eurojust_nl.inddJ a a r v e r s l a g 2 0 0 4
Voorwoord 4
2 Juridisch kader en partners 12
3 Behandelde zaken 22
6 Administratie 54
7 Resultaten ten opzichte van de doelstellingen voor 2004 62
8 Doelstellingen voor 2005 66
9 Conclusies 68
10 Bijlagen 72
V O O R W O O R D
4
Het doet mij veel genoegen dat ik u het jaarverslag van Eurojust
van 2004 kan presenteren.
Dit is ons derde jaarverslag. Het werd voorbereid in
overeenstemming met artikel 32, lid 1, van
het Besluit betreffende de oprichting van Eurojust dat vereist dat
de voorzitter „jaarlijks, namens
het College, schriftelijk verslag uitbrengt aan de Raad over de
activiteiten en het beheer, ook op
begrotingsgebied, van Eurojust.”
Het verheugt mij te rapporteren dat het aantal zaken die aan het
College werden voorgelegd in
2004 met meer dan 27% gestegen is ten opzichte van het aantal voor
2003, wat de opgaande
trend van de door ons behandelde zaken weerspiegelt. In 2003 steeg
het aantal aan Eurojust
voorgelegde zaken met 50% ten opzichte van 2002. In de loop van
2004 was er een aanzienlijke
en indrukwekkende toename van nagenoeg 40% van het aantal
multilaterale zaken die aan het
College werden voorgelegd, en ook de zwaarte van de zaken nam
toe.
Belangrijk is dat meer zaken in een vroeg stadium van
internationaal onderzoek ten behoeve
van rechtshulp aan Eurojust werden voorgelegd. Wanneer dat gebeurt,
kan Eurojust de inzet
van middelen beperken voor en een meerwaarde bieden aan degenen die
de internationale
misdaad bestrijden. We zijn verheugd over deze stijgingen en
verbeteringen, maar we zijn er
nog niet helemaal tevreden mee. We zijn ervan overtuigd dat er meer
zaken aan Eurojust kunnen
worden voorgelegd, aangezien het College niet de indruk heeft dat
de capaciteiten van Eurojust
voor de behandeling van zaken ten volle benut worden. Veel
belangrijke multilaterale zaken,
die behandeld worden door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten,
worden niet aan Eurojust
voorgelegd. Nochtans zou in vele van deze dossiers de bijdrage van
Eurojust zeer nuttig kunnen
zijn. Het overbrengen van de boodschap dat Eurojust in staat is om
een toegevoegde waarde te
leveren in de strijd tegen de georganiseerde grensoverschrijdende
misdaad, blijft een belangrijk
aspect van onze taak.
Ons jaarverslag voor 2003 drukte teleurstelling uit over het feit
dat de Nederlandse overheid
onze conferentieruimtes eind 2003 nog niet had voltooid, waardoor
wij ons potentieel niet
volledig konden benutten. De werkzaamheden aan de grote
conferentiezaal waren eind februari
2004 voltooid en een tweede speciale conferentieruimte werd in
december afgewerkt. We zijn
trots op deze voorzieningen die ons ongetwijfeld zullen helpen bij
het verwezenlijken van de ons
opgedragen doelstellingen.
We waren in staat om een aantal vruchtbare strategische
bijeenkomsten te houden over
belangrijke zaakgerelateerde aangelegenheden, waarbij nieuwe
criminaliteitsterreinen werden
betreden met betrekking tot opsporingsonderzoeken en vervolgingen
betreffende de zware
georganiseerde misdaad. De behandelde onderwerpen waren terrorisme,
mensenhandel,
gecontroleerde afleveringen en systematische observatie in
grensoverschrijdende zaken van
drugshandel, relaties met verbindingsmagistraten, en
BTW-carrouselfraude. We hebben het
succes van onze bijeenkomsten met experts inzake terrorisme kunnen
herhalen en zijn erin
geslaagd over heel Europa netwerken te vormen van speciale
opsporingsambtenaren en
officieren van justitie.
55
Naast deze strategische bijeenkomsten hebben wij op 25 en 26
oktober in Praag ons jaarlijks
seminar voor rechtsbeoefenaars gehouden dat praktische onderwerpen
behandelde met
betrekking tot het Europese aanhoudingsbevel. We hebben in totaal
ook 52 bijeenkomsten
gehouden om de samenwerking in individuele zaken te
vergemakkelijken en de actie in specifieke
gevallen te coördineren. Een meer gedetailleerde analyse van de
cijfers over de voorgelegde
zaken en de strategische bijeenkomsten is opgenomen in het
hoofdstuk over behandelde zaken,
verder in dit verslag.
Eurojust heeft verder relaties gelegd met een aantal organen.In
juni hebben de directeur van
Europol, Jürgen Storbeck, en ikzelf een overeenkomst tussen
Eurojust en Europol ondertekend
na goedkeuring hiervan door de Raad eerder dit jaar. Onze contacten
met Europol worden zo
nog verder versterkt. In november konden we tot ons genoegen samen
met Europolbijdragen
tot de oprichting van het eerste gemeenschappelijk onderzoeksteam
samengesteld uit
opsporingsambtenaren en officieren van justitie uit Nederland en
het Verenigd Koninkrijk die
samenwerken aan een zaak van drugshandel.
We hebben de besprekingen met Noorwegen afgerond teneinde onze
eerste formele overeenkomst
met een land van buiten de Europese Unie te sluiten. De
overeenkomst werd begin 2005
goedgekeurd door de Raad. De besprekingen met Roemenië bevinden
zich in een vergevorderd
stadium en we hopen dat onze tweede overeenkomst formeel zal worden
afgerond in de eerste
helft van 2005. Ons netwerk van contactpunten blijft groeien.
Verschillende landen in de westelijke
Balkan hebben contactpunten aangesteld en dat is ook gebeurd in
Oekraïne. De nationale leden
staan regelmatig in contact met ons Russisch contactpunt met
positieve resultaten na zijn
bezoek aan ons in maart 2004. Er hebben voorbereidende besprekingen
plaatsgevonden met het
Israëlische ministerie van justitie die, naar we hopen, ertoe
zullen leiden dat Israël begin 2005
een contactpunt zal aanwijzen.
Een van de belangrijkste successen van 2004 was dat leden van het
College, in samenwerking
met de functionaris voor de gegevensbescherming, een ontwerp hebben
opgesteld voor ons
reglement van orde inzake de verwerking en de bescherming van
persoonsgegevens, en dat het
College dat reglement van orde unaniem aanvaard heeft. Na
goedkeuring door het onafhankelijke
Gemeenschappelijk toezichtsorgaan voor gegevensbescherming van
Eurojust werd het reglement
in oktober aan de Raad voorgelegd en begin 2005 door deze
goedgekeurd.
Sommige lidstaten – en niet alleen de lidstaten die in mei 2004 tot
de Unie zijn toegetreden
– moeten nog steeds hun wetgeving aanpassen en hebben dus niet
binnen de gestelde termijn
het Besluit betreffende de oprichting van Eurojust geïmplementeerd.
Het is uiterst belangrijk dat
de nationale leden toegang krijgen tot alle informatie die zij
nodig hebben voor de uitvoering van
hun taken. Sommige nationale leden werden door hun nationale
bevoegde autoriteiten bijzonder
weinig zaken voorgelegd. Wij hebben de indruk dat dit vaak te
wijten was aan het feit dat de
wetgeving nog niet ingevoerd was op nationaal vlak.
Er bestaat behoefte aan duidelijkheid en zekerheid omtrent de
bevoegdheid van elk nationaal
lid. Deze bevoegdheid moet tevens ondubbelzinnig omschreven en
uitgelegd worden in de
66
nationale wetgeving van de lidstaten. Verschillende nationale leden
beschikken nog niet over
deze duidelijkheid en zekerheid, waardoor hun gezag om in eigen
land op te treden beperkt is.
Het College is bijzonder tevreden dat Eurojust een belangrijke rol
speelt in het Haagse Programma
dat werd overeengekomen tijdens de Europese Raad van november 2004
en dat voortbouwt op
de besluiten van de Raad in Tampere in 1999. We zijn verheugd dat
het programma van Den
Haag vaak verwijst naar Eurojust en zo bevestigt dat Eurojust een
belangrijke rol speelt op het
gebied van Europese justitie en binnenlandse zaken. Het programma
is ambitieus en we zullen
al het mogelijke doen om aan deze verwachtingen te
beantwoorden.
In de loop van 2004 namen we afscheid van drie nationale leden die
elk al sinds de oprichting
van een Voorlopig Eurojust op 1 maart 2001 deel uitmaakten van het
College. Met spijt namen
we afscheid van Olivier de Baynast, vice-voorzitter van het College
en nationaal lid voor
Frankrijk, die in september benoemd werd tot procureur-generaal van
Amiens. De nationale
leden voor Ierland en Finland, Michéal Mooney en Tuomas Oja,
verlieten ons ook in de zomer
om weer functies in eigen land te bekleden. We wensen Olivier,
Micheál en Tuomas veel succes
in hun nieuwe werkkring en we verwelkomen hun vervangers in het
College: François Falletti
(Frankrijk), Jarlath Spellman (Ierland) en Maarit Loimukoski
(Finland).
In mei bracht de uitbreiding van de Europese Unie grote
veranderingen mee voor alle
organisaties van de EU. Eurojust vormde daarop geen uitzondering.
Het verheugt ons dat ons
intensieve voorbereidende werk goede resultaten opleverde. Het
uitgebreide College is voor het
eerst samengekomen op dinsdag 4 mei. Alle tien de toetredingslanden
hadden nationale leden
benoemd en elk van de 25 lidstaten was vertegenwoordigd.
Belangrijker is dat negen van de
nieuwe leden er sindsdien in geslaagd zijn de bijeenkomsten
regelmatig bij te wonen. Alleen
Malta werd niet vaak vertegenwoordigd. We zijn ervan overtuigd dat
dit probleem in 2005 wordt
opgelost. Elke organisatie die met 66% in omvang toeneemt ziet zich
immers geconfronteerd met
wijzigingen. Zelfs voor een jonge organisatie als de onze waren
deze veranderingen stimulerend
en verfrissend. Ik ben er zeker van dat de gedrevenheid, de
betrokkenheid en enthousiasme van
onze nieuwe nationale leden ons goed van pas zullen komen tijdens
onze verdere ontwikkeling.
In het voorwoord tot het jaarverslag 2003 schreef ik dat er nog
veel werk moest gebeuren, en
dat is nog altijd zo. Maar er is al grote vooruitgang geboekt en we
hebben in de loop van 2004
belangrijke resultaten behaald. Wij menen dat we de basis hebben
gelegd om justitie en politie in
de lidstaten doelmatig te kunnen ondersteunen in de strijd tegen
ernstige grensoverschrijdende
criminaliteit.
Een van de belangrijkste resultaten bij de opbouw van onze
infrastructuur in de loop van het
jaar was dat we, na het E-POC I project, ons nieuw elektronisch
Beheerssysteem voor dossiers
(CMS) hebben geïnstalleerd dat nu in gebruik is. Dit systeem
voldoet aan het vereiste van
het Besluit betreffende de oprichting van Eurojust dat stipuleert
dat wij een geautomatiseerd
gegevensregister moeten opzetten. We zijn ook begonnen met de
installatie van een veilig
netwerk voor interne communicatie dat van cruciaal belang is. Via
ons E-POC II project zijn we
gestart met een haalbaarheidsstudie voor mogelijke oplossingen
waarmee onze nationale leden
77
veilig gegevens kunnen uitwisselen met de nationale bevoegde
instanties en andere partners.
