267
JAARVERSLAG 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 NL EUROPESE CENTRALE BANK JAARVERSLAG 2006

JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

ISSN 1561459-X

9 7 7 1 5 6 1 4 5 9 0 0 2

JAARVERSLAG2006

200620062006200620062006200620062006200620062006

NLEU

ROPE

SE C

ENTR

ALE

BAN

KJA

ARVE

RSLA

G

2006

Page 2: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

JAARVERSLAG 2006

In 2007 verschijntin alle publicaties

van de ECB een motief van het bankbiljet

van €20.

Page 3: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

© Europese Centrale Bank, 2007

AdresKaiserstrasse 2960311 Frankfurt am Main, Duitsland

PostadresPostfach 16 03 1960066 Frankfurt am Main, Duitsland

Telefoon+49 69 1344 0

Internethttp://www.ecb.int

Fax+49 69 1344 6000

Telex411 144 ecb d

Alle rechten voorbehouden.Reproductie voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan,mits de bron wordt vermeld.

Foto’sMartin JoppenStefan LaubMarcus Thelen

De afsluitingsdatum voor de in ditVerslag voorkomende gegevens was 2 maart 2007.

ISSN 1561-459X (papier)ISSN 1725-2911 (internet)

Page 4: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

VOORWOORD 10

HOOFDSTUK 1ECONOMISCHE ONTWIKKELINGEN EN MONETAIR BELEID

1 MONETAIRE-BELEIDSBESLISSINGEN 18

2 MONETAIRE, FINANCIËLE EN ECONOMISCHE ONTWIKKELINGEN 242.1 De mondiale macro-economische

omgeving 242.2 Monetaire en f inanciële

ontwikkelingen 282.3 Prijzen- en kostenontwikkelingen 542.4 Productie-, vraag- en arbeidsmarkt-

ontwikkelingen 632.5 Begrotingsontwikkelingen 712.6 Ontwikkelingen inzake

wisselkoersen en betalingsbalansen 77

3 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN IN DE EU-LIDSTATEN BUITEN HET EUROGEBIED 86

HOOFDSTUK 2CENTRALE-BANKTRANSACTIES EN -ACTIVITEITEN

1 MONETAIRE-BELEIDSTRANSACTIES,VALUTATRANSACTIES EN INVESTERINGS-ACTIVITEITEN 981.1 Monetaire-beleidstransacties 981.2 Valutatransacties 1041.3 Investeringsactiviteiten 104

2 BETALINGSVERREKENINGS- ENEFFECTENAFWIKKELSYSTEMEN 1072.1 TARGET 1072.2 TARGET2 1092.3 TARGET2-Securities 1102.4 Afwikkelingsprocedures voor

onderpand 111

3 BANKBILJETTEN EN MUNTEN 1133.1 De omloop van bankbiljetten en

munten en de geldverwerking 1133.2 Vervalsing van bankbiljetten en

het bestrijden van valsemunterij 114

3.3 Uitgifte en productie van bankbiljetten 115

4 STATISTIEKEN 1184.1 Nieuwe of verbeterde statistieken

voor het eurogebied 1184.2 Overige ontwikkelingen met

betrekking tot statistieken 1194.3 De voorbereidingen voor

uitbreiding van het eurogebied 120

5 ECONOMISCH ONDERZOEK 1215.1 Onderzoeksprioriteiten 1215.2 Publicaties en conferenties 123

6 OVERIGE TAKEN EN WERKZAAMHEDEN 1256.1 Naleving van het verbod op

monetaire f inanciering enbevoorrechte toegang 125

6.2 Adviesfuncties 1256.3 Het beheer van de

krediettransacties van deEuropese Gemeenschap 128

6.4 Diensten van het Eurosysteem inzake reservebeheer 128

HOOFDSTUK 3DE TOETREDING VAN SLOVENIË TOT HET EUROGEBIED

1 DE ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN IN SLOVENIË 132

2 DE JURIDISCHE ASPECTEN VAN DE INTEGRATIE VAN BANKA SLOVENIJE IN HET EUROSYSTEEM 136

3 OPERATIONELE ASPECTEN VAN DE INTEGRATIE VAN BANKA SLOVENIJE IN HET EUROSYSTEEM 1383.1 Monetaire-beleidstransacties 1383.2 Bijdragen aan kapitaal, reserves

en externe reserves van de ECB 138

4 DE OVERGANG VAN SLOVENIË OP DE CHARTALE EURO 140

3ECB

Jaarverslag2006

INHOUD

Page 5: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

HOOFDSTUK 4FINANCIËLE STABILITEIT EN INTEGRATIE

1 FINANCIËLE STABILITEIT 1441.1 Toezicht op de f inanciële

stabiliteit 1441.2 Samenwerking in f inanciële

crisissituaties 146

2 FINANCIËLE REGELGEVING EN TOEZICHT 1482.1 Algemeen 1482.2 Bankwezen 1492.3 Effectenwezen 1492.4 Verslaglegging 150

3 FINANCIËLE INTEGRATIE 151

4 TOEZICHT OP DE MARKTINFRASTRUCTUREN 1564.1 Toezicht op (de infrastructuren

van) het hoogwaardigebetalingsverkeer in euro 156

4.2 Retailbetalingsverkeer 1584.3 Effectenclearing en -afwikkeling 159

HOOFDSTUK 5EUROPESE EN INTERNATIONALE BETREKKINGEN

1 EUROPESE AANGELEGENHEDEN 1641.1 Beleidsaangelegenheden 1641.2 Institutionele aangelegenheden 1661.3 Ontwikkelingen in en

betrekkingen met tot de EUtoetredende landen en kandidaatlanden 167

2 INTERNATIONALE AANGELEGENHEDEN 1692.1 De belangrijkste ontwikkelingen

binnen het internationale monetaire en f inanciële stelsel 169

2.2 Samenwerking met landen buiten de EU 171

HOOFDSTUK 6VERANTWOORDING

1 VERANTWOORDING TEN OPZICHTE VAN HET ALGEMENE PUBLIEK EN HET EUROPEES PARLEMENT 176

2 SPECIFIEKE MET HET EUROPEES PARLEMENT BESPROKEN ONDERWERPEN 177

HOOFDSTUK 7EXTERNE COMMUNICATIE

1 COMMUNICATIEBELEID 182

2 COMMUNICATIE-ACTIVITEITEN 183

HOOFDSTUK 8INSTITUTIONEEL KADER, ORGANISATIE EN JAARREKENING

1 BESLUITVORMENDE ORGANEN EN CORPORATE GOVERNANCE VAN DE ECB 1891.1 Het Eurosysteem en het Europees

Stelsel van Centrale Banken 1891.2 De Raad van Bestuur 1901.3 De Directie 1921.4 De Algemene Raad 1941.5 Comités van het

Eurosysteem/ESCB, het Begrotingscomité en de Human Resources Conferentie 195

1.6 Corporate Governance 195

2 ORGANISATORISCHE ONTWIKKELINGEN2.1 Human resources 1982.2 Het nieuwe kantoorgebouw van

de ECB 200

3 SOCIALE DIALOOG BINNEN HET ESCB 202

4 JAARREKENING VAN DE ECB 203Managementverslag voor het jaar 2006 204Balans per 31 december 2006 208Winst- en verliesrekening over het jaar 2006 210Grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening 211Toelichting op de balans 216Toelichting op de winst- en verliesrekening 226Toelichting op de verdeling van winst/toedeling van verliezen 229Verklaring van de accountant 231

4ECBJaarverslag2006

Page 6: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

5 GECONSOLIDEERDE BALANS VAN HETEUROSYSTEEM PER 31 DECEMBER 2006 232

BIJLAGEN

DOOR DE EUROPESE CENTRALE BANKVASTGESTELDE RECHTSINSTRUMENTEN 238

DOOR DE EUROPESE CENTRALE BANKUITGEBRACHTE ADVIEZEN 242

OVERZICHT VAN DE MONETAIRE-BELEIDSMAATREGELEN VAN HET EUROSYSTEEM 249

PUBLICATIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK SINDS 2006 251

LIJST VAN TERMEN 257

LIJST VAN KADERS1 De rol van de overige f inanciële

intermediairs in de monetairedynamiek 31Grafiek A Kortlopende deposito’s

van MFI’s en repo’s van overige niet-monetaire f inanciële intermediairs 33

Grafiek B Sectorale uitsplitsing van langerlopende MFI-deposito’s 33

Grafiek C MFI-leningen aan de overige niet-monetaire f inan-ciële intermediairs 35

2 Renteverschillen op de bancairedetailmarkten van de landen van het eurogebied 47Tabel Landenverschillen in MFI-

rentetarieven op nieuwecontracten 47

Grafiek A MFI-rentetarieven op deposito’s van huishoudens 49

Grafiek B MFI-rentetarieven op leningen aan huishoudens 50

Grafiek C MFI-rentetarieven op leningen aan niet-f inanciëleondernemingen 51

3 Inflatieverwachtingen voor de langere termijn in het eurogebied 56Grafiek A Maatstaven voor

inflatieverwachtingen op de langere termijn voor het eurogebied 57

Grafiek B Frequentieverdeling van de verwachtingen omtrent de inflatie over vijf jaar bijrespondenten van de SPF(2001-2006) 58

Grafiek C Verband tussen herzieningen van inflatie-verwachtingen op de korte en op de langere termijn in de SPF (2001-2006) 58

Grafiek D “Break-even”-inflatie en de waarschijnlijkheid dat de over vijf jaar verwachteHICP-inflatie groter dan ofgelijk zal zijn aan 2% 59

4 Verschillen in productiegroei tussen de landen van het eurogebiedGrafiek Spreiding in reële

bbp-groei tussen de landen van het eurogebied 65

5 Productiviteitsontwikkelingen in het eurogebied en de noodzaak van structurele hervormingen 68Grafiek A Groei van de

arbeidsproductiviteit pergewerkt uur 69

Grafiek B Groei van de arbeidsproductiviteit per werknemer 69

Tabel A Geselecteerde structurele indicatoren 70

Tabel B Groei van de sectorale arbeidsproductiviteit pergewerkt uur 70

6 Ontwikkelingen inzake de uitgifte van overheidsschuldbewijzen en marges op obligatierendementen in het eurogebied 72Tabel A Door de overheden van het

eurogebied uitgegeven schuldbewijzen 73

5ECB

Jaarverslag2006

Page 7: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Tabel B Structuur van het uitstaande bedrag aan door de overheden van heteurogebied uitgegeven schuldbewijzen 73

Grafiek Cumulatieve mutaties in een aantal rendementsecarts op overheidsobligaties tenopzichte van Duitsland 74

Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74

7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied 79Tabel Aangetoond comparatief

voordeel naar factorintensiteit 80

Grafiek A Ontwikkelingen van het aangetoonde comparatievevoordeel 81

1 Overwegend onderzoeks-intensieve uitvoer 81

2 Overwegend arbeids-intensieve uitvoer 81

Grafiek B Verandering in het aandeel van het eurogebied in de invoer van fabricaten naar land van oorsprong 82

8 Statistische gevolgen van de uitbreiding van het eurogebied met Slovenië 134

LIJST VAN TABELLEN1 Prijsontwikkelingen 542 Arbeidskostenindicatoren 613 Samenstelling van de reële

bbp-groei 624 Arbeidsmarktontwikkelingen 665 Begrotingsposities in het

eurogebied 716 Reële bbp-groei 867 HICP-inflatie 878 Begrotingsposities 899 Betalingsbalans – geselecteerde

posten 9010 Ontwikkelingen in ERM II 91

11 Officiële monetaire-beleids-strategieën van de niet tot het eurogebied behorende EU-lidstaten in 2006 94

12 Betalingsverkeer in TARGET 10813 Uitsplitsing van vervalsingen naar

coupure 11414 In 2006 toegewezen bankbiljetten-

productiequote 11715 Slovenië: Belangrijkste

economische indicatoren 132

LIJST VAN GRAFIEKEN1 ECB-rentevoeten en geldmarktrente 182 Belangrijkste ontwikkelingen in de

grote industrielanden 243 Belangrijkste ontwikkelingen in de

grondstoffenmarkten 274 M3 en leningen aan de particuliere

sector 295 Belangrijkste componenten van M3 296 MFI-rentetarieven op kortlopende

deposito’s en verhandelbare instrumenten 30

7 Kortlopende MFI-deposito’s en repo’s van de particuliere sector 30

8 Tegenposten van M3 369 Ramingen van de money gap 3710 Geldmarktrente in het eurogebied

en de helling van de geldmarkt-rendementscurve 38

11 Driemaands EURIBOR-futuresrente en impliciete volatiliteit afgeleid van opties op driemaands EURIBOR-futurescontracten 38

12 Rendementen op langlopendeoverheidsobligaties 39

13 Huidige en toekomstige “break-even”-inflatie in het eurogebied 41

14 Belangrijkste aandelenkoersindices 4215 Impliciete volatiliteit van de

aandelenmarkten 4216 MFI-leningen aan huishoudens 4417 Rentetarieven voor leningen aan

huishoudens en niet-f inanciëleondernemingen 44

18 Schuld en rente- en aflossings-verplichtingen van de huishoudens 45

6ECBJaarverslag2006

Page 8: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

19 Reële kosten van externe f inanciering van niet-f inanciële ondernemingen in het eurogebied 46

20 Winstratio’s van genoteerde niet-f inanciële ondernemingen in het eurogebied 52

21 Uitsplitsing van de reële twaalfmaands groei van de externefinanciering van niet-f inanciële ondernemingen 52

22 Schuld en netto rentebetalingen in de sector van de niet-f inanciële ondernemingen 53

23 Uitsplitsing HICP-inflatie: belangrijkste componenten 55

24 Bijdragen van de belangrijkste componenten tot de HICP-inflatie 55

25 Uitsplitsing industriële producentenprijzen 60

26 Sectorale loonsom per werknemer 6127 Beloop van de huizenprijzen in het

eurogebied 6328 Bijdragen tot de reële bbp-groei

op kwartaalbasis 6429 Vertrouwensindicatoren 6430 Werkloosheid 6731 Arbeidsproductiviteit 6732 Nominale en reële effectieve

wisselkoersen van de euro 7833 Saldo op de lopende rekening en

componenten daarvan 7834 De goedereninvoer van het

eurogebied en de prijzen van ruweBrent-olie 78

35 Directe investeringen en effectenverkeer in het eurogebied 83

36 Financiële uitstroom van heteurogebied naar de nieuwe EU-lidstaten 84

37 Netto internationale investerings-positie 84

38 Veranderingen in de wisselkoers van de euro ten opzichte van de niet tot het ERM II behorende EU-valuta’s 92

39 Kredietverlening aan de particuliere sector in 2006 93

40 Liquiditeitsfactoren in het eurogebied in 2006 98

41 Beleenbare verhandelbare activa 10142 Als onderpand aangeboden

beleenbare verhandelbare activa 10143 Verschil tussen het aandeel in de

beleenbare verhandelbare activa en het aandeel in het aangebodenonderpand in 2006 102

44 Totaal aantal eurobankbiljetten in omloop in de periode 2002-2006 113

45 Totale waarde van de euro-bankbiljetten in omloop in de periode 2002-2006 113

46 Aantal eurobankbiljetten in omloop in de periode 2002-2006naar coupure 114

47 Aantal uit omloop genomen vervalsingen van eurobankbiljetten in de periode 2002-2006 115

7ECB

Jaarverslag2006

Page 9: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

8ECBJaarverslag2006

LANDEN

BE BelgiëBG BulgarijeCZ TsjechiëDK DenemarkenDE DuitslandEE EstlandIE IerlandGR GriekenlandES SpanjeFR FrankrijkIT ItaliëCY CyprusLV LetlandLT LitouwenLU LuxemburgHU HongarijeMT MaltaNL NederlandAT OostenrijkPL PolenPT PortugalRO RoemeniëSI SloveniëSK SlowakijeFI FinlandSE ZwedenUK Verenigd KoninkrijkJP JapanUS Verenigde Staten

OVERIGE

bbp bruto binnenlands productBIB Bank voor Internationale

BetalingenBPM5 IMF Balance of Payments

Manual (5e editie)c.i.f. c.i.f. aan de grens van het

importerende landCPI consumptieprijsindexECB Europese Centrale BankEER Europese Economische RuimteEMI Europees Monetair InstituutEMU Economische en Monetaire UnieESCB Europees Stelsel van Centrale

BankenESR95 Europees systeem van

rekeningen 1995EU Europese UnieEUR euroEWK effectieve wisselkoersf.o.b. free on board aan de grens van

het exporterende landHICP geharmoniseerde

consumptieprijsindexIAO Internationale ArbeidsorganisatieIMF Internationaal Monetair FondsMFI monetaire f inanciële instellingNCB nationale centrale bankOESO Organisatie voor Economische

Samenwerking en OntwikkelingPPI ProducentenprijsindexULCM arbeidskosten per eenheid product

in de verwerkende industrie

Conform het binnen de Gemeenschapbestaande gebruik worden de EU-lidstaten indit verslag gerangschikt in alfabetische volg-orde van de namen in de nationale talen.

AFKORTINGEN

Page 10: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

VOORWOORD

Page 11: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Op 1 januari 2007 werd Slovenië de 13de lid-staat die overging tot invoering van de euro, enwerd de Banka Slovenije de 13de tot het Euro-systeem toegetreden nationale centrale bank. Ikheet de Sloveense burgers van harte welkom enzwaai Slovenië lof toe voor haar goede econo-mische prestaties dankzij het in de afgelopenjaren gevoerde op stabiliteit gerichte monetairebeleid. De overgang van de Sloveense tolar opde euro verliep op zeer soepele en eff iciëntewijze. Er werden 94,5 miljoen bankbiljetten inomloop gebracht, beginnend met een frontloa-ding-fase eind november 2006, en een zoge-noemde duale fase van twee weken waarinzowel de euro als de tolar in omloop waren,waarna de gemeenschappelijke munt de Slo-veense valuta volledig had vervangen. Tegendeze achtergrond werd de euro door de Slo-veense bevolking met groot enthousiasme ont-vangen.

***

Het monetaire beleid van de ECB bleef eenanker vormen voor de middellange- tot lange-termijninflatieverwachtingen op niveaus dieglobaal in overeenstemming waren met prijs-

stabiliteit. Dit was vooral het gevolg van degeloofwaardigheid van de ECB bij het voerenvan haar monetaire beleid in strikte navolgingvan haar primaire doelstelling van het handha-ven van prijsstabiliteit op de middellange ter-mijn. Het stevig verankeren van de langere-termijninflatieverwachtingen is een eerstevoorwaarde voor het monetaire beleid om eenblijvende bijdrage te leveren aan ondersteuningvan economische groei en werkgelegenheids-creatie in het eurogebied. In 2006 bedroeg degemiddelde HICP-inflatie op jaarbasis 2,2%,onveranderd vergeleken met het voorafgaandejaar. Dit ligt boven de definitie van prijsstabili-teit van de ECB van onder, maar dicht bij 2%,hoewel het een weerspiegeling is van de schok-ken in de olie- en grondstoffenprijzen. Zelfge-noegzaamheid is derhalve niet op zijn plaats.

De risico’s voor de prijsstabiliteit bleven in heel2006 duidelijk van opwaartse aard. Opvallendonder deze risico’s waren de mogelijkheid vaneen sterker dan verwachte doorwerking van eer-dere olieprijsstijgingen, onverwachte stijgingenvan door de overheid gereguleerde prijzen enindirecte belastingen, en hernieuwde olieprijs-stijgingen. In fundamentelere zin bleven, gezienhet zeer gunstige economische klimaat in 2006en met een aanhoudende daling van de werk-loosheid en een verdere verbetering van dearbeidsmarkt, de vooruitzichten van sterker danverwachte loonontwikkelingen een aanzienlijkopwaarts risico vormen voor de prijsstabiliteit.In deze context, en met name gezien dekomende loonronde voor 2007, heeft de Raadvan Bestuur benadrukt dat bij loonovereenkom-sten rekening dient te worden gehouden met hetnog steeds onacceptabel hoge werkloosheidsni-veau in een aantal landen, alsmede met hun hui-dige prijsconcurrentievermogen en arbeidspro-ductiviteitsontwikkeling op jaarbasis.

De beoordeling van de Raad van Bestuur dat derisico’s voor prijsstabiliteit de overhand hou-den, werd bevestigd na toetsing aan de mone-taire analyse. De uitgesproken dynamiek van degroei van de geldhoeveelheid en kredietverle-ning in 2006 was een weerspiegeling van dehardnekkige opwaartse tendens in het onderlig-

10ECBJaarverslag2006

Page 12: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

gende tempo van monetaire expansie in heteurogebied die sinds medio 2004 wordt waarge-nomen, hetgeen verder bijdraagt aan de liquidi-teitsophoping. De liquiditeitssituatie in heteurogebied bleef na verscheidene jaren vanrobuuste monetaire groei naar alle aanneme-lijke maatstaven ruim. In een context van aan-houdend sterke monetaire groei en groei van dekredietverlening, wees dit op opwaartse risico’svoor de prijsstabiliteit op de middellange totlangere termijn.

Om het hoofd te bieden aan de in de economi-sche en monetaire analyses van de ECB gedu-rende het jaar gesignaleerde opwaartse risico’svoor de prijsstabiliteit, heeft de Raad vanBestuur de monetaire-beleidskoers in 2006 aan-gepast door de basisrentetarieven van de ECBvijf maal te verhogen met in totaal 125 basis-punten. Dientengevolge steeg de minimaleinschrijvingsrente voor de basis-herf inancie-ringstransacties van het Eurosysteem van 2,25%in januari 2006 tot 3,50% in december 2006.

In 2006 expandeerde de economie van het euro-gebied krachtig. Niettegenstaande de impactvan de hoge en volatiele olieprijzen, steeg hetreële bbp in 2006 met 2,8%, vergeleken met1,5% in 2005. Het economisch herstel werd inde loop van het jaar geleidelijk breder, en deeconomische expansie werd steeds autonomervan aard, met de binnenlandse vraag als belang-rijkste stuwende kracht. In 2006 lag de reëlebbp-groei gemiddeld aanzienlijk boven depotentiële groei. Het eurogebied bleef profijttrekken van de sterke expansie van de wereld-economie, terwijl substantiële toenames van debedrijfswinsten en een langdurige periode vanzeer gunstige f inancieringsvoorwaarden deinvesteringsgroei en de werkgelegenheid onder-steunden.

Tegen deze achtergrond was de Raad vanBestuur van oordeel dat, ook na de renteaanpas-singen in 2006, de monetaire-beleidskoers vande ECB accommoderend bleef en dat resoluteen tijdige actie geboden bleef teneinde prijs-stabiliteit op de middellange termijn te waar-borgen.

***

De begrotingsontwikkelingen in het eurogebiedwaren in 2006 betrekkelijk gunstig. Volgens degeactualiseerde stabiliteitsprogramma’s lag hetgemiddelde begrotingstekort voor het euro-gebied rond 2,0% van het bbp, vergeleken met2,4% in 2005. Deze begrotingsverbetering wasechter grotendeels het gevolg van krachtige pro-ductiegroei en inkomstenmeevallers, en wasslechts voor een klein deel het resultaat vaneffectieve begrotingsconsolidatiemaatregelen.Tegen de achtergrond van het thans gunstigeeconomische tij, blijft het van essentieel belangde dynamiek van verbeterende overheidsfinan-ciën te behouden en het tempo van begrotings-consolidatie te versnellen zodat alle landen vanhet eurogebied hun middellange-termijndoel-stelling van een solide begrotingspositie zo snelmogelijk verwezenlijken. In dit opzicht is hetvan cruciaal belang om additionele concrete engeloofwaardige begrotingsconsolidatiemaatre-gelen te formuleren en de snelle implementatieervan te waarborgen. Dergelijke maatregelenhebben de beste kans van slagen als zij zijngebaseerd op een geloofwaardige en veelom-vattende middellange-termijnstrategie, met denadruk op het verlagen van de uitgaven in plaatsvan het verhogen van de inkomsten. Dit draagtbij aan het vergroten van het vertrouwen in eenbegrotingsbeleid dat zowel houdbaar is alsondersteuning biedt aan groei en werkgelegen-heid.

***

Wat betreft structurele hervormingen, zijn delanden van het eurogebied in de afgelopen jarenzich in toenemende mate bewust geworden vande noodzaak zich aan te passen aan de uitdagin-gen waarvoor zij door de toegenomen mondialeconcurrentie, de vergrijzing en de versnellendetechnologische ontwikkelingen worden gesteld.Dat het belangrijk is aan deze uitdagingen hethoofd te bieden, wordt geïllustreerd door derelatief lage groei van de arbeidsproductiviteitin het eurogebied in vergelijking met die van deVerenigde Staten: de gemiddelde stijging van dearbeidsproductiviteit op jaarbasis tussen 1999

11ECB

Jaarverslag2006

Page 13: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

en 2006 bedroeg in het eurogebied 1,1% en inde Verenigde Staten 2,2%. Deze situatie vereistin het bijzonder de zeer actieve implementatievan structurele hervormingen op het gebied vanonderzoek en ontwikkeling, onderwijs en trai-ning, en het voltooien van de Interne Markt.Tevens moet worden opgemerkt dat de door eenaantal lidstaten ingezette arbeidsmarkthervor-mingen meer kansen op werk beginnen te schep-pen. Als gevolg van zowel deze hervormingenals van loonmatiging, zag het eurogebied overde afgelopen periode een aanzienlijke werkgele-genheidsgroei. Zo zijn er in het eurogebied in deacht jaar sinds het begin van de derde fase vande EMU meer dan 12 miljoen banen bijgeko-men. Dit steekt gunstig af tegen de toename metiets meer dan twee miljoen die voor dezelfdegroep landen werd opgetekend in de acht jaarvoorafgaand aan 1999. De sterkere banengroeiheeft gedurende de afgelopen paar jaar tevensbijgedragen aan de vermindering van de werk-loosheid. Hoewel nog steeds op een hoog niveauvan 7,5%, bereikte het gestandaardiseerdewerkloosheidscijfer tegen het einde van 2006zijn laagste niveau sinds het begin van de reeksin 1993. In het eurogebied blijven echterbelangrijke structurele belemmeringen bestaan,die helpen verklaren waarom de werkloosheids-cijfers nog steeds onaanvaardbaar hoog liggenen de arbeidsmarktparticipatie naar internatio-nale maatstaven nog steeds laag is. Het is der-halve voor elk van de landen van het eurogebiedvan groot belang de marktverstoringen te beper-ken die worden veroorzaakt door de landspeci-f ieke regelgeving, en voor het eurogebied alsgeheel dat de resterende belemmeringen voormarktintegratie worden weggenomen. Dit ver-eist met name toereikende loondifferentiatie,grotere arbeidsmobiliteit, en flexibeler product-,arbeids- en f inanciële markten. Verdere hervor-mingen zullen het aanpassingsvermogen van het eurogebied vergroten, economische groeibevorderen en additionele werkgelegenheids-mogelijkheden scheppen.

***

Naast begrotingsdiscipline en structurele her-vormingen, steunt de soepele werking van de

EMU tevens op Europese f inanciële integratie.Door het helpen bevorderen van de ontwikke-ling van Europese f inanciële systemen, draagtfinanciële integratie bij aan het verhogen van depotentiële economische groei. Het bevordertdaarenboven de soepele en effectieve transmis-sie van monetair beleid, ondersteunt de eff i-ciënte werking en het goede functioneren vanafwikkelings- en betalingssystemen, en draagtbij aan f inanciële stabiliteit. Als laatste, maarniet minder belangrijk, speelt een geïntegreerdfinancieel stelsel een beslissende rol als schok-breker in het geval van asymmetrische schokkenin het eurogebied. Het ECB-verslag betreffendeindicatoren van f inanciële integratie, gepubli-ceerd in september 2006, biedt een gedetail-leerde en veelomvattende analyse van de voor-uitgang die is geboekt in de verschillendesegmenten van het f inanciële stelsel. De ECBen het Eurosysteem fungeren tevens als kataly-sator voor initiatieven vanuit de particulieresector ter bevordering van financiële integratie.De ECB en negen nationale centrale banken zul-len bijvoorbeeld bijdragen aan het toekennenvan keurmerken ten aanzien van kortlopendeschuldbewijzen in het kader van het Short-TermEuropean Paper (STEP)-initiatief, en de ECBzal regelmatig statistieken leveren over rende-menten en volumes in de STEP-markt. HetEurosysteem ondersteunt ook ten zeerste hetGemeenschappelijke Eurobetalingsgebied(“Single European Payments Area”, ofwelSEPA), en moedigt alle belanghebbenden aan devoorwaarden te scheppen voor de verwezenlij-king van het SEPA begin 2008, en eind 2010 dekritische massa aan SEPA-transacties te berei-ken. Het Eurosysteem biedt het bankwezenondersteuning met betrekking tot het ontwerpen de voorbereiding van de nieuwe SEPA-ins-trumenten en -kaders, en spoort de markt aanverder te gaan met het tijdig ontwikkelen vanretailbetalingssystemen die in staat zijn deSEPA-instrumenten te verwerken.

Het Eurosysteem draagt ook bij aan f inanciëleintegratie door het leveren van betalings- enverrekeningsinfrastructuren. Het TARGET2-project is goed op weg en zal, zoals gepland,voor eind 2007 in werking treden. In 2006

12ECBJaarverslag2006

Page 14: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

werden technische voorbereidingen getroffen,en de ECB heeft gedetailleerde informatie doenuitgaan betreffende het tarievenstelsel en overde verschillende wijzen van deelneming aanTARGET2. In juli 2006 besloot het Eurosys-teem de mogelijkheden te evalueren voor hetaanbieden van afwikkelingsdiensten voor effec-tentransacties. Het doel van dit project, waar-voor synergieën met TARGET2 zouden wordengezocht, is het mogelijk maken van geharmoni-seerde afwikkeling in centrale-bankgeld van ineuro luidende effecten.

Het Eurosysteem bleef bijdragen aan de stabili-teit van het f inanciële stelsel in het eurogebieden in de EU door het volgen en beoordelen vanbelangrijke bronnen van risico en kwetsbaar-heid, door bij te dragen aan beleidsdiscussiesover belangrijke regelgevings- en toezichtkwes-ties op Europees en internationaal niveau, endoor verbetering van zijn operationele kadervoor het beheersen van mogelijke f inanciëlecrises.

***

Voor 2006 bedroeg het totale aantal begrootteformatieplaatsen 1.343 fte’s, dit in vergelijkingmet 1.369 fte’s voor 2005. In september 2006zijn de eerste zes deelnemers aan het GraduateProgramme van de ECB, dat is bedoeld voorpas-afgestudeerden met een brede opleidings-achtergrond, bij de Bank begonnen op basis vantweejarige niet-omzetbare contracten.

De ECB heeft in 2006 algemene beginselenvoor mobiliteit geïntroduceerd, die medewer-kers moeten aanmoedigen na elke vijf jaardienstverband van functie te wisselen. Internemobiliteit biedt medewerkers een mogelijkheidhun deskundigheid te verbreden en vormt eenmiddel om de synergieën tussen de functionelegeledingen te vergroten. In 2006 zijn meer dan80 medewerkers intern naar andere functiesovergegaan. Met medewerkers uit 27 EU-lidsta-ten heeft de ECB diversiteitsmanagement inhaar humanresourcespraktijken geïntegreerd, nain 2006 een op diversiteit gericht beleid te heb-ben ingezet.

Naast het bevorderen van mobiliteit, blijft dehumanresourcesstrategie zich richten op hetontwikkelen van de kwaliteiten van medewer-kers en leidinggevenden binnen de ECB.Management- en leiderschapskwaliteiten wer-den verder versterkt door training en individuelebegeleiding. Na de invoering van de diversi-teitsstrategie, werd voor leidinggevenden eenspecifieke trainingscursus gestart over waardig-heid op de werkplek.

Op het niveau van het Eurosysteem heeft deHuman Reseources Conferentie, die in 2005werd opgericht met als doel het verder bevorde-ren van de samenwerking en teamgeest tussende centrale banken van het Eurosysteem/ESCBop het gebied van human-resourcesmanage-ment, haar werk in 2006 verder uitgebreid, metname met betrekking tot de verschillende aspec-ten van het trainen en ontwikkelen van mede-werkers.

***

Er bleef vooruitgang worden geboekt met deplanning voor het nieuwe kantoorgebouw vande ECB. Na optimalisatie van het ontwerp doorde architecten, kwam het project in 2006 in deplanningsfase terecht. De Stad Frankfurt is insamenwerking met de ECB doorgegaan met hetvoorbereiden van een juridisch bindend grond-gebruiksplan voor het nieuwe kantoorgebouw.Het proces voor het indienen van een verzoekvoor de bouwvergunningen zal naar verwach-ting eind oktober 2007 worden afgerond, zoalsgepland. Voorzien wordt dat begin 2008 met debouw zal worden begonnen, en dat de werk-zaamheden eind 2011 zullen zijn afgerond.Tevens komt er een gedenkteken en een voor-lichtingsruimte waarin wordt stilgestaan bij dedeportatie van Joodse burgers vanuit de Gross-markthalle.

***

In 2006 boekte de ECB een overschot van€1.379 miljoen, vergeleken met een overschotvan €992 miljoen in 2005. Net als in 2005 werdeen bedrag gelijk aan het overschot gereserveerd

13ECB

Jaarverslag2006

Page 15: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

in een voorziening tegen wisselkoers-, rente- engoudprijsrisico’s, waardoor de netto winst nulwas. De voorziening zal worden gebruikt terdekking van verliezen die voortvloeien uit dezerisico’s, in het bijzonder waarderingsverliezendie niet worden gedekt door de herwaarderings-rekeningen. De omvang van de voorziening zaljaarlijks worden herzien.

Frankfurt am Main, maart 2007

Jean-Claude Trichet

14ECBJaarverslag2006

Page 16: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 17: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 18: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

HOOFDSTUK 1

ECONOMISCHEONTWIKKELINGEN EN

MONETAIR BELEID

Page 19: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

BASISRENTETARIEVEN VAN DE ECB VERDERVERHOOGD IN 2006

In de loop van 2006 verhoogde de Raad vanBestuur de basisrentetarieven van de ECB ten-einde het hoofd te bieden aan de opwaartse risi-co’s voor de prijsstabiliteit die de Raad zowelop basis van zijn economische als monetaireanalyses had vastgesteld. Deze inperking van demonetaire accommodatie vond plaats tegen deachtergrond van een robuuste economischegroei, een sterke monetaire en kredietexpansieen een ruime liquiditeit in het eurogebied. DeRaad van Bestuur verhoogde, in een reeks stap-pen van 25 basispunten, de minimale inschrij-vingsrente op de basis-herfinancieringstransac-ties in totaal met 125 basispunten, van 2,25% injanuari 2006 tot 3,50% aan het einde van hetjaar (zie Grafiek 1).

Wat de prijsontwikkelingen betreft, kwam degemiddelde jaarlijkse HICP-inflatie in 2006 uitop 2,2%, hetzelfde percentage als in 2005. Detotale inflatie schommelde in de loop van hetjaar en werd sterk beïnvloed door de bewegin-gen in de olieprijzen. Tot augustus was de infla-

tie opwaarts gericht en lag ze aanzienlijk hogerdan de ECB-definitie van prijsstabiliteit, name-lijk een inflatie onder maar dicht bij 2%. Dit washoofdzakelijk het gevolg van forse stijgingenvan de energieprijzen maar gedeeltelijk ook vanverhogingen van door de overheid gereguleerdeprijzen en indirecte belastingen. Tijdens dedaaropvolgende maanden van 2006 liep deinflatie op jaarbasis daarentegen terug tot onderde 2%, voornamelijk door de sterke daling vande olieprijzen en door basiseffecten. Niettegen-staande de gunstige reële bbp-groei en de posi-tieve signalen uit de arbeidsmarkten, bleven destijgingen van de arbeidskosten in het euroge-bied het hele jaar gematigd, wat gedeeltelijkverklaard wordt door de sterke mondiale con-currentie, vooral in de verwerkende sector. Dithielp de inflatoire druk temperen. De inflatie-verwachtingen op de langere termijn bleven ste-vig verankerd op een niveau dat grotendeels ver-enigbaar is met prijsstabiliteit. Niettemin blevende risico’s voor prijsstabiliteit duidelijkopwaarts gericht, in het bijzonder de risico’s vaneen sterker dan verwachte doorwerking van eer-dere olieprijsstijgingen, extra stijgingen vandoor de overheid gereguleerde prijzen en indi-

18ECBJaarverslag2006

1 MONETAIRE-BELEIDSBESLISSINGEN

Gra f i ek 1 ECB - ren tevoe ten en ge l dmark t ren te

(procenten per jaar; daggegevens)

marginale beleningsrente

depositorente

minimale inschrijvingsrente op basis-herfinancieringstransacties

driemaands EURIBOR

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 20060,0

1,0

2,0

3,0

4,0

5,0

6,0

0,0

1,0

2,0

3,0

4,0

5,0

6,0

Bron: ECB.Toelichting: De rente op basis-herf inancieringstransacties betreft de rente op vaste-rentetenders voor transacties afgewikkeld vóór 28 juni 2000. Nadien stemt ze overeen met de voor variabele-rentetenders geldende minimale inschrijvingsrente.

Page 20: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

recte belastingen bovenop de reeds aangekon-digde verhogingen, en de mogelijkheid vannieuwe stijgingen van de olieprijzen. Meer fun-damenteel bleef het vooruitzicht op sterker danverwachte loonontwikkelingen en potentiëletweederonde-effecten in het loon- en prijszet-tingsgedrag in aansluiting op de olieprijsstijgin-gen uit het verleden aanzienlijke opwaartse risi-co’s opleveren voor de prijsstabiliteit, vooralgezien het zeer gunstige economische klimaaten de betere prestatie van de arbeidsmarkt.

De economische bedrijvigheid in het eurogebiednam in 2006 krachtig toe. Na een geleidelijk ennog steeds matig economisch herstel in detweede helft van 2005 trok de economischegroei in het eurogebied aan in de eerste helft van2006. De economische groei kreeg geleidelijkeen breder draagvlak en zette steeds meer opeigen kracht door, met de binnenlandse vraag – in het bijzonder de investeringen in vasteactiva – als belangrijkste stuwende kracht. Degemiddelde reële bbp-groei lag in 2006 bovende potentiële groei. De externe omgeving washeel het jaar gunstig voor een duurzame econo-mische groei. De uitvoer van het eurogebiedprofiteerde van de aanhoudende sterke expan-sie van de wereldeconomie, en van de econo-mieën van de voornaamste handelspartners vanhet eurogebied in het bijzonder. De investerings-groei werd in de loop van het jaar steeds dyna-mischer, onder impuls van de lange periode vanzeer gunstige financieringsvoorwaarden, de her-schikking van de balanspositie van de bedrijvenen aanzienlijke winststijgingen. De groei van deconsumptie in het eurogebied trok eveneens aanin de loop van 2006, in aansluiting op de stij-ging van het reële beschikbare inkomen naar-mate de werkgelegenheidsgroei herstelde en dewerkloosheid afnam. Ondanks de weerslag vande hoge en volatiele olieprijzen bedroeg de reëlebbp-groei in 2006 uiteindelijk 2,8% in 2006,tegen 1,5% in 2005 en 1,8% in 2004. De risico’svoor de economische groeivooruitzichten op dekorte termijn bleven bijna het hele jaar nage-noeg in evenwicht, terwijl de risico’s op de mid-dellange tot langere termijn in heel 2006 neer-waarts gericht bleven, vooral als gevolg vanmogelijke olieprijsstijgingen, mondiale oneven-

wichtigheden en potentiële protectionistischedruk.

De geldhoeveelheid en de kredietverlening ble-ven in de loop van 2006 zeer krachtig groeien,hoofdzakelijk onder impuls van de lage renteta-rieven in het eurogebied en de krachtige econo-mische groei. Vanuit een middellange-termijn-perspectief was de sterke dynamiek van demonetaire en kredietgroei in 2006 het gevolgvan een voortdurende opwaartse trend in hetonderliggende tempo van de monetaire expan-sie die sedert medio 2004 werd waargenomenen droeg ze bij tot een verdere accumulatie van liquiditeiten. Na verscheidene jaren vanrobuuste geldgroei bleef de liquiditeit in heteurogebied immers ruim naar alle aannemelijkemaatstaven waardoor, in een omgeving van aan-houdend krachtige monetaire en kredietgroei,de risico’s voor prijsstabiliteit op de middel-lange tot lange termijn opwaarts gericht waren.

Teneinde de opwaartse risico’s voor prijsstabi-liteit, die via zowel de economische als demonetaire analyse van de ECB werden vastge-steld, in te perken, heeft de Raad van Bestuur in2006 de monetaire-beleidskoers aangepast doorde basisrentetarieven van de ECB vijfmaal teverhogen. De Raad beklemtoonde dat het mone-taire beleid van de ECB, ook na deze rentever-hogingen, nog steeds accommoderend was, derentetarieven op een laag peil bleven, de geld-hoeveelheid en kredietverlening krachtig blevengroeien en de liquiditeit naar alle aannemelijkemaatstaven ruim bleef. De Raad van Bestuurwas van oordeel dat een krachtig en tijdig optre-den gewettigd was teneinde prijsstabiliteit op demiddellange termijn te waarborgen. De veran-kering van de inflatieverwachtingen op middel-lange tot lange termijn die uit deze verbintenisvoortvloeit, is een eerste voorwaarde om tebewerkstelligen dat het monetaire beleid eenvoortdurende bijdrage kan leveren aan de onder-steuning van duurzame economische groei enwerkgelegenheidscreatie.

In de loop van 2006 oefende de aankondigingvan de beslissingen van de Raad van Bestuur envan zijn bredere beoordeling van de economi-

19ECB

Jaarverslag 2006

Page 21: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

sche situatie invloed uit op de marktverwachtin-gen ten aanzien van het verloop van de korteter-mijnrente. De Raad van Bestuur heeft het helejaar duidelijk te kennen gegeven dat de toekom-stige beleidsbeslissingen afhankelijk bleven vanzijn reguliere beoordeling van de risico’s voorde prijsstabiliteit en van de realisatie van zijnhoofdscenario. Deze boodschap werd kennelijkgoed begrepen door de f inanciële markten. Inovereenstemming met de gepubliceerde macro-economische gegevens, die het scenario van deRaad van Bestuur uiteindelijk bevestigden, wer-den de marktverwachtingen omtrent de korte-termijnrente aldus gaandeweg opwaarts bijge-steld tijdens het jaar, naarmate het voor de marktduidelijker werd dat de oorspronkelijke rente-verhoging van december 2005 zou wordengevolgd door een geleidelijke inperking van demonetaire accommodatie. De onzekerheid in de markt nam in 2006 verder af en de volatili-teit zakte tot een tamelijk laag niveau, ondankseen tijdelijke toename tijdens de zomer in hetkader van een algemene herinschatting van derisico’s. In vergelijking met de historischegemiddelden op de langere termijn bereikte deonzekerheid van de markt met betrekking tot de toekomstige monetaire-beleidsbeslissingeneen relatief laag peil.

DE MONETAIRE-BELEIDSBESLISSINGEN NADERBEKEKEN

De economische situatie was begin 2006 rela-tief gunstig. De reële bbp-groei begon in detweede helft van 2005 aan te trekken en kreegeen breder draagvlak. Stemmingsindicatorenwezen uit dat de onderliggende trend van deeconomische groei vrij robuust was, hoewel dereële bbp-groei op kwartaalbasis in het vierdekwartaal van 2005 aanzienlijk lager uitviel dandie in het derde kwartaal. Zo bevestigden debegin 2006 beschikbare data, vooral de enquête-gegevens, de beoordeling van de Raad vanBestuur dat de economische groei gaandewegaan kracht won en breder werd en dat dit ook inde eerste maanden van het jaar het geval zouzijn, in het bijzonder dankzij een sterkere bin-nenlandse vraag.

De vooruitzichten voor de economische groeibleven relatief gunstig, vooral dankzij een zeersterke toename van de investeringsgroei en eengeleidelijke verbetering van de situatie op dearbeidsmarkt. De door medewerkers van deECB samengestelde macro-economische pro-jecties voor de economische groei werden der-halve in maart 2006 verhoogd ten opzichte vande projecties van medewerkers van het Eurosys-teem van december 2005; zij weerspiegelenvooral een iets sterkere groei van de particuliereinvesteringen die tijdens de projectieperiodewordt verwacht. De gemiddelde reële bbp-groeiop jaarbasis werd geraamd op 1,7% tot 2,5% in2006 en op 1,5% tot 2,5% in 2007. De voorspel-lingen door internationale instellingen en orga-nisaties in de particuliere sector gaven een glo-baal vergelijkbaar beeld te zien.

Wat de prijsontwikkelingen betreft, bedroeg dejaarlijkse HICP-inflatie begin 2006 meer dan2% en verwacht werd dat dit op korte termijn zozou blijven, waarbij het precieze niveau vooralzou afhangen van toekomstige energieprijsont-wikkelingen. Op de langere termijn zouden deaangekondigde wijzigingen in de indirectebelastingen en de indirecte gevolgen van olie-prijsstijgingen uit het verleden naar verwach-ting leiden tot een forse toename van de infla-tie, hoewel werd uitgegaan van een verdereloonmatiging. In maart 2006 werden de doormedewerkers van de ECB samengestelde macro-economische projecties voor de inflatie lichtopwaarts bijgesteld ten opzichte van de projec-ties van medewerkers van het Eurosysteem vandecember 2005. De jaarlijkse HICP-inflatiewerd geraamd op 1,9% tot 2,5% in 2006 en op1,6% tot 2,8% in 2007. De risico’s voor dezevooruitzichten voor de prijsontwikkeling blevenvan opwaartse aard, vooral als gevolg van moge-lijke tweederonde-effecten van olieprijsstijgin-gen uit het verleden.

Gezien de krachtige groei van de geldhoeveel-heid in een context van ruime liquiditeit in heteurogebied bevestigde de monetaire analyse designalen van de economische analyse datopwaartse risico’s voor de prijsstabiliteit over-heersten. Ondanks tekenen dat de afwikkeling

20ECBJaarverslag2006

Page 22: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

van eerdere portefeuilleherschikkingen naarmonetaire activa werd hervat, bleef het mone-taire aggregaat M3 stevig groeien op jaarbasisen wanneer men door de kortetermijneffectenvan een dergelijk portefeuillebeheer heenkijkt,bleef de onderliggende trend van de monetaireexpansie krachtig, hetgeen een afspiegeling wasvan het stimulerende effect van het lage rente-peil. Wat de tegenposten van M3 betreft, nam dekredietexpansie bovendien verder toe en steegde kredietverlening aan huishoudens – voorna-melijk leningen voor woningaankopen – en aanniet-f inanciële ondernemingen in een krachtigtempo.

Tegen de achtergrond van opwaartse risico’svoor de prijsstabiliteit op de middellange ter-mijn, die zowel uit de economische als de mone-taire analyse van de ECB waren gebleken, heeftde Raad van Bestuur de accommoderende koersvan het monetaire beleid verder aangepast doorde basisrentetarieven van de ECB op 2 maart2006 met 25 basispunten te verhogen. De Raadvan Bestuur was van oordeel dat een tijdigoptreden ertoe zou bijdragen de inflatiever-wachtingen op middellange en lange termijnstevig verankerd te houden op een niveau ver-enigbaar met prijsstabiliteit en aldus een voort-durende bijdrage zou leveren aan een duurzameeconomische groei en werkgelegenheidscreatie.De Raad beklemtoonde in het bijzonder dat derentetarieven over het hele looptijdenspectrumzowel nominaal als reëel nog steeds op een zeerlaag peil stonden en dat het monetaire beleidvan de ECB accommoderend bleef.

Ondanks een tijdelijke toename van de volatili-teit op de markten in mei, in het kader van eenalgemene nieuwe inschatting van de risico’s,bevestigde de beschikbaar komende informatietijdens de volgende maanden het standpunt vande Raad dat een aanpassing van de accommode-rende koers van de ECB in maart gewettigd wasom aan de opwaartse risico’s voor de prijsstabi-liteit het hoofd te bieden. Met een reële bbp-groei van 0,6% op kwartaalbasis in het eerstekwartaal (later opwaarts herzien tot 0,8%),bevestigde de binnenkomende informatie hetstandpunt dat de groei breder gedragen en duur-

zamer werd. Terzelfder tijd steeg de HICP-infla-tie tot 2,5% in mei, vooral als gevolg van de ont-wikkeling van de energieprijzen. De inflatie zounaar raming boven 2% blijven in 2006 en 2007.In de macro-economische projecties door mede-werkers van het Eurosysteem van juni werd demarge voor de HICP-inflatie in 2006 lichtopwaarts herzien ten opzichte van de ECB-pro-jecties van maart, van 1,9% tot 2,5% naar 2,1%tot 2,5%, waarbij de risico’s voor de verwachteprijsontwikkelingen van opwaartse aard bleven.

Uit de monetaire analyse bleken eveneens nogsteeds opwaartse risico’s te bestaan voor deprijsstabiliteit op de middellange tot langere ter-mijn. Tegen de achtergrond van een verdere ver-snelling van de groei van de geldhoeveelheid ende kredietverlening stegen de leningen aan departiculiere sector op jaarbasis met dubbele cij-fers. Vooral de kredietopneming door huishou-dens – hoofdzakelijk in de vorm van hypothe-caire leningen – en door niet-f inanciëleondernemingen bleef zeer sterk groeien. Dezeontwikkelingen bevestigden tevens dat het sti-mulerende effect van het lage rentepeil de domi-nante factor bleef die aan het hoge onderlig-gende tempo van monetaire expansie tengrondslag lag.

Een toetsing van de uitkomsten van de econo-mische analyse aan die van de monetaire analyse bevestigde in het algemeen dat deopwaartse risico’s voor de prijsstabiliteit op demiddellange termijn overheersten. De Raad vanBestuur besloot derhalve de belangrijkste basis-rentetarieven van de ECB op 8 juni opnieuw met25 basispunten te verhogen. De Raad wees eropdat een verdere inperking van de monetaireaccommodatie gewettigd bleef indien zijn aan-names en basisscenario werden bevestigd.

In juni en juli 2006 bevestigden de ontvangengegevens verder de beoordeling van de Raad vanBestuur dat de economische groei aan krachthad gewonnen en tevens breder gefundeerd wasgeworden in de eerste helft van het jaar. Destemmingsindicatoren bleven zeer hoog en dewerkgelegenheid gaf een robuuste groei te zien.Daarenboven bleven de voorwaarden aanwezig

21ECB

Jaarverslag 2006

Page 23: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

voor een groei van het reële bbp in het euroge-bied van om en nabij het potentiële niveau.Voorts bleef de inflatie in juni en juli een eindboven de 2% en werd ervan uitgegaan dat zezowel in 2006 als 2007 gemiddeld boven datniveau zou blijven, waarbij de risico’s voor dezevooruitzichten van opwaartse aard bleven. Geletop de aanhoudend sterke dynamiek van demonetaire groei in een situatie van reeds ruimeliquiditeitsverhoudingen, bevestigden de signa-len van de monetaire analyse de uitkomsten vande economische analyse dat de opwaartse risi-co’s voor de prijsstabiliteit op de middellangetermijn overheersten. Om deze risico’s in te per-ken en de inflatieverwachtingen op de langeretermijn stevig te verankeren besloot de Raad vanBestuur op 3 augustus 2006 de basisrentetarie-ven van de ECB nogmaals met 25 basispuntente verhogen. De Raad wees tevens op de nood-zaak om alle ontwikkelingen van zeer nabij tevolgen, teneinde te voorkomen dat de risico’svoor de prijsstabiliteit bewaarheid worden.

In de loop van het derde kwartaal bevestigdende ontvangen gegevens inzake de economischeactiviteit in het eurogebied dat de economischegroei aanzienlijk was versneld tijdens de voor-gaande kwartalen. De herziene gegevens wezenuit dat de economische activiteit een kwartaal-op-kwartaalgroei van 0,7% te zien gaf van hetderde kwartaal van 2005 tot het tweede kwar-taal van 2006, aanzienlijk meer dan de meesteramingen van de potentiële groei. Daarenbovenvertoonde de werkloosheidsgraad een dalendetrend, was de werkgelegenheidsgroei toegeno-men en bleek uit de conjunctuurenquêtes dat dewerkgelegenheidsverwachtingen nog steedsgunstig waren. De beschikbare indicatoren voorhet derde kwartaal van 2006 ondersteundenvoorts de beoordeling dat de economische acti-viteit fors zou blijven groeien, maar mogelijkiets minder krachtig dan de zeer sterke groei inhet eerste halfjaar. Al bij al bleven de voorwaar-den aanwezig voor een solide economischegroei in het eurogebied om en nabij de poten-tiële groei. In het licht daarvan hebben de ECB-medewerkers in hun macro-economische projec-ties van september 2006 de voorziene margesvoor de reële bbp-groei in 2006 en 2007

opnieuw opwaarts bijgesteld ten opzichte vande vorige projecties van medewerkers van hetEurosysteem, naar 2,2 tot 2,8% in 2006 en 1,6tot 2,6% in 2007, hoofdzakelijk in het licht vande sterker dan verwachte groei in het eerste half-jaar.

De HICP-inflatie lag in juli en augustus nogboven 2% en in de macro-economische projec-ties van september gingen de medewerkers vande ECB ervan uit dat de inflatie op jaarbasisgemiddeld 2,3% tot 2,5% zou bedragen in 2006en 1,9% tot 2,9% in 2007. Deze projecties hiel-den opwaartse herzieningen in. De marge voor2006 kwam in het bovenste gedeelte van debandbreedte die de medewerkers van het Euro-systeem in hun projecties van juni hadden gepu-bliceerd. Ook de marge voor 2007 werd lichtnaar boven bijgesteld, vooral vanwege deopwaartse herziening van de projectie inzake deolieprijzen. In september wijzigde het beeldenigszins door de sterke daling van de olieprij-zen in augustus en september en door gunstigebasiseffecten. Dit leidde tot een aanzienlijkedaling van de totale inflatie tot onder 2% vanafseptember. Niettemin overheerste nog steeds deopvatting dat de inflatie naar het einde van 2006en begin 2007 opnieuw boven 2% zou uitkomen,vooral door de invloed van hogere indirectebelastingen en, in mindere mate, van ongunstigebasiseffecten. De Raad van Bestuur ging er danook van uit dat een grote mate van kortetermijn-volatiliteit in de jaarlijkse HICP-inflatie waar-schijnlijk was, maar dat de inflatie gemiddeldboven 2% zou blijven in 2006 en 2007. Er wer-den duidelijk opwaartse risico’s voor de prijs-stabiliteit verwacht, wat werd bevestigd door detoetsing met de monetaire analyse.

Al deze ontwikkelingen hebben de Raad vanBestuur ertoe gebracht op 5 oktober 2006 debasisrentetarieven van de ECB nogmaals te ver-hogen met 25 basispunten. De Raad onder-streepte dat een verdere inperking van de mone-taire accommodatie op zijn plaats was indien hetbasisscenario nog werd bevestigd.

De ontvangen informatie, met name de bijzon-der sterke enquête-indicatoren voor het vierde

22ECBJaarverslag2006

Page 24: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

kwartaal van 2006, bevestigden de overwegin-gen die ten grondslag lagen aan het besluit vande Raad van Bestuur van oktober om de rente-tarieven te verhogen. Het bevestigde tevens debeoordeling dat de economische activiteit forsbleef toenemen, waarbij de binnenlandse vraagde belangrijkste motor bleef in het derde kwar-taal. Dit bevestigde de verwachte verbredingvan het economische herstel en wees erop datde economische expansie in het eurogebiedsteeds autonomer van aard werd. Vooruitblik-kend naar 2007, bleven de voorwaarden aanwe-zig voor een sterke economische groei in heteurogebied om en nabij de potentiële groei.Hoewel zich waarschijnlijk rond de jaarwisse-ling enige volatiliteit in de kwartaalgroeicijferszou voordoen onder invloed van veranderingenin de indirecte belastingen, bleven de vooruit-zichten voor de economische bedrijvigheid opde middellange termijn gunstig. Deze vooruit-zichten werden ook weerspiegeld in de doormedewerkers van het Eurosysteem opgesteldemacro-economische projecties van december2006, die opwaartse herzieningen bevatten tenopzichte van de projecties van ECB-medewer-kers van september, voornamelijk als gevolg vande verwachte daling van de energieprijzen enhun invloed op het reële beschikbare inkomen.De gemiddelde reële bbp-groei op jaarbasiswerd geraamd op 1,7% tot 2,7% in 2007 en1,8% tot 2,8% in 2008.

Wat de prijsontwikkelingen betreft, bleef dejaarlijkse HICP-inflatie in het laatste kwartaalvan 2006 onder de 2%. Gezien de neerwaartsbijgestelde aannames inzake energieprijzen,was de marge voor de HICP-inflatie in 2007 inde door medewerkers van het Eurosysteemsamengestelde macro-economische projectiesvan december iets lager dan in de ECB-projec-ties van september. De gemiddelde HICP-infla-tie op jaarbasis zou 1,5% tot 2,5% bedragenvoor 2007 en 1,3% tot 2,5% voor 2008. De voor-uitzichten inzake de prijsontwikkelingen blevenonderhevig aan opwaartse risico’s. Bovendienwerd de beoordeling dat opwaartse risico’s voorde prijsstabiliteit op de middellange tot langeretermijn overheersten, ondersteund door eenonderlinge toetsing van de uitkomsten van de

economische analyse aan die van de monetaireanalyse.

