51
Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking Toetsformats, voorbeeldtoetsen, beoordelingsmodellen en normbeoordelingen voor Schrijven, Spreken en Gesprekken voeren op 2F en 3F

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens

Nederlands in het mbo, een handreiking

Toetsformats, voorbeeldtoetsen, beoordelingsmodellen en

normbeoordelingen voor Schrijven, Spreken en Gesprekken

voeren op 2F en 3F

Page 2: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Colofon Titel Instellingsexamen Nederlands in het mbo, een handreiking

Auteur Cito/CINOP

A.M. Speijers, J. Koopman, C. Stevens, C. Kuijpers, M. Roders, W. Mulder,

L. Bekkers, J. van Emmerik

Versie 3.0

Datum November 2011

Page 3: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 I

Inhoudsopgave

Inleiding ............................................................................................................. 1

1 Deel 1: Toetsformats en voorbeeldtoetsen .................................................... 3

1.1 Starten .................................................................................................. 3

1.2 Informatie voor de kandidaat ................................................................... 4

1.3 Informatie voor de toetsleider .................................................................. 5

1.4 Informatie voor de beoordelaar ................................................................ 5

1.5 Informatie voor de gesprekspartner .......................................................... 5

1.6 Instructies voor toehoorders .................................................................... 6

1.7 Ten slotte .............................................................................................. 7

2 Voorbeeldtoetsen .......................................................................................... 8

3 Kwaliteitseisen aan toetsen ......................................................................... 10

3.1 Toetskenmerken ................................................................................... 10

3.2 Constructieregels voor opdrachten .......................................................... 11

3.3 Checklist bij constructie ......................................................................... 12

3.4 Niveau-aanpassing: twee voorbeelden .................................................... 13

4 Deel 2: Werken met beoordelingsmodellen voor productieve vaardigheden 15

4.1 3-staps beoordelingsmodel .................................................................... 15

4.2 Relatie Referentiekader Nederlandse taal en Beoordelingsaspecten ............. 15

4.3 Globaal beoordelen met een 3-puntsschaal .............................................. 16

4.4 Taalverzorging beoordelen ..................................................................... 17

4.5 Scoren ................................................................................................ 19

4.6 Cijfer bepalen ....................................................................................... 19

5 Bijzondere vormen van beoordelen ............................................................. 21

5.1 Groepswerk beoordelen ......................................................................... 21

6 Beoordelaars ............................................................................................... 23

6.1 Deskundige beoordelaars ....................................................................... 23

6.2 Competentieprofiel taalbeoordelaar ......................................................... 25

6.3 Kwaliteit in beoordeling, een continu proces ............................................. 25

7 Normbeoordelingen ..................................................................................... 26

Page 4: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Bijlage 1: Competentieprofiel van de taalassessor ............................................ 27

Kenmerkende competenties van een Taalassessor ............................................... 27

Kerntaken van een taalassessor......................................................................... 28

Bijlage 2: Normbeoordelingen ......................................................................... 300

Bronnen en leestips ......................................................................................... 477

Page 5: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 1

Inleiding

Vanuit het onderwijsveld is er veel vraag naar goede voorbeelden om het

instellingsexamen Nederlands vorm te geven. Cito en CINOP hebben in opdracht van het

Steunpunt taal en rekenen mbo een aantal voorbeeldtoetsen ontwikkeld en een

bijbehorende handleiding geschreven. Het materiaal is niet voorschrijvend, maar

voorbeeldmatig.

De beoordeling van productieve vaardigheden Nederlands staat nog in de kinderschoenen

en dit materiaal is bedoeld als handreiking en ter inspiratie bij het ontwikkelen van

instellingsexamens Nederlands voor de productieve vaardigheden taal: Schrijven,

Spreken en Gesprekken voeren op de niveaus 2F en 3F van het Referentiekader

Nederlandse taal.

Hoe het instellingsexamen er in werkelijkheid zal uitzien, kan per opleiding verschillen en

zal door de instelling zelf vastgesteld moeten worden. Het staat de onderwijsinstelling vrij

om naar eigen inzicht het instellingsexamen Nederlands vorm te geven, uiteraard met in-

achtneming van de kwaliteitseisen voor examinering.

Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk en wordt vaak onderschat. Het kost veel

tijd en inspanning om volledige en adequate toetsen te maken.

Met het verlenen van de opdracht aan Cito en CINOP wil de opdrachtgever, het Steunpunt

taal en rekenen mbo, de instellingen een handreiking bieden om de tijdsinvestering voor

het ontwerpen van een instellingsexamen beperkt te houden en de organiseerbaarheid

ervan te bevorderen.

De toetsformats geven richting en sturing aan het constructieproces: een goed format

alléén is niet genoeg. Een goed format leidt pas tot een goede toets wanneer deze

ontwikkeld is met de juiste expertise. Pas na vaststelling door de aangewezen

vaststellingscommissie van het roc kan de toets als onderdeel van het instellingsexamen

ingezet worden.

Om ervaring op te doen met de gebruiksmogelijkheden van de toetsformats voor

instellingsexamens Nederlands hebben Cito en CINOP samengewerkt met een

projectnetwerk van vijf roc’s. De roc’s hebben eigen toetsmaterialen aangeleverd voor de

uitwerking van dertien voorbeeldtoetsen in de toetsformats.

De Handreiking bestaat uit de volgende onderdelen:

Handleiding (incl. normbeoordelingen)

Lege toetsformats + lege beoordelingsmodellen Schrijven 2F

Lege toetsformats + lege beoordelingsmodellen Schrijven 3F

• Lege toetsformats + lege beoordelingsmodellen Spreken 2F

• Lege toetsformats + lege beoordelingsmodellen Spreken 3F

• Lege toetsformats + lege beoordelingsmodellen Gesprekken Voeren 2F

• Lege toetsformats + lege beoordelingsmodellen Gesprekken Voeren 3F

• Dertien voorbeelden van ingevulde toetsformats incl. beoordelingsmodellen

(voorbeeldtoetsen)

Page 6: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

2 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

De onderdelen zijn om praktische redenen apart te downloaden en bieden samen goede

handvatten om tot een verantwoord en compleet examenproduct te komen.

De toetsformats en de voorbeeldtoetsen zijn op kleine schaal uitgeprobeerd in het

projectnetwerk van de vijf roc’s, waardoor waardevolle feedback is gegenereerd over de

gebruiksmogelijkheden van de formats en de voorbeeldtoetsen. Zo is nog eens kritisch

gekeken naar praktische uitvoerbaarheid en is bij enkele voorbeeldtoetsen gekozen voor

een combinatie van toetsopdrachten in een (sub)domein.

De voorbeeldtoetsen zijn bedoeld als inspiratie, om een denkrichting aan te geven, zodat

instellingen praktijkvoorbeelden hebben hoe een toetsopdracht eruit zou kunnen zien in

de context van beroep en maatschappij.

In deze handleiding worden suggesties en aandachtspunten meegegeven voor de

uitwerking van de eigen toetsen in de toetsformats.

We hopen van harte dat we met deze uitgave een bijdrage leveren aan de kwaliteit van

instellingsexamens Nederlands en zorgen voor tijdswinst en gemak voor

examenontwikkelaars.

November 2011

Arnhem / ‘s–Hertogenbosch

Anne-Marie Speijers (Cito)

Joke Koopman (CINOP)

Corien Stevens (Cito)

Christel Kuijpers (CINOP)

Lyan Bekkers (Cito)

Monique Roders (CINOP)

Wim Mulder (Cito)

Joanne van Emmerik (CINOP)

Met dank aan de leden en hun collega’s van het projectnetwerk van roc’s:

Albeda College, Marjan Mudde, Pim Biemans en Carolien Keijsers

Rijn IJssel College, Marijke van Huijstee, Jacqueline van der Zee en Karin Hell

ROC Mondriaan, Anja Schaafsma en Marja van Knippenberg

Amarantis Onderwijsgroep, Frans Tielens

ROC Tilburg, Louis de Jong en Gon Schatorije

Page 7: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 3

1 Deel 1: Toetsformats en voorbeeldtoetsen

Inleiding

De toetsformats bestaan uit verschillende onderdelen. Een format heeft per vaardigheid

grotendeels dezelfde opbouw:

• Algemeen voorblad

• Informatie voor de toetsleider

• Informatie voor de kandidaat

• Instructie gesprekspartner (alleen bij Gesprekken voeren)

• Instructie voor de toehoorder(s) (alleen bij Spreken)

• Informatie voor de beoordelaar

• Beoordelingsmodel

Een toetsformat is zo opgebouwd dat de verschillende onderdelen los te kopiëren en te

verspreiden zijn onder de betrokkenen. In de verschillende onderdelen wordt relevante

informatie herhaald. Elke betrokkene krijgt zo de voor hem of haar specifieke informatie

die is afgestemd op de eigen rol en taken. Deze informatie is geschreven vanuit

bijbehorend perspectief, bijvoorbeeld: ‘de kandidaat schrijft een klachtenbrief aan …’ en

‘je schrijft een klachtenbrief aan ‘.

Tip: Plan voldoende tijd om het materiaal te ordenen en te verspreiden.

Het is handig om in een voetnoot de toetscode, afnamedatum en versie op te nemen,

zodat te controleren is of alle betrokkenen inderdaad dezelfde versie gebruiken.

Voorbeeld voetnoot:

SC CO 2F Handel, 10 oktober 2011, versie 1.0

SC = Schrijven

CO = Correspondentie

2F = niveau

Handel: eventueel te wijzigen in andere opleidingsrichting

Afnamedatum: 10 oktober 2011

Versie: nummer of status (concept/definitief) invullen

1.1 Starten

Hoe gaat u aan de slag met het invullen van het toetsformat?

Geef aan welke taalvaardigheid getoetst wordt en op welk niveau. Bij

instellingsexamens Nederlands zal uw keuze gebaseerd zijn op de generieke taaleisen

in deel B van het kwalificatiedossier.

Maak een keuze voor de toetsopdracht of toetsopdrachten die u wilt toetsen.

Relevante beroepsgerichte toetsopdrachten zijn gebaseerd op deel C en D van het

kwalificatiedossier; relevante generieke toetsopdrachten zijn afkomstig uit een

dimensie van Loopbaan en Burgerschap (L&B).

Page 8: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

4 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

Om na te gaan of de toetsopdracht die u hebt geschreven inderdaad het juiste

taalniveau uitlokt, gebruikt u de beschrijvingen uit het Referentiekader Nederlandse

taal.

Kies een situatie waarin de taaltaak wordt getoetst: dit kan een praktijksituatie of

praktijksimulatie op school zijn of een andere geschikte context voor uitvoering van

de taaltaak. Laat bij de keuze voor een situatie ook afwegingen van praktische aard

meewegen: Is de ruimte/locatie geschikt voor het afnemen van een examen? Is de

ruimte/locatie beschikbaar ten tijde van het examen?

Beschrijf de condities waaronder de toets wordt afgenomen: voorwaarden,

omstandigheden, instructie.

1.2 Informatie voor de kandidaat

Bij het schrijven van informatie voor de kandidaat is het belangrijk om volledig en

adequaat te zijn: de kandidaat moet de juiste en complete informatie krijgen om de taak

goed uit te kunnen voeren. Hij moet weten welk product hij op moet leveren en hij moet

weten waarop hij beoordeeld wordt. Het is aan te raden om te beginnen met het schrijven

van het deel ‘Informatie voor de kandidaat’. Alle andere onderdelen van het format

kunnen ingevuld worden zodra dit onderdeel volledig en afgerond is.

Daarnaast is het van belang om het taalniveau van de kandidaatinstructie niet hoger te

laten zijn dan het taalniveau van het examen. Bij een 2F examen mag de instructie dus

op maximaal 2F geschreven zijn: dus niet al te lange zinnen en met name hoogfrequente

woorden. Daarentegen hoeft een 3F-taak niet per se op 3F niveau geschreven te zijn.

Duidelijke instructietaal staat voorop. Aanvullend is het goed om te kijken naar de

aanspreekvorm voor de kandidaat: kies voor ‘u’ of ‘je’ en gebruik dit consequent.

Als het onderdeel ‘Informatie voor de kandidaat’ definitief is, kunt u de andere onderdelen

van het format invullen. Hiervoor kunt u gebruik maken van de toepassing ‘knippen en

plakken’ en u kunt de tekst daar waar nodig ‘vertalen’ doelgroep. Het resultaat is dat in

de verschillende onderdelen op veel plekken (bijna) dezelfde informatie staat. Op deze

manier krijgt elke betrokkene voor hem of haar relevante, grotendeels dezelfde

informatie. Een ander voordeel is dat de delen los te verspreiden zijn onder de

betrokkenen bij de toets. De beoordelaar ontvangt bijvoorbeeld specifiek de relevante

informatie voor zijn rol als beoordelaar, de toetsleider ontvangt alleen informatie die

verband houdt met zijn taken. Voorkom overbodig materiaal. Dat leidt tot verwarring en

irritatie.

Na het invullen van het onderdeel ‘Informatie van de kandidaat’ is er overigens geen

vaste volgorde voor het invullen van de andere onderdelen van het toetsformat.

Page 9: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 5

1.3 Informatie voor de toetsleider

De toetsleider is de persoon die organisatorisch verantwoordelijk is voor de toetsafname.