De haalbaarheidsstudie met betrekking tot E-POC II moet afgerond
zijn in december 2005 en
zal een functionaliteit omvatten waardoor het Europees justitieel
netwerk zal kunnen beschikken
over een virtueel privé-netwerk (VPN).
In 2004 hebben we de vooruitgang geconsolideerd die we in de loop
van onze eerste twaalf
maanden in Den Haag hebben geboekt. De infrastructuur en het
personeel van Eurojust werden
uitgebreid om onze organisatie de mogelijkheid te bieden tot een
doelmatiger aanpak en om
werkzaamheden te ontplooien in de hele Europese Unie en daarbuiten.
Begin januari 2004
bestond Eurojust uit 15 nationale leden en hun assistenten, een
administratief directeur en 29
administratieve medewerkers. Eind december was de organisatie
uitgebreid tot 25 nationale
leden en hun assistenten, die ondersteuning krijgen van 63
administratieve medewerkers.
In het voorbije jaar werd een aantal benoemingen verricht om
functies in te vullen die in
het organisatieschema van Eurojust zijn vastgelegd. Het betrof hier
voornamelijk belangrijke
functies in de administratie van Eurojust: de hoofden van de
juridische dienst, de diensten
Personeelszaken, Begroting en financiën en Informatiemanagement
(IM).
Het eerste onafhankelijke onderzoek naar de werking en de
werkzaamheden van Eurojust vond
plaats in de eerste helft van 2004. De subcommissie F van het
Hogerhuis van het Verenigd
Koninkrijk, die verantwoordelijk is voor aangelegenheden met
betrekking tot de Europese justitie
en binnenlandse zaken, lichtte Eurojust uitvoerig door. In de
eerste maanden van het jaar
verzamelden leden van het onderzoeksteam bewijsmateriaal en toen ze
in mei onze kantoren
bezochten, namen ze formele bewijsstukken van het College mee. Met
genoegen delen we hierbij
mee dat ze in hun verslag concludeerden dat Eurojust uitstekend
gestart was.
Er valt nog veel te doen. We moeten ons profiel binnen de
uitgebreide EU verder opbouwen en het
vertrouwen van opsporingsambtenaren en officieren van justitie in
Eurojust winnen opdat zij ons
in de toekomst zonder aarzelen raadplegen en meer zaken aan
Eurojust gaan toevertrouwen.
Ik verzoek al diegenen die dit verslag ontvangen, om ervoor te
zorgen dat het wordt gelezen door
al wie in hun rechtsgebied belang stelt in de strijd tegen de
grensoverschrijdende misdaad.
MICHAEL G. KENNEDY
8
1 S T R U C T U U R E N O N T W I K K E L I N G V A N E U R O J U S
T
8
Eurojust is samengesteld uit 25 nationale leden, te weten één door
elke lidstaat in
overeenstemming met zijn rechtsstelsel gedetacheerd nationaal lid
dat de hoedanigheid heeft
van officier van justitie, rechter of politieambtenaar met
gelijkwaardige bevoegdheden.
Verscheidene lidstaten hebben assistenten benoemd om hun nationale
leden bij te staan. Twaalf
assistenten zijn, samen met hun nationaal lid, gestationeerd in Den
Haag, terwijl andere lidstaten
assistenten hebben aangewezen die in hun eigen land verblijven.
Laatstgenoemden komen naar
Den Haag om, indien nodig, hun nationale leden te vertegenwoordigen
of hun werkzaamheden
waar te nemen. De werkbelasting van sommige nationale leden en hun
assistenten is dermate
toegenomen dat verscheidene onder hen om een extra assistent hebben
verzocht.
Nieuwe werkstructuur voor Eurojust vanwege de uitbreiding van de
EU
In 2002 hebben wij vier commissies opgericht om ervoor te zorgen
dat de brede waaier van
door de nationale leden te behandelen aangelegenheden binnen het
College verdeeld kan
worden en op deze wijze in kleine groepen efficiënter kan worden
behandeld. De commissies
Zaken in behandeling, Beleid/Strategie, Communicatie en Evaluatie
hebben hun werk in 2004
voortgezet.
De voorbije twee jaar heeft deze structuur met vier commissies ons
goede diensten bewezen
en belangrijke resultaten opgeleverd. Dit geldt vooral voor 2004
toen de commissie Zaken in
behandeling de verantwoordelijkheid op zich nam voor een groter
aantal vergaderingen over
zaakgerelateerde aangelegenheden en seminars over uiteenlopende
vormen van georganiseerde
misdaad. Verderop in dit verslag wordt daar dieper op ingegaan. De
commissie Beleid/Strategie
was eveneens verantwoordelijk voor een aantal belangrijke
ontwikkelingen in de loop van het
jaar. Al deze ontwikkelingen waren belangrijk voor ons maar de
grootste, en daarom ook de
meest dankbare uitdaging was de voorbereiding en unanieme
goedkeuring van ons reglement
van orde inzake de verwerking en bescherming van persoonsgegevens.
Andere belangrijke
werkzaamheden waren de afronding van de overeenkomsten met Europol
en Noorwegen, en
het werk ter verbetering van onze betrekkingen met het OLAF. De
commissies Communicatie en
Evaluatie waren minder actief om een aantal uiteenlopende redenen,
waaronder de benoeming
van een permanent personeelslid tot persvoorlichter in 2003 en de
veranderende opzet van de
organisatie achter het College.
De uitbreiding van de Unie en de groei van ons administratief
personeel hadden een belangrijke
invloed. In deze gewijzigde omgeving moesten we meer doelmatige en
efficiënte manieren
van werken zoeken. Het werd duidelijk dat het uitgebreide College
van 25 nationale leden
niet optimaal gediend was met vier commissies. Het was belangrijk
om de capaciteiten en
9
vaardigheden van zowel de nieuwe als de meer ervaren leden te
benutten en met elkaar te
combineren zodat alle nationale leden en hun assistenten konden
bijdragen tot het functioneren,
de operationele activiteiten en het beheer van Eurojust.
Tijdens onze bijeenkomst voor het opstellen van een bedrijfsplan in
oktober besloten we
over te gaan tot een soepeler en praktischer regeling. We kwamen
overeen om de eerste
verantwoordelijkheid voor ons werk beter te verdelen door 21 teams
te vormen, elk met leden
die afkomstig zijn uit de groep van alle nationale leden en
assistenten die permanent in Den
Haag zijn gestationeerd. De meeste teams specialiseren zich in
bepaalde vormen van misdaad,
terwijl sommige teams administratieve en strategische
verantwoordelijkheden op zich nemen.
Elk team bestaat uit verschillende nationale leden en hun
assistenten, waarvan er één optreedt
als voorzitter. Deze werkwijze biedt ons de mogelijkheid om gebruik
te maken van de individuele
ervaring en deskundigheid van de nationale leden en hun assistenten
en om ondersteuning
te krijgen van het administratieve personeel van Eurojust. De teams
kunnen eerste reacties
afhandelen, over bewijs en probleemstellingen evalueren,
aanbevelingen doen en briefings
voor bijeenkomsten van het College voorbereiden. De teamleden
kunnen het College ook
vertegenwoordigen bij fora die de onderwerpen behandelen waarvoor
zij de voornaamste
verantwoordelijkheid dragen.
Zo kan het College complexe onderwerpen beter behandelen en de
logge procedure vermijden
waarbij alle zaken aan de 25 nationale leden worden voorgelegd, die
ze dan dienen te bespreken
en vervolgens moeten besluiten tot een specifieke aanpak. Deze
strategie is van cruciaal belang
voor de behandeling van de steeds breder wordende waaier van
onderwerpen, zowel voor wat
betreft de behandeling van zaken alsook voor wat betreft de
strategische aangelegenheden en
de wetsontwerpen die ter overweging aan het College werden
voorgelegd door lidstaten en EU-
partners maar vooral door organisaties en organen van de EU. De
namen van de teams en hun
leden vindt u in de bijlagen bij dit verslag.
Gegevensbescherming, het E-POC project en het Beheerssysteem voor
dossiers
(CMS) van Eurojust
In het jaarverslag voor 2003 vermeldden we dat Eurojust gestart was
met de uitwerking van
een nieuw computerondersteund archiveringssysteem voor de in
behandeling genomen dossiers.
Aangezien de in behandeling genomen zaken de hoofdactiviteit vormen
van Eurojust, kreeg dit
project hoge prioriteit. Het systeem heeft ten doel een overzicht
te geven van de aard en de
omvang van de grensoverschrijdende misdaden en onderzoeken die aan
Eurojust voorgelegd
10
worden en deze en andere zaakgerelateerde informatie op te slaan in
een gemakkelijk
toegankelijke database. Dit werk werd in 2004 voortgezet.
Ook in de loop van 2004 bleef Eurojust ook betrokken bij een
project van de EU dat bekendstaat
als E-POC (European Pool against Organised Crime), dat financiële
middelen ontvangt van Grotius
II, het stimulerings- en uitwisselingsprogramma voor de beoefenaars
van juridische beroepen.
Het project wordt geleid door Italië en ondersteund door de
Ministeries van Justitie van Frankrijk,
Slovenië en Roemenië. De hoofddoelstellingen zijn de uitvoering van
een haalbaarheidsstudie
om een softwaresysteem te ontwerpen dat moet instaan voor de
ondersteuning van de door
Eurojust uitgevoerde taken in verband met gegevensuitwisseling en
de implementatie daarvan.
In de loop van de ontwikkeling van het project in 2004 bleek dat
het mogelijk zou zijn om,
uitgaande van het E-POC project, een prototype van een
beheerssysteem voor dossiers te
ontwikkelen dat voldoet aan de eisen die Eurojust aan haar
dossier-archiveringssysteem had
gesteld. Ten gevolge daarvan werd er een akkoord bereikt met het
Italiaanse Ministerie van
Justitie om het prototype verder te ontwikkelen en de eerste versie
te vervaardigen van het
Beheerssysteem voor dossiers (Case Management System, CMS) van
Eurojust. Tegelijkertijd
slaagde Eurojust erin een methode voor gegevensbescherming – ook
voor de te behandelen zaken
– binnen Eurojust te ontwerpen en kreeg het van het
Gemeenschappelijk toezichtsorgaan zowel
goedkeuring voor de methode voor gegevensbescherming als voor het
nieuwe Beheerssysteem
voor dossiers.
Deze werkzaamheden werden in september 2004 ondernomen en afgerond.
Na opleiding van
de nationale leden, assistenten en betrokken personeelsleden werd
het systeem op 15 oktober
2004 operationeel. Driehonderdzeventig dossiers werden vóór de
startdatum in het systeem
geregistreerd en 150 dossiers werden er na die datum door de
gebruikers op geplaatst.
Intussen is het werk aan het E-POC II project begonnen, met
Eurojust als formele partner. Dit
project zal de functionele capaciteit van het CMS van Eurojust
verder verbeteren, vooral in
verband met de communicatie en de invoering van de regels voor
gegevensbescherming van
Eurojust.
1111
12
2 J U R I D I S C H K A D E R E N P A R T N E R S
12
Eurojust wordt beschouwd als een belangrijk onderdeel van de
infrastructuur van de Europese
Unie op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.