Tegen die achtergrond besloot de Raad vanBestuur op 7 december 2006 de basisrentetarie-ven van de ECB opnieuw met 25 basispunten teverhogen. De Raad deelde mee dat ook na dezerenteverhoging het monetaire beleid van de ECBaccommoderend bleef, gezien de nog altijd lagebasisrentetarieven, de krachtige groei van degeldhoeveelheid en de kredietverlening en denaar alle aannemelijke maatstaven ruime liqui-diteitsverhoudingen in het eurogebied. De Raadvan Bestuur was derhalve van oordeel dat eenkrachtig en tijdig optreden gewettigd was om deprijsstabiliteit op de middellange termijn tegaranderen. De Raad voegde eraan toe alle ont-wikkelingen nauwlettend te zullen volgen opdatde risico’s voor de prijsstabiliteit op de middel-lange termijn niet bewaarheid worden.

23ECB

Jaarverslag 2006

Page 25: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

2.1 DE MONDIALE MACRO-ECONOMISCHEOMGEVING

MINDER SNELLE, MAAR NOG STEEDS ROBUUSTEGROEI VAN DE WERELDECONOMIEIn 2006 bleef de wereldeconomie krachtiggroeien, ondanks een geleidelijke verzwakkingvan het groeitempo. De sterke groei in allebelangrijke regio’s tijdens de eerste helft van hetjaar werd gevolgd door een zekere vertraging inde tweede helft, meer bepaald in de VerenigdeStaten (zie Grafiek 2). Over het algemeen bleefde mondiale groei evenwel zeer dicht in de buurtvan het niveau van 2004 en 2005, vooral dank-zij de aanhoudend gunstige f inancieringsvoor-waarden, een gezonde winstsituatie en signif i-cante verbeteringen in de bedrijfsbalansen in demeeste economieën van de wereld. Daarenbo-ven droeg de krachtige groei in een aantal groteopkomende economieën, in combinatie met eensterke handelsactiviteit, bij tot het robuustetempo van de mondiale expansie. Hoewel degroei evenwichtiger gespreid was over de groteindustrielanden, namen de internationaleexterne onevenwichtigheden verder toe, vooralals gevolg van de energiehandelsoverschottenvan de olie-exporterende landen.

Het peil van de olieprijzen bleef in 2006 hoog.Na een historisch hoogtepunt van USD 78 pervat begin augustus, was de prijs van ruwe Brent-olie tegen december teruggelopen tot ongeveerUSD 60, vergelijkbaar met het peil van eind2005. De totale consumptieprijsinflatie, die gro-tendeels de ontwikkelingen van de energieprij-zen weergeeft, bereikte in 2006 een hoogtepuntin de zomer en liep nadien terug. In de meestelanden bleef de onderliggende inflatiedruk in2006 al bij al relatief beperkt. Over het alge-meen bleef de wereldwijde inflatie zeer dicht bijhet niveau van 2004 en 2005. In de landen vande OESO bedroeg de jaarlijkse totale CPI-infla-tie 2,6% voor heel 2006, terwijl de jaarlijkseinflatie met uitzondering van voedingsmiddelenen energie 2,0% beliep.

In de Verenigde Staten bedroeg de groei op jaar-basis van het reële bbp in 2006 als geheel 3,3%.In de loop van het jaar vertraagde de economi-

sche activiteit evenwel en liep de bbp-groeiterug tot onder de potentiële groei. Die vertra-ging was hoofdzakelijk het resultaat van eendaling van de investeringen in woningen, terwijlde groei van de particuliere consumptie veer-

24ECBJaarverslag2006

2 MONETAIRE, FINANCIËLE EN ECONOMISCHEONTWIKKELINGEN

Gra f i ek 2 Be l ang r i j k s t e on tw ikke l i ngen i n de g ro t e i ndus t r i e l anden

Bronnen: Nationale gegevens, BIB, Eurostat en berekeningenvan de ECB.1) Eurostat-gegevens voor het eurogebied en het VerenigdKoninkrijk; nationale gegevens voor de Verenigde Staten enJapan. De bbp-cijfers zijn seizoengezuiverd.2) HICP voor het eurogebied en het Verenigd Koninkrijk; CPIvoor de Verenigde Staten en Japan.

2002 2003 2004 2005 2006-1,5

-1,0

-0,5

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

-1,5

-1,0

-0,5

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

eurogebied

Verenigde Staten

Productiegroei 1)

(mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal; kwartaalgegevens)

Japan

Verenigd Koninkrijk

2002 2003 2004 2005 2006-2

-1

0

1

2

3

4

5

-2

-1

0

1

2

3

4

5

Inflatie 2)

(consumptieprijzen; mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)

Page 26: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

krachtig was. Terwijl de bestedingen van dehuishoudens negatief werden beïnvloed door de vertraging in de huizenmarkt en de hogeenergieprijzen, werden ze ondersteund door dekrachtige groei van het arbeidsinkomen en degunstige f inancieringsvoorwaarden. De niet-residentiële bedrijfsinvesteringen groeiden fors,ondersteund door de gunstige f inancierings-voorwaarden en de hoge winstgevendheid vande ondernemingen. De bijdrage van de netto-uitvoer aan de groei was in 2006 nihil.

De externe balans verslechterde in 2006 tenopzichte van 2005. De verslechtering was voorhet grootste gedeelte te wijten aan het oplo-pende tekort op de goederenbalans, een gevolgvan de krachtige groei van de huishoudelijkeconsumptie. Niettemin vertoonde de uitvoertekenen van verbetering, wat de kracht van deeconomische groei in de rest van de wereldweerspiegelde, alsook de depreciatie van dereële effectieve wisselkoers van de Amerikaansedollar.

In de Verenigde Staten beliep het jaarlijkse ver-anderingspercentage van de CPI voor 2006 alsgeheel 3,2%. In de eerste helft van het jaar steegde consumptieprijsinflatie als gevolg van eenhoge capaciteitsbezetting, signif icante stijgin-gen van de energieprijzen en een versnelling vande component van de huurwaarde van de doorde eigenaars bewoonde huizen in de CPI. Deinflatiedruk bereikte een hoogtepunt in dezomer en nam vervolgens af, zodat in decemberde CPI-inflatie op jaarbasis 2,5% beliep. Dejaarlijkse inflatie met uitzondering van voe-dingsmiddelen en energie vertoonde een groten-deels vergelijkbaar verloop; met 2,5% bereikteze in september haar hoogste peil in tien jaar ennadien liep ze geleidelijk terug. De lagere infla-tie naar het einde van het jaar kan mogelijk wor-den verklaard door het wegebben van de onder-liggende prijsdruk ten gevolge van een meergematigde stijging van de geaggregeerde vraagalsook door de lagere energieprijzen.

In de eerste helft van 2006 trok het Federal OpenMarket Committee (FOMC) van het FederalReserve System het streeftarief voor de federal

funds rate met in totaal 100 basispunten op, invier opeenvolgende stappen van 25 basispunten.Door die verhoging steeg het streeftarief voorde federal funds rate tot 5,25% op 29 juni. Hoe-wel het FOMC het streeftarief voor zijn beleids-rente gedurende de rest van het jaar constanthield, gaf het in zijn verklaringen herhaaldelijkte kennen dat een aantal inflatoire risico’s ble-ven bestaan, maar dat een verdere verstrakkingvan de beleidskoers afhankelijk zou zijn van hetverloop van de macro-economische vooruitzich-ten. Wat het begrotingsbeleid van de VerenigdeStaten betreft, is het federale tekort in het begro-tingsjaar 2006 gedaald ten opzichte van 2005,voornamelijk als gevolg van de gestegen ont-vangsten uit de vennootschaps- en inkomsten-belastingen. Volgens ramingen van de Ameri-kaanse Congressional Budget Office beliep hetfederale begrotingstekort in het begrotingsjaar2006 1,9% bbp.

In Japan zette het economische herstel zich in2006 door: het reële bbp steeg met 2,2%, tegen1,9% in 2005. Het bbp nam voor het derde jaarop rij sneller toe dan de potentiële groei. Deeconomische activiteit werd geschraagd dooreen snelle groei van de particuliere niet-residen-tiële investeringen en de aanhoudend krachtigeuitvoer. De robuuste groei van de niet-residen-tiële investeringen was vooral het gevolg vangunstige f inancieringsvoorwaarden, stijgendebedrijfswinsten en een stevig ondernemersver-trouwen. Het herstel van de binnenlandse vraagwas al bij al veerkrachtig, ondanks een aanzien-lijke vertraging in de groei van de particuliereconsumptie in 2006 ten opzichte van het voor-gaande jaar. De uitvoer trok profijt van het sti-mulerende effect van de zwakkere yen en desterkere vraag naar machines en uitrustingsgoe-deren. Als gevolg van de verbetering in debalansen van de Japanse banken en hun her-stelde vermogen tot het nemen van risico’s, als-ook door de effecten van de zich voortzettendeopleving is de bancaire kredietverlening in 2006voor het eerst in tien jaar gestegen.

De vrees voor deflatie in Japan ebde in 2006verder weg. Het jaarlijkse veranderingstempovan de consumptieprijzen werd in de loop van

25ECB

Jaarverslag 2006

Page 27: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

het jaar opnieuw positief. De inflatie bleef even-wel beperkt, als gevolg van aanhoudende neer-waartse druk, vooral op de lonen. Voor het jaarals geheel beliep het jaarlijkse veranderings-tempo van de consumptieprijzen 0,3% tegen -0,3% in 2005. In maart 2006 maakte de Bankof Japan een einde aan haar sinds maart 2001gevoerde beleid van overvloedige kredietver-strekking tegen nulrente. In juli verhoogde zehaar streeftarief voor de niet door onderpandgedekte daggeldrente van nul tot 0,25%. In 2006onttrok de Bank of Japan overtollige liquiditeitaan de banksector; het peil van de bij de Bankof Japan door Japanse particuliere banken oprekeningen-courant aangehouden tegoeden liepaanzienlijk terug, van JPY 31 biljoen in maarttot zowat 10 biljoen aan het einde van het jaar.

In de opkomende landen van Azië bleef de groeiin 2006 krachtig als gevolg van de veerkrach-tige binnenlandse vraag, in het bijzonder in degrootste economieën van de regio, ondanks eenafnemende externe vraag in de tweede helft vanhet jaar. De prijsdruk werd ingeperkt door maat-regelen ter verkrapping van het monetaire beleidin het grootste gedeelte van de regio en, na dezomer, door de dalende olieprijzen. De wissel-koersen vertoonden een uiteenlopende ontwik-keling: in reëel-effectieve termen apprecieerdende valuta’s van Korea, Thailand en Indonesiëgedurende 2006, terwijl de munten van andereopkomende Aziatische landen ofwel deprecieer-den (bijvoorbeeld Hongkong SAR en Taiwan,Provincie van China) ofwel nagenoeg onveran-derd bleven (China, India en Maleisië). Tegelij-kertijd bleven de deviezenreserves van verschei-dene economieën in deze regio aangroeien.

In China bleef de economie in 2006 krachtiggroeien. In de eerste jaarhelft versnelde de eco-nomische activiteit onder impuls van een herle-ving in de verwerkende industrie, vastgoedin-vesteringen en investeringen van de lokaleoverheid, in combinatie met een sterke uitvoer.De investeringen in vaste activa en de groei vande toegevoegde waarde van de industriële pro-ductie vertraagden licht in de tweede helft van2006, als gevolg van een verkrapping van hetmonetaire beleid, onder meer via administra-

tieve maatregelen, maar de totale bbp-groeibleef nagenoeg ongewijzigd. De inflatoire drukbleef laag, maar nam toe naar het einde van hetjaar. Na de invoering van een flexibeler wissel-koersstelsel in 2005 bleef de Chinese renminbiin 2006 langzaam maar zeker appreciëren tenopzichte van de Amerikaanse dollar, terwijl hijdeprecieerde ten opzichte van de euro. Het over-schot op de lopende rekening overtrof hetvorige, in 2005 bereikte recordpeil en droeg bijtot de stijging van de Chinese deviezenreserves,die opliepen tot een cumulatief niveau van meerdan USD 1 biljoen.

In Latijns-Amerika bleef de economie krachtiggroeien, gesteund door de nog altijd gunstigeexterne omgeving (onder meer de hoge prijzenvoor de door de regio uitgevoerde grondstoffen)en de robuuste binnenlandse vraag. Bij debelangrijkste economieën in Latijns-Amerikaliet Argentinië nog steeds een hoge reële econo-mische groei optekenen, hoewel de aanhoudendhoge inflatie een uitdaging bleef voor de over-heid. Het tempo van de economische groei in degrootste economieën van de regio, Brazilië enMexico, was gematigder maar nog altijdrobuust, zeker in het laatste geval, terwijl deinflatie onder controle bleef. Veel Latijns-Ame-rikaanse economieën bleven de nog altijd gun-stige internationale f inancieringsvoorwaardenaanwenden voor transacties van actief schuld-beheer, deels via rechtstreekse wederinkopenalsook via swaps, met de bedoeling de kostenvan de rentebetalingen en aflossingen terug teschroeven en de looptijdprofielen te verbeteren.Samen met de verbeterde economische funda-mentals hielp dit de f inanciële kwetsbaarheidvan de regio verder te beperken.

ONTWIKKELINGEN VAN DEGRONDSTOFFENPRIJZEN IN 2006De olieprijzen gingen tijdens het grootstegedeelte van 2006 fors omhoog (zie Grafiek 3);begin augustus bereikte de prijs van ruwe Brent-olie een nieuw historisch hoogtepunt van USD 78 per vat (ongeveer 35% hoger dan bij hetbegin van het jaar). Nadien liepen de olieprij-zen echter signif icant terug, met aanzienlijkevolatiliteit, zodat ze aan het einde van het jaar

26ECBJaarverslag2006

Page 28: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

nog USD 61 bedroegen. De gemiddelde prijsvan ruwe Brent-olie beliep in 2006 USD 65, datis ongeveer 20% hoger dan het gemiddelde vanhet voorgaande jaar.

De stijging van de mondiale vraag naar olie, diesedert medio 2003 aanleiding had gegeven totcapaciteitsbeperkingen in de gehele olietoevoer-lijn, vertraagde in 2006 enigszins ten opzichtevan de voorgaande jaren. Dat was voornamelijkte wijten aan de zwakkere olievraag vanuit deOESO-landen, die de stijging van de vraag van-uit niet-OESO-landen, in het bijzonder China,gedeeltelijk compenseerde. De olieprijzen wer-den evenwel opgedreven door andere factorenaan de aanbodzijde. Meer in het bijzonder weer-spiegelde de stijging van de olieprijzen gedu-rende de eerste zeven maanden van het jaarhoofdzakelijk aanbodverstoringen en een toege-nomen bezorgdheid omtrent de continuïteit vande toekomstige olieaanvoer op een ogenblik datde fundamentele verhoudingen op de oliemarktal krap waren. Die bezorgdheid werd aangewak-kerd door de aanhoudende geopolitieke span-ningen in het Midden-Oosten, meer bepaald inverband met de Iraanse nucleaire kwestie en hetuitbreken van de gevechten tussen Israël enLibanon.

Begin augustus bereikten de olieprijzen eenhoogtepunt, maar daarna liepen ze aanmerkelijkterug doordat de druk op de oliemarkten enigs-zins werd verlicht door de afnemende dreigingvan orkanen in de Golf van Mexico, een aan-zienlijke vermindering van de geopolitiekespanningen en een afname van de krapte op debrandstoffenmarkt. Als reactie op de prijsdalingkondigde de Organisatie van Olie-exporterendeLanden (OPEC) in oktober aan dat ze vanafnovember de productie met 1,2 miljoen vatenper dag zou beperken. In december besliste deorganisatie vervolgens de aanvoer vanaf febru-ari 2007 verder terug te schroeven met 0,5 mil-joen vaten per dag. Doordat de winter in hetgrootste gedeelte van het noordelijk halfrondongewoon zacht begon, wat een remmend effecthad op de vraag naar brandstoffen voor verwar-ming, en de OPEC zich amper aan de aangekon-digde productiebeperking hield, ontstond tegenhet einde van 2006 en vooral begin januari 2007enige neerwaartse druk op de prijzen. In detweede helft van januari gingen de prijzenopnieuw omhoog, als gevolg van het koudereweer in het noordelijk halfrond en de daaruitvoortvloeiende hogere vraag, de lagere olietoe-voer uit de OPEC-landen en de toegenomengeopolitieke spanningen.

De prijzen van niet-energetische grondstoffen,die een enigszins volatiel verloop vertoonden,namen gedurende 2006 aanzienlijk toe. Afgeme-ten aan de hand van de geaggregeerde index vanhet Hamburgisches Welt-Wirtschafts-Archiv (zieGrafiek 3), gingen die prijzen tijdens de eerstehelft van het jaar fors omhoog, vooral onderimpuls van de stijgende prijzen voor metalen. Dekrachtige vraag vanuit de opkomende Aziatischeeconomieën, in het bijzonder vanuit China, dehoge energieprijzen, de beperkte productiestij-ging en de lage voorraadniveaus dreven de prij-zen van de meeste industriële metalen op. Nadatde prijzen van niet-energetische grondstoffeneen hoogtepunt bereikten in mei, liepen ze ver-volgens enigszins terug, maar bleven op dit his-torisch hoge niveau. Naar het einde van het jaardroegen de hogere landbouwprijzen eveneens bijtot een hoog prijsniveau van de niet-energetischegrondstoffen. Al bij al stegen de prijzen voor

27ECB

Jaarverslag 2006

Gra f i ek 3 Be l ang r i j k s t e on tw ikke l i ngen i n de g ronds to f f enmark ten

Bronnen: Bloomberg en Hamburgisches Welt-Wirtschafts-Archiv.

15

25

35

45

55

65

75

85

70

90

110

130

150

170

190

210

ruwe Brent-olie (USD/vat; linkerschaal)

grondstoffen m.u.v. energie (USD; indexcijfer: 2000 = 100; rechterschaal)

2002 2003 2004 2005 2006

Page 29: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

niet-energetische grondstoffen (uitgedrukt inAmerikaanse dollars) in 2006 gemiddeld metzowat 26% ten opzichte van het voorgaande jaar.Begin 2007 gingen de prijzen van de niet-ener-getische grondstoffen verder omhoog en tegeneind februari bereikte het totale prijsindexcijfereen nieuw nominaal hoogtepunt.

2.2 MONETAIRE EN FINANCIËLEONTWIKKELINGEN

M3-GROEI BLEEF TOENEMEN, VOORNAMELIJK ALSGEVOLG VAN HET LAGE RENTEPEIL EN DETOENAME VAN DE ECONOMISCHE ACTIVITEIT De geldgroei is in 2006 verder gestegen enbereikte aan het einde van het jaar het hoogstegroeipeil op jaarbasis sinds de aanvang van dederde fase van de EMU. De sterke groei van M3werd vooral aangewakkerd door het lage rente-peil en de krachtige economische activiteit inhet eurogebied, die ook een robuuste kredietver-strekking aan de particuliere sector in de handwerkten. Tegelijkertijd begonnen de stijgenderentetarieven in de loop van het jaar de mone-taire ontwikkelingen te beïnvloeden, zij het gro-tendeels via substitutie binnen de componentenvan M3 en niet door de totale M3-groei in teperken. In het algemeen droeg de aanhoudendetoename van de monetaire groei verder bij totde reeds ruime liquiditeitssituatie; in combina-tie met de sterke kredietexpansie wees die toe-name op opwaartse risico’s voor de prijsstabili-teit op de middellange tot lange termijn.

Na een daling in het vierde kwartaal van 2005versnelde de M3-groei tijdens de eerste maan-den van 2006, tot een jaarlijks groeitempo van8,6% in het tweede kwartaal. Op jaarbasisgroeide M3 tijdelijk matiger in het derde kwar-taal, waarna de M3-groei opnieuw aantrok tot9,0% tijdens het vierde kwartaal. Het in decem-ber bereikte cijfer van 9,8% vormde het hoog-ste jaarlijkse groeitempo sinds de aanvang vande derde fase van de EMU. Over het algemeenwerd het verloop van de M3-groei op jaarbasisin 2006 gekenmerkt door een vrij hoge mate vanvolatiliteit. De grote schommelingen waren ookzichtbaar in de dynamiek van M3 op de kortere

termijn (dat is het eenmaands, driemaands enzesmaands groeitempo op jaarbasis), wat aan-geeft dat de variabiliteit van de jaarlijkse groeiniet hoofdzakelijk samenhing met basiseffecten.

Wat het verloop van de M3-componenten betreft,leverde de expansie van de girale deposito’s, diein het eng gedefinieerde monetaire aggregaat M1zijn opgenomen, in de eerste helft van 2006 degrootste bijdrage tot de M3-groei op jaarbasis,net als in 2005. In de tweede helft van het jaar,daarentegen, kwam de grootste bijdrage van determijndeposito’s (die in het ruimere aggregaatM2, maar niet in M1 begrepen zijn). Wat detegenposten van M3 betreft, werd de krachtigemonetaire expansie in 2006 aangewakkerd doorde robuuste groei van de kredietverlening doorMFI’s aan de particuliere sector, die echter lichtbegon af te nemen aan het einde van het jaar.Tegelijkertijd zijn de tot eind 2005 opgetekendeduidelijke dalingen van de netto externe positievan de MFI-sector in de eerste maanden van 2006geleidelijk verdwenen. Tegen het einde van hetjaar nam de stroom van de netto externe activaaanzienlijk toe, wat de verdere stijging van deM3-groei op jaarbasis leek te hebben bevorderd.

Over het geheel genomen blijkt uit de ontwikke-lingen in 2006 dat de krachtige monetaire groeivoornamelijk werd aangewakkerd door het lagerentepeil en de sterke economische activiteit inhet eurogebied. Deze dynamische ontwikkelin-gen kunnen worden beschouwd als een voortzet-ting van de opwaartse tendens van de geldgroeisinds medio 2004, die de gestage toename vande jaarlijkse groei van de leningen aan de parti-culiere sector weerspiegelde (zie Grafiek 4). Ditgeeft aan dat de factoren die ten grondslag lig-gen aan de sterke M3-groei tijdens de afgelopenjaren, met inbegrip van 2006, verschillen van defactoren die hebben geleid tot de forse groei vanM3 tussen 2001 en begin 2003. In deze laatsteperiode waren de portefeuilleherschikkingennaar monetaire activa als gevolg van de toenma-lige verhoogde geopolitieke, economische enfinanciële onzekerheid de voornaamste oorzaakvan de monetaire expansie, terwijl de groei vande leningen aan de particuliere sector gematigdwas. Vanuit dit oogpunt zou, bij de beoordeling

28ECBJaarverslag2006

Page 30: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

van de risico’s voor de prijsstabiliteit, de huidigesterke M3-groei weleens zorgwekkender kunnenzijn dan die tussen 2001 en begin 2003.

UITEENLOPENDE ONTWIKKELINGEN IN DEHOOFDCOMPONENTEN VAN M3 Wat de componenten betreft, liep het jaarlijksegroeitempo van M1 in 2006, ondanks een geringestijging aan het einde van het jaar, sterk terugvan 10,3% in januari tot 7,5% in december (zieGraf iek 5). De bijdrage tot de jaarlijkse M3-groei verminderde weliswaar tot 3,5 procent-punten aan het einde van 2006, maar bleef aan-zienlijk. Van de in M1 begrepen liquide activais de groei op jaarbasis van de chartale-geldom-loop gezakt van 13,5% in januari tot 11,1% indecember, wat strookt met de verwachting dathet langdurige aanpassingsproces van de vraagnaar bankbiljetten en munten na de overgang opde chartale euro in januari 2002 zich ging voort-zetten. De belangrijkste factor die aan de forsedaling van de M1-groei ten grondslag lag,vooral in de tweede helft van het jaar, was ech-ter de duidelijk lagere groei op jaarbasis van degirale deposito’s, namelijk 6,9% in december2006, tegen nog 9,7% in januari.

Daarentegen nam de groei op jaarbasis van dekortlopende deposito’s met uitzondering vangirale deposito’s (M2-M1) in de loop van 2006merkelijk toe, van 6,4% in januari tot 11,8% indecember. De bijdrage van die overige kortlo-pende deposito’s tot de jaarlijkse M3-groei steegtegen eind 2006 tot 4,3 procentpunten, waardoorze de belangrijkste groeifactor werden. Diehogere bijdrage compenseerde ruimschoots delagere bijdrage van M1 en weerspiegelde eenaanzienlijke stijging van het jaarlijkse groei-tempo van de kortlopende termijndeposito’s(deposito’s met een vaste looptijd tot en mettwee jaar), die tot december toenamen met27,3%, veruit de hoogste groei van deze com-ponent van M3 sinds het begin van de reeks in1998. Daarentegen liep de jaarlijkse groei vande kortlopende spaardeposito’s (deposito’s meteen opzegtermijn tot en met drie maanden)gedurende het jaar sterk terug.

De uiteenlopende dynamiek van de in M3 begre-pen kortlopende deposito’s in 2006 was groten-deels toe te schrijven aan de toenemende ecartstussen de rentevergoeding op termijndeposito’s(waarvan de stijging globaal strookte met de

29ECB

Jaarverslag 2006

Gra f i ek 4 M3 en l en i ngen aan de pa r t i cu l i e re s e c to r

(mutaties in procenten per jaar; gecorrigeerd voor seizoen- enkalendereffecten)

Bron: ECB.

0

2

4

6

8

10

12

2001 2002 2003 2004 2005 20060

2

4

6

8

10

12

M3

leningen aan de particuliere sector

Gra f i ek 5 Be l ang r i j k s t e componenten van M3

(mutaties in procenten per jaar; gecorrigeerd voor seizoen- enkalendereffecten)

0

3

6

9

12

15

2002 2003 2004 2005 20060

3

6

9

12

15

M1

andere kortlopende deposito’s (M2-M1)

verhandelbare instrumenten (M3-M2)

Bron: ECB.

Page 31: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

toename van de geldmarktrente sinds eind 2005)en die op girale deposito’s (die, in overeenstem-ming met het historische patroon, trager enmatiger reageerden op de stijging van de markt-rente) (zie Graf iek 6). Dit leidde tot een ver-schuiving van girale deposito’s naar termijnde-posito’s, wat de M1-groei terugschroefde maarniet veel invloed had op de groei van M3 alsgeheel. Al met al bleek uit die ontwikkelingendat de verhogingen van de basisrentetarievenvan de ECB sinds december 2005 een merkbareinvloed hadden op de monetaire ontwikkelingenin 2006, zij het vooral in de vorm van substitu-tie binnen de componenten van M3 en niet dooreen beperking van de M3-groei.

Het jaarlijkse groeitempo van de verhandelbareinstrumenten (M3-M2) nam in 2006 eveneenssterk toe, namelijk van 3,2% in januari tot12,4% in december (zie Graf iek 5). Daardoorsteeg de bijdrage van die instrumenten tot degroei van M3 op jaarbasis aanmerkelijk tot 1,7procentpunt aan het einde van 2006; hierachtergingen evenwel vrij uiteenlopende ontwikkelin-gen in de deelcomponenten schuil. De jaarlijksegroei van de aandelen/participaties in geld-

marktfondsen was licht negatief in de eerstehelft van 2006 alvorens positief te worden in detweede helft van het jaar. De aantrekkende groeivan de aandelen/participaties in geldmarktfond-sen gedurende het jaar zou kunnen voortvloeienuit een gedeeltelijke normalisering van de vraagnaar die instrumenten na een langdurige periodevan uitzonderlijk lage groei naarmate de porte-feuilleherschikkingen (die waren uitgemond ineen overmatig volume van dergelijke activa tus-sen 2001 en begin 2003, een periode van ver-hoogde economische en financiële onzekerheid)ten einde liepen en de beleggers overstapten opmeer liquide instrumenten.

De vraag naar schuldbewijzen met een looptijdtot en met twee jaar nam in 2006 aanzienlijk toe,wat het grootste deel van de toenemende bij-drage van de verhandelbare instrumenten tot dejaarlijkse M3-groei verklaarde. De hoge groei-cijfers van die kortlopende schuldbewijzen hiel-den deels verband met de stijgingen van de korterente in de loop van het jaar. Kortlopendeschuldbewijzen worden overwegend tegen eenvariabele rente uitgegeven, zodat de beleggerskunnen profiteren van rentestijgingen vóór de

30ECBJaarverslag2006

Gra f i ek 6 MF I - ren te ta r i even op ko r t l opende depos i t o ’s en ve rhande lba re i n s t r umenten(procenten per jaar)

Bron: ECB.

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

3,5

4,0

2003 2004 2005 20060,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

3,5

4,0

girale deposito’s

deposito’s met een vaste looptijd tot en met een jaar

deposito’s met een opzegtermijn tot en met drie maanden

deposito’s met een vaste looptijd van één tot twee jaar

driemaands EURIBOR

Gra f i ek 7 Kor t l opende MF I -depos i t o ’sen repo ’s van de pa r t i cu l i e re s e c to r

(mutaties in procenten per jaar; niet gecorrigeerd voor seizoen-of kalendereffecten)

Bron: ECB.Toelichting: De rapporterende sector omvat de MFI’s met uitzon-dering van het Eurosysteem. Bovendien zijn de monetaire passivavan de centrale overheid (Post, Schatkist) niet inbegrepen.

0

5

10

15

20

25

30

2002 2003 2004 2005 20060

5

10

15

20

25

30

niet-financiële ondernemingen

huishoudens

overige financiële intermediairs

Page 32: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

vervaldatum van het schuldbewijs.1 Het jaar-lijkse groeitempo van de repo’s trok tussen deeerste en de tweede helft van 2006 eveneens wataan, tegen de achtergrond van een aanzienlijkevolatiliteit op korte termijn.

Een uitsplitsing naar sector van de kortlopendedeposito’s en de repo’s (dat is de ruimste aggre-gatie van M3-componenten waarvoor betrouw-bare informatie per aanhoudende sector beschik-baar is) wijst uit dat de huishoudens in 2006 debelangrijkste bijdrage bleven leveren tot desterke geldgroei. Dit weerspiegelt het ruimeaandeel van de huishoudens in het totale uit-staande bedrag aan kortlopende deposito’s. Dejaarlijkse groei van de door huishoudens aange-houden gelden neemt sinds begin 2004 gestaagtoe (zie Grafiek 7), ondanks het hoge rendementop concurrerende activa (zoals aandelen en hui-zen) tijdens de afgelopen jaren, maar ligt nogaltijd ruimschoots onder de groeicijfers van deoverige particuliere geldaanhoudende sectoren.

In 2006 bedroeg de jaarlijkse groei van de doorniet-financiële ondernemingen aangehouden gel-den bijna 10%, of een aandeel van ongeveer eenvierde in de krachtige groei van de kortlopendedeposito’s en de repo’s. De hoge bedrijfswinsten,

de robuuste bedrijfsinvesteringen en de intensefusie- en overnameactiviteiten waren de belang-rijkste factoren die ten grondslag lagen aan desterke vraag van de bedrijven naar liquide activa.2

De relatief hoge mate van volatiliteit van detotale M3-groei in 2006 was grotendeels toe teschrijven aan het verloop van de in deposito’saangehouden tegoeden van de niet-monetairef inanciële instellingen met uitzondering vanverzekeringsinstellingen en pensioenfondsen(de “overige f inanciële intermediairs” of OFI-sector). De OFI’s werden tijdens het afgelopendecennium veel belangrijker houders van mone-taire activa. Dit hangt samen met de f inanciëlederegulering en liberalisering, alsook met dedaarmee gepaard gaande ontwikkeling van die-pere en meer liquide effectenmarkten. Het toe-nemende belang van de OFI’s is in het bijzon-der merkbaar sinds medio 2004 (zie Kader 1voor een bespreking van de toegenomen invloedvan de OFI’s op de monetaire dynamiek).

31ECB

Jaarverslag 2006

Kade r 1

DE ROL VAN DE OVERIGE FINANCIËLE INTERMEDIAIRS IN DE MONETAIRE DYNAMIEK

De door niet-monetaire f inanciële intermediairs aangehouden geldhoeveelheid is in het afge-lopen decennium veel belangrijker geworden voor de analyse van de monetaire ontwikkelin-gen.1 Dit geldt in het bijzonder voor de “overige f inanciële intermediairs” (OFI-sector), dat zijnde niet-monetaire f inanciële intermediairs met uitzondering van verzekeringsinstellingen enpensioenfondsen. Het toegenomen belang van deze sector voor de monetaire analyse is vooreen deel toe te schrijven aan de financiële liberalisering en innovatie, en aan de daarmee gepaardgaande ontwikkeling van diepere en meer liquide effectenmarkten. De groeiende betekenis vande OFI-sector is vooral merkbaar sinds medio 2004, zoals tot uiting komt in de bijdragen vandie sector tot het jaarlijkse groeitempo van de kortlopende deposito’s met inbegrip van repo’s(hier aangeduid als M3-deposito’s) – de ruimste aggregatie van M3-componenten waarvoor eenuitsplitsing naar sector beschikbaar is. In 2006 droeg de OFI-sector 1,8 procentpunt bij tot degemiddelde jaarlijkse groei van 8,1%. Tegen die achtergrond belicht dit Kader de rol in de mone-taire dynamiek die de OFI’s de afgelopen jaren hebben vervuld.

1 Voor nadere informatie wordt verwezen naar het Kader getiteld“Developments in short-term debt securities within M3” in hetECB Maandbericht van januari 2007.

2 Zie ook het artikel getiteld “Sectoral money holding: determi-nants and recent developments” in het ECB Maandbericht vanaugustus 2006.

1 Zie het artikel getiteld “Sectoral money holding: determinants and recent developments” in het ECB Maandbericht van augustus2006.

Page 33: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

32ECBJaarverslag2006

De aard van de OFI-sector en de vraag ervan naar geld

OFI’s verlenen gewoonlijk f inanciële diensten aan huishoudens en niet-f inanciële ondernemin-gen en/of handelen op de f inanciële markten namens zichzelf. De OFI-sector omvat ook instel-lingen die door MFI’s werden opgericht om de securitisatie van leningen op de balans van deMFI-sector te vergemakkelijken. De OFI-sector is dus heterogeen en bestaat uit een reeks zeerverschillende entiteiten, zoals beleggingsfondsen; ondernemingen die zich bezighouden metkredietverlening, leasing en factoring; f inancial vehicle corporations (FVC’s); en handelarenin effecten en derivaten. Deze heterogeniteit heeft gevolgen voor de f inanciële relatie tussende OFI’s en de MFI’s, en dus voor het patroon van de in de verschillende OFI’s aangehoudengelden. Terwijl leasebedrijven veeleer netto krediet zullen opnemen van de MFI-sector, zijnbeleggingsfondsen en factoringbedrijven doorgaans nettodeposanten. Voor andere tot de OFI-sector behorende instellingen, zoals FVC’s, is de nettopositie ten opzichte van de MFI’s min-der duidelijk afgebakend.

De vraag van de OFI-sector naar geld lijkt voort te vloeien uit portefeuillemotieven en wordtderhalve bepaald door de relatieve rendementen op geld, obligaties, aandelen en reële activa(zoals fysiek kapitaal, grondstoffen en grond). Bovendien hangt de transactievraag van de OFI-sector naar geld wellicht nauw samen met de behoefte om financiële transacties te vereffenenen minder met de aankoop van goederen en diensten.

Door OFI’s aangehouden MFI-deposito’s en leningen

Om te beoordelen hoe de aard van de OFI’s en hun geldaanhoudingsmotieven in de monetaireontwikkelingen tot uiting komen, blijkt het leerzaam te kijken naar hun bijdragen tot het ver-loop van de M3-componenten (kortlopende deposito’s en repo’s) en van de tegenposten van M3(langerlopende deposito’s en MFI-leningen).

Wat in de eerste plaats de componenten van M3 betreft, wordt het nauwe verband tussen dedoor OFI’s aangehouden deposito’s en de ontwikkelingen op de kapitaalmarkt weerspiegeld inhet forse aandeel van de repo’s in hun totale tegoeden in M3-deposito’s. Repo’s maken onge-veer een vierde van de totale M3-deposito’s van de OFI-sector uit, een veel groter aandeel dandat van de niet-f inanciële particuliere sector. Repo’s worden afgesloten om effecten te lenenen/of liquiditeit te verstrekken. Heel wat strategieën in de moderne f inanciële beheerstechnie-ken die institutionele beleggers hanteren, zouden moeilijk uit te voeren zijn zonder repo’s.

Niettemin is de aanzienlijke bijdrage van repo’s tot het jaarlijkse groeitempo van de door OFI’saangehouden M3-deposito’s in 2005 (zie Grafiek A) ook deels een gevolg van de omschake-ling in de geldmarktactiviteiten van de kredietinstellingen van directe interbancaire naar elek-tronische handelsplatforms. Verscheidene van die handelsplatforms worden beheerd door effec-tenclearinginstellingen en behoren derhalve tot de OFI-sector.2 Vanuit een economisch oogpuntblijven transacties die voorheen onderhands tussen MFI’s plaatsvonden maar nu worden uitge-voerd via een platform dat in handen is van een OFI, een interbancaire activiteit. Vanuit eenstatistische invalshoek geven ze thans echter aanleiding tot actief- en passiefposities ten opzichtevan OFI’s op de geconsolideerde balans van de MFI’s, ook in posten die de expansie van M3 in dehand werken. Om de gevolgen van de monetaire groei voor de macro-economische ontwikke-lingen te kunnen beoordelen, is voor dergelijke vertekeningen dus duidelijk een correctie vereist.

2 Zie het Monatsbericht van de Deutsche Bundesbank van november 2005.

Page 34: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

33ECB

Jaarverslag 2006

Meer recentelijk bestonden de door OFI’s aangehouden M3-deposito’s in sterkere mate uit tegoe-den in kortlopende deposito’s (deposito’s met een vaste looptijd tot en met twee jaar). Dit isook merkbaar voor de deposito’s van de niet-f inanciële particuliere sector en resulteert wel-licht uit een verschuiving van middelen van girale deposito’s met een laag rendement naar steedsbeter vergoede kortlopende deposito’s met een slechts iets langere looptijd. Voor de OFI’s zijner aanwijzingen dat de toename van die deposito’s in verband kan worden gebracht met de anti-cipatie van de MFI’s op het “Bazel II”-kader, in die zin dat de MFI’s additionele synthetischesecuritisaties hebben uitgevoerd aan de hand van FVC’s die gedurende de transactie geld heb-ben gestald in de vorm van termijndeposito’s.

Wat de tegenposten van M3 betreft, maakt de toename van de tegoeden van OFI’s het leeuwen-deel uit van de jaarlijkse groei van de langerlopende deposito’s van de MFI’s (rond 90% in 2006;zie Grafiek B); die toename verklaart aldus een belangrijk deel van het verloop van de doorMFI’s uitgegeven langerlopende f inanciële passiva (uitgezonderd kapitaal en reserves), diebestaan uit door MFI’s uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd van meer dan twee jaar endeposito’s met een vaste looptijd van meer dan twee jaar of een opzegtermijn van meer dan driemaanden. De sterke groei van de langerlopende deposito’s vloeit voort uit factoren die verbandhouden met veranderingen in de aard van de f inanciële intermediatie.

Het toenemende gebruik van securitisatie een proces waarbij FVC’s een cruciale rol spelen iseen voorbeeld van zo’n factor. Wanneer een gesecuritiseerde lening uit een MFI-balans wordtweggelaten en naar een FVC-balans wordt overgedragen (met andere woorden bij een “truesale”-securitisatie), heeft dat doorgaans geen onmiddellijke weerslag op de ontwikkelingen vande door MFI’s uitgegeven langerlopende financiële passiva. Wanneer de gesecuritiseerde lening

Graf iek A Kor t lopende depos ito ’s van MFI ’sen repo’s van over ige niet-moneta iref inanc ië le intermedia irs(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten; nietgecorrigeerd voor seizoen- of kalendereffecten)

Bron: ECB.Toelichting: De rapporterende sector omvat de MFI’s met uit-zondering van het Eurosysteem. Als gevolg van afronding komende bijdragen niet steeds exact op 100 uit.

-5

0

5

10

15

20

25

30

-5

0

5

10

15

20

25

30

repo’s

deposito’s met een opzegtermijn tot en met drie maanden

deposito’s met een vaste looptijd tot en met twee jaar

girale deposito’s

kortlopende deposito’s en repo’s

2004 2005 2006

Gra f i ek B Se c to ra l e u i t sp l i t s i ng van l ange r l opende MF I -depos i t o ’s

(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten; nietgecorrigeerd voor seizoen- of kalendereffecten)

Bron: ECB.Toelichting: De rapporterende sector omvat de MFI’s met uit-zondering van het Eurosysteem. Als gevolg van afronding komende bijdragen niet steeds exact op 100 uit.

-1

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

-1

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

niet-financiële ondernemingen

huishoudens

verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

overige financiële intermediairs

andere deelsectoren van de overheid

langerlopende deposito’s

2004 2005 2006

Page 35: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

34ECBJaarverslag2006

evenwel op de MFI-balans blijft staan (dat is een synthetische securitisatie), wordt het risicoovergeheveld naar de FVC, die effecten met activa als onderpand uitgeeft en de opbrengstengewoonlijk belegt in veilige activa, waaronder hoogstwaarschijnlijk langerlopende deposito’svan MFI’s of door MFI’s uitgegeven langerlopende schuldbewijzen (waarvoor geen gegevensover de aangehouden geldhoeveelheid per sector beschikbaar zijn).3 Wijzigingen in de regelge-ving, bijvoorbeeld in verband met de invoering van de International Accounting Standards, enbelastinghervormingen in de landen van het eurogebied hebben de MFI’s de afgelopen jarenaangemoedigd om meer synthetische securitisaties uit te voeren en veroorzaakten derhalve eentoename van de door MFI’s uitgegeven langerlopende f inanciële passiva in het bezit van OFI’s.

Wat de tegenposten betreft, beïnvloeden de OFI’s eveneens de monetaire ontwikkelingen viahun vraag naar leningen. De bijdrage van OFI’s tot het twaalfmaands groeitempo van leningenaan de particuliere sector nam toe van 1/2 procentpunt medio 2004 tot 11/4 procentpunt in de tweedehelft van 2006. De vraag van OFI’s naar leningen was hoofdzakelijk gericht op looptijden vanminder dan een jaar en in mindere mate op looptijden van meer dan vijf jaar (zie Grafiek C).Uit de kortlopende kredietopname door OFI’s blijkt dat de leningen deels werden afgeslotenom een financieringskloof te overbruggen. In het proces van synthetische securitisatie, bijvoor-beeld, kunnen zulke kortlopende leningen worden aangewend om kasstromen tussen de verwer-ving van de activa en de afronding van de langerlopende f inanciering in evenwicht te brengen.Een tweede oorzaak van de sterke vraag van OFI’s naar kortlopende leningen was de omscha-keling van directe interbancaire naar elektronische handelsplatforms. De bemiddeling van eenelektronisch handelsplatform resulteert in de splitsing van een repotransactie in twee onafhan-kelijke transacties: de originele repo en een compenserende transactie (een “reverse repurchaseagreement”), die in feite een kortlopende lening door een MFI aan het handelsplatform vormt.

De vraag van OFI’s naar langerlopende leningen is wellicht toe te schrijven aan de activiteitenvan f inanciële ondernemingen die leningen verstrekken aan de niet-f inanciële sector, hoewelhet mogelijk is dat in securitisatie betrokken FVC’s in sommige gevallen ook geld hebbengeleend voor looptijden van meer dan vijf jaar.

Gevolgen van de door OFI’s aangehouden tegoeden voor de risico’s inzake prijsstabiliteit

De door OFI’s aangehouden gelden en die van de huishoudens of de niet-financiële ondernemin-gen zijn doorgaans ietwat verschillend van aard. Derhalve ligt de invloed van de door OFI’s aan-gehouden tegoeden op de economische activiteit en de prijzen misschien minder voor de hand.De OFI-sector kan echter niet helemaal worden veronachtzaamd bij de analyse van de uit demonetaire ontwikkelingen voortkomende inflatoire risico’s, aangezien de OFI’s de economischeontwikkeling beïnvloeden via hun financiële banden met andere sectoren, in zoverre dat ze bedrij-ven of huishoudens in staat stellen hun bestedings- en spaarpatroon te veranderen. In dat opzichtverschaffen de door OFI’s aangehouden tegoeden zeer waarschijnlijk informatie die relevant isop de middellange tot langere termijn en die over het hoofd zou worden gezien indien de geld-aanhoudende sector zou worden geanalyseerd zonder die groep in aanmerking te nemen.

3 Of dit een netto-invloed heeft op de monetaire aggregaten, hangt af van de vraag wie het effect met activa als onderpand verwerften hoe de aankoop wordt gefinancierd. Als dat effect bijvoorbeeld wordt gekocht door een niet-ingezetene, zal dit in eerste instan-tie resulteren in een toename van de deposito’s van de OFI-sector en een verbetering van de netto externe-activapositie van de MFI’s.Indien dat effect echter wordt gekocht door, bijvoorbeeld, een verzekeringsinstelling die de aankoop financiert met kortlopende depo-sito’s, en de FVC het geld aanhoudt in veilige en zeer liquide activa, dan zou de invloed op de geaggregeerde monetaire ontwikke-lingen neutraal zijn.

Page 36: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

35ECB

Jaarverslag 2006

De informatiewaarde van de monetaire aggre-gaten berust op het feit dat daarin de complexesubstitutieprocessen zijn vervat die optredenin een grote verscheidenheid aan activa en dieeen weerslag hebben op de onwaarneembareliquiditeits- en risicopremies. Deze premiesbeïnvloeden het vermogen van de huishoudensen de bedrijven om krediet op te nemen of teverlenen, met andere woorden om uitgaven tevervroegen of uit te stellen. Gelet op hun pro-fessionele risicobeheer kunnen OFI’s transac-ties verrichten die niet-gespecialiseerde beleg-gers te riskant achten, zoals het verschaffenvan liquiditeit door portefeuilles met hypothe-caire leningen en bedrijfskredieten te kopen ofvia factoring. Tot op zekere hoogte kan derecente groei van de deposito’s en leningen vanOFI’s het gevolg zijn van een eenmalige struc-turele aanpassing van de werking van hetf inanciële stelsel. Niettemin kunnen aan hetlage rentepeil verbonden conjuncturele effec-ten – die een jacht op rendement teweegbren-gen – bepaalde liquiditeitsverschaffende inves-teringen door OFI’s aantrekkelijker maken.

Empirische gegevens doen vermoeden dat de ontwikkelingen van de door OFI’s aangehoudendeposito’s de korte-termijnvolatiliteit van de monetaire groei verhogen en dus de beoordelingvan de onderliggende monetaire dynamiek kunnen bemoeilijken. Bovendien zorgt de ruimeresectordekking van het monetaire aggregaat ervoor dat de trendmatige geldgroei en de inflatieminder parallel verlopen. Uit die gegevens blijkt echter ook dat de onderliggende ontwikkelin-gen van een ruimer monetair aggregaat met inbegrip van de door OFI’s aangehouden deposi-to’s het mogelijk maken omslagpunten in de inflatie wat vroeger vast te stellen.4 Deze bevin-ding geeft aan dat de tegoeden van de OFI-sector in deposito’s informatie kunnen bevatten dieandere sectoren niet bieden en die relevant kan zijn voor de beoordeling van de risico’s voor deprijsstabiliteit.

Tot besluit kan worden gesteld dat het belang van de OFI’s voor de monetaire ontwikkelingentijdens het afgelopen decennium sterk is toegenomen. De verdieping van de mondiale f inan-ciële markten, samen met de aanhoudende processen van f inanciële integratie en innovatie inhet eurogebied doen vermoeden dat ze nog belangrijker zullen worden. De geldvraag van deOFI’s moet daarom zorgvuldig worden geanalyseerd en beoordeeld, teneinde ‘in real time’ hetsignaal van de monetaire ontwikkelingen te onderkennen dat relevant is om de risico’s voor deprijsstabiliteit te beoordelen. Op basis van de door de MFI’s verstrekte gegevens is deze ana-lyse en beoordeling niet ten volle mogelijk. Momenteel wordt gewerkt aan het samenstellen vanuitgebreidere gegevens.

Gra f i ek C MF I - l en i ngen aan de ove r i g e n i e t -moneta i re f i n anc i ë l e i n t e rmed i a i r s

(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten; nietgecorrigeerd voor seizoen- of kalendereffecten)

Bron: ECB.Toelichting: Als gevolg van afronding komen de bijdragen nietsteeds exact op 100 uit.

leningen aan OFI’s met een looptijd van meer dan vijf jaar

leningen aan OFI’s met een looptijd van meer dan één tot en met vijf jaar

leningen aan OFI’s met een looptijd tot en met een jaar

totale kredietverlening aan OFI’s

-5

0

5

10

15

20

25

-5

0

5

10

15

20

25

2004 2005 2006

4 Zie ook het Kader getiteld “Aangehouden geldhoeveelheid per sector en de informatiewaarde van de geldhoeveelheid voor de infla-tie” in het ECB Maandbericht van september 2006.

Page 37: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

GROEI VAN DE KREDIETVERLENING DOOR MFI’SAAN DE PARTICULIERE SECTOR NAM VERDER TOEWat de tegenposten betreft, weerspiegelde demonetaire dynamiek in 2006 hoofdzakelijk desterke groei van de kredietverlening door MFI’saan de particuliere sector (zie Graf iek 8). Dejaarlijkse groei van de MFI-leningen aan de par-ticuliere sector steeg vooral begin 2006 aanzien-lijk en lag dan gedurende het grootste deel van2006 iets boven 11%. Tegen het einde van hetjaar leek de groei van de leningen aan de parti-culiere sector enigszins af te zwakken, hoewelhet tempo ervan nog steeds krachtig bleef. Deaanhoudend grote vraag naar leningen werdondersteund door het lage rentepeil, de gunstigekredietverleningscriteria zoals vermeld in deenquête van het Eurosysteem naar de bancairekredietverlening, de sterkere economische acti-viteit en de robuuste ontwikkelingen op de vast-goedmarkt in vele delen van het eurogebied. Deiets tragere groei van de leningen aan het eindevan het jaar wijst erop dat de verhogingen van

de basisrentetarieven van de ECB wellicht gelei-delijk de dynamiek van de kredietopnemingbegonnen te beïnvloeden.

De forse groei van de MFI-leningen aan de par-ticuliere sector deed zich voor in alle belang-rijke geldaanhoudende sectoren, hoewel de sec-torale ontwikkelingen gedurende het jaarenigszins uiteenliepen. In de eerste helft van2006 werd de grootste bijdrage tot de groei vande leningen aan de particuliere sector geleverddoor de vraag van de huishoudens. De groei vande woningkredieten verzwakte echter vanaf mei2006 door de stijging van de hypotheekrente ende afkoeling van de huizenmarkt in sommigedelen van het eurogebied, terwijl de leningenaan niet-f inanciële ondernemingen verder ver-snelden, mogelijk doordat de bedrijfsinvesterin-gen en de fusies en overnames aanhoudendkrachtig bleven (voor nadere informatie wordtverwezen naar de onderstaande subparagraafbetreffende de vraag van de niet-f inanciëleondernemingen naar externe f inanciering).Hierdoor was de grootste bijdrage tot dekredietgroei in de tweede helft van het jaarafkomstig van de sector niet-f inanciële onder-nemingen.

Bij de overige tegenposten van M3 bleven dedoor MFI’s uitgegeven langerlopende financiëlepassiva (uitgezonderd kapitaal en reserves) in2006 sterk groeien op jaarbasis en tegen het einde van het jaar trok die groei zelfs nogiets aan.

De twaalfmaands stroom in de netto externe-activapositie van de MFI-sector schommelde tij-dens de eerste drie kwartalen van 2006 binneneen betrekkelijk nauwe bandbreedte rond nul,wat betekent dat het temperende effect dat deaanzienlijke dalingen van de netto externe-acti-vapositie van de MFI-sector tijdens de tweedehelft van 2005 op de M3-dynamiek hadden uit-geoefend, op jaarbasis wegebde. Uit betalings-balansgegevens blijkt dat het overwegend neu-trale verloop van de netto externe-activapositievan de MFI-sector in de eerste drie kwartalenvan 2006 een geleidelijke toename van zowelhet netto effectenverkeer als de buitenlandse

36ECBJaarverslag2006

Gra f i ek 8 Tegenpos t en van M3

(twaalfmaands stromen; miljarden euro’s, gecorrigeerd voor sei-zoen- en kalendereffecten)

Bron: ECB.Toelichting: M3 is enkel opgenomen als referentie (M3 = 1+2+3-4+5).De langerlopende f inanciële passiva (m.u.v. kapitaal en reser-ves) zijn met een tegengesteld teken weergegeven, omdat zij pas-siva van de MFI-sector zijn.

-800

-600

-400

-200

0

200

400

600

800

1.000

1.200

1.400

2002 2003 2004 2005 2006-800

-600

-400

-200

0

200

400

600

800

1.000

1.200

1.400

kredietverlening aan de particuliere sector (1)

kredietverlening aan de overheid (2)

netto externe activa (3)

langerlopende financiële passiva (m.u.v. kapitaal en reserves) (4)

overige tegenposten (m.i.v. kapitaal en reserves) (5)

M3

Page 38: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

directe investeringen in het eurogebied ver-hulde. Dit hield voornamelijk verband met deverbeterde economische vooruitzichten voor heteurogebied sinds het begin van het jaar, met deappreciatie van de wisselkoers van de euro tenopzichte van de Amerikaanse dollar en met eeninkrimping van het renteverschil tussen deVerenigde Staten en het eurogebied in het kortesegment van de rendementscurve in de loop vanhet jaar.

De twaalfmaands stroom van de netto externeactiva van de MFI-sector werd tegen eind 2006sterk positief en leek een opwaartse invloed tehebben gehad op de M3-groei in de laatste tweemaanden van het jaar. De forse toename van dekapitaalinvoer in het eurogebied tegen eind2006 zou deels het gevolg kunnen zijn geweestvan de bestaande verwachtingen dat de wissel-koers van de euro zou stijgen.

LIQUIDITEIT BLEEF RUIMDe aanhoudend sterke groei van M3 in de loopvan 2006 vergrootte de reeds ruime liquiditeits-voorraad in het eurogebied. De bestaande indi-catoren van de liquiditeitsverhoudingen liepenverder op (zie Grafiek 9). De nominale moneygap, die wordt gedefinieerd als het verschil tus-sen het werkelijke peil van M3 en het niveau vanM3 dat zou zijn ontstaan bij een constante M3-groei ten belope van de referentiewaarde van41/2% sinds december 1998, en de reële moneygap, die de nominale money gap corrigeert voorde overliquiditeit die werd afgeroomd door eer-dere prijsontwikkelingen (zijnde de cumulatieveafwijking van de inflatiecijfers ten opzichte vande ECB-definitie van prijsstabiliteit), namen in2006 nog aanzienlijk toe. Aan het einde van hetjaar stonden beide maatstaven op hun hoogstepeil sinds de aanvang van de derde fase van deEMU en vertoonden ze nog geen duidelijketekenen van een afvlakking.

De ECB publiceerde tevens regelmatig moneygaps gebaseerd op een aangepaste M3-reeks,waarin wordt getracht de geraamde weerslag tecorrigeren van portefeuilleherschikkingen naarmonetaire activa ten gevolge van de verhoogdeeconomische en f inanciële onzekerheid tussen

2001 en 2003.3 Aangezien er geen aanwijzingenwaren voor een verdere afname van eerdere por-tefeuilleherschikkingen na de tijdelijke hervat-ting daarvan in het vierde kwartaal van 2005,bewogen die gecorrigeerde maatstaven ook in2006 nog parallel aan de overeenstemmendemoney gaps op basis van de officiële M3-reeks.Niettemin bleven de van de gecorrigeerde reeksafgeleide money gaps ruim lager dan de op deofficiële M3-reeks gebaseerde maatstaven. Bijde beoordeling van die indicatoren van de liqui-diteitsverhoudingen moet worden bedacht dathet enkel gaat om ramingen, die dus onvermij-

37ECB

Jaarverslag 2006

Gra f i ek 9 Ramingen van de money gap 1)

(in procenten van de voor M3 geldende maatstaf; gecorrigeerdvoor seizoen- en kalendereffecten; december 1998 = 0)

Bron: ECB.1) De nominale money gap wordt gedefinieerd als het verschil tus-sen het werkelijke peil van M3 en het niveau dat M3 zou hebbenbereikt bij een constante M3-groei ten belope van de referentie-waarde van 41/2% sedert december 1998. De reële money gap wordtgedefinieerd als het verschil tussen het werkelijke peil van M3,gedefleerd met de HICP, en het gedefleerde niveau van M3 dat zouzijn ontstaan bij een constante nominale M3-groei ten belope vande referentiewaarde van 41/2% en een HICP-inflatie die strookt metde ECB-definitie van prijsstabiliteit, met december 1998 als basis-periode. Er moet worden opgemerkt dat het peil van de money gap-maatstaven zeer gevoelig is voor de keuze van de basisperiode, diealtijd tot op zekere hoogte willekeurig blijft.2) De omvang van de portefeuilleherschikkingen ten voordelevan M3 wordt geraamd aan de hand van de benadering die werdbesproken in het artikel getiteld “Monetary analysis in real time”in het ECB Maandbericht van oktober 2004.

-2

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006-2

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

nominale money gap gebaseerd op het officiële M3-peil

reële money gap gebaseerd op het officiële M3-peil

nominale money gap gebaseerd op het M3-peil gecorrigeerd voor het geraamde effect van portefeuilleherschikkingen 2)

reële money gap gebaseerd op het M3-peil gecorrigeerd voor het geraamde effect van portefeuilleherschikkingen 2)

3 Voor nadere informatie wordt verwezen naar het artikel getiteld“Monetary analysis in real time” in het ECB Maandbericht vanoktober 2004.