Taken van een toetsleider kunnen per instelling verschillen. In de formats is de toetsleider

de persoon die de toets afneemt, instructies geeft aan kandidaten, beoordelaars en de

gespreksleider, en ervoor zorgt dat de afname van de toets vlekkeloos verloopt.

Over het geven van instructie kunnen per instelling afspraken gemaakt worden. Denk dan

aan de volgende punten:

Check vooraf de persoonlijke gegevens van de kandidaat.

Licht de toetsopdracht één keer uitgebreid toe.

Geef de kandidaat gelegenheid vragen te stellen over de procedure. Pas op met het

toelichten van de inhoud van de opdracht. Zorg dat je onbedoeld geen informatie

weggeeft die getoetst wordt.

Vat de toetsopdracht nog een keer kort samen.

Controleer de ingeleverde toetsopdrachten en zorg dat het toetsmateriaal bij de juiste

beoordelaar terecht komt.

Tot slot is een toetsleider bevoegd om in te grijpen bij ongeregeldheden.

Afhankelijk van de inhoud van de toets is de rol van de toetsleider erg klein of juist zeer

groot. Zo treedt de toetsleider in taak 6b op als gespreksleider bij een groepsdiscussie:

een voorbeeld van een grote rol.

1.4 Informatie voor de beoordelaar

De informatie voor de beoordelaar is bedoeld voor degene die de kandidaat gaat

beoordelen. Het format begint met de eisen die aan de beoordelaar gesteld worden. Dit

kan per instelling specifiek omschreven worden, bijvoorbeeld ’vakdocent Nederlands’,

‘vakdocent Nederlands met certificaat Taalassessor’.

Het is wenselijk dat een andere dan de eigen docent de deelnemer beoordeelt. Het gaat

erom dat er aantoonbaar sprake is van een betrouwbare en dus van een zo objectief

mogelijke beoordeling. Onafhankelijkheid is zeer belangrijk, maar geen doel op zich. In

alle gevallen is de deskundigheid van de beoordelaar zwaarwegend.

Deel 2 van deze handleiding gaat verder in op het beoordelen van toetsprestaties.

1.5 Informatie voor de gesprekspartner

Specifieke informatie voor de gesprekspartner komt alleen voor bij de vaardigheid

Gesprekken voeren. In dit onderdeel wordt beschreven wat de rol is van (de)

gesprekspartner(s) bij een toets Gesprekken voeren. De gesprekspartner heeft de taak

om taal op het vereiste niveau uit te lokken bij de kandidaat. De kandidaat zal de kans

moeten krijgen om aan te tonen dat hij over gespreksvaardigheden op het vereiste

Page 10: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

6 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

niveau beschikt. Zorg voor duidelijk taalgebruik met vermijding van onnodig moeilijke

woorden en zinsconstructies.

We raden sterk aan om voor het onderdeel Gesprekken voeren een gespreksleidraad te

gebruiken. In een gespreksleidraad staan vragen/onderwerpen genoteerd die in het

gesprek ter sprake moeten komen. U kunt de vragen uitschrijven om te voorkomen dat

de vragen te eenvoudig of juist te moeilijk gesteld worden. Door het gebruik van een

gespreksleidraad worden gesprekstaken meer gestandaardiseerd en daardoor onderling

vergelijkbaar. Dat komt de objectiviteit in de beoordeling ten goede.

Tips voor een gespreksleidraad

Het taalgebruik van de kandidaat moet beoordeeld worden. Geef hem/haar voldoende

gelegenheid om aan het woord te zijn. Houd het eigen aandeel functioneel en

beperkt.

Stel open vragen en maak daarbij gebruik van de vraagwoorden: wat, waar, waarom,

welk en hoe.

Vraag door ter verduidelijking en afhankelijk van het niveau ter verdieping.

Vraag de kandidaat eventueel een korte (concluderende) samenvatting te geven van

wat hij vertelt.

Vermijd formuleringen als:

- Probeer eens uit te leggen waarom …. Liever: Leg uit wat de reden is dat ….

- Kun je aangeven op welke manier…. Liever: Leg uit op welke manier… / vertel hoe

- Wat denk je, zal de maatregel effect hebben? Hierop kan de kandidaat ja of nee

antwoorden. Vraag dan door naar de argumenten.

Wanneer u een reflectiegesprek als toetsopdracht wilt gebruiken, is het nuttig om de

STARR- of START-methodiek als inspiratie te nemen:

Situatie (S): Wat was de situatie? / In welke situatie heb je de activiteiten

uitgevoerd?

Taak (T): Wat was jouw taak precies of welke rol heb jij in die situatie vervuld?

Actie (A): Welke activiteiten heb je ondernomen? / Welke acties heb je ondernomen

om de taak uit te voeren?

Resultaat (R): Wat was hiervan het resultaat? / Welke resultaten heb jij behaald?

Reflectie (R): Wat is je reflectie hierop? Met bijvoorbeeld de aansluitende vragen: Wat

ging er goed? Wat kan er beter?

Transfer (T): Stel je voor…(een alternatieve situatie). Wat zou jij dan doen?

Het verdient aanbeveling om een gespreksleidraad of een lijst met gesprekspunten vóór

vaststelling van de toets uit te proberen met de gesprekspartner(s), degene die het

gesprek gaat voeren. Vaak blijken vragen die ‘achter het bureau’ zijn bedacht in de

praktijk beter anders geformuleerd te kunnen worden.

1.6 Instructies voor toehoorders

Bij spreektaken kan het zo zijn, dat de presentatie voor een groep medeleerlingen,

docenten en/of collega’s van het stagebedrijf wordt gehouden. Deze groep toehoorders

moet van tevoren geïnstrueerd worden over welke rol van hen wordt verwacht.

Page 11: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 7

1.7 Ten slotte

U kunt onderdelen uit het format weglaten als deze niet belangrijk zijn (bijvoorbeeld

‘naam surveillant’). U kunt eventueel onderdelen toevoegen als dat voor uw instelling

relevant is. Ook kunt u de volgorde binnen de taak wijzigen, als u bijvoorbeeld liever de

toegestane hulpmiddelen vooraf wilt laten gaan aan de situatie en opdracht. Het

toetsformat is geen statisch geheel, maar is bedoeld voor gebruik in de praktijk en het is

als zodanig ook naar eigen inzicht aan te passen binnen de kaders van de kwaliteitseisen

voor examinering.

Belangrijk uitgangspunt is dat de informatie voor toetsleider, kandidaat, beoordelaar en

eventueel andere betrokkenen steeds exact overeenkomt. Het is uiteraard van groot

belang dat de toetsopdracht die moeten worden uitgevoerd door de kandidaat en de eisen

die hieraan worden gesteld, op dezelfde wijze zijn geformuleerd in de informatie voor de

toetsleider/de beoordelaar. Daarnaast geldt hetzelfde voor de genoemde toegestane

hulpmiddelen voor de kandidaat, voor de toetstijden, et cetera.

Page 12: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

8 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

2 Voorbeeldtoetsen

Inleiding

Als voorbeeld zijn er toetsformats ingevuld voor alle productieve vaardigheden: Schrijven,

Spreken, Gesprekken voeren, op zowel niveau 2F als 3F. De inhoud van de taken komt uit

de praktijk van vijf roc’s. Deze ingevulde toetsformats dienen als voorbeeld en ter

inspiratie om een examen voor de eigen opleiding vorm te geven. In tabel 1 staat een

overzicht van de opgenomen voorbeelden. De toetsformats vormen geen complete

afspiegeling van de opleidingen, dus er is niet voor elk domein een voorbeeld ontwikkeld.

De meeste thema’s die in de voorbeelduitwerkingen gebruikt zijn, zijn - al dan niet met

(beperkte) aanpassingen - goed om te zetten naar andere domeinen en opleidingen. Het

schrijven van een sollicitatiebrief, het houden van een sollicitatiegesprek of het houden

van een presentatie over een stage/BPV-periode zijn thema’s die sectoroverstijgend

inzetbaar zijn. De voorbeelduitwerkingen dienen als praktische voorbeelden en laten zien

welke informatie relevant is voor het invullen van een toetsformat en op welke manier het

ingevuld kan worden.

Uiteraard kunt u ook voor een meer generieke context kiezen uit Loopbaan en

Burgerschap, in dat geval kunnen toetsen soms voor meerdere opleidingen tegelijk

ingezet worden.

Page 13: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 9

Tabel 1:Overzicht Voorbeeldtoetsen

Nr. Code Taalvaardigheid Niveau Opleiding /Kwalificatie

1 GE-IN-2F-TV Gesprekken voeren,

Informatie uitwisselen

2F Techniek

Primaire timmerkracht

2 GE-IN-2F-

ZW

Gesprekken voeren

Informatie uitwisselen

2F Zorg en Welzijn

Helpende

3 GE-IN-2F-

TKCM

Gesprekken voeren

Informatie uitwisselen

2F Techniek, kunst, cultuur en

media

AV-productie

4 GE-IN-3F-

KCM

Gesprekken

Voeren

Informatie uitwisselen

3F Kunst, cultuur en media

Artiest

5 SP-MO-2F-

ED

Spreken

Monoloog

2F Economie

Administratief

medewerker

6a/6b SP-MO-GE-

DI-3F-KCM

Spreken

Monoloog +

Gesprekken voeren

Discussie en overleg

3F Kunst, cultuur en media

Artiest

7 SC-CO-2F-VL Schrijven

Correspondentie

2F Voedsel en leefomgeving

Dierverzorging

8 SC-CO-2F-

Handel

Schrijven

Correspondentie

2F Handel

Allround medewerker

mode/maatkleding

9 SC-CO-2F-

ZW

Schrijven

Correspondentie

2F Zorg en welzijn

Helpende

10a/10b SC-CO-3F-

KCM

Schrijven

Correspondentie

3F Kunst, cultuur en media

Medewerker

evenementenorganisatie

11 SC-COVS-3F-

ED

Schrijven

Correspondentie

+Verslag

3F Economie

Bedrijfsadministrateur

12 SC-CO-3F-

KCM

Schrijven

Correspondentie

3F Kunst, cultuur en media

Artiest

13 SC-VS-3D Schrijven

Verslag

3F Loopbaan en burgerschap

Vitaal burgerschap

Page 14: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

10 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

3 Kwaliteitseisen aan toetsen

Inleiding

De voorbeeldtoetsen en de lege toetsformats nodigen uit om zelf aan de slag te gaan met

de ontwikkeling van toetsopdrachten voor de productieve vaardigheden. Hieronder

aandachtspunten om de kwaliteit van toetsen niet uit het oog te verliezen.

3.1 Toetskenmerken

A. Betrouwbaarheid

Een toets wordt betrouwbaar genoemd als hij bij herhaalde afname onder dezelfde

omstandigheden eenzelfde resultaat laat zien. Drie belangrijke factoren bij

betrouwbaarheid zijn:

De kwaliteit van de toets zelf

De opdrachten en opgaven moeten helder en eenduidig geformuleerd zijn en er

mag geen twijfel bestaan over de uitwerking die van de kandidaat verwacht

wordt.

De omstandigheden waaronder de toets wordt afgenomen

Belangrijk in dit kader is standaardisatie en objectiviteit. Omstandigheden kunnen

op velerlei zaken betrekking hebben: lokale omstandigheden (het in rust kunnen

maken van een toets), gebruik van hulpmiddelen, relatie lengte van de toets met

de beschikbare toetstijd.

De wijze waarop de resultaten worden beoordeeld

Ook bij de beoordeling van de resultaten spelen standaardisatie en objectiviteit

een belangrijke rol. Het resultaat van een kandidaat op een toets kan sterk

bepaald worden door de beoordelaar (zie 3.1). Een mogelijke oplossing voor dat

probleem is de correctie voor zover mogelijk te standaardiseren en te

objectiveren. Bij de taalopdrachten kan dat door exact de inhoudskenmerken te

omschrijven en beoordelaarsgedrag permanent op de agenda van werkoverleggen

van beoordelaars te zetten.

B. Validiteit

De validiteit van een toets is de eigenschap dat de toets meet wat de constructeur

bedoeld heeft ermee te meten. De voorbeeldtoetsen moeten een uitspraak doen over

het taalniveau van de kandidaat. Dat moet nader gespecificeerd worden en daarom

moet een 3F toetsopdracht zo geconstrueerd worden dat deze een taalhandeling op

3F-niveau uitlokt. Voor 2F geldt natuurlijk hetzelfde. Je kunt met deze

voorbeeldtoetsen alleen beoordelen of kandidaten de taalvaardigheid beheersen Een

onvoldoende score op een 3F-toetstaak betekent dus niet automatisch dat de

kandidaat voor die subvaardigheid nog maar op niveau 2F zit. Dat kun je alleen

bepalen met een toetsopdracht die bedoeld is om te meten of een kandidaat niveau

2F beheerst.

Page 15: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 11

C. Transparantie

Transparantie betreft vooral de inhoud van de opdrachten en de berekening van het

cijfer. Maak altijd duidelijk hoeveel punten nodig zijn voor een voldoende. Bij de

inhoud is het van belang bij de formulering van opdrachten erop te letten dat deze

duidelijk verwijzen naar herkenbare begrippen, situaties of vaardigheden zoals die

beschreven staan in examenprogramma's. Het gebruik van standaardformuleringen

bevordert de duidelijkheid in dit opzicht.

3.2 Constructieregels voor opdrachten

Een aantal problemen met toetsopdrachten kunnen worden voorkomen indien de

constructeur zich houdt aan een aantal regels.

