodanig verstoren, dat de oudere alleennog met ‘overleven’ bezig is en de aandacht steedsmeer op zichzelf gericht raakt. De oudere heeft danhet tweede omslagpunt bereikt (zie paragraaf 2).Wel kan de stilzwijgende kennis van de oudere eenbuffer vormen tegen aanslagen op de gezondheiden verslechtering daarvan voorkomen of uitstellen.Belangrijk is de constatering dat ook nu nogpersoonlijke ontwikkeling mogelijk is. Gunstig voorde verdere ontwikkeling van deze competenties zijneen goede gezondheid, maatschappelijke partici-patie en een hoog niveau van opleiding en scholing.Daarom wijst Houben op het belang van permanentleren op basis van actieve leervormen in vorming,training en sociale initiatieven. Ook het uitvoerenvan maatschappelijk zinvolle taken, die aansluitenop de eigen interesses, is van belang voor het oppeil houden en verder ontwikkelen van de specifiekekwaliteiten van ouderen. De mate waarin dit typecompetenties zich kan ontwikkelen en op peilgehouden kan worden is sterk afhankelijk van dekansen en uitdagingen die de omgeving biedt. Eenstimulerende omgeving toont interesse in ouderenen daagt hen uit ‘scherp’ te blijven en zich langer teblijven ontwikkelen.

Veel te biedenEen andere manier om de kracht van ouderen tebeschrijven is uit te gaan van dingen die ouderen tebieden hebben aan andere generaties. Mensenmaken deel uit van verschillende generaties, zijnonder verschillende maatschappelijke omstandig-heden opgegroeid en verkeren in verschillendelevensfasen. Door deze verschillende achtergrondenverschilt hun sociaal en cultureel kapitaal. Dit kantot conflicten leiden, maar onder de juiste condities

32

29 P. Houben, zie noot 9.

ook tot ‘leren van verschillen’: uitwisseling vankennis, inzicht, visies en vaardigheden. Niet alleen op grond van hun ‘generationeleligging’ hebben ouderen iets te bieden aan anderegeneraties (en omgekeerd). Ook hun lange levens-ervaring is van belang. In een lang leven hebbenveel ouderen een ‘savoir vivre’ of levenskunstkunnen ontwikkelen. Levenskunst verwijst naareigenschappen als weten hoe je met mensenomgaat, hoe je tegenslag kunt verwerken en kansenkunt benutten. In de literatuur over ouderen wordtverder gewezen op

• Senioriteit: het vermogen en de wil om te bege-leiden, te coachen en kennis over te dragen,ergenoegen in scheppen dat kinderen, kleinkin-deren of jongere collega’s hun eigen vormvinden; liefde voor het vak, geduld en aandacht.

• Praktijkkennis: jongeren verwerven nieuwekennis via boeken, hoorcolleges en televisie.Door er hun alledaagse levenservaring aan toe tevoegen kunnen ouderen het geleerde een prakti-sche verdieping geven.

• Inzicht in het geheel van de levensloop, metbijbehorend relativerings- en aanpassingsver-mogen, inzicht in vergankelijkheid; besef datniet alles te beheersen en te sturen is.

• Sereniteit: de rust en kalmte die voortvloeit uiteen gevoel van tevredenheid met de levens-wandel, het gevoel gedaan te hebben wat menkon, de relativering van maatschappelijke drukteen succes.

• Contact met de geschiedenis: ouderen kunnenjongeren inzicht geven in hun eigen roots, in degeschiedenis van een land. Zo biedt de herinne-ring aan het opkomend fascisme en de verschrik-kelijke gevolgen voor het joodse volk belangwek-kend vergelijkingsmateriaal voor hedendaagsetendensen. Ook kunnen ouderen getuigen van devele technologische veranderingen die gedu-rende de afgelopen decennia hebben plaatsge-vonden en de manier waarop zij het dagelijksleven hebben veranderd. Daarnaast kunnen zijaangeven wat bij alle veranderingen het belang-rijkste blijft.30