Page 39: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

delijk niet volmaakt zijn en derhalve omzichtigmoeten worden geïnterpreteerd.

Ondanks de onzekerheid die de individueleramingen omgeeft, wijzen die indicatoren alge-meen gezien op een verdere accumulatie vanliquiditeit in 2006, wat de perceptie van eenruime liquiditeit lijkt te bevestigen.

GELDMARKTRENTE NAM TOE, NA VERHOGINGENVAN DE BASISRENTETARIEVEN VAN DE ECBGedurende 2006 steeg de geldmarktrente overhet gehele looptijdenspectrum, in overeenstem-ming met de verhogingen van de basisrenteta-rieven van de ECB in de loop van het jaar. Hetrustige verloop van de geldmarktrente en dedoorgaans lage volatiliteit ervan doen vermoe-den dat de marktdeelnemers goed anticipeerdenop de monetaire-beleidsacties, dankzij de door-zichtigheid en de voorspelbaarheid van debeleidsbesluiten van de ECB.

Nadat de basisrentetarieven van de ECB gedu-rende tweeënhalf jaar op een historisch laag peil

waren gehandhaafd, verhoogde de Raad vanBestuur in december 2005 de basisrentetarievenmet 25 basispunten. In de loop van 2006 trok deRaad van Bestuur de basisrentetarieven van deECB nog vijfmaal in stappen van 25 basispun-ten op. In aansluiting bij die verhogingen van debasisrentetarieven van de ECB, nam de geld-marktrente tijdens het jaar over het gehele loop-tijdenspectrum gestadig toe. Op 2 maart 2007bedroegen de eenmaands en de twaalfmaandsrente respectievelijk 3,79% en 4,05%, dat is 139en 119 basispunten hoger dan begin januari2006.

Uit een grondiger analyse van de ontwikkelin-gen in de loop van 2006 blijkt dat de geldmarkt-rente voor langere looptijden is gestegen totbegin november (zie Grafiek 10). In novemberliep de geldmarktrente voor langere looptijdenlicht terug, wegens verwachtingen omtrent eeniets tragere inperking van de monetaire-beleids-accommodatie door de Raad van Bestuur. Degeldmarktrente steeg echter opnieuw in decem-ber, vooral na de laatste vergadering van de

38ECBJaarverslag2006

Grafiek 11 Driemaands EURIBOR-futuresrente en impliciete volatiliteit afgeleid van opties op driemaands EURIBOR-futurescontracten(procenten per jaar; basispunten; daggegevens)

Bronnen: Reuters en Bloomberg.

1,5

2,0

2,5

3,0

3,5

4,0

4,5

0

5

10

15

20

25

driemaands EURIBOR-futurescontracten met vervaldatum in juni 2007 (linkerschaal)

impliciete volatiliteit afgeleid uit opties op driemaands EURIBOR-futurescontracten met vervaldatum in juni 2007 (rechterschaal)

2006 2007

Gra f i ek 10 Ge ldmark t ren te i n he t eu rogeb i ed en de he l l i n g van de ge l dmark t rendement s cu r ve(procenten per jaar; procentpunten; daggegevens)

Bron: Reuters.

2002 2003 2004 2005 2006-0,5

2,0

2,5

3,0

3,5

4,0

4,5

0,0

0,5

1,0

eenmaands EURIBOR (linkerschaal)

twaalfmaands EURIBOR (linkerschaal)

verschil tussen twaalfmaands en eenmaands EURIBOR (rechterschaal)

Page 40: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Raad van Bestuur in 2006, en bleef na de jaar-wisseling overwegend stabiel. In tegenstellingtot het voorgaande namen de rentetarieven opkortere termijn gedurende het hele jaar voort-durend toe en gaf die opwaartse tendens geenenkele tijdelijke kentering te zien.

Tussen januari en medio mei 2006 werd de hel-ling van de geldmarktrendementscurve, zoalsafgemeten aan het verschil tussen de twaalf-maands en de eenmaands EURIBOR, steiler, totde curve een peil van 71 basispunten bereikteop 12 mei. De helling vlakte dan af en stabili-seerde zich rond 50 basispunten tijdens deperiode van juli tot oktober 2006. De curve ver-toonde een aanzienlijke verdere afvlakking vande eerste week van november 2006 tot de dagenvóór de vergadering van de Raad van Bestuurop 7 december 2006, doordat de twaalfmaandsrente tijdelijk daalde. Na de vergadering van deRaad van Bestuur op 7 december werd de hel-ling van de geldmarktrendementscurve geleide-lijk steiler; die helling stabiliseerde zich rond45 basispunten na de jaarwisseling, alvorenstegen begin maart 2007 terug te lopen tot onge-veer 30 basispunten.

De impliciete driemaands EURIBOR-futures-rente geeft een globaal vergelijkbaar beeld tezien. Die rente nam gestaag toe tussen januarien november 2006, met als enige uitzonderingde periode tussen medio mei en eind juni 2006(zie Grafiek 11). In november 2006 daalde dierente, maar in december steeg ze opnieuw aan-zienlijk. Op 2 maart 2007 bedroeg de drie-maands futuresrente voor het contract van juni2007 3,97%, dat is 81 basispunten hoger danbegin januari 2006.

Gedurende 2006 was de impliciete volatiliteitafgeleid van opties op driemaands EURIBOR-futures doorgaans matig. De impliciete volatili-teit liep tussen januari en december geleidelijkterug, wat erop wees dat de monetaire-beleids-beslissingen van de ECB in hoge mate voorspel-baar waren voor de geldmarktdeelnemers. Deenige twee uitzonderingen waren de lichte stij-ging van de volatiliteit in mei en een algehelestabilisatie tussen eind oktober en begin decem-

ber, die samenhing met de bovengenoemdeonzekerheid omtrent toekomstige wijzigingenin de basisrentetarieven vóór de decemberver-gadering van de Raad van Bestuur van de ECB.Na deze vergadering nam de impliciete volati-liteit gestadig af, een negatieve trend die pas eenpaar dagen vóór de vergadering van de Raad vanBestuur van maart 2007 werd omgebogen.

RENDEMENTEN OP LANGLOPENDE OBLIGATIES INHET EUROGEBIED VEERDEN OP IN 2006In 2006 trokken de rendementen op langlopendeobligaties in het eurogebied verder aan tenopzichte van het historisch lage peil van eind2005. In totaal stegen de rendementen op tien-jaars overheidsobligaties in 2006 met 70 basis-punten tot 4,0% aan het einde van het jaar (zieGraf iek 12). Die opleving van de lange renteleek voornamelijk voort te vloeien uit het toe-nemende optimisme van de beleggers over degroeivooruitzichten voor de economie van heteurogebied. Die visie wordt ondersteund doorde toename van het rendement op geïndexeerdeoverheidsobligaties met vervaldatum in 2015 – eenmaatstaf van de lange reële rente – met 60 basis-punten tussen eind 2005 en eind december 2006.

39ECB

Jaarverslag 2006

Gra f i ek 12 Rendementen op l ang l opende ove rhe id sob l i g a t i e s 1)

(procenten per jaar; daggegevens)

Bronnen: Reuters, Bloomberg en Thomson Financial Data-stream.1) Tienjaars obligaties of obligaties met de meest vergelijkbarelooptijd.

3

4

5

6

2002 2003 2004 2005 2006 2007

3

4

5

6

eurogebied

Verenigde Staten

Page 41: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Daarentegen gaf de tienjaars “break-even”-inflatie, die de inflatieverwachtingen van demarktdeelnemers en de daaraan verbonden risi-copremies meet, in die periode al met al weinigverandering te zien.

In de eerste helft van 2006 gingen de rendemen-ten op langlopende obligaties aan weerszijdenvan de Atlantische Oceaan fors de hoogte in.Zowel in het eurogebied als in de Verenigde Sta-ten gingen de rendementen op tienjaars obliga-ties tussen eind december 2005 en eind juni2006 met ongeveer 80 basispunten omhoog.Naast de doorgaans sterke internationale corre-latie tussen de rentetarieven weerspiegelde deopleving van de lange rente in het eurogebiedook de marktreacties op de bekendmaking vangegevens inzake economische activiteit en pro-ducentenvertrouwen, die de beleggers in hetalgemeen interpreteerden als een aanwijzingvan verbeterende groeivooruitzichten in heteurogebied. Wat met deze interpretatie strookte,was het feit dat de betrekkelijk sterke oplevingvan de nominale obligatierendementen in deeerste helft van 2006 hoofdzakelijk werd aan-gewakkerd door een stijging van de reële-rente-component ervan. Tegen eind juni kwam er ech-ter een einde aan de algemene opwaartse trendvan de obligatierendementen in de VerenigdeStaten en het eurogebied.

De daaropvolgende daling van de rendementenop langlopende obligaties in het derde kwartaal,die aan weerszijden van de Atlantische Oceaanopnieuw zeer synchroon verliep, hield deelsverband met de in mei begonnen internationalemalaise op de aandelenmarkten, die beleggersin de hele wereld tijdelijk deed overschakelenop de relatieve veiligheid van liquide vastren-tende producten. Bovendien werden de mon-diale groeivooruitzichten misschien beïnvloeddoor de forse stijging van de olieprijzen in hetlicht van de geopolitieke spanningen in het Mid-den-Oosten. Tegelijkertijd hebben tekenen vaneen vertraging van de economie in de VerenigdeStaten, die de Amerikaanse rente over het helelooptijdenspectrum aanzienlijk deden afnemen,wellicht ook de rendementen op langlopendeobligaties in het eurogebied tot op zekere hoogte

beïnvloed via de doorgaans krachtige interna-tionale transmissie van obligatiemarktschokken.Tegen eind 2006 veerden de rendementen oplanglopende obligaties in het eurogebied op nade publicatie van gunstige cijfers over de eco-nomische activiteit in het eurogebied.

Ondanks de algehele stijging van de rendemen-ten op langlopende obligaties in het eurogebied,vlakte de rendementscurve in het eurogebied in2006 af. Dit komt tot uiting in een overeenkom-stige daling van het “termijnecart”, dat wordtafgemeten aan het verschil tussen het rendementop een tienjaars overheidsobligatie en de drie-maands EURIBOR. Het termijnecart in het euro-gebied verminderde in de loop van 2006 metongeveer 50 basispunten en bereikte tegen heteinde van het jaar het betrekkelijk lage peil vancirca 30 basispunten. De rendementscurve in heteurogebied vlakte in 2006 geleidelijk af, paral-lel met de vijf opeenvolgende verhogingen vande basisrentetarieven van de ECB. Historischgezien was een gering – en in het bijzonder eennegatief – termijnecart (een “omgekeerde ren-dementscurve”) vaak de voorbode van een daar-opvolgende vertraging van de economische acti-viteit of zelfs van een recessie. Bij hetinterpreteren van de afvlakking van de rende-mentscurve in het eurogebied in 2006 moetevenwel rekening worden gehouden met de risi-copremies die in de rendementen op langlo-pende obligaties begrepen zijn. De risicopre-mies op de obligatiemarkt lijken de laatste tweejaar uitzonderlijk laag te zijn geworden. Geletop de lage risicopremies op de obligatiemarktkan het termijnecart eind 2006 niet langer zeergering worden genoemd.4

In 2006 leken de inflatieverwachtingen van demarktdeelnemers op de lange termijn en dedaaraan verbonden risicopremies, zoals die totuiting komen in de “break-even”-inflatie, gro-tendeels onveranderd en stabiel in de tijd te blij-ven op een peil van iets meer dan 2% per jaar.Informatie over de inflatieverwachtingen en dedaaraan verbonden risicopremies over een spe-

40ECBJaarverslag2006

4 Zie het Kader getiteld “De invloed van risicopremies op derecente afvlakking van de rendementscurve in het eurogebied”in het ECB Maandbericht van december 2006.

Page 42: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

cif ieke tijdshorizon kan worden verkregen doorde tienjaars “break-even”-inflatie uit te splitsenin de vijfjaars “break-even”-inflatie van de eer-ste vijf jaar en de vijf jaar vooruit verwachteimpliciete vijfjaars “break-even”-inflatie, steu-nend op de raming van de termijnstructuren vande “break-even”-inflatie (zie Grafiek 13).5 Deuitsplitsing geeft aan dat betrekkelijk stabielemiddellange- tot lange-termijninflatieverwach-tingen, die tot uiting komen in het vlakke ver-loop van de vijf jaar vooruit verwachte vijfjaars“break-even”-inflatie, gepaard gingen met meervolatiele ontwikkelingen van de korte- tot mid-dellange-termijninflatieverwachtingen. In feitenamen de korte- tot middellange-termijninfla-tieverwachtingen, zoals afgemeten aan de vijf-jaars “break-even”-inflatie, in de eerste helftvan 2006 met ongeveer 30 basispunten toe.Deze toename van de korte- tot middellange-ter-mijninflatieverwachtingen tegen de achtergrondvan een stijging van de olieprijzen werd nage-noeg gecompenseerd door een overeenkomstigedaling in de tweede helft van 2006. Bijgevolgvlakte de curve van de “break-even”-inflatie inhet eurogebied tijdens de tweede helft van 2006aanzienlijk af (zie Grafiek 13).

De impliciete volatiliteit op de obligatiemarktin het eurogebied nam in mei en juni 2006enigszins toe en liep daarna gestaag terug in detweede helft van het jaar. De tijdelijke stijgingvan de impliciete volatiliteit op de obligatie-markt in mei en juni leek een afspiegeling vande toegenomen onzekerheid van de marktdeel-nemers over de toekomstige rentewijzigingentegen de achtergrond van de toenmalige turbu-lentie op de aandelenmarkten. In het laatstekwartaal van 2006 verminderde de implicietevolatiliteit op de obligatiemarkt in het euroge-bied tot historisch lage waarden, wat wees opeen veeleer geringe onzekerheid van de markt-deelnemers omtrent het verloop in de nabije toe-komst van de rendementen op langlopende obli-gaties.

In de eerste twee maanden van 2007 bleven derendementen op langlopende obligaties in heteurogebied al met al grotendeels onveranderden op 2 maart bedroegen ze 4%. Gedurende die

periode namen die rendementen eerst verder toetot ongeveer 4,2% medio februari, waarna zeeen daling vertoonden. De rendementen oplanglopende obligaties in de Verenigde Statenliepen eveneens terug in de tweede helft vanfebruari. Een en ander leek in ruime mate voortte vloeien uit portefeuilleherschikkingen naarveiliger geachte langlopende overheidsobliga-ties in het licht van de turbulentie op de aande-lenmarkten over de gehele wereld aan het eindevan februari.

AANDELENKOERSEN IN HET EUROGEBIED STEGENFORS IN 2006Ondanks enkele schommelingen namen de aan-delenkoersen in het eurogebied in 2006 fors toe,zodat ze de sedert begin 2003 ingezetteopwaartse trend bleven volgen (zie Grafiek 14).De Dow Jones EURO STOXX-index sloot hetjaar af met een winst van 20% ten opzichte vaneind 2005 en overtrof daardoor zowel de Standard & Poor’s 500-index als de Nikkei

41ECB

Jaarverslag 2006

Gra f i ek 13 Hu id i g e en toekomst i g e “b reak - even” - i n f l a t i e i n he t eu rogeb i ed

(procenten per jaar; vijfdaags voortschrijdende gemiddelden vandaggegevens)

Bronnen: Reuters, Thomson Financial Datastream en bereke-ningen van de ECB.

1,9

2,0

2,1

2,2

2,3

2,4

2,5

2,6

2,7

1,9

2,0

2,1

2,2

2,3

2,4

2,5

2,6

2,7

2004 2005 2006 2007

vijf jaar vooruit verwachte vijfjaars “break-even”- inflatie

vijfjaars huidige “break-even”-inflatie

tienjaars huidige “break-even”-inflatie

5 Voor nadere informatie over de raming wordt verwezen naar hetKader getiteld “Estimation of constant-maturity index-linkedbond yields and break-even inflation rates for the euro area” inhet ECB Maandbericht van juli 2006.

Page 43: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

225-index. Dat de resultaten op de aandelen-markten van het eurogebied goed waren in ver-gelijking met die op de aandelenmarkten in deVerenigde Staten en Japan, moet worden bezienin het licht van een relatief sterke appreciatievan de euro ten opzichte van de Amerikaansedollar en de Japanse yen in 2006. Het tempe-rende effect van de appreciatie van de euro opde winstvooruitzichten voor bedrijven uitexportgevoelige sectoren van het eurogebiedblijkt ruimschoots te zijn gecompenseerd doorde robuustheid van de feitelijke en verwachtegroei van de bedrijfswinsten van de onderne-mingen in het eurogebied, tegen de achtergrondvan de sterk verbeterende economische vooruit-zichten voor de economie van het eurogebied.De recente periode van snel klimmende aande-lenkoersen verschilt van die in de tweede helftvan de jaren negentig doordat de koers/winst-verhoudingen dichter bij hun gemiddelde waar-den voor de lange termijn bleven.

De sterke totale resultaten van de aandelen-markten van het eurogebied in 2006 verhulleneen tijdelijke maar forse daling van de aande-lenkoersen in het tweede kwartaal van het jaar.Na de dubbelcijferige stijging van de aandelen-koersen in de eerste vier maanden van het jaarbegonnen de aandelenkoersen in het eurogebiedvanaf begin mei terug te lopen en tijdens dedaaropvolgende maand verloren ze ongeveer13% in het kielzog van de mondiale malaise opde aandelenmarkten. De turbulente marktom-standigheden bleken uit de sterke toename vande impliciete volatiliteit van de aandelenmark-ten in de Verenigde Staten en het eurogebied inmei en juni, tot niveaus die sinds respectieve-lijk 2003 en 2004 niet meer waren opgetekend(zie Grafiek 15). Naast de grotere onzekerheidop de aandelenmarkt die in de impliciete vola-tiliteit tot uiting kwam, bleken de marktdeelne-mers gedurende de onrustige periode op demarkten ook minder bereid om risico’s tenemen. Aangezien de fundamentals niet signi-

42ECBJaarverslag2006

Gra f i ek 15 Imp l i c i e t e vo l a t i l i t e i t van de aande l enmark ten 1)

(procenten per jaar; daggegevens)

Bron: Thomson Financial Datastream.1) De impliciete volatiliteit voor het eurogebied wordt afgeme-ten aan de VSTOXX-index, die verwijst naar de Dow JonesEURO STOXX 50-index, en de impliciete volatiliteit voor deVerenigde Staten wordt afgemeten aan de VIX-index, dieverwijst naar de Standard & Poor’s 500-index. Beide indicesweerspiegelen de verwachte standaardafwijking van procentu-ele veranderingen in de overeenkomstige aandelenkoersindicesgedurende een periode van 30 dagen.

0

20

40

60

80

0

20

40

60

80

2002 2003 2004 2005 2006 2007

eurogebied

Verenigde Staten

Gra f i ek 14 Be l ang r i j k s t e aande l enkoe r s i nd i c e s 1)

(index: 30 december 2005 = 100; daggegevens)

Bronnen: Reuters, Thomson Financial Datastream en berekenin-gen van de ECB.1) De ruime Dow Jones EURO STOXX-index voor het euroge-bied, de Standard & Poor’s 500-index voor de Verenigde Statenen de Nikkei 225-index voor Japan.

eurogebied

Verenigde Staten

Japan

40

50

60

70

80

90

100

110

120

130

2002 2003 2004 2005 2006 200740

50

60

70

80

90

100

110

120

130

Page 44: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

f icant verslechterden, lijken veranderingen inde risicobereidheid en de risico-inschattingenvan de beleggers dan ook de meest aannemelijkeverklaring voor de tijdelijke daling van de aan-delenkoersen in het tweede kwartaal van 2006.Deze visie strookt met het feit dat de aandelen-koersen in het eurogebied scherpe correctiesondergingen ondanks de opwaartse herzienin-gen van de winstverwachtingen van analisten inhet tweede kwartaal van 2006. In de tweede jaar-helft zakte de impliciete volatiliteit op de aan-delenmarkten tot een historisch laag peil en leekde risicobereidheid onder beleggers zich te her-stellen. De daaruit voortvloeiende daling van deaandelenpremies alsook aanhoudend solidegroeivooruitzichten voor de bedrijfswinstenleken de sterke opleving van de aandelenkoer-sen in het eurogebied tijdens de tweede helft van2006 te ondersteunen.

Per sector beschouwd gaven de nutsbedrijven in2006 de beste resultaten te zien, namelijk eenstijging van de aandelenkoersen met meer dan30%. Deze sterke resultaten waren wellicht tedanken aan de intensieve fusies en overnamesin het licht van de consolidatie bij de nutsbedrij-ven in het eurogebied. Geschraagd door het ver-beterde ondernemersvertrouwen in het euroge-bied kwam de industrie eveneens ruim boven detotale index uit. In tegenstelling tot de ontwik-kelingen in 2005 deed de olie- en gassector hetin 2006 minder goed dan de totale index. Hetverloop van de olieprijzen kan hebben bijgedra-gen tot de verhoudingsgewijs zwakke resultatenvan deze sector. De gezondheidssector, waar dewinsten doorgaans minder afhankelijk zijn vande conjunctuurcylus, bleef in 2006 eveneensachter bij het gemiddelde.

Begin 2007 bleven de mondiale aandelenkoer-sen aanvankelijk stijgen in een tempo dat ver-gelijkbaar was met dat in de tweede helft van2006. De opwaartse trend van de aandelenkoer-sen kwam tot stilstand op 27 februari 2007, toendie koersen, ten gevolge van een scherpe dalingvan de Chinese aandelenkoersen, over de helewereld aanzienlijk terugliepen. De Dow JonesEURO STOXX-index en de Standard & Poor’s500-index verloren beide ongeveer 5% in enkele

dagen. De forse dalingen van de aandelenkoer-sen maakten de stijgingen van de eerste achtweken van het jaar ongedaan, en tegen 2 maart2007 kwamen beide aandelenkoersindices ietslager uit dan eind 2006. Begin maart nam deimpliciete volatiliteit bovendien toe op allebelangrijke aandelenmarkten, wat wellicht weesop een aanzienlijke herziening van de risico’sop de aandelenmarkt.

AANHOUDEND HOGE FINANCIERING VANHUISHOUDENS De huishoudens bleven in 2006 veel kredietopnemen. Die kredietopneming werd geschraagddoor een gunstig f inancieringsklimaat, eenkrachtige dynamiek op de huizenmarkt en eenaantrekkend consumentenvertrouwen. De vraagvan de huishoudens naar MFI-leningen ver-snelde in de eerste maanden van het jaar tot eenpiek van 9,8% op jaarbasis in de lente, en ver-traagde dan geleidelijk tot 8,2% op jaarbasis indecember. De meest recente gegevens uit definanciële rekeningen op kwartaalbasis voor heteurogebied, die beschikbaar zijn tot het derdekwartaal van 2006, wijzen erop dat het jaarlijksegroeitempo van de schuld van de huishoudensaan de niet-monetaire f inanciële instellingen(niet-MFI’s), die bestaan uit de OFI’s en de ver-zekeringsinstellingen en pensioenfondsen, in2006 tamelijk stabiel bleef en gedurende het jaarrond 8% schommelde.

Bij een uitsplitsing van de MFI-leningen aanhuishoudens naar doel, blijkt dat hun forse kre-dietopneming nog steeds voornamelijk toe teschrijven was aan de krachtige vraag naar lenin-gen voor woningaankopen (zie Grafiek 16). Deaanhoudend hoge opneming van hypothecaireleningen werd in de hand gewerkt door het lagerentepeil in het hele eurogebied en door delevendige huizenmarkten in tal van regio’s, diegrote f inancieringsbehoeften creëerden (zieParagraaf 2.3 van dit hoofdstuk). Bovendienblijkt uit de resultaten van de enquête van hetEurosysteem naar kredietverlening door bankendat de aanhoudend sterke groei van de leningenvoor woningaankopen ook verband hield meteen versoepeling van de door de banken gehan-teerde kredietverleningscriteria voor woning-

43ECB

Jaarverslag 2006

Page 45: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

kredieten. De banken noemden de concurrentievan andere banken en overige kredietverlenersen een lagere inschatting van de risico’s voor dealgemene economische activiteit als voornaam-ste motieven voor de versoepeling van de kre-dietverleningscriteria. De leenvoorwaarden wer-den meestal gewijzigd door de marges opleningen met een gemiddeld risico te verlagenen de looptijden te verlengen.

In de lente van 2006 begon de jaarlijkse groeivan de aan huishoudens verstrekte MFI-lenin-gen voor woningaankopen licht af te nemenvan meer dan 12% tot 9,5% in december. Ditstrookte met de toename van de hypotheekrentein de loop van het jaar ten opzichte van het zeer lage peil van de voorgaande jaren (zieGraf iek 17), tegen de achtergrond van stijgin-gen van de basisrentetarieven van de ECB envan de marktrente. De rente op nieuwe woning-kredieten lag in december 2006 tussen 50 en120 basispunten hoger dan eind november2005, dus vóór de ECB de basisrentetarievenbegon te verhogen in december 2005. De renteop leningen met een kortere oorspronkelijkerentevaste periode steeg sterker dan die opleningen met een langere oorspronkelijke ren-tevaste periode. De resultaten van de enquêtevan het Eurosysteem naar kredietverleningdoor banken geven aan dat de vraag naarwoningkredieten tevens werd afgeremd door

minder optimistische vooruitzichten voor dehuizenmarkt in de tweede helft van 2006, zoalsook blijkt uit een iets zwakkere stijging van dehuizenprijzen en een wat geringere bedrijvig-heid op de huizenmarkt in sommige delen vanhet eurogebied waar het beloop voorheenkrachtig was.

Net als bij de leningen voor woningaankopen,zij het op een iets lager peil, trok het jaarlijksegroeitempo van het consumptieve krediet ver-der aan tot rond het midden van het jaar, alvo-rens in de tweede jaarhelft licht terug te lopentot 7,8% in december. Volgens de resultaten vande enquête van het Eurosysteem naar krediet-verlening door banken vloeide de vraag naarconsumptief krediet grotendeels voort uit eenverbetering van het consumentenvertrouwen enuit de toegenomen bestedingen aan duurzameconsumptiegoederen, hoewel het belang vandeze laatste factor tegen het einde van het jaar

44ECBJaarverslag2006

Gra f i ek 16 MF I - l en i ngen aan hu i shoudens

(mutaties in procenten per jaar)

Bron: ECB.

-2

0

2

4

6

8

10

12

14

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006-2

0

2

4

6

8

10

12

14

totaal

woningkredieten

consumptief krediet

overige leningen

Gra f i ek 17 Ren te ta r i even voo r l en i ngen aan hu i shoudens en n i e t - f i n anc i ë l e onde r nemingen(procenten per jaar; exclusief kosten; rentetarieven op nieuwecontracten; gewogen)

Bron: ECB.Toelichting: Voor de periode vanaf december 2003 worden degewogen MFI-rentetarieven berekend aan de hand van landen-gewichten afgeleid van een twaalfmaands voortschrijdendgemiddelde van de bedragen van de nieuwe contracten. Voor devoorgaande periode, van januari tot november 2003, worden degewogen MFI-rentetarieven berekend aan de hand van landen-gewichten afgeleid van het gemiddelde van de bedragen van denieuwe contracten in 2003. Voor nadere informatie wordt ver-wezen naar Kader 3 in het ECB Maandbericht van augustus2004.

2

3

4

5

6

7

8

9

10

2003 2005 200620042

3

4

5

6

7

8

9

10

korte rente voor leningen aan niet-financiële ondernemingen

lange rente voor leningen aan niet-financiële ondernemingen

rente op woningkredieten voor huishoudens

rente op consumptief krediet voor huishoudens

Page 46: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

afnam. Bovendien werden de criteria voor hetverlenen van consumptief krediet in 2006 aan-zienlijk versoepeld, wat impliceert dat de kre-dietaanbodvoorwaarden gedurende het jaar ver-beterden.

SCHULD VAN DE HUISHOUDENS NAM VERDER TOEAls gevolg van de aanhoudend krachtige groeivan de kredietverlening is de schuld van de huis-houdens in verhouding tot het beschikbare inko-men in 2006 verder gestegen (zie Grafiek 18).Niettemin bleef de schuldenlast van de huishou-dens in het eurogebied onder die van de anderebelangrijke geïndustrialiseerde landen, in hetbijzonder de Verenigde Staten, het VerenigdKoninkrijk en Japan. De rente- en aflossings-verplichtingen van de huishoudens (de verhou-ding van de aflossingen van rente plus hoofd-som tot het beschikbare inkomen) namen in2006 enigszins toe, wegens de nog steeds krach-tige kredietgroei en de bescheiden stijging vande bancaire debetrente.

De aanhoudende toename van de schuldenlaststelde de huishoudens sterker bloot aan veran-deringen in de rente, het inkomen en de activa-prijzen. Bij de beoordeling van deze geaggre-geerde cijfers moet worden opgemerkt dat zegemiddelden vormen voor de sector huishou-dens als geheel en dat ze aanzienlijk variërentussen de landen van het eurogebied alsook tus-sen de huishoudens. In dit opzicht zijn hetschuldniveau en de rente- en aflossingsverplich-tingen bijvoorbeeld hoger indien de analysewordt beperkt tot de huishoudens die daadwer-kelijk een hypothecaire schuld hebben. Boven-dien verschillen het schuldniveau en de rente-en aflossingsverplichtingen naar inkomensni-veau: terwijl in absolute termen het overgrotedeel van de schuld werd aangegaan door huis-houdens met een hoog inkomen, die mogelijkveerkrachtiger kunnen reageren op een ver-slechtering van de macro-economische omstan-digheden en/of op hogere rentetarieven, zijn derente- en aflossingsverplichtingen duidelijkzwaarder voor huishoudens met een laag inko-men. Ten slotte heerst er wat onzekerheid door-dat het aandeel van de bestaande hypotheek-schuld dat onderhevig is aan veranderingen in

de geldende rentevoorwaarden, afhangt van despecif ieke kenmerken van de onderliggendehypotheekcontracten, die binnen het eurogebiedaanzienlijk uiteenlopen.

AANHOUDEND LAGE REËLE KOSTEN VANEXTERNE FINANCIERING VOOR NIET-FINANCIËLEONDERNEMINGEN De f inancieringsvoorwaarden voor niet-f inan-ciële ondernemingen in het eurogebied blevenin 2006 gunstig en ondersteunden derhalve deeconomische groei. Dit bleek zowel uit de lagef inancieringskosten als uit een vlotte toegangtot f inancieringsbronnen. De niet-f inanciëleondernemingen gingen vooral meer leningen bijbanken aan, terwijl hun uitgifte van marktin-strumenten gematigder was. Ondanks de recentestijging van de schuldratio’s en de netto rente-betalingen bleef de f inanciële situatie van deniet-f inanciële ondernemingen in 2006 gunstig,vooral dankzij de aanzienlijke rendabiliteit incombinatie met nog steeds lage f inancierings-kosten.

Na de verhoging van de basisrentetarieven vande ECB namen de totale reële kosten vanexterne f inanciering van de niet-f inanciëleondernemingen toe, maar ze bleven gedurende

45ECB

Jaarverslag 2006

Gra f i ek 18 S chu ld en ren te - en a f l o s s i ng sve rp l i ch t i ngen van de hu i shoudens(in procenten van het beschikbare inkomen)

Bron: ECB.Toelichting: De gegevens voor 2006 zijn ramingen.

50

60

70

80

90

100

1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 20060

2

4

6

8

10

12

rentelasten (rechterschaal)

aflossingen van de hoofdsom (rechterschaal)

verhouding van de schuld tot het inkomen (linkerschaal)

Page 47: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

heel 2006 gering naar historische maatstaven(zie Grafiek 19).6

Wat de componenten van de f inancieringskos-ten betreft, nam de door de MFI’s gehanteerderente op leningen aan niet-f inanciële onderne-mingen in de loop van 2006 zowel in reële alsin nominale termen toe (zie Grafiek 17). De stij-ging van de geldmarktrente – die voor de drie-maands EURIBOR 155 basispunten bedroeg tus-sen september 2005 en december 2006 – werdgrotendeels doorberekend in de MFI-leningen.De MFI-rentetarieven op leningen met eenvariabele rente en een oorspronkelijke rente-vaste periode tot en met één jaar liepen tijdensdezelfde periode met ongeveer 125 tot 155basispunten op, hoewel niet mag worden verge-ten dat er nog wat verschillen tussen de landenblijven bestaan (zie Kader 2). De meeste doorMFI’s gehanteerde lange rentetarieven volgdeneveneens de opwaartse bewegingen van de

marktrente met een vergelijkbare looptijd. Dezestijgingen – die varieerden van ongeveer 60 tot135 basispunten – sloten grotendeels aan bij hetbeloop van de lange marktrente en hielden daar-door de bancaire ecarts laag.

Hoewel de reële kosten van schuldfinancieringvan niet-financiële ondernemingen via de marktin 2006 sterker toenamen dan de kosten vanschuldfinanciering via de banken, bleven ze ookrelatief laag. De rendementsecarts bij bedrijfs-obligaties met een BBB-rating schommelden rondeen gemiddelde van circa 75 basispunten in 2006.De geringe ecarts weerspiegelen wellicht hetbeperkte kredietrisico, geschraagd door de lagevolatiliteit van de activaprijzen en de forsebedrijfswinsten.7 Ondanks de betrekkelijk goederesultaten in 2006 zou in de toekomst voorzich-tigheid geboden kunnen zijn, gelet op enkeletekenen die wijzen op een verslechtering van hetalgemene ondernemingsklimaat en de krediet-markt. In feite zijn er aanwijzingen dat het toe-nemende aantal via schuld gefinancierde fusiesen overnames en het steeds grotere aantal lever-aged buyouts, aandelenterugkooptransacties enspeciale dividenduitkeringen een nadeligeinvloed zouden kunnen hebben op de houdbaar-heid van de schuldenlast van de bedrijven.8

De reële kosten van genoteerde aandelen vanniet-f inanciële ondernemingen ondergingen inde loop van 2006 enkele schommelingen, maarbereikten al met al een peil dat vergelijkbaarwas met het niveau van 2005, ondanks het her-stel van de aandelenkoersen. De kosten van aan-delenfinanciering blijven aanzienlijk hoger dandie van andere f inancieringswijzen, hoewel hetkostenverschil – eveneens als gevolg van de stij-ging van de kosten van schuldf inanciering in2006 – enigszins vernauwde.

46ECBJaarverslag2006

Gra f i ek 19 Reë l e ko s t en van ex t e r ne f i n anc i e r i ng van n i e t - f i n anc i ë l e onde r nemingen i n he t eu rogeb i ed(procenten per jaar)

Bronnen: ECB, Thomson Financial Datastream, Merrill Lynchen Consensus Economics forecasts.Toelichting: De reële kosten van externe f inanciering van deniet-f inanciële ondernemingen worden berekend als een gewo-gen gemiddelde van de kosten van bankleningen, de kosten vanschuldbewijzen en die van aandelen, op grond van hun respec-tieve uitstaande bedragen en gedefleerd aan de hand van de infla-tieverwachtingen (zie Kader 4 in het ECB Maandbericht vanmaart 2005). De invoering van de geharmoniseerde debetrente-tarieven van MFI’s aan het begin van 2003 leidde tot een breukin de statistische reeks.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 20061

2

3

4

5

6

7

8

9

totale financieringskosten

reële rente op kortlopende leningen van de MFI’s

reële rente op langlopende leningen van de MFI’s

reële kosten van schuldfinanciering via de markt

reële kosten van genoteerde aandelen

6 De reële kosten van externe f inanciering van de niet-f inanciëleondernemingen worden berekend door de verschillende externef inancieringsbronnen te wegen op basis van hun uitstaandebedragen (gecorrigeerd voor waarderingseffecten). Voor een uit-voerige beschrijving van die maatstaf wordt verwezen naar hetKader getiteld “Een maatstaf van de reële kosten van externefinanciering van niet-f inanciële vennootschappen in het euroge-bied” in het ECB Maandbericht van maart 2005.

7 Zie het Kader getiteld “The outlook for corporate credit spreadsin the euro area” in het ECB Maandbericht van november 2006.

8 Zie het Kader getiteld “Recente tendensen in leveraged buyoutsin het eurogebied” in het ECB Maandbericht van december 2006.

Page 48: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

47ECB

Jaarverslag 2006

Kade r 2

RENTEVERSCHILLEN OP DE BANCAIRE DETAILMARKTEN VAN DE LANDEN VAN HET EUROGEBIED

Ondanks de opmerkelijke renteconvergentie die plaatsvond in de aanloop naar de voltooiingvan de EMU, lopen de door MFI’s gehanteerde rentetarieven op deposito’s van en leningen aanhuishoudens en niet-financiële ondernemingen nog altijd uiteen in de landen van het eurogebied.De bancaire detailmarkten behoren tot de meest gefragmenteerde binnen het f inanciële stelselvan het eurogebied.1 In dit Kader wordt getracht de verschillen tussen de landen te verduidelij-ken en enkele oorzaken ervan te schetsen. Een goed begrip van die verschillen biedt additio-nele informatie om de ontwikkelingen in het eurogebied te interpreteren en de potentiële impactvan de monetaire-beleidsbeslissingen op de verschillende economieën van het eurogebied tebeoordelen. De banken spelen een sleutelrol in het f inanciële stelsel en beïnvloeden hierdoorde spaar-, f inancierings- en bestedingsbeslissingen van huishoudens en niet-f inanciële onder-nemingen.

1 Zie bijvoorbeeld “Indicators of f inancial integration in the euro area”, ECB, 29 september 2006.

Landenve r s ch i l l en i n MF I - ren te ta r i even op n i euwe con t r a c t en 1) , 2 )

(variatiecoëfficiënt van de landenverschillen; gemiddelde januari 2003 tot december 2006)

Deposito’s van huishoudensGirale deposito’sDeposito’s met een vaste looptijd tot en met een jaar

Deposito’s van niet-financiële ondernemingenGirale deposito’sDeposito’s met een vaste looptijd tot en met een jaar

Leningen aan huishoudensRekening-courantkredietConsumptief krediet met een variabele rente en een oorspronkelijke rentevaste periode tot

en met een jaaroorspronkelijke rentevaste periode van meer dan één tot en met vijf jaaroorspronkelijke rentevaste periode van meer dan vijf jaar

Woningkredieten met een variabele rente en een oorspronkelijke rentevaste periode tot en met een jaaroorspronkelijke rentevaste periode van meer dan één tot en met vijf jaaroorspronkelijke rentevaste periode van meer dan vijf tot en met tien jaaroorspronkelijke rentevaste periode van meer dan tien jaar

Leningen aan niet-financiële ondernemingenRekening-courantkredietLeningen tot en met € 1 miljoen met een variabele rente en een oorspronkelijke rentevaste periode tot

en met een jaaroorspronkelijke rentevaste periode van meer dan één tot en met vijf jaaroorspronkelijke rentevaste periode van meer dan vijf jaar

Leningen van meer dan € 1 miljoen met een variabele rente en een oorspronkelijke rentevaste periode tot en met een jaaroorspronkelijke rentevaste periode van meer dan één tot en met vijf jaaroorspronkelijke rentevaste periode van meer dan vijf jaar

Bron: ECB.1) De variatiecoëfficiënt wordt berekend als de standaardafwijking gedeeld door de rente in het eurogebied. De standaardafwijkingwordt berekend als de vierkantswortel van de gewogen variantie van de nationale MFI-rentetarieven ten opzichte van de rente in heteurogebied. De gewogen variantie is de gekwadrateerde afwijking tussen de nationale MFI-rentetarieven en die van het eurogebied,berekend volgens het nationale aandeel in het totale volume aan contracten voor een bepaalde categorie van instrumenten in het euro-gebied.2) Deze tabel bevat een deelverzameling van de variatiecoëfficiënten voor de in het eurogebied geldende MFI-rentetarieven op nieuwecontracten, zoals beschikbaar op de website van de ECB.

0,510,08

0,430,03

0,17

0,260,150,12

0,100,090,070,07

0,20

0,110,070,07

0,080,110,09

Page 49: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

48ECBJaarverslag2006

Een groot deel van deze analyse berust op een verslag dat werd opgesteld door het Comité voorhet monetaire beleid en het Comité statistieken van het Eurosysteem en dat in september 2006werd gepubliceerd.2 Sindsdien werd ook een reeks geselecteerde MFI-rentetarieven per landbekendgemaakt op de websites van de ECB en van de NCB’s van het eurogebied. Op basis vandie selectie spitst de vergelijking in dit Kader zich hoofdzakelijk toe op de tien MFI-renteta-rieven die verbonden zijn aan nieuwe contracten, aangezien deze in alle landen worden samen-gesteld voor dezelfde referentieperiode.

De bovenstaande tabel geeft een overzicht van de relatieve spreiding van de MFI-rentetarievenin de landen, zoals afgemeten aan de variatiecoëfficiënt. De spreiding is het grootst voor derente op girale deposito’s en aanzienlijk lager voor deposito’s met een vaste looptijd tot en meteen jaar. Wat leningen betreft, vertonen het rekening-courantkrediet en de leningen voor con-sumptieve doeleinden aan huishoudens de grootste verschillen van land tot land, terwijl de sprei-ding van de rente op leningen aan niet-f inanciële ondernemingen en op woningkredieten gerin-ger is. Bovendien ligt in de meeste categorieën de spreiding voor nieuwe leningen met eenvariabele rente en een oorspronkelijke rentevaste periode tot en met een jaar doorgaans op eenwat hoger peil dan die voor nieuwe leningen met langere oorspronkelijke rentevaste periodes.

Er zijn veel mogelijke verklaringen voor de verschillen tussen de MFI-rentetarieven in de diverselanden, waaronder marktconcurrentie, uiteenlopende risicopremies (bijvoorbeeld voor krediet-risico of vooruitbetalingsrisico), kenmerken van de banken en conjuncturele determinantenzoals de conjunctuurcyclus, de ontwikkeling van het aanbod van deposito’s en de vraag naarkrediet, of de huizenprijzendynamiek. Uit recent onderzoek blijkt dat de rentetarieven verschil-len omdat de nationale bancaire producten uiteenlopen of differentiëren ten gevolge vannationale factoren.3 Verschillen in de gemiddelde oorspronkelijke rentevaste periodes zijn eenmogelijke verklaring voor de spreiding van de MFI-rentetarieven in de verscheidene leningca-tegorieën. Bovendien moet bij een vergelijking van de afzonderlijke nationale MFI-rentetarie-ven worden bedacht dat de bedragen van de contracten sterk variëren van land tot land en datin sommige landen bepaalde markten zeer klein of vrijwel onbestaande zijn.4 In dergelijke geval-len kunnen de onderliggende volumes aan nieuwe contracten zeer volatiel zijn en kan de renteoccasionele transacties weerspiegelen die onder atypische voorwaarden werden toegestaan.

In de rest van dit Kader wordt nader ingegaan op de diverse marktsegmenten, waarbij vooralaandacht wordt besteed aan de invloed van productheterogeniteit, institutionele verschillen tengevolge van het regelgevende en f iscale kader, en metingsvraagstukken.

MFI-rentetarieven op deposito’s van huishoudens

Tussen de landen bestaande verschillen in de MFI-rentetarieven op de deposito’s van huishou-dens zijn vaak toe te schrijven aan verschillen in productkenmerken, zoals de liquiditeitsgraaden de rendementsstructuur van deposito’s, marktregulering en ondernemingspraktijken. Andere

2 “Differences in MFI interest rates across euro area countries”, ECB, 20 september 2006.3 Nationale verschillen vallen deels te verklaren door variabelen die de kenmerken van binnenlandse deposanten en kredietnemers

weerspiegelen en door de eigenschappen van het bankwezen (zie M. Affinito en F. Farabullini, “An empirical analysis of nationaldifferences in the retail bank interest rates of the euro area”, Temi di Discussione No 589, Banca d’Italia, mei 2006). Een uitvoerigevergelijking van de MFI-rentetarieven in de diverse landen is ook te vinden in Appendix II van het Interim Report II over “Currentaccounts and related services”, Europese Commissie, 17 juli 2006.

4 In het in bovenstaande voetnoot 2 geciteerde ECB-verslag wordt bijvoorbeeld toegelicht welke verschillen er van land tot land bestaaninzake het overwicht van leningen met een variabele rente of van leningen met verschillende oorspronkelijke rentevaste periodes.

Page 50: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

49ECB

Jaarverslag 2006

belangrijke factoren ontstaan door verschillenin het belastingstelsel (zoals rekeningen meteen belastingvoordeel in sommige landen),hoewel er moeilijk een direct causaal verbandvalt te leggen.

De rentetarieven op girale deposito’s lopenzeer sterk uiteen. In bepaalde landen vergoe-den de MFI’s die deposito’s in wezen niet, ter-wijl in andere landen de deposanten gemiddeldmeer dan 1,30% ontvangen op hun lopenderekening (zie Graf iek A). Deze aanzienlijkedivergentie kan worden veroorzaakt doordat debanken verschillende strategieën gebruiken omde prijzen van lopende rekeningen en gerela-teerde diensten vast te stellen. Zo kunnenbepaalde banken een hogere rente uitkerenmaar hoge kosten aanrekenen voor dienstenmet betrekking tot de lopende rekening, ter-wijl andere, omgekeerd, een lagere rente uit-keren en geringere kosten aanrekenen. Degegevens die de Europese Commissie via haarsectoraal onderzoek over retail-bankactiviteiten verzamelt, geven aan dat dit het geval zou kun-nen zijn in sommige landen van het eurogebied, hoewel in enkele landen een lage depositorentesamengaat met hoge kosten.5

Bovendien kan de toenemende populariteit, in sommige landen, van zowel internetrekeningenals andere hoogrentende deposito’s, waarmee de houder geld kan opnemen binnen één dag, maargeen betalingen kan verrichten, resulteren in een tendens om de rente op girale deposito’s teverhogen.6

De opmerkelijke uitzondering op de uitgesproken landenverschillen tussen de rentetarieven opdeposito’s aan huishoudens is dat de deposito’s met een vaste looptijd tot en met een jaar homo-gener zijn van land tot land.

MFI-rentetarieven op leningen aan huishoudens voor consumptiedoeleinden

Wat de rentetarieven op leningen betreft, vertoont de rente op leningen aan huishoudens tenbehoeve van consumptie de grootste spreiding. In het bijzonder de rente op rekening-courant-krediet varieert aanzienlijk, van minder dan 7,00% tot 13,50% of meer (zie Grafiek B). De ver-schillen tussen de landen voor andere soorten leningen voor consumptiedoeleinden zijn niet zogroot maar blijven aanzienlijk.

Niet enkel in de omvang van de markt voor consumptief krediet bestaan er ruime verschillen,maar ook in het gamma van aangeboden producten (met inbegrip van de voor onderpandgebruikte methoden), in het gebruik van krediet via kredietkaarten, in de marktomgeving, vooral

Gra f i ek A MF I - ren te ta r i even op depos i t o ’s van hu i shoudens 1) 2 )

(procenten per jaar, gemiddelde van januari 2003 tot december 2006)

Bron: ECB.1) Met de afkorting “EA” wordt de gewogen gemiddelde rentevoor het eurogebied aangeduid.2) Blanco staafjes duiden die landen aan waarvoor de rente-categorie weinig relevant is binnen het eurogebied. Voor decriteria die relevantie deze bepalen, wordt verwezen naar de invoetnoot 2 van dit Kader geciteerde ECB-publicatie.

girale deposito’s

deposito’s met een vaste looptijd tot en met een jaar

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

BE DE GR ES FRIE IT LU NL AT PT FI EA

5 Zie het “Report on the retail banking sector inquiry”, European Commission Staff Working Document, SEC(2007) 106, 31 januari 2007. 6 Zie bijvoorbeeld het Kader getiteld “Factors explaining the robust growth of M1” in het ECB Maandbericht van april 2006.

Page 51: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

50ECBJaarverslag2006

wat de invloed van gespecialiseerde krediet-verleners betreft, alsook in de oorspronkelijkerentevaste periodes.7 In het algemeen kunnendergelijke factoren eveneens, althans gedeel-telijk, tot uiting komen in de tussen de landenbestaande verschillen in MFI-rentetarieven. Zokunnen uiteenlopende statistische behandelin-gen van het krediet via kredietkaarten in dehuidige gegevens een effect hebben omdat derente op een dergelijk krediet doorgaans heelwat hoger uitvalt dan die op andere consumen-tenleningen. Bovendien verschillen de ken-merken van rekening-courantkrediet en vanleningen toegestaan via kredietlijnen van landtot land.

MFI-rentetarieven op leningen aanhuishoudens voor woningaankopen

Hoewel enkele van de laagste spreidingen tus-sen landen werden opgetekend voor de MFI-rentetarieven op leningen aan huishoudens voor woningaankopen (zie Grafiek B), blijkt uit eenvergelijking met de Verenigde Staten dat de spreiding van de hypothecaire rentetarieven bin-nen de Amerikaanse regio’s lager is dan die tussen de landen van het eurogebied.8 Recente ana-lyses van de Europese hypotheekmarkten leggen de nadruk op de ruime verschillen in de pro-ductgamma’s en in het f iscale en regelgevende kader, factoren die wellicht grotendeels dewaargenomen verschillen in MFI-rentetarieven op leningen aan huishoudens voor woningaan-kopen verklaren.9

Eén belangrijke factor houdt verband met de verschillen in de oorspronkelijke rentevasteperiode, die de geldende rentetarieven op leningen gevoelig maken voor de helling van de ren-dementscurve. De specif ieke regelingen ter f inanciering van woningen die in sommige landengangbaar zijn, zouden ook een rol kunnen vervullen. Het f iscale en regelgevende kader in eenland heeft wellicht een grotere invloed op hypothecaire leningen (dan op andere soorten lenin-gen) omdat gewoonlijk veel belang wordt gehecht aan het bezit van een eigen huis.10

Aangezien daarenboven de meeste leningen aan huishoudens voor woningaankoop wordengewaarborgd door vastgoed, kunnen renteverschillen deels verband houden met verschillen inde verwachte ontwikkeling van de vastgoedmarkt. De uiteenlopende ontwikkeling van de hui-zenprijzen zou de waarde van het onderpand voor leningen kunnen hebben beïnvloed.

Gra f i ek B MF I - ren te ta r i even op l en i ngen aan hu i shoudens 1)

(procenten per jaar; gemiddelde van januari 2003 tot december 2006)

Bron: ECB.1) Zie toelichting bij Grafiek A.

rekening-courantkrediet

consumptief krediet met een oorspronkelijke rentevaste periode van meer dan één tot en met vijf jaar

woningkredieten met een variabele rente en een oorspronkelijke rentevaste periode tot en met een jaar

0

2

4

6

8

10

12

14

16

0

2

4

6

8

10

12

14

16

BE DE GR ES FRIE IT LU NL AT PT FI EA

7 Zie bijvoorbeeld K. Lannoo, R. Ayadi en C. Selosse, “Consumer credit in Europe: riding the wave”, Mercer Oliver Wyman en hetEuropean Credit Research Institute, november 2005.

8 Zie het Kader getiteld “Interregionale vergelijking van de hypotheekrente in het eurogebied en in de Verenigde Staten” in het ECBJaarverslag van 2005.

9 Bijvoorbeeld “The costs and benefits of integration of EU mortgage markets”, verslag van London Economics voor de EuropeseCommissie, augustus 2005.

10 De bancaire detailmarkten zijn tot 2010 een van de beleidsprioriteiten van de Europese Commissie op het vlak van f inanciële dien-sten, zoals wordt uiteengezet in haar “White Paper on Financial Services Policy 2005-2010”.

Page 52: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

51ECB

Jaarverslag 2006

Ten slotte blijven de financieringsmethoden inhet eurogebied, die variëren van het aantrek-ken van deposito’s tot de uitgifte van gedekteobligaties en door hypothecaire leningengewaarborgde effecten, ook tamelijk versnip-perd in vergelijking met de hypotheekmarkt inde Verenigde Staten, die opgebouwd is rond dehypotheekagentschappen.

MFI-rentetarieven op leningen aan niet-financiële ondernemingen

De spreiding van de rente op rekening-cou-rantkrediet aan niet-financiële ondernemingenis een van de hoogste (en hoger dan die van derente op rekening-courantkrediet aan huishou-dens), zoals blijkt uit Grafiek C. De spreidingvan de rente op andere bedrijfsleningen is heelwat lager en inderdaad één van de laagste vanalle soorten leningen, hoewel ze in sommigegevallen iets groter uitvalt dan voor woning-kredieten. De voornaamste redenen voor dieverschillen tussen de landen omvatten verscheidene facetten van productheterogeniteit en despecif ieke bedrijfsomgeving waarin de niet-f inanciële ondernemingen werken (bijvoorbeeldafhankelijk van de bedrijfsgrootte).

Er zijn nog steeds verschillen in de voor onderpand gebruikte methoden, niet alleen voor lenin-gen, maar ook voor rekening-courantkrediet. In bepaalde landen is rekening-courantkredietgewoonlijk ongedekt, terwijl het in andere landen vaak gewaarborgd is (bijvoorbeeld met fac-turen of met een deel van de portefeuille van het bedrijf). Bovendien kan een hoge rente oprekening-courantkrediet betekenen dat het krediet niet is toegestaan en dat de rente een boeteomvat. Mogelijk beschouwen de banken een beroep op dit krediettype ook als een teken vanzwak liquiditeitsbeheer vanwege het bedrijf, en rekenen ze derhalve een hogere rente aan omhet hoger ingeschatte risico te compenseren.

Voorts vertonen leningen (met uitzondering van rekening-courantkrediet) verschillen in degemiddelde oorspronkelijke rentevaste periode binnen een categorie van instrumenten. Aange-zien de rendementscurve normaliter opwaarts loopt, zal de rente wellicht hoger zijn in die lan-den waar de gemiddelde oorspronkelijke rentevaste periode dichter aansluit bij de bovenstebandbreedte van een gegeven categorie van instrumenten. Een aanverwant thema is de poten-tiële invloed van de aggregatiemethode op de rente voor nieuwe contracten, aangezien lenin-gen met kortere looptijden doorgaans vaker worden toegestaan dan die met langere looptijden.

Tot de overige belangrijke factoren, ten slotte, behoren waarschijnlijk enkele specif ieke ken-merken van de marktomgeving voor leningen aan niet-f inanciële ondernemingen, met name debedrijfsgrootte, de toegang tot niet-bancaire f inanciering, de soorten kredietverleners en eenvaste relatie tussen bank en cliënt.

Gra f i ek C MF I - ren te ta r i even op l en i ngen aan n i e t - f i n anc i ë l e onde r nemingen 1)

(procenten per jaar, gemiddelde van januari 2003 tot december 2006)

Bron: ECB.1) Zie toelichting bij Grafiek A.

rekening-courantkrediet

leningen tot €1 miljoen met een variabele rente en een oorspronkelijke rentevaste periode tot en met een jaar

leningen van meer dan €1 miljoen met een variabele rente en een oorspronkelijke rentevaste periode tot en met een jaar

0

1

2

3

4

5

6

7

8

0

1

2

3

4

5

6

7

8

BE DE GR ES FRIE IT LU NL AT PT FI EA

Page 53: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

VERDERE STIJGING VAN DE VRAAG NAAREXTERNE FINANCIERING DOOR NIET-FINANCIËLEONDERNEMINGEN De niet-f inanciële ondernemingen voerden inde loop van 2006 hun vraag naar externe f inan-ciering verder op.

De vraag naar externe f inanciering nam toeondanks de in ruime mate aanwezige internefinancieringsbronnen. De winstgevendheid vande beursgenoteerde niet-financiële ondernemin-gen in het eurogebied bleef in 2006 hoog, zoalsbijvoorbeeld blijkt uit het nettoresultaat in ver-houding tot de omzet (zie Graf iek 20).9 Dewinstquoten stegen vooral in de transport- encommunicatiesector, terwijl de toename van dewinst in de groot- en kleinhandel onder degemiddelde stijging voor alle beursgenoteerdeniet-financiële ondernemingen bleef. Deze laat-ste ontwikkeling zou de relatief matige groeivan de particuliere consumptie in het euroge-bied kunnen weerspiegelen.

Eind 2006 steeg de reële twaalfmaands groeivan de f inanciering van de niet-f inanciëleondernemingen tot 4,5%, tegenover 1,2% eind2004. Dit werd hoofdzakelijk in de handgewerkt door een sterke toename van de bij-drage van de door MFI’s verstrekte leningen,terwijl de stijging van de bijdragen van schuld-bewijzen en genoteerde aandelen bescheidenerbleef (zie Grafiek 21).

De krachtige groei van de MFI-leningen – overhet hele looptijdenspectrum – hield in 2006 aan;in december 2006 groeiden de MFI-leningenaan niet-f inanciële ondernemingen op jaarbasismet 13,0% in nominale termen. Hoewel derge-lijke groeicijfers op jaarbasis niet meer warenvoorgekomen sinds de invoering van de euro in1999, moet worden bedacht dat de dynamiek

52ECBJaarverslag2006

Grafiek 21 Uitsplitsing van de reële twaalf-maands groei van de externe f inancieringvan niet-f inanciële ondernemingen1)

(mutaties in procenten per jaar)

Bron: ECB.1) De reële twaalfmaands groei is berekend als het verschil tus-sen de werkelijke twaalfmaands groei en het groeitempo van debbp-deflator.

beursgenoteerde aandelen

schuldbewijzen

MFI-leningen

2001 2002 2003 2004 2005 2006-1,0

0,0

1,0

2,0

3,0

4,0

5,0

6,0

-1,0

0,0

1,0

2,0

3,0

4,0

5,0

6,0

Gra f i ek 20 W in s t r at i o ’s van genotee rde n i e t - f i n anc i ë l e onde r nemingen i n he t eu rogeb i ed(procenten)

Bronnen: Thomson Financial Datastream en berekeningen van deECB.Toelichting: De berekening is gebaseerd op geaggregeerdef inanciële kwartaalstaten van de genoteerde niet-f inanciëleondernemingen in het eurogebied. Uitschieters werden uit hetstaal weggelaten. Vergeleken met het bedrijfsresultaat, dat wordtgedefinieerd als de omzet min de bedrijfskosten, heeft het net-toresultaat betrekking op het bedrijfsresultaat en het resultaatuit andere activiteiten, na aftrek van belastingen en buiten-gewone baten en lasten.