Regel 1: Formuleer bij opdrachten eerst het modelantwoord en vervolgens de

opdracht zelf

Een opdracht kan uiteenlopende uitwerkingen uitlokken die stuk voor stuk te verdedigen

zijn. Dit komt omdat de uitwerkingen terug zijn te voeren op uiteenlopende interpretaties

van de opdracht. Het probleem wordt voorkomen door andersom te werk te gaan.

Formuleer eerst de het wenselijke uitwerking, de zogenoemde modeluitwerking, en dan

pas de bijbehorende opdracht.

Regel 2: Voeg zo nodig restricties aan de opdracht toe

Een ander probleem dat zich voordoet, is dat kandidaten in hun antwoord uitvoeriger dan

wel beknopter zijn dan de docent verwacht. Dit gebeurt vooral bij opdrachten waarbij de

docent geen of onvoldoende restricties voor de kandidaten heeft geformuleerd: hoeveel

voorbeelden moeten er worden gegeven, uit hoeveel woorden mag de uitwerking

maximaal bestaan, et cetera.

Bijvoorbeeld:

Onderbouw je antwoord met twee argumenten voor en twee argumenten tegen.

Regel 3: Ontwikkel opdrachten samen met collega’s

Bij het formuleren van een opdracht realiseren constructeurs zich niet altijd dat

kandidaten een bepaalde manier van lezen hebben en er dus vele interpretaties mogelijk

zijn. Daarom is het goed om opdrachten samen te ontwikkelen.

Regel 4: Splits de opdracht op in een informatiegedeelte en een

opdrachtgedeelte

Door de informatie die nodig is voor het beantwoorden van de vraag uit de vraag/de

opdracht te halen, wordt de vraag/de opdracht voor de kandidaten duidelijker.

Bijvoorbeeld:

Je loopt stage in een verzorgingstehuis. In een werkoverleg staat de bezuiniging op

bewonersbegeleiding op de agenda. Opdracht: Bereid het werkoverleg voor door:

een korte notitie met aantekeningen over jouw ervaring met bewonersbegeleiding te

maken;

je mening over de bezuiniging te formuleren.

Page 16: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

12 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

Regel 5: Kom tot afspraken voor wat betreft opdrachtformuleringen: gebruik een

beperkt aantal formuleringen en geef hieraan steeds eenzelfde betekenis.

In de praktijk worden voor hetzelfde type open opdrachten verschillende formuleringen

gebruikt. Deze verschillende formuleringen kunnen bij kandidaten een, niet beoogd,

verschillend antwoordgedrag oproepen. En er kunnen zich problemen voordoen als

bepaalde formuleringen niet steeds consequent gebruikt worden.

Regel 6: Formuleer de opdracht zodanig dat kandidaten de opdracht taalkundig

begrijpen. Laat de conceptopdrachten zo nodig beoordelen door collega’s.

In de praktijk is er in een aantal gevallen sprake van geringere toetsprestaties van

allochtone en vrouwelijke kandidaten. Uit onderzoek is gebleken dat sommige opgaven

moeilijker waren voor allochtone dan voor autochtone kandidaten. Dit als gevolg van hun

andere culturele en linguïstische achtergrond. Ook bleek dat sommige opgaven moeilijker

waren voor meisjes dan voor jongens als gevolg van hun andere interesses en

achtergrondkennis.

Toetsconstructeurs moeten voorkomen dat kandidaten fouten maken die het gevolg zijn

van te moeilijk of te vaag taalgebruik. Cultuurgebonden verwijzingen, (te) lange zinnen

en teksten, figuurlijk taalgebruik en het gebruik van verwijswoorden leveren bij minder

taalvaardige kandidaten problemen op. Het taalgebruik moet echter ook weer niet zo

versimpeld worden dat het inhoudelijke niveau van een toets of examen omlaag gaat.

Regel 7: Hulpmiddel bij tijdsplanning van schrijfopdrachten

Hieronder ziet u een tabel waarin de relatie vraagtype en beantwoordingstijd wordt

toegelicht:

opdracht, die als antwoord 1 woord of zin vergt 1 minuut

opdracht, die als antwoord 1/4 pagina A4 vergt 5 minuten

opdracht die als antwoord 1/2 pagina A4 vergt 10 minuten

opdracht, die als antwoord 1 pagina A4 vergt 25 minuten

opdracht, die als antwoord 2 pagina’s A4 vergt 60 minuten

3.3 Checklist bij constructie

Het is een goede gewoonte om na constructie van een toetsopdracht een collega de

opdracht te laten screenen. Onderstaande checklist is daarbij een handig hulpmiddel.

Taalgebruik

Is de opdracht grammaticaal juist geformuleerd?

Bevat de opdracht ingewikkelde zinsconstructies, die het beoogde niveau te boven

gaat?

Bevat de opdracht een dubbele ontkenning?

Bevat de opdracht onnodige tussenvoegsels?

Is de opdracht onnodig negatief gesteld?

Kan de formulering van de opdracht aanleiding geven tot misverstanden?

Kan de opdracht door een verschuiving van de klemtoon een andere betekenis

krijgen?

Page 17: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 13

Informatie

Bevat de opdracht voldoende informatie voor uitwerking?

Geeft de opdracht voldoende informatie over de gewenste lengte en vorm van de

uitwerking?

Zijn informatie/probleemstelling en opdracht duidelijk gescheiden?

Relevantie

Suggereert de opdracht onbedoeld een probleem dat niet aan de orde is?

Bevat de opdracht onbedoelde hints voor de uitwerking?

Is de moeilijkheidsgraad van de opdracht respectievelijk van de gehele toets

acceptabel?

Wordt de moeilijkheidsgraad van de opdracht onnodig verhoogd door irrelevante

gegevens?

Context

Is het gebruik van context (tekeningen, grafieken, teksten, afbeeldingen) functioneel?

Is de context duidelijk en correct weergegeven?

Bevat de context onbedoeld irrelevante informatie?

Presentatie

Zijn de opdrachten en de opdrachtonderdelen duidelijk van elkaar te onderscheiden?

Is de nummering van de opdrachten logisch en overzichtelijk?

Zijn de conventies wat betreft spelling, symboolgebruik, interpunctie en dergelijke, in

acht genomen?

Zijn de verwijzingen in de opdracht naar teksten, tekeningen en dergelijke juist?

3.4 Niveau-aanpassing: twee voorbeelden

Met de dertien voorbeeldtoetsen hebben we gespreid over de verschillende vaardigheden

en niveaus voorbeelden willen geven van toetsopdrachten voor productieve vaardigheden.

De voorbeelden kunnen naar believen aangepast worden.

Vaak is het ook mogelijk om met wat kleine aanpassingen een toetsopdracht naar een

ander niveau om te schrijven. U kiest dan bijvoorbeeld een minder complexe situatie (dat

wil zeggen concreet en herkenbaar met enkele op zichzelf staande handelingen) om van

een 3F schrijftaak een 2F schrijftaak te maken of u stelt bij een gesprekstaak over

dezelfde situatie juiste meer complexere vragen (2F3F).

Hieronder geven we tips voor niveau-aanpassing bij een gesprekopdracht en bij een

schrijfopdracht.

Page 18: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

14 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

A Opdracht bij ‘Een discussie voeren’

2F 3F

Informele of semi-formele situatie Formele situatie

Eenvoudig onderwerp met een

probleem/dilemma

Complex onderwerp (met een hoger

abstractieniveau) met meerdere dilemma’s

Opdracht om eigen mening te verwoorden

en daarbij één of twee argumenten te

geven

Opdracht om eigen mening te verwoorden

en te onderbouwen, tevens te reageren op

mening van anderen en eigen mening

daarop aan te passen (sturend vermogen)

Opdracht om meningen met elkaar te

vergelijken en daaruit een conclusie te

trekken

Opdracht om anderen te overtuigen van

eigen standpunt

Stel eisen aan duidelijk taalgebruik. Stel eisen aan vloeiendheid, variatie en

uitdrukkingsgemak.

B Opdracht bij ‘Een verslag schrijven’

2F 3F

Onderwerp eenvoudig Onderwerp complex

Gebruik de bronnen bij de taak. Zoek en selecteer bronnen die bij de

opdracht passen.

Maak gebruik van de lay-out bij de

toetsopdracht.

Ontwerp zelf een bij doel en publiek

passende lay-out.

Maak een goede opbouw van het verslag

met een duidelijk begin-, midden- en

slotdeel.

Maak een duidelijke opbouw in het verslag,

gebruik juiste alinea indeling met kopjes en

marges.

Maak duidelijk waarom het verslag

geschreven wordt.

Maak gedachtelijn duidelijk en zorg voor

heldere verbanden.

Stel eisen aan verzorgd (niet geheel

foutloos) taalgebruik.

Stel eisen aan variatie en doeltreffendheid

in woordgebruik, juiste verwijswoorden en

correctheid van spelling, interpunctie en

grammatica.

Page 19: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 15

4 Deel 2: Beoordelingsmodellen voor productieve

vaardigheden

Inleiding

Voor het vak Nederlands in het mbo is bepaald dat het Referentiekader Nederlandse taal

de basis vormt voor de examinering van het vak. In deel 1 van de handleiding beschreven

we hoe de toetsformats een bijdrage kunnen leveren aan de constructie van adequate

toetsopdrachten. In deel 2 lichten we toe hoe de beoordeling van de kandidaatprestaties

zo betrouwbaar mogelijk kan verlopen.

Deze voorbeelden zijn een handreiking, geen regelgeving.

4.1 3-staps beoordelingsmodel

De beoordeling van toetsprestaties voor de productieve vaardigheden Schrijven,

Gesprekken voeren en Spreken gebeurt met behulp van een 3-staps beoordelingsmodel.

De eerste twee stappen betreffen precondities. Als eerste wordt de leesbaarheid of de

verstaanbaarheid van de prestatie beoordeeld. Als tweede de adequaatheid. Met

adequaatheid bedoelen we dat de prestatie bij de toetsopdracht moet passen. Vraagt de

opdracht om een klachtenbrief en wordt een telefoonmemo opgeleverd, dan is de

opdracht niet adequaat uitgevoerd. Maar ook de lengte van de opgeleverde tekst kan een

reden zijn om de prestatie af te keuren. De opdracht vereist bijvoorbeeld een verslag van

ten minste 500 woorden en er wordt een tekstje van 200 woorden ingeleverd. Voor een te

lange tekst kan dezelfde afspraak worden gemaakt, maar het projectnetwerk van roc’s

adviseerde de overschrijding van de tekstlengte mee te nemen in de

beoordelingaspecten. Als de kandidaat op één van deze precondities negatief scoort,

wordt de beoordeling niet verder voortgezet.

Voldoet de prestatie aan de gestelde precondities, dan volgt stap 3 van de beoordeling,

waar wordt bepaald of de geleverde prestatie voldoende scoort op het beoogde niveau

van het Referentiekader Nederlandse taal.

4.2 Relatie Referentiekader Nederlandse taal en de beoordelingsaspecten

In stap 3 is de directe relatie met het Referentiekader Nederlandse taal terug te vinden.

Het is de standaard bij de beoordeling. De kenmerken van de taakuitvoering uit het

Referentiekader Nederlandse taal vormen de beoordelingsaspecten. In gezamenlijk

overleg is besloten om in deze fase van de ontwikkeling van de schoolexamens de

beschrijving van het Referentiekader Nederlandse taal letterlijk over te nemen. Een

nadere omschrijving van de kenmerken in meer operationele beoordelingsaspecten vraagt

om meer onderzoek, tijd en draagvlak.

Stap 3 uit het beoordelingsmodel is als volgt opgebouwd:

1 Er wordt gestart met de Inhoudskenmerken uit de toetsopdracht.

In de beschrijvingen van de referentieniveaus is weinig aandacht voor de ‘inhoud’ van

de te produceren teksten (complexiteit en abstractieniveau). Om meer recht te doen

aan het vereiste inhoudelijke niveau, wordt expliciet aandacht gegeven aan de

Page 20: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

16 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

inhoudskenmerken van de taalprestatie. Hierbij wordt vooral beoordeeld in welke

mate de prestatie volledig en correct is.

Deze inhoudskenmerken zijn per taak verschillend en moeten derhalve per taak

worden aangepast. De inhoudskenmerken die in de opdracht staan vermeld worden

(nagenoeg) letterlijk overgenomen in het beoordelingsmodel.

2 Dan volgen de beoordelingsaspecten die rechtstreeks zijn afgeleid van de

taalvaardigheid en de niveaubeschrijving zoals beschreven onder de kenmerken van

taakuitvoering uit het Referentiekader Nederlandse taal. Per taalvaardigheid zijn er

dus vijf (Spreken en Gesprekken voeren) of zes (Schrijven) aspecten uit het

Referentiekader Nederlandse taal. De aspecten zijn per niveau (2F - 3F) en per

taalvaardigheid hetzelfde en behoeven geen aanpassing per taak.

3 Let op: het kan zo zijn dat in een toetsopdracht niet de complete beschrijving van een

beoordelingsaspect aan de orde komt. In dat geval geldt: wat niet gevraagd wordt,

kan ook niet worden beoordeeld.