Het verheugt ons dat dit
standpunt wordt weerspiegeld in belangrijke initiatieven zoals het
Haagse Programma. De
totstandbrenging van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid
en rechtvaardigheid verplicht
de lidstaten ertoe om de besluiten en overeenkomsten die worden
bereikt tijdens bijeenkomsten
van ministers van Justitie en Binnenlandse zaken van de EU te
implementeren in hun nationale
wetgeving. Een evaluatie van de huidige stand van zaken ten aanzien
van de implementatie
in de lidstaten wijst uit dat er al veel resultaten zijn behaald
maar ook dat enkele belangrijke
instrumenten nog niet volledig ingevoerd zijn in alle lidstaten.
Hierna zetten we uiteen hoe de
stand is met betrekking tot de implementatie van enkele belangrijke
instrumenten.
Tenuitvoerlegging van het Besluit betreffende de oprichting van
Eurojust
Vorig jaar meldden we dat verschillende lidstaten nog geen
wettelijke voorzieningen hadden
getroffen om het Besluit betreffende de oprichting van Eurojust in
hun landen te implementeren.
Helaas moeten wij hier melden dat dit nog altijd geldt voor
Griekenland en Spanje. Luxemburg en
Italië hebben het besluit in februari 2005 ingevoerd. Van de
lidstaten die op 1 mei 2004 toegetreden
zijn tot de EU en die hun wetgeving moesten aanpassen om het
besluit te implementeren, heeft
alleen Cyprus de nodige wettelijke wijzigingen nog niet ingevoerd.
Wanneer de wetgeving niet
regelmatig wordt aangepast, betekent dit dat de bevoegde
binnenlandse instanties niet beschikken
over een formele wettelijke basis op grond waarvan zij zaken voor
bijstand kunnen voorleggen
aan hun nationaal lid van Eurojust en, ten tweede, dat het
nationaal lid van Eurojust niet in staat
wordt gesteld te handelen op de wijze die beoogd werd toen Eurojust
in het leven werd geroepen.
Als zelfs één nationaal lid niet in staat is gesteld te handelen
zoals werd beoogd in het besluit,
vormt dit een probleem, niet alleen voor dat ene nationaal lid,
maar ook voor de hele groep wier
werk met die persoon aan beperkingen onderhevig zal zijn en op een
lager niveau uitgevoerd zal
worden dan door het besluit werd voorzien. Elke keten is maar zo
sterk als zijn zwakste schakel.
Implementatie van belangrijke instrumenten voor JBZ
Het Europees aanhoudingsbevel (EAB) werd in de loop van 2004 in 24
van de 25 lidstaten
ingevoerd. Dat is een indrukwekkende prestatie. Het EAB was nog
niet in alle lidstaten
operationeel, maar alleen Italië had tegen het einde van het jaar
dit nieuwe instrument nog
niet geïmplementeerd. In oktober organiseerde Eurojust een seminar
in Praag ten behoeve
van medewerkers van justitie en politie die in de praktijk te maken
krijgen met het EAB.
Afgevaardigden op het seminar identificeerden een aantal knelpunten
en problemen in verband
met de praktische uitvoering van het EAB. Deze worden vermeld in
bijlage II van dit verslag.
Helaas moeten we in dit verslag herhalen wat we in de jaarverslagen
over 2002 en 2003
reeds gemeld hebben, namelijk dat een groot aantal landen de
Overeenkomst betreffende de
13
wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de
Europese Unie van 2000 en
het protocol daarbij nog niet heeft bekrachtigd. Op het ogenblik
dat wij dit rapport opstellen
hebben alleen Denemarken, Estland, Finland, Hongarije, Letland,
Litouwen, Portugal, Spanje
en Nederland deze overeenkomst bekrachtigd. Einde 2004 hadden
alleen Spanje, Nederland,
Letland en Litouwen het protocol geratificeerd. Het uitblijven van
ratificatie is een voortdurende
teleurstelling en ondergraaft de doeltreffende wederzijdse
rechtshulp en internationale
samenwerking in de EU in de strijd tegen zware grensoverschrijdende
criminaliteit.
Het kaderbesluit over de Gemeenschappelijke onderzoeksteams werd
eind 2004 uitgevoerd door
alle lidstaten behalve Griekenland, Italië, Letland en Luxemburg.
De door de Raad bepaalde
uiterste datum voor de implementatie was 1 januari 2003 voor de 15
lidstaten en juni 2004 voor
de tien toetredingslanden.
Tegen einde 2004 was het besluit van 19 december 2002 om speciale
maatregelen in te stellen
voor de samenwerking van politionele en gerechtelijke autoriteiten
in de strijd tegen het terrorisme
volledig in alle lidstaten ingevoerd. Het kaderbesluit van 13 juni
2002 inzake terrorismebestrijding
was echter nog niet geïmplementeerd in Cyprus, Ierland, Letland,
Litouwen en Malta.
Het kaderbesluit van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de
identificatie, opsporing,
bevriezing, inbeslagneming en verbeurdverklaring van hulpmiddelen
en van de opbrengsten
van misdrijven diende uiterlijk op 31 december 2002 (juni 2004 voor
de toetredingslanden)
ingevoerd te worden. Einde 2004 hadden Griekenland, Luxemburg,
Malta en Zweden dit besluit
nog niet volledig geïmplementeerd.
Europees Justitieel Netwerk (EJN)
De uitstekende samenwerking tussen Eurojust en het EJN werd in 2004
voortgezet. De secretaris
van het EJN vergadert regelmatig samen met het College, en
verscheidene plaatsvervangers en
assistenten van nationale leden van Eurojust zijn contactpunten
voor het EJN. De contactpunten van
het EJN bieden aanvullend praktisch inzicht dat van cruciaal belang
is en dragen bij tot de ervaring
van Eurojust, vooral wanneer er zich kwesties en problemen voordoen
die formele aanbevelingen
ter verbetering van de wederzijdse rechtshulp kunnen opleveren. In
de loop van 2004 werden de
succesvolle bijeenkomsten van het Ierse en het Nederlandse
voorzitterschap van de EU bijgewoond
door verscheidene nationale leden van Eurojust als spreker of
deelnemer aan workshops.
De bijeenkomst tijdens het Nederlandse voorzitterschap van het EJN
vond plaats in Den Haag
en Eurojust was verheugd dat het als gastheer kon optreden voor een
gedeelte van deze
bijeenkomst. Dit bood tal van contactpunten van het EJN een eerste
gelegenheid om een bezoek
te brengen aan Eurojust, kennis te maken met hun nationale leden en
de indrukwekkende
conferentiemogelijkheden en vergaderzalen te bezichtigen die in de
loop van het jaar voltooid
werden.
13
14
Het secretariaat van het EJN is geïntegreerd in de administratie
van Eurojust en werkt er nauw
mee samen. Er werden verdere structuren en procedures ontwikkeld
die zorgen voor de naleving
van de bepalingen van het Besluit betreffende de oprichting van
Eurojust en die het EJN de
mogelijkheid geven om financiële middelen te ontvangen uit de
begroting van Eurojust teneinde
doeltreffend te kunnen functioneren.
De verbetering van informatie-instrumenten was een van de
belangrijkste resultaten van de
werkzaamheden van het secretariaat van het EJN in 2004. De
Atlas-website werd volledig
herzien om deze gebruiksvriendelijker te maken en informatie van de
tien nieuwe lidstaten op
te nemen. Na definitieve goedkeuring gaat deze herziene website
begin 2005 „het net op”. De
website zal nieuwe eigenschappen en nieuwe instrumenten bevatten,
waaronder een online
informatiesysteem over het EAB en een instrument, „Compendium”
genoemd, dat de gebruiker
helpt bij het opstellen van rechtshulpverzoeken.
De langverwachte actualisering van een ander informatie-instrument
van het EJN, de „Fiches
Belges”, werd aangevat in 2004 en het actieplan voor de uitbreiding
van de „Judicial Atlas” van
de EU met de nieuwe lidstaten werd grotendeels voltooid.
Alle andere noodzakelijke stappen om de nieuwe lidstaten in het
informatiesysteem van het
EJN te integreren werden tijdig uitgevoerd. Er werden nationale
correspondenten uit de nieuwe
lidstaten aangesteld voor de informatie-instrumenten van het EJN en
deze nemen deel aan de
projecten van het EJN in verband met de ontwikkeling, verbetering
en actualisering van de
informatie-instrumenten.
Europol
hebben zich in 2004 sterk ontwikkeld. De
langdurige onderhandelingen die hebben geleid
tot de overeenkomst tussen Europol en Eurojust
werden afgerond en de overeenkomst werd in
de lente van 2004 goedgekeurd door de Raad.
Op 9 juni 2004 werd de overeenkomst formeel
ondertekend door de voorzitter van het College
en de directeur van Europol. De band tussen de
twee organisaties is in de loop van het voorbije
jaar steeds sterker geworden.
Het eerste verzoek van Eurojust aan Europol om een Analytic Work
File te openen werd in 2003
ingediend en in 2004 werd aan dit verzoek gevolg gegeven. Hieruit
blijkt duidelijk dat beide
organisaties bereid zijn om nauwer samen te werken op praktisch
niveau.
14
15
Eurojust heeft altijd gezegd dat deze overeenkomst een eerste stap
zou zijn in de ontwikkeling
van een veel intensievere samenwerking in de toekomst. Regelmatige
bijeenkomsten en een
gezamenlijke aanpak van de bestrijding van de georganiseerde
misdaad kwamen in het afgelopen
jaar meer aan de orde in onze gezamenlijke werkzaamheden. Tal van
nationale leden hebben van
de geografische nabijheid van Europol gebruik gemaakt om samen met
de vertegenwoordigers
van hun nationale rechtshandhavingsautoriteiten bij Europol een
gezamenlijke aanpak uit te
werken voor bepaalde kwesties. Sommigen onder hen werken samen aan
de voorbereiding
van folders waarin hun werk wordt bekendgemaakt. Anderen hebben een
gezamenlijke aanpak
ontwikkeld voor informatie-uitwisseling en terugkoppeling met de
bevoegde autoriteiten in
de lidstaten en weer anderen bekijken gemeenschappelijke
marketingmogelijkheden. De
Britse vertegenwoordiging bij Eurojust heeft een Memorandum of
Understanding ondertekend
met de Britse desk bij Europol. De doelstelling daarvan is, dubbel
werk te voorkomen, de
informatieverzameling te verbeteren en duidelijkheid te bieden in
de relatie, niet alleen ten
behoeve van de mensen die in Den Haag werken, maar ook voor een
beter begrip van diegenen
die in eigen land werkzaam zijn op het gebied van opsporing,
vervolging en berechting.
Vanwege de verschillen in structuur van hun wettelijke stelsels van
bevoegdheden en
van onafhankelijkheid van politie en justitie, worden sommige
nationale leden nog altijd
geconfronteerd met beperkingen bij het opbouwen van nauwe relaties
met hun partners bij
Europol. We zijn er vast van overtuigd dat een nauwere samenwerking
tussen beide organisaties
op alle niveaus de beste kans op succes biedt in de bestrijding van
de grensoverschrijdende
misdaad in Europa. Zulke samenwerking biedt ook het beste rendement
op de investeringen die
de lidstaten van de EU hebben gedaan in Europol en Eurojust. De
burgers van de EU moeten
kunnen verwachten dat de ervaring en capaciteiten van zowel Europol
als Eurojust samen
worden aangewend om met succes een ruimte van vrijheid, veiligheid
en rechtvaardigheid tot
stand te brengen.