Gero-transcendentieTot slot wint de laatste jaren de gedachte terrein dater bij veel ouderen sprake is van een verschijnsel,dat gero-transcendentie wordt genoemd. Met het ouderworden ontwikkelen bepaalde mensen een nieuwevisie op de realiteit, het menselijk bestaan en hetzelf. Dit wordt beschouwd als een innerlijke krachtdie mensen ontwikkelen, veelal in periodes vanlichamelijk en psychisch lijden, soms in samenhangmet het naderen van de dood. Dit verschijnsel komtrelatief vaak voor bij oudere ouderen, ongetrouwde,gescheiden en verweduwde ouderen en bij ouderenmet lichamelijke beperkingen. Gerotranscendenteouderen ervaren een kosmische eenheid met hetuniversum, ze her-definiëren tijd, ruimte, leven endood, worden minder zelfgericht, en cultiveren enverdiepen een beperkt aantal sociale relaties.Oriëntatie op filosofie, religie en spiritualiteitnemen toe. Ze waarderen het alleen zijn. Eenaangrijpend voorbeeld van gerotranscendentie is opzeer leesbare wijze opgetekend door deAmerikaanse journalist Mitch Albom. In zijn boekMijn dinsdagen met Morrie doet hij verslag van demanier waarop de hoogbejaarde Morrie Schwarz,een terminale kankerpatiënt, hem op zijn sterfbedinspireerde en hem hielp zijn leven na een burnoutweer op orde te krijgen.31

Voor het sociaal-cultureel werk bieden dezeinzichten belangrijke aanknopingspunten. Delevenservaring en kennis van ouderen kan bijvoor-beeld worden aangesproken bij het ontwikkelen vanactiviteiten. Ook kunnen ouderen zelf een actiefaandeel hebben in (delen van) de uitvoering vanactiviteiten. Samen met woningcorporaties enzorginstellingen kan het sociaal-cultureel werkbijdragen aan een woonomgeving die voor ouderenniet alleen veilig is, maar ook stimulerend en uitno-digend om bij te blijven en mee te doen.

33

30 Penninx, K. De buurt voor alle leeftijden. Intergenerationele buurton-twikkeling in het kader van sociaal beleid. Utrecht: NIZW, 1999.

31 Albom, M. Mijn dinsdagen met Morrie. Een oude man, een jonge man en delessen van het leven. Amsterdam, Ambo Anthos, 1997.

10 Een integraal balansmodel

In de paragrafen 1.3 tot en met 1.7 hebben wekwetsbaarheid bij ouderen behandeld aan de handvan vijf levensdomeinen. In paragraaf 1.8 zijn weingegaan op de kracht van de ouderdom. Wehebben gezien dat kwetsbaarheid bij ouderenomschreven kan worden in termen van een balanstussen draaglast en draagkracht. Als de draaglastgroter is dan de draagkracht is sprake van kwets-baarheid. Draaglast houdt de last van de ziekte in,van de lichamelijke of psychische beperkingen of delast van het moeten regelen van het eigen huis-houden. Ook een gevoel van eenzaamheid, gebrek-kige materiële middelen en gevoelens van nutte-loosheid en/of zinloosheid kunnen de draaglast vande oudere ondermijnen. Dit geheel van risicofac-toren en levenstaken kan zoveel stress veroorzaken,dat zij de krachten van de persoon te boven gaan.Dit komt relatief vaak voor bij alleenwonenden,mensen met een klein sociaal netwerk, een laaginkomen of een lage opleiding.

Het hebben van een partner, sociale contacten, eenredelijk inkomen en een goede opleiding zijn hulp-bronnen die de draagkracht versterken. Draagkracht

hebben we omschreven als het geheel van persoon-lijke competenties en factoren in de omgeving diede persoon beschermen tegen toenemende kwets-baarheid. Om de balans in positieve richting bij testellen kan de betrokkene bijvoorbeeld een beroepdoen op de partner of het informele netwerk,gebruik maken van eigen kennis en levenservaringof professionele diensten inkopen. Mensen blijvenzich gedurende de hele levensloop aanpassen aanveranderende omstandigheden en proberen dieomstandigheden zo lang mogelijk op een voor hengunstige wijze te beïnvloeden. Ze zijn uit op verster-king van hun draagkracht en proberen de draaglasttot een aanvaardbaar minimum te beperken.