In de ontwikkelingsfase is volop discussie geweest over de weging van de

inhoudskenmerken. Vooralsnog is besloten om de inhoudskenmerken als cruciaal aan te

merken. Dat wil zeggen dat voor dit onderdeel minimaal 1 punt (voldoende) gescoord

moet worden. Is dat niet het geval, dan wordt de opdracht als onvoldoende beoordeeld en

wordt de beoordeling gestopt.

Het is evengoed mogelijk dat op opleidingsniveau besloten wordt om de inhoudsaspecten

zwaarder mee te rekenen. In dat geval kan een weging (bijvoorbeeld x 2) worden

toegepast in de beoordeling.

4.3 Globaal beoordelen met een 3-puntsschaal

Aan de hand van de beoordelingscriteria en scoreschalen op de beoordelingslijsten voert

de beoordelaar de beoordeling van de taalprestatie uit. De beoordelingsmodellen die bij

de voorbeeldtoetsen gebruikt worden, geven een globale omschrijving van onvoldoende,

voldoende en goed. Een globale beoordeling staat tegenover een analytische beoordeling,

waarin per scorepunt uitgebreid wordt aangegeven wat goed of fout moet worden

gerekend. Een globale beoordeling is ogenschijnlijk eenvoudig, maar vraagt veel van de

beoordelaar.

Voor een betrouwbaar en evenwichtig beoordelingsmodel is een goed evenwicht nodig

tussen beoordelingsaspecten (verticale as) en schaalpunten (horizontale as) om een

oordeel uit te drukken. Theoretisch geldt het principe dat kan worden volstaan met een

korte scoreschaal, als er maar voldoende beoordelingsaspecten zijn.

In het onderwijsveld mbo leeft sterk de wens een zo eenvoudig mogelijk model op te

leveren om de hanteerbaarheid groot en de beoordelingstijd kort te houden.

Tijdens de proefafnames op de betrokken scholen is voor de beoordeling van de

verschillende aspecten geëxperimenteerd met 2-punts, 3-punts en 4-puntsschalen. De 2-

puntsschaal (onvoldoende-voldoende) bleek onvoldoende betrouwbaar en de 4-

puntsschaal bleek in de praktijk vaak gebruikt te worden als een ‘opgepluste’ 2-

puntsschaal (waarbij 0 en 1 punt staan voor een onvoldoende en 2 en 3 punten staan

voor een voldoende).

Page 21: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 17

Voor de afzonderlijke beoordeling van de prestaties op de verschillende aspecten hebben

we voor een 3-puntsschaal gekozen. Dat leidt tot de onderstaande omschrijving van de

schaalpunten.

De kandidaat krijgt:

0 punten als de prestatie onvoldoende is.

Dat wil zeggen dat de prestatie op dit aspect te veel tekortkomingen laat zien:

- De inhoud is vaak onvolledig of foutief uitgewerkt.

- Bij de kenmerken van het Referentiekader Nederlandse taal zijn meerdere

verbeterpunten aan te wijzen.

De prestatie is onder het beoogde niveau.

1 punt als de prestatie voldoende is.

Dat wil zeggen dat er op dit aspect een passende prestatie wordt geleverd en er zich

geen grote tekortkomingen voordoen:

- Inhoudelijk is de prestatie (zo goed als) volledig en grotendeels correct.

- Bij de kenmerken van het Referentiekader Nederlandse taal zijn er nog wel enkele

(kleine) verbeterpunten aan te wijzen.

De prestatie is op het beoogde niveau.

2 punten als de prestatie excellent is.

Dat wil zeggen dat het onderdeel op alle beschrijvingspunten binnen dit

beoordelingsaspect uitstijgt boven de minimale basis die gevraagd wordt op dit

niveau.

- De inhoud is verrassend goed uitgewerkt en zeer correct.

- Bij de kenmerken van het Referentiekader Nederlandse taal zijn er geen (of te

verwaarlozen aantal) verbeterpunten aan te wijzen.

De prestatie is boven het beoogde niveau.

Let op: de kandidaat scoort 1 punt op een aspect indien hij voldoet aan de genoemde

criteria bij dat aspect. Een kandidaat krijgt op een aspect alleen het maximale aantal

punten (2) wanneer de prestatie excellent is: boven het niveau dat gevraagd wordt.

4.4 Taalverzorging beoordelen

Voor de categorie: spelling, leestekens en grammatica bij de subvaardigheid Schrijven is

voor een iets andere aanpak gekozen. Het Referentiekader Nederlandse taal is vrij

expliciet over Taalverzorging en werkt deze onderdelen zeer gedetailleerd uit (zie

Hoofdstuk 4). Omdat met name in schrijfproducten fouten in deze categorie als zeer

storend worden ervaren, hebben we in de beoordelingsmodellen voor schrijven de

grenzen van de scoreschalen aangegeven. We hebben gekozen om in de subcategorieën

spelling, interpunctie en grammatica het aantal toegestane fouten te noemen en niet een

percentage. Door punten te tellen objectiveer je de meting in die zin, dat alle fouten

geteld worden die je (in die categorie) tegenkomt. Natuurlijk heeft ook deze methode het

nadeel, dat de kandidaat bij langere teksten meer kans heeft om fouten te maken.

Uit het beoordelingsmodel Schrijven:

Page 22: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

18 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

1 Spelling, leestekens en grammatica

Vertoont een betrekkelijk grote beheersing van de grammatica. Incidentele vergissingen,

niet-stelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen nog

voorkomen.

Zie verder: Referentiekader Nederlandse taal Hoofdstuk 4: Begrippenlijst en

Taalverzorging

Beoordeel eerst de 3 categorieën Spelling, Leestekens en grammatica en noteer dan in

de rechterkolom met behulp van de omrekentabel de score van dit onderdeel.

5a Spelling Subscores

0 = 5 of meer spellingsfouten

1 = 3 of 4 spellingsfouten

2 = 1 of 2 spellingsfouten

5b Leestekens

0 = 5 of meer leestekensfouten

1 = 3 of 4 leestekensfouten

2 = 1 of 2 leestekensfouten

5c Grammatica

0 = 5 of meer grammaticale fouten

1 = 3 of 4 grammaticale fouten

2 = 1 of 2 grammaticale fouten

Totaal spelling, leestekens en grammatica:

Omrekentabel van totalen:

0 – 1 = 0 punten

2-3-4 = 1 punt

5-6 = 2 punten

0 1 2

0 1 2

0 1 2

0 1 2 3 4 5 6

Er is discussie geweest over een grotere foutentolerantie bij 2F. We hebben daar van af

gezien, omdat het aantal fouten kan niet los worden gezien van de tekst. Taalgebruikers

met lagere niveaus zullen teksten met eenvoudige zinsconstructies en simpelere

woordgebruik opleveren. Het aantal fouten is dus relatief!

Page 23: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 19

In het projectnetwerk van roc’s is voorgesteld om fouten in deze categorie die meerdere

keren voorkomen elke keer apart fout te tellen. Bijvoorbeeld:

Er worden consequent aaneenschrijffouten gemaakt: verpleeg huis; ochtend

medicatie; inbus sleutel.

De werkwoordsvervoeging gaat consequent fout: hij bepaald; zij snoeid, zij heeft

gesnoeit, hij heeft bepaalt; evenals fouten tegen samengestelde werkwoorden:

gesamenwerkt, geherinnerd.

Een fout wordt maar 1x aangerekend als het exact dezelfde fout is. Bijvoorbeeld het

woord fabricage wordt consequent als fabrikage geschreven.

4.5 Scoren

De kandidaat scoort voldoende als hij gemiddeld voor alle aspecten een voldoende heeft

behaald. Dus minimaal 7 x 1 en 6 x 1.

Er zijn twee cruciale voorschriften:

De inhoudskenmerken zijn cruciaal. Dat wil zeggen dat de kandidaat daarop ten

minste 1 punt (voldoende) moet scoren om de opdracht met een voldoende cijfer af

te sluiten.

Een kandidaat mag op maximaal één aspect 0 punten scoren. De 0 punten moeten

om tot een voldoende te komen wel gecompenseerd worden met een 2

puntenscore/goed.

Het kan zijn dat het kwalificatiedossier nog andere elementen als cruciaal aanwijst.

Het beoordelingsmodel kan daarop eenvoudig worden aangepast.

Maximale score

De kandidaat kan een maximale score halen als hij op alle beoordelingsaspecten 2 punten

scoort.

Voor Schrijven: 7 x 2 = 14

Voor Gesprekken voeren: 6 x 2 = 12

Voor Spreken: 6 x 2 = 12

Het totale aantal behaalde punten wordt vervolgens met behulp van een omrekentabel

vertaald naar een cijfer. Wordt in een opleiding besloten bijvoorbeeld de

inhoudskenmerken x 2 te laten wegen, dan wordt de maximale score met 2 punten

verhoogd.

4.6 Cijfer bepalen

Bij elke voorbeeldtoets is een omrekentabel bijgevoegd om het cijfer te bepalen. We

werken in de omrekentabel met decimalen, omdat een uitspraak over het niveau van

deze taalvaardigheid nooit gebaseerd zal zijn op één toetsopdracht. De cijfers van de

verschillende taken moeten gemiddeld worden. Een cijfer zonder decimalen zou de

kandidaat te veel afrondingswinst opleveren.

Page 24: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

20 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

Scoreschaal bij Schrijven 2F en 3F

Scoreschaal bij Spreken en Gesprekken voeren 2F en 3F

Aantal punten Cijfer

14 10

13 9,5

12 9,0

11 8,4

10 7,9

9 7,2

8 6,6

7 6,0

6 5,3

5 4,4

4 3,6

3 2,8

2 2,0

1 1,2

0 1,0

Aantal punten Cijfer

12 10

11 9,4

10 8,7

9 8,0

8 7,4

7 6,7

6 6,0

5 5,0

4 4,0

3 3,0

2 2,0

1 1,0

0 0

Page 25: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 21

5 Bijzondere vormen van beoordelen

Inleiding

Zowel de opdrachtgever als de deelnemers uit het projectnetwerk hebben aangegeven

zeer veel belang te hechten aan een efficiënte manier van toetsen. Een groepsopdracht is

bij uitstek een middel om tijd te winnen. Hieronder gaan we in op de speciale eisen die

het beoordelen van groepswerk vraagt.

5.1 Groepswerk beoordelen

Groepswerk is in veel opleidingen een didactisch waardevolle werkwijze, die de

kandidaten voorbereidt op het functioneren in een team dat gezamenlijk aan een dienst of

een product werkt. Het beoordelen van groepswerk is een ander punt. In haar artikel

Beoordelingsmethodes voor het toekennen van individuele cijfers aan groepsproducten.

Loon naar werken. (Examens 2004) beschrijft Anneke Bax de verschillende mogelijkheden

voor het beoordelen van groepswerk.

Het beoordelen van groepswerk is complex en moeilijk om objectief te doen, zeker als het

groepsproducten betreft waar weken aan gewerkt is en waarbij de verschillende

groepsleden verschillende rollen hebben gehad. Hoe beoordeel je zo objectief mogelijk

ieders aandeel? Hoe reken je af op wat de individuele kandidaat daadwerkelijk heeft

gepresteerd?

De makkelijkste oplossing is iedereen hetzelfde cijfer te geven. Maar is dat wel in alle

gevallen eerlijk? Er zijn altijd kandidaten die ‘hun snor drukken en meefietsen op het werk

van anderen’. Maar er zijn ook kandidaten die met grote voortvarendheid het voortouw

nemen en het leeuwendeel van het werk verzetten. Dat verschil moet beloond worden.

Bax komt met een paar tips:

1 De docent geeft als basis elke kandidaat hetzelfde groepscijfer voor de geleverde

prestatie. Daaraan wordt vervolgens de individuele beoordeling gekoppeld. Deze

beoordeling komt uit de observatie van de beoordelaar zelf, bijvoorbeeld van een

groepsdiscussie (zie voorbeeldopdracht 6b) of komt tot stand in een gesprek met de

kandidaat waarop doorgevraagd wordt op zijn aandeel (zie tips voor

Gespreksleidraad: STARR-methodiek) of met gegevens uit een verslag of logboek van

de kandidaat.

Het eindcijfer komt tot stand door middeling van de twee cijfers met de aantekening

dat het individuele cijfer voldoende moet zijn.

2 De docent gebruikt ook hier het groepscijfer als basis maar vraagt voor de

individuele beoordeling advies van de (betrokken) kandidaten. Deze werkwijze wordt

ook wel co-assessment genoemd.

3 De kandidaten zelf krijgen een zware rol in de beoordeling. Zij beoordelen elkaars en

eigen werk volgens een vastgestelde werkwijze. Deze werkwijze noemen we peer

(groeps)- of selfassessement.

Page 26: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

22 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

De werkwijzen bij 2 en 3 krijgen structuur door de kandidaten de volgende vragen voor te

leggen:

Noem een of meer kandidaten van je groep, inclusief jezelf die het best hebben

gepresteerd.

Zet de groepsleden en jezelf in rangorde aan de hand van ieders presentatie.

Beoordeel elk groepslid, ook jezelf, op een absolute schaal.

Bax beveelt aan voor de individuele beoordeling onder andere de checklist van Conway

e.a. (Leijk 1996) te gebruiken. Dit is een checklist die goed lijkt te passen bij het

beoordelen van productieve taalvaardigheden. Het lijkt geen onoverkomelijk bezwaar

deze checklist ook voor zelfassessment te gebruiken en een kolom ‘jezelf’ op te nemen.