Nu de contacten tussen Eurojust en Europol sterker worden en er
meer informatie wordt
uitgewisseld, is ook gebleken dat sommige lidstaten Europol weinig
of weinig waardevolle
informatie verschaffen. Dat is teleurstellend en het zal niet
alleen de effectiviteit van Europol
ondermijnen, maar uiteindelijk ook de mogelijkheden tot
samenwerking van Eurojust en Europol
in hun strijd tegen de grensoverschrijdende zware misdaad.
Gemeenschappelijke onderzoeksteams (Joint Investigation
Teams)
Het JIT-concept werd geformuleerd in de Overeenkomst betreffende
wederzijdse rechtshulp
in de EU van 2000. De lidstaten maakten echter geen haast met de
implementatie van
deze overeenkomst. De JIT-bepalingen werden uit de overeenkomst
gelicht en vormden
een apart kaderbesluit met als doel de bevoegde instanties sneller
in staat te stellen om
een gemeenschappelijk onderzoeksteam op te richten. Het
kaderbesluit werd al in 2002
overeengekomen, maar jammer genoeg werd het eerste
gemeenschappelijk onderzoeksteam
15
16
pas gevormd in november 2004 toen Nederland en het Verenigd
Koninkrijk de handen in
elkaar sloegen om een crimineel netwerk voor drugshandel aan te
pakken. Eurojust en Europol
zijn ook betrokken bij dat initiatief. Samen met Europol blijven we
dit gemeenschappelijk
onderzoeksteam ondersteunen. We zullen de opgedane ervaring
gebruiken voor het doorgeven
van best practices en andere lessen die we leren naarmate dit
nieuwe concept zich verder
ontwikkelt en operationeel wordt. Het is van cruciaal belang dat
anderen die zulke projecten
starten zo goed mogelijke raad en steun krijgen.
De mogelijke voordelen van gemeenschappelijke onderzoeksteams zijn
goed bekend; ze
bieden aan opsporingsambtenaren en officieren van justitie uit de
lidstaten een structuur voor
samenwerking en een wettelijk kader voor het vergaren van
bewijsmateriaal.
Er is een aantal problemen die de vorming van volgende
gemeenschappelijke onderzoeks-
teams belemmert. Deze hebben vaak te maken met een gebrek aan
wetgeving in de landen
die een gemeenschappelijk onderzoeksteam willen oprichten en
brengen zo een probleem aan
het licht waar wij al vaak de aandacht op hebben gevestigd,
namelijk dat de verplichtingen
die worden aangegaan bij het sluiten van overeenkomsten betreffende
wettelijke initiatieven
van de EU bekrachtigd moeten worden en dat die wetgeving op
nationaal vlak moet worden
ingevoerd. Maar er zijn nog meer lastige problemen. Deze kunnen
verband houden met
de complexiteit van de overeenkomst die moet worden afgerond of met
de kosten die
verbonden zijn aan de oprichting van een gemeenschappelijk
onderzoeksteam. Eurojust kan
in deze praktisch advies verstrekken, de best practices verspreiden
en snel vergaderingen
beleggen om problemen op te lossen. Eurojust kan ook een beroep
doen op de mogelijkheid
om te werken met en gebruik te maken van de analytische gegevens
van Europol. De
betrokkenheid van Eurojust bij de oprichting van gemeenschappelijke
onderzoeksteams
zal ons in staat stellen om criteria voor de vorming van zulke
teams te ontwikkelenen een
pakket of handleiding op te stellen voor diegenen die voor het
eerst een gemeenschappelijk
onderzoeksteam oprichten.
Sommige landen hebben nauw samengewerkt aan zaken of
aangelegenheden van wederzijds
belang in omstandigheden die gelijken op die van een
gemeenschappelijk onderzoeksteam,
zonder dat een formele overeenkomst volgens het kaderbesluit door
hen nodig werd geacht.
De al lang bestaande regelingen tussen Frankrijk en Spanje voor hun
aanpak van het ETA-
terrorisme zijn hiervan een goed voorbeeld.
Voor de oprichting van gemeenschappelijke onderzoeksteams is het
van het grootste belang
dat de lidstaten wettelijke voorzieningen treffen en er op die
manier zorg voor dragen dat
hun bevoegde instanties beschikken over een wettelijke basis om
gemeenschappelijke
onderzoeksteams te vormen. We hopen dat de komende jaren en de
ervaring opgedaan door
de mensen die de eerste gemeenschappelijke onderzoeksteams hebben
gevormd nuttig zullen
zijn. We zijn ervan overtuigd dat Eurojust en Europol kunnen helpen
bij de totstandkoming
16
17
van een omgeving waarin gemeenschappelijke onderzoeksteams worden
erkend als een
effectieve methode om georganiseerde criminele netwerken aan te
pakken die actief zijn binnen
verschillende jurisdicties van de Europese Unie.
Betrekkingen met OLAF (Europees bureau voor
fraudebestrijding)
Op 14 april 2003 ondertekenden Eurojust en OLAF een Memorandum of
Understanding (MoU)
met het oog op een beter geïntegreerde aanpak van de verschillende,
maar soms elkaar
overlappende verantwoordelijkheden van beide organisaties bij de
aanpak van fraude met
begrotingsmiddelen in de EU. Jammer genoeg bleek de ondertekening
van het MoU weinig
vooruitgang met zich mee te brengen. Daarom kwamen het College en
de directeur van OLAF
in oktober 2003 bijeen en besloten om een werkgroep op te richten.
De werkgroep, bestaande
uit twee leden van het College en twee leden van de eenheid
Magistraten van OLAF, stelden
praktische richtsnoeren op voor een duidelijke en consequente
tenuitvoerlegging van het MoU.
met name ten aanzien van de volgende aangelegenheden:
• Benoeming van contactpunten (nationaal lid van
Eurojust/magistraat van OLAF) voor beide
organisaties
• Bevordering van een betere kennis van beide organisaties door
middel van opleiding en
kennismakingsuitwisselingen of door afspraken omtrent het
„schaduwen” van individuele
nationale leden/magistraten
• Selectie van zaakgerelateerde informatie die onderling wordt
doorgegeven en behandeling
daarvan, in overeenstemming met de regels voor gegevensbescherming
van OLAF en van
Eurojust.
Deze richtsnoeren werden in mei 2004 door het College van Eurojust
goedgekeurd en daarna
aan OLAF voorgelegd ter verdere goedkeuring. Het spijt ons dat dit
initiatief niet tot meer vooruit-
gang heeft geleid.
Er heeft echter enige samenwerking plaatsgevonden en een
vertegenwoordiger van OLAF heeft
in december 2004 het woord gevoerd op een strategische bijeenkomst
van Eurojust over fraude.
We hopen dat er in 2005 andere praktische stappen zullen
volgen.
Onze relatie met OLAF blijft een van de weinige teleurstellende
punten in de prestaties van
Eurojust voor 2004. We hebben een beetje vooruitgang geboekt maar
we zijn niet gekomen tot
de gewenste nauwe werkrelatie met een organisatie die een van onze
nauwe medewerkers zou
moeten zijn. In 2005 werd er, binnen de nieuwe teamstructuur die
bij Eurojust werd ingevoerd,
een bijzonder team gevormd dat zich speciaal richt op samenwerking
met OLAF. We hopen dat
dit team zal bijdragen tot het bereiken van een betere
samenwerking. We hebben de indruk dat
17
18
beide kanten harder moeten werken om een meer praktisch gerichte
gezamenlijke aanpak te
ontwikkelen voor de strijd tegen fraude m.b.t. Uniegelden.
Verbindingsmagistraten
Een aantal lidstaten heeft verbindingsmagistraten benoemd die op
bilaterale basis in andere EU-
landen werken om de wederzijdse rechtshulp een betere ondersteuning
te geven. De meesten
daarvan verrichten werkzaamheden op het gebied van wederzijdse
rechtshulp in strafzaken,
maar anderen verstrekken ook hulp bij civiele zaken.
In juni 2004 organiseerde Eurojust een bijeenkomst van alle
verbindingsmagistraten van de EU.
Dit was een geslaagd evenement dat de relaties tussen de
verbindingsmagistraten onderling en
tussen de verbindingsmagistraten en Eurojust verbeterde. De
mogelijkheid bestaat dat sommige
werkzaamheden elkaar overlappen en dat sommige inspanningen dubbel
worden geleverd. Alle
aanwezigen waren het erover eens dat dit vermeden moet worden. De
bijeenkomst bood de
gelegenheid om uit de eerste hand kennis te maken met een aantal
praktische problemen
waarmee medewerkers van justitie en politie zich in de praktijk
geconfronteerd zien en om de
betrekkingen te verstevigen met nationale leden van Eurojust die
niet vertrouwd waren met
verbindingsmagistraten uit andere landen die in hun land werkzaam
waren. De aanwezigen
vroegen Eurojust om jaarlijks zo’n bijeenkomst te
organiseren.
Europees coördinator terreurbestrijding
In 2004 benoemde de Europese Raad de heer Gijs de Vries tot
coördinator terreurbestrijding
van de Europese Unie. Het besluit om deze nieuwe functie in het
leven te roepen verheugde ons
zeer. Het terrorisme vormt een enorme uitdaging voor de lidstaten,
die alle een hoge prioriteit
gegeven hebben aan de bestrijding ervan. De benoeming van een
gesprekspartner op Unie
niveau voor de verschillende bevoegde instanties die zich in de
lidstaten en in de Europese
instellingen met het terrorisme bezighouden is een belangrijke
stap. Aangezien deze coördinator
ook dient op te treden als de officiële verbindingspersoon van de
EU op hoog niveau met derde
landen, en hij rechtstreeks aan de Raad verantwoording verschuldigd
is, zal dit ongetwijfeld een
betere coördinatie van de overeenkomstige inspanningen met zich
meebrengen.
Niet lang na zijn benoeming bracht de heer de Vries een bezoek aan
Eurojust. Hij bezocht ons
opnieuw in juni en hield op onze strategische bijeenkomst een
toespraak over het terrorisme.
Hij had toen ook de gelegenheid te baat om kennis te maken met de
voor de terreurbestrijding
verantwoordelijke opsporingsambtenaren en officieren van justitie
uit de hele EU en met hen
een aantal onderwerpen te bespreken. We zullen al het mogelijke
doen om de heer de Vries te
steunen bij zijn belangrijke taak.
18
19
De International Association of Prosecutors (IAP) heeft een
uitmuntende reputatie verworven
inzake het opstellen, handhaven en verspreiden van de hoogste
normen voor vakkundigheid in
het werk van officieren van justitie. Sommige leden van het College
bekleedden vroeger functies
bij de IAP. Eurojust was zeer verheugd dat het in 2004 werd
aanvaard als institutioneel lid van de
IAP. Tijdens de algemene jaarvergadering van de IAP in september
2004 was Eurojust vereerd
toen de voorzitter van het College genomineerd en verkozen werd tot
lid van het uitvoerend
comité van de IAP. Michael Kennedy wordt zo een collega van
François Falletti, het onlangs
benoemde nationaal lid voor Frankrijk, die al verschillende jaren
zitting heeft in het uitvoerend
comité van de IAP.
De Europese Grondwet
Eurojust verwelkomt het akkoord inzake de nieuwe Grondwet voor de
Europese Unie in 2004.
We waren meer in het bijzonder verheugd over het feit dat Eurojust
in het hoofdstuk van de
Grondwet dat over justitie en binnenlandse zaken handelt een
prominente rol krijgt toebedeeld
en beschouwd wordt als een belangrijke partner bij de
totstandbrenging en handhaving van de
Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.