In het laatste hoofdstuk van deze brochure brengenwij deze inzichten bij elkaar in een integraal,persoonlijk balansmodel. In dit model wordenfactoren benoemd die in positieve of negatieve zinvan invloed zijn op de persoonlijke balans.Negatieve factoren worden ook wel risicofactorengenoemd. Ze versterken de draaglast en doen

afbreuk aan de persoonlijke draagkracht. Positievefactoren, ook wel beschermende factoren genoemd,versterken de draagkracht en dragen bij aan hetreduceren van de draaglast.

Het model bevat zowel individuele factoren alsfactoren in de sociale en maatschappelijke omge-ving. Op het microniveau onderscheiden we indivi-duele kenmerken als intelligentie, gezondheid engezinssamenstelling. We hebben bijvoorbeeldgezien dat een goede gezondheid een belangrijkebeschermende factor is tegen toenemende kwets-baarheid. Het mesoniveau betreft sociale gezinsfac-toren en omstandigheden in de directe omgeving.Hier gaat het bijvoorbeeld om het hebben vanvoldoende sociale contacten en om het wonen ineen leefbare buurt. Het macroniveau heeft betrek-king op allerlei sociaal-economische omstandig-heden en culturele en maatschappelijke factoren.We noemden eerder al leeftijdsdiscriminatie. Eenander voorbeeld is armoede. Een goed inkomensbe-leid voor ouderen is een voorbeeld van een bescher-mende factor op macroniveau.

Het onderscheiden van zowel individuele factorenals omgevingsfactoren op meso- en macroniveauheeft als voordeel dat we de leefsituatie van deoudere niet eenzijdig, bijvoorbeeld puur medisch,benaderen. Alle factoren beïnvloeden elkaar en zijnin hun onderlinge samenhang bepalend voor demanier waarop iemand ouder wordt en omgaat mettoenemende kwetsbaarheid. Daarom noemen wehet een integraal ontwikkelingsmodel voor kwets-bare ouderen. Met behulp van dit model kan meteen open vizier en van persoon tot persoon eenevenwichtige inschatting worden gemaakt vanpersoonlijke, sociale en maatschappelijke omstan-digheden die de persoonlijke ontwikkeling kunnenbelemmeren of bevorderen. Zo kan het sociaal-cultureel werk zich een persoonsgerichte, vraagge-richte werkwijze voor kwetsbare ouderen eigenmaken. Aan de orde zijn dan vragen als: welkeeigenschappen, personen, sociale en maatschappe-lijke omstandigheden vormen in de vijf onder-scheiden levensdomeinen een belemmering vooriemands kansen om goed ouder te worden? Waarliggen nieuwe ontwikkelingskansen en perspec-tieven die kunnen worden versterkt? Met welke

34

belemmeringen moet rekening gehouden worden?Het model biedt een denkkader van waaruit dezevragen kunnen worden beantwoord.

Het model kan ook een handvat bieden voor desamenwerking met andere disciplines, zoalsopbouwwerk, algemeen maatschappelijk werk,wonen en zorg. De afstemming tussen activiteitenen interventies kan in een samenhangend welzijns-plan of persoonlijk ontwikkelingsprogramma aande orde komen. Individuele hulpverlening en eenwijkgerichte aanpak kunnen elkaar zo aanvullen enversterken.

Integraal balansmodel van draagkracht endraaglast bij kwetsbare ouderen

Microniveau

In het microsysteem van de leefsituatie van hetouder wordende individu zijn als risicofactoren enbeschermende factoren te onderscheiden:- handicap; ziekte; laag zelfbeeld en tempera-

ment; gebrekkige cognitieve en sociale vaardig-heden; verslaving; psychische moeilijkheden(bijvoorbeeld dementie of depressie); jeugdtrau-ma’s en andere ingrijpende, slecht verwerktegebeurtenissen in de levensloop;

+ goede gezondheid; intelligentie; mooi uiterlijk;levenswijsheid en specifieke talenten (tacidknowledge); stabiele persoonlijkheid; egoveer-kracht; cognitieve, emotionele en socialevaardigheden; positief zelfbeeld en etnisch-culturele identiteit; positieve jeugdervaringen;affectieve band met partner; kinderen en klein-kinderen; uitblijven van ingrijpende gebeurte-nissen.