-6

-4

-2

0

2

4

6

8

10

12

84

86

88

90

92

94

96

98

100

nettoresultaat in verhouding tot de omzet (linkerschaal)

bedrijfsresultaat in verhouding tot de omzet (linkerschaal)

bedrijfskosten in verhouding tot de omzet (rechterschaal)

2002 2003 2004 2005 2006

9 Zie ook het Kader getiteld “Het beloop van de winstgevendheiden de verhouding eigen-vreemd vermogen van beursgenoteerdeniet-f inanciële vennootschappen in het eurogebied” in het ECBMaandbericht van juni 2006.

Page 54: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

van de bankleningen aan niet-f inanciële onder-nemingen ook robuust was in andere belangrijkeeconomieën, met name in de Verenigde Statenwaar de bancaire kredietverlening gedurende deafgelopen paar jaar zelfs nog sterker is gegroeid.Naar het oordeel van de banken, zoals deenquête van het Eurosysteem naar kredietverle-ning door banken aangeeft, wonnen de financie-ringsbehoeften die verband houden met de reëleeconomische activiteit – namelijk voor de finan-ciering van voorraden, bedrijfskapitaal en vastekapitaalvorming – gaandeweg aan belang alsverklaring voor de aanhoudende toename van devraag naar leningen in het eurogebied in 2006.Niettemin bleven andere factoren van meerf inanciële aard, zoals de behoeften aan f inan-ciering voor fusies en overnames, ook bijdragentot de nettovraag naar leningen. Een versoepe-ling van de aanbodvoorwaarden voor banklenin-gen tijdens de afgelopen jaren kan een extrakatalysator van het huidige verloop van de kre-dietverlening aan bedrijven zijn geweest.

In tegenstelling tot de omvangrijke financieringvan bedrijven door banken, bleef de f inancie-ring via de markt – zowel aan de hand vanschuld als van aandelen – relatief gering. Hetjaarlijkse groeitempo van de door niet-f inan-ciële ondernemingen uitgegeven schuldbewij-zen bleef net als tijdens de voorgaande jarenbetrekkelijk bescheiden, met ongeveer 4,0%gemiddeld in 2006. Mogelijke verklaringen voorde matige groei zijn dat de kosten van f inancie-ring via de markt in 2006 forser stegen dan dievan de f inanciering door banken en dat schuld-bewijzen werden vervangen door leningen omfusies en overnames te f inancieren. Er zijnimmers aanwijzingen dat de toegenomen fusie-en overnameactiviteit overwegend wordt gef i-nancierd met door bankensyndicaten verstrekteleningen in plaats van met schuldbewijzen,waarvan in eerdere periodes ruimer gebruikwerd gemaakt voor zulke transacties.

De jaarlijkse groei van de door niet-f inanciëleondernemingen uitgegeven genoteerde aandelenvertoonde gedurende heel 2006 een licht oplo-pende tendens, maar bleef in totaal gematigd.De al met al bescheiden bijdrage van de netto-

uitgifte van beursgenoteerde aandelen tot denettof inanciering van de bedrijfswereld in heteurogebied is wellicht toe te schrijven aan hetfeit dat de reële kosten van aandelen aanzienlijkhoger uitvallen dan die van schuldfinanciering.Deze lage groei valt misschien ook te verklarendoor de aanhoudende populariteit van inkoop-programma’s van eigen aandelen. Tegelijkertijdnam de bruto-uitgifte de laatste tijd wat toe,geschraagd door de ontwikkeling van zowelbeursintroducties als vervolgemissies. Alge-meen gesproken is het herstel van de bruto aan-delenuitgifte door niet-f inanciële ondernemin-gen wellicht te danken aan de opleving van deeconomische groei in het eurogebied.10

TOENEMENDE BEDRIJFSSCHULDWat de ontwikkeling van de balanspositie vande niet-f inanciële ondernemingen in het euro-gebied betreft, leidde de forse stijging van deschuldfinanciering van de sector in 2006 tot eenverdere toename van de schuld in verhoudingtot het bbp. Na een periode van consolidatie isde schuldratio van de niet-f inanciële onderne-

53ECB

Jaarverslag 2006

Gra f i ek 22 S chu ld en ne t to ren tebe ta l i n gen i n de s e c to r van de n i e t - f i n anc i ë l e onde r nemingen(procenten bbp)

Bronnen: ECB en Eurostat.Toelichting: De gegevens voor 2006 zijn ramingen.

1,0

1,2

1,4

1,6

1,8

2,0

1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 200650

52

54

56

58

60

62

64

66

68

netto rentebetalingen (linkerschaal)

schuld (rechterschaal)

10 Zie het artikel getiteld “Equity issuance in the euro area” in hetECB Maandbericht van mei 2006.

Page 55: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

mingen momenteel hoger dan die bij de voor-gaande piek in 2003, die volgde op een scherpetoename van de schuld in de tweede helft van dejaren negentig.

De netto rentebetalingen van de niet-financiëleondernemingen op hun MFI-leningen en deposi-to’s in procenten bbp liepen in de eerste helft vande jaren negentig sterk terug en bereikten in 2005een betrekkelijk laag peil. De recente schuldont-wikkelingen leidden samen met het renteverlooptot een forse stijging van de rentelast van de niet-financiële ondernemingen in de loop van 2006.

2.3 PRIJZEN- EN KOSTENONTWIKKELINGEN

De totale HICP-inflatie in het eurogebiedbedroeg in 2006 gemiddeld 2,2% en bleef daar-mee ongewijzigd ten opzichte van 2005.Ondanks die globale stabiliteit vertoonde deinflatie op jaarbasis tijdens het jaar een aanzien-lijke volatiliteit, wat grotendeels verband hieldmet de ontwikkelingen van de energieprijzen.Er bleef nog enige extra opwaartse druk in ver-dere stadia van het productieproces over, metname als gevolg van de scherpe stijging die demondiale prijzen van grondstoffen exclusiefenergie lieten optekenen. In het verlengde daar-van steeg de prijsinflatie voor halffabricaten in

2006 aanzienlijk. In verdere stadia van de pro-ductieketen kan de lichte opwaartse tendens vande producentenprijzen van consumptiegoederenduiden op het optreden van mogelijke indirecteeffecten van eerdere prijsstijgingen voor grond-stoffen. Tot dusver waren die effecten beperkt.Ten slotte bleven de gematigde arbeidskosten-ontwikkelingen in 2006 bijdragen aan de alge-hele zwakke inflatoire druk, terwijl de apprecia-tie van de euro een gelijkaardig effect sorteerde.

TOTALE INFLATIE STERK BEÏNVLOED DOOR HETBELOOP VAN DE ENERGIEPRIJZENKortetermijnfluctuaties van de olieprijzen enbasiseffecten als gevolg van de ontwikkelingenvan de olieprijzen in het verleden leverden eenaanzienlijke bijdrage aan het patroon van detotale HICP-inflatie in 2006 (zie Grafiek 23).

De gemiddelde prijs (in euro) van een vat ruweBrent-olie nam in 2006 met ongeveer 20% toe,vergeleken met een stijging van nagenoeg 45%in 2005 (zie Tabel 1). De olieprijzen vertoondenook een aanzienlijke volatiliteit in 2006; in deeerste helft van het jaar stegen die prijzen en zebereikten een historisch hoog niveau in augus-tus, waarna ze scherp daalden. Die daling vande prijzen van ruwe olie ging gepaard met eensnelle afname van de aan olie gerelateerdeenergieprijzen op het niveau van de consument.

54ECBJaarverslag2006

Tabe l 1 P r i j s on tw ikke l i ngen

(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders vermeld)

2004 2005 2006 2005 2006 2006 2006 2006 2007 2007kw 4 kw 1 kw 2 kw 3 kw 4 jan. feb.

HICP en componentenTotale index 1)

Energie Bewerkte voedingsmiddelen Onbewerkte voedingsmiddelen Industriële goederen m.u.v. energie Diensten

Overige prijs- en kostenindicatorenIndustriële producentenprijzen 2)

Olieprijzen (EUR per vat) 3)

Grondstoffenprijzen 4)

Bronnen: Eurostat, Thomson Financial Datastream, Hamburgisches Welt-Wirtschafts-Archiv en berekeningen van de ECB.1) De HICP-inflatie in februari 2007 berust op de voorlopige raming van Eurostat.2) Met uitzondering van de bouwnijverheid.3) Brent Blend (voor levering op termijn van één maand).4) Met uitzondering van energie; in euro.

2,1 2,2 2,2 2,3 2,3 2,5 2,1 1,8 1,8 1,84,5 10,1 7,7 11,1 12,2 11,6 6,3 1,5 0,9 .3,4 2,0 2,1 2,2 2,0 2,2 2,1 2,2 2,2 .0,6 0,8 2,8 1,4 1,4 1,6 3,9 4,1 3,7 .0,8 0,3 0,6 0,4 0,3 0,7 0,7 0,8 0,9 .2,6 2,3 2,0 2,1 1,9 2,0 2,0 2,1 2,3 .

2,3 4,1 5,1 4,4 5,2 5,8 5,4 4,1 2,9 .30,5 44,6 52,9 48,6 52,3 56,2 55,7 47,3 42,2 44,910,8 9,4 24,8 23,2 23,6 26,2 26,6 23,0 15,6 .

Page 56: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Bovendien leek de weerslag op de prijzen ver-sterkt te zijn door een significante verminderingvan de raff inagemarge van benzine.11 De bij-drage van de stijgingen van de energieprijzenaan de totale HICP-inflatie, die bijzonder sterkwas in de eerste helft van 2006, nam aanzienlijkaf in de tweede helft van het jaar (zie Grafiek24). De sterke stijgingen van de energieprijzenin 2005 resulteerden gedurende het grootstegedeelte van 2006 in gunstige basiseffecten.12

De bijdrage van de prijzen van onbewerkte voe-dingsmiddelen aan de totale inflatie was in 2006veel groter dan in de jaren ervoor, als gevolg vanbijzonder sterke ontwikkelingen in het derde en

vierde kwartaal. Dat was met name te wijten aande weersomstandigheden in vele delen vanEuropa tijdens de zomer, die de aanvoer vanfruit en groenten beïnvloedden. Bovendien namde bijdrage van vleesprijzen in de loop van hetjaar ook toe.

Het jaar-op-jaar groeitempo van de HICP metuitzondering van energie en onbewerkte voe-dingsmiddelen bedroeg in 2006 gemiddeld 1,5%

55ECB

Jaarverslag 2006

Gra f i ek 23 U i t sp l i t s i ng H ICP - i n f l a t i e :be l ang r i j k s t e componenten

(mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)

Bron: Eurostat.

2002 2003 2004 2005 2006-2

0

2

4

6

-6

-3

0

3

6

9

12

15

18

totale HICP (linkerschaal)

onbewerkte voedingsmiddelen (rechterschaal)

energie (rechterschaal)

2002 2003 2004 2005 2006-2

0

2

4

6

-2

0

2

4

6

totale HICP m.u.v. energie en onbewerkte voedingsmiddelen

bewerkte voedingsmiddelen

industriële goederen m.u.v. energie

diensten

Gra f i ek 24 B i j d r agen van de be l ang r i j k s t e componenten to t de H ICP -i n f l a t i e(jaarlijkse bijdragen in procentpunten; maandgegevens)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.Toelichting: Als gevolg van afrondingsfouten, komen de bijdra-gen niet altijd precies overeen met de totale index.

kw 1 kw 2 kw 3 kw 4

2006

-0,5

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

-0,5

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

diensten

industriële goederen m.u.v. energie

bewerkte voedingsmiddelen

onbewerkte voedingsmiddelen

energie

totale index

11 Zie het Kader getiteld “Recent developments in oil and petrolprices” in het ECB Maandbericht van november 2006.

12 Zie het Kader getiteld “The role of base effects in driving recentand prospective developments in HICP inflation” in het ECBMaandbericht van januari 2007.

Page 57: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

en bleef daarmee grotendeels ongewijzigd tenopzichte van 2005. In de loop van het jaar werdechter een lichte toename van de HICP met uit-zondering van energie en onbewerkte voedings-middelen opgetekend van 1,4% in het eerstekwartaal tot 1,6% in het vierde kwartaal. Datopwaartse patroon kwam vooral door de toe-name van het jaarlijkse stijgingstempo van deprijzen van industriële goederen met uitzonde-ring van energie van 0,3% in het eerste kwartaaltot 0,8% in het vierde kwartaal. Hoogstwaar-schijnlijk wees dat op een geleidelijke afwente-ling van vroegere stijgingen van de kosten voorenergetische en niet-energetische grondstoffenop de consumenten. De inflatie van de diensten-prijzen bleef in de loop van 2006 globaal stabielop ongeveer 2,0%, ondanks enige kortetermijn-

volatiliteit als gevolg van een aantal subcompo-nenten, zoals de prijzen van georganiseerde rei-zen, die werden beïnvloed door de verschuivingvan het tijdstip van de lentevakantie in 2006. Albij al leek de binnenlandse druk op het prijspeilin 2006 onder controle en de doorwerking vanvroegere prijsstijgingen voor aardolie en niet-energetische grondstoffen in de consumptieprij-zen bleef beperkt.

Ondanks aanzienlijke inflatoire schokken in2006, vooral vanwege het beloop van de energie-prijzen en een totale inflatie die in de eerste driekwartalen voortdurend boven 2% uitkwam, ble-ven de inflatieverwachtingen op de langere ter-mijn verankerd op niveaus die strookten metprijsstabiliteit (zie Kader 3).

56ECBJaarverslag2006

Kade r 3

INFLATIEVERWACHTINGEN VOOR DE LANGERE TERMIJN IN HET EUROGEBIED

De primaire doelstelling van het monetaire beleid van de ECB is het handhaven van prijsstabi-liteit. Daartoe streeft de Raad van Bestuur van de ECB ernaar de jaarlijkse HICP-inflatie vanhet eurogebied op de middellange termijn onder maar dicht bij 2% te houden. De stabilisatievan de inflatieverwachtingen voor de langere termijn van de economische subjecten in het euro-gebied op niveaus die stroken met prijsstabiliteit is een eerste vereiste voor een eff iciënt mone-tair beleid. Terwijl schokken die ontsnappen aan de controle van het monetair beleid, zoals olie-prijsstijgingen, de totale inflatie op de korte termijn kunnen beïnvloeden en dan ook eenweerslag kunnen hebben op de inflatieverwachtingen voor de korte termijn, dienen inflatiever-wachtingen voor de langere termijn de mate weer te geven waarin de subjecten geloven dat deECB haar doelstelling van prijsstabiliteit zal bereiken. Een geloofwaardig monetair beleid helptde inflatieverwachtingen voor de langere termijn te verankeren aan de doelstelling. Dit kaderbiedt een overzicht van de verschillende maatstaven voor de inflatieverwachtingen op de lan-gere termijn die kunnen worden aangewend om de geloofwaardigheid van het monetaire beleidin het eurogebied in te schatten en bespreekt het verloop van die maatregelen sinds 2001.

Verscheidene maatstaven voor inflatieverwachtingen op de langere termijn

Informatie over de inflatieverwachtingen voor de langere termijn van de economische subjec-ten uit het eurogebied is beschikbaar via twee soorten indicatoren: enquêtegegevens en op definanciële markt gebaseerde gegevens. Ze verschillen inzake het type maatstaf (directe versusindirecte), de categorie van de betrokken subjecten en het tijdsbestek.1 Enquêtegegevensbetreffende de inflatieverwachtingen voor de lange termijn zijn thans op het niveau van heteurogebied beschikbaar via drie bronnen. In de eerste plaats biedt de Survey of Professional

1 Voor meer informatie wordt verwezen naar het artikel getiteld “Measures of inflation expectations in the euro area” in het ECBMaandbericht van juli 2006.

Page 58: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Forecasters (SPF) van de ECB sinds 2001 elk kwartaal de vijf jaar vooruit gerekende inflatie-prognoses van een panel van deskundigen van zowel f inanciële als niet-f inanciële instellingengevestigd in de EU.2 Ten tweede publiceert Consensus Economics tweemaal per jaar voorspel-lingen met betrekking tot de lange termijn (zes tot tien jaar in de toekomst) die door deskun-digen van banken en andere f inanciële instellingen worden verstrekt voor de consumptieprij-zen van het eurogebied. Ten slotte biedt de Euro Zone Barometer op kwartaalbasis vier jaarvooruit verwachte inflatieprognoses.

Inflatieverwachtingen voor de langere termijn kunnen ook worden afgeleid uit f inanciële-markt-instrumenten. Informatie met betrekking tot de gemiddelde inflatieverwachtingen van f inan-ciële-marktdeelnemers voor de resterende looptijd van een obligatie kan worden berekend aande hand van het ecart tussen het rendement op een standaardobligatie en dat op een met de infla-tie geïndexeerde obligatie met dezelfde looptijd. Deze maatstaf wordt in het algemeen de “break-even”-inflatie genoemd. Een andere op de f inanciële markt gebaseerde indicator van inflatie-verwachtingen op de lange termijn kan worden afgeleid uit geïndexeerde swaps metovereenkomstige looptijden. Al die f inanciële-marktindicatoren bieden het voordeel dat ze inreal time beschikbaar zijn voor een breed scala aan mogelijke projectietermijnen. Ze zijn ech-ter in het algemeen geen directe maatstaven van inflatieverwachtingen, daar ze waarschijnlijkniet-waarneembare risicopremies (met name een inflatierisicopremie en een liquiditeitspremie)omvatten en soms ook kunnen worden verte-kend door technische marktfactoren. Desal-niettemin sluiten marktgerelateerde indicato-ren nauwer aan op het eigenlijke economischegedrag. Aangezien er enkel onvolmaakte indi-catoren van inflatieverwachtingen voor de lan-gere termijn beschikbaar zijn, verdient het albij al de voorkeur de analyse te baseren op eencombinatie van die indicatoren, waarbij deinformatie uit verschillende bronnen onderlinggetoetst wordt.

Ontwikkelingen van de inflatieverwachtin-gen voor de langere termijn sinds 2001

Grafiek A toont de bovenvermelde indicatorenvan inflatieverwachtingen voor de langere ter-mijn. Ondanks hun verschillende projectiepe-riodes geven de indicatoren een vrij gelijk-soortig beeld te zien. De enquêteresultaten metbetrekking tot de gemiddelde inflatieverwach-tingen voor de langere termijn vertonen metname over het algemeen een opmerkelijke sta-biliteit op niveaus onder maar dicht bij 2%. De“break-even”-inflatie was volatieler en kwamboven 2% uit, maar dat kan verband houdenmet het feit dat ze niet alleen inflatieverwach-

57ECB

Jaarverslag 2006

2 De inflatieverwachtingen voor de langere termijn uit 1999 en 2000 waren enkel beschikbaar op jaarbasis.

Gra f i ek A Maat s t aven voo r i n f l a t i eve rwach t i ngen op de l ange re t e rm i j n voo r he t eu rogeb i ed(gemiddelde mutaties in procenten per jaar)

Bronnen: Consensus Economics, Euro Zone Barometer, ECB,Reuters en berekeningen van de ECB.Toelichting: Tot maart 2005 is de tienjaars “break-even”-infla-tie afgeleid van obligaties met vervaldatum in 2012 en daarnavan obligaties met vervaldatum in 2015. De meest recenteenquête van Consensus Economics heeft betrekking op deperiode 2012-2016; de meest recente SPF en de Euro Zone Baro-meter hebben betrekking op 2011.

1,4

1,6

1,8

2,0

2,2

2,4

2,6

2,8

2001 2002 2003 2004 2005 2006 20071,4

1,6

1,8

2,0

2,2

2,4

2,6

2,8

Consensus Economics – “over zes tot tien jaar verwacht”

Door de ECB gehouden Survey of Professional Forecasters (SPF) – “over vijf jaar verwacht”

Euro Zone Barometer – “over vier jaar verwacht”

vijf jaar vooruit verwachte impliciete vijfjaars “break-even”-inflatie

tienjaars “break-even”-inflatie

Page 59: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

58ECBJaarverslag2006

tingen weergeeft, maar dat daarin ook eenpositieve, zij het tijdsvariërende premie voorinflatierisico’s verwerkt is.

De stabiliteit van de gemiddelde enquêteresul-taten ten aanzien van inflatieverwachtingen isopvallend. Ze verhult echter regelmatige her-zieningen van afzonderlijke prognoses, dieelkaar compenseerden. Zoals in Grafiek B tezien is, toonden de resultaten van de SPF bij-voorbeeld een geleidelijke verschuiving in defrequentiedistributie van de verwachtingensinds 2001, wat resulteerde in een geringerestandaarddeviatie in de verschillende antwoor-den en een groter aantal respondenten die1,9% en 2,0% opgaven als hun inflatiever-wachtingen voor de langere termijn. Tegelij-kertijd is het percentage respondenten die eeninflatie verwachtten van 1,6% of minder sinds2001 teruggelopen.

Het vermogen van een centrale bank om deinflatieverwachtingen te verankeren, kan wor-den beoordeeld op basis van de mate waarin deinflatieverwachtingen voor de lange termijnreageren op veranderingen van de inflatiever-wachtingen op de zeer korte termijn. Grafiek Ctoont de afzonderlijke herzieningen van deinflatieverwachtingen voor de korte (dat is éénjaar in de toekomst) en de langere (dat is vijfjaar in de toekomst) termijn tussen tweeenquêterondes, zoals die worden verstrekt doordeelnemers aan de SPF. Dit wijst erop dat erinderdaad weinig correlatie is tussen bewegin-gen in de inflatievoorspellingen voor de kortetermijn en het verloop van de inflatieverwach-tingen voor de lange termijn. Ondanks eenaantal opwaartse prijsschokken op de kortetermijn (bijvoorbeeld sterk stijgende olieprijzen, aan het weer en aan voedsel gerelateerdeschokken, onvoorziene stijgingen van door de overheid gereguleerde prijzen en indirecte belas-tingen) samen met een persistente neerwaartse vertekening van de inflatieverwachtingen voorde korte termijn van professionele voorspellers, is er geen weerslag waarneembaar op de infla-tieverwachtingen voor de langere termijn. De veerkracht van de inflatieverwachtingen voor delangere termijn wijst erop dat de economische subjecten geloven dat de ECB ervoor zal zorgendat dergelijke kortetermijnschokken de prijsontwikkelingen op de middellange tot lange ter-mijn niet zullen beïnvloeden.

Grafiek B Frequentieverdeling van deverwachtingen omtrent de inflatie over vijfjaar bij respondenten van de SPF (2001-2006)

Bron: ECB.

0

5

10

15

20

25

30

35

40

0

5

10

15

20

25

30

35

40

2001

2002

2003

≤1,5 1,6 1,7 1,8 1,9 2,0 2,1 2,2 ≥2,3

2004

2005

2006

x-as: inflatie op de langere termijn; mutaties in procenten per jaar

y-as: percentage respondenten

Graf iek C Verband tussen herz ieningen vaninf lat ieverwacht ingen op de kor te en opde langere termi jn in de SPF (2001-2006)(procentpunten)

Bron: ECB.

1,5

1,0

0,5

0,0

-0,5

-1,0

-1,5

1,5

1,0

0,5

0,0

-0,5

-1,0

-1,5

x-as: Wijziging in de inflatieverwachtingen op de korte termijn (over een jaar verwacht)

y-as: Wijziging in de inflatieverwachtingen op de langere termijn

-1,5 -1,0 -0,5 0,0 0,5 1,0 1,5

Page 60: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

59ECB

Jaarverslag 2006

Bewegingen inzake waarschijnlijkheidsdis-tributie als een indicatie van de perceptievan een risico voor de prijsstabiliteit

In de SPF wordt aan de deelnemers ookgevraagd hun prognose een waarschijnlijk-heidsdistributie te geven. Die distributie, uit-gedrukt als een percentage, verstrekt informa-tie over de waarschijnlijkheid dat detoekomstige uitkomst binnen een bepaaldinterval zal liggen. Op een geaggregeerdniveau helpt zulks te beoordelen hoe derespondenten van de enquête gemiddeld hetrisico inschatten dat de eigenlijke uitkomstboven of onder de waarschijnlijkste raming zalliggen. Gezien de kwantitatieve definitie vande doelstelling van prijsstabiliteit van de ECB,kan de waarschijnlijkheid dat de inflatie op delangere termijn 2% of meer zal bedragen, wor-den aangewend als een verdere indicator omde door de respondenten van de enquête aan-gevoelde risico’s voor de prijsstabiliteit te beoordelen. De door de deelnemers aan de SPFgenoemde waarschijnlijkheid dat de inflatie op de langere termijn (dat is vijf jaar in de toe-komst) zal uitkomen op of boven 2% is geleidelijk toegenomen van zowat 35% in 2001 tot nage-noeg 40% in 2003. De afgelopen jaren heeft ze zich ietwat gestabiliseerd en schommelde zetussen 40 en 45%. Aangezien het gemiddelde van de inflatieverwachtingen van de SPF voor delangere termijn sinds begin 2002 onveranderd op 1,9% is gebleven, lijken die verschuivingenvan de waarschijnlijkheid te wijzen op veranderingen in de risicobeoordeling van de respon-denten van de enquête. Deze zienswijze wordt bevestigd in Grafiek D, die duidt op een min ofmeer gelijk beloop van enerzijds de waarschijnlijkheid dat de vijf jaar vooruit verwachte infla-tie 2% of meer zal bedragen en anderzijds een maatstaf voor de tienjaars voouit verwachte“break-even”-inflatie, waarin een inflatierisicopremie verwerkt is.

Conclusie

Over het geheel genomen wijst een analyse op basis van een kruiselingse toetsing van de diversemaatstaven van inflatieverwachtingen voor de langere termijn erop dat de inflatieverwachtin-gen voor de langere termijn, ondanks stijgingen van de feitelijke inflatie en de inflatieverwach-tingen voor de korte termijn door recente schokken, een aanzienlijke veerkracht hebben ver-toond en over het algemeen degelijk verankerd zijn gebleven op niveaus die stroken met hetdoel van de ECB om de inflatie onder maar dicht bij 2% te handhaven. Tegelijkertijd is er geenaanleiding tot zelfgenoegzaamheid, daar de perceptie van het risico van een inflatie van 2% ofmeer op de langere termijn gaandeweg gestegen is. Hoewel dit betekent dat voortdurende waak-zaamheid geboden is bij de monetaire-beleidsvoering, verlenen de aanwijzingen over de infla-tieverwachtingen voor de lange termijn al met al toch steun aan de opvatting dat het monetairebeleid van de ECB door economische subjecten in het eurogebied betrouwbaar wordt geacht.

Grafiek D “Break-even”-inflatie en de waar-schijnlijkheid dat de over vijf jaar verwachte HICP-inflatie groter dan of gelijk zal zijn aan 2% (mutaties in procenten per jaar; procenten)

Bronnen: ECB, Reuters en berekeningen van de ECB.Toelichting: Tot maart 2005 is de tienjaars “break even”-inflatieafgeleid van obligaties met vervaldatum in 2012 en daarna vanobligaties met vervaldatum in 2015.

tienjaars “break-even”-inflatie (linkerschaal)

waarschijnlijkheid dat de over vijf jaar verwachte inflatie groter dan of gelijk zal zijn aan 2%, zoals vermeld in de SPF (rechterschaal)

1.3

1.5

1.7

1.9

2.1

2.3

2.5

32

35

38

41

44

47

50

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

Page 61: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

BEPERKTE INDIRECTE EFFECTEN IN LATERESTADIA VAN DE PRODUCTIEKETENHet totale jaarlijkse groeipercentage van deindustriële producentenprijzen (ongerekend debouwnijverheid) in het eurogebied steeg gemid-deld van 4,1% in 2005 tot 5,1% in 2006 (zieGrafiek 25). Hoewel die toename vooral te wij-ten was aan de energieprijzen, vertoonde ookhet jaarlijkse groeitempo van de industriële pro-ducentenprijzen met uitzondering van de bouw-nijverheid en de energiesector in 2006 eenopwaartse tendens, als gevolg van de sterke drukvan de niet-energetische grondstoffenprijzen ende indirecte effecten van de hogere olieprijzen.

Het twaalfmaands groeitempo van de prijzenvoor halffabricaten versnelde aanzienlijk in deeerste helft van 2006 van 1,9% in december2005 tot 6,4% in augustus 2006. Het ging omhet hoogste stijgingstempo in meer dan eendecennium, dat grotendeels was toe te schrijvenaan de toename van de prijzen voor industriëlegrondstoffen, met name de prijzen voor meta-len. Daarnaast droeg het indirecte effect van de

stijging van de olieprijzen ook, zij het in min-dere mate, bij aan de opwaartse druk op de prij-zen voor halffabricaten. In de tweede helft van2006 bleef de prijsinflatie voor halffabricatenhoog. Haar kortetermijndynamiek vertraagdeechter aan het einde van het jaar, wellicht alsgevolg van enige vermindering van de groei vande prijzen voor niet-energetische grondstoffen,alsook van de daling die de olieprijzen te ziengaven en van de appreciatie van de euro tenopzichte van de Amerikaanse dollar.

Verderop in de productieketen was de inflatievan de producentenprijzen geringer, hoewel desinds medio 2005 waargenomen opwaartse ten-dens van de jaarlijkse groei van de prijzen voorkapitaal- en consumptiegoederen aanhield. Dieontwikkelingen weerspiegelden grotendeels deopwaartse invloed verbonden aan de indirecteeffecten van vroegere stijgingen van de grond-stoffenprijzen. Wat de consumptiegoederenbetreft, kon na augustus enige vertraging wor-den opgetekend, als gevolg van het gecombi-neerde effect van twee bijzondere factoren (inverband met de prijzen van tabak en aangezondheid gerelateerde producten). Ongere-kend het effect van die factoren gaf het onder-liggende patroon aan dat de bedrijven gedeelte-lijk in staat waren hogere inputkosten af tewentelen op de consumenten.

Al met al bleek de doorwerking van vroegerestijgingen van de grondstoffenprijzen aan heteind van 2006 beperkt op het producentenni-veau; mogelijk werd ze getemperd door dalin-gen van de olieprijzen na augustus en de appre-ciatie van de euro tijdens het vierde kwartaal.Ook een geringe arbeidskostendruk kan een rolgespeeld hebben bij het matigen van het effectvan de prijsdruk van buitenlandse oorsprong. Eris niettemin een opwaarts inflatierisico dat oplo-pende inputkosten ongerekend lonen in som-mige sectoren zouden kunnen worden doorbe-rekend aan de consumenten, indien de toenamevan het prijszettingsvermogen van de bedrijvenparallel verloopt met de verbeterende economi-sche vooruitzichten.

60ECBJaarverslag2006

Gra f i ek 25 U i t sp l i t s i ng i ndus t r i ë l e p roducen tenpr i j zen

(mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)

Bron: Eurostat.

2002 2003 2004 2005 2006-12

-8

-4

0

4

8

12

16

20

24

-6

-4

-2

0

2

4

6

8

10

12

energie (linkerschaal)

industrie m.u.v. bouwnijverheid (rechterschaal)

halffabricaten (rechterschaal)

investeringsgoederen (rechterschaal)

consumptiegoederen (rechterschaal)

Page 62: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

ARBEIDSKOSTENONTWIKKELINGEN BLEVENGEMATIGDHet jaarlijkse groeitempo van de loonsom perwerknemer nam in 2005 en 2006 matig toe. Hetsteeg tot gemiddeld 2,1% tijdens de eerste driekwartalen van 2006 en veerde op van een aan-zienlijk lager gemiddelde (1,6%) in 2005 (zieTabel 2).

Aangezien de groei van de totale uurloonkostentijdens dezelfde periode relatief stabiel was,hield het opwaartse profiel van het groeitempovan de loonsom per werknemer waarschijnlijkverband met een opwaartse aanpassing van hetaantal gewerkte uren per werknemer in overeen-

stemming met de geleidelijke opleving van deeconomische activiteit.13 Dezelfde ontwikkelin-gen werden in 2006 opgetekend op sectoraalniveau, waarbij de loonsom per werknemer eenenigszins dynamischere en volatielere groei ver-toonde in de industriële bedrijfstakken dan in dedienstensector (zie Grafiek 26). Dergelijke ver-anderingen van het aantal gewerkte uren perwerknemer sorteren ook een opwaarts effect opde arbeidsproductiviteit per werknemer, watimpliceert dat ze zonder gevolgen blijven voorhet verloop van de loonkosten per eenheidproduct.

De beschikbare arbeidskostenindicatoren beves-tigden al bij al het beeld van aanhoudendegematigde loonontwikkelingen in 2006, hoewelde situatie erg verschilde van land tot land. Dein het tweede kwartaal opgetekende stijging vanhet groeitempo van die indicatoren blijkt tijde-lijk van aard te zijn geweest, ten gevolge vaneenmalige betalingen in bepaalde landen. Degroei van de contractlonen bleef in 2006 beperkt(hij bedroeg gemiddeld 2,2%, tegen 2,1% in2005), ondanks de volatiliteit in de loop van hetjaar.

De jaarlijkse groei van de loonkosten per een-heid product stabiliseerde zich in de eerste driekwartalen van 2006 op 0,8%, wat minder wasdan in 2005 en de voorgaande jaren. Al met albleven de arbeidskosten bijdragen aan eengematigde binnenlandse inflatoire druk in het

61ECB

Jaarverslag 2006

Tabe l 2 A rbe id sko s t en ind i c a to ren

(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders vermeld)

2004 2005 2006 2005 2006 2006 2006 2006kw 4 kw 1 kw 2 kw 3 kw 4

ContractlonenTotale arbeidskosten per uurLoonsom per werknemerP.m.-posten

ArbeidsproductiviteitArbeidskosten per eenheid product

Bronnen: Eurostat, nationale gegevens en berekeningen van de ECB.Toelichting: Slovenië is niet begrepen in de gegevens over contractlonen.

2,1 2,1 2,2 2,0 2,1 2,4 2,0 2,42,4 2,4 . 2,4 2,3 2,4 2,0 .2,1 1,6 . 1,9 2,1 2,3 2,0 .

1,0 0,7 . 1,0 1,2 1,5 1,2 .1,1 0,9 . 0,9 0,8 0,8 0,8 .

Gra f i ek 26 S e c to ra l e l oon som pe r werknemer

(mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.

0

1

2

3

4

5

0

1

2

3

4

5

industrie m.u.v. bouwnijverheid

bouwnijverheid

diensten

2002 2003 2004 2005 2006 13 Zie het kader getiteld “Recente ontwikkelingen van het totaleaantal gewerkte uren in het eurogebied” in het ECB Maand-bericht van september 2006.

Page 63: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

eurogebied. De aantrekkende economische acti-viteit en de verbeteringen van de arbeidsmarkt-situatie in 2006 lijken dan ook niet te hebbengeresulteerd in een aanzienlijke accumulatie vande druk op de lonen in de loop van het jaar. Datwas waarschijnlijk de afspiegeling van de weer-slag op de loononderhandelingen van sommigefactoren, zoals de dreiging van verhuizing vande productieactiviteiten tegen de achtergrondvan sterke mondiale concurrentiedruk, vooral inde verwerkende nijverheid en een gestegenbesef van de noodzaak om het concurrentiever-mogen te vrijwaren. Andere elementen kunnenook een rol hebben gespeeld, zoals de gunstigeeffecten van een geloofwaardig monetair beleidop de inflatieverwachtingen, het verminderdledental van de vakverenigingen en de deeltijdseen kortlopende arbeidsovereenkomsten. In ver-band daarmee kunnen arbeidsmarkthervormin-gen een rol hebben gespeeld bij de verderearbeidskostenmatiging.

In 2006 schraagden de matige loonstijging ende toegenomen economische activiteit hetwinstverloop in het eurogebied. De indicatorvan de totale mark-up van de winst, gemeten aande hand van het verschil tussen de bbp-deflatoren de arbeidskosten per eenheid product, weesop een gestage robuuste groei van de winst tothet derde kwartaal van 2006.

WONINGPRIJZEN VERTOONDEN ENIGE TEKENENVAN MATIGING De woningprijzen in het eurogebied, die niet inaanmerking worden genomen bij het meten vande HICP, vertoonden in 2006 tekenen van eenverdere geleidelijke vertraging (zie Grafiek 27).Op basis van de beschikbare informatie is hunjaar-op-jaar stijgingstempo in de eerste helft van2006 naar schatting gedaald tot 6,8%, tegen7,3% in de tweede helft van 2005 en 8,0% in deeerste helft van 2005. Binnen de verschillendelanden kon, in vergelijking met de tweede helftvan 2005, enige matiging van het beloop van dewoningprijzen worden opgetekend in België,

62ECBJaarverslag2006

Tabe l 3 S amens t e l l i n g van de reë l e bbp -g roe i

(mutaties in procenten, tenzij anders vermeld; voor seizoen gezuiverde gegevens)

Jaarcijfers 1) Kwartaalcijfers 2)

2004 2005 2006 2005 2006 2006 2006 2006 2005 2006 2006 2006 2006kw 4 kw 1 kw 2 kw 3 kw 4 kw 4 kw 1 kw 2 kw 3 kw 4

Reëel bruto binnenlands productwaarvan:Binnenlandse vraag 3)

Particuliere consumptie Overheidsconsumptie Bruto-investeringen in vaste activaVoorraadwijzigingen 4)

Netto-uitvoer 3)

Uitvoer 5)

Invoer 5)

Reële bruto toegevoegde waarde waarvan:

Industrie m.u.v. bouwnijverheid Bouwnijverheid Marktgebonden diensten 6)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.Toelichting: De gerapporteerde gegevens zijn gecorrigeerd voor seizoeninvloeden en deels voor het aantal werkdagen, aangezien nietalle landen van het eurogebied nationale rekeningen op kwartaalbasis rapporteren die gecorrigeerd zijn voor het aantal werkdagen.1) Mutatie in procenten tegenover de overeenkomstige periode van het voorgaande jaar.2) Mutatie in procenten tegenover het voorgaande kwartaal.3) Als bijdrage tot de reële bbp-groei; in procentpunten.4) Met inbegrip van het saldo van aankopen en verkopen van waarden.5) Uitvoer en invoer betreffen zowel goederen als diensten en omvatten mede het interne grensoverschrijdende handelsverkeer binnenhet eurogebied. De invoer- en uitvoercijfers volgens de nationale rekeningen, waarin de intra-eurozone handel vervat zit, zijn derhalveniet volledig vergelijkbaar met de betalingsbalansgegevens.6) Omvatten handel, vervoer, onderhoud, horeca, communicatie, f inanciële en zakelijke dienstverlening, diensten m.b.t. onroerend goeden verhuur.

1,8 1,5 2,8 1,8 2,2 2,8 2,7 3,3 0,3 0,8 1,0 0,6 0,9

1,6 1,8 2,5 2,0 2,2 2,5 2,8 2,3 0,6 0,5 0,9 0,7 0,11,4 1,5 1,8 1,2 1,8 1,7 1,7 2,1 0,1 0,6 0,3 0,7 0,51,4 1,4 2,3 1,6 2,5 2,0 2,1 2,5 0,1 1,4 0,0 0,6 0,51,7 2,7 4,3 3,2 3,6 4,7 4,0 4,8 0,4 0,8 2,1 0,6 1,20,2 0,0 0,0 0,3 -0,1 0,2 0,5 -0,5 0,5 -0,3 0,3 0,0 -0,50,2 -0,2 0,3 -0,1 0,0 0,3 0,0 1,1 -0,3 0,3 0,0 -0,1 0,86,4 4,5 8,1 4,8 8,4 7,5 6,7 9,8 0,7 3,1 0,9 1,8 3,76,3 5,4 7,5 5,4 8,8 6,9 7,0 7,3 1,5 2,3 0,8 2,2 1,9

1,5 1,7 4,0 2,9 3,5 4,1 4,3 4,2 0,5 1,3 1,4 1,0 0,41,5 1,1 3,7 2,1 2,4 3,5 4,1 4,8 0,9 -0,3 2,4 1,1 1,51,9 2,0 2,9 2,0 2,2 3,0 2,9 3,4 0,3 1,0 1,2 0,5 0,8

Page 64: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Spanje, Frankrijk en Italië. In de andere landenvan het eurogebied is het groeitempo groten-deels stabiel gebleven, met uitzondering vanIerland, waar het aanzienlijk steeg. De beschik-bare informatie wijst erop dat het verloop vande woningprijzen in 2006 aanzienlijke verschil-len bleef vertonen in de landen van het euroge-bied. Met name de langdurige zwakte van deDuitse woningmarkt contrasteert met ontwikke-lingen in de meeste andere economieën van heteurogebied.

2.4 PRODUCTIE-, VRAAG- ENARBEIDSMARKTONTWIKKELINGEN

ECONOMISCHE GROEI VEERDE OP IN 2006De reële bbp-groei in het eurogebied, die in2005 1,5% bedroeg, is in 2006 fors gestegen, tot2,8% (gecorrigeerd voor het aantal werkdagen).Dat peil, de snelste groei sinds 2000, kwam uitboven de beschikbare ramingen van de poten-

tiële productiegroei. De economische activiteit,die in de tweede helft van 2005 begon aan tetrekken, won verder aan kracht in de eerste helftvan 2006 en vertraagde maar licht daarna. Datsterke resultaat was deels onverwacht en weer-spiegelde met name een aanzienlijke versterkingvan het ondernemers- en consumentenvertrou-wen, samen met belangrijke verbeteringen vande arbeidsmarktomstandigheden, terwijl heteffect van vroegere negatieve schokken (in hetbijzonder olieprijsstijgingen) in de tweede helftvan het jaar aanmerkelijk afnam.

De economie van het eurogebied veerde in 2006inderdaad op na een lange periode van zwakkegroei die was begonnen in 2001. Ondanks dekrachtige expansie van de wereldeconomie hieldde teleurstellende economische activiteit vóór2006 verband met een aantal factoren, met namehet ontoereikende vermogen om verschillendeschokken op te vangen, zoals zeer forse olie-prijsstijgingen. De zwakke binnenlandse vraagtijdens deze periode kan ook een afspiegelinggeweest zijn van de onzekerheid van de particu-liere subjecten over hun toekomstige inkomen.De in 2001 begonnen conjuncturele teruggangging ook gepaard met een scherpe neerwaartseaanpassing van de koersen van de f inanciëleactiva en de dringende noodzaak voor de onder-nemingen om hun balans te herstructureren, watde investeringen en de banengroei beperkte.Aangezien het proces van balansherstructure-ring aanzienlijke vooruitgang boekte op hetniveau van de bedrijven, en het ondernemers-vertrouwen verbeterde in een context van aan-houdend gunstige f inancieringsvoorwaarden,trokken de investeringen en, in mindere mate,de vraag naar arbeid aan, wat resulteerde in eenrobuuste binnenlandse vraag in 2006. Tegelij-kertijd steunde de stevige mondiale groei de uit-voer. De buitenlandse sector leverde echter eenglobaal neutrale bijdrage aan de economischegroei (zie Graf iek 28), die met name toe teschrijven was aan de sterkere binnenlandse eco-nomische vaart die de invoer uit de rest van dewereld stimuleerde.

Wat de binnenlandse groeicomponenten betreft,veerde de groei van de totale investeringen sterk

63ECB

Jaarverslag 2006

Gra f i ek 27 Be l oop van de hu i zenpr i j zen i n he t eu rogeb i ed

(mutaties in procenten per jaar; jaargegevens)

Bron: Berekeningen van de ECB, gebaseerd op niet-geharmoni-seerde nationale gegevens.Toelichting: De gegevens voor 2006 hebben betrekking op deeerste helft van het jaar.

1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 20060

2

4

6

8

10

0

2

4

6

8

10

huizenprijzen

Page 65: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

op in 2006 en bereikte met 4,3% zijn hoogstepeil sinds 2000, tegen 2,7% in 2005 (zie Tabel 3). Die versnelling was met name waar-neembaar in de bouwnijverheid maar werd ookin de andere sectoren opgetekend. Dankzij eengunstig extern klimaat, werd de groei van deinvesteringen verder ondersteund door hoge entoenemende winstmarges, positieve vraagvoor-uitzichten en lage kosten van externe f inancie-ring. Bovendien waren de investeringen ingebouwen krachtig, zowel in de woningbouw alsmet name in de niet-woningbouw.

De groei van de particuliere consumptie steegvan 1,5% in 2005 tot 1,8% in 2006. In de con-text van een forse verbetering van het consu-mentenvertrouwen, werd de bescheiden versnel-ling van de bestedingen van de huishoudens in2006 waarschijnlijk positief beïnvloed door eenhogere groei van het reële beschikbare inkomen.De stijging van het reële beschikbare inkomen

in 2006 kwam vooral tot stand door een sterkewerkgelegenheidsgroei en de groei van het inko-men uit vermogen, en vond plaats ondanks denegatieve weerslag die de hogere energiekostenhadden op de koopkracht van de huishoudens.De reële loonsom per werknemer nam in verge-lijking maar licht toe. Die effecten werden nietgecompenseerd door grotere besparingen van dehuishoudens. De positieve invloed van deafvlakking van de consumptie op de spaarquote– in een context van een stijgende inkomens-groei alsook hogere rentetarieven over het gehelelooptijdenspectrum – werd ruimschoots gecom-penseerd door een vermindering van het voor-zorgssparen als gevolg van arbeidsmarktontwik-kelingen en mogelijk door de sterke dynamiekvan het nettovermogen van de huishoudens.

Vanuit sectoraal oogpunt was de versnelling vande activiteit in 2006 het meest uitgesproken inde industrie (ongerekend de bouwnijverheid),

64ECBJaarverslag2006

Gra f i ek 29 Ve r t rouwens i nd i c a to ren

(procentuele saldi, voor seizoen gezuiverde gegevens)

Bron: Door de Europese Commissie onder producenten en con-sumenten gehouden conjunctuurenquêtes.Toelichting: De getoonde gegevens zijn gecorrigeerd voor afwij-kingen van het gemiddelde.

2002 2003 2004 2005 2006-25

-20

-15

-10

-5

0

5

10

15

20

-25

-20

-15

-10

-5

0

5

10

15

20

consumentenvertrouwen

producentenvertrouwen

vertrouwen in de dienstensector

Gra f i ek 28 B i j d r agen to t de reë l e bbp -g roe i op kwar taa lba s i s

(bijdragen in procentpunten op kwartaalbasis; voor seizoengezuiverde gegevens)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.1) Mutaties in procenten t.o.v. het voorgaande kwartaal.

-1,0

-0,5

0,0

0,5

1,0

1,5

-1,0

-0,5

0,0

0,5

1,0

1,5

reëel bbp 1)

finale binnenlandse vraag

netto-uitvoer

2002 2003 2004 2005 2006

Page 66: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

terwijl de toegevoegde waarde in de tak markt-gerichte dienstverlening in mindere mate toe-nam. Dergelijke ontwikkelingen stroken met deaanzienlijke verbeteringen van het producenten-vertrouwen die sinds de tweede helft van 2005werden opgetekend, terwijl het vertrouwen in de dienstensector minder sterk verbeterde (zieGrafiek 29).

Uit verschillende spreidingsmaatstaven blijktdat de ecarts tussen de reële bbp-groei in de

respectieve eurolanden in 2006 licht verminder-den (zie Kader 4). In vergelijking met het voor-gaande jaar, steeg de gemiddelde reële bbp-groei op jaarbasis in 2006 in de meeste landenvan het eurogebied en bleef die groei stabiel inde andere.

65ECB

Jaarverslag 2006

Kade r 4

VERSCHILLEN IN PRODUCTIEGROEI TUSSEN DE LANDEN VAN HET EUROGEBIED

In elke monetaire unie zijn er verschillen in de economische ontwikkeling van haar leden. Indit kader wordt een kort overzicht gegeven van de omvang van de verschillen in productiegroeitussen de landen van het eurogebied en het beloop dat ze in de tijd te zien hebben gegeven.Tevens worden een aantal factoren vermeld die aan die verschillen ten grondslag liggen en wor-den de beleidsimplicaties besproken.

De spreiding in reële bbp-groei tussen de lan-den van het eurogebied, gemeten aan de handvan de ongewogen standaarddeviatie, schom-melde de voorbije 35 jaar rond een niveau van2 procentpunten en vertoonde al met al geenduidelijke opwaartse of neerwaartse tendens(zie de grafiek). Hetzelfde patroon geldt ookvoor de gewogen spreiding in productiegroei,hoewel de standaarddeviatie in dat geval rond1 procentpunt schommelde. Sinds de aanvangvan de derde fase van de EMU in 1999 is deongewogen spreiding tussen de landen van heteurogebied evenwel verminderd, terwijl degewogen spreiding over het geheel genomenstabiel is gebleven. Het verschil tussen dietwee maatstaven ontstond doordat de reëlebbp-groei in sommige kleinere economieënvan het eurogebied sinds 1999 dichter aanslootbij het gemiddelde van het eurogebied.

In sommige landen van het eurogebied kwam de reële bbp-groei de voorbije jaren voortdurendboven of onder het gemiddelde van het eurogebied uit. Met name de productiegroei in Grieken-land, Spanje, Ierland, Luxemburg en Finland overschreed sinds het midden van de jaren negen-tig elk jaar het gemiddelde van het eurogebied. In Duitsland en Italië, daarentegen, steeg hetreële bbp van het midden van de jaren negentig tot 2005 minder dan het gemiddelde van heteurogebied. Die aanhoudende verschillen lijken erop te wijzen dat de spreiding van de reële

Sp re i d i ng i n re ë l e bbp -g roe i tu s s en de l anden van he t eu rogeb i ed

(procentpunten)

Bron: Europese Commissie.Toelichting: De cijfers voor Duitsland hebben tot 1991 betrek-king op West-Duitsland. De cijfers voor 2006 zijn ramingen vande Europese Commissie. Slovenië is niet in het eurogebied op-genomen.

ongewogen standaarddeviatie

gewogen standaarddeviatie

0,0

1,0

2,0

3,0

4,0

5,0

0,0

1,0

2,0

3,0

4,0

5,0

1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005

Page 67: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

AANHOUDENDE VERBETERINGEN OP DEARBEIDSMARKT De arbeidsmarktomstandigheden in het euroge-bied verbeterden aanzienlijk in 2006. De werk-

gelegenheid steeg kwartaal-op-kwartaal in eentempo van 0,3 tot 0,5% (zie Tabel 4); het aantalbanen vermeerderde met ruim twee miljoen. Datresultaat lijkt te stroken met het patroon van

66ECBJaarverslag2006

bbp-groei tussen de landen van het eurogebied grotendeels structurele groeiverschillen weer-spiegelt en in mindere mate conjuncturele verschillen.1

Sommige verschillen in productiegroei van de landen van het eurogebied zijn natuurlijk en wen-selijk. Dat is bijvoorbeeld het geval waar dergelijke verschillen het gevolg zijn van inhaalef-fecten van landen met een lager inkomen of afwijkende demografische tendensen. Voorts kun-nen er tijdelijke verschillen optreden tussen de productiegroei van sommige landen, bijvoorbeeldals gevolg van een evenwichtsherstellend aanpassingsproces in de monetaire unie na een schok.Aanhoudende verschillen in productiegroei kunnen echter ook toe te schrijven zijn aan eenonaangepast nationaal economisch beleid, aan structurele ondoelmatigheid en rigiditeiten, ofaan een slecht werkend aanpassingsmechanisme in of tussen sommige landen, wat tot uitingkomt in de vorm van toenemende interne onevenwichtigheden en uiteenlopende ontwikkelin-gen van het concurrentievermogen.

Het gemeenschappelijke monetaire beleid kan verschillen in productiegroei tussen de landenvan het eurogebied niet beïnvloeden. Zwakke trendmatige productiegroeiresultaten moeten wor-den aangepakt door een goed opgezet nationaal beleid voor budgettaire en structurele aange-legenheden. Dergelijke beleidsmaatregelen moeten met name erop gericht zijn het reactiever-mogen van de nationale economieën op schokken te vergroten en, in de landen met een trageregroei, hoge niveaus van productiviteit en benutting van arbeid te bevorderen, alsook de gemeen-schappelijke markt verder te verbeteren, met instandhouding van stabiele macro-economischeomstandigheden.

1 Voor meer informatie zie het Kader getiteld “Output growth differentials within the euro area: are they cyclical or trend-driven?” inhet ECB Maandbericht van oktober 2005.

Tabe l 4 A rbe id smark tontw ikke l i n gen

(mutaties in procenten t.o.v. de voorgaande periode; procenten)

2004 2005 2006 2004 2004 2005 2005 2005 2005 2006 2006 2006 2006kw 3 kw 4 kw 1 kw 2 kw 3 kw 4 kw 1 kw 2 kw 3 kw 4

Beroepsbevolking

WerkgelegenheidLandbouw 1)

Industrie 2)

– m.u.v. bouwnijverheid – bouwnijverheid Diensten 3)

Werkloosheidsgraden 4)

TotaalJonger dan 25 25 en ouder

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.1) Omvat visserij, jacht en bosbouw.2) Omvat verwerkende industrie, bouwnijverheid, winning van delfstoffen en elektriciteits-, gas- en watervoorziening.3) Met uitzondering van extraterritoriale organen en instellingen.4) Procenten van de beroepsbevolking volgens IAO-aanbevelingen.

1,0 0,5 . 0,3 0,2 0,1 -0,0 -0,1 0,2 0,3 0,1 0,1 .

0,8 0,8 . 0,3 0,3 0,1 0,1 0,2 0,3 0,5 0,5 0,3 .-1,2 -1,4 . 1,5 -1,1 -1,3 0,0 0,1 0,1 0,2 0,7 -1,8 .-0,5 -0,1 . -0,0 0,1 -0,2 0,0 -0,2 0,3 0,1 0,3 0,2 .-1,3 -1,3 . -0,4 0,1 -0,7 -0,4 -0,1 -0,0 -0,1 0,1 -0,0 .1,5 2,7 . 1,1 0,2 1,0 0,9 -0,3 0,9 0,6 0,7 0,9 .1,4 1,2 . 0,4 0,5 0,3 0,1 0,3 0,3 0,7 0,5 0,4 .

8,8 8,6 7,8 8,8 8,8 8,8 8,7 8,4 8,4 8,2 7,8 7,7 7,518,2 17,7 16,5 18,2 18,1 18,2 17,7 17,3 17,4 17,2 16,4 16,5 16,1

7,5 7,4 6,7 7,5 7,5 7,5 7,4 7,2 7,2 7,0 6,7 6,6 6,4

Page 68: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

economische groei, gematigde reële arbeidskos-ten en de waarschijnlijke gevolgen van recentebeleidsmaatregelen voor de arbeidsmarkt, die degroei van deeltijdwerk en zelfstandige arbeid inde hand hebben gewerkt. Daar een gedeelte vande conjuncturele correctie van de arbeidsinputtijdens de laatste neergang plaatsvond via eenvermindering van het aantal gewerkte uren perwerknemer (zowel deeltijd- als voltijdwerkers),werd de arbeid recentelijk ook ondersteund dooreen stijging van het aantal gewerkte uren. Van-uit sectoraal oogpunt nam de werkgelegenheidfors toe in de dienstensector en de bouwnijver-heid, terwijl er een einde kwam aan de langdu-rige daling in de industrie (ongerekend debouwnijverheid).

De werkloosheidsgraad, die medio 2004 begonte dalen, nam verder af in 2006. In het vierdekwartaal van het jaar kwam de werkloosheid uitop een niveau van 7,5% (zie Grafiek 30). Sinds

het begin van de reeksen in 1993 is het pas voorhet eerst dat dergelijke niveaus werden bereikt.Hoewel dat duidelijk wijst op een conjunctureelherstel van de arbeidsmarktomstandigheden in2006, kan de daling van de werkloosheidsgraaddeels worden beschouwd als structureel vanaard, namelijk als een gevolg van arbeidsmarkt-hervormingen in een aantal eurolanden. Terwijlverscheidene landen signif icante vorderingenhebben gemaakt om hun arbeidsmarkten flexi-beler te maken, zijn in vele landen nog ambi-tieuzere hervormingen noodzakelijk.

De groei van de arbeidsproductiviteit voor degehele economie versnelde verder in de loopvan 2006. De versnelling van de arbeidsproduc-tiviteit werd vooral gedragen door de industrie(ongerekend de bouwnijverheid), terwijl de pro-ductiviteitsgroei in de dienstensector zich sta-biliseerde op een niveau dat aanzienlijk lagerlag dan die in de industrie (zie Grafiek 31).

67ECB

Jaarverslag 2006

Gra f i ek 31 A rbe id sp roduc t i v i t e i t

(mutaties in procenten per jaar)

Bron: Eurostat.

-1,0

0,0

1,0

2,0

3,0

4,0

5,0

6,0

-1,0

0,0

1,0

2,0

3,0

4,0

5,0

6,0

diensten

industrie m.u.v. bouwnijverheid

2002 2003 2004 2005 2006

Gra f i ek 30 Werk l oo she id

(maandgegevens; voor seizoen gezuiverde gegevens)

Bron: Eurostat.1) De mutaties per jaar zijn niet voor seizoen gezuiverd.