De Grondwet creëert een aantal mogelijkheden voor de toekomstige
ontwikkeling van Eurojust,
waaronder de mogelijkheid om Eurojust de verantwoordelijkheid te
geven voor het instellen van
onderzoeken en vervolgingen en voor het oplossen van
jurisdictiegeschillen. We zijn verheugd
over het vertrouwen dat de opstellers van de Grondwet in Eurojust
stellen en zien, mocht het
zover komen in de toekomst, de benoeming van een Europese Officier
van Justitie uit de rangen
van Eurojust tegemoet.
Commentaar bij zaaksgebonden statistieken
In ons jaarverslag voor 2003 spraken we de hoop uit dat we dankzij
ons Beheerssysteem voor
dossiers diepgaande statistische evaluaties zouden kunnen maken ten
aanzien van de zaken die
in 2004 door het College behandeld werden. Aangezien we het systeem
pas half oktober 2004
konden gaan gebruiken, moesten we deze ambitie echter bijstellen.
Niettemin hopen we dat
de volgende opmerkingen de doeltreffendheid van de werkzaamheden
van Eurojust in de strijd
tegen zware grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit
kunnen illustreren.
In 2004 behandelde Eurojust 381 zaken. Dit is een stijging van 27%
ten opzichte van het in
2003 behandelde aantal (zie figuur 1). Deze toename is gedeeltelijk
toe te schrijven aan de
uitbreiding van de Europese Unie maar weerspiegelt ook de betere
samenwerking met nationale
instanties, waarvan er nu vele zich eerder tot Eurojust richten en
meer vertrouwen stellen
in onze mogelijkheden om zinvolle samenwerking en coördinatie van
grensoverschrijdende
onderzoeken en vervolgingen te verzekeren.
Deze 381 gevallen mogen niet worden beschouwd als de enige vorm van
betrokkenheid van de
nationale leden en hun assistenten bij justitiële samenwerking in
de Europese Unie. Dit aantal
betreft uitsluitend de zaken die bij Eurojust geregistreerd werden.
De nationale leden kregen tal
van minder belangrijke kwesties en vragen te behandelen die hun
door opsporingsambtenaren
en officieren van justitie uit hun eigen land werden voorgelegd.
Het gaat hier over het gehele
jaar gezien wellicht om een paar honderd zaken die snel werden
opgelost en niet werden
geregistreerd. Er zijn aanzienlijke verschillen wat betreft het
aantal zaken dat door de lidstaten
werd voorgelegd en wat betreft de cijfers met betrekking tot de
landen om wiens hulp werd
verzocht (zie figuren 2 en 3). Het valt te verwachten dat de
lidstaten met de grootste bevolking
ook de meeste zaken voorleggen, en het is dan niet vreemd dat
Duitsland, Italië, het Verenigd
Koninkrijk en Frankrijk tal van zaken hebben voorgelegd. Maar de
bevolkingsgrootte is slechts
één factor die van invloed is op het aantal zaken dat naar Eurojust
wordt gestuurd. De wijze
waarop het Besluit betreffende de oprichting van Eurojust in de
lidstaten werd ingevoerd kan
ook een belangrijke rol spelen. Zo hebben bijvoorbeeld Portugal en
Zweden, twee landen die het
besluit in hun nationale wetgeving hebben geïmplementeerd, een
groot aantal zaken voorgelegd
in verhouding tot hun relatief kleine bevolking. De landen aan wie
hulp wordt gevraagd zijn
minder beïnvloed door hun bevolkingsgrootte. Spanje was het land
dat het meest om bijstand
werd verzocht. Enkele lidstaten, zoals Nederland, dienden relatief
weinig verzoeken om bijstand
in en kregen toch vaak van andere lidstaten de vraag om hulp te
verstrekken.
De 10 nationale leden van de nieuwe lidstaten bevinden zich in een
soortgelijke positie als die
van de eerste 15 nationale leden toen Eurojust in 2001 als een
voorlopige eenheid met zijn
activiteiten van start ging. Het Besluit betreffende de oprichting
van Eurojust is nog niet in alle
nieuwe lidstaten ingevoerd. Deze situatie verklaart waarom slechts
zes van de nieuwe lidstaten
Eurojust om bijstand in afzonderlijke zaken verzocht hebben. De
nieuwe nationale leden zijn
22
3 B E H A N D E L D E Z A K E N
23
momenteel echter bezig om de kennis van Eurojust in hun land te
verbeteren en op die manier
het voorleggen van zaken aan het College te bevorderen.
We menen dat twee feiten de verbeterde samenwerking met de
nationale instanties illustreren
en het toenemende vertrouwen tussen Eurojust en de nationale
overheden duidelijk aangeven.
Ten eerste is het aantal gevallen van terrorisme nagenoeg
verdubbeld; en ten tweede is het
aantal multilaterale gevallen waarbij meer dan drie landen
betrokken zijn meer dan verdubbeld
(zie figuur 4). Deze twee trends kunnen ook geïllustreerd worden
aan de hand van gegevens
met betrekking tot coördinatiebijeenkomsten (zie figuur 5).
Ons jaarverslag voor 2003 besprak de activiteiten van Eurojust en
vermeldde in het bijzonder
dat de activiteiten van de nationale leden niet nauwkeurig kunnen
worden aangetoond aan de
hand van harde cijfers zoals betrokkenheid bij een zaak als
verzoekende of aangezochte partij.
Aan de andere kant menen wij dat het aantal gehouden
coördinatiebijeenkomsten een goede
indicator is van de manier waarop een land zijn activiteiten met en
betrokkenheid bij Eurojust
ontplooit.
In 2004 werden er 52 coördinatiebijeenkomsten gehouden, een
aanzienlijke stijging ten opzichte
van 2003, toen er 26 werden gehouden. Veertig van deze
bijeenkomsten werden georganiseerd
door Eurojust of kregen een bijdrage van Eurojust in de vorm van
faciliteiten en middelen. Bij
23 van deze bijeenkomsten waren meer dan drie landen
betrokken.
Ongetwijfeld heeft de voltooiing en beschikbaarheid van onze
indrukwekkende nieuwe
conferentievoorzieningen in maart 2004 een belangrijke impuls heeft
gegeven aan het aantal
verzoeken aan Eurojust om coördinatiebijeenkomsten te organiseren
in zijn kantoren.
De soorten criminaliteit die werden behandeld tijdens de
coördinatiebijeenkomsten betroffen
vooral de volgende vormen van georganiseerde misdaad: terrorisme,
drugshandel, fraude
(waaronder fraude ten koste van de financiële belangen van de
Gemeenschap), mensenhandel
en migrantensmokkel.
De voornaamste vormen van criminaliteit waar Eurojust in 2004 mee
te maken kreeg verschillen
niet veel van die van het vorige jaar. Het aan Eurojust voorgelegde
aantal gevallen van sommige
vormen van criminaliteit, zoals mensenhandel, is toegenomen in
vergelijking met 2003 – in 2003
ging het om 13, in 2004 om 19 gevallen (zie figuur 6).
Eurojust is verheugd dat het vooruitgang kan laten zien, wat wordt
weerspiegeld in de
zaakgebonden statistieken voor 2004. Desondanks zijn we nog steeds
van mening dat de
bevoegde autoriteiten in de lidstaten, en met name sommige
lidstaten zoals Nederland, beter
en op grotere schaal gebruik van Eurojust zouden kunnen maken. Er
moet nog meer worden
gedaan om de samenwerking en vooral de coördinatie tussen de
lidstaten te ontwikkelen en te
23
24
verbeteren wanneer deze onderzoeken en vervolgingen instellen naar
zware grensoverschrijdende
misdaden. Eurojust beschikt nog altijd over extra capaciteit om nog
meer en tevens zwaardere
zaken te behandelen.
Terrorismeteam
In de nasleep van de afschuwelijke bomaanslagen te Madrid op 11
maart 2004 zag het College
zich genoodzaakt te reageren op de toenemende vraag naar meer
expertise binnen het College
om de verzoeken om bijstand doeltreffend te kunnen behandelen. Het
College deed dit door
een team op te richten van verscheidene nationale leden die elk
deskundig zijn op dit gebied
en heeft dit team het voortouw laten nemen inzake het terrorisme.
Het Terrorismeteam was
een voorloper van de teamstructuur die wij einde 2004 op een aantal
werkterreinen hebben
ingesteld.
De belangrijkste doelstellingen van het Terrorismeteam bestonden
erin zorg te dragen voor een
goede voorbereiding en organisatie van de coördinatiebijeenkomsten
over het terrorisme; in
de verbetering van de informatie-uitwisseling in verband met het
terrorisme via regelmatige
contacten met benoemde correspondenten inzake het terrorisme; en in
de samenstelling van een
algemene database van juridische documenten in verband met het
terrorisme. Het team heeft
ook een „scorebord” ontworpen dat vijf afzonderlijke doelstellingen
beoogt. Elke aangelegenheid
kreeg een duidelijke beschrijving, een welomschreven
verantwoordelijkheid, een tijdslimiet, en
vereisten voor de follow-up en debriefing aan het College.
De vijf doelstellingen zijn:
bijeenkomsten over zaken in verband met terrorisme;
• Verbetering van de interactie tussen partners die zich
bezighouden met kwesties
betreffende het terrorisme: het opbouwen van regelmatige contacten
met nationale
correspondenten inzake het terrorisme, met magistraten, rechters en
officieren van justitie
die zich specialiseren in het terrorisme of die belast zijn met
belangrijke gevallen van
terrorisme, met Europol, de anti-terrorismecoördinator van de EU,
de inlichtingendiensten
en andere belanghebbende instellingen;
• Wettelijke database: het bijhouden van een actueel overzicht van
de beschikbare
nationale, Europese en internationale wettelijke documenten en
instrumenten met
betrekking tot het terrorisme;
24
25
• Opzetten van een justitiële database over het terrorisme: het
uitvoeren van
een haalbaarheidsstudie uitgaande van gegevens die werden verzameld
tijdens
coördinatiebijeenkomsten bij Eurojust en die werden ontvangen van
de nationale
correspondenten voor het terrorisme; en
• Financiering van terrorisme: het toetsen van het praktisch
gebruik en de meerwaarde
van bestaande instrumenten van de EU en de VN op dit terrein.
Sinds zijn oprichting heeft het Terrorismeteam regelmatig
vergaderingen belegd die uiteindelijk
hebben geleid tot de strategische bijeenkomst over het terrorisme
die in juni 2004 plaatsvond
en tot tal van andere aparte multilaterale
coördinatiebijeenkomsten. De teamleden nemen ook
in naam van het College deel aan conferenties en seminars over het
terrorisme.
Strategische bijeenkomsten
Nadat de eerste van onze uitstekende nieuwe seminar- en
conferentiezalen in maart 2004
was voltooid, besloot het College een aantal strategische
bijeenkomsten te beleggen over
uiteenlopende vormen van zware georganiseerde misdaad. Het College
was erop gebrand
netwerken op te bouwen van opsporingsambtenaren en officieren van
justitie die zich
specialiseren in bepaalde vormen van georganiseerde
grensoverschrijdende criminaliteit. Dit
functioneerde goed op het gebied van het terrorisme, en we konden
nauwelijks wachten onze
ervaringen daarmee over te dragen op andere vormen van
georganiseerde misdaad. Het
vertrouwen van de betrokken specialisten te verwerven is een
belangrijke factor die bijdraagt tot
een betere en snellere samenwerking en coördinatie. Hoe beter zulke
specialisten hun partners
en medewerkers in andere jurisdicties kennen, hoe groter de kans
dat zij doeltreffend met hen
zullen samenwerken aan belangrijke misdaadzaken.