Mesoniveau

In het mesosysteem van sociale factoren rond gezinen buurt zijn onder meer als risico- en bescher-mende factoren te onderscheiden:sociale (gezins)factoren:- verlies van betaald werk of vrijwilligerswerk;

verlies van sociale status; sociaal isolement;verweduwing; alleen wonen; hoogbejaard zijn;kinderloosheid; ontbreken van mantelzorg ensociale steun (vrienden, familie, buren); zelf eenzware rol als mantelzorger vervullen;

+ uitgebreid sociaal netwerk; sociale steun; goederelaties met familie, vrienden en buren; zinvollesociale rollen en bezigheden; goede socialebindingen met instituties en personen in de sfeervan vrije tijd, zorg en welzijn; participatie inculturele organisaties;

sociale en pedagogische (buurt)factoren:- onvoldoende aangepaste woning; slecht open-

baar vervoer; geringe sociale (buurt)cohesie;sociale desintegratie en verpaupering; achter-standsbuurt; onveilige en ouderenonvriendelijkebuurt (ontbreken van ontmoetingsplaatsen,onveilige verkeerssituatie, enge plekken); angstvoor rondhangende jongeren; gebrekkige, ontoe-gankelijke of onsamenhangende voorzieningenin de sfeer van vrijetijdsbesteding, zorg enwelzijn;

+ levensloopbestendige, aanpasbare woningen enwoonomgeving; veilige buurt; goede, toeganke-lijke en samenhangende voorzieningen in desfeer van vrije tijd, (thuis)zorg en welzijn; winkelsen andere buurtvoorzieningen op loopafstand.

Macroniveau

In het macrosysteem van sociaal-economischegezinsfactoren, culturele factoren en structurelemaatschappelijke factoren zijn voorbeelden van risi-cofactoren en beschermende factoren:sociaal-economische gezins(achtergrond)factoren:- onbekendheid met of onderbenutting van sociale

voorzieningen in de sfeer van inkomen, vrije tijd,zorg en welzijn; uitsluitend AOW en/of kleinaanvullend pensioen;

+ goed pensioen en/of eigen vermogen; goedeopleiding; sociale zekerheid; toegang totgezondheidszorg, welzijns- en educatieve voor-zieningen;

culturele factoren:- stereotiepe beeldvorming over ouderen; afwij-

kende waarden en normen ten opzichte van dedominante cultuur; behoren tot een cultureleminderheidsgroep;

+ behoren tot de dominante culturele meerder-heidsgroep; waarden en normen in overeenstem-ming met dominante cultuur;

structurele maatschappelijke factoren:- lage arbeidsparticipatie 55-plussers; economi-

sche crisis; afbraak van sociale voorzieningen;

35

discriminatie en andere uitsluitingsprocessen;+ hoogconjunctuur; stabiel politiek klimaat;

sociale wetgeving en sociaal beleid; open en tole-rante samenleving.

36

Bijlage 1

Tips voor het in kaart brengen van de leefsituatievan kwetsbare ouderen in het werkgebied van hetsociaal-cultureel werk

Een passend pakket van ondersteunende dienstenen activiteiten begint bij kennis over de leefsituatievan kwetsbare ouderen in het werkgebied. Hoekrijgt u daar zicht op? U kunt deze brochure lezenen samen met enkele collega’s aan de slag gaanmet het integrale balansmodel voor kwetsbareouderen in uw werkgebied. Om te voorkomen datdit een nogal droge exercitie blijft, steekt u natuur-lijk ook uw voelhoorns uit in de wijk. Maak eenpraatje met ouderen in het dienstencentrum. Ga ophuisbezoek. Praat met andere professionals die veelouderen zien in hun praktijk, zoals ouderenadvi-seurs, algemeen maatschappelijk werkers, huis-meesters en sociaal raadslieden. Dat levert al veelbelangrijke informatie op over de leefsituatie vanouderen in de wijk.