Naam

Kandidaat a

Naam

kandidaat b

Naam

kandidaat c

Naam

kandidaat d

Zoeken naar informatie /

literatuur

3 2 1 2

Analyseren van informatie 2 2 1 5

Voorbereiden / vormgeven

presentatie

2 4 2 2

Groepspresentatie 2 1 1 2

Totaal aantal punten 9 9 5 11

Legenda:

1 = geen enkele nuttige bijdrage

2 = goed geprobeerd, zonder succes

3 = gemiddeld

4 = boven gemiddeld

5 = bijzonder goed.

De combinatie van docentbeoordeling en peer-, co- of selfassessment maakt het mogelijk

dat de docent / beoordelaar een beter beeld krijgt van de inbreng van de afzonderlijke

groepsleden en zodoende elk afzonderlijk groepslid een eindcijfer toekent, dat recht doet

aan ‘loon naar werken’.

Page 27: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 23

6 Beoordelaars

Inleiding

Werken met een globale beoordelingswijze vraagt veel van de beoordelaars. De

kandidaten hebben recht op een objectieve beoordeling die leidt tot een onomstreden

waardering van hun prestatie. Zonder deskundige beoordelaars bestaat geen enkele

garantie op de kwaliteit van schoolexamens Nederlands.

6.1 Deskundige beoordelaars

Objectieve beoordeling is een ideaal dat bij nagenoeg geen enkele beoordelingssituatie

gerealiseerd zal worden. Beoordelaars zullen aan hetzelfde antwoord op een vraag of

dezelfde uitvoering van een opdracht verschillende beoordelingen geven. Deze verschillen

zullen de betrouwbaarheid van de toetsscores negatief beïnvloeden.

De beoordeling van productieve vaardigheden Nederlands staat nog in de kinderschoenen

en wordt verder bemoeilijkt door de standaard, het Referentiekader Nederlandse taal taal,

dat relatief nieuw en niet erg expliciet is in de beschrijving van de kenmerken van

taakuitvoering en de niveaus.

Door te werken met voorbeeldtoetsen met beoordelingsmodellen die een vaste structuur

hebben, komt de objectiviteit een stapje dichterbij. Maar de scorepunten onvoldoende,

voldoende en goed zijn globaal omschreven en daarom is het van groot belang om

veelvuldig met collega-beoordelaars te overleggen over de resultaten van de beoordeling.

Leg regelmatig beoordelingen naast elkaar of plan oefensessies of trainingen waarin

gezamenlijk kandidaatprestaties worden beoordeeld. Geef elkaar feedback en streef

ernaar om verschillen in de beoordeling (tussen ‘jouw 2F en mijn 2F’) op te heffen. Met

andere woorden streef naar beoordelaarsovereenstemming.

Een hoge beoordelaarsovereenstemming is een noodzakelijke voorwaarde voor het

realiseren van een hoge toetsbetrouwbaarheid. Dat we kandidaten door twee of liever nog

meer onafhankelijke beoordelaars zouden moeten laten beoordelen, is een wens die in

praktische zin zelden gerealiseerd zal kunnen worden. Het zou al heel mooi zijn als niet

de betrokken docent, maar een collega de prestatie (mede) beoordeelt.

Daarnaast zult u merken dat elke beoordelaar/docent zijn eigen visie op de kandidaat, op

het onderwijs, op toetsing et cetera heeft. Die visie kan het oordeel kleuren. Deze

subjectiviteit kan beperkt worden door u bewust te worden van enkele valkuilen van

beoordelaars.

Page 28: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

24 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

Klassieke valkuilen van beoordelaars en suggesties voor oplossingen

Valkuil Oplossing

Normverschuiving

Beoordeling wordt aangepast aan

gemiddeld prestatieniveau van groep

kandidaten.

Om normverschuiving te voorkomen, moet

niet steeds het werk van dezelfde

kandidaten als eerste nagekeken worden.

Aanbevolen wordt om de volgorde van

beoordelen regelmatig te wijzigen.

Sequentie-effect

Voorafgaande beoordelingen beïnvloeden

een volgende prestatie.

Het sequentie-effect kan beperkt worden

door per vraag in plaats van per kandidaat

de antwoorden van de kandidaten te

beoordelen.

Contaminatie-effect

Eigen werk en niveau van eigen

kandidaten wordt de standaard voor de

beoordeling.

Het contaminatie-effect is moeilijk

oplosbaar zolang er geen scheiding is

aangebracht tussen doceren en

beoordelen. Intercollegiaal uitwisselen van

beoordelingsactiviteiten, docent A

beoordeelt de toets van kandidaten van

docent B, en andersom, biedt een

oplossing.

Halo-effect

Bekendheid met kandidaat weegt mee. Een

matige presentatie van een goede

kandidaat wordt anders beoordeeld dan

van een slechte kandidaat.

Het halo-effect kan beperkt worden door

de toets anoniem na te kijken. Aan

kandidaten wordt gevraagd om niet hun

naam op de toets te zetten maar hun

identificatienummer. Het halo-effect kan

eveneens worden gematigd door het

inschakelen van een onafhankelijke tweede

beoordelaar. Een tweede beoordelaar

beperkt ook het contaminatie-effect.

Indien in plaats van de eigen docent een

buitenstaander als beoordelaar optreedt,

doen beide genoemde effecten zich niet

voor.

Signifisch effect

De persoonlijke opvatting van de

beoordelingstaak leidt tot streng of soepel

beoordelingsgedrag.

Door regelmatig met collega–beoordelaars

te overleggen en te reflecteren over eigen

en elkaars beoordelaarsgedrag kunnen

grote verschillen verkleind worden.

Deze lijst is niet zeker niet uitputtend beschreven, maar is bedoeld ter illustratie van het

belang van collegiale consultatie en intervisie.

Page 29: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 25

6.2 Competentieprofiel taalbeoordelaar

Er doen verschillende competentieprofielen van taalassessoren de ronde. In bijlage 1 is

een voorbeeld opgenomen van het competentieprofiel voor taalassessor dat door

Certiforce Ci. en CINOP is ontwikkeld. Dit profiel is nadrukkelijk bedoeld als hulpmiddel

dat gebruikt kan worden voor:

werving en selectie;

scholing en onderhoud van deskundigheid;

beoordeling en certificering.

6.3 Kwaliteit in beoordeling, een continu proces

De levensduur van een goed beoordelingsmodel is sterk afhankelijk van het voortbestaan

van de onderwijsdoelstelling en het bijhorende onderwijs. Criteria evolueren met de

toepassing ervan. Is er eenmaal een beoordelingsschaal ontwikkeld, dan moet je deze

nog uitproberen in de praktijk en op grond van de resultaten bijstellen. In de praktijk kun

je dan ontdekken dat de schaaldefinitie nog niet helemaal juist is, dat bepaalde

omschrijvingen toch maar beter gewijzigd kunnen worden of dat een belangrijk kenmerk

over het hoofd is gezien. Het kan ook zijn dat er in de loop van tijd betere voorbeelden/

beschrijvingen te vinden zijn ter illustratie van de schaalpunten. Een beoordelingsschaal

is nooit helemaal af. Het is de moeite waard erin te investeren. Een goed

beoordelingsinstrument is immers niet alleen belangrijk bij de meting van leerresultaten,

maar het kan ook een krachtig onderwijsleermiddel zijn. Een punt van aandacht hierbij is

het volgende: de inspectie beoordeelt de verschillen in becijfering tussen het

schoolexamen en het centraal examen. Als het gemiddelde schoolexamencijfer per vak

aanzienlijk afwijkt van het gemiddelde centraal examencijfer, beschouwt de inspectie dit

als een risicofactor voor de kwaliteit van het onderwijs op de school.

Om de ontwikkeling van de kwaliteit van de beoordelingsschalen een eerste zetje te

geven, hebben we in het volgende hoofdstuk normbeoordelingen bij verschillende taken

op verschillende niveaus opgenomen.

Page 30: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

26 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

7 Normbeoordelingen

Inleiding

In Bijlage 2 vindt u normbeoordelingen van zes kandidaatprestaties. In deze

beoordelingen in de vorm van good en bad practices beschrijven we welke afwegingen er

gemaakt zijn om tot een beoordeling te komen. Een good practice staat voor een

kandidaatprestatie die als voldoende is beoordeeld. Een bad practice voor een

onvoldoende prestatie.

De normbeoordelingen zijn tot stand gekomen met behulp van docenten en hun collega’s

uit het projectnetwerk van roc’s die deelgenomen hebben aan de proefafnames. Zij

hebben in eerste instantie de kandidaatprestaties beoordeeld. Daarna hebben acht

taalexperts van Cito en CINOP de prestaties beoordeeld en vervolgens hebben tien

experts uit het docentennetwerk hun oordeel gegeven. Dan nog zullen de meningen

verschillen. Zie ook 3.1.

Het gaat om normbeoordelingen voor:

Gesprekken 2F, een good practice

Spreken 2F, een bad practice

Schrijven 2F, een good en bad practice

Schrijven 3F, een good en bad practice

Er is meer landelijk onderzoek nodig naar de naar de beoordeling van productieve

vaardigheden Nederlands in het mbo en verschillen in beoordelaarsgedrag. Meer

onderzoek zal meer input en onderbouwing opleveren voor een zo betrouwbaar mogelijke

beoordeling. We staan nu pas aan het begin.

Zie verder Bijlage 2.

Page 31: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 27

Bijlage 1: Competentieprofiel van de taalassessor

Er doen verschillende competentieprofielen van taalassessoren de ronde. Deze bijlage

bevat als voorbeeld het competentieprofiel voor taalassessor dat door Certiforce Ci. en

CINOP is ontwikkeld. Dit profiel is nadrukkelijk bedoeld als hulpmiddel dat gebruikt kan

worden voor werving en selectie, scholing en onderhoud van deskundigheid en

beoordeling en certificering.

Dit profiel is gebaseerd op het competentieprofiel voor een assessor zoals dit is

opgenomen in de kwaliteitscode van het Kenniscentrum EVC (2011) en de

beroepsstandaarden voor talendocenten BIT (2008) en docenten Nederlands, 2009). Dit

competentieprofiel voor de taalassessor is onafhankelijk van de doeltaal. Een taalassessor

kan aan dit competentieprofiel voldoen voor Nederlands en/of één of meerdere moderne

vreemde talen, afhankelijk van zijn vakbekwaamheid in die taal/talen.

Kenmerkende competenties van een Taalassessor

1 Beoordelen van taalprestaties

De taalassessor is in staat op adequate wijze een beoordeling te geven van de

taalcompetentie van de doeltaal van de kandidaat (met als onderdelen de vijf

taalvaardigheden lezen, luisteren, spreken, gesprekken voeren en schrijven), aan

de hand van de gebruikte assessmentinstrumenten en deze beoordeling te

relateren aan het voor de kandidaat vereiste taalcompetentieprofiel.

De taalassessor is in staat het niveau van taalprestaties (lezen, luisteren, spreken,

gesprekken voeren en schrijven) te beoordelen aan de hand van de prestatie-

indicatoren uit de standaard: het Europees Referentiekader Nederlandse taal voor

de talen (ERK) en/of het Referentiekader Nederlandse taal.

2 Observeren

De taalassessor is in staat om op adequate wijze de kandidaat te observeren en

aan deze observatie, in relatie met de standaard van de beoordelingsprocedure,

een beoordeling te koppelen.

3 Interviewen

De taalassessor is in staat om, in het Nederlands, opdracht- en

interviewtechnieken toe te passen ter beoordeling van de kwaliteit van de

bewijzen van verworven taalcompetenties.

4 Mondeling en schriftelijk rapporteren en terugkoppelen

De taalassessor is in staat om met de kandidaat op een constructieve,

motiverende wijze te communiceren over de beoordeling en de uitslag hiervan,

passend bij het niveau van de kandidaat. De taalassessor kan de beslissingen, die

genomen zijn op basis van de beoordeling en die aangeven op welke punten de

kandidaat bekwaam is, duidelijk uitleggen en onderbouwen.

De taalassessor is in staat om een duidelijk, gedetailleerd en gestructureerd

verslag van de beoordeling op te stellen.

Page 32: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

28 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

5 Vakbekwaamheid van de taalassessor

De taalassessor is taaltechnisch bekwaam en dient te beschikken over voldoende

ervaring en kwalificaties in de doeltaal. Hij beheerst de doeltaal op minimaal

niveau B2 voor de moderne vreemde talen en minimaal C1/4F voor Nederlands.

De taalassessor kan bewijzen dat hij voldoende vaktechnisch onderlegd is en

bereid is op de hoogte te blijven van verdere ontwikkelingen in zijn vakgebied.

De taalassessor is bekend met de beoordelingsprocedure en doelstellingen, de

beoordelingsinstrumenten, gekoppeld aan de uitgangspunten, niveaus en

prestatie-indicatoren van het ERK en/of het Referentiekader Nederlandse taal.

De taalassessor is bekend met de taalcompetentieprofielen in de

beroepsstandaarden en heeft kennis van de taalhandelingen binnen kerntaken en

werkprocessen ten behoeve van de beoordeling.

6 Reflecteren

De taalassessor is in staat kritisch te reflecteren op zijn eigen handelen als

assessor. Hij kan terugblikken op het vertoonde gedrag, door te benoemen wat

goed ging en wat minder goed. Tevens kan hij gedragsalternatieven benoemen.

De taalassessor laat zien dat hij verkregen feedback oppakt en betrekt bij zijn

toekomstig handelen.