De bijeenkomsten verschaffen aan medewerkers van justitie en
politie met ervaring op de
diverse terreinen een forum om praktische problemen en
aangelegenheden te bespreken die
voortvloeien uit lopend onderzoek en vervolgingen. Bovendien
stellen de bijeenkomsten Eurojust
in staat om de medewerkers van justitie en politie op de hoogte te
brengen van de relevante
activiteiten en zaakgerelateerde werkzaamheden bij Eurojust. De
bijeenkomsten bieden ook
een kader voor een aantal bilaterale en multilaterale
coördinatiebijeenkomsten over individuele
lopende operationele zaken.
Vanaf juni tot het einde van het jaar werden er vijf bijeenkomsten
georganiseerd. Deze
bijeenkomsten betekenden, met alle andere behandelde zaken en
daarmee verbonden
taken die door de nationale leden werden afgehandeld, een zeer
actieve periode waarin veel
organisatorische inspanningen werden geleverd om succes te
garanderen.
25
26
Terrorisme
De rol en taken van de nationale correspondenten voor het
terrorisme en van de relevante
rechterlijke autoriteiten werden uitgebreid besproken tijdens de
ochtendzitting van 23 juni en in
een kennismakingsbijeenkomst op 24 juni voor belangstellende
deelnemers die niet deelnamen
aan de operationele bijeenkomsten.
Uitgangspunt van de discussies was Besluit 2003/48/JBZ van de Raad
betreffende de toepassing
van specifieke maatregelen op het gebied van politiële en
justitiële samenwerking ter bestrijding
van het terrorisme, dat in artikel 3 bepaalt dat elke lidstaat
ervoor moet zorgen dat informatie
terzake aan Eurojust wordt meegedeeld.
Om de toepassing van deze bepaling in de lidstaten te
vergemakkelijken had Eurojust een
reeks richtsnoeren voorbereid voor de informatie die door de
nationale correspondenten inzake
terrorisme en door de geëigende nationale instanties aan de
nationale leden van Eurojust
wordt voorgelegd Daarbij werd een aantal praktische principes voor
de informatie-uitwisseling
gesuggereerd.
Uit de discussie over deze kwestie kwam naar voren dat de nationale
correspondenten en de
nationale instanties zich er terdege van bewust zijn dat de
nationale instanties en de nationale
correspondenten moeten samenwerken met het nationaal lid van
Eurojust om de praktische
regeling voor deze informatie-uitwisseling zo spoedig mogelijk op
te zetten zodat het besluit van
de Raad op behoorlijke wijze wordt toegepast. Momenteel hebben nog
maar zeer weinig landen
een dergelijke regeling opgezet.
De richtsnoeren werden algemeen aanvaard als een degelijk
instrument en een goede basis voor
nationale discussies terzake. De richtsnoeren zijn opgenomen in
bijlage III van dit verslag.
Andere kwesties die werden besproken waren:
• De wettelijke obstakels in lidstaten voor het doorgeven van
informatie aan Eurojust.
• De soort informatie die Eurojust dient te ontvangen: justitiële
informatie of inlichtingen, en
de vraag welke gegevens relevant zijn voor de taken van
Eurojust.
• Hoeveel informatie dient Eurojust te krijgen: alle
informatie/beperkt tot samenvattingen/
gefaseerde informatie?
26
27
• Op welk ogenblik of in welk stadium moet de informatie naar
Eurojust worden verzonden:
op een vroeg tijdstip in het onderzoek/na een bepaalde termijn in
speciale gevallen?
• Welke gegevensbescherming moet er van Eurojust worden geëist in
verband met de
meegedeelde informatie?
het sneller beantwoorden van verzoeken om wederzijdse
rechtshulp
het vergemakkelijken van de uitvoering van verzoeken om wederzijdse
rechtshulp
het coördineren van onderzoeken
de oprichting van een systeem om de informatie te verwerken –
inrichting van een
database
de totstandbrenging van een nauwe samenwerking met Europol
het indienen van voorstellen voor wetgeving aan de
Ministerraad
Eurojust zal in het voorjaar van 2005 een follow-upvergadering
beleggen om zorg te dragen
voor de toepassing van het besluit van de Raad en voor een
doeltreffende uitwisseling van
informatie tussen de nationale instanties, de nationale
correspondenten en de nationale leden
van Eurojust.
Mensenhandel
De bijeenkomst over mensenhandel, nu een jaarlijkse gebeurtenis op
de kalender van Eurojust,
vond plaats in september 2004. Zij was niet uitsluitend gericht op
mensenhandel, maar ook
op het tegengaan van illegale immigratie (mensensmokkel), omdat dit
daar uiteraard dikwijls
nauw mee samenhangt. Tijdens de bijeenkomst werden er prioriteiten
vastgelegd, waaronder
een verbetering van de coördinatie van grensoverschrijdende zaken,
de identificatie en het
opruimen van obstakels voor de samenwerking en een vereenvoudiging
van de oprichting
van gemeenschappelijke onderzoeksteams in zulke gevallen. Een
andere doelstelling was
de samenwerking en werkrelatie met Europol te versterken ten
voordele van medewerkers
van justitie en politie, met inbegrip van bijstand bij de vorming
van gemeenschappelijke
onderzoeksteams en bij getuigenbescherming.
Een presentatie van de antwoorden op een vragenlijst die door
Eurojust was verspreid bood
een overzicht van de mogelijkheid in alle lidstaten om in zulke
gevallen gebruik te maken van
geheime onderzoeksmethodes. Er waren ook voordrachten over
getuigenbescherming en de
terugkeer van getuigen, het gebruik van slachtoffers als getuigen
bij vervolgingen en over
verschillende specifieke problemen bij het verzamelen van
bewijsmateriaal met betrekking tot
27
2828
mensenhandel. Deze presentaties wekten veel belangstelling en
vormden voor de deelnemers
een stimulans om te discussiëren over praktische samenwerking in
operationele zaken.
De discussiebijdragen toonden aan dat alle deelnemers zich terdege
bewust zijn van het belang
van vroegtijdige grensoverschrijdende samenwerking tussen
officieren van justitie (en niet
alleen de opsporingsinstanties), van de noodzaak van bekendheid van
de onderzoeksfase zelfs
in de vroege stadia van een onderzoek, van het belang van
samenwerking tussen officieren
van justitie en niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) zowel in
de „bron”- als in de „doel”-
landen, van het belang van de verstrekking van tijdelijke
verblijfsvergunningen en ondersteuning
aan slachtoffers van mensenhandel alsmede van de potentiële
conflicten met andere nationale
prioriteiten zoals het streven om illegale immigranten te
verwijderen. De interventies toonden
ook aan dat het belangrijk is om bewijsmateriaal te krijgen van de
slachtoffers, wat vaak
culturele, taalkundige en andere bijbehorende moeilijkheden
duidelijk naar voren deed komen.
De interventies vergeleken ook een door inlichtingendiensten
geleide aanpak met een door
slachtoffers geleide aanpak in onderzoeken naar mensenhandel. In
tal van rechtsstelsels is
bewijsmateriaal komend van het slachtoffer vereist, en in één
discussiebijdrage werd geopperd
dat een gecombineerde aanpak een stap vooruit zou zijn. Andere
interventies en voordrachten
belichtten kwesties van jurisdictie, vooral waar misdrijven
gedeeltelijk in verschillende
jurisdicties worden gepleegd, en de noodzaak om verbanden en
betrokkenheid met een groep
of misdaadorganisatie aan te tonen.
Tijdens de bijeenkomst werd er een voordracht gehouden over het pas
opgerichte CARIN-netwerk
dat de nationale instellingen die zich bezighouden met de
inbeslagname en verbeurdverklaring
van criminele en civiele activa bij elkaar brengt. Dit initiatief
wordt gesteund door Europol en
heeft ten doel doelmatiger internationale actie te kunnen
ondernemen om de opbrengst uit
criminele activiteiten in beslag te nemen. Het network zal
informatie uitwisselen over nationale
wetgevingen in verband met de inbeslagneming van opbrengsten van
misdrijven en in verband
met de best practices terzake. Eurojust is ook betrokken bij het
CARIN-netwerk en zal hulp
verlenen bij het voorleggen van zaken naar de nationale leden van
Eurojust.
Europees aanhoudingsbevel (EAB)
Het Europees aanhoudingsbevel was het onderwerp van de jaarlijkse
bijeenkomst van Eurojust
voor rechtsbeoefenaars die in oktober 2004 plaatsvond in Praag, in
de Tsjechische Republiek. Het
was de eerste bijeenkomst die door Eurojust gehouden werd in een
van de „nieuwe” lidstaten.
We hopen dat dit onze bereidheid illustreert om ons open op te
stellen voor en ten volle samen
te werken met de onderzoeks- en vervolgingsinstanties van de
lidstaten die pas onlangs tot
de EU zijn toegetreden. De bijeenkomst kwam precies op het goede
moment en was bijzonder
interessant omdat de Tsjechische Republiek, in de periode waarin de
bijeenkomst gehouden
werd, op het punt stond het EAB in de nationale wetgeving te
implementeren.
29
Een volledig verslag van de resultaten van de bijeenkomst en de
criteria die als gevolg daarvan
werden geformuleerd vindt u in bijlage II bij dit
jaarverslag.
Drugshandel
De eerste strategische bijeenkomst van Eurojust over drugshandel
werd gehouden op 10 en
11 november 2004. Zij werd bijgewoond door ongeveer 70 deskundige
opsporingsambtenaren
en officieren van justitie, die alle lidstaten vertegenwoordigden
behalve Malta. Er waren ook
deelnemers uit Roemenië, van Europol, Interpol en de Drug
Enforcement Administration (DEA)
uit de Verenigde Staten. Doel van de bijeenkomst was problemen en
obstakels onder de loep
nemen waarmee officieren van justitie en opsporingsambtenaren in
hun dagelijks werk worden
geconfronteerd, en internationale organen zoals Eurojust en Europol
instrumenten te laten
aanbieden om deze problemen op te lossen. Op de tweede dag kwamen
de deelnemers bijeen
in vergaderzalen met vertaaldiensten, zodat zij de gelegenheid
hadden om afzonderlijke gevallen
te bespreken op bilaterale of multilaterale basis.
De strategische discussies handelden vooral over de wettelijke en
justitiële problemen bij het
regelen van speciale technieken ter bestrijding van de
internationale drugshandel. Tijdens de
plenaire zitting op de eerste dag kwamen er sprekers aan het woord
uit de lidstaten en van
Europol, Interpol en de Amerikaanse DEA, die ieder een voordracht
hielden over gecontroleerde
afleveringen en andere instrumenten ter bestrijding van de
georganiseerde misdaad. De
voordrachten werden gevolgd door de bespreking van zaken uit
Slovenië, Italië, Frankrijk, het
Verenigd Koninkrijk, Nederland en Griekenland. In de namiddag
vonden er onder voorzitterschap
van nationale leden van Eurojust workshops over drie verschillende
onderwerpen plaats:
gecontroleerde afleveringen, telefoontaps, en samenwerking en
wettelijke obstakels, die
alle werden voorgezeten door nationale leden van Eurojust. De
workshops werden door de
deelnemers zeer gewaardeerd. De besluiten en aanbevelingen van het
seminar kunnen als volgt
worden samengevat: Eurojust moet vroeger ingeschakeld worden,
Europol en Eurojust moeten
vroeger samenwerken en de lopende onderzoeken in verschillende
landen moeten vroeger
worden gecoördineerd. Er is ook behoefte aan een grotere
consistentie in de wetgeving van de
lidstaten om te zorgen voor gecontroleerde afleveringen en andere
bijzondere maatregelen ter
bestrijding van de drugshandel. Er werd voorgesteld om daar iets
aan te doen door middel van
een kaderbesluit met betrekking tot bijzondere
onderzoekstechnieken.