TellenU kunt nog een stapje verder gaan en een quick scan

maken van de leefsituatie van ouderen in uw werk-gebied. Meestal kan de afdeling Onderzoek enStatistiek van de gemeente of de gemeentelijkegezondheidsdienst (GGD) daarbij helpen. Zo kunt uantwoorden vinden op vragen als

• hoeveel ouderen (55+, 65+, 75+) wonen er in dewijk, nu en over vijf à tien jaar;

• bij hoeveel oudere wijkbewoners (of inwoners vaneen gemeente) spelen de hierboven genoemderisicofactoren een rol?

• Welke groepen springen eruit (bewoners vanzorgcomplexen, allochtonen, alleenstaanden,enzovoort).

VertellenMet alleen cijfers heeft u nog geen daadwerkelijkinzicht in de leefsituatie van kwetsbareouderen. De volgende stap is kijken naar het indivi-duele niveau, waarbij ook belevingsaspecten aan de orde komen. Dan zalbijvoorbeeld blijken dat de een veel meer lastervaart van een bepaalde aandoening dan de ander.

De een heeft een hogere ‘pijndrempel” dan de ander. Ook gaan mensen heel verschillendom met hun problemen. De een blijft optimistisch, ook al nemen bijvoorbeeld lichame-lijke klachten sterk toe, de ander gaat al snel bij de pakken neerzitten. De een neemt tijdig voor-zorgsmaatregelen, de ander wacht zo lang tot de situatie onhoudbaar wordt. Goed lerenomgaan met toenemende kwetsbaarheid en tijdig inspelen op verandering kan veel problemen voor-komen. U stelt het aan de orde door middel van werkvormen, waar niet het tellen voorop staat,maar het vertellen. Daarin staat het verhaal van de oudere centraal. Persoonlijkegesprekken, huisbezoeken en panelmethoden kunnen veel informatie opleveren. Denk ook eensaan de mogelijkheid tot het opzetten van gespreksgroepen. Daarin vertellen ouderen aan dehand van zelfgekozen onderwerpen elkáár over wat ze meemaken, wat ze belangrijk vinden,waar ze tegen aanlopen en hoe ze problemen oplossen.

Het Innovatieprogramma Welzijn Ouderen kan uverder helpen bij het zoeken naar praktische werk-vormen. Ook de vragensets in bijlage 2 kunt ugebruiken als aandachtspunten in gesprekken metindividuele ouderen en bij groepsactiviteiten.

37

Bijlage 2

Vragensets voor individuele gesprekken en groep-sactiviteiten

Deze bijlage bevat een aantal vragen voor ouderen,uitgesplitst naar de vijf levensdomeinen lichaam engeest, sociaal netwerk, materiële situatie, arbeid enprestatie en waarden en inspiratie. U kunt dezevragen gebruiken in persoonlijke gesprekken metouderen en in groepsactiviteiten zoals seniorenpa-nels en gespreksgroepen. Het zijn de vragen dieouderen zichzelf vaak stellen als zij nadenken oververschillende aspecten van het alledaagse leven.32

Vragen voor ouderen over het levensdomeinlichaam en geest

Vragen over het menselijk lichaam

Voel je je gezond?Is goed voor jezelf zorgen ookgoed voor de samenleving?Hoe vaak bezoek je de huisarts?Vind je dat roken helemaal verboden moet worden?Eet je dagelijks verse groenten en/of fruit?Doe je aan sport? Zo ja, welke?Noem twee dingen die je kunt doen om je gezond-heid te verbeteren.Heb je gehoor- of gezichtsproblemen?Weet jij wat een muisarm is?Hoe denk jij over vitaminepillen?Hoe ga je om met pijn?Besteedt je aandacht aan lichaamssignalen?Praat je vaak over je gezondheid?Is seksualiteit bij ouderen even vanzelfsprekend alsbij jongeren?Geef je je lichaam voldoende rust?Hoe ervaar je het omgaan met hulpmiddelen (bril,gehoorapparaat, rollator, enz.)Wat betekent uiterlijk voor jou?Welke vormen van hulp en zorg hebben ouderennodig als zij kwetsbaarder worden?Wat betekent het om afhankelijk te zijn?Wie regelt voor jou de zorg als je dat zelf niet meerkunt?