2002 2003 2004 2005 2006-2,0

-1,5

-1,0

-0,5

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

7,2

7,4

7,6

7,8

8,0

8,2

8,4

8,6

8,8

9,0

mutaties in miljoenen per jaar (linkerschaal) 1)

procenten van de beroepsbevolking (rechterschaal)

Page 69: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

De versnelling van de arbeidsproductiviteit kondeels worden toegeschreven aan de conjunctu-rele opleving van de economie van het euroge-bied in 2006. De productiviteitsgroei in heteurogebied blijft echter teleurstellend en struc-turele factoren verklaren mede dat zwakkeresultaat. De vertraging van de productiviteits-groei die in het midden van de jaren negentigbegon, kan deels veroorzaakt zijn door de tijde-lijke effecten van een structurele stijging van debenutting van relatief laaggeschoolde arbeid in

het kader van de tenuitvoerlegging van arbeids-markthervormingen. De geringere productivi-teitsgroei in het eurogebied wijst echter ook opeen onvoldoende gebruik van nieuwe producti-viteitsverbeterende technologieën, alsmede opeen gebrek aan concurrentie en het strikte regel-gevende kader op de productenmarkten (zieKader 5).

68ECBJaarverslag2006

Kade r 5

PRODUCTIVITEITSONTWIKKELINGEN IN HET EUROGEBIED EN DE NOODZAAK VAN STRUCTURELEHERVORMINGEN

Productiviteitsverbeteringen vormen een belangrijke determinant voor de economische groeien de toename van het reële inkomen per hoofd van de bevolking op de middellange tot langetermijn. Tegen deze achtergrond worden in dit kader de belangrijkste ontwikkelingen belichtinzake de arbeidsproductiviteit in het eurogebied tijdens de afgelopen vijftien jaar en wordt denoodzaak besproken van een beleid dat ertoe bijdraagt de productiviteitsgroei in de toekomst teverhogen. De productiviteit wordt gemeten in termen van arbeidsproductiviteit, die wordt gedefi-nieerd als de reële productie per eenheid arbeidsinput. De arbeidsinput wordt op zijn beurtgemeten op twee manieren, namelijk in totaal aantal gewerkte uren of in aantal werknemers.1

De productiviteit in het eurogebied gaf tijdens de afgelopen tien jaar een teleurstellende ont-wikkeling te zien. Er kan een daling worden vastgesteld van de groei van de arbeidsproductiviteitten opzichte van de Verenigde Staten, ongeacht of de arbeidsinput wordt gemeten per gewerktuur of per werknemer.2 De gemiddelde jaarlijkse toename van de arbeidsproductiviteit pergewerkt uur daalde van 2,1% in de periode 1990-1995 tot 1,3% in de periode 1996-2005.3 Dezeontwikkeling staat in contrast met de stijging van de arbeidsproductiviteit per gewerkt uur van1,1% tot 2,4% tijdens dezelfde periode in de Verenigde Staten (zie Grafiek A). Gemeten opbasis van het aantal werknemers is de groei van de arbeidsproductiviteit in het eurogebied afge-nomen van 1,7% in de periode 1990-1995 tot 0,8% in de periode 1996-2005, terwijl de over-eenkomstige VS-indicator steeg van 1,3% tot 2,1% (zie Grafiek B).4 Er is dus een ommekeeropgetreden in de groei van de arbeidsproductiviteit (zowel per gewerkt uur als per werknemer),waarbij de groei in de Verenigde Staten tijdens de afgelopen tien jaar die in het eurogebied heeftovertroffen. Hoewel deze ontwikkelingen gedeeltelijk konden worden beïnvloed door conjunc-turele factoren kan de rol die structurele factoren hebben gespeeld niet worden ontkend.

1 Er zij vermeld dat, hoewel het gebruik van het totale aantal gewerkte uren uit economisch oogpunt de voorkeur verdient, ramingenvan het aantal gewerkte uren onderhevig zijn aan meetfouten. De gegevens bevatten nuttige informatie voor vergelijkingen van trendsin de tijd, maar zijn niet geschikt voor vergelijkingen tussen verschillende landen van het aantal gewerkte uren in een bepaald jaar.

2 Wegens de trendmatige daling van het gemiddelde aantal gewerkte uren is de groei van de arbeidsproductiviteit in het eurogebied inhet algemeen lager wanneer deze wordt gemeten per werknemer.

3 Zie ook het artikel “Labour productivity developments in the euro area: aggregate trends and sectoral patterns” in het ECB Maand-bericht van juli 2004 en het Kader getiteld “Developments in euro area labour quality and their implications for labour productivitygrowth” in het ECB Maandbericht van oktober 2005.

4 Bij deze analyse worden gegevens van het Groningen Growth and Development Centre (GGDC) Total Economy Database gebruikt.De brongegevens zijn beschikbaar op www.ggdc.net. De gegevens van het GGDC zijn gebaseerd op OESO-bronnen maar bevattentevens aanvullende berekeningen (die hoofdzakelijk rekening houden met verschillen in kwaliteitsaanpassing).

Page 70: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

De groeivertraging van de arbeidsproductiviteit in het eurogebied is gedeeltelijk toe te schrij-ven aan een grotere benutting van arbeid. Een van de redenen voor deze ontwikkeling bestaatmogelijk in de specif ieke arbeidsmarkthervormingen in sommige landen van het eurogebied,zoals de vermindering van de belastingdiscrepanties en de impliciete belasting op vervroegdepensionering5, alsook de versoepeling van de wetgeving inzake ontslagbescherming (vooral inde jaren negentig) en de bevordering van de deeltijdarbeid. Al deze maatregelen, die tot doelhadden de werkgelegenheidskansen, inzonderheid voor de laaggeschoolden, de vrouwen, en dejonge en oudere werknemers te vergroten, hadden een duidelijke gunstig effect op de werkge-legenheidsgraad (zie Tabel A).

De belastingen en uitkeringen, alsook het niveau van de wetgeving inzake ontslagbeschermingzijn evenwel nog steeds aanzienlijk lager in de Verenigde Staten, waardoor de totale werkgele-genheidsgraad in het eurogebied ver onder die in de Verenigde Staten ligt (zie Tabel A). Denoodzaak tot een verhoging van de werkgelegenheidsgraad in het eurogebied zal in zekere matedruk blijven uitoefenen op de groei van de arbeidsproductiviteit in het eurogebied. Deze schijn-bare afweging tussen werkgelegenheid en productiviteit zal echter wellicht maar tijdelijk zijn.Ze legt er niettemin de nadruk op dat het van cruciaal belang is in het eurogebied een passendinstitutioneel kader te scheppen, teneinde de innovatie en de verspreiding ervan te bevorderen enzodoende de groei van de arbeidsproductiviteit te stimuleren.

Een andere belangrijke verklaring voor de uiteenlopende ontwikkelingen van de arbeidspro-ductiviteit in het eurogebied en in de Verenigde Staten is de sterkere stijging van de kapitaal-intensiteit (investeringsdiensten per gewerkt uur) in laatstgenoemd land, die het gevolg is vanhogere investeringen in de informatie- en communicatietechnologie (ICT), inzonderheid in dedienstensector (zie Tabel A). Sectorale ontwikkelingen duiden erop dat de productiviteit in heteurogebied achterblijft tegenover de Verenigde Staten, voornamelijk op het vlak van ICT-gebrui-kende diensten, met inbegrip van de detailhandel, de groothandel en de diensten voor f inan-ciële intermediatie (zie Tabel B). De rol van de ICT-producerende sector in het eurogebied bleef

69ECB

Jaarverslag 2006

Gra f i ek A Groe i van de a rbe id sp roduc t i v i t e i t pe r g ewerk t uu r

(gemiddelde mutaties in procenten op jaarbasis)

Bronnen: Groningen Growth and Development Centre en bere-keningen van de ECB.

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

Verenigde Staten

1990-1995

1996-2005

Eurogebied

Gra f i ek B Groe i van de a rbe id sp roduc t i v i t e i t pe r we rknemer

(gemiddelde mutaties in procenten op jaarbasis)

Bronnen: Groningen Growth and Development Centre en bere-keningen van de ECB.

1990-1995

1996-2005

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

Verenigde StatenEurogebied

5 De impliciete belasting wordt gedefinieerd als het “verloren” pensioenbedrag wegens latere pensionering (uitgedrukt in actuelewaarde) ten opzichte van het arbeidsinkomen.

Page 71: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

70ECBJaarverslag2006

daarenboven beperkt vanwege zijn relatiefgeringe aandeel in het reële bbp. De producti-viteitstoename in het eurogebied lag enkel inde niet-ICT-sectoren hoger dan in de VerenigdeStaten, maar deze voorsprong is tijdens deafgelopen tien jaar fors geslonken. De struc-turele kenmerken van de Amerikaanse econo-mie – een flexibeler arbeidsmarkt, een grotereconcurrentie in de productenmarkten en lageretoetredingsdrempels voor nieuwe bedrijvenalsook een eff iciëntere kapitaalmarkt – warenkennelijk bevorderlijker om de kansen die denieuwe technologieën bieden te benutten.6

Tijdens de voorbije vijftien jaar werden in heteurogebied belangrijke en bestendige vorde-ringen gemaakt op het vlak van de versoepe-ling van de productenmarktregulering en hetcreëren van een ondernemersvriendelijker eco-nomisch klimaat. Daarenboven zal de door hetEuropees Parlement in december 2006 goedgekeurde Dienstenrichtlijn ongetwijfeld bijdragentot een verbetering van de situatie op dat gebied. Niettemin blijven de uitbreiding en verdie-ping van de interne markt prioritair, aangezien de bestaande regelgeving in het eurogebied nogsteeds te complex is, inzonderheid in vergelijking met de Verenigde Staten, en derhalve eenbelemmering vormt voor innovatie en arbeidsproductiviteitsgroei. Dit kan deels verklarenwaarom het niveau van de investeringen inO&O en in durfkapitaal – twee belangrijkedrijvende krachten van innovatie – nog steedsver onder dat van de Verenigde Staten ligt.

Om een efficiënter regelgevend kader maximaalte benutten, moeten deze maatregelen echtergepaard gaan met inspanningen om het oplei-dings- en kennisniveau van de beroepsbevolkingte verhogen. De technologische vooruitgangheeft tot gevolg dat een verschuiving optreedtvan arbeidsplaatsen voor laaggeschoolde naarhooggeschoolde werkkrachten, via een procesvan “creatieve destructie”. Maatregelen die devaardigheden en het levenslang leren bevorde-ren dragen bij tot innovatie en vergemakkelijkenhet gebruik van geavanceerde technologieën. Deinvesteringen in menselijk kapitaal in Europawaren tot dusver ontoereikend voor een “ken-nisintensieve” economie. In 2004, bijvoorbeeld,

Tabe l B G roe i van de s e c to ra l e a rbe id sp roduc t i v i t e i t pe r g ewerk t uu r 1)

(gemiddelde jaarlijkse bijdragen in procentpunten)

Eurogebied Verenigde Staten1990-1995 1996-2003 1990-1995 1996-2003

Totaal industrieën

ICT-producerende industrie

Verwerkende industrieDiensten

ICT-gebruikende industrie

Verwerkende industrieDiensten

Niet-ICT-industrieVerwerkende industrieDienstenOverige

Bronnen: Groningen Growth and Development Centre en bere-keningen van de ECB.1) Als gevolg van afronding kunnen de totalen enigszins ver-schillen.

2,3 1,5 1,0 2,5

0,3 0,4 0,7 0,90,2 0,2 0,5 0,60,1 0,2 0,2 0,3

0,5 0,4 0,3 1,30,2 0,1 0,0 0,10,3 0,3 0,3 1,1

1,5 0,7 0,1 0,30,5 0,3 0,2 0,20,6 0,2 -0,2 0,10,5 0,3 0,0 0,0

6 Werkgroep van het Comité voor monetair beleid van de ESCB, “Competition, productivity and prices in the euro area servicessector”, Occasional Paper van de ECB nr. 44, april 2006; en R. Gómez-Salvador, A. Musso, M. Stocker en J. Turunen, “Labourproductivity developments in the euro area”, Occasional Paper van de ECB nr. 53, oktober 2006.

Tabe l A Ge se l e c t ee rde s t r u c tu re l e i nd i c a to ren

Eurogebied 1) Verenigde Staten1995 2005 1995 2005

Arbeidsmarkt (procenten)Totale werkgelegen-heidsgraadWerkgelegenheids-graad bij vrouwenWerkgelegenheids-graad bij ouderenAandeel van de deeltijdarbeid

InnovatieICT-investeringen (procenten bbp) 2)

O&O-investeringen (procenten bbp) 3)

Bronnen: Eurostat en OESO.1) De cijfers voor het eurogebied zijn gewogen gemiddelden.2) De gegevens hebben betrekking op 2003.3) De gegevens hebben betrekking op 2004.

58 64 73 72

47 55 66 66

33 40 55 61

12,7 17,0 14,2 12,8

1,9 2,2 3,4 3,7

1,8 1,9 2,5 2,7

Page 72: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

2.5 BEGROTINGSONTWIKKELINGEN

VERBETERDE BEGROTINGSRESULTATEN IN 2006De begrotingsontwikkelingen in het eurogebiedwaren in 2006 relatief gunstig, tegen de achter-grond van een sterke productiegroei en meeval-lers bij de ontvangsten. Volgens de geactuali-

seerde stabiliteitsprogramma’s van de lidstatenvan het eurogebied, beliep het gemiddelde over-heidstekort ongeveer 2,0% bbp, tegen 2,4% in2005 (zie Tabel 5). Van de vijf landen die in2006 onderworpen werden aan een buitenspo-rige-tekortenprocedure, hebben Duitsland, Grie-

71ECB

Jaarverslag 2006

had slechts 23% van de 25 tot 64-jarigen in het eurogebied hoger onderwijs gevolgd, tegen 39%in de Verenigde Staten.

Het regelgevende kader speelt dus een belangrijke rol voor de verklaring van de ontwikkelin-gen in de arbeidsproductiviteit. Ondanks aanzienlijke vooruitgang op sommige gebieden, warende structurele hervormingen in het eurogebied al met al ontoereikend en kwamen zij te traagtot stand om de opkomst van een kenniseconomie te stimuleren teneinde de arbeidsproductivi-teits- en werkgelegenheidsgroei te bevorderen. Zowel de uitdagingen als de oplossingen zijnduidelijk aangegeven, met name in het kader van de vernieuwde Lissabonstrategie. De uitda-ging bestaat er nu in het algemene tempo van de hervormingen op te voeren.

Tabe l 5 Beg ro t i ng spo s i t i e s i n he t eu rogeb i ed

(procenten bbp)

Overschot (+) / tekort (-) van de gezamenlijke overheid

2004 2005 2006

EurogebiedBelgië Duitsland Ierland Griekenland SpanjeFrankrijk ItaliëLuxemburg NederlandOostenrijk Portugal Finland

Brutoschuld van de gezamenlijke overheid

2004 2005 2006

EurogebiedBelgië Duitsland Ierland Griekenland SpanjeFrankrijk ItaliëLuxemburg NederlandOostenrijk Portugal Finland

Bronnen: Europese Commissie (voor 2004-2005), 2006 bijgewerkte stabiliteitsprogramma’s (2006) en berekeningen van de ECB.Toelichting: De gegevens zijn gebaseerd op de def initie van de procedure bij buitensporige tekorten. Begrotingssaldi exclusief deopbrengsten uit de verkoop van UMTS-licenties.

-2,8 -2,4 -2,1 0,0 -2,3 0,0

-3,7 -3,2 -2,1 1,5 1,1 2,3

-7,8 -5,2 -2,6 -0,2 1,1 1,4 -3,7 -2,9 -2,7 -3,4 -4,1 -5,7 -1,1 -1,0 -1,5 -1,8 -0,3 0,1 -1,2 -1,5 . -3,2 -6,0 -4,6 2,3 2,7 2,9

69,8 70,8 69,6 94,3 93,2 87,7 65,7 67,9 68,0 29,7 27,4 25,1

108,5 107,5 104,1 46,2 43,1 39,7 64,4 66,6 64,6

103,9 106,6 107,6 6,6 6,0 7,5

52,6 52,7 50,2 63,8 63,4 . 58,6 64,0 67,4 44,3 41,3 39,1

Page 73: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

kenland en Frankrijk hun begrotingstekort vol-gens de ramingen teruggeschroefd tot ofgehandhaafd onder de referentiewaarde van 3%bbp, zij het met behulp van aanzienlijke tijde-lijke tekortreducerende maatregelen in de laat-ste twee landen. In twee landen, Italië en Portu-gal, lag het tekort nog steeds ruim boven 3%bbp. In Italië bedroeg het deficit volgens recen-tere ramingen 4,4% bbp (aanzienlijk lager danhet cijfer van het geactualiseerde stabiliteitspro-gramma); ongerekend tekortverhogende maat-regelen met een tijdelijk effect zou het 2,4%hebben belopen. Ook Luxemburg en Oostenrijkbleven kampen met een signif icant begrotings-tekort, zij het onder de referentiewaarde van 3%bbp, terwijl België, Ierland, Spanje, Nederlanden Finland naar verwachting een begrotings-evenwicht of -overschot zullen laten optekenen.

Als de begrotingsdoelstellingen voor 2006 diezijn opgenomen in de laatste actualisaties vande stabiliteitsprogramma’s worden vergelekenmet de eind 2005 en in de eerste helft van 2006gepubliceerde doelstellingen, is het gemiddeldetekort van het eurogebied met circa 0,2 procent-punt bbp teruggelopen. Dat kan worden ver-klaard door duidelijk beter dan verwachte resul-taten voor Duitsland (waar het tekort volgens deramingen een jaar vroeger dan gepland is terug-gebracht tot minder dan 3% bbp) en voor eenaantal landen van het eurogebied die al eengezonde begrotingspositie konden voorleggen.

Tegen die achtergrond is de overheidsschuldquotevan het eurogebied in 2006 voor het eerst sedert2002 teruggelopen, tot iets minder dan 70% bbp.Dat weerspiegelt dan weer de dalende schuldquo-ten in de meeste landen, met als belangrijke uit-

zonderingen Italië – dat het land met de hoogsteschuldquote is geworden – en Portugal.

Dit begrotingsverloop viel in hoofdzaak te ver-klaren door een sterke productiegroei en meeval-lers bij de ontvangsten en slechts in geringe matedoor een effectieve begrotingsconsolidatie. Deverbetering van het structurele begrotingssaldo(het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo metuitzondering van eenmalige en andere tijdelijkemaatregelen), die voor 2006 op ongeveer 0,4%wordt geraamd, moet wellicht ten dele wordentoegeschreven aan de hierboven vermelde mee-vallers in de ontvangsten en zou bijgevolg hetonderliggende effectieve consolidatietempo kun-nen overschatten. De toename van de overheids-ontvangsten berust op een aantal factoren, zoalshogere bedrijfswinsten, de goede resultaten vande aandelenmarkten en, in sommige landen, destijgende huizenprijzen en een efficiëntere belas-tingadministratie. Deze factoren hebben de belas-tingontvangsten op inkomens en vermogens doentoenemen, maar de exacte bijdrage van elk vandeze factoren is moeilijk te becijferen. De geag-gregeerde ontwikkelingen voor het eurogebiedverhullen substantiële verschillen tussen de lan-den van het eurogebied, met name tussen de lan-den met buitensporige tekorten of significantebegrotingsonevenwichtigheden. Griekenland enPortugal lieten een aanzienlijke verbetering vande structurele saldi optekenen, terwijl ook Duits-land naar verwachting vooruitgang heeft geboekt,alsook, in mindere mate, Frankrijk. Het structu-rele saldo van Luxemburg, daarentegen, is aan-merkelijk verslechterd. De begrotingsontwikke-lingen kwamen eveneens tot uiting in hetemissievolume van de schuldbewijzen van deoverheid (zie Kader 6).

72ECBJaarverslag2006

Kade r 6

ONTWIKKELINGEN INZAKE DE UITGIFTE VAN OVERHEIDSSCHULDBEWIJZEN EN MARGES OPOBLIGATIERENDEMENTEN IN HET EUROGEBIED

De uitgifte van overheidsschuldbewijzen liep in 2006 terug, net als de tekort- en schuldquotenvan de meeste landen in het eurogebied, tegen de achtergrond van een aantrekkende economi-sche activiteit. Volgens de actualisaties van de stabiliteitsprogramma’s van 2006 is de overheids-schuldquote in het eurogebied in datzelfde jaar immers voor het eerst sedert 2002 gedaald, tot

Page 74: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

73ECB

Jaarverslag 2006

iets minder dan 70% bbp. In 2006 nam de netto kredietopneming door de overheid in het euro-gebied met 2,1% toe, tegen 4,1% in 2005 (zie Tabel A)1.

Uit een analyse van de structuur van de uitstaande overheidsschuldbewijzen blijkt dat de over-heidsschuld voornamelijk uitgegeven wordt door de centrale overheid, die in 2006 93,5% vande emissie van de uitstaande schuldbewijzen voor haar rekening nam, terwijl de overige over-heid verantwoordelijk was voor de resterende 6,5%. Deze sector is evenwel actiever geworden.Tussen 1999 en 2006 is het aandeel van de door de centrale overheid uitgegeven schuldbewij-zen gestaag teruggelopen, terwijl het aandeel van de schuldbewijzen uitgegeven door de ove-rige overheid ongeveer verdubbeld is.

Een belangrijke factor die het in 2006 voor de overheid aantrekkelijker maakte langlopendeschuldbewijzen uit te geven dan kortlopende schuld was de verkrapping van het ecart tussen delange en de korte rente. Hoewel het groeitempo op jaarbasis van langlopende schuldbewijzenterugliep van 4,9% in 2005 tot 3,1% in 2006, is de twaalfmaands groei van de kortlopendeschuldbewijzen sterker gedaald en in 2006 zelfs negatief geworden. Dit weerspiegelt de nettoaflossingen van kortlopende schuldbewijzen.

De landen van het eurogebied bleven derhalve in hun schuldbeheer gericht op de lange termijn.In feite vertegenwoordigde de langlopende schuld in 2006 ongeveer 92,9% van de uitstaande

Tabe l A Door de ove rheden van he t eu rogeb i ed u i t g egeven s chu ldbew i j zen(mutaties in procenten per jaar; einde periode)

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

Totaal overheidLanglopend

Vaste rente Variabele rente

Kortlopend

Bron: ECB.

3,5 2,6 2,6 4,1 4,7 5,3 4,1 2,15,7 3,3 2,2 2,9 3,9 5,7 4,9 3,1

5,1 5,2 3,9 5,1 6,0 4,6 3,1-4,0 -16,1 -9,4 -6,2 5,0 9,6 2,8

-17,2 -6,5 8,1 19,3 13,8 2,1 4,9 -8,3

Tabe l B S t r u c tuu r van he t u i t s t aande bedrag aan door de ove rheden van he t eu rogeb i ed u i t g egeven s chu ldbew i j zen(in procenten van de totale uitgifte van schuldbewijzen door de overheid; einde periode)

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

Centrale overheidLanglopende effecten Kortlopende effecten

Overige overheidLanglopende effecten Kortlopende effecten

Totaal overheid Langlopend

Vaste rente Variabele rente

KortlopendTotaal overheid in miljarden euro’s

Bron: ECB.

96,9 96,7 96,3 95,4 94,7 94,3 93,9 93,589,3 89,8 89,0 87,2 85,8 85,7 86,0 86,5

7,6 6,9 7,2 8,2 8,9 8,6 7,9 7,03,1 3,3 3,7 4,6 5,3 5,7 6,1 6,53,0 3,2 3,6 4,5 5,2 5,6 6,0 6,40,2 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1

92,3 93,0 92,6 91,7 91,0 91,3 92,0 92,979,2 81,1 82,4 82,0 82,1 82,6 83,1 84,910,6 10,0 8,8 8,1 7,6 7,6 7,9 8,0

7,7 7,0 7,4 8,3 9,0 8,7 8,0 7,13.451,5 3.549,4 3.771,3 3.946,2 4.149,0 4.388,0 4.602,0 4.705,3

1 De groeipercentages zijn berekend op basis van f inanciële transacties en houden derhalve geen rekening met herclassif icaties, her-waarderingen, wisselkoersschommelingen en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties. Voor meer informatie, zie de tech-nische toelichting bij de Tabellen 4.3 en 4.4 van de “Euro area statistics” in het ECB Maandbericht.

Page 75: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

74ECBJaarverslag2006

schuldbewijzen, iets meer dus dan in 2005, ter-wijl het aandeel van de kortlopende schuldbe-wijzen maar 7,1% bedroeg (zie Tabel B). UitTabel B blijkt dat het grootste deel van delanglopende overheidsschuldbewijzen werduitgegeven tegen een vaste rente. Ondanks dekleine toename in 2006 is het aandeel van deschuldbewijzen met een variabele rente met-tertijd gedaald, van 10,6% in 1999 tot 8,0% in2006. Al met al weerspiegelen de recentetrends in de structuur van de overheidsfinan-ciering de signif icante voordelen die zijn ont-staan als gevolg van de verschuiving naar eenmeer op stabiliteit gerichte beleidsvoering tij-dens het afgelopen decennium, die op haarbeurt heeft bijgedragen tot het lage peil van delange rente gedurende de afgelopen jaren. Hetmeest tastbare voordeel is het veel lagere per-centage van de overheidsbegrotingen dat aanrentebetalingen wordt gespendeerd.

Wat de verschillen tussen de landen betreft,was het gemiddelde rendement op tienjaarsDuitse overheidsobligaties tot nu toe veruit het laagste van de eurolanden, vooral vanwege dehogere liquiditeit van deze obligaties en hun overeenkomstige status als referentieobligatie. Degrafiek toont de cumulatieve veranderingen in de rendementsecarts van de overheidsobligatiesvoor de landen die eind 2006 onderworpen waren aan een buitensporige-tekortenprocedure, tenopzichte van de Duitse obligaties.

De verschillen tussen de landen van het eurogebied inzake het rendement op overheidsobliga-ties weerspiegelen verschillen in liquiditeits- en kredietrisico. Voor de landen die zich niet ineen buitensporige-tekortenprocedure bevonden, bleven de rendementsecarts laag en werden inde loop van 2006 geen signif icante ontwikkelingen opgetekend. De ecarts voor Italië enGriekenland, daarentegen, namen toe tijdens de eerste helft van 2006. De Italiaanse ecarts gin-gen daarenboven fors omhoog na de verkiezingen in het voorjaar als gevolg van de onzeker-

Cumulatieve mutaties in een aantalrendementsecarts op overheidsobligaties tenopzichte van Duitsland(basispunten; daggegevens)

Bronnen: Reuters en berekeningen van de ECB.Toelichting: Het betreft hier cumulatieve mutaties in de ecartsongerekend de dagen waarop zich mutaties in het rendement opde onderliggende referentie-obligatie hebben voorgedaan, aan-gezien deze gewoonlijk aanleiding geven tot plotselinge veran-deringen in de gemeten ecarts. Gegevens beschikbaar vanaf mei2004.

-10

-5

0

5

10

15

20

-10

-5

0

5

10

15

20

Griekenland

Italië

Frankrijk

Portugal

mei sept. jan. mei sept. jan. mei sept. jan.2004 2005 2006 2007

Tabe l C Rat i ng s van de ove rhe id s s chu ld voo r de eu ro l anden

(eind 2006)

Beoordeling van de Ratings

schuld en de emittent S&P Landen Moody’s Landen Fitch Landen

Hoogste kwaliteit AAA DE, FR, IE, Aaa DE, FR, IE, AAA DE, FR, IE, ES, LU, NL, ES, LU, NL, ES, LU, NL,

AT, FI AT, FI AT, FIHoge kwaliteit AA+ BE Aa1 BE AA+ BE

AA Aa2 IT, PT AA PTAA- PT Aa3 AA- IT

Sterke terugbetalings- A+ IT A1 GR A+capaciteit A GR A2 A GR

A- A3 A-

Bronnen: Standard and Poor’s (S&P), Moody’s en Fitch.

Page 76: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

VOORUITZICHTEN VOOR DEOVERHEIDSFINANCIËN IN 2007De geactualiseerde stabiliteitsprogramma’s vaneind 2006 voorzien in een verdere daling van hetgemiddelde tekort van het eurogebied voor2007, tot 1,4% bbp, wat gelijkstaat met eenstructurele verbetering met zowat 0,4 procent-punt. Voor het eurogebied als geheel berust degeplande begrotingsconsolidatie zowel op maat-regelen aan de inkomstenzijde als op uitgaven-beperking. Zowel de projecties voor de ontvang-sten als die voor de uitgaven zijn echter hogerdan in de vorige ronde van de stabiliteitspro-gramma’s. Dit geeft aan dat erop gerekend wordtdat de meevallers bij de ontvangsten minstensgedeeltelijk van blijvende aard zullen zijn en datze worden gereserveerd voor extra uitgaven. Degemiddelde overheidsschuldquote van het euro-gebied zal naar verwachting verder dalen tot68% bbp, vooral onder impuls van het primaireoverschot.

De begrotingsconsolidatie in het eurogebied in2007 zal volgens de verwachtingen in hoge mateterug te voeren zijn op de aanpassingsinspan-ningen van Duitsland en Italië. In Duitsland dra-gen de volgehouden uitgavenbeperkingen en destijgingen van de indirecte belastingen bij tot debegrotingsaanpassing. Italiës tekort zou terug-lopen tot net geen 3% bbp, in overeenstemmingmet de deadline die werd opgelegd door de des-betreffende aanbeveling van de Raad. Die ont-wikkeling moet grotendeels worden toegeschre-ven aan het hoofdzakelijk op belastingengebaseerde consolidatiepakket in de begroting

van 2007 en aan het verdwijnen van tijdelijketekortverhogende factoren. Portugal, het andereland met een tekort van meer dan 3% in 2006,dat zijn buitensporig tekort evenwel pas tegen2008 moet hebben bijgesteld, is voornemens deconsolidatie-inspanningen voort te zetten, hoe-wel het land in 2007 mikt op een tekort dat sig-nif icant hoger ligt dan de referentiewaarde van3% bbp. De meeste landen die kampen metbegrotingsonevenwichtigheden hebben beschei-den consolidatie-inspanningen gepland in derichting van de begrotingsdoelstellingen op demiddellange termijn.

BEGROTINGSSTRATEGIEËN MOETEN GERICHT ZIJNOP VERSTERKING CONSOLIDATIE-INSPANNINGENHoewel de geactualiseerde stabiliteitsprogram-ma’s van 2006 over het algemeen aantonen datde regeringen voornemens zijn hun begrotings-posities te saneren, zijn er ook indicaties dat debegrotingsdoelstellingen inzake consolidatieniet altijd toereikend zijn of dat er nog geen con-crete en geloofwaardige maatregelen in detailzijn uitgewerkt. Dat houdt risico’s in voor detoekomst. Met het vooruitzicht op een gunstigeimpuls van de economische groei en forseinkomsten voor de begroting van de meeste lan-den, moeten de begrotingsstrategieën gevrij-waard blijven van zelfgenoegzaamheid engericht zijn op het versterken van de consolida-tie-inspanningen. Het naar verwachting aanhou-den van de “goede tijden” in de nabije toekomstmoet ten volle worden benut om de begrotings-posities binnen de kortst mogelijke termijn tesaneren en de schuldquote snel terug te dringen,

75ECB

Jaarverslag 2006

heid omtrent het resultaat. In de tweede helft van 2006 liepen de Italiaanse en Griekse ecartsterug, zij het niet tot op het niveau van het begin van het jaar.

De ratings voor overheidsschuld in het eurogebied bleven in 2006 ongewijzigd, met uitzonde-ring van de rating voor Italië. In oktober verlaagde Standard & Poor’s immers zijn rating voorde Italiaanse overheidsschuld van AA- tot A+, terwijl Fitch zijn eigen rating verminderde vanAA tot AA- (zie Tabel C).2 De aankondiging van de verlaging van de rating voor Italië had weinig invloed op het rendementsecart ten opzichte van Duitsland. De ecarts voor zowelPortugal als Frankrijk ten opzichte van Duitsland bleven tijdens de hele periode min of meerstabiel.

2 De beschikbare gegevens wijzen op de relevantie van begrotingsvariabelen als determinanten van ratings voor overheidsschuld. Zieook A. Afonso, P. Gomes, en P. Rother “What ‘hides’ behind sovereign debt ratings?”, Working Paper van de ECB nr. 711, januari 2007.

Page 77: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

ook met het oog op de demografische uitdagin-gen voor de houdbaarheid van de begrotingen.Van belang is dat de in het herziene stabiliteits-en groeipact aangegane verplichtingen in allelanden volledig worden nagekomen, zodat decredibiliteit van het EU-begrotingskader wordtversterkt.

De ervaring van het verleden toont aan dat zelf-genoegzaamheid het grootste gevaar is voor hetbegrotingsbeleid tijdens een opleving. Zoals hetgeval was tijdens de beginjaren van de EMU,kunnen meevallers bij de ontvangsten tijdenshausses de regeringen in de verleiding brengenom ongedekte belastingverlagingen goed te keu-ren en/of de uitgavenbeperkingen te versoepe-len. Om een herhaling van de vergissingen uithet verleden te vermijden en het ontstaan vanmacro-economische onevenwichtigheden tevoorkomen, is het van cruciaal belang dat allelanden afzien van procyclische budgettaire ver-soepelingen en mikken op het bereiken vangezonde begrotingsposities tijdens de huidigehausse. Anders zou er weinig ruimte zijn om deautomatische stabilisatoren te laten werken inde volgende recessie, waardoor het begrotings-beleid opnieuw zou moeten worden verkrapt opprocyclische wijze. Ontoereikende voortgangop het vlak van consolidatie zou ook de tenuit-voerlegging van het stabiliteits- en groeipactopnieuw onder druk kunnen zetten bij de vol-gende neergang.

Lidstaten die geconfronteerd worden met begro-tingsonevenwichtigheden, maar niet kampenmet een buitensporig tekort, dienen hun budget-taire consolidatie-inspanningen te versterkenmet geloofwaardige maatregelen en hun doel-stellingen op de middellange termijn sneller teverwezenlijken dan voorzien in de bijwerkingenvan de stabiliteitsprogramma’s. Het herzienestabiliteits- en groeipact vereist immers dat inhet huidige economische klimaat een aanpas-sing zou worden nagestreefd die groter is dande referentiewaarde van 0,5%.

Landen met een tekort dat hoger is dan de refe-rentiewaarde van 3% bbp moeten al het nodigedoen om de situatie zo snel mogelijk recht te

zetten, gesteund door een rigoureuze tenuitvoer-legging van de aanbevelingen van de Raad. Deverbeterde begrotingsvooruitzichten openenvoor verschillende landen perspectieven watbetreft het intrekken van de beslissingen inzakebuitensporige tekorten in de nabije toekomst. Indat opzicht is het essentieel dat de buitenspo-rige tekorten op een duurzame manier wordenweggewerkt via permanente en geloofwaardigeconsolidatiemaatregelen. Daarna dienen de lan-den snel verdere stappen te zetten in de richtingvan de doelstellingen op middellange termijn,zodat er bewegingsruimte is om te voorkomendat de drempelwaarde voor het tekort opnieuwwordt overschreden. In landen waar de vooruit-zichten wijzen op het gevaar dat de verplichtin-gen niet worden nageleefd, moeten de inspan-ningen worden opgevoerd om de doelstellingente bereiken en om te voorkomen dat verderestappen worden ondernomen in de buitenspo-rige-tekortenprocedure van de landen.

Landen die al een gezonde begrotingspositiekunnen voorleggen, dienen deze laatste te hand-haven of ernaar te streven ze verder te consoli-deren. In enkele gevallen waar er al begrotings-overschotten worden opgetekend tegen deachtergrond van een krachtige economischevraag, zou een restrictievere koers van hetbegrotingsbeleid kunnen bijdragen tot het ver-minderen van de risico’s van oververhitting.

Statistische gegevens van hoge kwaliteit engedegen statistische rapportage blijven essen-tieel om een correcte inschatting te kunnenmaken van de begrotingssituatie en de noodzaakvan aanpassingsmaatregelen.

Tot slot zij eraan herinnerd dat de begrotings-consolidatie deel zou moeten uitmaken vanveelomvattende, op bestedingen gebaseerde,structurele hervormingsprogramma’s in over-eenstemming met de Lissabonstrategie. Dat zalniet alleen helpen om negatieve vraageffectenvan de consolidatie te beperken via een toene-mend vertrouwen, maar ook bijdragen tot dehoudbaarheid van de begroting, de groei van deproductie en de werkgelegenheid in het euroge-bied.

76ECBJaarverslag2006

Page 78: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

2.6 ONTWIKKELINGEN INZAKE WISSELKOERSENEN BETALINGSBALANSEN

DE EURO APPRECIEERDE IN 2006 IN EFFECTIEVETERMENDe opwaartse trend van de nominale effectievewisselkoers van de euro nam een aanvang in hetvierde kwartaal van 2005 en intensiveerde in deloop van 2006. De appreciatie van de euro hadeen vrij brede basis in de eerste helft van 2006,en hing voornamelijk samen met de stijging vande euro ten opzichte van de Amerikaanse dol-lar, de Japanse yen, de Chinese renminbi en ver-scheidene andere Aziatische munten die formeelof de facto aan de Amerikaanse munt gekoppeldzijn. In de tweede helft van het jaar vertoondede euro aanvankelijk een periode van algemenestabilisatie, waarna hij eind oktober weeromhoogging. Tegen het einde van het jaarbevond de euro zich – in nominale effectievetermen – nagenoeg 5% boven zijn niveau aan hetbegin van januari, en 2,5% boven zijn gemid-delde niveau in 2005.

De hoge koers van de euro gedurende het groot-ste deel van 2006 lijkt onder meer voort tevloeien uit de marktperceptie dat de algemeneeconomische ontwikkelingen in het eurogebiedgunstiger werden. Terwijl verdere aanwijzingenvoor een oplopend tekort op de Amerikaanselopende rekening de euro aan het begin van hetjaar vermoedelijk ondersteunden tegenover deAmerikaanse dollar, gingen de markten hun aan-dacht geleidelijk toespitsen op de verschillen inde conjunctuurcyclus en in het toekomstige ver-loop van de monetaire-beleidskoers in de tweeeconomische gebieden. Deze verschuiving wasvoornamelijk toe te schrijven aan de verbeterdeeconomische vooruitzichten in het eurogebied,dit in tegenstelling tot de bezorgdheid van demarktdeelnemers omtrent de mogelijkheid vaneen significante vertraging van de Amerikaanseeconomische activiteit. Tegen het einde van hetjaar leidden nieuwe aanwijzingen voor een ver-traging van de Amerikaanse conjunctuurcyclus,tegen de achtergrond van een meer gematigdestijging van de Amerikaanse consumptieprijzenen een verzwakking van de woningmarkt, toteen verdere vernauwing van de rente-ecarts ten

opzichte van de in euro luidende activa en toteen verdere appreciatie van de euro ten opzichtevan de dollar.

De Japanse yen deprecieerde geleidelijk tenopzichte van de euro in de loop van 2006,ondanks de gestage economische groei in Japanover dezelfde periode. Eén van de factoren dieaan de basis lijkt te liggen van de zwakte van deJapanse munt, heeft wellicht te maken met hetgrote rente-ecart van de Japanse activa tenopzichte van de activa van de andere belangrijk-ste economieën, dat naar verluidt aanzienlijkevolumes aan “carry trade”-transacties bevor-derde, tegen de achtergrond van een lage imp-liciete wisselkoersvolatiliteit14.

Op 29 december 2006 stond de euro op USD 1,32 en JPY 156,93, respectievelijk 11,4%en 12,4% hoger dan aan het begin van het jaar.De euro apprecieerde ook aanzienlijk tegenoverde Canadese dollar (11,2%), de Hongkong dol-lar (11,7%) en de Chinese renminbi (circa 8%),en in mindere mate, met gemiddeld 3%, tegen-over de Australische dollar, de Zwitserse frank,de Noorse kroon en de meeste andere Aziatischemunten. Die winsten werden ten dele gecom-penseerd door de depreciatie van de euro tenopzichte van het Britse pond (2,2%) en een aan-tal munten van de EU-lidstaten, met name deSlowaakse kroon (bijna 9%) en de Tsjechischekroon (5,3%).

In de eerste twee maanden van 2007 bleef dewisselkoers van de euro grotendeels ongewij-zigd in nominaal-effectieve termen.

Ook de reële effectieve wisselkoersen van deeuro – gebaseerd op diverse kosten- en prijsin-dices – apprecieerde in 2006 in nagenoegdezelfde orde van grootte als de nominale effec-tieve wisselkoers (zie Grafiek 32). In het laat-

77ECB

Jaarverslag 2006

14 De term “carry trade” refereert aan een verhandelingsstrategiedie erop gericht is gebruik te maken van het rente-ecart tussentwee muntgebieden door te ontlenen in de munt met de laagsterente en te investeren in de munt met de hoogste rente, waardooreen “overdracht” wordt verworven. Dergelijke strategieën zijnwinstgevend zolang de munt met het hogere rendement niet indie mate tegenover de munt met het lagere rendement depre-cieert, dat het rentevoordeel wordt gecompenseerd.

Page 79: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

ste kwartaal van 2006 lag de reële effectievewisselkoers van de euro op basis van de con-sumptieprijzen ongeveer 3% boven het niveauvan een jaar voordien.

EEN IETS HOGER TEKORT OP DE LOPENDEREKENING IN 2006 In 2006 liet de lopende rekening van het euro-gebied een tekort van €16,2 miljard (of 0,2%

bbp) optekenen, in vergelijking met een tekortvan €6,8 miljard in 2005 (of 0,1% bbp). Het ietshogere tekort was voornamelijk het gevolg vanhet lagere overschot op de goederenrekening(€20,3 miljard), omdat de goedereninvoer snel-ler in waarde groeide dan de goederenuitvoer(respectievelijk 16,1% en 13,8% in 2006). Deafname van het overschot op de goederenreke-ning werd, evenals een licht hoger tekort op deinkomensoverdrachtenrekening, slechts gedeel-telijk gecompenseerd door een kleiner tekort opde inkomensrekening, terwijl het overschot opde dienstenrekening grotendeels ongewijzigdbleef (zie Grafiek 33).

De externe goederenhandel van het eurogebiedblijkt in 2006 krachtig te zijn gegroeid. Aan deinvoerzijde stegen de invoervolumes in de loopvan 2006 sneller als gevolg van de opleving vande economische activiteit van het eurogebied ende appreciatie van de euro. De hogere olieprij-zen en de invoerprijzen voor grondstoffen metuitzondering van olie waren echter de belang-rijkste factoren achter de stijging van de invoer-waarden en bijgevolg achter de afname van het overschot op de goederenrekening (zieGrafiek 34).

78ECBJaarverslag2006

Gra f i ek 32 Nomina l e en reë l e e f f e c t i eve w i s s e l koe r s en van de eu ro 1)

(index kw 1 1999 = 100; maandgegevens/kwartaalgegevens)

Bron: ECB.1) Een stijging van de EWK-index duidt op een appreciatie vande euro. De laatste waarnemingen voor maandgegevens hebbenbetrekking op februari 2007 voor de nominale effectieve wissel-koersen en op januari 2007 voor de reële effectieve wisselkoer-sen. Wat betreft de op AEP gebaseerde reële EWK-index, heeftde meest recente informatie betrekking op het derde kwartaal van2006; ze is deels gebaseerd op ramingen van de ECB.

2002 2003 2004 2005 2006

80

85

90

95

100

105

110

80

85

90

95

100

105

110

nominaal

reële CPI

reële PPI

reële AEP

Gra f i ek 33 Sa l do op de l opende reken ing en componenten daa r van

(miljarden euro’s; jaargegevens; voor seizoen gezuiverde gegevens)

Bron: ECB.

-120

-80

-40

40

0

80

120

160

-120

-80

-40

40

0

80

120

160

2002

2003

2004

2005

2006

Inkomens-overdrachten

Lopenderekening

Goederen Diensten In-komens

Gra f i ek 34 De goede ren invoe r van he t eu rogeb i ed en de p r i j zen van r uwe B ren t -o l i e(maandgegevens)

Bronnen: Eurostat en Bloomberg.

40

55

70

85

100

115

130

0

15

30

45

60

75

90

totale goedereninvoer (linkerschaal)

prijzen in USD per vat ruwe Brent-olie (rechterschaal)

prijzen in EUR per vat ruwe Brent-olie (rechterschaal)

2002 2003 2004 2005 2006

Page 80: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Hoewel het effect van de stijgende aardolieprij-zen op de handelsbalans van het eurogebied tendele werd gecompenseerd door de appreciatievan de euro ten opzichte van de Amerikaansedollar, bleef het tekort op de olierekening stij-gen; het bedroeg €181 miljard (meer dan 2%bbp) in de twaalfmaands gecumuleerde periodetot oktober 2006, dit is €39 miljard meer daneen jaar voordien. Positiever is dat het euroge-bied lijkt te hebben geprofiteerd van de terug-winning van de olie-inkomsten – via een toege-nomen vraag vanwege de olie-exporterendelanden – die de overdracht van rijkdom alsgevolg van de hogere invoerprijzen gedeeltelijkcompenseert.

Aan de uitvoerzijde droegen de stijgingen vanzowel de uitvoerprijzen als de uitvoervolumesin 2006 bij tot de groei van de uitvoerwaarden.De uitvoervolumes van het eurogebied stegenfors tijdens het jaar, vooral onder impuls van dekrachtige buitenlandse vraag. De uitvoer naar

Azië (in het bijzonder China) en naar de nieuweEU-lidstaten was bijzonder dynamisch, eengevolg van de robuuste economische activiteitin deze regio’s. De uitvoerprijzen stegen mindersterk dan het voorgaande jaar, vooral vanwegede geringere prijsstijgingen voor investerings-goederen. Tegelijkertijd was de appreciatie vande euro in 2006 verantwoordelijk voor eendaling van het concurrentievermogen in termenvan prijzen en kosten, en heeft ze mogelijk bij-gedragen tot een verder verlies aan marktaan-deel van de uitvoer uit het eurogebied.

De neerwaartse trend van de marktaandelen vande uitvoer uit het eurogebied had ook te makenmet structurele factoren die eigen zijn aan dewereldeconomie, zoals het toenemende belangvan nieuwe internationale marktspelers op dewereldwijde exportmarkten. Kader 7 beschrijftuitvoeriger hoe het eurogebied zich aanpast aande steeds meer geglobaliseerde en concurre-rende economische omgeving.

79ECB

Jaarverslag 2006

Kade r 7

GLOBALISERING EN HET CONCURRENTIEVERMOGEN VAN HET EUROGEBIED1

Hoewel globalisering geen nieuw fenomeen is, bestaat er een groeiende consensus dat haarinvloed de wereldwijde productie- en handelspatronen fundamenteel aan het veranderen is.

Dit Kader evalueert de recente aanpassingen aan de exportstructuur van het eurogebied en vande andere grote economieën tegen de achtergrond van de globalisering.2 Aan de hand van deBalassa-index van de aangetoonde comparatieve voordelen (zie Tabel), die een waarde groterdan 1 heeft als de uitvoer van een land in een bepaalde sector het wereldgemiddelde overtreft,kan worden vastgesteld dat het eurogebied over de periode 1993-2004 een relatief gediversi-f ieerde exportstructuur had, met een specialisatie in de export van overwegend investerings-goederen en onderzoeksintensieve goederen, evenals in arbeidsintensieve goederen. De gedeel-telijke specialisatie van het eurogebied in arbeidsintensieve productie is op het eerste gezichtopmerkelijk, aangezien de verhouding tussen kapitaal en arbeid in het eurogebied hoog is invergelijking met heel wat ontwikkelingslanden. De resultaten in de volgende tabel zijn even-wel onderhevig aan enig voorbehoud. Ten eerste is de Balassa-index, die niet wordt gecorri-geerd voor ingevoerde halffabricaten, enigszins misleidend, aangezien de comparatieve voor-delen waarschijnlijk moeten worden gerelateerd aan de processen en activiteiten die binnen

1 Dit Kader is gebaseerd op de Occasional Paper van de ECB nr. 55 “Globalisation and euro area trade: interactions and challenges”,door U. Baumann en F. di Mauro.

2 Het algemene beeld van het eurogebied verhult aanzienlijke verschillen in de handelsstructuur en -resultaten van de afzonderlijkelanden van het eurogebied.

Page 81: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

80ECBJaarverslag2006

elke nationale industrie worden uitgevoerd. Ten tweede is de indeling in de vier groepen vangoederen in de Tabel gebaseerd op relatief ruime exportcategorieën.3

Daarentegen hebben de drie belangrijkste concurrerende ontwikkelde economieën – Japan, hetVerenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten – geen aangetoonde comparatieve voordelen in dearbeidsintensieve export. Ze zijn daarentegen sterker gespecialiseerd in onderzoeksintensieveproducten. Bovendien is Japan tevens gespecialiseerd in overwegend kapitaalintensieve goede-ren, een weerspiegeling van zijn hoge kapitaalvoorraad. Het is niet verwonderlijk dat China, deandere Aziatische economieën (hierna genoemd de dynamische Aziatische economieën ofDAE’s)4 en de Centraal- en Oost-Europese landen (COEL)5 gespecialiseerd zijn in arbeidsin-tensieve goederen, als gevolg van hun relatieve factorintensiteiten. Ondanks hun comparatievevoordeel in arbeidsintensieve activiteiten zijn de DAE’s in grotere mate dan het eurogebied ookgespecialiseerd in onderzoeksintensieve producten. De COEL, waar de afwezigheid van aan-getoond comparatief voordeel in onderzoeksintensieve goederen een duidelijke weerspiegelingis van het lage niveau van de O&O-investeringen6, hebben een relatief hoge specialisatiegraadin grondstofintensieve goederen.

De exportspecialisaties van het eurogebied en van de andere ontwikkelde economieën in onder-zoeksintensieve sectoren geven nauwelijks veranderingen in de loop der tijd te zien in verge-lijking met een aantal grote opkomende economieën, waaronder China, die snel hun intrededoen in deze sectoren (zie Grafiek A1).7 Evenzo zijn er geen grote verschuivingen opgetredenin de specialisatie van de ontwikkelde economieën in arbeidsintensieve goederen, die in hetgeval van het eurogebied behoorlijk groot blijft (zie Grafiek A2).

3 Voor een alternatieve meting van de relatieve exportspecialisatie, zie “Relative export structures and vertical specialisation: a simplecross-country index”, Banco de Portugal Working Papers, januari 2007.

4 De DAE’s omvatten India, Indonesië, Hongkong SAR, Singapore, Zuid-Korea, Taiwan, Maleisië, de Filipijnen en Thailand. 5 De COEL omvatten het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Kazachstan,

Kirgizië, Republiek Moldavië, de Russische Federatie, Tadzjikistan, Turkmenistan, Oekraïne, Oezbekistan), Estland, Litouwen,Letland, het voormalige Joegoslavië (nadien Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Ser-vië, Montenegro en Slovenië), Albanië, Bulgarije, het voormalige Tsjecho-Slowakije (nadien Tsjechië en Slowakije), Hongarije,Polen, Roemenië en Turkije.

6 De gemiddelde bruto binnenlandse bestedingen inzake O&O in de COEL bedragen minder dan 1 % bbp, tegen 1,9 % bbp in heteurogebied, 2,6 % in de Verenigde Staten en 3,2 % in Japan (bron: OECD Science, Technology and Industry: Scoreboard 2005 enEurostat, Structural Indicators Database).

7 Hoewel deze ontwikkelingen mogelijk werden beïnvloed door het relatief grote gewicht van de geavanceerde landen in de globaleproductie in vergelijking met de opkomende landen, kunnen zij ook een gevolg zijn van de technologische inhaalbeweging in deopkomende landen.

Aange toond comparat i e f voo rdee l naa r f a c to r i n t en s i t e i t 2)

(index 2); gemiddelde 1993-2004)

De uitvoer is Verenigde Verenigd overwegend: Eurogebied 3) Staten Koninkrijk Japan China DAE’s COEL

GrondstofintensiefArbeidsintensiefKapitaalintensiefOnderzoeksintensief

Bronnen: CHELEM database van het Centre d’Etudes Prospectives et d’Informations Internationales (CEPII) en berekeningen van de ECB.1) Zie Bijlage A (tabel A3) van de Occasional Paper van de ECB nr. 55 voor een lijst van de sectoren die in elk van de vermelde cate-gorieën van factorintensiteit zijn opgenomen.2) Balassa-index van aangetoond comparatief voordeel, dat de relatieve exportspecialisatie van de afzonderlijke landen voor vier pro-ductgroepen (d.w.z. grondstofintensieve sectoren, arbeidsintensieve sectoren, kapitaalintensieve sectoren en onderzoeksintensieve sec-toren) berekent in verhouding tot de wereldgemiddelden, en wel als volgt: RCAk,j= (Xkj/ΣXk,j)/(Xw,j/ΣXw,j). De teller geeft het aan-deel van sector j in de totale uitvoer van land k weer, en de noemer komt overeen met het procentuele aandeel van sector j in de totalewerelduitvoer.3) Alleen de uitvoer uit het eurogebied wordt in aanmerking genomen.

0,5 0,7 0,6 0,1 0,6 0,7 1,6 1,1 0,7 0,9 0,5 2,2 1,2 1,2 1,2 0,9 1,0 1,5 0,4 0,5 1,2 1,1 1,4 1,2 1,4 0,9 1,3 0,5

Page 82: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

81ECB

Jaarverslag 2006

Hoewel de nadruk van het eurogebied vooral ligt op mediumtechproducten, zoals machines enuitrustingsgoederen, motorvoertuigen, chemische producten en elektrische goederen, is heteurogebied gemiddeld genomen ook gespecialiseerd in enkele van de snelgroeiende sectorenvan de wereldwijde vraag, zoals farmaceutische producten, medische, precisie- en optische in-strumenten, evenals luchtvaart en ruimtevaart. Het eurogebied is echter ook vrij sterk gespe-cialiseerd in een aantal minder snel groeiende sectoren zoals de niet-metaalhoudende mineraleproducten. Al met al is het eurogebied niet extreem gespecialiseerd in één bepaalde sector, maartoch relatief gediversif ieerd in vergelijking met de andere geïndustrialiseerde economieën.Mogelijk behoedt dit de totale productie van het eurogebied voor de periodes van zwakke mondiale vraag in één bepaalde sector. Ondanks het feit dat de exportspecialisatie van het euro-gebied in onderzoeksintensieve sectoren globaal genomen weinig verandert in de loop der tij-den, blijkt uit meer gedesaggregeerde gegevens dat de exporteurs van het eurogebied hun spe-cialisatie in sommige van de hoogtechnologische sectoren met een sterk stijgende wereldwijdevraag (zoals de sectoren van de farmaceutische producten en de medische, precisie- en opti-sche instrumenten, evenals de informatie- en communicatietechnologie (ICT)) toch hebben ver-hoogd. Daarentegen is de specialisatie van andere ontwikkelde landen, zoals Japan en deVerenigde Staten, in dit domein afgenomen, mogelijk als gevolg van de scherpe concurrentievan de opkomende Aziatische landen en het uiteenspatten van de ICT-zeepbel in 2000.

Het is ook mogelijk dat de ontwikkeling van het exportconcurrentievermogen van het euroge-bied een positieve weerslag ondervindt van andere factoren. Uit recente onderzoeken, empiri-sche studies en theoretische modellen blijkt dat de ondernemingen profiteren van de investe-ringen in het buitenland. Hierdoor zou de sterke activiteit van de ondernemingen van het

Gra f i ek A Ontw ikke l i ngen van he t aange toonde comparat i eve voo rdee l

(index1); jaargegevens)

Bronnen: CHELEM en berekeningen van de ECB.1) Balassa-index van aangetoond comparatief voordeel (zie voetnoot 2 van de bovenstaande tabel voor details).

0,0

0,2

0,4

0,6

0,8

1,0

1,2

1,4

1,6

1,8

0,0

0,2

0,4

0,6

0,8

1,0

1,2

1,4

1,6

1,8

1993 1995 1997 1999 2001 2003

eurogebied

Verenigde Staten

DAE’s

Japan

Verenigd Koninkrijk

ChinaCOEL

1) Overwegend onderzoeksintensieve uitvoer

1993 1995 1997 1999 2001 20030,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

2) Overwegend arbeidsintensieve uitvoer

eurogebied

Verenigde Staten

DAE’s

Japan

Verenigd Koninkrijk

ChinaCOEL

Page 83: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

82ECBJaarverslag2006

eurogebied inzake buitenlandse directe investeringen kunnen bijdragen tot de verhoging van detotale productiviteit van het eurogebied.8

Wat de toekomst betreft, lijkt het waarschijnlijk dat de opkomende economieën – hoewel zezich tot dusver hebben gespecialiseerd in lowtech- en mediumlowtechsectoren en in specif iekehightechsectoren – hun specialisatie in mediumhightechsectoren in de toekomst zullen verho-gen. Dit zou een aantal traditionele sleutelsectoren van het eurogebied, zoals motorvoertuigen,machines en uitrustingsgoederen, blootstellen aan meer concurrentie en aan potentieel grotereaanpassingen. Er zijn immers aanwijzingen dat dit nu reeds aan het gebeuren is, aangezien deexport van de COEL, China en de DAE’s zich in het afgelopen decennium steeds meer gingspecialiseren in de mediumhightechsectoren, inclusief in motorvoertuigen en transportmidde-len evenals in machines en uitrustingsgoederen.