BTW-fraude
Het toenemende aantal BTW-fraudezaken en hun invloed in heel Europa
wekten de bijzondere
bezorgdheid van Eurojust. Zaken in verband met BTW-fraude, andere
soorten belastingfraude
en andere vormen van fraude vormen samen de grootste categorie van
zaken die aan Eurojust
29
30
worden voorgelegd. Hoewel BTW-fraude een van de ernstigste vormen
van grensoverschrijdende
georganiseerde criminaliteit is geworden, ontbreekt het de
rechterlijke autoriteiten vaak aan
de vereiste kennis om deze fraude doeltreffend aan te pakken.
Bovendien zijn er nog tal van
obstakels die wederzijdse rechtshulp en samenwerking
belemmeren.
In December 2004 organiseerde Eurojust een strategische bijeenkomst
over het specifieke
probleem van de „BTW-carrousels” om dit probleem niet alleen met de
rechtstreeks betrokken
rechterlijke autoriteiten te bespreken, maar ook met
administratieve organen, zoals belasting-
en douaneautoriteiten die op dit vlak een vooraanstaande rol
spelen. De belangrijkste
bedoeling van deze bijeenkomst was aan de ervaren en minder ervaren
rechterlijke autoriteiten
uitgebreide informatie te verstrekken over werkwijzen van
BTW-carrouselfraude en een nauwere
samenwerking met de bevoegde administratieve organen te
bevorderen.
De bijeenkomst werd bijgewoond door bijna 80 deelnemers uit alle 25
lidstaten van de EU.
Ook Roemenië, Noorwegen en Zwitserland waren vertegenwoordigd. De
meeste afvaardigingen
bestonden uit vertegenwoordigers van justitiële en administrative
instanties, en weerspiegelden
zo de specifieke doelstelling van deze bijeenkomst. Het programma
van deze bijeenkomst bestond
uit twee verschillende bijeenkomsten die elkaar aanvulden. Tijdens
de ochtendbijeenkomst werd
de algemene problematiek geschetst en in de middag werden er
individuele zaken besproken. De
sprekers behoorden tot justitiële en administratieve instanties.
Een vertegenwoordiger van de
Luxemburgse belastingdienst was de belangrijkste spreker in de
voormiddag; andere sprekers
waren afkomstig van het OLAF en Europol, en voor de eerste keer
werd er door Eurojust een
spreker van een particulier financieel bedrijf, KPMG,
uitgenodigd.
De deelnemers kregen de gelegenheid om hun ervaringen uit te
wisselen en meer kennis op te
doen, niet alleen over dit soort ingewikkelde fraudemethodes van
deze vorm van fraude, maar
ook over de wijze om deze zo goed mogelijk aan te pakken.
De strategische bijeenkomst kwam tot de volgende besluiten:
• De schade door gederfde belastinginkomsten is zeer hoog. Er is
dringend behoefte aan
een doeltreffender aanpak van deze vorm van fraude, die na
drugshandel een van de
meest aantrekkelijke vorm van criminaliteit is geworden voor
grensoverschrijdende
misdaadorganisaties;
• Justitiële input in het vroegst mogelijke stadium is potentieel
van groot nut en is
noodzakelijk voor doelmatige resultaten op langere termijn. Daarom
is het ook dringend
nodig om de samenwerking tussen justitiële en administratieve
instanties, zowel op
nationaal als op transnationaal niveau, te vergemakkelijken en de
strafprocedures aan te
passen aan de ingewikkelde patronen van deze vorm van fraude;
30
31
• Onder andere dienen „traditionele” procedures voor onderzoek en
het verzamelen van
bewijsmateriaalte worden herzien; sommige op het gewoonterecht
gebaseerde stelsels
kunnen buitengewoon nuttige voorbeelden van best practices bieden;
en
• Eurojust zou concrete initiatieven moeten kunnen nemen en
proactiever optreden tegen
BTW-fraude; in dat verband wordt de oprichting van
Gemeenschappelijke onderzoeksteams
en permanente samenwerkingsnetwerken van justitiële en
administratieve instanties ten
zeerste aanbevolen.
Voorbeelden van zaken
Om de aard van het werk dat Eurojust verricht te illustreren,
hebben wij hierna enkele zaken
beschreven die in 2004 door het College behandeld werden. De
voorbeelden hebben betrekking
op diverse lidstaten en verschillende vormen van
criminaliteit.
Terrorisme
In Madrid vond tijdens de ochtendspits van 11 maart 2004 een van de
meest verwoestende
terroristische aanvallen plaats die Europa ooit heeft meegemaakt.
In vier treinen in de stad
ontploften tien bommen. Er waren veel slachtoffers: 191 doden en
meer dan 1 800 gewonden.
De spoorweginfrastructuur van Madrid werd zwaar beschadigd. De
bommen zaten verstopt in
schooltassen die onder de zitbanken lagen. Twee bommen waren niet
ontploft en onderzoek
daarvan toonde aan dat er mobiele telefoons waren gebruikt om de
explosieven tot ontploffing
te brengen. Een vooraanstaande rechter van de Spaanse Audiencia
Nacional werd benoemd om
samen met de politie aan deze zaak te werken.
Uitvoerig onderzoek bracht aan het licht dat een groep van
voornamelijk Marokkaanse
staatsburgers, woonachtig in Spanje, verantwoordelijk was voor de
aanvallen. Enkele
Spanjaarden hadden voor de explosieven gezorgd. Negen daders
pleegden zelfmoord toen
de politie op het punt stond hen te arresteren. Enkele andere
verdachten werden niet
aangehouden. Sommigen hadden contacten binnen en buiten de EU. Het
onderzoek naar de
financiering van de aanvallen is nog gaande. De Spaanse
rechterlijke autoriteiten verzochten
Eurojust om de informatie-uitwisseling met andere EU-lidstaten die
aan deze zaak gekoppelde
onderzoeken ingesteld hadden, te vergemakkelijken en verzochten
Eurojust tevens eventuele
jurisdictiegeschillen te bespreken en deze te voorkomen. Op 24 juni
2004 organiseerde Eurojust
een coördinatiebijeenkomst die werd bijgewoond door gerechtelijke
en politionele instanties uit
Spanje, Italië, België, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en
Nederland.
Deze bijeenkomst bood een forum voor de uitwisseling van relevante
informatie en de
totstandkoming van een degelijke, vroegtijdige bilaterale
samenwerking tussen de politie en de
31
32
rechterlijke autoriteiten in sommige van de betrokken landen. Er
werden regelingen getroffen
voor de snelle uitvoering van rogatoire commissies. De Franse
overheid was een onderzoek
gestart omdat een Franse staatsburger verwondingen had opgelopen en
kon zo de Spaanse
opsporingsambtenaren helpen door via haar eigen onderzoek te helpen
bij verdere verzoeken.
De Franse overheid kon ook coördinatie met hun Spaanse collega’s
overwegen en kwesties
inzake jurisdictiegeschillen behandelen. De Italiaanse overheid
voerde ook een onderzoek uit na
de aanhouding van een andere vermoedelijke organisator met
connecties in België en Frankrijk.
Zij kon jurisdictiekwesties bespreken en trachtte ook mogelijke
uitleveringsproblemen op te
lossen.
Drugshandel
In deze zaak observeerde de Oostenrijkse politie een
misdaadorganisatie die betrokken was
bij de drugshandel in Wenen. Eén koerier was bekend en er waren
aanwijzingen dat een
Duits burger de organisator was en dat Nederlanders en
Oostenrijkers fungeerden als dealers.
De Oostenrijkse politie plande een gecontroleerde aflevering om de
andere betrokkenen te
identificeren. De zaak werd via de Oostenrijkse vertegenwoordiging
bij Europol aan Eurojust
voorgelegd om de wettelijke vereisten van een gecontroleerde
aflevering van Amsterdam naar
Wenen via Duitsland vast te stellen.
Bij Eurojust bespraken Oostenrijkse, Duitse en Nederlandse
collega’s de problemen en zorgden
ervoor dat aan de vereisten werd voldaan zodat de gecontroleerde
aflevering kon plaatsvinden.
Eurojust gaf deze informatie door aan de bevoegde instanties in
Oostenrijk en de rechtbank
aldaar vaardigde een verzoek tot wederzijdse rechtshulp uit. De
gecontroleerde aflevering vond
plaats en verschillende mensen werden aangehouden, leden van de
misdaadorganisatie werden
geïdentificeerd en grote hoeveelheden cannabis en cocaïne werden in
beslag genomen.
Deze zaak toont aan dat een vroegtijdige voorlegging aan Eurojust
voordelen biedt voor hulp bij
de oplossing van gerechtelijke problemen en de opzet van een
geslaagde gezamenlijke aanpak
door de politie en de gerechtelijke autoriteiten.
Terrorisme
Deze zaak is een belangrijk voorbeeld van constructieve
samenwerking tussen Eurojust en
Europol in een vroeg stadium. De belangrijkste vraag was hoe
Eurojust kon helpen bij de
coördinatie van gerechtelijke actie met de inlichtingendienst van
Europol ten behoeve van een
operatie in Oostenrijk die gericht was tegen een groep islamitische
terroristen, gebruik makend
van resultaten uit een specifieke Analytic Work File ter
voorbereiding van eventuele gerechtelijke
procedures.
32
33
Na de strategische bijeenkomst over het terrorisme in juni 2004
organiseerde het Oostenrijkse
nationaal lid van Eurojust een ontmoeting tussen de Oostenrijkse
correspondent inzake
terrorisme en anti-terrorisme, deskundigen van Europol en de
verantwoordelijken bij Europol
voor de AWF over islamitisch terrorisme.
Op deze bijeenkomst werd overeengekomen dat een analist en een
expert van Europol
zouden deelnemen aan een operatie in Wenen. In de loop van twee
dagen werden er diverse
huiszoekingen gedaan, aanhoudingen verricht, er werden getuigen
gehoord en er werd
bewijsmateriaal in beslag genomen. Het resultaat was positief en
activiteiten die de bedoeling
hadden om mogelijke terroristische acties voor te bereiden en
hulpmiddelen te bieden voor
terroristische operaties werden ontmanteld. Er werd een heleboel
nuttige informatie verzameld,
verwerkt en vergeleken met informatie en materiaal in het AWF van
Europol. Deze zaak was een
goed voorbeeld van geslaagde preventie en de ontwikkeling van
gemeenschappelijke strategieën
door de bevoegde instanties in de lidstaten, Eurojust en
Europol.
Fraude
Een zaak waarmee een verlies van ongeveer 10 miljoen euro gemoeid
was werd door een
onderzoeksrechter verstuurd naar de Belgische federale procureur om
de gerechtelijke actie van
diverse landen te coördineren en op elkaar af te stemmen.