Kerntaken van een taalassessor

1 Beoordelen van een (taal)portfolio

De taalassessor beoordeelt de waarde van het (taal)portfolio (onderdeel Dossier)

en de bekwaamheidsbewijzen aan de hand van verschillende criteria (zoals

authenticiteit, relevantie, actualiteit enzovoort).

De taalassessor beoordeelt het niveau van de taalprestaties zoals die zijn

opgeslagen in het Dossier van het (taal)portfolio aan de hand van de prestatie-

indicatoren van ERK en/of het Referentiekader Nederlandse taal. Hij gebruikt

hierbij een beoordelingsprotocol, dat is gebaseerd op het ERK en/of het

Referentiekader Nederlandse taal.

2 Beoordelen van een proeve van bekwaamheid / taalassessments

De taalassessor beoordeelt taalprestaties van de kandidaat tijdens een proeve van

bekwaamheid of praktische, al dan niet gesimuleerde, testsituaties. Daartoe

observeert de taalassessor tijdens de testsituatie en maakt objectieve

aantekeningen. Op basis van observatieresultaten interpreteert en evalueert de

taalassessor de taalprestaties in relatie tot de standaard. Hij gebruikt hierbij een

beoordelingsprotocol, dat is gebaseerd op het ERK en/of het Referentiekader

Nederlandse taal.

3 Houden van een interview

De taalassessor voert een gesprek (volgens een passende interviewmethode,

bijvoorbeeld het criteriumgericht interview) met de kandidaat in het Nederlands

om te beoordelen wat de kwaliteit van de bewijzen is aan de hand van

verschillende criteria (zoals authenticiteit, relevantie, actualiteit et cetera).

Page 33: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 29

4 Houden van een gesprek in de doeltaal

De taalassessor voert een gesprek met de kandidaat in de doeltaal om te

beoordelen wat het niveau is van de gespreksvaardigheid van de kandidaat in

relatie tot het ERK en/of het Referentiekader Nederlandse taal. De taalassessor

kan het gesprek afstemmen op het niveau van de kandidaat. De inhoud van het

gesprek is afgeleid van een of meerdere werkprocessen. Hij gebruikt hierbij een

beoordelingsprotocol, dat is gebaseerd op het ERK en/of het Referentiekader

Nederlandse taal.

5 Overleggen en rapporteren

De taalassessor overlegt met de andere (taal)assessor(en) om tot een

eindbeoordeling te komen. Op basis van de onafhankelijke beoordelingen van de

co-assessoren wordt een eindoordeel gegeven gebaseerd op consensus.

De taalassessor stelt een eindrapportage op in het Nederlands. Hierin wordt

duidelijk informatie verschaft over het resultaat van de beoordeling. De

eindrapportage kan bedoeld zijn voor de kandidaat of voor de vakassessor.

De taalassessor communiceert met de kandidaat over de uitkomsten van de

beoordeling (informeren, eindgesprek enzovoort) in het Nederlands.

Page 34: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

30 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

Bijlage 2: Normbeoordeling

1. Gesprekken 2F good practice*

2. Spreken 2F bad practice*

3. Schrijven 2F good practice

4. Schrijven 2F bad practice

5. Schrijven 3F good practice

6. Schrijven 3F bad practice

De kandidaatprestaties bij Gesprekken en Spreken zijn te vinden op de website van het

Steunpunt taal en rekenen mbo.

Page 35: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 31

1. Normbeoordeling GE-IN-2F-ZW Sollicitatiegesprek kinderopvang (good practice)

Naam kandidaat: Brenda Angelo STAP 1 De preconditie Verstaanbaarheid is voldoende.

STAP 2 De preconditie Adequaatheid is voldoende.

STAP 3 Aspect 1 Inhoudskenmerken: 2 punten

Minimaal twee redenen waarom hij/zij de baan graag wil hebben: De kandidaat

geeft drie redenen (die aan elkaar raken) waarom ze de baan wil hebben: ze heeft een opleiding gedaan, ze heeft al eerder in een kinderopvang gewerkt en ze wil kinderen helpen zich te ontwikkelen. Ook verderop in het gesprek blijkt uit haar verhalen waarom zij geïnteresseerd is in de baan. De uitwerking is voldoende.

Minimaal twee voorbeelden uit werk/stage die duidelijk maken dat hij/zij geschikt is voor de baan: Ze vertelt dat ze met kinderen van 0 tot 4 heeft gewerkt in de kinderopvang. Meer voorbeelden geeft ze op dit punt in het gesprek niet, omdat de docent haar onderbreekt. Verderop in het gesprek bespreekt ze hoe ze een aantal probleemsituaties heeft opgelost tijdens haar stage. De uitwerking is

voldoende. Sterke punten van zichzelf benoemen en minder sterke punten: Ze vertelt op

verzoek van de gesprekspartner over hoe ze een aantal probleemsituaties heeft opgelost. Hiermee geeft ze inzicht in haar sterke en zwakke punten. Vervolgens noemt ze een aantal sterke en zwakke punten van zichzelf. De uitwerking is voldoende.

Zelf een paar vragen stellen over de baan: De kandidaat stelt zelf een aantal (relevante) vragen. De uitwerking is voldoende.

De kandidaat is zeer volledig en correct in de verwerking van de inhoudskenmerken.

Aspect 2 Beurten nemen en bijdragen aan samenhang: 1 punt De kandidaat luistert goed naar de gesprekspartner en ze wacht rustig met

antwoorden tot zij is uitgesproken. Ze luistert goed naar de vragen die aan haar worden gesteld. De kandidaat is zelf voldoende aan het woord, maar om twee punten te behalen, zou ze wat meer initiatief moeten nemen in het gesprek: ze is nu nog vrij volgzaam.

Aspect 3 Afstemming op doel: 2 punten De kandidaat levert een goede bijdrage aan het doel van het gesprek en is goed in staat de gewenste informatie te vertrekken. Ook kan zij aantonen waarom zij de

geschikte kandidaat voor de functie is.

Aspect 4 Afstemming op gesprekspartner: 2 punten

De kandidaat richt zich op adequate wijze tot haar gesprekspartner: haar toon is noch te formeel, noch te informeel. De kandidaat lacht en vertelt af en toe een

grapje, maar ze vervalt niet in een te amicale rol: ze is erg consequent in de afstemming op haar gesprekspartner.

Page 36: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

32 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

Aspect 5 Woordgebruik en woordenschat: 1 punt

De kandidaat heeft een toereikende, adequate woordenschat voor dit niveau, waar de gespreksonderwerpen vrij concreet zijn.

Aspect 6 Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing:1 punt

De kandidaat is goed verstaanbaar, ondanks haar lichte accent. Ze spreekt vloeiend, maar maakt wel grammaticale fouten. Deze zijn echter niet of nauwelijks storend voor het begrip.

Score: 9 punten

Cijfer: 8,0

Page 37: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 33

2. Normbeoordeling SP-MO-2F-ED Presentatie stage (bad practice) Naam kandidaat: Patrycya K.

STAP 1 De preconditie Verstaanbaarheid is voldoende. STAP 2

De preconditie Adequaatheid is voldoende.

STAP 3 Aspect 1 Inhoudskenmerken: 1 punt

Een inleiding: De kandidaat leidt haar presentatie kort in en ze vertelt (erg) kort waar ze het over gaat hebben. Ze vertelt nog niet waar ze stage heeft gelopen, maar dat volgt al vrij snel hierna. De uitwerking is voldoende.

Een presentatie van de organisatie: De kandidaat noemt het bedrijf waar ze stage heeft gelopen, waar het bedrijf gelegen is en ze vertelt over de andere vestigingen. De uitwerking is voldoende.

Informatie over de stage-afdeling: De kandidaat vertelt slechts dat er in het bedrijf maar één afdeling is, meer vertelt ze niet. De uitwerking is onvoldoende.

Informatie over de werkzaamheden: De kandidaat vertelt over haar werkzaamheden: hoe ze de dag start en wat ze gedurende de dag voor klussen heeft. De uitwerking is voldoende.

Eigen mening over de stage: De kandidaat vertelt dat ze de stage leerzaam vond, dat het een goede ervaring was en ze bedankt haar stagebegeleiders. De

uitwerking is voldoende. Vragenronde en bedankje: De kandidaat beantwoordt veel vragen, maar haar

presentatie was dan ook erg kort. Ze bedankt de aanwezigen niet. De uitwerking is voldoende.

De kandidaat heeft van de zes inhoudselementen één element onvoldoende

uitgewerkt. De overige inhoudselementen zijn voldoende uitgewerkt, alhoewel de uitwerking soms gevallen maar nèt voldoende is. Bij het beoordelen van de compleetheid en correctheid van de inhoudskenmerken, wordt de kandidaat geholpen door de beantwoording van de vragen aan het eind van

haar presentatie. In het Referentiekader Nederlandse taal wordt het kunnen beantwoorden van vragen naar aanleiding van een presentatie expliciet genoemd en dus dient dit onderdeel te

worden meegenomen in de beoordeling.

Aspect 2 Samenhang: 1 punt

De kandidaat geeft een presentatie met een duidelijke opbouw, ze geeft aan waar ze het over gaat hebben en ze loopt die punten vervolgens langs. De presentatie kent geen duidelijk eind.

Aspect 3 Afstemming op doel: 1 punt De kandidaat geeft de presentatie voldoende duidelijk een informatieve vorm. Ook hier geldt, dat ze haar prestatie ten aanzien van dit beoordelingsaspect beter uitwerkt in de beantwoording van de vragen dan in de presentatie zelf.

Aspect 4 Afstemming op publiek: 1 punt

Page 38: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

34 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

De kandidaat richt zich op adequate wijze tot haar medeleerlingen: de toon is noch te formeel, noch te informeel. De kandidaat toont echter weinig repertoire om het publiek te boeien. Tijdens het beantwoorden van de vragen wordt ze enthousiaster

en geeft ze ook voorbeelden uit haar stage. Daarom verdient ze toch één punt voor dit aspect.

Aspect 5 Woordgebruik en woordenschat: 0 punten De kandidaat heeft een beperkte woordenschat. Zij omschrijft woorden die zij niet goed kent, wat past bij dit niveau, maar toch zijn sommige delen van haar

presentatie moeilijk te volgen door haar gebrekkige woordenschat.

Aspect 6 Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing: 0 punten

De kandidaat spreekt vloeiend, maar ze maakt veel grammaticale fouten, die vaak niet hersteld worden. Bovendien is haar uitspraak soms onduidelijk, waardoor zij moeilijk te verstaan is en moeilijk te volgen is.

NB: Dit beoordelingsaspect kan lastig te beoordelen zijn, omdat we hier te maken hebben met een (oud-) NT2-leerder. Docenten met getrainde NT2-oren dienen zich ervan bewust te zijn, de lat voor dit soort kandidaten niet (ongemerkt) hoger of lager te leggen dan voor kandidaten waarvan het Nederlands de moedertaal is. De omschrijving in het Referentiekader Nederlandse taal blijft leidend!

Score: 4 punten Cijfer: 4,0

Page 39: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 35

3. Normbeoordeling SC-CO-2F-ZW Sollicitatiebrief schrijven (good practice)

KANDIDAATPRESTATIE

Aan: Stichting Peuterspeelzalen Arnhem T.a.v. mevr. C. Hennekes Joyce Teussink Rozenhof 67a 7002 AK Doetinchem Tel. 06-98400284 Email: [email protected] Betreft: sollicitatie assistent – peuterleidster Leiden, 25 mei 2011 Geachte mevrouw Hennekes. Naar aanleiding van de advertentie op uw website voor de vacature van assistent-peuterleidster maak ik mijn interesse aan u kenbaar. Aangezien ik de BBL-opleiding Pedagogisch Werker wil gaan volgen, zou een werkomgeving met kinderen en hun ouders/begeleiders voor mij een mooie start zijn. Bovendien sluit de functie van assistent – peuterleidster goed aan bij mijn opleiding. Ik denk dat ik heel geschikt ben voor deze baan en dat jullie mij goed kunnen gebruiken. Mijn kwaliteit zijn: doorzettingsvermogen, vriendelijk, geduldig, betrouwbaar en leergierig. Daar heb ik veel aan voor bovenstaande functie. Ook heb ik relevante werkervaring met kinderen in de functie als klassenassistent op een basisschool. Daarnaast werk ik al ongeveer twee jaar als vrijwilliger voor het clubhuis van onze speeltuinvereniging. Mocht u na het lezen van mijn brief geïnteresseerd zijn geraakt. Dan zou ik graag een uitnodiging ontvangen voor een eventueel verder gesprek. ‘Met vriendelijke groet’, Joyce Teussink

Page 40: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

36 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

STAP 1 De preconditie Leesbaarheid is voldoende.

STAP 2 De preconditie Adequaatheid is voldoende. STAP 3

Aspect 1 Inhoudskenmerken: 1 punten Vermelding van de vacature. De kandidaat verwijst direct naar de vacature op de

website en ze vermeldt de juiste vacature (‘assistent peuterleidster’). De

uitwerking is voldoende. Vermelding van de opleiding die de kandidaat wil gaan volgen. De kandidaat

vertelt welke opleiding ze wil gaan volgen. De uitwerking is voldoende. Motivatie van de sollicitatie met minimaal twee redenen. De kandidaat geeft twee

redenen: de werkomgeving en de functie passen goed bij de opleiding die ze wil gaan volgen. De uitwerking is voldoende.