Deze eerste beoordeling van de uitvoerpresta-ties van het eurogebied zou moeten wordenaangevuld met een uitdrukkelijke beschou-wing over de invoerzijde, aangezien de globa-lisering tevens een belangrijke weerslag heeftgehad op de invoerpenetratie en op de samen-stelling van de invoer in de diverse landen. Deliberalisering van de handel en de uitbreidingvan de internationale productienetwerken heb-ben tijdens het afgelopen decennium bijgedra-gen tot een sterke stijging van de invoerpene-tratie van de grootste geïndustrialiseerdeeconomieën. Tussen 1991 en 2005 is de ver-houding van de invoer van goederen en dien-sten tot het bbp in reële termen meer dan ver-drievoudigd in de Verenigde Staten ennagenoeg verdubbeld in Japan, terwijl de ont-wikkelingen in het eurogebied en het VerenigdKoninkrijk ergens tussenin lagen. Bovendienging de algemene toename van de invoerpene-tratie gepaard met een forse stijging van deinvoer uit de ontwikkelingslanden. Voor heteurogebied heeft dit een relatieve verschuivingteweeggebracht van de handelspartners binnenhet eurogebied en de andere industriële econo-mieën naar de opkomende lagerekostenlandenals leveranciers van fabricaten (zie Grafiek B).Een dergelijke verschuiving was in het bijzonder merkbaar voor de halffabricaten en de inves-teringsgoederen. Dit duidt er kennelijk op dat de opkomende economieën aan belang winnenals leveranciers van inputs voor de productieprocessen. Deze trend houdt verband met de meeralgemene tendens naar een hoger invoergehalte van de uitvoer van het eurogebied.

8 Zie bijvoorbeeld het artikel getiteld “Germany in the globalisation process” in het Monatsbericht van de Deutsche Bundesbank vandecember 2006; A. Bernard, J. Jensen en P. Schott (2005), “Importers, exporters, and multinationals: a portrait of f irms in the USthat trade goods”, NBER Working Paper 11404; en E. Helpman, M. Melitz en S. Yeaple (2004), “Exports versus FDI”, AmericanEconomic Review, 94, pp. 300-316.

Gra f i ek B Ve rande r i ng i n he t aandee l van he t eu rogeb i ed i n de i nvoe r van f ab r i c a t en naa r l and van oo r sp rong(mutaties in procentpunten, 1995-2005)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.Toelichting: De invoeraandelen zijn gebaseerd op de handel inwaarde en worden berekend als het invoeraandeel van heteurogebied van een bepaald land/gebied gedeeld door het totaalvan de invoer van het eurogebied (inclusief invoer van zowel bin-nen als buiten het eurogebied).1) Landen die in 2004 tot de EU zijn toegetreden.

-4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5

China

Nieuwe lidstaten 1)

Bulgarije, Roemeniëen Turkije

OPEC

ASEANZuid- en Centraal-

Amerika

GOS

Canada

Denemarken

Noorwegen

Zweden

Zwitserland

Verenigde Staten

Japan

Verenigd Koninkrijk

Binnen het eurogebied

Page 84: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

NETTO-INVOER UIT HOOFDE VAN DE DIRECTEINVESTERINGEN EN HET EFFECTENVERKEERSAMEN IN 2006 In de f inanciële rekening noteerde het euroge-bied in 2006 een netto-invoer van €109,2 mil-jard uit hoofde van de directe investeringen enhet effectenverkeer samen, in vergelijking meteen netto-uitvoer van €45,4 miljard in 2005. Ditwas voornamelijk een gevolg van de aanzienlijklagere netto-uitvoer uit hoofde van de directeinvesteringen en de grotere netto-invoer uithoofde van het effectenverkeer in zowel aande-len als schuldinstrumenten (zie Grafiek 35).

Ongerekend de effecten van één grote transac-tie die verband hield met de herstructurering vaneen grote onderneming uit het eurogebied in2005, was het toenemende tekort van de directeinvesteringen in 2006 toe te schrijven aan eenstijging van de directe investeringen in het bui-tenland door ingezetenen van het eurogebied,vooral in de vorm van investeringen in aande-lenkapitaal in de nieuwe EU-lidstaten evenalsin het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Sta-ten. Tegelijkertijd is de invoer uit hoofde van de

directe investeringen in het eurogebied meer danverdubbeld in vergelijking met de lage niveausdie in 2004 en 2005 werden opgetekend, waar-schijnlijk deels als gevolg van de marktver-

83ECB

Jaarverslag 2006

Samengevat kan worden gesteld dat het eurogebied – hoewel het reeds een groeiende concur-rentie van de opkomende landen ondervindt – nog meer aanpassingen kan verwachten. In ver-gelijking met de Verenigde Staten, die resoluter naar onderzoeksintensieve producten lijken opte schuiven, blijft het eurogebied ten dele gespecialiseerd in arbeidsintensieve goederen. Boven-dien winnen de opkomende landen aan belang als exportconcurrenten, niet alleen in de low-tech- en arbeidsintensieve industrieën – zoals hun relatieve factortoewijzingen zouden kunnendoen vermoeden – maar in toenemende mate ook in hoogtechnologische en kapitaalintensievegoederen. Tegelijkertijd verliest het eurogebied terrein in een aantal traditionele sleutelsecto-ren, inclusief in de sector machines en uitrustingsgoederen. Dit wordt bevestigd door aanwij-zingen voor een sterke stijging van de invoer van investeringsgoederen uit de nieuwe EU-lid-staten, die de invoer van binnen het eurogebied ten dele lijkt te vervangen.

Het welslagen van de verdere aanpassing aan de structurele veranderingen zal niet worden ver-zekerd door een groter protectionisme, aangezien dit alleen maar zou leiden tot meer langge-rekte aanpassingsperiodes. Een succesvolle aanpassing kan waarschijnlijk beter worden verwe-zenlijkt door erop toe te zien dat de nodige structurele aanpassingen plaatsvinden in eenomgeving die de welvaartsverliezen (zoals een tijdelijke toename van de werkloosheid) in deovergangsfase tot een minimum beperkt, en bevordert een soepele overschakeling van de mid-delen naar nieuwe en expansieve werkgebieden. Dit is de beste reactie van een economie op deuitdagingen van de globalisering. Dit vergt op zijn beurt structurele hervormingen in het euro-gebied, evenals verhoogde O&O-bestedingen om de nodige innovatie voor de ontwikkeling vannieuwe veelbelovende specialisatiegebieden te bevorderen.

Gra f i ek 35 D i re c t e i nve s t e r i ngen en e f f e c t enve rkee r i n he t eu rogeb i ed

(miljarden euro’s; jaargegevens)

Bron: ECB.

2002

2003

2004

2005

2006

-220

-180

-140

-100

-60

-20

20

60

100

140

180

-220

-180

-140

-100

-60

-20

20

60

100

140

180

Netto directeinvesteringen

Netto effec-tenverkeer in

aandelen

Netto effec-tenverkeer in

schuldbewijzen

Totaal van denetto directe investeringen

en effectenverkeer

Page 85: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

wachtingen ten aanzien van verbeterde econo-mische vooruitzichten voor het eurogebied.

Opnieuw met uitzondering van de effecten vande voornoemde herstructurering, vloeide de stij-ging van de netto-invoer uit hoofde van heteffectenverkeer in 2006 voort uit een toenamevan de nettoaankopen van aandelen uit het euro-gebied door niet-ingezetenen, ondersteund doorde gunstige winstgroeiprestaties van de onder-nemingen van het eurogebied en de hogere ren-dementen op aandelen in het eurogebied dan inde Verenigde Staten. De toenemende aanwijzin-gen voor een verbetering van de economischevooruitzichten in het eurogebied in de loop vanhet jaar lagen wellicht in grote mate aan dezeontwikkelingen ten grondslag.

Wat de vastrentende activiteiten aangaat, beliepde netto-invoer van schuldinstrumenten €79,2miljard (tegen €8,7 miljard in 2005), als gevolgvan een forse toename van de aankopen vanobligaties en notes uit het eurogebied door niet-ingezetenen.

Wat de geografische opsplitsing van het effec-tenverkeer betreft, waren de Verenigde Staten,de offshore f inanciële centra en Azië met uit-

zondering van Japan – op basis van de cumula-tieve stromen over de eerste drie kwartalen van2006 – de belangrijkste ontvangers van investe-ringen in effecten vanwege het eurogebied. Debeleggers van het eurogebied waren tevens grotenettoaanschaffers van schuldinstrumenten uit-gegeven door deze gebieden, evenals door hetVerenigd Koninkrijk. Het is mogelijk dat deindustriële ondernemingen van het eurogebiedhun productie gedeeltelijk zijn blijven verplaat-sen, in het bijzonder naar de nieuwe EU-lidsta-ten, aangezien de buitenlandse directe investe-ringsstromen naar deze landen (gemeten alsaandeel van het bbp van deze landen) de afge-lopen vier jaar zijn gestegen (zie Grafiek 36).

VERDERE VERSLECHTERING VAN DEINTERNATIONALE INVESTERINGSPOSITIE IN 2006 Uit de gegevens met betrekking tot de interna-tionale investeringspositie van het eurogebiedten opzichte van de rest van de wereld, diebeschikbaar zijn tot en met het derde kwartaalvan 2006, blijkt dat het eurogebied een netto-passief boekte van €965 miljard (goed voor11,5% van het bbp van het eurogebied), tegen€811 miljard (10,1% van het bbp) eind 2005 (zieGraf iek 37). De hogere nettopassiva in 2006vloeiden grotendeels voort uit een stijging vande nettopassiefposities uit hoofde van het effec-tenverkeer (met €145 miljard) en de overige

84ECBJaarverslag2006

Gra f i ek 36 F i nanc i ë l e u i t s t room van he t eu rogeb i ed naa r de n i euwe EU - l i d s t a t en

(procenten van het bbp van de nieuwe EU-lidstaten)

Bron: ECB.Toelichting: De gegevens voor 2006 zijn gebaseerd op de eerstedrie kwartalen.

2003

2004

2005

2006

-0,05

0,00

0,05

0,10

0,15

0,20

0,25

0,30

0,35

0,40

0,45

-0,05

0,00

0,05

0,10

0,15

0,20

0,25

0,30

0,35

0,40

0,45

Directeinvesteringen

Aandelen Schuld-bewijzen

Overigeinvesteringen

Gra f i ek 37 Ne t to i n t e r nat i ona l e i nve s t e r i ng spo s i t i e

(procenten bbp)

Bron: ECB.Toelichting: De gegevens hebben betrekking op de uitstaandebedragen aan het einde van de periode. Voor 2006 betreffen degegevens het einde van het derde kwartaal.

-14

-12

-10

-8

-6

-4

-2

0

-14

-12

-10

-8

-6

-4

-2

0

2002 2003 2004 2005 2006

Page 86: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

investeringen (met €83 miljard), die slechts tendele werden gecompenseerd door een stijgingvan de nettoactiefposities uit hoofde van directeinvesteringen (met €70 miljard) en de reserve-activa (met €5 miljard).

Aangezien het tekort op de lopende rekeningvan het eurogebied in 2006 slechts €20 miljardbedroeg, vloeide de toename van de netto inter-nationale passiefpositie van het eurogebied gro-tendeels voort uit herwaarderingseffecten alsgevolg van veranderingen in de vermogensprij-zen en uit bewegingen in de wisselkoersen.

85ECB

Jaarverslag 2006

Page 87: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

ECONOMISCHE ACTIVITEITDe reële bbp-groei in de EU-lidstaten buiten het eurogebied versnelde fors in 2006 (zie Tabel 6).15 Hoewel dit patroon van een robuus-tere economische activiteit algemeen voorkomtin de diverse landen, vertoonden de jaarlijksegroeicijfers aanzienlijke verschillen. Bij de lan-den die in mei 2004 tot de Europese Unie toe-traden, was de productiegroei het hoogst in Est-land en Letland, met 11,4% of meer. In Tsjechië,Litouwen en Slowakije was de reële bbp-groeieveneens bijzonder krachtig, en varieerde hijtussen 6,1% en 8,3%. De reële bbp-groei washet laagst in Malta. In de overige landen – name-lijk in Denemarken, Zweden en het VerenigdKoninkrijk – versnelde de groei in vergelijkingmet 2005, en lag hij in 2006 dicht bij of bovenhet niveau van het eurogebied.

In de meeste niet tot het eurogebied behorendeEU-lidstaten werd de economische activiteitgeschraagd door de binnenlandse vraag. De par-ticuliere consumptie werd aangewakkerd doorde sterkere stijgingen van het reële beschikbareinkomen, die verband hielden met de robuusteloongroei en met de dalende werkloosheid,evenals door de sterk stijgende woningprijzen.De groei van de bruto-investeringen in vaste

activa versnelde, dankzij een langdurige periodevan gunstige f inancieringsvoorwaarden, eenverbetering van het ondernemingsklimaat en, insommige landen, een aanzienlijke instroom vanbuitenlandse directe investeringen. In de meestelanden droeg de snelle groei van de kredietver-lening, deels als gevolg van de gunstige f inan-ciële voorwaarden, eveneens bij tot de krachtigegroei van de binnenlandse vraag.

De groei van de uitvoer versnelde in heel watlanden, ondersteund door de sterke vraag bij debelangrijkste handelspartners en de omvang-rijke instroom van buitenlandse directe investe-ringen in de afgelopen jaren. In de meeste lan-den bleef de invoer echter sterk groeien alsgevolg van de robuuste binnenlandse vraag enhet relatief hoge invoergehalte van de uitvoer inveel van die landen. Hierdoor was de bijdragevan de netto-uitvoer tot de reële bbp-groei in2006 overwegend neutraal voor de niet tot heteurogebied behorende EU-lidstaten als geheel,en alleen duidelijk positief in Hongarije, Malta,

86ECBJaarverslag2006

3 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGENIN DE EU-LIDSTATEN BUITEN HET EUROGEBIED

Tabe l 6 Reë l e bbp -g roe i taties in procenten per jaar)

(mutaties in procenten per jaar)2003 2004 2005 2006 2006 2006 2006 2006

kw 1 kw 2 kw 3 kw 4

TsjechiëDenemarkenEstlandCyprusLetlandLitouwenHongarijeMaltaPolen SloveniëSlowakijeZwedenVerenigd KoninkrijkEU-10 1)

EU-13 2)

Eurogebied

Bron: Eurostat.1) De EU-10 omvat de gegevens voor de tien landen die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden.2) De EU-13 omvat de gegevens voor de 13 EU-lidstaten die in de periode tot eind december 2006 niet tot het eurogebied behoorden.

3,6 4,2 6,1 6,1 6,4 6,2 5,9 5,8 0,4 2,1 3,1 3,2 3,5 3,0 3,0 3,1 7,1 8,1 10,5 11,4 11,6 11,8 11,0 11,2 1,8 4,2 3,9 3,8 3,5 4,2 3,8 3,6 7,2 8,7 10,6 11,9 13,1 11,1 11,9 11,7

10,3 7,3 7,6 7,5 7,9 8,3 6,9 7,0 4,1 4,9 4,2 3,9 4,4 4,0 3,9 3,4

-2,3 1,1 3,0 2,9 3,0 2,6 2,7 3,1 3,8 5,3 3,5 5,8 4,8 5,6 5,9 6,6 2,7 4,4 4,0 5,2 4,9 5,2 5,9 5,8 4,2 5,4 6,0 8,3 6,7 6,7 9,8 9,6 1,8 3,6 2,9 4,7 4,4 5,0 4,5 4,9 2,7 3,3 1,9 2,7 2,4 2,7 2,9 3,0 4,1 5,2 4,8 5,9 5,5 5,8 6,1 6,2 2,7 3,6 2,7 3,6 3,3 3,6 3,7 3,8 0,8 1,8 1,5 2,8 2,2 2,8 2,7 3,3

15 De in deze paragraaf vermelde EU-lidstaten buiten het euro-gebied omvatten de dertien niet tot het eurogebied behorendeEU-lidstaten in de periode tot eind december 2006 (d.w.z. Tsje-chië, Denemarken, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Honga-rije, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije, Zweden en het VerenigdKoninkrijk).

Page 88: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Slowakije en Zweden. De hoge invoer- en uit-voergroei in vele landen duidt erop dat het pro-ces van handelsintegratie, hoewel vergevorderd,nog steeds aan de gang is in de landen die in mei2004 tot de EU toetraden.

Tezamen met de krachtiger economische activi-teit verbeterde de situatie op de arbeidsmarkt in2006 verder in veel van de niet tot het euroge-bied behorende EU-lidstaten. Er zijn echter aan-merkelijke verschillen van land tot land. Terwijlde werkloosheid zeer hoog bleef in Polen enSlowakije, werden de arbeidsmarktverhoudin-gen in een aantal andere landen, waaronderDenemarken, de Baltische staten en het Ver-enigd Koninkrijk, vrij krap. In de meeste landendie sinds mei 2004 lid zijn van de EU, is dewerkgelegenheidsgroei gematigder geblevendan de snelle productiegroei zou kunnen doenvermoeden. Dit was toe te schrijven aan het feitdat de reële bbp-groei vooral werd aangewak-kerd door de invoering van nieuwe technolo-gieën en door een sterke productiviteitsgroei,die onder meer voortvloeide uit de omvangrijkestroom van buitenlandse directe investeringendie in de afgelopen jaren werden ontvangen.Structurele knelpunten, zoals de mismatchinzake scholing en de geograf ische mismatch

tussen de vraag naar en het aanbod van arbeid,blijven bestaan in veel van de landen die in mei2004 tot de Europese Unie toetraden. In combi-natie met de migratiestromen, die bijdroegen toteen verstrakking van de arbeidsmarkten, drei-gen die knelpunten de groei af te remmen in delanden waar een tekort aan arbeidskrachten isontstaan.

PRIJSONTWIKKELINGENDe HICP-inflatie is in 2006 fors gestegen inbijna alle EU-lidstaten buiten het eurogebied(zie Tabel 7). De inflatie bleef het hoogst in desnelgroeiende Baltische staten, Hongarije enSlowakije, en bevond zich in de buurt van of ietsboven het gemiddelde van het eurogebied in deoverige niet tot het eurogebied behorende EU-lidstaten. De gemiddelde inflatie bedroeg in2006 minder dan 2% in Denemarken, Polen enZweden, terwijl de inflatie in Tsjechië nietboven 2,1% uitkwam.

De opwaartse inflatietendens in de niet tot heteurogebied behorende EU-lidstaten in 2006 wasten dele toe te schrijven aan veranderingen vande door de overheid gereguleerde prijzen en vande indirecte belastingen in een aantal landenzoals Tsjechië, Letland, Litouwen, Hongarije,

87ECB

Jaarverslag 2006

Tabe l 7 H ICP - i n f l a t i e

(mutaties in procenten per jaar)

2003 2004 2005 2006 2006 2006 2006 2006kw 1 kw 2 kw 3 kw 4

TsjechiëDenemarkenEstlandCyprusLetlandLitouwenHongarijeMaltaPolen SloveniëSlowakijeZwedenVerenigd KoninkrijkEU-10 1)

EU-13 2)

Eurogebied

Bron: Eurostat.1) De EU-10 omvat de gegevens voor de tien landen die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden.2) De EU-13 omvat de gegevens voor de 13 EU-lidstaten die in de periode tot eind december 2006 niet tot het eurogebied behoorden.

-0,1 2,6 1,6 2,1 2,4 2,5 2,4 1,1 2,0 0,9 1,7 1,9 2,0 2,0 1,8 1,6 1,4 3,0 4,1 4,4 4,4 4,5 4,4 4,5 4,0 1,9 2,0 2,2 2,3 2,6 2,6 1,5 2,9 6,2 6,9 6,6 7,0 6,5 6,6 6,2

-1,1 1,2 2,7 3,8 3,3 3,6 4,0 4,2 4,7 6,8 3,5 4,0 2,4 2,7 4,6 6,4 1,9 2,7 2,5 2,6 2,6 3,4 3,2 1,1 0,7 3,6 2,2 1,3 0,9 1,4 1,5 1,3 5,7 3,7 2,5 2,5 2,3 3,1 2,5 2,3 8,4 7,5 2,8 4,3 4,2 4,6 4,8 3,5 2,3 1,0 0,8 1,5 1,2 1,9 1,5 1,4 1,4 1,3 2,0 2,3 2,0 2,2 2,4 2,7 1,9 4,1 2,5 2,4 2,0 2,4 2,7 2,5 1,6 2,2 2,1 2,3 1,9 2,2 2,4 2,5 2,1 2,1 2,2 2,2 2,3 2,5 2,2 1,8

Page 89: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Malta en Slowakije. Bovendien was de aanzien-lijke stijging van de energieprijzen grotendeelsverantwoordelijk voor de inflatieopstoot in dezomer van 2006. In een aantal landen werd deinflatietendens tevens beïnvloed door prijsstij-gingen voor voedingsmiddelen, die in 2006sneller begonnen te stijgen, na zeer gematigdestijgingen of dalingen in 2005. In de meeste lan-den droeg de snelle groei van de binnenlandsevraag echter bij tot de onderliggende inflatie-druk.

In de landen die ruimte laten voor een aanzien-lijke mate van wisselkoersflexibiliteit, had demuntappreciatie een grotendeels dempendeinvloed op de invoerprijzen en uiteindelijk –gezien de relatief hoge openheidsgraad van dielanden – op de totale inflatie. Als gevolg van dedynamische economische activiteit in de meesteniet tot het eurogebied behorende EU-lidstatenwaren de loonontwikkelingen in 2006, gemid-deld beschouwd, sterk. De nominale loongroeiwas bijzonder uitgesproken in de landen met dehoogste productiegroeicijfers (namelijk de Bal-tische staten), waar de loongroei de productivi-teitsstijgingen overtrof en de inflatoire drukmede aanwakkerde.

BEGROTINGSBELEIDHet begrotingsbeleid in de niet tot het euro-gebied behorende EU-lidstaten bleef in 2006een heterogeen beeld vertonen. Drie landen(Denemarken, Estland en Zweden) boekten eenbegrotingsoverschot, terwijl de overige tien lan-den een begrotingstekort lieten optekenen (zieTabel 8). Met uitzondering van Hongarije warende begrotingsresultaten voor 2006 grotendeelsin overeenstemming met, of beter dan de begro-tingsdoelstellingen van de eind 2005 voorge-legde bijgewerkte convergentieprogramma’s. Invele gevallen was dit echter toe te schrijven aande betere uitgangspositie eind 2005 en aan deflorerende belastingontvangsten, die op hunbeurt ten dele kunnen worden verklaard door desnellere bbp-groei dan aanvankelijk verwacht.De voortgang inzake structurele begrotingscon-solidatie lijkt in de meeste landen tot stilstandte zijn gekomen. Alleen Malta heeft naar ver-wachting een verbetering van het voor de con-

junctuur gecorrigeerde begrotingssaldo tenbelope van minstens 0,5% bbp verwezenlijkt(ongerekend de eenmalige en andere tijdelijkemaatregelen). Daarentegen werd het begrotings-beleid in een aantal landen zelfs op procyclischewijze versoepeld, ondanks een krachtige pro-ductiegroei.

Eind 2006 waren Tsjechië, Hongarije, Malta,Polen, Slowakije en het Verenigd Koninkrijkonderworpen aan procedures inzake buitenspo-rige tekorten. Uitgaande van de bijwerkingenvan hun respectieve convergentieprogramma’svoor 2006-07, daalde de tekortquote in al dielanden, behalve in Hongarije en Slowakije, in2006 en zakte deze quote onder 3% bbp in Maltaen het Verenigd Koninkrijk. In Polen werd, netals in 2005, een tekortquote lager dan de refe-rentiewaarde opgetekend. Ongerekend de statis-tische derogatie inzake de inachtneming van deverplichte overheidspensioenregelingen opbasis van kapitaaldekking (die verstrijkt in2007), zou de tekortquote de drempel van 3%hebben overschreden.

Wat de belangrijkste besluiten van de Ecofin-Raad met betrekking tot de procedure inzakebuitensporige tekorten in 2006 betreft, werddeze procedure voor Cyprus in juli ingetrokken,nadat in 2005 een tekortquote onder de referen-tiewaarde van 3% bbp werd opgegeven. Daar-entegen zette de Raad in januari 2006 een pro-cedure in gang voor het Verenigd Koninkrijk,met de oproep het buitensporige tekort uiterlijktegen het begrotingsjaar 2006/07 weg te werken.In september 2006 stelde Hongarije – zoals doorde Raad in januari gevraagd – een aangepastconvergentieprogramma voor dat voorzag in eentekort van 10,1% bbp in 2006, ruim boven deoorspronkelijke doelstelling. In de aanbevelingvan de Raad van oktober 2006 werd de termijnvoor het wegwerken van het buitensporigetekort van Hongarije met een jaar verlengd tot2009. Wat Polen betreft, keurde de Raad innovember 2006 een besluit goed, waarin werdgesteld dat de door de Poolse autoriteiten onder-nomen acties ontoereikend waren om het bui-tensporige tekort van het land tegen de voorop-gestelde termijn van 2007 weg te werken.

88ECBJaarverslag2006

Page 90: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

De overheidsschuldquote bleef in 2006 in demeeste niet tot het eurogebied behorende EU-lidstaten ruim onder 60% bbp. In Cyprus enMalta bleef de schuldquote boven de referentie-waarde van 60% uitstijgen, ondanks de dalingin 2006, terwijl die quote in Hongarije scherpsteeg tot meer dan 67% bbp. In de meeste andereniet tot het eurogebied behorende EU-lidstaten

daalde de schuldquote of bleef deze grotendeelsongewijzigd.

BETALINGSBALANSONTWIKKELINGEN De gecombineerde lopende en kapitaalrekeningvan de niet tot het eurogebied behorende EU-lidstaten bleef in 2006 sterk schommelen vanland tot land (zie Tabel 9), hoewel het algemene

89ECB

Jaarverslag 2006

Tabe l 8 Beg ro t i ng spo s i t i e s

(procenten bbp)

Overschot (+) / tekort (-) van de gezamenlijke overheid Gegevens inzake het convergentieprogramma

2003 2004 2005 voor 2006

TsjechiëDenemarken EstlandCyprusLetlandLitouwenHongarijeMaltaPolenSloveniëSlowakijeZweden Verenigd Koninkrijk EU-10 1)

EU-13 2)

Eurogebied

Brutoschuld van de gezamenlijke overheid Gegevens inzake het convergentieprogramma

2003 2004 2005 voor 2006

TsjechiëDenemarken EstlandCyprusLetlandLitouwenHongarijeMaltaPolenSloveniëSlowakijeZweden Verenigd Koninkrijk EU-10 1)

EU-13 2)

Eurogebied

Bronnen: Europese Commissie (voor 2004-2005), 2006-07 bijgewerkte convergentieprogramma’s (voor 2006) en berekeningen van deECB.Toelichting: De gegevens zijn gebaseerd op de definitie van de procedure bij buitensporige tekorten. De begrotingssaldi (gegevens vande Commissie) zijn exclusief de opbrengsten uit de verkoop van UMTS-licenties. In het geval van Denemarken, Polen en Zweden omvat-ten de gegevens de pensioenfondsen van de tweede pensioenpijler. Het geraamde balansverbeterende effect van deze fondsen in 2006is als volgt: Denemarken 1,0% bbp, Polen 2,0% bbp en Zweden 1,1% bbp. Zoals in de laatste bijwerking van het convergentieprogrammaen de najaarsprognoses van de Commissie voor 2005, omvatten de cijfers voor Hongarije niet langer de pensioenfondsen van de tweedepensioenpijler.1) De EU-10 omvat de gegevens voor de tien landen die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden.2) De EU-13 omvat de gegevens voor de 13 EU-lidstaten die in de periode tot eind december 2006 niet tot het eurogebied behoorden.

-6,6 -2,9 -3,7 -3,5 1,1 2,7 4,9 4,1 1,9 2,3 2,3 2,6

-6,3 -4,4 -2,3 -1,9 -1,2 -1,0 0,0 -0,4 -1,3 -1,5 -0,5 -1,2 -7,2 -6,7 -7,8 -10,1

-10,0 -5,0 -3,4 -2,6 -4,7 -3,9 -2,5 -1,9 -2,8 -2,3 -1,4 -1,6 -3,7 -3,0 -3,1 -3,7 0,1 1,8 3,0 3,0

-3,3 -3,2 -3,3 -2,8 -5,1 -3,8 -3,4 -3,4 -3,0 -2,3 -2,0 -1,9 -3,1 -2,8 -2,4 -1,9

30,1 30,7 30,4 30,6 44,4 42,6 35,9 28,6

5,7 5,2 4,5 3,7 69,1 70,3 69,2 64,7 14,4 14,5 12,1 10,7 21,2 19,4 18,7 18,4 58,0 59,4 61,7 67,5 70,2 74,9 74,2 68,3 43,9 41,8 42,0 42,0 28,5 28,7 28,0 28,5 42,7 41,6 34,5 33,1 51,8 50,5 50,4 46,5 38,9 40,4 42,4 43,7 41,6 41,0 40,7 41,2 41,1 41,8 42,4 42,7 69,3 69,8 70,8 69,6

Page 91: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

beeld een verslechtering te zien gaf in vergelij-king met 2005. Terwijl Denemarken en Zwedeneen aanzienlijk overschot boekten, lieten hetVerenigd Koninkrijk en de landen die in mei2004 tot de Europese Unie toetraden alle eentekort optekenen. In vergelijking met 2005namen die tekorten in de meeste landen toe, endan vooral in Letland, waar het tekort in 2006circa 20% bbp beliep. Estland en Litouwennoteerden een tekort van meer dan 10% bbp. InTsjechië, Cyprus, Hongarije, Malta en Slowa-kije varieerde het tekort tussen 4% en 8% bbp,en in de overige landen werden matiger tekor-ten genoteerd.

In veel van de landen die in mei 2004 tot deEuropese Unie toetraden, kunnen deze tekortenten dele worden verklaard als een uitvloeisel vanhet inhaalproces, omdat ze een weerspiegelingzijn van de investeringen in productiecapaciteitdie enkel en alleen op basis van de binnenlandsebesparingen onmogelijk zouden zijn geweest. Ineen aantal niet tot het eurogebied behorendeEU-lidstaten kunnen de grote tekorten op delopende en kapitaalrekening echter wijzen op

risico’s voor de houdbaarheid van de externepositie, vooral als ze worden veroorzaakt dooreen krachtige overheids- of particuliere con-sumptie, een hoge kredietgroei of investeringenin woningen.

In vergelijking met 2005 nam de netto-instroomvan buitenlandse directe investeringen in demeeste niet tot het eurogebied behorende EU-lidstaten in 2006 toe. Hoewel deze netto-instroom van buitenlandse directe investeringenin een aantal EU-lidstaten buiten het eurogebiedal met al een belangrijke bron van f inancieringbleef vormen, volstond deze instroom vaak, metname in de Baltische staten, niet om het tekortop de gecombineerde lopende en kwartaalreke-ning te dekken. Terzelfder tijd bleef de netto-instroom uit hoofde van het effectenverkeer inalle niet tot het eurogebied behorende EU-lid-staten negatief of grotendeels neutraal, behalvein Hongarije en Slowakije. In deze twee landenwerd de netto investeringsstroom uit hoofde vanhet effectenverkeer aangewakkerd door dehogere netto schuldinstroom – die in sommigegevallen wellicht te maken had met de rende-

90ECBJaarverslag2006

Tabe l 9 Beta l i ng sba l ans – ge se l e c tee rde pos ten

(procenten bbp)

Lopende rekening en Netto buitenlandse directe Netto-investeringsstromen uit kapitaalrekening samen investeringen hoofde van het effectenverkeer

2003 2004 2005 2006 1) 2003 2004 2005 2006 1) 2003 2004 2005 2006 1)

TsjechiëDenemarkenEstlandCyprusLetlandLitouwenHongarijeMalta 2)

Polen SloveniëSlowakijeZwedenVerenigd KoninkrijkEU-10 3)

EU-13 4)

Eurogebied

Bron: ECB.1) De gegevens voor 2006 hebben voor Estland, Malta, Zweden en het Verenigd Koninkrijk betrekking op het cumulatieve totaal overvier kwartalen tot kw3 2006 omdat nog geen recentere gegevens beschikbaar zijn.2) De omvangrijke netto-uitstroom uit hoofde van het effectenverkeer voor Malta weerspiegelt de financiële activiteiten van de internatio-nale banken die vanuit dit land opereren. Die netto-uitstroom van effecten wordt bijna volledig gecompenseerd door andere investeringsstromen.3) De EU-10 omvat de gegevens voor de tien landen die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden; cumulatief totaal overvier kwartalen tot kw 3 2006.4) De EU-13 omvat de gegevens voor de 13 EU-lidstaten die in de periode tot eind december 2006 niet tot het eurogebied behoorden;cumulatief totaal over vier kwartalen tot kw 3 2006.

-6,2 -6,5 -1,9 -4,5 2,1 3,7 8,2 3,8 -1,4 2,1 -2,4 -2,2 3,3 2,4 3,9 2,4 0,1 0,4 -0,7 -0,6 -7,0 -6,0 -4,3 -5,9

-11,1 -11,7 -9,5 -10,2 8,1 6,0 16,8 1,5 1,8 6,2 -15,8 -7,8 -2,0 -4,1 -5,1 -5,1 2,4 2,5 4,3 3,8 1,9 7,2 -0,8 -3,2 -7,5 -11,9 -11,2 -19,7 2,3 3,9 3,7 5,8 -2,0 1,7 -0,7 0,0 -6,4 -6,4 -5,9 -10,4 0,8 2,3 2,7 4,8 1,5 0,9 -1,0 -0,9 -8,0 -8,1 -5,9 -5,6 0,6 3,3 4,7 6,2 3,5 6,7 4,0 2,9 -3,7 -6,4 -6,3 -7,6 8,3 7,6 11,4 25,9 -32,3 -38,2 -46,0 -62,9 -2,1 -3,8 -1,4 -1,4 2,0 4,7 2,1 3,1 1,1 3,7 4,1 -0,8 -1,4 -3,1 -2,4 -3,4 -0,6 0,9 -0,2 -0,2 -0,9 -2,4 -5,9 -4,6 -0,5 -3,3 -8,6 -7,9 2,2 3,3 3,7 6,7 -1,7 2,1 -2,1 2,9 7,3 6,9 6,3 6,1 -5,3 -2,6 -3,0 0,5 -2,2 -6,5 1,1 -11,8

-1,2 -1,5 -2,2 -3,0 -2,2 -1,0 4,7 2,3 5,3 -4,6 -3,4 0,6 -4,6 -5,6 -4,3 -5,3 2,2 4,6 4,8 4,7 0,5 2,8 0,9 -1,0 -0,6 -1,2 -1,4 -1,8 -1,5 0,0 3,6 1,8 2,7 -3,4 -2,1 -2,7 0,6 0,9 0,0 -0,3 -0,2 -0,8 -2,5 -1,5 1,0 0,9 2,0 1,2

Page 92: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

mentsverschillen – hoewel de netto-instroom uithoofde van aandelentransacties ook een rolspeelde. De overige investeringsstromen warengrotendeels positief in de meeste landen die inmei 2004 tot de Europese Unie toetraden, vooralals gevolg van de door de moederbanken aanhun dochtermaatschappijen in de regio ver-strekte leningen.

WISSELKOERSONTWIKKELINGENDe wisselkoersontwikkelingen in de niet tot heteurogebied behorende EU-lidstaten weerspie-gelden in 2006 grotendeels de wisselkoersstel-sels van de afzonderlijke landen. De munten vanDenemarken, Estland, Cyprus, Letland, Litou-wen, Malta, Slovenië en Slowakije namen alleaan het ERM II deel met een standaard fluctu-atiemarge van ±15% rond hun spilkoers tenopzichte van de euro, behalve de Deense kroon,waarvoor een smallere marge van ±2,25% gold.De overeenkomsten met betrekking tot deel-name aan het ERM II voor de landen waarvande munten in 2004 en 2005 tot het ERM II toe-traden (al de voornoemde landen behalve Dene-marken) waren gebaseerd op een aantal door derespectieve overheden aangegane beleidsver-plichtingen ten aanzien van, onder meer, hetvolgen van een gezond begrotingsbeleid, hetbevorderen van loonmatiging en loonontwikke-lingen in de pas met de productiviteitsgroei, hetbeperken van de kredietgroei en het uitvoerenvan verdere structurele hervormingen. De toe-treding tot het ERM II was in sommige geval-len tevens verbonden met unilaterale toezeggin-

gen door de betrokken landen om nauwere fluc-tuatiemarges te handhaven. Deze unilateraletoezeggingen brachten geen extra verplichtin-gen voor de ECB met zich. Met name werd over-eengekomen dat de Estlandse kroon en deLitouwse litas tot het ERM II mochten toetre-den met behoud van hun bestaande currencyboard-stelsels. De Maltese autoriteiten sprakenhun voornemen uit om de wisselkoers van deMaltese lire te handhaven op zijn spilkoers tenopzichte van de euro, en de Letlandse autoritei-ten om de wisselkoers van de lats te handhavenop zijn spilkoers ten opzichte van de euro meteen fluctuatiemarge van ±1%.

De deelname aan het ERM II verliep voor demeeste deelnemende munten relatief vlot. DeDeense kroon, de Estlandse kroon, het Cyprio-tische pond, de Letlandse lats, de Litouwse litas,de Maltese lire en de Sloveense tolar bleven zeerstabiel ten opzichte van de euro in 2006 en begin2007, en werden tot 2 maart 2007 voortdurendtegen of zeer dicht in de buurt van hun spilkoersverhandeld. Alleen de Slowaakse kroon wasonderhevig aan een vrij hoge mate van volatili-teit (zie Tabel 10). Na de parlementsverkiezin-gen in Slowakije en een periode van turbulentieop de internationale kapitaalmarkten, kwam dekroon in de loop van juli onder neerwaartse drukte staan en werd die valuta voor het eerst tijde-lijk onder een lager niveau dan haar ERM II-spilkoers verhandeld. Onder impuls van inter-venties door de Národná Banka Slovenska, hethernieuwde vertrouwen van de markten in het

91ECB

Jaarverslag 2006

Tabe l 10 Ontw ikke l i ngen i n ERM I I

Maximumafwijking (%)

Valuta Toetredingsdatum Hoogste koers Spilkoers Laagste koers Opwaarts Neerwaarts

DKK 1 januari 1999 7,62824 7,46038 7,29252 0,09 0,15 EEK 28 juni 2004 17,9936 15,6466 13,2996 0,00 0,00 CYP 2 mei 2005 0,673065 0,585274 0,497483 0,00 2,01 LVL 2 mei 2005 0,808225 0,702804 0,597383 0,74 0,98 LTL 28 juni 2004 3,97072 3,45280 2,93488 0,00 0,00 MTL 2 mei 2005 0,493695 0,429300 0,364905 0,00 0,00 SIT 28 juni 2004 275,586 239,640 203,694 0,02 0,08 SKK 28 november 2005 44,2233 38,4550 32,6868 0,68 10,93

Bron: ECB.Toelichting: Een neerwaartse (opwaartse) afwijking stemt overeen met een beweging naar de laagste (hoogste) koers en vormt een ver-steviging (verzwakking) van de munt ten opzichte van de euro. De referentieperiode voor de vermelde maximumafwijkingen van derespectieve ERM II-spilkoersen loopt van 2 januari 2006 tot 2 maart 2007.

Page 93: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

economische beleid van de nieuwe regering, degezonde macro-economische ontwikkelingen eneen verbetering van de mondiale risicobereid-heid, apprecieerde de munt vanaf medio juli. Op28 december 2006 intervenieerde de NárodnáBanka Slovenska op de valutamarkt om deappreciatiedruk te verlichten. Aan het begin van2007 bleef de Slowaakse kroon echter verderstijgen, en op 2 maart 2007 werd ze 10,7%boven haar ERM II-spilkoers verhandeld.

Wat betreft de munten van de niet tot het euro-gebied behorende EU-lidstaten die niet aan hetERM II deelnemen, varieerden de ontwikkelin-gen van land tot land (zie Grafiek 38). In 2006apprecieerden de Tsjechische en de Zweedsekroon geleidelijk ten opzichte van de euro, maarze verloren enigszins terrein aan het begin van2007. Op 2 maart 2007 noteerden ze respectie-velijk 3,0% en 1,1% hoger dan de euro in ver-gelijking met begin 2006. Ondanks een zekerefluctuatie in de tweede helft van 2006 verste-vigde het Britse pond vanaf het begin van juli2006, geschraagd door de positieve economi-sche ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijken de verwachting van een hogere rente. Op2 maart 2007 bevond het Britse pond zich 1,4%boven zijn niveau van januari 2006. Tijdensdezelfde periode deprecieerden de Hongaarseforint en de Poolse zloty enigszins en ondergin-gen ze een zekere wisselkoersvolatiliteit. In de

eerste helft van 2006 deprecieerden beide mun-ten sterk ten opzichte van de euro als reactie opde toegenomen mondiale risicoaversie ten aan-zien van de opkomende markten. In Hongarijeis het ook mogelijk dat de neerwaartse druk opde nationale munt een weerspiegeling was vande begrotingssituatie en van de bezorgdheid vande marktdeelnemers omtrent de externe oneven-wichtigheden van het land. Vanaf begin juli2006 begonnen de forint en de zloty echter teverstevigen ten opzichte van de euro,geschraagd door de verbetering van de mondialerisicobereidheid en, in het geval van Hongarije,door de gestegen beleidsrente en de invoeringvan een begrotingsconsolidatieplan. Tegen2 maart 2007 waren de Hongaarse forint en dePoolse zloty ten opzichte van de euro groten-deels stabiel geworden in vergelijking met hetbegin van 2006.

FINANCIËLE ONTWIKKELINGENTussen januari 2006 en februari 2007 vertoon-den de rendementen op de langlopende over-heidsobligaties in de meeste niet tot het euroge-bied behorende EU-lidstaten een soortgelijkverloop als die in het eurogebied, met een stij-ging in het eerste deel van het jaar, gevolgd dooreen lichte daling vanaf juni 2006. In februari2007 lag de lange rente in de EU-lidstaten bui-ten het eurogebied gemiddeld circa 60 basispun-ten hoger dan begin 2006. De grootste stijgingwerd opgetekend in Letland (ongeveer 150basispunten), grotendeels als gevolg van de ver-slechtering van de inflatievooruitzichten. In deoverige niet tot het eurogebied behorende EU-lidstaten steeg de lange rente minder sterk danin het eurogebied. In vergelijking met de rente-tarieven in het eurogebied waren de rendements-ecarts op overheidsobligaties in de niet tot heteurogebied behorende EU-lidstaten in februari2007 gemiddeld lager dan aan het begin van2006. Het renteverschil op de lange termijnbleef betrekkelijk groot in Hongarije waar het,in februari 2007, circa 285 basispunten beliep.In dat land zorgden de begrotingsontwikkelin-gen en de externe onevenwichtigheden voordoorgaans hoge rendementsecarts op langlo-pende obligaties.

92ECBJaarverslag2006

Graf iek 38 Veranderingen in de wisselkoers van de euro ten opzichte van de niet tot het ERM II behorende EU-valuta’s(procenten)

-6

-5

-4

-3

-2

-1

0

1

2

3

-6

-5

-4

-3

-2

-1

0

1

2

3

CZK HUF PLN SEK GBP

Bron: ECB.Toelichting: Een positieve (negatieve) waarde geeft een depre-ciatie (appreciatie) van de valuta ten opzichte van de euro weer.De wijzigingen hebben betrekking op de periode van 2 januari2006 tot 2 maart 2007.

Page 94: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

De aandelenmarkten in de meeste niet tot heteurogebied behorende EU-lidstaten deden hetgoed tussen januari 2006 en februari 2007. Deaandelenmarkten stegen het meest in Estland,Cyprus en Polen, waar ze het gemiddelde ver-loop van de aandelenkoersen in het eurogebiedruimschoots overtroffen, afgemeten aan de DowJones EURO STOXX-index. De aandelenmark-ten in alle niet tot het eurogebied behorende EU-lidstaten reageerden echter negatief op de onrustop de wereldmarkten eind februari.

In 2006 bleef de groei van de kredietverleningaan de particuliere sector hoog in alle niet tothet eurogebied behorende EU-lidstaten (met eenjaargemiddelde van 24% op jaarbasis voor deniet tot het eurogebied behorende EU-lidstatenals geheel). Tegen eind 2006 leek de jaarlijksegroei van de kredietverlening in vele landen tevertragen of zich te stabiliseren, zij het vaak opeen vrij hoog niveau. Een mogelijke verklaringvoor deze ontwikkeling is te vinden in de ren-teverhogingen door de ECB en door de meestenationale centrale banken buiten het eurogebiedin 2006 (zie hieronder), en in de hieruit voort-vloeiende verkrapping van de monetaire-beleidskoers. De kredietexpansie was het meestdynamisch in de snelgroeiende Baltische staten(in Letland nagenoeg 60% eind 2006) (zie Gra-fiek 39). In Tsjechië, Hongarije, Polen, Slove-nië en Slowakije versnelde de kredietgroei opjaarbasis aan de particuliere sector tot 20% ofmeer tegen eind 2006. De snelle kredietexpan-sie in deze inhaaleconomieën moet wordengezien tegen de achtergrond van de verdiepingvan de f inanciële integratie. De verhouding vande kredietverlening aan de particuliere sector tothet bbp blijft in alle landen die in mei 2004 totde Europese Unie toetraden, met uitzonderingvan Cyprus en Malta, immers ruim onder hetgemiddelde van het eurogebied. Toch vormt desnelle kredietexpansie tevens een risico vooroververhitting en overmatige externe en interneonevenwichtigheden. Meer bepaald vormt hetgrote en nog toenemende aandeel van de in bui-tenlandse valuta luidende kredietopneming eenreden tot bezorgdheid. In Denemarken, Zwedenen het Verenigd Koninkrijk versnelde de jaar-lijkse groei van de kredietverlening aan de par-

ticuliere sector in 2006 in vergelijking met2005, en bedroeg hij eind 2006 tussen 12% en15%.

MONETAIR BELEIDIn alle niet tot het eurogebied behorende EU-lidstaten is prijsstabiliteit de hoofddoelstellingvan het monetaire beleid. De monetaire-beleids-strategieën vertonen evenwel aanzienlijke ver-schillen van land tot land (zie Tabel 11).

In 2006 bleven het monetaire beleid en de wis-selkoersstelsels van de niet tot het eurogebiedbehorende EU-lidstaten grotendeels ongewij-zigd, hoewel in een aantal landen enkele verfij-ningen aan het monetaire-beleidskader werdenaangebracht met het oog op de toekomstigemonetaire integratie.

Wat de tussen januari 2006 en februari 2007genomen monetaire-beleidsbeslissingen betreft,keurden de meeste centrale banken die aan hetERM II deelnamen maatregelen goed om de

93ECB

Jaarverslag 2006

Gra f i ek 39 K red i e t ve r l en i ng aan de pa r t i cu l i e re s e c to r i n 2006

(mutaties in procenten per jaar; procenten bbp)

0

10

20

30

40

50

60

70

0

25

50

75

100

125

150

175

200

kredietgroei (linkerschaal)

verhouding kredietverlening tot bbp (rechterschaal)

1 Polen

2 Slowakije

3 Tsjechië

4 Litouwen

5 Hongarije

6 Slovenië

7 Estland

8 Letland

9 Malta

10 Zweden

11 Eurogebied

12 Cyprus

13 Verenigd

Koninkrijk

14 Denemarken

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14

Bronnen: ECB, Eurostat, Central Bank of Cyprus, Bank of England.Toelichting: De gegevens voor Cyprus en het Verenigd Konink-rijk berusten op een nationale def initie. De gegevens hebbenbetrekking op de groei van de kredietverlening op jaarbasis.

Page 95: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

94ECBJaarverslag2006

Tabe l 11 O f f i c i ë l e moneta i re -be l e i d s s t r a t eg i e ën van de n i e t to t he t eu rogeb i edbehorende EU - l i d s t a t en i n 2006

Monetaire-beleidsstrategieën Valuta Kenmerken

Tsjechië Inflatiedoelstelling Tsjechische kroon Inflatiedoelstelling: 3%, met dien verstande dat de infla-tieresultaten niet méér dan één procentpunt (p.p.) vandeze doelstelling mogen afwijken in de ene of andererichting. Geleid zwevende wisselkoers.

Denemarken Wisselkoersdoelstelling Deense kroon Neemt aan ERM II deel met een fluctuatiemarge van±2,25% boven en onder de spilkoers van DKK 7,46038per euro.

Estland Wisselkoersdoelstelling Estlandse kroon Neemt aan ERM II deel met een fluctuatiemarge van±15% boven en onder de spilkoers van EEK 15,6466 pereuro. Estland blijft zijn currency board hanteren als eeneenzijdige verbintenis.

Cyprus Wisselkoersdoelstelling Cypriotisch pond Neemt aan ERM II deel met een fluctuatiemarge van±15% boven en onder de spilkoers van CYP 0,585274per euro.

Letland Wisselkoersdoelstelling Letlandse lats Neemt aan ERM II deel met een fluctuatiemarge van±15% boven en onder de spilkoers van LVL 0,702804per euro. Letland blijft zijn fluctuatiemarge van +1%hanteren als een eenzijdige verbintenis.

Litouwen Wisselkoersdoelstelling Litouwse litas Neemt aan ERM II deel met een fluctuatiemarge van±15% boven en onder de spilkoers van LTL 3,45280 pereuro. Litouwen blijft zijn currency board hanteren alseen eenzijdige verbintenis.

Hongarije Gecombineerde Hongaarse forint Wisselkoersdoelstelling: vaste koppeling aan de euro wisselkoers- en tegen HUF 282,36 per euro met een fluctuatiemarge van inflatiedoelstelling ±15%. Inflatiedoelstelling: 3,5% (±1 p.p.) tegen eind 2006

en 3% (+1 p.p.) doelstelling op de middellange termijnvanaf 2007.

Malta Wisselkoersdoelstelling Maltese lire Neemt aan ERM II deel met een fluctuatiemarge van±15% boven en onder de spilkoers van MTL 0,429300per euro. Malta handhaaft zijn wisselkoers t.o.v. de euroongewijzigd op de spilkoers als een eenzijdige verbinte-nis.

Polen Inflatiedoelstelling Poolse zloty Inflatiedoelstelling: 2,5% ±1 p.p. (jaarlijkse veranderingvan de CPI) sinds 2004. Vrij zwevende wisselkoers.

Slovenië Op twee pijlers berustende Sloveense tolar Neemt aan ERM II deel met een fluctuatiemarge van strategie met beoordeling ±15% boven en onder de spilkoers van SIT 239,640 per van monetaire, reële, euro. Slovenië trad op 1 januari 2007 toe tot het externe en f inanciële eurogebied. indicatoren van de macro- economische situatie

Slowakije Nastreven van de Slowaakse Koruna Neemt aan ERM II deel met een fluctuatiemarge van inflatiedoelstelling ±15% boven en onder de spilkoers van SKK 38,4550 per overeenkomstig de euro. De inflatiedoelstelling voor de periode 2006-08 voorwaarden van het ERM II wordt vastgelegd op een inflatie van minder dan 2,5%

tegen eind 2006 en van minder dan 2% tegen eind 2007en eind 2008.

Zweden Inflatiedoelstelling Zweedse kroon Inflatiedoelstelling: 2% stijging van de CPI met eentolerantiemarge van ±1 p.p. Vrij zwevende wisselkoers.

Verenigd Inflatiedoelstelling Brits pond Inflatiedoelstelling: 2% zoals afgemeten aan de Koninkrijk twaalfmaands stijging van de CPI 1). Bij een afwijking

van meer dan 1 p.p. dient het Monetary Policy Commit-tee een open brief aan de minister van Financiën terichten. Vrij zwevende wisselkoers.

Bron: ESCB.1) De CPI stemt overeen met de HICP.

Page 96: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

monetaire-beleidsverhoudingen te verstrakken.Deze maatregelen weerspiegelden vaak actiesvan de ECB, die in 2006 de minimale inschrij-vingsrente op de basis-herfinancieringstransac-ties met in totaal 125 basispunten optrok tot3,5%. Medio februari 2006 verhoogde de Dan-marks Nationalbank haar voornaamste renteta-rief met 10 basispunten tot 2,5% als gevolg vaneen kapitaaluitvoer eerder die maand, die ondermeer voortvloeide uit aankopen van buiten-landse aandelen en andere waardepapieren doorDeense institutionele beleggers. Daarna volgdede nationale centrale bank de bewegingen in debasisrentetarieven van de ECB, en trok zij haareigen beleidsrente op van 2,5% tot 3,75%. EestiPank en Lietuvos Bankas, die geen off iciëlebeleidsrente hanteren gezien hun currencyboard-stelsels, namen de veranderingen in demonetaire-beleidskoers van de ECB automa-tisch over. Bovendien keurde de Eesti Pank eenaantal voorzorgsmaatregelen ten aanzien van def inanciële sector goed, met inbegrip van eenverhoging van haar reserveverplichting van 13%tot 15% teneinde het hoofd te bieden aan poten-tiële risico’s voor de f inanciële stabiliteit, dieverband houden met de aanhoudend sterke groeivan de kredietverlening, vooral in de vorm vanhypothecaire leningen. De Central Bank ofCyprus trok haar voornaamste rentetarief met25 basispunten op tot 4,5%, tegen de achter-grond van een verstrakking van het monetairebeleid door de ECB en een toename van deinflatoire druk. In een verdere poging om deliquiditeitstoestand van de economie te ver-strakken, verhoogde de Latvijas Banka haarvoornaamste rentetarief in twee stappen van 4%tot 5%, en verruimde zij de minimumreserveba-sis tot de verplichtingen van de banken met eenvaste looptijd van meer dan twee jaar. De Cen-tral Bank of Malta trok haar centrale interven-tiekoers – met in totaal 75 basispunten – in driekeer op tot 4,0%, tegen de achtergrond van devernauwing van het korte-renteverschil tenopzichte van de euro ten gunste van de Malteselire. De Národná Banka Slovenska verhoogdehaar voornaamste rentetarief in vier verschil-lende stappen van 3,0% tot 4,75%, voorname-lijk wegens de opwaartse herzieningen van haarinflatievooruitzichten als gevolg van de hogere

energieprijzen. Tot slot verlaagde de Banka Slo-venije, die haar voornaamste rentetarief (detweemaands rente op tolar-bills) moest afstem-men op het niveau van het eurogebied vóór deinvoering van de euro op 1 januari 2007, dattarief geleidelijk tijdens de eerste helft van2006, en hield ze het vanaf augustus stabiel op3,5% (zie ook Hoofdstuk 3).

Buiten het ERM II verhoogden de meeste cen-trale banken van de EU-landen buiten het euro-gebied hun voornaamste rentetarief, vooral uitbezorgdheid om de inflatie. De Česká NárodníBanka trok haar basis-herfinancieringsrente met50 basispunten op tot 2,5%, voornamelijk alsgevolg van de inflatievooruitzichten. De MagyarNemzeti Bank trok haar beleidsrente in vijf ver-schillende stappen – met in totaal 200 basispun-ten – op tot 8,0%, vooral wegens de verslechte-ring van de inflatievooruitzichten. De Bank ofEngland trok haar basistarief eveneens – met intotaal 75 basispunten – op tot 5,25%, vooral inhet licht van de gestage groeicijfers en het hogeinflatiepeil, dat naar verwachting gedurendeenige tijd boven de doelstelling van de centralebank zou blijven uitstijgen. De Sveriges Riks-bank verhoogde haar voornaamste rentetariefvan 1,5% tot 3,25% teneinde een inflatie in debuurt van haar doelstelling te waarborgen.

Van de niet tot het eurogebied behorende cen-trale banken van de EU buiten het ERM II wasde Narodowy Bank Polski de enige die haarvoornaamste rentetarief verlaagde – in tweestappen, van 4,5% naar 4% – als gevolg van eensterker dan verwachte daling van de inflatie engunstiger inflatievooruitzichten.

95ECB

Jaarverslag 2006

Page 97: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 98: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

HOOFDSTUK 2

CENTRALE- BANKTRANSACTIES EN

-ACTIVITEITEN

Page 99: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

1.1 MONETAIRE-BELEIDSTRANSACTIES

Het operationele kader voor de uitvoering vanhet gemeenschappelijke monetaire beleid1 bleefin 2006 eff iciënt werken, hetgeen een bevesti-ging is van de over het geheel genomen posi-tieve ervaringen met de nieuwe in maart 2004in het kader geïntroduceerde nieuwe kenmer-ken. De EONIA bleef in 2006 zeer lage volati-liteitniveaus vertonen: de standaardafwijkingvan het ecart tussen de EONIA en de minimaleinschrijvingsrente beliep in 2006 5 basispunten,hetzelfde niveau als in 2005 en 4 basispuntenlager dan in 2004. Deze lage volatiliteit van dekorte geldmarktrente droeg bij aan het afgevenvan duidelijke signalen omtrent de monetaire-beleidskoers. Niettegenstaande de in het alge-meen stabiele geldmarktverhoudingen, bleef hetecart tussen de EONIA en de minimale inschrij-vingsrente in 2006 verder toenemen. Teneindedit toenemende verschil te beperken, heeft deECB in de betreffende basis-herf inancierings-transacties (BHT’s) meer dan het referentiebe-drag2 toegewezen.

De ontwikkelingen van 2006 vormden een gele-genheid om verder te testen of het operationelekader in staat is de weerslag van veranderingenin de verwachtingen met betrekking tot de basis-rentetarieven van de ECB3 te neutraliserenbinnen een aanhoudingsperiode. In alle aanhou-dingsperiodes voorafgaand aan een renteverho-ging in 2006, beliep het gemiddelde ecart tussen de EONIA en de minimale inschrijvings-rente tussen 7 en 8 basispunten, met uitzonde-ring van de aanhoudingsperiode die eindigde op8 augustus, toen het ecart 5 basispuntenbedroeg. Deze ecarts waren vergelijkbaar metdie welke zich voordeden in de aanhoudingspe-riodes waarop geen stijging van de basisrente-tarieven van de ECB volgde, toen het gemid-delde ecart 8 basispunten beliep. Vergelekenmet de situatie vóór de kaderwijziging in maart2004, toen het gemiddelde ecart in aanhou-dingsperiodes met een rentestijging 17 basis-punten bedroeg – veel groter dan het ecart datdoorgaans wordt opgetekend – duiden de erva-ringen in 2006 erop dat het gewijzigde kaderaanzienlijk heeft bijgedragen aan het afscher-

men van de korte geldmarktrente tegen heteffect van veranderingen in de renteverwachtin-gen.