Vragen over de menselijke geest

Wat verstaat je onder geestelijke groei?Wat is jouw beste eigenschap?Wanneer heb je het te druk?Ondervind je beperkingen van het ouder worden?Wat heeft jouw leven ingrijpend veranderd?Hoe bevorder je zelf je geestelijke gezondheid?Hoe ga je om met kritiek?Vindt je dat je voldoende persoonlijke aandachtkrijgt?Hoe kijk je aan tegen dood gaan?Durf je om hulp te vragen als je die nodig hebt?Is het volgen van een weerbaarheidscursus iets voorjou?Wat is voor jou erg inspannend?Wat is voor jou erg ontspannend?Weet jij wat een burn-out is?Kun je van vrijwilligerswerk ook overspannenworden?Hoe denk je over euthanasie?Hoe ga jij om met stress?Hoe behoud jij de regie over je eigen leven?Hoe ervaar jij toenemende afhankelijkheid?Kun je iets doen tegen vergeetachtigheid?Wat is het allerbelangrijkste in jouw leven?Denk je wel eens: wat heeft het nog voor zin?Denk je wel eens: was hij / zij er maar niet meer?

38

32 De meeste vragen zijn ontleend aan P.P.J. Houben, I. Graveland e.a.(zie noot 3). Ook hebben we gebruik gemaakt van het speciaal voor oud-eren ontwikkelde levensloopspel Mensen Wensen van ANBO, GewestNoord-Brabant te Tilburg. Dit spel is te bestellen bij ANBO GewestBrabant: 013 – 581 06 03.

Vragen voor ouderen over het levensdomein sociaalnetwerk

Vragen over sociale relaties

Wat vind je van de uitspraak: Ómgaan met mensenhoudt je jong’?Moet je je deur altijd open zetten voor je kinderen?Wat zijn sociale verplichtingen en hoe denk jij daarover?Durf je je kinderen om hulp te vragen als dat nodigis?Wat doe je samen met je familie?Wat verwacht je van een goede buur?Welke activiteiten zou je met je buren kunnen doen?Wat doe je zoal samen met kennissen?Wat doe je allemaal samen met vrienden?Wat doet een goede vriend of vriendin voor jou?Wat doe jij om een goede vriend(in) te zijn?Wanneer is iemand mantelzorger?Vind je het erg om van iemand afhankelijk te zijn?Vind je het erg als iemand afhankelijk is van jou?Wat doe je echt helemaal voor jezelf?Eet je wel eens met anderen?Stel je krijgt een etentje aangeboden. Wie nodig jedan uit en waarom?Vind je contact met jongeren belangrijk?Bezoek je wel eens het wijkcentrum of buurthuis?Volg je een cursus? Welke?Werk je graag voor het welzijn van anderen?Hoe ga jij om met spanningen in relaties?Kun je anderen gemakkelijk vergeven?Luister je graag naar wat anderen te vertellenhebben, zonder oordeel?

Vragen over eenzaamheid

Hoe vind je het om alleen te zijn?Wat doe je om contact met anderen te zoeken?Maak eens af: ik zou wel eens met anderen…Vind je dat je anderen nodig hebt?Wanneer voel je je eenzaam?Wat doe je om ergens bij te horen?Hoe maak je contact met anderen?Wanneer noem je iemand een echte vriend?Wat is het verschil tussen een vriend en een kennis?Heb je het gevoel dat anderen om jou geven?Wilt u graag bij ontwikkelingen in de wereldbetrokken zijn?Hoe ervaar je het contact met jongeren?Vind je meer (h)erkenning bij leeftijdgenoten danbij jongeren?Vind je het belangrijk dat anderen goedkeuren watjij doet?Sta je open voor nieuwe contacten?Ben je vaak bang om alleen te zijn?Wat kun je doen om eenzaamheid te beperken?