Geschiktheid voor de baan met minimaal twee voorbeelden uit stage/werk. De kandidaat geeft aan waarom zij geschikt is voor de baan. Ook geeft ze aan dat ze relevante werkervaring heeft en geeft ze hiervan twee voorbeelden (alhoewel het tweede voorbeeld nog wat vraagtekens oproept: in hoeverre zijn de

werkzaamheden in het clubhuis relevant voor deze functie?). De uitwerking is voldoende.

Aspect 2 Samenhang: 2 punten

De tekst kent een duidelijke opbouw voor wat betreft inleiding – kern – slot. De tekst is goed ingedeeld in alinea’s. Omdat er gebruik wordt gemaakt van complexe verbindingswoorden, zoals ‘aangezien’ en ‘bovendien’, kennen we twee punten toe.

Aspect 3 Afstemming op doel: 1 punt De kandidaat heeft duidelijk een sollicitatiebrief geschreven, waarin verschillende doelen zijn gerealiseerd: informeren, overtuigen en aansturen op een uitnodiging voor een gesprek. De kandidaat heeft in de opdracht duidelijke aanwijzingen gekregen voor opbouw en inhoud. De brief beschikt over een eenvoudige lineaire structuur waarin de gevraagde informatie wordt opgesomd. De uitwerking van de

opdracht stijgt niet uit boven het vereiste niveau.

Aspect 4 Afstemming op publiek: 2 punten De kandidaat laat een juist gebruik zien van de vaste structuren die passen bij een sollicitatiebrief. Ze heeft een licht zakelijk toon, maar toont ook enthousiasme.

De kandidaat richt zich met haar taalgebruik goed op haar publiek, in dit geval de ontvanger van de sollicitatiebrief. Ze is consistent in haar toon: ze past register consequent toe zoals vereist op het bovenliggende niveau 3F). Daarom krijgt ze twee punten.

Aspect 5 Woordgebruik en woordenschat: 2 punten

Het woordgebruik van de kandidaat is adequaat en goed gevarieerd, de kandidaat toont aan een breed scala aan woorden in te kunnen zetten. In het licht van het

beoogde niveau is de prestatie op dit aspect 2 punten waard.

Aspect 6 Spelling, leestekens en grammatica: 2 punten

Page 41: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 37

Spelling: 2 punten

- Geen fouten.

Leestekens: 1 punt - Na ‘Hennekes’ moet een komma staan i.p.v. een punt. - Voor ‘Dan’ staat een punt, dit moet een komma zijn en ‘Dan’ moet met een kleine

letter worden geschreven. Dit telt als één fout. - Bij ‘Met vriendelijke groet’ moeten de aanhalingstekens worden weggelaten,

Grammatica: 2 punten - ‘Kwaliteit’ staat ten onrechte in het enkelvoud.

Aspect 7 Leesbaarheid: 1 punt

Bij een sollicitatiebrief is geen sprake van een titel en tekstkopjes. Wel kunnen we zeggen dat de tekst de lay out heeft van een sollicitatiebrief. Het is wel wenselijk om (met name in de kop) wat meer witregels te plaatsen om de leesbaarheid te vergroten. Bovendien is er in de opdracht al de nodige sturing gegeven voor een juiste indeling in alinea’s. Daarom krijgt de kandidaat hier niet

twee punten.

Score: 11 punten Cijfer: 8,4

Page 42: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

38 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

4. Normbeoordeling SC-CO-2F-ZW Sollicitatiebrief schrijven (bad practice)

KANDIDAATPRESTATIE

Erica van Es Vinkenstraat 43 3541 HM Utrecht Utrecht 25-05-2011 Geachte Mevrouw I Mijnheer Stichting Peuterzalen, Arnhem Naar aanleiding van een advertentie via het internet waarin gevraagd wordt naar een peuterleidster. Wil ik graag reageren. Het assisteren voor bij een groep peuters trekt mijn enorm aan. Onder iemands leiding werken vind ik fijn hierdoor krijg ik veel ervaring en sluit aan op mijn opleiding. Mijn opleiding die ik nu doe is Pedagogisch Werker 3 in het mbo. Ik geniet enorm van mijn opleiding en het omgaan met peuters. Het directe van peuters en hun eerlijkheid daar haal ik veel voldoening uit. En ik heb veel geduld en heel actief en schoonmaken gaat mij ook heel goed af. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben ingelicht en hoop mijn enthousiasme over te kunnen brengen in een gesprek met u. Vriendelijke groet,

Erica van Es

Page 43: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 39

STAP 1 De preconditie Leesbaarheid is voldoende.

STAP 2 De preconditie Adequaatheid is voldoende. STAP 3

Aspect 1 Inhoudskenmerken: 0 punten Vermelding van de vacature: De kandidaat verwijst naar het internet, deze

verwijzing is te ruim: een specifieke verwijzing naar ‘uw website’ is gewenst.

Daarnaast geeft de kandidaat aan dat zij naar de vacature ‘peuterleidster’ solliciteert: dit is onjuist, het betreft de vacature ‘assistent peuterleidster’. De uitwerking is onvoldoende.

Vermelding van de opleiding die de kandidaat wil gaan volgen: De kandidaat

vertelt welke Opleiding ze volgt, niet welke ze gaat volgen. De uitwerking is onvoldoende.

Motivatie van de sollicitatie met minimaal twee redenen: De kandidaat noemt inderdaad twee redenen: ze geniet enorm van de opleiding en ze geniet van de peuters. De uitwerking is wat beperkt, maar voldoende.

Geschiktheid voor de baan met minimaal twee voorbeelden uit stage/werk: De

kandidaat geeft aan dat ze geduldig is, actief is endat ze goed kan schoonmaken. Het is verdedigbaar dat deze voorbeelden afkomstig zijn vanuit stage, aangezien zij kort daarvoor verwijst naar haar opleiding. De uitwerking is (net) voldoende.

De kandidaat krijgt uiteindelijk 0 punten, want van de vier inhoudskenmerken heeft

ze er slechts twee voldoende uitgewerkt. Hier stopt dus de beoordeling! Een kandidaat moet immers minimaal voldoende scoren op de Inhoudskenmerken. Op basis van bovenstaande is het product afgekeurd. Toch zetten wij voor dit voorbeeld de beoordeling voort, om toch inzicht te geven in de beoordeling van de

beoordelingsaspecten Schrijven op 2F.

Aspect 2 Samenhang: 1 punt

De eerste alinea is onzorgvuldig geformuleerd. De tweede alinea lijkt meer op een opsomming van bekende omschrijvingen, dan op een coherent geheel dat ook door

de lezer begrepen wordt. Het gebruik van verwijswoorden is redelijk correct (naar aanleiding van, hierdoor, daar).

Aspect 3 Afstemming op doel: 1 punt

Duidelijk is dat het doel van de kandidaat is om een sollicitatiebrief te schrijven, met

redenen en een motivatie. Dit doel verliest ze niet uit het oog. De kandidaat heeft in de opdracht duidelijke aanwijzingen gekregen voor opbouw en inhoud. De brief beschikt over een eenvoudige lineaire structuur waarin de gevraagde informatie wordt gegeven, maar ook niet veel meer. De uitwerking van de opdracht stijgt niet uit boven het vereiste niveau.

Aspect 4 Afstemming op publiek: 1 punt

De kandidaat laat een juist gebruik zien van de vaste structuren die passen bij een sollicitatiebrief. Ze heeft een licht zakelijk toon, maar toont ook enthousiasme.

De kandidaat krijgt niet twee punten, daarvoor is haar toon te direct: ze ‘gooit’ als het ware de woorden naar de lezer toe. Ze past niet de sociale registers toe die

passen bij een sollicitatiebrief.

Page 44: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

40 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

Aspect 5 Woordgebruik en woordenschat: 1 punt

Het woordgebruik van de kandidaat is adequaat en voldoende, maar niet excellent. Ze lijkt vooral ‘geleende/ aangeleerde’ taal te gebruiken, maar maakt een weinig betrokken indruk.

Aspect 6 Spelling, leestekens en grammatica: 1 punt

Spelling: 2 punten - Geen fouten

Leestekens: 0 punten - ‘Mevrouw / Meneer’ moeten beide met een kleine letter geschreven worden. Dit

telt als één fout. - ‘Stichting peuterspeelzalen, Arnhem’: de komma moet worden weggelaten. - Voor ‘Wil’ staat een punt, dit moet een komma zijn en ‘Wil’ moet met een kleine

Letter worden geschreven. Dit telt als één fout. - Na ‘fijn’ ontbreekt een komma of een punt - Na ‘eerlijkheid’ ontbreekt een komma.

Grammatica:1 punt - ‘voor bij een groep’: hier is een verkeerd voorzetsel gebruikt . - ‘trekt mijn enorm aan’: hier is een verkeerd voornaamwoord gebruikt. - ‘en sluit aan op’: het onderwerp ontbreekt. - ‘en heel actief’: persoonsvorm en onderwerp ontbreken.

Aspect 7 Leesbaarheid: 0 punten

Het Referentiekader Nederlandse taal gaat op schrijven 2F in op het gebruik van een titel en tekstkopjes. Daarvan is bij een sollicitatiebrief doorgaans geen sprake. Ook betreft het hier geen schrijfproduct van meer dan 2 A4-tjes.

Kijken we naar 1F, dan zien we dat een kandidaat op dat niveau een brief moet kunnen voorzien van correcte datering, adressering, aanhef en ondertekening. Het product van deze kandidaat, dat op 2F hoort te zijn, vertoont op dat punt meerdere gebreken. Daarom vinden wij dat de kandidaat op het aspect Leesbaarheid niet voldoet. De kandidaat krijgt 0 punten.

Score: Niet van toepassing. De kandidaat scoort ‘onvoldoende’ op beoordelingsaspect 1

Inhoudskenmerken. Het schrijfproduct wordt niet verder beoordeeld, er wordt geen score toegekend. Eindcijfer: Wanneer een kandidaat ‘onvoldoende’ scoort op beoordelingsaspect 1, is het aan de

school zelf om te bepalen welk cijfer wordt toegekend. Uiteraard kan dit nooit een voldoende zijn.

Page 45: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 41

5. Normbeoordeling SC-COVS-3F-ED Artikel schoolkrant (good practice)

KANDIDAATPRESTATIE

Bedrijfsadministratie is dé opleiding voor jou! Als je van rekenen houdt, dan is deze opleiding heel geschikt voor jou. De opleiding bestaat uit drie jaren studie. Tijdens het eerste jaar leer je de basis voor Boekhouden en Calculatie. In het tweede en derde jaar wordt dit verder uitgebouwd en kun je aan het werk voor de praktijkdiploma’s Boekhouden en Calculatie. Welke vakken kun je nu verwachten tijdens de opleiding? Je begint met de vakken BKB (Basis Kennis Boekhouden) en BKC (Basis Kennis Calculatie). Dit zijn de basisonderwerpen in de boekhouding. Als je die twee dingen niet voldoende afrond kan je niet verder in de opleiding als bedrijfsadministratie. Als je ze wel haalt kan je gaan voor het Praktijkdiploma Boekhouden (PDB) en het Praktijkdiploma Calculatie (PDC). Het niveau daarvan ligt een stuk hoger dan van BKB en BKC, maar je kan er ook wel veel meer mee bereiken. De vakken boekhoudvakken BKB en BKC vond ik niet erg moeilijk, maar toen ik in het eerste jaar zat moest ik wel wennen aan de werkwijze bij deze vakken. Als je het eenmaal begrijpt zie je dat het niet moeilijk is. Het vak BKC heb ik altijd makkelijker gevonden dan BKB, omdat je bij BKC veel bezig bent met rekenen en dat ligt mij beter dan het boekhoudkundige gedeelte waar bij BKB veel aandacht aan wordt besteedt. Zoals ik al schreef, zit het verschil tussen boekhouden en calculatie grotendeels in het wiskundige gedeelte. Bij boekhouden gaat het meer om de grootboekrekeningen kennen waar je alles op moet boeken en bij calculatie leer je hoe je alles moet uitrekenen voor de facturen door middel van allerlei formules. Een heel leuk onderdeel van de opleiding is de stage. Je moet namelijk elk leerjaar stage lopen. Daarbij kan je goed gebruik maken van wat je allemaal hebt geleerd. Niet bij elk bedrijf gaat het helemaal zoals je geleerd hebt, maar in grote lijnen is het toch wel hetzelfde. Ik heb bijvoorbeeld PDB nodig gehad, omdat ik daarbij het leren opstellen en verwerken van facturen heb geleerd. Ook leer je bij PDB het verwerken van het bankboek en kasboek, wat je ook weer kan gebruiken op je stage. Als dit verhaal jou interesseert, zou ik zeker voor deze opleiding kiezen! Je leert hier goed hoe je formules kan toepassen en om hoofd te rekenen, dat kan later altijd nog van pas komen. Tevens leer je er om je te concentreren en nauwkeurig te werken. Dus kies voor deze opleiding en verbreed je horizon!

Page 46: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

42 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

STAP 1 De preconditie Leesbaarheid is voldoende.

STAP 2 De preconditie Adequaatheid is voldoende. STAP 3

Aspect 1 Inhoudskenmerken: 1 punt Een pakkende titel: De titel past bij de tekst en is pakkend. De uitwerking is

voldoende.