De originele rogatoire commissies die naar Luxemburg, Frankrijk,
Spanje en Zwitserland
moesten worden verzonden, werden rechtstreeks bezorgd aan het
nationaal lid van België.
De nationale leden van Eurojust deden aanbevelingen om deze aan te
passen zodat ze sneller
en doeltreffender konden worden uitgevoerd. Na raadpleging van een
van de Zwitserse
contactpunten van Eurojust werd de rogatoire commissie doorgestuurd
naar het Federaal bureau
van justitie in Zwitserland.
Onze belangrijkste doelstelling bestond erin om in elk land de
teams te identificeren die
bevoegd waren voor de uitvoering van de rogatoire commissies, om ze
uit te nodigen op een
coördinatiebijeenkomst van niveau 3 en ze rechtstreeks te
confronteren met de concrete vragen
van de Belgische onderzoeksrechter en de Belgische nationale
correspondent. Het uiteindelijke
doel van deze bijeenkomst was, gelijktijdig de uitvoering van de
rogatoire commissies te
organiseren, bankrekeningen te bevriezen, documenten in beslag te
nemen, huiszoekingen te
verrichten en verdachten te verhoren.
Aan het einde van de bijeenkomsten kwamen alle deelnemers een datum
overeen voor uitvoering
gelijktijdige van de rogatoire commissies het bevriezen van
banktegoeden, het doen van
huiszoekingen en het horen van verdachten. De geplande acties
vonden tegelijkertijd plaats in
juni 2004. Zonder de steun van Eurojust zou het onmogelijk geweest
zijn om binnen dezelfde
periode hetzelfde resultaat te bereiken.
33
34
Drugshandel
Eind augustus vroeg een Tsjechische officier van justitie hulp aan
het nationaal lid van Tsjechië bij
een zaak in verband met de smokkel van ongeveer 60 kilo heroïne
vanuit de Tsjechische Republiek
naar Italië. De drugshandel was reeds een aantal jaren aan de gang
en een aantal mensen zat al
in hechtenis in de Tsjechische Republiek, maar de periode van hun
voorarrest liep half november
2004 af. De officier van justitie had nog maar weinig tijd om de
zaak voor te bereiden en voor de
rechtbank te brengen; slaagde hij daar niet in, dan zouden de
arrestanten worden vrijgelaten.
Sommigen onder hen waren buitenlanders die zeer waarschijnlijk
zouden ontsnappen aan de
Tsjechische jurisdictie. De tijd om de rogatoire commissies uit te
voeren was beperkt en de
zaak werd voorgelegd aan Eurojust. Na een bijeenkomst bij Eurojust
konden de nationale leden
zorgen voor een reeks ingewikkelde uitvoeringsbevelen in drie
verschillende jurisdicties binnen
de termijn waarin het voorarrest zou aflopen. De Tsjechische
opsporingsambtenaren hoefden
maar één bezoek te brengen aan Italië, in plaats van verschillende
bezoeken, waardoor ze op
hun beperkte financiële middelen konden besparen.
Drugshandel
Duitse officieren van justitie waren een zaak aan het onderzoeken
waarin een vrouw ervan
verdacht werd op te treden als koerierster voor het vervoer van
heroïne vanuit Rotterdam en
levering aan een organisatie van dealers in Italië. De Duitsers
waren van plan de vrouw aan te
houden terwijl Italiaanse officieren van justitie op datzelfde
ogenblik een onderzoek verrichtten
naar diezelfde groep drugsdealers. Ze vernamen dat de Duitsers van
plan waren de koerierster
te arresteren, en dat zou al hun inspanningen teniet doen. De
Italiaanse officieren van justitie
stuurden een dringend verzoek aan Eurojust om de Duitse
autoriteiten om uitstel van de
arrestatie te vragen. De Duitse officier van justitie zei dat het
volgens de Duitse wetgeving
niet mogelijk was om de aanhouding uit te stellen tenzij Nederland,
Duitsland en Italië konden
overeenkomen om een gecontroleerde aflevering te regelen. Slechts
24 uur nadat zijn hulp was
ingeroepen organiseerde Eurojust een coördinatievergadering. De
bevoegde instanties van de
drie landen waren daarbij aanwezig. Tijdens de bijeenkomst werd
overeengekomen om een
gecontroleerde aflevering te laten plaatsvinden. Deze werd geregeld
en vond drie dagen later
plaats. Als gevolg daarvan werden twaalf van drugshandel verdachte
Italianen en de Duitse
koerierster aangehouden in Italië en voor de rechtbank
gebracht.
Drugshandel
Eind november 2004 vroeg een Poolse officier van justitie aan het
Pools nationaal lid om hulp in
een zaak van drugshandel. Enkele elementen van die zaak wezen naar
Duitsland, waar een aantal
mensen in hechtenis was genomen. De Poolse officier van justitie
wachtte al enkele maanden
op de uitvoering van een rogatoire commissie door de Duitse
overheid. De uitvoering van deze
rogatoire commissie werd bijzonder dringend naarmate de beperkte
periode verstreek waarin
34
35
verdachten mogen worden vastgehouden tijdens het vooronderzoek, en
er moest dringend
bewijsmateriaal worden verzameld voor gebruik in de rechtbank. Het
Duitse bewijsmateriaal was
van cruciaal belang voor de vervolging door de Poolse officier van
justitie. De nationale leden van
Duitsland en Polen werkten nauw samen om de autoriteiten ertoe te
overhalen de uitvoering snel
af te ronden, de zaak werd bij Eurojust geregistreerd en binnen
drie dagen werd de rogatoire
commissie uitgevoerd en het bewijsmateriaal verkregen. De zaak kon
voor de rechtbank komen
voordat de periode van voorarrest afliep.
Illegale immigratie
Een zaak met schakels naar meer dan 25 landen werd door de
Belgische federale procureur
naar Eurojust gestuurd na een voorbereidende bijeenkomst in Brussel
in oktober 2004. Op
Belgisch nationaal niveau was er bijna een dossier afgerond en de
rechter van instructie besloot
om alle beschikbare en relevante informatie door te geven aan de
bevoegde instanties in de
verschillende betrokken landen van de EU, met de bedoeling dit
criminele netwerk op een meer
gecoördineerde manier aan te pakken. De zeven landen die het nauwst
betrokken waren bij deze
zaak werd verzocht om een opsporingsambtenaar en officieren van
justitie af te vaardigen naar
een bijeenkomst die door Eurojust werd georganiseerd.
Onze eerste doelstelling was dat de bevoegde instanties van de
zeven landen vooraf zouden
nagaan of er lopende gerechtelijke onderzoeken in verband met dat
netwerk waren en, zo
mogelijk, dat zij de mogelijkheid zouden verkennen om gerechtelijke
onderzoeken in te stellen
en op die manier het netwerk gelijktijdig in de verschillende
landen te ontwrichten.
De bijeenkomst werd snel belegd en Europol nam er aan deel om, zo
nodig, bijstand te
verlenen met zijn analytische capaciteit. Er werd met succes
informatie uitgewisseld tijdens
de vergadering. In december werd de hoofdverdachte aangehouden in
België en er vonden
gezamenlijke gerechtelijke en politionele acties plaats in vier
andere EU-lidstaten. Deze zaak is
nog niet afgesloten.
Ook al werd Eurojust pas in een late fase van de Belgische zaak
geraadpleegd, toch was het
resultaat vrij positief, al was het beperkt. Als Eurojust vroeger
geraadpleegd was, dan zouden
de resultaten zelfs nog positiever geweest zijn. Niettemin toont
deze zaak duidelijk aan dat de
Belgische justitie haar aanpak ingrijpend heeft gewijzigd en dat de
wil bestaat om gezamenlijk
een crimineel netwerk als geheel aan te pakken, en het niet langer
aan de afzonderlijke lidstaten
over te laten er telkens maar een klein gedeelte van te
bestrijden.
Drugshandel – Undercoveroperatie
Eurojust kon Duitse en Poolse officieren van justitie helpen bij
het bieden van een wettelijk kader
voor Duitse undercoveragenten die op Pools grondgebied moesten
opereren. We denken dat dit
de eerste keer is dat zoiets gebeurde. De Duitse en Poolse politie
hadden nauw samengewerkt
35
36
en een aantal geavanceerde technische maatregelen genomen. De
aspecten in verband met
vervolging en berechting moesten worden verfijnd en uitvoerig
worden vastgelegd. Er bestond
sterk de indruk dat deze onderzoekstechniek ook in de toekomst
nodig zal zijn en zal worden
herhaald, niet alleen voor Duitsland en Polen maar ook voor andere
lidstaten.
Na uitvoerige onderhandelingen en besprekingen en na raadpleging
van Eurojust, werd er
een memorandum ondertekend door de officieren van justitie van
beide landen tijdens een
bijeenkomst die gehouden werd in een stad op de Duits/Poolse
grens.
Moord en samenzwering – Motorbende
De hoofdofficier van justitie in Bolzano (Italië) riep de hulp van
Eurojust in bij een zaak in
verband met een misdaadorganisatie die in heel Europa actief was.
Deze zaak betreft een
motorbende die in Italië werd beticht van moord en samenzwering en
waartegen een onderzoek
liep in Duitsland, Zweden, Luxemburg, Nederland, Frankrijk en
Oostenrijk.
De Italiaanse officier van justitie verzond een aantal rogatoire
commissies naar Denemarken,
Luxemburg, Zweden en Duitsland. Eurojust organiseerde een
coördinatiebijeenkomst die werd
bijgewoond door de bevoegde instanties van de betrokken landen en
vertegenwoordigers van
Europol. De bijeenkomst was zeer productief. De samenwerking en
steun die door Eurojust
werden verstrekt maakten de doeltreffende uitvoering van de
rogatoire commissies mogelijk
en vergemakkelijkten deze, wat het Italiaanse onderzoek een sterke
impuls gaf. Er werd ook
nuttige informatie uitgewisseld, waardoor het uiteindelijk mogelijk
werd om de structuur van de
misdaadorganisatie en haar activiteiten in heel Europa te
ontmantelen.
Europees aanhoudingsbevel (EAB)
Eind augustus 2004 vaardigden de autoriteiten van de Slowaakse
Republiek een EAB uit tegen
een Zaïrees staatsburger die in België werd vastgehouden, waar zijn
periode van voorarrest
op 14 oktober 2004 zou aflopen. Het EAB werd op 6 september via
Interpol in het Slowaaks
doorgegeven samen met de Engelse vertaling ervan. Op 13 oktober
2004 werd de Franse
vertaling van het EAB via Interpol doorgegeven. Helaas werd het EAB
niet doorgegeven aan de
bevoegde gerechtelijke instantie in België en werd het dus niet
uitgevoerd. De persoon in kwestie
werd vrijgelaten. Deze zaak is een duidelijk voorbeeld dat er zich
in verband met het EAB niet
alleen communicatiestoornissen voordoen tussen de instanties van
één land maar ook tussen
twee lidstaten van de Europese Unie. In de zogenaamde „oude”
lidstaten van de EU verloopt
de communicatie via het Schengen-informatiesysteem. Dit systeem is
zeer doeltreffend en de
Sirene-bureaus beschikken al over regels omtrent de behandeling van
EAB’s die uitgevaardigd
of ontvangen werden. Ook al zijn de „nieuwe” lidstaten van de EU
gebonden door het Akkoord
37
van Schengen (zij hebben dit akkoord niet ondertekend maar hebben
het wel aanvaard door
het toetredingsverdrag tot de EU te ondertekenen), zij kunnen het
Schengen-informatiesysteem