39

Vragen voor ouderen over het levensdomein mate-riële situatie

Inkomen / financiën

Hoe meer je verdient, hoe meer…Hoe meer je uitgeeft, hoe meer…Als ik een ton euro’s zou winnen, dan…Wat is er voor jou veranderd sinds de invoering vande euro?Wanneer zou je gebruik maken van een tegemoet-koming in bijzondere kosten?Voor welke dingen spreek je je spaargeld aan?Noem eens twee luxe goederen.Spaar je nog ergens voor?Voor of tegen invoering van een gokverbod?Wat doen schulden met mensen?Hoe belangrijk is genieten van het leven?Voor wie geldt nog steeds: oud en arm?Geef jij graag dure cadeau’s?

De woning

Senioren voor wie het huis te groot wordt, moetenmaar gaan verhuizen. Mee eens?Waar moet jouw woning aan voldoen om goed tekunnen blijven wonen?Wat moet jij nodig eens opruimen?Wat ga jij met jouw huis doen als het te groot wordtvoor jou?Hoe ziet jouw droomhuis eruit?Bedenk eens een activiteit die je wilt gaan doen alsje meer ruimte in huis krijgt?Weet jij wat een ouderenwoning is?Weet jij welke vergoedingen de gemeente biedt bijwoningaanpassing?Woon jij in een nultredenwoning?Wel eens gehoord van een kangoeroewoning?

Mobiliteit

Voor iedere senior een gratis fiets?Gratis openbaar vervoer voor iedereen?Geldt deze uitspraak ook voor jou: ik ben thuis,maar eigenlijk nooit thuis?Wanneer houdt de mogelijkheid van eigen vervoerop?Zou je in je eentje op vakantie gaan?Waarvoor ga jij het vaakst de deur uit?Moet de rollator door de gemeente worden vergoed?

Woonomgeving en voorzieningen

Hoe denk je over burenhulp?Wat moet er gebeuren om jouw buurt veiliger temaken?Zou jij je willen inzetten voor je directe woonomge-ving? Voor wat dan?Kun jij al je boodschappen halen in jouw buurt?Wat moet er gebeuren om jouw buurt gezelliger temaken?Noem eens een voorbeeld van het goed omgaanmet het milieu.Voel je je veilig in jouw woning / woonomgeving?Waarom wel / niet?Vul aan: zelfzorg, mantelzorg,…Voor welke zaken kun je terecht bij een ouderenad-viseur?

40

Vragen voor ouderen over het levensdomein ‘arbeiden educatie’

Vrijwilligerswerk

Is vrijwilligerswerk iets voor jou? Waarom wel ofniet?Noem eens twee totaal verschillende soorten vrijwil-ligerswerkMoeten ze je vragen voor vrijwilligerswerk of ga je erzelf op uit?Hebben senioren recht op ‘gepast’ werk?Wat wil jij aanpakken als (nu) je niet meer voorinkomen hoeft te werken?Moet betaald werken na je 65e kunnen?

Maak deze zin eens af: ik zou wel eens metanderen….Kun jij een leuk project bedenken waar je zelf aanmee zou willen doen?Senioren hebben het recht om ‘niets’ meer tehoeven doen voor de samenleving. Eens of niet?Onbetaald zorgwerk (huishouden, opvoeden,ouderen verzorgen) zou betaald moeten worden. Jaof nee?Is het belangrijk dat senioren zich blijven inzettenvoor de samenleving?Ik kies als vrijwilliger liever voor een kleine taak overeen langere periode. Ja of nee?Ik kies als vrijwilliger liever voor een grote taak overeen kortere periode. Ja of nee?Maak deze zin eens af: hoe meer je werkt, hoemeer…Wat vind je leuk / niet leuk aan je vrijwilligerswerk?

Wat verwacht je van een goede collega – vrijwilliger?