Een korte beschrijving van de opbouw van de opleiding in basiskennis (BKB en BKC) en praktijkdiploma’s (PDB en PDC): De opbouw van de opleiding wordt in de eerste alinea kort toegelicht. In de tweede alinea vertelt de kandidaat wat de afkortingen betekenen en wat er gebeurt als je de vakken

niet haalt. Wat de verschillende vakken daadwerkelijk inhouden vertelt hij niet. Daarom is de uitvoering van dit inhoudskenmerk niet voldoende.

Eigen ervaringen met BKB en BKC: De kandidaat legt (op leerlingniveau) helder uit wat zijn eigen ervaring is met de vakken. De uitwerking is voldoende.

Het verschil tussen boekhouden en calculatie: Het verschil tussen boekhouden

en calculatie wordt kort toegelicht vanuit het perspectief van de kandidaat. De uitwerking is voldoende.

Eigen ervaringen met PDB in je stage:De kandidaat licht kort zijn ervaringen toe met PDB in de stage en ondersteund dit met voorbeelden. De uitwerking is voldoende.

Een afsluiting met een goede reden om voor de opleiding bedrijfsadministratie te kiezen: De kandidaat draagt meerdere redenen aan. Hij sluit bovendien af

met een wervende zin. De uitwerking is voldoende.

De kandidaat krijgt één punt en niet twee punten. Dat laatste zou gebeuren indien een aantal (of alle) aspecten bovengemiddeld goed zijn uitgewerkt. Dat is hier niet het geval: de kandidaat heeft voldaan aan de opdracht, maar is soms wat al te ‘kort maar krachtig’.

Aspect 2 Samenhang: 2 punten

De tekst kent een duidelijke opbouw in alinea’s. Per inhoudskenmerk heeft de kandidaat een aparte alinea gebruikt, wat goed verdedigbaar is. De kandidaat zorgt

voor een goede samenhang tussen de afzonderlijke alinea’s, door terug te verwijzen

of door de alinea van een korte inleiding te voorzien. De tekst heeft ook een duidelijk slot: de kandidaat sluit af met een wervende zin.

Aspect 3 Afstemming op doel: 1 punt

De kandidaat kan meerdere doelen hanteren: informeren, overtuigen en werven. De kandidaat geeft informatie over de opbouw en inhoud van de opleiding en probeert toekomstige studenten met de beschrijving van de eigen ervaringen ervan te overtuigen dat de opleiding een goede keuze is. Het wervende karakter van het artikel komt tot uitdrukking in de titel en de afsluitende zin. De kandidaat heeft echter geen excellente prestatie geleverd:

daarvoor is het artikel niet wervend genoeg. Hij heeft zich nog teveel laten leiden door de inhoudselementen uit de opdracht (waardoor het geheel nog teveel het karakter van een opsomming heeft).

Aspect 4 Afstemming op publiek: 2 punten

Page 47: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 43

De kandidaat heeft duidelijk toekomstige leerlingen voor ogen gehad bij het schrijven van de tekst en is consistent in zijn toon. De kandidaat heeft goed rekening gehouden met de (afwezigheid van) voorkennis van de lezers.

Aspect 5 Woordgebruik en woordenschat: 1 punt Het woordgebruik van de kandidaat is meestal adequaat en redelijk gevarieerd. De afkortingen komen regelmatig voorbij, maar dat is inherent aan de vereiste inhoudselementen.

Aspect 6 Spelling, leestekens en grammatica: 1 punt

Spelling: 2 punten

- Tweede alinea: bij ‘afrond’ ontbreekt de –t

Leestekens: 1 punt - Tweede alinea: komma tussen ‘afrond’ en ‘kan’ ontbreekt. - Tweede alinea: komma na ‘haalt’ ontbreekt. - Derde alinea: komma na ‘zat’ ontbreekt. - Derde alinea: komma na ‘begrijpt’ ontbreekt.

Grammatica: 1 punt - Vierde alinea: fout in de zinsconstructie ‘Bij boekhouden gaat het meer om de

grootboekrekeningen kennen’. - Vijfde alinea: ‘het’ ontbreekt als lidwoord bij ‘kasboek’. - Zesde alinea: ‘om hoofd te rekenen’: hoofdrekenen is geen scheidbaar

werkwoord.

Aspect 7 Leesbaarheid: 1 punt

De tekst heeft een heldere structuur, er is een logische indeling in alinea’s en de kandidaat heeft witregels gebruikt om de alinea’s van elkaar te onderscheiden. Voor

de titel en de (wervende) afsluitende zin van de tekst is gebruik gemaakt van een andere lettergrootte / -dikte, waardoor deze er duidelijk uitspringen. De kandidaat had twee punten kunnen behalen, wanneer hij gebruik had gemaakt van tussenkopjes en illustraties (om het wervende karakter van de tekst te benadrukken), alhoewel de opdracht dit natuurlijk ook niet specifiek uitlokt.

Score: 9 punten Cijfer: 7,2

Page 48: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

44 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

6. Normbeoordeling SC-COVS-3F-ED Artikel schoolkrant (bad practice)

KANDIDAATPRESTATIE

Gek op cijfers en computers?! Dit is mijn laatste jaar van de opleiding bedrijfsadministratie bij het albeda college. In het eerste jaar leer je de basiskennis van boekhouden en calculatie (BKB en BKC) als je dat voldoende hebt afgerond ga je verder met de praktijkdiploma's van boekhouden en calculatie (PDB en PDC). Er word uitgegaan dat je hier in het tweede jaar mee begint. Aan het einde van het tweede jaar doe je examen over PDB en PDC, aan het einde van het derde jaar doe je de andere helft van het examen PDB en PDC. De ervaringen over BKB en BKC zijn positief. Het is erg interessant maar zeker wel lastig. Je moet je goed kunnen verdiepen en begrijpen wat je doet. BKB gaat over boekhouden, dit gaat over journaalposten, begin- en eindbalansen opmaken, resultatenrekeningen opzetten en je leert hoe het werkt met rekeningen van privé in een bedrijf. Met het vak BKC leer je vooral veel formules. Je moet weten hoe je de kostprijs van iets berekend. En hoe een uurtarief wordt opgezet in een bedrijf. Ook leer je hier dingen over afschrijven, rentekosten en overige kosten van bijvoorbeeld het inventaris. Dit vak is heel interessant en je leert veel. In deze opleiding loop je ook veel stage. In het eerste jaar loop je 10 weken 3 dagen in de week stage. In het tweede jaar loop je 20 weken 3 dagen in de week stage en het laatste jaar loop je ook 20 weken 3 of 4 dagen in de week stage. Bij het laatste jaar ligt het eraan of je na deze opleiding een vervolgopleiding HBO gaat doen. Ik heb PDB bij sommige stages goed kunnen toepassen bij andere wat minder. Wel moet je bij je stage goed weten over dingen met BTW (belasting toegevoegde waarde). Er is namelijk een verschil tussen verrekende en verschuldigde BTW. Ook moet je de algemene dingen van boekhouden goed beheersen in een stage bedrijf. Dit wordt allemaal uitgelegd in de lessen en op het stage bedrijf.

Een goede reden om bedrijfsadministratie te doen is dat je er altijd in verder kan groeien. Het is altijd makkelijk als je een eigen bedrijf gaat beginnen of als je graag op kantoor werkt.

Page 49: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 45

STAP 1 De preconditie Leesbaarheid is voldoende.

STAP 2 De preconditie Adequaatheid is voldoende. STAP 3

Aspect 1 Inhoudskenmerken: 1 punt Een pakkende titel: De titel past bij de tekst en is pakkend. De uitwerking is

voldoende.

Een korte beschrijving van de opbouw van de opleiding in basiskennis (BKB en BKC) en praktijkdiploma’s (PDB en PDC): De opbouw van de opleiding wordt in de eerste alinea kort toegelicht. Helaas worden de afkortingen niet toegelicht. De lezer moet raden waar de schrijver het over heeft. De kandidaat schetst een

duidelijk beeld van de opbouw over de leerjaren en de overgangs/examenmomenten. In de 3e alinea wordt zonder overgang de inhoud van de vakken toegelicht. Het is wat ongestuurd en wordt niet door de alinea-indeling ondersteund. Daarom is de uitvoering van dit inhoudskenmerk net voldoende.

Eigen ervaringen met BKB en BKC: worden zowel in alinea 2 en halverwege alinea

3 (zonder overgang) beschreven. De uitwerking is voldoende. Het verschil tussen boekhouden en calculatie: Het verschil tussen boekhouden en

calculatie wordt kort toegelicht vanuit het perspectief van de kandidaat. De uitwerking is voldoende.

Eigen ervaringen met PDB in je stage: De kandidaat licht niet haar eigen

ervaringen toe met PDB in de stage. Zij geeft meer een opsomming dan eigen ervaringen weer. De uitwerking is onvoldoende.

Een afsluiting met een goede reden om voor de opleiding bedrijfsadministratie te kiezen. De kandidaat draagt meerdere redenen aan. De afsluitende zin is matig wervend. De uitwerking is voldoende.

De kandidaat krijgt één punt en geen 0 punten. Dat laatste zou gebeuren als de inhoudelijke aspecten van de opdracht incompleet of foutief waren. Dat is hier niet het geval: de kandidaat heeft voldaan aan de opdracht, maar is het geheel is erg

‘karig’. Zij verdient daarom één punt. Aspect 2 Samenhang: 0 punten

De tekst kent een rommelige en onduidelijke duidelijke opbouw. De lezer valt direct

in de tekst, omdat een goede inleidende zin ontbreekt. Er is nauwelijks sprake van alinea’s. De tekst heeft wel een duidelijk slot: de kandidaat sluit af met een slotzin, die niet echt wervend te noemen is.

Aspect 3 Afstemming op doel: 0 punt

Het doel van de tekst is om kandidaten te werven. De kandidaat heeft hieraan voldaan door informatie te verstrekken, maar de tekst is onsamenhangend geschreven en de kandidaat geeft vaak lange opsommingen. De kandidaat heeft moeite om trouw te blijven aan het doel van het schrijfproduct: werven. Als lezer raak je snel de draad kwijt, waardoor het risico ontstaat het risico dat het artikel

terzijde wordt gelegd.

Aspect 4 Afstemming op publiek: 1 punt

Het woordgebruik en de toon van de tekst zijn afgestemd op de beoogde nieuwe

studenten. De studenten worden niet direct aangesproken, wat in deze situatie (het

Page 50: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

46 Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0

willen werven van kandidaten) wel een pluspunt zou zijn. Daarom verdient de kandidaat niet twee punten.

Aspect 5 Woordgebruik en woordenschat: 1 punt

Het woordgebruik van de kandidaat is over het algemeen adequaat. De woordvariatie is nog wat beperkt.

Aspect 6 Spelling, leestekens en grammatica: 1 punt Spelling: 0 punten

- Hoofdlettergebruik: Bedrijfsadministratie - Hoofdlettergebruik: Albeda College. - Aaneenschrijffout: stagebedrijf - Regel 4: ‘word’ moet worden geschreven met –t.

- Regel 12: ‘berekend’ moet worden geschreven als ‘berekent’.

Leestekens: 0 punten - Regel 2: komma of punt na ‘(BKB en BKC)’ ontbreekt. - Regel 3: komma na ‘afgerond’ ontbreekt.

- Regel 7: Komma na ‘interessant’ ontbreekt. - Regel 19: komma na ‘toepassen’ ontbreekt. - Regel 23: komma na ‘doen’ ontbreekt.

Grammatica: 2 punten

- Regel 13: ‘de’ afschrijven: onterecht gebruik van lidwoord.

- Regel 14: ‘het inventaris’, verkeerd gebruik lidwoord.

Aspect 7 Leesbaarheid: 0 punt De leesbaarheid van de tekst is zeer matig, doordat witregels ontbreken. Mede daardoor is het onduidelijk waar alinea’s beginnen en ophouden. Dit komt de

leesbaarheid van de tekst niet ten goede.

Score: 4 punten Cijfer: 3,6

Page 51: Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreikingsteunpunttaalenrekenenmbo.nl/steunpuntmbo/.../set-voorbeeldtoetsen/... · Het ontwikkelen van toetsen is niet gemakkelijk

Instellingsexamens Nederlands in het mbo, een handreiking, versie 3.0 47

Bronnen en leestips

Bax, A.E.(2004): Beoordelingsmethoden voor het toekennen van individuele cijfers aan

groepsproducten. Uit: Examens(4), november 2004.

Bohnenn E. e.a. (2007): Raamwerk Nederlands: Nederlands in (v)mbo-opleiding, beroep

en maatschappij. ’s-Hertogenbosch, CINOP

Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen(2008). Over de drempels met taal.

De niveaus van taalvaardigheid. Enschede: SLO

Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen(2009). Een nadere beschouwing.

Enschede: SLO

Meestringa, T. Ravesloot C. en De Vries, H.(2010): Concretisering referentieniveaus

Schrijven en Lezen in het vo. Enschede; SLO

Van der Leeuw, B., Meestringa, T. Ravesloot C. (2011): Concretisering referentieniveaus

Gesprekken en Spreken in het vo. Enschede: SLO

Lejk, M., Wyvill M.& Farrouw,S., (1996): A Survey of Methods of Serving Individual

Grades from Group Assessments. Assessment & Evaluation in Higher Education, 21 (3)

Sanders, P. (eindredactie)(2011): Toetsen op school

Arnhem: Cito.