BEOORDELING EN BEHEER VAN DELIQUIDITEITSVERHOUDINGENHet liquiditeitsbeheer van het Eurosysteem isgebaseerd op de dagelijkse raming van de liqui-diteitsverhoudingen in het bankwezen van heteurogebied, met als doel de liquiditeitsbehoef-ten van het systeem en, zodoende, het liquidi-teitsvolume te bepalen dat moet worden toege-kend bij de wekelijkse BHT’s, en eventueel viaandere open-markttransacties zoals de “f ine-tuning”-transacties. De liquiditeitsbehoeftenvan het bankwezen worden gedefinieerd als desom van de aan de banken opgelegde reserve-verplichtingen, het overschot aan verplichtereserves op de rekeningen-courant van de kre-dietinstellingen bij de NCB’s (overschot aan

98ECBJaarverslag2006

1 MONETAIRE-BELEIDSTRANSACTIES,VALUTATRANSACTIES ENINVESTERINGSACTIVITEITEN

1 Het operationele kader wordt nader uiteengezet in het document“Het gemeenschappelijke monetaire beleid in de derde fase:Algemene documentatie met betrekking tot de monetaire-beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem” vanseptember 2006.

2 Het referentiebedrag is het toewijzingsbedrag dat doorgaans isvereist om evenwichtige verhoudingen in de geldmarkt voorkorte looptijden te bewerkstelligen, gelet op de volledige liqui-diteitsprognose van de ECB. De gepubliceerde referentietoewij-zing is afgerond op de dichtstbijzijnde €500 miljoen.

3 Veranderingen in de basisrentetarieven van de ECB worden, bin-nen het gewijzigde kader van maart 2004, uitsluitend aan hetbegin van een nieuwe aanhoudingperiode geïmplementeerd.

Gra f i ek 40 L i qu id i t e i t s f a c to ren i n he t eu rogeb i ed i n 2006

(miljarden euro’s)

120

140

160

180

200

220

240

260

280

300

320

jan. feb.maart apr. mei juni juli aug. sept. okt. nov. dec.

120

140

160

180

200

220

240

260

280

300

320

lopende rekeningen

autonome factoren

reserveverplichtingen

Bron: ECB.

Page 100: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

reserves) en de autonome factoren. Deze laatstefactoren bestaan uit een reeks posten op debalans van het Eurosysteem, die een weerslaghebben op de liquiditeitsbehoeften van de ban-ken, maar die normaliter niet onder de rechtst-reekse controle van het liquiditeitsbeheer vanhet Eurosysteem vallen (zoals de bankbiljetten-circulatie, overheidsdeposito’s en netto externeactiva).

In 2006 bedroegen de dagelijkse gemiddeldeliquiditeitsbehoeften van het bankwezen in heteurogebied €422,4 miljard, een stijging met12% ten opzichte van 2005. De reserveverplich-tingen beliepen gemiddeld €163,7 miljard, hetoverschot aan reserves €0,7 miljard en de auto-nome factoren €257,9 miljard. Bij de autonomefactoren groeide het aantal bankbiljetten inomloop in 2006 met 12%, vergeleken met eengroeitempo op jaarbasis rond 15% in 2005. Debankbiljettenomloop bereikte op 28 december2006 een recordpeil van €629,2 miljard.

BASIS-HERFINANCIERINGSTRANSACTIESDe BHT’s zijn wekelijkse liquiditeitsver-schaffende transacties met een looptijd van eenweek. Ze worden uitgevoerd als variabele-rente-tenders met een minimale inschrijvingsrentevolgens het veilingsysteem op basis van eenmeervoudige rentevoet. Zij zijn de belangrijk-ste open-markttransacties van het Eurosysteem,aangezien ze een sleutelrol vervullen bij het stu-ren van de rentetarieven, het beheersen van deliquiditeitsverhoudingen op de markt en hetafgeven van signalen omtrent de koers van hetmonetaire beleid door het bepalen van hetniveau van de minimale inschrijvingsrente.

Teneinde kredietinstellingen te helpen bij huninschrijvingen op de wekelijkse BHT’s, bleef deECB in 2006 elke week een prognose publice-ren van de gemiddelde dagelijkse autonome fac-toren en de referentietoewijzing. Dit communi-catiebeleid heeft tot doel misverstanden in demarkt te vermijden met betrekking tot de vraagof de toewijzingsbesluiten bij de BHT’s er al danniet op gericht zijn de liquiditeitsverhoudingenin evenwicht te brengen.

In 2006 varieerden de in de BHT’s toegewezenbedragen van €280 miljard tot €338 miljard. Hetgemiddelde aantal inschrijvers was 337, watdicht bij het aantal inschrijvingen lag dat werdopgetekend na implementatie van de kaderwij-ziging in maart 2004. De liquiditeitsver-schaff ing door de BHT’s vertegenwoordigdegemiddeld 73% van de totale nettoliquiditeit dievia de monetaire-beleidstransacties van hetEurosysteem werd verstrekt. Het gemiddeldeecart tussen de marginale rente en de minimaleinschrijvingsrente beliep 5,5 basispunten, tegen5,3 basispunten in 2005 en 1,6 basispunt in2004.

Na constatering van een toenemend verschil tus-sen de marginale rente en de minimale inschrij-vingsrente, koos de ECB voor een beleid waarinde toewijzing €1 miljard hoger ligt dan het refe-rentiebedrag in alle BHT’s van een referentie-periode behalve de laatste. Vervolgens, tussenoktober 2005 en maart 2006, stabiliseerde hetecart op gemiddeld 5 basispunten. Het ecartbegon echter in april 2006 weer toe te nemen,uitkomend op 9 basispunten in mei 2006. In ant-woord daarop, maakte de ECB wederom bekenddat ze niet gelukkig was met een dergelijke stij-ging, net als zij in oktober 2005 had gedaan, enverhoogde de toewijzing boven het referentie-bedrag van €1 naar €2 miljard. De maatregelwerd uitgebreid naar de laatste BHT van eenaanhoudingsperiode, waarbij de ECB nog steedsstreeft naar evenwichtige liquiditeitsverhoudin-gen aan het einde van de reserveaanhoudings-periode. Dit beleid verkleinde het ecart en deECB keerde daarom geleidelijk terug naar dereferentietoewijzing in september 2006. Toenhet ecart in oktober wederom toenam, wees deECB €1 miljard meer toe dan het referentiebe-drag en zette dit beleid voort tot december 2006,waarna zij de toewijzing geleidelijk verderopschroefde boven het referentiebedrag ten-einde soepele verhoudingen te bevorderen op degeldmarkt voor korte looptijden gedurende defeestdagen en rond de jaarwisseling.

“FINE-TUNING”-TRANSACTIESAls gevolg van de veranderingen in het in maart2004 geïmplementeerde operationele kader is

99ECB

Jaarverslag 2006

Page 101: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

het aantal dagen tussen de laatste BHT-toewij-zing en de laatste dag van een aanhoudingspe-riode toegenomen, resulterend in een hogerrisico op fouten in de prognoses van het Euro-systeem met betrekking tot de autonome facto-ren en dus op mogelijk grotere liquiditeitsone-venwichtigheden. Het absolute verschil tussende prognose en het feitelijke resultaat over achtdagen bedroeg in 2006 gemiddeld €7,21 miljard.Om te voorkomen dat deze fouten aanleidingzouden geven tot een signif icant beroep op depermanente faciliteiten en om hoge ecarts tus-sen de daggeldrente en de minimale inschrij-vingsrente te vermijden, voerde de ECB “fine-tuning”-transacties uit op de laatste dag van dereserve-aanhoudingsperiode, telkens als ze eenaanzienlijk liquiditeitsoverschot of -tekort ver-wachtte. In totaal werden in 2006 elf “f ine-tuning”-transacties uitgevoerd, waarvan vijfliquiditeitsverschaffende (17 januari, 7 febru-ari, 11 april, 10 oktober en 12 december) en zesliquiditeitsverkrappende (7 maart, 9 mei, 14juni, 11 juli, 8 augustus en 5 september).

LANGERLOPENDEHERFINANCIERINGSTRANSACTIESDe langerlopende herf inancieringstransacties(LHT’s) zijn op maandelijkse basis uitgevoerdeliquiditeitsverschaffende transacties. Ze wordendoorgaans toegewezen op de laatste woensdagvan de maand en hebben een looptijd van driemaanden. Daarbij bieden ze de banken de moge-lijkheid te voorzien in hun liquiditeitsbehoeftenover een langere periode. In tegenstelling tot deBHT’s worden de LHT’s niet gebruikt om sig-nalen af te geven omtrent de koers van hetmonetaire beleid van het Eurosysteem. Ze wor-den uitgevoerd als zuivere variabele-renteten-ders met een vooraf aangekondigd toewijzings-volume, waarbij het Eurosysteem alsrentenemer fungeert.

Gemiddeld vertegenwoordigden de LHT’s in2006 ongeveer 27% van de totale nettoliquidi-teit verschaft via open-markttransacties. DeECB heeft de door haar voorgenomen bedragenin alle LHT’s van 2006 toegewezen. Het toe tewijzen bedrag voor elke transactie werd ver-

hoogd van €30 tot €40 miljard in januari 2006en tot €50 miljard in januari 2007.

PERMANENTE FACILITEITENDe twee door het Eurosysteem ter beschikkinggestelde permanente faciliteiten, namelijk demarginale beleningsfaciliteit en de depositofa-ciliteit, verschaffen en onttrekken zeer kortlo-pende liquiditeiten tegen rentetarieven die eenbandbreedte vormen voor de interbancaire dag-geldrente. In 2006 bleef de bandbreedte onver-anderd op 200 basispunten, gecentreerd rond deminimale inschrijvingsrente van de BHT’s. Derente op de marginale beleningsfaciliteit en dieop de depositofaciliteit werden beide met 125basispunten verhoogd, uitkomend op respectie-velijk 4,50% en 2,50% aan het eind van het jaar.

In 2006 beliep het gemiddelde dagelijkse beroepop de marginale beleningsfaciliteit €126 mil-joen, terwijl het totale dagelijkse beroep op dedepositofaciliteit gemiddeld €171 miljoenbedroeg. Het geringe beroep op de permanentefaciliteiten in 2006 spoorde met de voorgaandejaren en weerspiegelt de grote efficiëntie van deinterbancaire markt, alsook de kleinere liquidi-teitsoverschotten of -tekorten die op de laatstedag van de reserve-aanhoudingsperiodes wer-den opgetekend. Deze vermindering van deliquiditeitstekorten en -overschotten is in over-eenstemming met het beroep op “fine-tuning”-transacties in het geval van aanzienlijke foutenin de liquiditeitsprognoses.

STELSEL VAN RESERVEVERPLICHTINGENDe kredietinstellingen in het eurogebied moe-ten minimumreserves aanhouden op rekeningenbij de NCB’s. De reserveverplichtingen belopen2% van de reservebasis van een kredietinstel-ling. De reservebasis wordt bepaald in verhou-ding tot onderdelen van de balans van dezeinstelling. Aan de reserveverplichtingen moetgemiddeld over een reserve-aanhoudingspe-riode worden voldaan. Dit stelsel heeft tweefuncties: ten eerste, het stabiliseren van de kortegeldmarktrente via de middelingsvoorzieningen, ten tweede, het vergroten van het liquidi-teitstekort, dat wil zeggen de totale behoefte vande banken aan herf inanciering door het Euro-

100ECBJaarverslag2006

Page 102: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

systeem. Het bedrag van de reserveverplichtin-gen nam in 2006 geleidelijk toe, tot €174,3 mil-jard tijdens de laatste aanhoudingsperiode vanhet jaar, vergeleken met €153,3 miljard in deovereenkomstige periode één jaar eerder.

BELEENBARE ACTIVA TEN BEHOEVE VAN DEMONETAIRE-BELEIDSTRANSACTIES De krediettransacties van het Eurosysteem die-nen gedekt te zijn door toereikend onderpand.Deze vereiste heeft tot doel het Eurosysteem tebeschermen tegen verliezen en te verzekeren datvoldoende onderpand beschikbaar is voor even-tueel gebruik door tegenpartijen. Krediettrans-acties dienen voorts te worden verricht op eenefficiënte en transparante wijze en gelijke toe-gang te bieden aan tegenpartijen van het Euro-systeem. Om deze redenen accepteert het Euro-systeem een breed scala van activa alsonderpand.

In 2006 steeg het gemiddelde bedrag aanbeleenbaar verhandelbaar onderpand met 6%vergeleken met 2005, naar een totaal van €8.800miljard zie (Grafiek 41). Overheidsschuld vanin totaal €4.500 miljard vertegenwoordigde 52%van het geheel, terwijl het resterende gedeelte

bestond uit door kredietinstellingen uitgegeven,gedekte (waardepapieren van het Pfandbrief-type) of ongedekte obligaties (€2.600 miljardofwel 29%), bedrijfsobligaties (€800 miljard,ofwel 9%), effecten met activa als onderpand(€500 miljard, ofwel 6%), en andere effecten,zoals door supranationale organisaties uitgege-ven obligaties (€300 miljard, ofwel 4%). Degemiddelde waarde van de verhandelbare activadie door de tegenpartijen als onderpand voor dekrediettransacties van het Eurosysteem werdenaangehouden, beliep in 2006 €910 miljard,tegen €866 miljard in 2005 (zie Grafiek 42).

Graf iek 43 illustreert het verschil tussen deactiva die in aanmerking komen om als onder-pand te worden gebruikt en de activa die daad-werkelijk als onderpand fungeerden in de kre-diettransacties van het Eurosysteem, uitgesplitstnaar de verschillende types van activa. Over-heidsschuld vertegenwoordigde 52% van hetbeschikbare verhandelbare onderpand, maarslechts 29% van het gebruikte onderpand.Ongedekte obligaties van kredietinstellingenwaren daarentegen goed voor 16% van hetbeschikbare verhandelbare onderpand, maarvertegenwoordigden 31% van het gebruikte

101ECB

Jaarverslag 2006

Gra f i ek 41 Be l e enba re ve rhande lba re a c t i va

(miljarden euro’s)

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

8.000

9.000

10.000

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

8.000

9.000

10.000

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

overige obligaties

effecten met activa als onderpand

bedrijfsobligaties

door een kredietinstelling gedekte obligaties (sinds 2004)

niet door een kredietinstelling gedekte obligaties (sinds 2004)

obligaties van kredietinstellingen (tot 2003)

overheidsobligaties

Bron: ECB.

Gra f i ek 42 A l s onde rpand aangeboden be l e enba re ve rhande lba re a c t i va

(miljarden euro’s)

Bron: ECB.

overige obligaties

effecten met activa als onderpand

bedrijfsobligaties

door een kredietinstelling gedekte obligaties (sinds 2004)

niet door een kredietinstelling gedekte obligaties (sinds 2004)

obligaties van kredietinstellingen (tot 2003)

overheidsobligaties

0

100

200

300

400

500

600

700

800

900

1.000

0

100

200

300

400

500

600

700

800

900

1.000

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

Page 103: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

onderpand. Waardepapieren met activa alsonderpand vertegenwoordigden 6% van hetbeschikbare, maar 12% van het gebruikte onder-pand.

Het Eurosysteem is in 2006 doorgegaan met hetverbeteren van zijn onderpandskader. In het bij-zonder werden de voorbereidende werkzaamhe-den afgerond voor de geleidelijke invoering vanéén enkel kader voor beleenbaar onderpand(ook bekend als de “enkelvoudige lijst”), gel-dend voor alle krediettransacties van het Euro-systeem, in overeenstemming met het tijd-schema zoals bekendgemaakt door de Raad vanBestuur in februari 2005.

De eerste stap van deze geleidelijke invoering,betrekking hebbend op verhandelbare activa,werd in 2005 afgerond. De voorbereidendewerkzaamheden voor de tweede stap werden in2006 afgerond, en op 1 januari 2007 werd eenafzonderlijke categorie activa, namelijk niet-verhandelbare activa, waaronder met name kre-dietvorderingen (ook wel aangeduid als bankle-ningen) geïntroduceerd.4 Het op twee lijstengebaseerde onderpandsysteem dat sinds hetbegin van de Monetaire Unie bestaat, zal vanaf31 mei 2007 volledig worden vervangen door deenkelvoudige lijst.

Het enkelvoudige onderpandskader is opgezetals antwoord op de nadelen van het op twee lijs-ten gebaseerde onderpandskader, tegen de ach-tergrond van een toenemende mate van f inan-ciële-marktintegratie in het eurogebied. Hetheeft tot doel het zogenoemde “level playing-field”, d.w.z. gelijke omstandigheden voor allebetrokken partijen, in het eurogebied te verster-ken, gelijke behandeling van tegenpartijen enemittenten verder te bevorderen, en de algeheletransparantie van het onderpandskader te ver-groten. Het nieuwe onderpandskader houdttevens rekening met de groeiende behoefte aanonderpandsdekking in particuliere “wholesale”-markten en het toenemend gebruik van onder-pand door het Eurosysteem. Meer in het alge-meen bevordert het nieuwe kader – door deliquiditeit van een hele activacategorie te ver-groten, zoals die van kredietvorderingen – desoepele werking van het f inanciële stelsel vanhet eurogebied en vormt het een betere afspie-geling van de activazijde van de balansen vantegenpartijen.

Het Eurosysteem heeft specif ieke beleenbaar-heidscriteria en een kredietbeoordelingskadergedefinieerd die van toepassing zijn op niet-ver-handelbare activa in het gehele eurogebied.Deze zorgen ervoor dat dergelijke activa aanvergelijkbare onderpandnormen voldoen als diewelke gelden voor verhandelbare activa. Voorkredietvorderingen is een overgangsperiodevoorzien tot 31 december 2011, waarbinnen eenbeperkt aantal beleenbaarheids- en operationelecriteria binnen het eurogebied zullen blijvenverschillen. Zo kunnen de NCB’s gedurendedeze overgangsperiode een drempelbedrag voorkredietvorderingen voor binnenlands gebruikvaststellen, en kunnen voorts besluiten of erdaarvoor al dan niet transactiekosten in reke-ning moeten worden gebracht. De activa op lijst2 die niet aan de beleenbaarheidscriteria voorhet enkelvoudige onderpandskader voldoen,

102ECBJaarverslag2006

Grafiek 43 Verschil tussen het aandeel in debeleenbare verhandelbare activa en hetaandeel in het aangeboden onderpand in 2006(procentpunten)

Bron: ECB.

-30

-25

-20

-15

-10

-5

0

5

10

15

20

-30

-25

-20

-15

-10

-5

0

5

10

15

20

overheidsobligaties

bedrijfsobligaties

niet door een kredietinstelling gedekte obligaties

door een kredietinstelling gedekte obligaties

effecten met activa als onderpand

overige obligaties

4 Gedetailleerde informatie kan worden gevonden in het document“Het gemeenschappelijke monetaire beleid in de derde fase:Algemene documentatie met betrekking tot de monetaire-beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem” vanseptember 2006.

Page 104: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

zullen uiterlijk 31 mei 2007 van de lijst wordenafgevoerd.

Sinds mei 2006 zijn op effecten met activa alsonderpand nieuwe beleenbaarheidscriteria vantoepassing. De nieuwe criteria beperken debeleenbaarheid tot true sale-instrumenten enbeogen daarmee hoofdzakelijk zowel kapitaal-gedekte als niet-kapitaalgedekte effecten metactiva als onderpand, waarvoor het kredietrisicokunstmatig is overgedragen met behulp van kre-dietderivaten, uit te sluiten. Daarnaast zijn uit-sluitend niet-achtergestelde tranches5 beleen-baar. Effecten met activa als onderpand dievoorheen beleenbaar waren maar niet voldedenaan de nieuwe criteria, bleven tot 15 oktober2006 beleenbaar. Participaties in Franse fondscommuns de créances (FCC’s) zullen gedurendeeen overgangsperiode tot eind 2008 beleenbaarblijven.

In september 2006 heeft het Eurosysteembesloten dat de Short-Term European Paper-markt (STEP-markt) aanvaardbaar zou zijn alsniet-gereguleerde markt met het oog op onder-pandbeheer ten behoeve van krediettransactiesvan het Eurosysteem zodra de STEP-statistie-ken met rendementsgegevens op de website vande ECB waren gepubliceerd. Promesses die zijnuitgegeven in het kader van programma’s dieaan STEP voldoen, moeten aan de algemenebeleenbaarheidscriteria voor verhandelbareactiva voldoen.

Verder dienen internationale wereldwijdeschuldbewijzen aan toonder om als beleenbaaronderpand te worden aangemerkt sinds 1 janu-ari 2007 te worden uitgegeven in de vorm vaneen New Global Notes en dienen gedeponeerdte zijn bij een common safekeeper. Internatio-nale wereldwijde schuldbewijzen die voor1 januari 2007 als classical global notes zijn uit-gegeven, zullen tot het einde van hun looptijdbeleenbaar blijven.

PROBLEMEN INZAKE RISICOBEHEERHet onderpandskader van het Eurosysteembeoogt onder andere de statutaire vereiste vantoereikende onderpandsdekking te vertalen in

concrete instrumenten en procedures die eenadequate verkleining van de f inanciële risico’sbij transacties met wederinkoop garanderen. Omdit doel te bereiken, dient het bij elke transac-tie aanvaarde onderpand van een zodanige kwa-liteit en hoeveelheid te zijn dat, bij het ingebreke blijven van de tegenpartij en een daar-opvolgend te gelde maken van het onderpand inde markt, het Eurosysteem zeer waarschijnlijkin staat zal zijn het volledige bedrag van zijnvordering te kunnen recupereren.

Risicobeperking in het kader van de liquiditeits-verschaffende transacties met wederinkoop vanhet Eurosysteem is gebaseerd op drie elemen-ten.

– Het Eurosysteem gebruikt activa van eenhoge kredietkwaliteit voor de onderpands-dekking van zijn transacties. In het krediet-beoordelingskader van het Eurosysteem(ECAF) zijn de procedures, regels en tech-nieken neergelegd waarmee wordt gegaran-

103ECB

Jaarverslag 2006

5 Een tranche (of subtranche) wordt als niet-achtergesteldbeschouwd ten opzichte van andere tranches (of subtranches)van dezelfde emissie beschouwd als die tranche of subtranchevóór andere tranches of subtranches wordt afbetaald of uitge-keerd, of indien deze als laatste verliezen neemt met betrekkingtot de onderliggende activa.

Page 105: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

deerd dat alle beleenbare activa op de enkel-voudige onderpandlijst aan de hoge krediet-normen van het Eurosysteem voldoen. Voorhet onderpand dat beleenbaar is voor kre-diettransacties van het Eurosysteem is dekredietkwaliteitsdrempel gedef inieerd alseen “single A”-rating.6 De ECAF zorgtervoor dat de vier kredietbeoordelingsbron-nen7 die het gebruikt consistent, accuraat envergelijkbaar zijn. Ter voorbereiding op deinvoering van de enkelvoudige onderpand-lijst op 1 januari 2007, heeft het Eurosys-teem het ECAF gedurende 2006 voltooidzodat het zowel verhandelbare als niet-ver-handelbare activa zou omvatten.

– Onderpand dient accuraat en dagelijks teworden gewaardeerd. Als voor een bepaaldactivum op de werkdag voorafgaand aan dedag van waardering geen geldige marktkoersbeschikbaar is, bepaalt het Eurosysteem eentheoretische koers. In april 2006 zijn tweewaarderingscentra van het Eurosysteem inwerking getreden voor het leveren van theo-retische waarderingen: het ene wordtbeheerd door de Deutsche Bundesbank voorde waardering van complexe vastrentendeschuldbewijzen en de andere door de Ban-que de France voor de waardering van effec-ten met activa als onderpand.

– Teneinde het hoofd te bieden aan markt- enliquiditeitsrisico’s, worden risicobeheer-singsmaatregelen toegepast op het onder-pand nadat het is gewaardeerd. Terwijl zijhet Eurosysteem beschermen tegen f inan-ciële risico’s bij zijn transacties, hebben dezemaatregelen tot doel te voorkomen dattegenpartijen worden bestraft en hen in staatte stellen beleenbare activa eff iciënt tegebruiken. In 2006 heeft het Eurosysteemdaarom een uniform methodologisch kaderopgesteld voor het afleiden van surplusper-centageschema’s voor zowel verhandelbareals niet-verhandelbare beleenbare activa,wederom met het oog op de invoering van deenkelvoudige lijst op 1 januari 2007.

1.2 VALUTATRANSACTIES

In 2006 ondernam de ECB om beleidsredenengeen interventies op de valutamarkt. Haar valu-tatransacties hielden uitsluitend verband metinvesteringsactiviteiten. Voorts verrichtte deECB geen valutatransacties in niet tot het euro-gebied behorende valuta’s die deelnemen aanhet ERM II.

In 2006 werd drie keer gebruik gemaakt van devaste overeenkomst tussen de ECB en het IMF.Krachtens deze overeenkomst kan het IMFnamens de ECB transacties in bijzondere trek-kingsrechten (SDR-special drawing rights) ini-tiëren met andere houders van bijzondere trek-kingsrechten.

1.3 INVESTERINGSACTIVITEITEN

De investeringsactiviteiten van de ECB zijnzodanig georganiseerd dat er geen vertrouwe-lijke informatie over het centrale-bankbeleidkan worden gebruikt bij het nemen van de inves-teringsbeslissingen. Een reeks regels en proce-dures, bekend als de Chinese Wall, schermt dezich met operationele investeringen bezighou-dende eenheden af van de andere afdelingen.

De ECB heeft twee portefeuilles op haar balans:haar deviezenportefeuille en haar eigen vermo-gen.

BEHEER VAN EXTERNE RESERVESDe deviezenportefeuille van de ECB weerspie-gelt de overdrachten van externe reserves vande NCB’s van het eurogebied aan de ECB, als-ook de vroegere deviezen- en goudtransactiesvan de ECB. Het beheer van de externe reservesvan de ECB strekt ertoe te waarborgen dat deECB te allen tijde kan beschikken over een toe-

104ECBJaarverslag2006

6 “Single A” wil zeggen een minimale lange-termijnrating van “A-” door Fitch of S&P, of “A3” door Moody’s.

7 De vier bronnen zijn: externe kredietbeoordelingsinstellingen(of rating agencies), interne kredietbeoordelingssystemen vannationale centrale banken, op interne ratings gebaseerde syste-men van tegenpartijen of rating-instrumenten van derden. Elkekredietkwaliteitbeoordelingsbron omvat een aantal verschillendekredietkwaliteitbeoordelingssystemen.

Page 106: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

reikend bedrag aan liquide middelen voor hetverrichten van valutabeleidstransacties metbetrekking tot niet-EU-valuta’s. De doelstellin-gen voor het beheer van de externe reserves vande ECB zijn, in volgorde van belang, liquiditeit,veiligheid en rendement.

De portefeuille van de ECB bestaat uit Ameri-kaanse dollars, Japanse yen, goud en specialetrekkingsrechten. De tegoeden in goud en in bij-zondere trekkingsrechten werden in 2006 nietactief geïnvesteerd. De ECB verkocht in de loopvan het jaar in totaal rond 80 ton goud. Dezegoudverkopen waren volledig in overeenstem-ming met de goudovereenkomst tussen de cen-trale banken van 27 september 2004, die doorde ECB werd ondertekend. De totale opbrengstvan de goudverkopen werden toegevoegd aan deportefeuille in Japanse yen.

De waarde van de netto externe reserves van deECB8 tegen huidige wisselkoersen en marktprij-zen daalde van €43,5 miljard9 eind 2005 naar€42,3 miljard eind 2006, waarvan €32,0 miljardluidde in vreemde valuta – de Japanse yen en deAmerikaanse dollar – en €10,3 miljard in gouden SDR’s. Op basis van de wisselkoersen vaneind 2006, vertegenwoordigden in Amerikaansedollar luidende activa 83% van de deviezenre-serves, en bestond de overige 17% uit in Japanseyen luidende activa. De verandering in dewaarde van de portefeuille gedurende 2006 wasvoornamelijk het gevolg van de depreciatie vande Amerikaanse dollar en de Japanse yen tenopzichte van de euro, die slechts gedeeltelijkwerd gecompenseerd door de appreciatie vangoud en door de positieve netto opbrengsten(waaronder kapitaalwinsten en rentebaten) uitportefeuillebeheeractiviteiten.

Het nieuwe operationele kader voor het externe-reservebeheer van de ECB werd in januari 2006soepel geïmplementeerd. Elke NCB mag nu inde regel slechts één portefeuille beheren (d.w.z.ofwel een Amerikaanse-dollar- ofwel eenJapanse-yenportefeuille), met thans twee NCB’sdie er twee beheren.10 Deze verandering heeft deefficiëntie van het gedecentraliseerd uitvoeren

van beleggingstransacties binnen het Eurosys-teem vergroot.

In 2006 werd verder gewerkt aan de uitbreidingvan de lijst van beleenbare instrumenten waarinde externe reserves kunnen worden belegd.Deviezenswaps voor beleggingsdoeleinden enAmerikaanse STRIP’s11 zijn aan deze lijst toe-gevoegd. Tevens is vooruitgang geboekt met dewerkzaamheden voor het introduceren van ren-teswaps, waarbij de interne systeemtests nage-noeg afgerond zijn. Er is een proefprojectgestart om een automatic securities lending pro-gramme (ASLP) op te zetten, en de ECB zal eenleverancier aanwijzen die een ASLP voor deAmerikaanse-dollarportefeuille moet leveren.

BEHEER VAN HET EIGEN MIDDELEN De eigen-vermogenportefeuille van de ECBbestaat uit de belegde tegenwaarde van het vol-gestorte kapitaal van de ECB, evenals bedragendie van tijd tot tijd worden aangehouden in haaralgemeen reservefonds en haar voorzieningtegen wisselkoers-, rente- en goudprijsrisico’s.De bedoeling van deze portefeuille is de ECBinkomsten te verschaffen om haar operationeleuitgaven te dekken. Het beheer ervan moet opde lange termijn opbrengsten genereren diehoger zijn dan de gemiddelde basisherfinancie-ringsrente van de ECB. De portefeuille is belegdin in euro luidende activa.

De waarde van de portefeuille tegen huidigemarktprijzen groeide van €6,4 miljard eind 2005naar €7,5 miljard eind 2006. Het grootste deelvan de stijging in marktwaarde was het gevolg

105ECB

Jaarverslag 2006

8 De netto externe reserves worden berekend als off iciële reser-ves, plus door ingezetenen aangehouden deposito’s in buiten-landse valuta, min toekomstige vaststaande aanspraken op devie-zenreserves als gevolg van repo- en termijntransacties.Voorgedetailleerde informatie, zie www.ecb.int/stats/external/reserves/templates/html/index.en.html.

9 Het in het Jaarverslag van 2005 opgenomen bedrag (€41,0 mil-jard) was uitsluitend gebaseerd op off iciële-reservecijfers. Indeze publicatie wordt een verfijning van de definitie van nettoreserves doorgevoerd, die in voetnoot 8 wordt toegelicht.

10 Voor meer gegevens, zie het artikel getiteld “Portfolio manage-ment at the ECB” in het ECB Maandbericht van april 2006.

11 STRIP staat voor Separate Trading of Registered Interest andPrincipal, en is een waardepapier gecreëerd door het scheidenvan de obligatiehoofdsom en de rentebetalingen in een Ameri-kaanse staatsobligatie.

Page 107: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

van de investering van de in 2005 door de ECBgecreëerde voorziening tegen wisselkoers- enrenterisico in de eigen-vermogenportefeuille.Beleggingsrendementen droegen eveneens posi-tief bij aan de stijging in marktwaarde.

In de loop van het jaar werden obligaties metnulcoupon en handelspapier van hoge kwaliteituitgegeven door entiteiten die reeds in aanmer-king kwamen voor het beleggen van eigen ver-mogen, toegevoegd aan de beleggingsalternatie-ven die ter beschikking staan voor het beheervan deze portefeuille. Bovendien werd de lijstvan in aanmerking komende emittenten vangedekte obligaties en obligaties zonder onder-pand uitgebreid.

PROBLEMEN INZAKE RISICOBEHEERDoor haar beleggingsactiviteiten is de ECB bloot-gesteld aan f inanciële risico’s, zoals markt-,krediet- en liquiditeitsrisico’s. Deze risico’sworden beheerst via strikte beleidsregels en pro-cedures, een uitgebreide limietstructuur en dedagelijkse controle op het voldoen aan dezelimieten.12 Het risicobeheersingskader voorbeleggingstransacties van de ECB werd gedu-rende 2006 verder verbeterd. Wat betreft hetbeheersen van het renterisico, zijn bindenderelatieve Value-at-Risk (VaR)-limieten13 voorportefeuilles ten opzichte van referentieporte-feuilles geïntroduceerd, ter vervanging vanlooptijdlimieten.

Het dominante risico dat de ECB loopt, is hetmarktrisico. Een uitsplitsing van de VaR van debeleggingsportefeuilles van de ECB laat ziendat bij elk conventioneel betrouwbaarheidsni-veau, meer dan negen-tiende van het marktri-sico wordt veroorzaakt door valuta- en goud-prijsrisico’s, en voor het resterende deel door hetrenterisico. VaR-ramingen van het kredietrisicovan de ECB zijn zelfs lager dan die van het ren-terisico, aangezien het kredietrisico wordt ver-kleind door strikte beleenbaarheidscriteria enlimieten voor landen, emittenten en tegenpar-tijen.

Financiële risico’s worden grotendeels bepaalddoor de omvang en valutasamenstelling van de

externe reserves van de ECB en, in minderemate, door de allocatie van activa binnen de ver-schillende valutaportefeuilles. Het lage renteri-sico is echter tevens het gevolg van de betrek-kelijk lage, gewijzigde looptijd van debeleggingsportefeuilles van de ECB.

106ECBJaarverslag2006

12 Zie voetnoot 10.13 VaR op betrouwbaarheidsniveau α en horizon T wordt gedefi-

nieerd als het verlies dat aan het einde van de horizon T met eenwaarschijnlijkheid van 1-α zal worden overschreden. De bere-kening van VaR-cijfers voor kredietrisico zijn moeilijker enonderhevig aan meer aannames dan de berekening van VaR-cij-fers voor de markt.

Page 108: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

107ECB

Jaarverslag 2006

Het Eurosysteem heeft de statutaire taak om degoede werking van het betalingsverkeer tebevorderen. Het belangrijkste instrument voorhet vervullen van die taak bestaat – naast hetuitoefenen van toezicht (zie §4 van Hoofdstuk4) – uit het bieden van faciliteiten voor een effi-ciënte en gedegen afwikkeling van betalingenen effectentransacties. Daartoe heeft het Euro-systeem TARGET (Trans-European AutomatedReal-time Gross Settlement Express Transfersystem) ontwikkeld, een real-time gross settle-ment-systeem (RTGS-systeem) voor grote be-talingen in euro. Men is inmiddels ver gevorderdmet de ontwikkeling van een tweede generatie,TARGET2 genaamd. De bedoeling is dat de eer-ste groep landen op 19 november 2007 hieropovergaat.

Voor de afwikkeling van effectentransactiesworden door het Eurosysteem en de markt ver-scheidene mogelijkheden geboden om hetgrensoverschrijdende gebruik van onderpand tevergemakkelijken. Daarnaast studeert het Euro-systeem momenteel op mogelijkheden om viahet gemeenschappelijke platform met geharmo-niseerde procedures aan effectenbewaarbedrij-ven diensten te leveren op het gebied van effec-tenafwikkeling in centrale-bankgeld, tenbehoeve van TARGET2-betaaldiensten (TAR-GET2-Securities).

2.1 TARGET

Het huidige TARGET-systeem is een “systeemvan systemen”, opgebouwd uit de nationaleRTGS-systemen van zeventien lidstaten van deEU, het betalingsmechanisme van de ECB(EPM) en een koppelingsmechanisme dat hetmogelijk maakt tussen de gekoppelde systemenbetalingen te verwerken.

In 2006 heeft TARGET verder bijgedragen aande soepele werking van de eurogeldmarkt en,omdat de krediettransacties van het Eurosys-teem via dit systeem worden verwerkt, wederomeen belangrijke rol gespeeld bij de tenuitvoer-legging van het gemeenschappelijke monetairebeleid. Vanwege de door het systeem geboden

real-time verrekening in centrale-bankgeld ende brede marktdekking werd TARGET ookgebruikt voor een verscheidenheid aan anderebetalingen. TARGET heeft in 2006 soepel engoed gefunctioneerd, waarbij de tendens omgrote betalingen in toenemende mate in euro teverrekenen werd voortgezet; conform debeleidsdoelstelling van het Eurosysteem omverrekeningen in centrale-bankgeld te bevorde-ren als een uitzonderlijk veilige manier vanbetalen. In 2006 werd 89% van de totale omzetaan grote betalingen in euro via TARGET ver-werkt. TARGET kan worden gebruikt voor allein euro luidende overboekingen tussen aange-sloten banken, waarbij ten aanzien van hetbedrag geen boven- of ondergrens geldt. Derge-lijke overboekingen kunnen zowel worden ver-richt tussen banken binnen dezelfde lidstaat vande EU (binnenlandse betalingen) als tussen ban-ken in verschillende lidstaten van de EU (grens-overschrijdende betalingen).

Volgens een in 2006 gehouden enquête teldeTARGET per 31 december 2005 10.564 deelne-mers. In totaal kunnen rond 53.000 instellingen,waaronder vooral bijkantoren van deelnemers,via TARGET worden bereikt met behulp van eenBank Identif ier Code (BIC).

Volgend op haar besluit niet aan TARGET2 meete doen, heeft Sveriges Riksbank in 2006 voor-bereidingen getroffen voor de loskoppeling, per2 januari 2007, van haar TARGET-componentE-RIX.

DOOR TARGET VERWERKTE TRANSACTIESIn 2006 zijn de gemiddeld door TARGET perdag verwerkte betalingen zowel in aantal als inwaarde met 10% gestegen. In Tabel 12 wordteen overzicht gegeven van het door TARGET in2006 verwerkte betalingsverkeer, waarbij ookeen vergelijking wordt gemaakt met 2005. In2006 bereikte de algehele beschikbaarheid vanTARGET, d.w.z. de tijd dat TARGET gedurendede openingsuren door de deelnemers zonderincidenten kon worden gebruikt, een niveau van99,87%. Van de grensoverschrijdende betalin-gen werd 96,75% binnen vijf minuten verwerkt.

2 BETALINGSVERREKENINGS- ENEFFECTENAFWIKKELSYSTEMEN

Page 109: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

108ECBJaarverslag2006

NOODVOORZIENINGEN BINNEN TARGET VOORSTELSELKRITISCHE BETALINGENAls gevolg van de centrale rol die TARGET bin-nen de markt speelt en de door het systeemgeboden brede marktdekking, is het voor eenbetrouwbare en soepele werking ervan vanessentieel belang dat een gedegen beschermingwordt geboden tegen een groot aantal bedreigin-gen. Het is van het allergrootste belang dat stel-selkritische betalingen – betalingen die, als zeniet tijdig worden verwerkt, een systeemrisicomet zich meebrengen – onverwijld worden uit-gevoerd, ook onder abnormale omstandigheden.Het Eurosysteem heeft noodvoorzieningengetroffen om te waarborgen dat dergelijke be-talingen op ordelijke wijze worden verwerkt, ookals TARGET niet zou functioneren. In 2006 zijnwederom door central banken proeven uitge-voerd (veelal met inschakeling van commerciëlebanken), waarbij de goede werking van de nood-voorzieningen binnen TARGET is vastgesteld.De proeven hebben uitgewezen dat het Eurosys-teem goed in staat is te waarborgen dat de be-talingssystemen en de financiële markten in een

crisissituatie zonder problemen blijven functio-neren.

KOPPELING LIDSTATEN DIE IN 2004 TOT DE EUTOETRADENIn oktober 2002 heeft de Raad van Bestuurbesloten dat, na de uitbreiding van de EU in2004, de nationale banken van de nieuwe lidsta-ten de mogelijkheid – maar niet de verplichting– zouden krijgen tot aansluiting op het huidigeTARGET-systeem. Gezien de beperkte reste-rende levensduur van TARGET in zijn huidigevorm en met het oog op kostenbesparing heefthet Eurosysteem alternatieven voor volledigeintegratie ontwikkeld, waardoor de systemenvan de nieuwe lidstaten aan het huidige TAR-GET-systeem gekoppeld kunnen worden.

Na de koppeling van Narodowy Bank Polski metTARGET via het RTGS-systeem van Bancad’Italia in 2005, is op 20 november 2006 ook hetin euro werkende RTGS-systeem van Eesti Pankvia het systeem van Banca d’Italia op TARGETaangesloten. De Sloveense banken kunnen sindsjuli 2005 gebruik maken van TARGET doormiddel van toegang op afstand tot de DuitseTARGET-component. Banca Slovenije heeft uiteff iciëntieoverwegingen besloten om, in plaatsvan een eigen in euro werkend RTGS-systeemte ontwikkelen, voor de aansluiting op TARGETgebruik te maken van het RTGS-systeem vanDeutsche Bundesbank. Banca Slovenije werd op2 januari lid van het Eurosysteem.

BETREKKINGEN MET GEBRUIKERS VAN TARGETEN BEHEERDERS VAN RTGS-SYSTEMEN INANDERE MUNTGEBIEDENHet ESCB onderhoudt nauwe betrekkingen metde gebruikers van TARGET om te waarborgendat aan de wensen van deze gebruikers terdegeaandacht wordt geschonken en dat daaraan oppassende wijze wordt tegemoetgekomen. Even-als in voorgaande jaren zijn in 2006 regelmatigbijeenkomsten gehouden tussen de aan TAR-GET gekoppelde nationale centrale banken ende nationale TARGET-gebruikersgroepen. Daar-naast hebben gezamenlijke bijeenkomsten plaats-gehadvan de TARGET2 Werkgroep van het ESCBen de TARGET Werkgroep van het Europese

Tabe l 12 Be ta l i n g s ve rkee r i n TARGET 1)

Mutatie Aantal betalingen 2005 2006 (%)

Totaal generaal Totaal 76.150.602 83.179.996 9Daggemiddelde 296.306 326.196 10Binnenlands 2)

Totaal 58.467.492 64.162.211 10Daggemiddelde 227.500 251.617 11Grensoverschrijdend Totaal 17.683.110 19.017.785 8Daggemiddelde 68.806 74.580 8

Bedrag Mutatie(EUR miljard) 2005 2006 (%)

Totaal generaal Totaal 488.900 533.541 9Daggemiddelde 1.902 2.092 10Binnenlands 2)

Totaal 324.089 348.764 8Daggemiddelde 1.261 1.368 8Grensoverschrijdend Totaal 164.812 184.777 12Daggemiddelde 641 725 13

Bron: ECB.1) 257 werkdagen in 2005 en 255 werkdagen in 2006.2) Met inbegrip van het betalingsverkeer van deelnemers opafstand.

Page 110: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

109ECB

Jaarverslag 2006

bankwezen om over operationele onderwerpenmet betrekking tot TARGET te spreken. Strate-gische onderwerpen zijn behandeld in de Con-tact Group on Euro Payments Strategy, waarinhoge functionarissen van commerciële en cen-trale banken zitting hebben. Het Eurosysteemonderhield in 2006 als beheerder van het groot-ste RTGS-systeem ter wereld nauwe contactenmet de beheerders van dergelijke systemen inandere belangrijke muntgebieden. Door de toe-nemende gezamenlijke belangen, onder meer alsgevolg van de activiteiten in het kader van Con-tinuous Linked Settlement (CLS), is de behoefteontstaan aan gezamenlijk overleg over operatio-nele aangelegenheden.

2.2 TARGET2

Op 21 juli 2006 heeft de Raad van Bestuur een“Communication on TARGET2” uitgebrachtmet daarin een uitleg van de lichte wijzigingenin het tarievenstelsel van de kerndiensten vanTARGET2, een beschrijving van de basisele-menten van het tarievenstelsel voor clearing- ensettlementsystemen, en informatie over de ver-schillende wijzen waarop aan TARGET2 kanworden deelgenomen. Verder bevatte dit berichteen uiteenzetting van het nieuwe tarievenstelselvoor de optionele faciliteit om liquiditeit te“poolen” en nieuwe elementen in het tarieven-stelsel. Dankzij deze herzieningen omvat hettarievenstelsel van TARGET2 thans alle vormenvan toegang tot het systeem.

Verder heeft de Raad van Bestuur op 22 novem-ber 2006 zijn derde voortgangsrapportagebetreffende TARGET2 gepubliceerd. Dit verslagbevat informatie over de meest recente beslui-ten van het Eurosysteem ten aanzien vanlopende tarifering- en juridische aangelegenhe-den, alsook over noodvoorzieningen en dekomende test- en migratie-activiteiten. Het ver-slag vermeldt daarnaast dat de voorbereidendewerkzaamheden volgens plan verliepen enbevestigt dat 19 november 2007 de startdatumis voor TARGET2. De data voor de twee daar-opvolgende migratiegolven, waarna alle cen-trale banken en TARGET-gebruikers gemigreerd

zullen zijn naar TARGET2, worden eveneensbevestigd (18 februari en 19 mei 2008).

Met betrekking tot het stelsel van tarieven voorde kerndiensten heeft de Raad van Bestuurbesloten om de op transactievolume gebaseerdedegressieve tarievenstructuur uit te breiden meteen tarief van 12,5 eurocent voor elke betalingboven de 100.000 betalingen per maand. Dezewijziging in het tarievenstelsel werd mogelijkgemaakt door een opwaartse herziening van deverwachtingen ten aanzien van het betalingsvo-lume. Deze herziening volgde op een analysevan het betalingsvolumebeloop in het huidigeTARGET-systeem, die wees op een hoger duur-zaam groeitempo dan aanvankelijk was voorzien.

De Raad van Bestuur heeft ook een besluitgenomen over de drie tariefelementen voor clearing- en settlementsystemen. Ten eerste zaleen vast tarief van €12.000 per jaar wordenberekend voor elk systeem dat in centrale-bank-geld verrekent, ongeacht of hiervoor gebruikwordt gemaakt van het RTGS-systeem of van dethuisrekening van de desbetreffende centralebank. Een tweede vast tarief, dat varieert van€5,000 tot €50,000 per jaar, zal gaan geldenvoor systemen op basis van hun onderliggendebruto waarde. Verder gaat er een derde transac-tietarief gelden voor deze systemen, waarvoorgekozen zal kunnen worden tussen een basista-rief en een degressief tarief (in beide gevallentevens bestaand uit een vast-tariefelement).

Tevens is besloten het tarief voor het “poolen”van liquiditeit te verlagen en deze faciliteit daar-door aantrekkelijker te maken voor banken.14

Het “poolen” van liquiditeit wordt als zinvolervaren omdat hierdoor de versplintering die hetgevolg is van het aanhouden van meerdere reke-ningen binnen het Eurosysteem, wordt voorko-men. Verder zal binnen groepsrekeningen eengroepstarief gaan gelden. Het komt erop neerdat hierbij voor alle groepsbetalingen hetdegressief transactietarief zal worden gehan-

14 Voor nadere details wordt verwezen naar “Communication onTARGET2” van de ECB; publicatiedatum: 21 juli 2006(http://www.ecb.int/pub/pub/paym/html/index.en.html).

Page 111: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

110ECBJaarverslag2006

teerd dat normaliter geldt voor betalingsop-drachten die vanaf één rekening komen.

Voor deelname biedt TARGET2 de twee “klas-sieke” mogelijkheden, te weten directe en indi-recte deelname. Deelname kan ook wordengeorganiseerd via toegang door “meerderegeadresseerden”. Dankzij deze optie kan eendirecte deelnemer tot de groep behorende bij-kantoren en dochterondernemingen in de Euro-pese Economische Ruimte autoriseren betalin-gen via zijn RTGS-rekening te laten lopenzonder daarin zelf te bemiddelen. Bovendienkan elke cliënt of directe deelnemer met eenBIC via zijn directe deelnemer betaalopdrach-ten versturen of betalingen ontvangen in TAR-GET2 (“adresseerbare BIC-toegang”). Vanuittechnisch en operationeel oogpunt is adresseer-bare BIC-toegang gelijk aan indirecte deelname,met dit verschil dat in het laatste geval de indi-recte deelnemer door het systeem wordt herkenden daardoor prof iteert van de beschermendebepalingen van de nationale wet waarmee uit-voering wordt gegeven aan de Settlement Fina-lity Directive, mits die wet ook betrekking heeftop indirecte deelnemers.

Naast de technische ontwikkeling van het SingleShared Platform (SSP) waren in 2006 de werk-zaamheden gericht op het juridische kader voorTARGET2, de ontwikkeling van interne operationeleprocedures en de beschrijving van een gebruiker-stestplan. Het ligt in de bedoeling om in mei 2007met de gebruikerstests te beginnen, omdat de eerstegroep landen op 19 november 2007 naar TARGET2migreert. Op 11 juli 2006 ontving het bankwezen eenop de gebruiker gericht projectplan dat een indicatiegeeft van de belangrijkste mijlpalen in hetTARGET2-project.

Op de webpagina’s van sites van de ECB en denationale centrale banken valt de laatste rele-vante informatie over bij voorbeeld TARGET2te lezen:

– Op 17 februari 2006, publiceerde het Euro-systeem informatie over de overlapping tus-sen de migratie naar TARGET2 en die naarSWIFTNet Phase 2. Geadviseerd werd de

migratie naar SWIFTNet Phase 2 eerst af teronden alvorens naar TARGET2 te migreren,ondanks het feit dat de twee migraties niettechnisch afhankelijk van elkaar zijn.

– De nationale migratieprofielen werden tus-sen april en november 2006 regelmatig bij-gesteld. Deze profielen laten voor elke cen-trale bank zien welke SSP-modules gebruiktgaan worden en hoe clearing- en settlement-systemen vanaf de dag na de migratie naarTARGET2 gaan verrekenen. Ter aanvullingop deze profielen werd op 30 oktober 2006een overzicht gepubliceerd van het eventu-ele gebruik van een eigen thuisrekening doorcentrale banken.

– Op 7 december 2006 verscheen het gebrui-kershandboek voor de Information and Con-trol Module of the SSP, terwijl tussentijdseversies van het User Detailed FunctionalSpecifications book 4 on XML messages ende desbetreffende XML scheme files het helejaar door werden uitgebracht.

– Een voorlopige versie van de handleidingvoor TARGET2-gebruikerstests, waarin deprocedures voor tests en de autorisatie vandeelnemers worden uiteengezet, kwam op 7 november 2006 uit. Verder kwam op 31 januari 2007 een on-line applicatie terbeschikking om toekomstige TARGET2-deelnemers informatie over de gebruiker-stests te verschaffen.

2.3 TARGET2-SECURITIES

Op 7 juli 2006 maakte de ECB bekend dat hetEurosysteem bezig was mogelijkheden te onder-zoeken voor de levering van diensten voor deafwikkeling van effectentransacties in euro diein centrale-bankgeld worden verrekend.

In het huidige systeem verrekenen de centraleeffectenbewaarbedrijven van het eurogebied hetin centrale-bankgeld uitgedrukte gedeelte vaneffectentransacties in euro via de plaatselijkeRTGS-component van het TARGET-stelsel.

Page 112: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

111ECB

Jaarverslag 2006

Hiervoor moeten de desbetreffende effectenbe-waarbedrijven tevens deelnemen aan het natio-nale RTGS-systeem van het land waar hetbedrijf is gevestigd. Dit betekent dat bedrijvendie als settlementinstelling deelnemen aan meerdan een effectenbewaarbedrijf een settlement-rekening dienen aan te houden in elke relevanteTARGET-component.

Met de invoering van TARGET2 wordt het vooriedere deelnemer daaraan mogelijk om via eenenkele TARGET2-rekening transacties te ver-richten via elk effectenbewaarbedrijf dat cen-trale-bankgeld verrekent in euro. Deze moge-lijkheid zal waarschijnlijk leiden tot eenstijgende vraag naar de mogelijkheid om effec-tenafwikkeling ook gecentraliseerd te latenverlopen, via een gemeenschappelijke effecten-rekening. Hierdoor zouden TARGET2-deelne-mers namelijk hun liquiditeitsbeheer voor geld-markttransacties tegen of zonder onderpandkunnen optimaliseren en zodoende de voorde-len van TARGET2 volledig benutten. Na deinvoering van een gemeenschappelijke dienstbinnen het Eurosysteem voor de afwikkelingvan effectentransacties krijgen TARGET2-deel-nemers de keuzemogelijkheid om op een geïn-tegreerde wijze met hun TARGET2-kasrekeninghun effectenportefeuille te beheren. Een derge-lijk platform zou slechts settlementdiensten aaneffectenbewaarbedrijven leveren, terwijl deoverige diensten van effectenbewaarbedrijven(zoals beheershandelingen, bewaarfuncties,bewaarneming en beheer) door deze bedrijvenzelf zouden blijven worden aangeboden. Geke-ken zal worden naar welke synergievoordelen ervoor de markt te behalen zijn met ander facili-teiten van het Eurosysteem, met name in ver-band met het TARGET2-systeem.

Het Eurosysteem heeft de mogelijke komst vaneen nieuw effectenafwikkelingsplatform, TAR-GET2-Securities geheten, aangekondigd. Dedaaropvolgende besprekingen met effectenbe-waarbedrijven en andere marktdeelnemers von-den op zowel nationaal als Europees niveauplaats. Op 28 september werd de voorlopigereactie van de markt op TARGET2-Securities opde website van de ECB gepubliceerd. Daarin

vroeg de industrie in zijn geheel aan het Euro-systeem om nadere gegevens over dit initiatief,terwijl banken over het algemeen meer poten-tiële kansen zagen dan effectenbewaarbedrijven.Het project kreeg resolute steun van de Euro-pese Commissie.

Op 20 oktober 2006 maakte de ECB bekend datde Raad van Bestuur de Payment and SettlementSystems Committee verzocht had om een gede-tailleerd onderzoek uit te voeren naar de opera-tionele, economische, wettelijke en technischehaalbaarheid van TARGET2-Securities. Vanafmedio december 2006 is een reeks vergaderin-gen belegd met verschillende belanghebbendenom een breed scala van onderwerpen in verbandmet het initiatief te bespreken.

TARGET2-Securities, dat volledig in eigendomen beheer van het Eurosysteem zal blijven, zoudoor zijn hoge eff iciëntieniveau en de techni-sche harmonisatie die dit systeem bij de markt-deelnemers zou opleveren – met name op hetgebied van grensoverschrijdende activiteiten –aanzienlijke kostenbesparingen kunnen bieden.Implementatie van TARGET2-Securities zoueen grote stap voorwaarts betekenen in de rich-ting van een gemeenschappelijke interface vanhet Eurosysteem met de markt. Daarnaast zouhet ook als interface kunnen gaan fungeren methet onderpandbeheer van het Eurosysteem endaardoor het liquiditeitbeheer in geheel Europavergemakkelijken. Ook zouden mogelijk syner-gievoordelen te behalen zijn met andere facili-teiten van het Eurosysteem, in het bijzonderTARGET2 en oplossingen voor het grensover-schrijdend gebruik van onderpand.

2.4 AFWIKKELINGSPROCEDURES VOORONDERPAND

Beleenbare activa kunnen grensoverschrijdend alsonderpand worden gebruikt voor alle typen kre-diettransactie binnen het Eurosysteem door mid-del van het correspondentenmodel voor centralebanken of via goedgekeurde koppelingen tusseneffectenafwikkelsytemen in het eurogebied. Hetcorrespondentenmodel wordt door het Eurosys-

Page 113: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

112ECBJaarverslag2006

teem geboden, terwijl de oplossing van goedge-keurde koppelingen uit de markt komt.

De door het Eurosysteem als grensoverschrij-dend onderpand aangehouden activa stegen van€440 miljard in december 2005 tot €514 miljardin december 2006. Eind 2006 vertegenwoor-digde grensoverschrijdend onderpand 52,3%van het totale aan het Eurosysteem verstrekteonderpand. In 2006 oversteeg het grensover-schrijdende gebruik van onderpand voor heteerst het binnenlandse gebruik daarvan. Dezecijfers bevestigen de in de afgelopen jaren waar-neembare trend van groeiende integratie van definanciële markten in het eurogebied en een toe-nemende bereidheid van tegenpartijen om activain portefeuille te houden die zich elders in heteurogebied bevinden.

HET CORRESPONDENTENMODEL VOOR CENTRALEBANKENHet correspondentenmodel voor centrale ban-ken was wederom het belangrijkste instrumentvoor de grensoverschrijdende overdracht vanonderpand bij de monetaire-beleidstransactiesen krediettransacties van het Eurosysteem gedu-rende de werkdag. Het model nam 39,7% vanhet totale in 2006 aan het Eurosysteem ver-strekte onderpand voor zijn rekening. De via hetcorrespondentenmodel voor centrale banken inbewaring gehouden activa zijn toegenomen van€353 miljard per ultimo 2005 tot €414 miljardper ultimo 2006.

De werkzaamheden ter herziening van het tech-nische en operationele kader van het correspon-dentenmodel voor centrale banken, die ook detenuitvoerlegging behelsden van het nieuweonderpandkader van het Eurosysteem dat doorde Raad van Bestuur in juli 2005 is goedge-keurd, werden in 2006 voltooid. Het bedoeldekader is ook herzien met oog op de integratievan nieuwe landen in het eurogebied. In dit ver-band werd op 21 december 2006 de overeen-komst in het kader van het correspondentenmo-del voor centrale banken getekend.