Wat doe je als je merkt dat er iets scheef zit in jeclub of groep waar je toe behoort?Weet jij waar een vrijwilligerscentrale in de buurt ziten wat ze doen?

Educatie

Vind je het belangrijk om te weten wat er om jeheen gebeurt? Waarom?Van wie neem je het gemakkelijkst iets aan, van eenleftijdgenoot of een jonger of ouder iemand?Kunnen ouderen nieuwe dingen leren?

Leren mensen alleen op school?Hoe leer je omgaan met ziekten of beperkingen?

Wie is / was jouw belangrijkste leermeester in hetleven?Kunnen jongeren iets van ouderen leren?

Kunnen ouderen iets van jongeren leren?

Wat moet ieder mens geleerd hebben om goed tekunnen functioneren in de samenleving?Ouderen zijn onhandig met de computer. Eens ofoneens?

Computers zijn onhandig voor ouderen. Eens ofoneens?Computers maken het leven gemakkelijker. Eens ofoneens?Ben je graag bezig met creativiteit, ambachten,schilderen e.d.?Praat je graag over je leven?

Moeten ouderen hun stem verheffen als hen onrechtwordt aangedaan, of moeten anderen dat voor hebdoen?Hoe belangrijk is religie voor jou?

Heb je de afgelopen vijf jaar nog een cursusgevolgd? Waar?Leer jij dingen vooral door te doen of vooral door nate denken?

41

Vragen voor ouderen over het levensdomeinwaarden en inspiratie

Zingeving en inspiratie

Wat is een bron van inspiratie voor jou?Wat versta jij onder ambitie?Wanneer ben je tevreden met het leven dat je leidt?Noem eens iets waar jij volledig in kunt opgaan.

Kun jij iets noemen wat jij wilt bereiken in hetleven?Waar heb je vandaag het meest plezier in gehad?Wat wil jij absoluut nog doen in je leven?

Waar word je vrolijk van?

Waardoor ben je enthousiast te krijgen in het leven?

Als je in de put zit, wat helpt je dan?

Waar haal jij je inspiratie vandaan om er elke dagweer tegenaan te gaan?Stel je mag een smak geld aan een goed doel geven.Wat wordt het dan en waarom?Heb jij een bepaalde hobby waar je veel in kwijtkunt?Hoe kijk je terug op je leven?Wat denk jij als je hoort: is dit nu alles in het leven?

Wat vind jij mooi in het leven? En wil je dat metanderen delen?Noem eens een eigenschap die je nodig hebt in hetomgaan met mensen?

Wat drijft je in het bestaan?

De zin van het leven bestaat uit een stevige familie-band. Mee eens of niet?Welk landschap inspireert jou?Zouden jongeren zich meer door het geloof moetenlaten inspireren?

Normen en waarden

Welke leefregel heb je van huis uit meegekregen?Welke leefregel / /lijfspreuk heb jij zelf ontwikkeld?Wat heeft het leven jou geleerd?De samenleving lijdt aan normvervaging. Mee eensof niet?Veranderen ouderen genoeg mee met de verande-rende samenleving?Kan het geloof mensen uit elkaar brengen?Hoe ga jij om met mensen die er duidelijk eenandere mening op na houden dan jijzelf?Zijn er bepaalde groepen met wie jij nooit contactzou willen hebben? Wie moet voor de zwakkeren in de samenlevingzorgen?Mensen moeten kunnen kopen wat ze willen. Eensof oneens?Voor vrouwen gaat het gezin boven het werk. Eensof oneens? De man staat aan het hoofd van het gezin. Eens ofoneens?Volwassenen zijn vaak meer met zichzelf bezig danmet hun kinderen. Eens of oneens?Zorgen jouw buren voor jou als je ziek bent? Wie het leven echt moe is heeft recht op een zachtedood.De politie moet harder optreden tegen overlast vanjongeren.Allochtonen die zich niet volledig aanpassen aan deNederlandse cultuur moeten het land uit wordengezet.De ouderen zijn altijd overal de dupe van. Eens ofoneens?

42