Aangezien er door de markt geen volwaardigalternatief wordt geboden voor het correspon-

dentenmodel voor centrale banken, dat bij ont-stentenis van een oplossing vanuit de markt voorhet gehele eurogebied oorspronkelijk als tussen-oplossing was bedoeld, besloot de Raad vanBestuur op 3 augustus 2006 deze dienst tot na2007 te blijven verlenen. De ECB is ook bezigmet een analyse van de mogelijkheden om hetoperationele kader voor het onderpandbeheerbinnen het Eurosysteem te harmoniseren.

GOEDGEKEURDE KOPPELINGEN TUSSENNATIONALE EFFECTENAFWIKKELSYSTEMENNationale effectenafwikkelsystemen kunnendoor middel van contractuele en operationeleregelingen worden gekoppeld om de grensover-schrijdende overdracht van berekenbare effec-ten tussen die systemen mogelijk te maken. Alsbeleenbare effecten eenmaal via dergelijke kop-pelingen aan een ander effectenafwikkelsysteemzijn overgedragen, kunnen zij via de plaatselijkeprocedures op dezelfde wijze worden gebruiktals binnenlands onderpand. Momenteel zijnvoor tegenpartijen 59 koppelingen beschikbaar,waarvan slechts een beperkt aantal actief wordtbenut. Bovendien bestrijken deze koppelingenslechts een deel van het eurogebied. Koppelin-gen mogen worden gebruikt voor de krediet-transacties van het Eurosysteem wanneer zijvoldoen aan de negen gebruikersnormen van hetEurosysteem.15 Het Eurosysteem beoordeeltnieuwe koppelingen of aanpassingen van goed-gekeurde koppelingen op basis van deze nor-men. In 2006 werden drie bestaande koppelin-gen aangepast en goedgekeurd. Bovendienwordt het mogelijke gebruik van enkele doorge-schakelde koppelingen, waarmee meer dan tweeeffectenbewaarbedrijven gemoeid zijn, momen-teel aan een beoordeling onderworpen.

Het via koppelingen aangehouden onderpand istoegenomen van €91 miljard in december 2005tot €99 miljard in december 2006, maar maakteslechts 10,5% uit van het totale door het Euro-systeem aangehouden grensoverschrijdende enbinnenlandse onderpand.

15 “Standards for the use of EU securities settlement systems inESCB credit operations”, januari 1998.

Page 114: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

113ECB

Jaarverslag 2006

3.1 DE OMLOOP VAN BANKBILJETTEN ENMUNTEN EN DE GELDVERWERKING

VRAAG NAAR EUROBANKBILJETTEN EN MUNTENEind 2006 waren er 11,3 miljard eurobankbil-jetten in omloop, met een waarde van €628,2miljard, waarmee het aantal 9,5% en de waarde11,2% toegenomen waren ten opzichte van deniveaus per eind 2005 (10,4 miljard bankbiljet-ten met een waarde van €565,2 miljard). Dewaarde van de bankbiljetten in omloop is sindsde overgang op de chartale euro in 2002 continugestegen, zij het met een afnemend twaalf-maands groeitempo (zie de Grafieken 44 en 45).In waardetermen wordt naar schatting tussen10% en 20% van de biljetten in omloop aange-houden door niet-ingezetenen van het euroge-bied, die de vraag naar eurobankbiljetten blij-ven genereren, vooral als oppotmiddel of als eenparallelvaluta.

De dynamische groei van het aantal bankbiljet-ten in omloop van €50, €100 en €500 hield in2006 aan met respectievelijk 12,5%, 9,6% en13,2%. Het aantal biljetten in omloop vanandere coupures steeg met percentages tussen2,7% en 8,2% (zie Grafiek 46).

In 2006 is het totale aantal euromunten inomloop (d.w.z. de netto omloop onder aftrek vande door de nationale centrale banken aangehou-den voorraden) met 10,4% toegenomen tot

69,5 miljard, terwijl de waarde van de munten-omloop met 7,4% steeg tot €17,9 miljard. Derelatief krachtige toename van het aantal mun-ten hield vooral verband met de aanhoudendgrote vraag naar munten met een lage waardedie het gevolg is van betrekkelijk hoge verlies-percentages en oppotten.

VERWERKING VAN BANKBILJETTEN DOOR HETEUROSYSTEEMDe aantallen uitgegeven en ontvangen eurobil-jetten bleven de licht opwaartse tendens vanvoorgaande jaren volgen. In 2006 gaven denationale centrale banken in het eurogebied 32,5 miljard bankbiljetten uit, en werden 31,5miljard bankbiljetten teruggestort. De terugkeer-frequentie16 van de bankbiljetten in omloopdaalde licht, van 3,17 in 2005 tot 3,03 in 2006.Alle bij de nationale centrale banken van heteurogebied teruggestorte eurobankbiljetten wor-den op echtheid en kwaliteit gecontroleerd metbehulp van volledig geautomatiseerde bankbil-jettenverwerkingsmachines, waardoor de kwali-teit van de bankbiljetten in omloop gegarandeerdwordt. Gedurende dit proces werden rond 5,2miljard bankbiljetten (een toename van 26,2%ten opzichte van het voorgaande jaar) door denationale centrale banken afgekeurd en vervangen.

3 BANKBILJETTEN EN MUNTEN

Gra f i ek 44 To taa l a an ta leu robankb i l j e t t en i n om loop i n depe r i ode 2002 -2006(miljarden)

Bron: ECB.

6

7

8

9

10

11

12

2002 2003 2004 2005 20066

7

8

9

10

11

12

Gra f i ek 45 Tota l e waa rde van deeu robankb i l j e t t en i n omloop in depe r i ode 2002 -2006(EUR miljard, linkerschaal; procenten, rechterschaal)

Bron: ECB.

100

200

300

400

500

600

700

2002 2003 2004 2005 20060

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

twaalfmaands groei

eurobiljetten

16 Gedefinieerd als het totale aantal bij de nationale centrale ban-ken in een bepaalde periode teruggestorte bankbiljetten gedeelddoor het gemiddelde aantal bankbiljetten dat gedurende dieperiode in omloop is.

Page 115: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

114ECBJaarverslag2006

3.2 VERVALSING VAN BANKBILJETTEN EN HETBESTRIJDEN VAN VALSEMUNTERIJ

VALSE EUROBANKBILJETTEN Na twee jaar stabiel te zijn gebleven is het aantaluit de omloop genomen vervalste eurobiljetten in2006 licht gedaald. Grafiek 47 toont de tendensvan de uit de omloop genomen vervalsingen, opbasis van sinds de invoering van eurobiljettenopgetekende halfjaarcijfers. In 2006 werden doorde Nationale Analysecentra17 in totaal rond565,00018 valse biljetten ontvangen. Een opmer-kelijke ontwikkeling in 2006 was de wijziging inde coupuresamenstelling van vervalste biljetten.Vóór 2006 richtten valsemunters zich vooral ophet €50-biljet. Het aandeel vervalste €50-biljettenis echter scherp gedaald, en het aantal vervalste€20- en, in veel mindere mate, €100-biljetten dien-overeenkomstig toegenomen (zie Tabel 13). Detotale waarde van de uit de omloop genomen ver-valste biljetten, en daarmee de door valsemunte-rij veroorzaakte potentiële financiële schade, isdientengevolge in 2006 afgenomen.

Het publiek kan vertrouwen op de veiligheid vande euro; de euro is een goed beschermde valuta,zowel wat betreft de verf ijning van de echt-heidskenmerken als de doeltreffendheid van deEuropese en nationale rechtshandhavers. Ditvertrouwen moet echter niet tot zelfgenoeg-zaamheid leiden, en de ECB raadt het publiekdan ook aan om waakzaam te blijven, en de‘voel-kijk-kantel’ test niet te vergeten.19

BESTRIJDING VAN VALSEMUNTERIJHet Eurosysteem heeft in 2006 wederom nauwsamengewerkt met Europol en de EuropeseCommissie (met name het Europese Anti-FraudOffice, OLAF) bij de bestrijding van valsemun-terij van de euro. Zowel in de EU als daarbuitenverzorgt het Eurosysteem actief opleidingenvoor professionele geldverwerkers om deze tetrainen in de herkenning en verwerking vanvalse bankbiljetten.

Het International Counterfeit Deterrence Centreheeft opnieuw steun verleend aan de CentralBank Counterfeit Deterrence Group (een groepvan 27 centrale banken die onder de auspiciënvan de G-10 samenwerken) en functioneert als

Gra f i ek 46 Aan ta l eu robankb i l j e t t en i n om loop i n de pe r i ode 2002 -2006 naa r coupure

(miljoenen)

Bron: ECB.

2002 2003 2004 2005 2006

€500

€200

€100

0100200300400500600700800900

1.0001.1001.200

01002003004005006007008009001.0001.1001.200

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

2002 2003 2004 2005 20060

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

€50

€20

€10

€5

Tabe l 13 U i t sp l i t s i ng van ve r va l s i ngen naa r coupure

€5 €10 €20 €50

Percentage 1 4 40 34

€100 €200 €500 Totaal

Percentage 18 2 1 100

Bron: Eurosysteem.

17 In elke EU lidstaat gevestigde centra voor de eerste analyse vanvervalste eurobiljetten op nationaal niveau.

18 Dit cijfer is onderhevig aan een zeer kleine correctie vanwegeverlate rapportages, met name van buiten de EU.

19 Voor nadere gegevens wordt verwezen naar http://www.ecb.int/bc/banknotes/security/html/index.en.html

Page 116: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

115ECB

Jaarverslag 2006

het technische centrum voor alle leden. Zijnvoornaamste functie is om technische assisten-tie te verlenen en een gecentraliseerd commu-nicatiesysteem te onderhouden dat ten dienstestaat aan alle partijen die betrokken zijn bij debestrijding van valsemunterij.

3.3 UITGIFTE EN PRODUCTIE VANBANKBILJETTEN

KADER VOOR HET OPSPOREN VAN VALSEBANKBILJETTEN EN HET SORTEREN VANBANKBILJETTEN OP KWALITEITHet Banknote Recycling Framework (BRF)voorziet in de opsporing van vervalste biljettenen het sorteren van bankbiljetten op kwaliteitdoor kredietinstellingen en andere professionelegeldverwerkers. Het voorziet in een gemeen-schappelijk beleid voor de heruitgifte van euro-bankbiljetten binnen de bancaire sector en eens-luidende regels en minimum standaarden voorhet verwerken van bankbiljetten, die door kre-dietinstellingen en andere professionele geld-verwerkers nageleefd moeten worden. Na eendoor de Raad van Bestuur in december 2004genomen besluit hebben alle, behalve twee,nationale centrale banken van het eurogebied,het BRF nu in nationale regelingen vertaald.

Voor kredietinstellingen en andere professionelegeldverwerkers geldt een overgangsperiode toteind 2007 waarbinnen zij hun bankbiljettensor-

teermachines aan de nieuwe vereisten moetenaanpassen. Gezien de aanzienlijke verschillenin de nationale infrastructuren voor het verwer-ken van bankbiljetten en munten, heeft de Raadvan Bestuur in december 2006 besloten de over-gangsperiode van een jaar in sommige landenvan het eurogebied te verlengen. De overgangs-periode wordt met twee jaar, tot eind 2009, ver-lengd voor Frankrijk, en met drie jaar, tot eind2010, voor Griekenland, Spanje, Ierland, Italiëen Portugal.

Een centraal element in het BRF is de eis dat dedoor geldautomaten uit te geven bankbiljettenop echtheid en kwaliteit worden gecontroleerdmet behulp van de door personeelsledenbediende machines die aan de standaarden vanhet Eurosysteem voldoen. Ook de door de cliën-ten bediende machines voor het innemen vandeposito’s en het heruitgeven van bankbiljettenmoeten voldoen aan bepaalde technische stan-daards met betrekking tot de controle en verderebehandeling van bankbiljetten. De meeste natio-nale centrale banken van het eurogebied hebbende fabrikanten van de apparatuur testmateriaalter beschikking gesteld. Daarnaast heeft de ECBeen webpagina geopend met een lijst van allemachines die aan de gemeenschappelijke test-procedure van het Eurosysteem voldoen en dusgeschikt zijn voor de heruitgifte van bankbiljet-ten.

In juli 2006 heeft de Raad van Bestuur besloteneen overgangsregime in te stellen voor de toe-komstige implementatie van het BRF in landendie zich aansluiten bij het eurogebied. De natio-nale centrale banken van lidstaten die vóór 2010op de euro overgaan zijn gehouden het BRFuiterlijk twaalf maanden nadat zij zich bij heteurogebied aangesloten hebben in te voeren.Hierna zal voor kredietinstellingen en andereprofessionele geldverwerkers een overgangspe-riode van een jaar gelden. De nationale centralebanken van landen die zich vanaf 2010 aanslui-ten bij het eurogebied zullen het BRF voordienmoeten invoeren, terwijl kredietinstellingen enandere professionele geldverwerkers alsnog eenovergangsperiode van een jaar krijgen om hunapparatuur aan te passen.

Gra f i ek 47 Aan ta l u i t om loop genomenve r va l s i ngen van eu robankb i l j e t t en i nde pe r i ode 2002 -2006(duizenden)

Bron: Eurosysteem.

0

50

100

150

200

250

300

350

2002/1 2002/2 2003/1 2003/2 2004/1 2004/2 2005/1 2005/2 2006/1 2006/20

50

100

150

200

250

300

350

Page 117: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

116ECBJaarverslag2006

Door hun operationele werkzaamheden aan hetBRF aan te passen zullen kredietinstellingen enandere professionele geldverwerkers hun ver-mogen om potentiële vervalsingen op te sporenversterken. Hiermee wordt effectief bijgedragentot hun naleving van de wettelijke verplichtingom mogelijke vervalsingen onmiddellijk uit deomloop te halen en aan de rechtshandhaversover te dragen voor nader onderzoek. Daarnaastwordt verzekerd dat kredietinstellingen huncliënten voorzien van kwalitatief goede bank-biljetten, waardoor zij beter in staat zijn echtevan vervalste biljetten te onderscheiden.

DE INVOERING VAN EEN EXTENDED CUSTODIALINVENTORY PROEFPROGRAMMAIn 2006 heeft de Raad van Bestuur besloten inAzië een Extended Custodial Inventory (ECI)proefprogramma te lanceren. Een ECI is eendoor een particuliere bank (ECI-bank) krachtenseen bewaarnemingsovereenkomst aanghoudeneurobankbiljettendepot. Het Eurosysteem ver-wacht dat het ECI-programma de internationaledistributie van eurobankbiljetten zal vergemak-kelijken en het eenvoudiger zal maken om deomloop van eurobiljetten buiten het eurogebiedte volgen. Aangezien naar raming 10% tot 20%van de totale waarde van de eurobankbiljettenin omloop buiten het eurogebied wordt aange-houden, hecht het Eurosysteem belang aanbetere informatie over deze bankbiljetten. Naeen open inschrijvingsprocedure zijn twee grotehandelsbanken die actief zijn op de groothan-delsmarkt voor bankbiljetten geselecteerd omelke één ECI uit te voeren: één in Hongkong, deander in Singapore. De Deutsche Bundesbankzal de logistieke en administratieve tegenhangervan de ECI-banken zijn. De beide ECI’s zullenin de eerste helft van 2007 in werking treden.Het ECI-proefprogramma zal gebruikt wordenom het functioneren van ECI’s, hun bijdrage totde informatie over eurobankbiljetten in omloopbuiten het eurogebied, en hun invloed op degroothandelsmarkt voor bankbiljetten te beoor-delen. Op basis van dit proefprogramma zal deRaad van Bestuur in 2008 besluiten het ECI-programma al dan niet te continuëren.

DIALOOG MET DE EUROPEAN PAYMENTS COUNCILEN ANDERE BELANGHEBBENDEN IN DECHARTALE CYCLUSAangezien de bancaire sector de belangrijkstetegenhanger is van de nationale centrale bankenis informatie over de gebruikerseisen van deverschillende belanghebbenden van belang voorde goede werking van de chartale cyclus van deeuro en de levering van de juiste chartale dien-sten door het Eurosysteem. Actuele kwestiesmet betrekking tot de chartale cyclus, zoalsalgemene kostenbesparingen, worden met Euro-pese belanghebbenden besproken in fora zoalsde Euro Cash User Group en de Cash WorkingGroup van de European Payments Council.

De organisatie van de chartale keten verschilt vanland tot land, afhankelijk van de verschillendenationale omstandigheden (zoals de structuur vande centrale bank en het handelsbankensysteem, hetjuridische kader, het betalingsgedrag van hetpubliek, de infrastructuur voor waardetransportenen geografische overwegingen). Een gestandaar-diseerde benadering van de bankbiljettenvoorzie-ning in het eurogebied is derhalve onwenselijk. DeRaad van Bestuur heeft in september 2006 echterbesloten tot het opstellen van een tijdschema eneen routekaart, met het oog op grotere convergen-tie van de chartale diensten van de nationale cen-trale banken op de middellange termijn.

BANKBILJETTENPRODUCTIE In 2006 werden in totaal 7,0 miljard bankbiljet-ten geproduceerd, tegen 3,63 miljard in 2005.Het lagere productievolume in 2005 hield vooralverband met de ingebruikname van de sinds2002 opgebouwde bankbiljettenoverschotten;door de onzekerheden rond de invoering van deeuro werd een hoog productievolume voor deaanvankelijke voorraad noodzakelijk geacht.

De toename van de productiegroei in 2006 weer-spiegelt de volgende factoren: i) een toenamevan de bankbiljettenomloop, ii) een stijging vanhet aantal bankbiljetten dat niet geschikt is voorheruitgifte, iii) intering op de voorraden van denationale centrale banken en iv) het besluit omin 2006 een deel van de in de toekomst beno-digde bankbiljetten te produceren.

Page 118: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

117ECB

Jaarverslag 2006

De productie van eurobankbiljetten is wederomtoegewezen conform het in 2002 vastgesteldegedecentraliseerde productieschema op basisvan taakverdeling. Krachtens dit schema is elkenationale centrale bank in het eurogebied ver-antwoordelijk voor de levering van een aan haartoegewezen deel van de totale productie vanbepaalde coupures (zie Tabel 14).

DE TWEEDE REEKS EUROBANKBILJETTENNa een voorbereidingsfase waarin de vereistenvoor de nieuwe serie bankbiljetten zijn vastge-steld en de mogelijke technische verbeteringenzijn geïnventariseerd, heeft de Raad van Bestuurin 2006 het voorgenomen algehele project voorde ontwikkeling van de nieuwe reeks en de startvan de industriële validering goedgekeurd. Deindustriële validering behelst het testen van dediverse veiligheidskenmerken in de praktijk enhet signaleren van mogelijke problemen in eengrootschalige productieomgeving. De meestevalideringswerkzaamheden worden uitgevoerddoor de door de ECB voor de productie van dehuidige reeks geaccrediteerde papierfabriekenen drukkerijen. Op basis van de resultaten vande industriële valideringsfase zullen de alge-mene specif icaties van de nieuwe serie bankbil-jetten worden gedef inieerd, en kan begonnenworden met het ontwerpen.

Het ontwerp van de nieuwe biljetten zal geba-seerd zijn op het in de eerste reeks gebruiktethema ‘Stijlperioden’; in het nieuwe ontwerp zaleen aantal ontwerpelementen uit deze reeksworden gebruikt. Een ontwerper is geselecteerd

om de ontwerpen van de huidige serie eennieuwe vorm te geven.

Het eerste biljet uit de nieuwe reeks zal naarverwachting over enkele jaren worden uitgege-ven. Het precieze moment en de volgorde vande uitgifte zal echter afhangen van de vorderin-gen die gemaakt worden met de ontwikkelingvan de nieuwe veiligheidskenmerken en de situ-atie met betrekking tot vervalsingen. De ver-schillende coupures van de nieuwe reeks zullengefaseerd over een periode van enkele jarenworden geïntroduceerd.

Tabe l 14 I n 2006 toegewezen bankb i l j e t t enproduc t i equote

Coupure Aantal Nationale centrale (miljoenen bank belast met

bankbiljetten) productie

€5 1.080,0 ES, FR, IE, AT, FI€10 1.780,0 DE, GR, FR, NL€20 1.940,0 DE, ES, FR, IT, PT€50 1.920,0 BE, DE, ES, IT, NL€100 280,0 IT, LU, AT€200 - -€500 - -Totaal 7.000,00

Bron: ECB.

Page 119: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

118ECBJaarverslag2006

De ECB houdt zich, bijgestaan door de natio-nale centrale banken, bezig met de ontwikke-ling, verzameling, samenstelling en publicatievan een breed scala aan statistieken ter onder-steuning van het monetaire beleid van het euro-gebied alsmede verscheidende taken van hetESCB; van deze statistieken wordt tevensgebruik gemaakt door de f inanciële markten enhet grote publiek. Evenals in voorgaande jarenis de verzameling van statistieken – waaronderstatistieken die verband houden met de voorbe-reidingen voor de uitbreiding van het euroge-bied en de EU in 2007 – in 2006 soepel verlo-pen. Eind mei werd een belangrijke mijlpaalbereikt in de strategie van de ECB voor statis-tieken op de middellange termijn met de eerstegezamenlijke publicatie van de ECB en Euro-stat van een reeks geïntegreerde niet-f inanciëleen f inanciële jaarrekeningen voor de institutio-nele sectoren van het eurogebied. De publicatievan de statistieken voor het eurogebied is ookaanzienlijk verbeterd met de lancering van eennieuwe online publicatie van statistieken van deECB, de Statistical Data Warehouse. Daarnaastdroeg de ECB, in nauwe samenwerking met hetStatistics Committee van het ESCB, wederombij tot de verdere harmonisatie van statistischebegrippen in Europa, en tot de herziening vanbelangrijke mondiale statistische standaards.

4.1 NIEUWE OF VERBETERDE STATISTIEKENVOOR HET EUROGEBIED

Eind mei 2006 publiceerden de ECB en Euro-stat voor het eerst gezamenlijk een reeks geïn-tegreerde jaarrekeningen voor de niet-financiëleen f inanciële sectoren voor de jaren 1999-2004.Deze rekeningen kunnen worden beschouwd als‘nationale rekeningen’ voor het eurogebied. Zijmaken het onder meer mogelijk om een veelom-vattende analyse te maken van de verbanden tus-sen f inanciële en niet-f inanciële ontwikkelin-gen in de economie en van de onderlingeverbanden tussen de verschillende economischesectoren (huishoudens, niet-financiële onderne-mingen, f inanciële ondernemingen en de over-heid), alsook tussen deze sectoren en de rest vande wereld. Deze jaarrekeningen hebben de weg

geplaveid voor de publicatie van een volledigsamenstel van geïntegreerde kwartaalrekenin-gen voor sectoren in het eurogebied vanaf medio2007. Het Eurosysteem is bezig deze statistie-ken voor te bereiden tezamen met Eurostat ende nationale bureaus voor de statistiek.

In september 2006 zijn de eerste maandstatis-tieken betreffende uitstaande bedragen aanShort-Term European Paper (STEP) op de web-site van de ECB gepubliceerd. In de loop van2007 komen daar nog daggegevens over volu-mes en rendementen bij (zie paragraaf 3 inHoofdstuk 4).

Het juridische kader voor de verzameling vanmonetaire statistieken is verbeterd met eennieuwe regeling voor postgiro instellingen diegeld aantrekken en deel uitmaken van de niet-f inanciële ondernemingensector. Ook bracht deRaad van Bestuur verfijningen aan in de ECB-richtlijnen betreffende de f inanciële kwartaal-rekeningen en statistieken betreffende de over-heidsf inanciën. Conform de usance omwettelijke maatregelen van de ECB vergezeld tedoen gaan van een praktische handleiding heeftde ECB tevens een ‘Government Finance Sta-tistics Guide’ gepubliceerd.

Op verscheidene gebieden wordt gewerkt om destatistieken voor het eurogebied de komendejaren verder te verbeteren. In 2006 heeft hetEurosysteem met name verder gewerkt aan deontwikkeling van een kader voor het verzame-len van geharmoniseerde statistieken omtrentniet-MFI’s die een belangrijke rol op de f inan-ciële markten spelen, zoals beleggingsfondsenen financial vehicle corporations. Op dit gebiedzijn aanzienlijke vorderingen geboekt, en wordtthans een ECB verordening betreffende de sta-tistische rapportagevereisten voor beleggings-fondsen voorbereid. Daarnaast onderzoekt hetEurosysteem de noodzaak en de haalbaarheidvan verbetering van de gegevens over verzeke-ringsinstellingen en pensioenfondsen. Ook hetkader voor statistieken omtrent de balansen vanMFI’s en bancaire rentevoeten wordt thans her-zien, om tegemoet te komen aan nieuwe gebrui-kerseisen alsook financiële en economische ont-

4 STATISTIEKEN

Page 120: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

119ECB

Jaarverslag 2006

wikkelingen. Statistieken betreffende de be-talingsbalans en de internationale investerings-positie van het eurogebied zijn in één kadergeïntegreerd, waarbij de ontwikkelingen in ulti-mostanden niet alleen in termen van transactiesworden weergegeven, maar ook in termen vanwaarderingsverschillen uit hoofde van prijs- enwisselkoersmutaties en andere aanpassingen.

Bij de samenstelling van de door interne enexterne gebruikers vereiste statistieken voor heteurogebied, is het ESCB erop gespitst de rap-portagelast tot een minimum te beperken. In ditverband heeft de ECB in 2006 verder gewerktaan de ontwikkeling van een Centralised Secu-rities Database (CSDB), waarvan de effecten inde komende jaren duidelijk zouden moeten wor-den. De CSDB, een statistisch project van hetvolledige ESCB, waarbij zowel de ECB als denationale centrale banken belang hebben, is eengemeenschappelijke database met referentie-informatie over alle individuele effecten van heteurogebied die relevant zijn voor de statistischedoeleinden van het ESCB. De CSDB is bedoeldals hulpmiddel bij de samenstelling, en verho-ging van de kwaliteit, van een brede reeks finan-ciële statistieken van het ESCB.

In januari 2007 heeft de ECB voor het eerstgeharmoniseerde concurrentie-indicatoren voorde landen van het eurogebied gepubliceerd opbasis van consumptieprijsindices. Deze indica-toren werden samengesteld op basis vandezelfde methodiek en gegevensbronnen als dievoor de reëel-effectieve wisselkoers van deeuro.

Tenslotte zijn ramingen van het aandelenkapi-taal van het eurogebied en het woningbezit vanhuishoudens in het eurogebied in het Maandbe-richt van de ECB opgenomen.

4.2 OVERIGE ONTWIKKELINGEN METBETREKKING TOT STATISTIEKEN

In september 2006 heeft de ECB op zijn web-site een gebruikersvriendelijkere en uitgebrei-dere online publicatie van ESCB-statistieken

opgenomen, de Statistical Data Warehouse.20

Het Warehouse omvat gemakkelijk te gebruikeninterfaces waarmee gebruikers gegevens metbetrekking tot het eurogebied, waaronder ookeen aantal nationale uitsplitsingen, snel kunnenvinden, tonen en downloaden. Daarnaast zijnaanvullende tabellen met statistieken voor heteurogebied, tezamen met de dienovereenkom-stige nationale gegevens, nu beschikbaar op dewebsites van zowel de ECB als de nationale cen-trale banken; deze omvatten mede de tabellenmet geharmoniseerde bancaire rentetarievenvoor de deposito’s van, en leningen aan, huis-houdens en niet-f inanciële ondernemingen.

Sinds november 2006 hebben gebruikers van destatistieken voor het eurogebied tevens toegangtot een uitvoerige beschrijving van gegevens enmetagegevens op het Dissemination StandardsBulletin Board van het IMF.21 De beschrijvingenvan de statistieken betreffende het eurogebiedzijn vervaardigd door de ECB en Eurostat metbehulp van het IMF. Verder biedt de paginabetreffende het eurogebied op de DisseminationStandards Bulletin Board toegang tot een kalen-der voor aanstaande publicaties en tot statistie-ken voor het eurogebied in verscheidene gege-venscategorieën.

Evenals in eerdere jaren heeft de ECB enkelepublicaties betreffende statistieken uitgegeven,waaronder ‘ECB statistics: an overview’; hetverslag van de derde ECB-conferentie omtrentstatistieken (‘Financial statistics for a globaleconomy’, gehouden op 4-5 mei 2006); en ‘Dif-ferences in MFI interest rates across euro areacountries’. Een Occasional Paper van de ECBgetiteld ‘Revision analysis for general econo-mic statistics’ bevat een gedetailleerde beoorde-ling van de betrouwbaarheid van de voornaam-ste macro-economische statistieken voor heteurogebied.

Andere ECB-publicaties zijn voorzien van uit-voeriger statistische informatie zoals de statis-tische aanvulling op ‘Payment and securities

20 http://sdw.ecb.int/21 http://dsbb.imf.org/Applications/web/euronote/

Page 121: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

120ECBJaarverslag2006

settlement systems in the European Union andin the acceding countries’ (het zogehetenBlauwboek). Na de uitgebreide herziening vande verzamelde gegevens zijn verbeteringen aan-gebracht in de definiëring en verzameling vangegevens betreffende betalingen en effecten;dientengevolge is onder andere de publicatievan die gegevens enkele maanden naar vorengehaald. Verder is de reeks f inanciële integra-tie-indicatoren in het halfjaarlijkse ECB-verslaggetiteld ‘Indicators of f inancial integration inthe euro area’ uitgebreid (zie paragraaf 3 inHoofdstuk 4).

In februari 2007 heeft de ECB zijn derde jaar-lijkse verslag over de kwaliteit van de statistie-ken omtrent de betalingsbalans en de internatio-nale investeringspositie van het eurogebiedgepubliceerd. Het verslag omvat onder meerkwalitatieve beoordelingen en kwantitatieveindicatoren die van nut kunnen zijn voor gebrui-kers bij de analyse van deze statistieken.22

De ECB heeft opnieuw nauw samengewerkt metEurostat en andere internationale organisaties,en was actief betrokken bij de lopende herzie-ning van de mondiale statistische standaards(het System of National Accounts (SNA 93) enhet IMF Balance of Payments Manual), alsmedebij de herzieningen van de OECD BenchmarkDefinition of Foreign Direct Investment en deISIC- terminologie23. Ook ondersteunt en imple-menteert de ECB een aantal mondiale techni-sche standaards voor gegevensuitwisseling24.

4.3 DE VOORBEREIDINGEN VOOR UITBREIDINGVAN HET EUROGEBIED

Statistieken spelen verder een belangrijke rol bijhet volgen van de convergentie van de EU-lid-staten die zich nog niet bij het eurogebied heb-ben aangesloten, en daardoor in de voorberei-ding van de convergentieverslagen (zieparagraaf 1.2 van Hoofdstuk 5).

De statistieken die nodig zijn om de door de lid-staten gemaakte vorderingen bij het voldoen aande convergentiecriteria met betrekking tot prijs-

stabiliteit, de begrotingsposities, de wisselkoer-sen en de lange rente te beoordelen worden gele-verd door Eurostat. De ECB staat, tezamen metde nationale centrale banken van de betrokkenlidstaten, Eurostat bij door lange-rentestatistie-ken te leveren, en houdt zich bezig met het ver-zamelen en samenstellen van extra statistiekenin aanvulling op de vier primaire convergentie-indicatoren.

Aangezien de beoordeling van het convergen-tieproces sterk afhankelijk is van de kwaliteit enintegriteit van de onderliggende statistieken,houdt de ECB nauw toezicht op de ontwikkelin-gen met betrekking tot het samenstellen en derapportage van deze statistieken, vooral diebetreffende de overheidsf inanciën. De ECBjuicht de initiatieven toe van de Europese Com-missie met betrekking tot de invoering van eenCode of Practice voor Eurostat en de nationalebureaus voor de statistiek. Naar verwachting zalde onafhankelijkheid, integriteit en verantwoor-dingsplicht van deze instellingen door nalevingvan deze code bevorderd worden, hetgeenonontbeerlijk is voor de productie van deugde-lijke en betrouwbare statistieken binnen de EU.

22 http://www.ecb.int/pub/pdf/other/bop_intinvpos-2007en.pdf23 International Standard Industrial Classif ication van alle econo-

mische activiteiten.24 Bijvoorbeeld de Statistical Data and Metadata Exchange

(SDMX), een door de BIS, de ECB, Eurostat, het IMF, de OECD,de Verenigde Naties en de Wereldbank gesteund initiatief om demondiale standaarden voor de uitwisseling van statistische infor-matie te bevorderen.

Page 122: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

121ECB

Jaarverslag 2006

Het bij de ECB en binnen het Eurosysteem alsgeheel verrichte economische onderzoek strektertoe een sterke conceptuele en empirische basiste leggen voor de beleidsvorming. Het econo-mische onderzoek binnen het Eurosysteem richtzich derhalve op het vergroten van de kennis vanhet functioneren van de economie van het euro-gebied en in het voorzien in analyses, modellenen andere instrumenten die van belang zijn voorde monetaire-beleidsvoering in het eurogebieden de vervulling van andere taken van het Euro-systeem.

5.1 ONDERZOEKSPRIORITEITEN

Het economisch onderzoek bij de ECB wordtvoornamelijk verricht door het Directoraat-Generaal Onderzoek (Directorate GeneralResearch), maar ook wel door andere geledin-gen, met name het Directoraat-Generaal Econo-mie (Directorate General Economics). De coör-dinatie van het onderzoek berust bij hetResearch Coordination Committee (RCC), datprioriteiten stelt en fungeert als ontmoetings-punt voor de geledingen waar economischonderzoek wordt gedaan, aan aanbodzijde danwel aan vraagzijde. Op grond van een in 2006ingevoerd nieuw mandaat stelt de RCC jaarlijksvooraf een Prioriteitenverslag inzake het onder-zoek vast, alsook een Evaluatieverslag over alleonderzoeksactiviteiten binnen de ECB gedu-rende het voorafgaande jaar. Beide verslagenworden ter goedkeuring voorgelegd aan deDirectie. In het Priorieitenverslag worden actu-ele kennislacunes op elk van de prioriteitsgebie-den belicht en eindtermen vastgesteld, en wordtde arbeidsverdeling tussen de diverse geledin-gen bepaald. Het Evaluatieverslag beoordeelt deonderzoeksresultaten zowel op wetenschappe-lijk niveau als op beleidsrelevantie, met alsmaatstaf de eindtermen vastgesteld in het vorigePrioriteitenverslag.

De onderzoeksagenda voor 2006 omvatte devolgende zes hoofdgebieden: prognoses enmodelontwikkeling, monetaire-beleidsanalyse,het transmissiemechanisme van het monetairebeleid, f inanciële stabiliteit, de eff iciëntie van

het Europese financiële stelsel en internationaleaangelegenheden. Een selectie van deze hoofd-gebieden wordt hieronder aangestipt.

Op het gebied van prognoses en modelontwik-kelingen werden in 2006 twee belangwekkendeonderzoeksprojecten uitgevoerd. In de eersteplaats werd verder gewerkt aan het nieuwemodel voor het eurogebied, een hypergeavan-ceerd dynamisch stochastisch algemeen even-wichtsmodel voor het eurogebied, dat weldra zalworden getest op zijn voorspellende kracht.Voorts zijn met succes dynamische factormo-dellen ingevoerd voor het genereren van korte-termijnprognoses ten aanzien van het bbp. Meteen quasi-simultane evaluatie van de voorspel-lende kracht van deze modellen werd aange-toond dat zij uitstekend presteren in vergelijkingmet meer beproefde methodieken.

Gezien de belangrijke rol de monetaire analysein de monetaire-beleidsstrategie van de ECB, isde ontwikkeling van de modellen en van pro-grammatuur waarmee informatie wordt onttrok-ken aan monetaire aggregaten terdege geanaly-seerd. De resultaten van dit onderzoek enandere, aanverwante projecten is in november2006 besproken tijdens de Vierde Conferentievan Centrale Banken met als thema ‘De rol vanhet geld: geld en monetair beleid in de eenen-twintigste eeuw’. Een publicatie met de presen-taties en een samenvatting van de discussies tij-dens deze conferentie verschijnt halverwege2007.

Op verzoek van de hoofden van de onderzoeks-afdelingen bij de centrale banken van het Euro-systeem besloot de Raad van Bestuur in 2006tot de instelling van een onderzoeksnetwerk ophet gebied van beloningsdynamiek. Onderzoe-kers van twintig ncb’s uit de EU en bij de ECBnemen deel aan dit netwerk, dat een eerste loop-tijd heeft van twee jaar. Het netwerk bestrijktvier onderzoeksrichtingen. De eerste richtingonderzoekt de empirische typering van detotale, de landspecif ieke en sectorspecif iekedynamiek van loonkosten en overige arbeids-kosten in het eurogebied, de structuuranalysevan de determinanten van die dynamiek en haar

5 ECONOMISCH ONDERZOEK

Page 123: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

122ECBJaarverslag2006

interactie met de inflatiedynamiek. The tweedeonderzoeksrichting betreft het gebruik vanmicro-economische loongegevens en beoogtaard en omvang vast te stellen van mogelijkeloon- en andere marktrigiditeiten in verschil-lende landen en sectoren binnen het eurogebied,alsook het verband tussen loonhoogte en prijs-zetting op ondernemingsniveau. De derde rich-ting verkent mogelijkheden tot het instellen vaneen ad-hoc-enquête naar lonen, overige arbeids-kosten en prijszettingsgedrag op ondernemings-niveau. De vierde richting ten slotte richt zichop een overkoepelende analyse waarin de resul-taten van de andere drie onderzoeksrichtingenworden verwerkt teneinde daaruit beleidsimpli-caties voor het eurogebied af te leiden. De resul-taten van alle vier de onderzoeksrichtingen zul-len naar verwachting medio 2008 aan debesluitvormende organen van de ECB wordengerapporteerd.

Op verzoek van het Finse voorzitterschap vande EU heeft de ECB een discussienota opgesteldvoor de informele bijeenkomst van de Ecofin-raad op 28 en 29 september in Helsinki. Ditdocument, ‘De invloed van f inanciële marktenen innovatie op productiviteit en groei inEuropa’, memoreerde de beduidende vorderin-gen die zijn geboekt met de f inanciële integra-tie van Europa en de gunstige invloed daarvanop productiviteit en groei. Daartegenover werdechter gesteld dat het nuttig zou zijn wanneerop f inanciële integratie gericht beleid zou wor-den geflankeerd door beleid dat beoogt hetfinanciële stelsel te moderniseren door algeheleverbetering van het kader waarbinnen de f inan-ciële markten functioneren. Die moderniseringzou zowel f inanciële innovatie moeten bevorde-ren als institutionele en organisatorische verbe-teringen om zo het f inanciële stelsel eff iciënterte maken, bijvoorbeeld door het toesluizen vankapitaal naar de bedrijfstakken met de bestegroeivooruitzichten. De nota concludeerde dathet marktkader in Europa voor verbetering vat-baar is, bijvoorbeeld wat betreft sommigeondernemingsbestuurlijke aspecten, de doelma-tigheid van sommige rechtsstelsels waar hetgaat om het beslechten van f inanciële geschil-len, en structurele kenmerken van de bancaire

sector in sommige Europese landen, waaronderconcentratietrends in nationale retailmarkten enhet eigendomsaandeel van de overheid in debankensector. Tot slot pleitte de ECB voor ver-volgonderzoek naar durfkapitaal en het toene-mende gebruik van securisitatie.

In de tweede fase van het Onderzoeksnetwerkinzake Kapitaalmarkten en Financiële Integra-tie in Europa, opgezet door de ECB en het Cen-ter for Financial Studies (CFS), werden in 2006twee congressen gehouden. De 7de conferentieover de modernisering van het f inanciële stel-sel en economische groei in Europa, gehoudendoor de Deutsche Bundesbank, vond plaats inseptember te Berlijn. Een van de conclusies vande conferentie was dat economieën met eengrote kapitaalmarkt doorgaans sneller inspeel-den op technologische vernieuwingen. Dezeconclusie gold ook wanneer rekening werdgehouden met het eigendomsaandeel van deoverheid in de bankensector. Voorts werd gecon-cludeerd dat ontoereikende effectenwetgevingde ontwikkeling en liquiditeit van aandelen-markten nadelig beïnvloedde. De 8ste conferen-tie van het Netwerk ging over f inanciële inte-gratie en stabiliteit in Europa en werd eindnovember in Madrid gehouden door de Bancode España. Een opmerkelijke conclusie tijdensdeze conferentie was dat de correlatie tussen derisico’s van individuele banken in Europa delaatste tijd was toegenomen, met name waar hetgrote banken betrof. Bovendien vond men aan-wijzingen dat grensoverschrijdende bankfusiesin vergelijking met binnenlandse fusies, moge-lijk het risicoprofiel van de overnemende bankverhogen. Tegelijkertijd werd echter doorgeschatte cijfers gesuggereerd dat meer concur-rentie tussen banken de f inanciële stabiliteitwellicht ten goede komt.

In februari 2006 fiatteerde de Raad van Bestuur,op voorstel van de afdelingshoofden van deonderzoek-units bij de nationale centrale ban-ken van het Eurosysteem, de oprichting van eentaakgroep die onderzoek zou verrichten naar hetnut en de haalbaarheid van het verzamelen vanf inanciële en consumptiegegevens over huis-houdens door middel van enquêtes. In haar in

Page 124: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

123ECB

Jaarverslag 2006

december aan de Raad van Bestuur uitgebrachterapport verklaarde de taakgroep het nut vanzulke enquêtes voor onderzoek en voor de for-mulering van het beleid op belangrijke beleids-terreinen van het Eurosysteem, met namemonetair beleid, f inanciële stabiliteit en beta-lingssystemen. De enquête zou nieuwe inzich-ten verschaffen over onder meer de kwetsbaar-heid van de sector huishoudens voor vermo-gensprijzen, de neiging tot overconsumptie, degevolgen van f inanciële integratie en ver-nieuwing en de invloed van de vergrijzing envan pensioenhervorming op het spaar- en con-sumptiegedrag van huishoudens. In sommigelanden van het eurogebied zijn al enquêtes onderhuishoudens over f inanciën en consumptie,maar onderling vergelijkbare gegevens voor heteurogebied als geheel zijn op dit moment nogniet beschikbaar. De Raad van Bestuur beslooteen netwerk op te zetten dat met een uitgewerktvoorstel voor zo’n enquête moet komen, inclu-sief een complete specif icatie van de te gebrui-ken vragenlijst en de modaliteiten van de invoe-ring van de enquête. Aan de hand van ditvoorstel wordt dan een kosten-batenanalysegemaakt op basis waarvan de Raad van Bestuurzal besluiten of de enquête er komt.

5.2 PUBLICATIES EN CONFERENTIES

De meeste resultaten van het binnen de ECB ofin samenwerking met ECB-medewerkers ver-richte onderzoek zijn gepresenteerd in de reeksWorking Papers van de ECB en in voorkomendgeval in de reeks Occasional Papers van deECB, alsmede op verscheidene conferenties enworkshops. In 2006 werden 137 ECB WorkingPapers gepubliceerd. Bij 87 daarvan warenECB-medewerkers betrokken, terwijl 50 zijngeschreven door gastonderzoekers, door onder-zoeksnetwerken van het Eurosysteem of tijdensdoor de ECB gehouden conferenties. Gedrukteexemplaren van de Working Papers wordenvooral verspreid onder bibliotheken en instel-lingen, maar het belangrijkste distributiekanaalis de website van de ECB, waarvandaan in 2006per maand 280.000 exemplaren werden gedown-load.

Naast de grote vraag naar Working Papers is dekwaliteit van deze reeks ook aan andere maat-staven af te meten. Working Papers zijn bedoeldom de discussie over onderzoeksresultaten testimuleren voorafgaand aan definitieve publica-tie in wetenschappelijke bladen of in boekvorm.Het uiteindelijke publicatiekanaal van een arti-kel of studie is echter een belangrijke graadme-ter voor het academisch niveau ervan. Van detussen 1999 en 2002 gepubliceerde WorkingPapers is rond 50% (na collegiale toetsing)geplaatst in een wetenschappelijk tijdschrift en13% in artikelenbundels. Ook is de invloed vande Working Paper-reeks af te meten aan het aan-tal verwijzingen ernaar in ander werk. Volgensop de database van Research Papers in Econo-mics gebaseerde statistieken krijgt een WorkingPaper gemiddeld 3,4 verwijzingen in de weten-schappelijke literatuur.

Sinds november 2004 verschijnt bij het Direc-toraat-Generaal Onderzoek van de ECB eenResearch Bulletin dat sinds december 2006, metingang van het vijfde nummer, publiek toegan-kelijk is. Dit twaalf bladzijden tellende Bulletinbeoogt een breed publiek van zowel deskundi-gen als geïnteresseerde leken te informeren overonderzoek verricht door of in samenwerkingmet ECB-medewerkers op gebieden die vanbelang zijn voor centrale banken. Terwijl deWorking Paper-reeks zich vooral op specialis-ten richt, beogen de artikelen in het ResearchBulletin, die de inzichten van individueleauteurs weergeven, de resultaten van geavan-ceerd onderzoek in een beknopte, goed leesbarevorm uiteen te zetten.

Behalve door de al genoemde publicaties en bij-eenkomsten heeft de ECB het gehele jaar doorhet contact met de academische gemeenschaponderhouden middels door haar georganiseerdeconferenties en workshops, zoals een collo-quium in maart ter ere van het toenmalige direc-

Page 125: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

124ECBJaarverslag2006

tielid Otmar Issing, over het thema ‘Monetairbeleid: een reis van theorie naar praktijk’; eenconferentie in april over ‘Issues related to cen-tral counterparty clearing’; een workshop over‘Corporate finance and monetary policy’ in mei;een conferentie over ‘Financial globalisationand integration’ in juli; de zevende workshopvan het Euro Area Business Cycle Network over‘De schatting en empirische validatie van struc-tuurmodellen voor conjunctuuranalyse’ innovember; de vierde conferentie van het inter-nationale onderzoeksforum over monetairbeleid in december; en de gezamenlijk met hetCentre for Economic Policy Research georga-niseerd arbeidsmarkt-workshop ‘Loon- enarbeidskostendynamiek’, eveneens in december.

Page 126: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

125ECB

Jaarverslag 2006

6.1 NALEVING VAN HET VERBOD OP MONETAIREFINANCIERING EN BEVOORRECHTE TOEGANG

Krachtens artikel 237, lid d, van het Verdragheeft de ECB tot taak toe te zien op de naleving,door alle nationale centrale banken van de EUen de ECB, van de verbodsbepalingen voort-vloeiend uit artikel 101 en 102 van het Verdragen Raadsverordeningen (EG) Nr. 3603/93 enNr. 3604/93. Artikel 101 verbiedt de ECB en denationale centrale banken voorschotten in reke-ning-courant of andere kredietfaciliteiten aanoverheden en instellingen of organen van deGemeenschap te verlenen, alsmede van henrechtstreeks schuldbewijzen te kopen. Artikel102 verbiedt alle niet op overwegingen vanbedrijfseconomisch toezicht gebaseerde maat-regelen waardoor aan overheden en instellingenof organen van de Gemeenschap bevoorrechtetoegang tot de financiële instellingen wordt ver-leend. In samenspraak met de Raad van Bestuurziet de Europese Commissie erop toe dat de lid-staten de bovengenoemde bepalingen naleven.

De ECB houdt ook toezicht op de door de cen-trale banken van de EU op de secundaire marktverrichte aankopen van schuldbewijzen uitge-geven door de binnenlandse overheidssector ofdoor de overheidssector van andere lidstaten.Krachtens de overwegingen van Verordening(EG) Nr. 3603/93 van de Raad mag de aankoopvan schuldbewijzen van de overheidssector opde secundaire markt niet worden verricht methet oogmerk artikel 101 van het Verdrag teomzeilen. Dergelijke aankopen mogen geenvorm van indirecte monetaire f inanciering vande overheidssector worden.

In 2006 heeft de Raad van Bestuur twee inbreu-ken op de hierboven omschreven Verdragsbepa-lingen en aanverwante Raadsverordeningenvastgesteld. De Banca d’Italia en de DeutscheBundesbank rapporteerden aankopen op de pri-maire markt van door de Europese Investerings-bank (EIB) uitgegeven schuldbewijzen. Op10 januari 2006 kocht de Banca d’Italia in USDluidende EIB-obligaties ten bedrage van USD50 miljoen voor het beheer van haar deviezen-reserves. Als deel van testoperaties die werden

uitgevoerd om operationele ervaring op te doenmet schuldbewijzen uitgegeven door suprana-tionale instellingen, verrichtte de DeutscheBundesbank drie transacties op de primairemarkt (op 9 januari 2006 voor USD 50 miljoen,op 20 april 2006 voor USD 15 miljoen en op16 mei 2006 voor USD 10 miljoen), waarbij inUSD luidende EIB-obligaties werden gekochtvoor in totaal USD 75 miljoen. Aangezien deEIB een communautair orgaan is, maken derge-lijke aankopen inbreuk op het verbod inzakemonetaire f inanciering, zoals bepaald in artikel101 van het Verdrag en in Raadsverordening(EG) Nr. 3603/93. In het geval van de Bancad’Italia zijn de op de primaire markt gekochteEIB-schuldbewijzen op 8 maart 2006 verkocht.De Deutsche Bundesbank heeft de op de pri-maire markt gekochte EIB-schuldbewijzen op 6 september 2006 verkocht. Bovendien hebbenbeide nationale centrale banken onmiddellijkmaatregelen genomen ter voorkoming van der-gelijke gebeurtenissen in de toekomst.

6.2 ADVIESFUNCTIES

Krachtens Artikel 105, lid 4, van het Verdragmoet de ECB worden geraadpleegd over voor-genomen communautaire of nationale wetge-ving op de gebieden die onder haar bevoegdheidvallen.25 Alle adviezen van de ECB worden opde website van de ECB gepubliceerd.

In 2006 heeft de ECB 62 adviezen uitgebracht.Tien als reactie op consultaties van de Minister-raad en 52 als reactie op consultaties van natio-nale autoriteiten. Hiertegenover stonden in 200561 uitgebracht adviezen. Een overzicht van dein 2006 uitgebrachte adviezen is als bijlage indit Jaarverslag opgenomen.

Conform een besluit van de besluitvormendeorganen van de ECB in 2005 zijn verschijnings-vorm en structuur van ECB-adviezen inzake

6 OVERIGE TAKEN EN WERKZAAMHEDEN

25 Overeenkomstig het aan het Verdrag gehechte Protocolbetreffende enkele bepalingen met betrekking tot het VerenigdKoninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (PB C 191van 29 juli 1992), geldt de verplichting tot raadpleging van deECB niet voor het Verenigd Koninkrijk.

Page 127: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

126ECBJaarverslag2006

EU-wetsvoorstellen gestroomlijnd teneinde deadviezen gebruiksvriendelijker te maken en dedoelmatigheid ervan te vergroten.

Vooral de volgende vijf adviezen van de ECB inzakeEU-wetsvoorstellen zijn het vermelden waard.

Na de opheffing van de derogatie van Sloveniëconform de procedure beschreven in Artikel 122lid 2 van het Verdrag, is de ECB geraadpleegdinzake een voorstel voor een Raadsverordeningtot wijziging van Verordening Nr 2866/98betreffende de invoering van de euro en inzakeeen voorstel voor een Raadsverordening tot wij-ziging van Verordening Nr 2866/98 betreffendede omwisselkoersen tussen de euro en de mun-ten van de Lidstaten die op de euro overgaan.26

In haar advies inzake een voorstel voor een richt-lijn van het Europese Parlement en de Raadbetreffende betaaldiensten in de interne markt entot wijziging van Richtlijn 97/7/EG, Richtlijn2000/12/EG en 2002/65/EG27 sprak de ECB haarinstemming uit met dit initiatief tot het creërenvan een integraal juridisch raamwerk betreffendebetaaldiensten binnen de EU, tot bespoedigingvan de invoering van een uniforme euro-betaal-ruimte en ter stimulering van de harmoniseringvan de regels omtrent het betreden van de marktvoor betaaldiensten. Tegelijkertijd stipte de ECBechter enkele punten ter nadere overweging aan,waaronder het ontvangen en aanhouden doorbetaalinstellingen van gelden met soortgelijkeeconomische en juridische kenmerken als depo-sito’s of elektronisch geld, bepaalde tekortkomin-gen in de voorgestelde regelgevende en toezicht-regimes, de behoefte aan betere bescherming vangelden toebehorend aan de gebruikers van betaal-diensten, de afwezigheid van solvabiliteitseisenen bepaalde dubbelzinnigheden in de lijst vantoegestane activiteiten.

Voorts werd de ECB geraadpleegd, en bracht zijadvies uit,28 over een ontwerp-richtlijn van hetEuropese Parlement en de Raad tot wijzigingvan Richtlijn van de Raad 92/49/EEG29 en de Richtlijnen 2002/83/EG30, 2004/39/EG31,2005/68/EG32 en 2006/48/EG33, inzake procedu-rele regels en evaluatiecriteria voor de pruden-

tiële toetsing van bedrijfsovernames en uitbrei-ding van participaties in de f inanciële sector34

(zie hoofdstuk 4, paragraaf 2.2).

Daarnaast heeft de ECB nog een initiatief-advies35 uitgebracht over een ontwerprichtlijnvan de Commissie tot uitvoering van de zoge-heten icbe-Richtlijn36, betreffende de verduide-lijking van bepaalde def inities.37 Dit was heteerste advies van de ECB inzake ontwerp-uit-voeringsmaatregelen vastgesteld volgens decomitologie-procedure. De ECB bracht adviesuit over de bepalingen inzake de bruikbaarheidvan geldmarktinstrumenten voor beleggingenvan icbe’s, meer in het bijzonder het advies dataan onder toezicht staande f inanciële instellin-

26 CON/2006/36. De ECB is tevens geraadpleegd door de Slo-veense, Estse, Cyprische en Maltese autoriteiten over nationalewetgeving ten dienste van de toekomstige invoering van de euroin die Lidstaten (zie CON/2006/4, CON/2006/10, CON/2006/17,CON/2006/23, CON/2006/28, CON/2006/29, CON/2006/33 enCON/2006/43).

27 CON/2006/21.28 CON/2006/60 van 18 december 2006 (PB C 27 van 7-2-2007, blz. 1).29 Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördi-

natie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingenbetreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering vande levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van deRichtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (Derde Richtlijn Schade-verzekering), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/68/EG (PB L 323 van 09.12.2005).

30 Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raadvan 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PB L 345van 19.12.2002), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/68/EG(PB L 114 van 27.4.2006).

31 Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten,tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van deRaad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement ende Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van deRaad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bijRichtlijn 2006/31/EG (PB L 114 van 27.4.2006, blz 60).

32 Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raadvan 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdendewijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van deRaad en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG (PB L 323van 9.12.2005, blz. 1).

33 Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raadvan 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefeningvan de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking)(PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1).

34 COM(2006) 507 definitieve versie.35 CON/2006/57 van 12 december 2006 (nog niet gepubliceerd).36 Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot

coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingenbetreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging ineffecten (icbe’s) (PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3), laatstelijkgewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG van het Europese Parlementen de Raad (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 3).

37 Werkdocument van de Commissie ESC/43/2006.

Page 128: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

127

gen en emittenten van geldmarktinstrumentendezelfde rapportage- en informatie-eisen wor-den gesteld ter bevordering van transparantie enharmonisatie in de Europese markt voor geld-marktinstrumenten.

Tot slot bracht de ECB op 15 februari 2007 eenadvies38 uit inzake voorstellen tot wijziging vanacht richtlijnen in de sfeer van de financiële sec-tor, houdende invoering van een nieuwe ‘toe-zichtsprocedure met recht van onderzoek’ in decomitologie-procedures van genoemde richtlij-nen en tot intrekking van de bepalingen inzakeeen tijdslimiet aan het delegeren van toepas-singsbevoegdheden aan de Commissie. In haaradvies benadrukte de ECB dat de zogeheten‘Lamfalussy Level 2’ uitvoeringswetten voor-stel voor communautaire wetten zijn in de zinvan Artikel 105, lid 4, van het verdrag, waaroverde ECB dient te worden geraadpleegd.39

De ECB werd ook dit jaar weer geraadpleegddoor nationale autoriteiten inzake kwesties metbetrekking tot de NCB’s, in het bijzonder amen-dementen in de statuten van de NCB’s van Bel-gië, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Luxem-burg, Hongarije, Malta, Nederland, Polen enSlovenië,40 evenals inzake nationale wetgevingten behoeve van de voorgenomen overgang opde euro.41 Door Letland werd de ECB geraad-pleegd inzake een wetsvoorstel tot wijziging vande Letse grondwet waarbij de status van de Lat-vijas Banka daarin zou worden vastgelegd. DeECB betuigde haar instemming met het wets-ontwerp, maar drong eropaan te garanderen datde voorgestelde amendementen niet tot veran-deringen in de status en functies van de LatvijasBanka zouden leiden, maar slechts haar positiein de hiërarchie van instellingen op grondwet-telijk niveau zou herbevestigen. De ECB werdvoorts geraadpleegd door Finland over herzie-ning van de wet op de noodtoestand.42 Evenalsin haar voorgaande advies inzake bevoegdhedentijdens de noodtoestand43 adviseerde de ECB hetwetsontwerp zo aan te passen dat de bevoegd-heden welke tot het exclusieve terrein van hetESCB behoren, niet door nationale gezagsdra-gers mogen worden uitgeoefend tenzij zich een

van de noodsituaties als genoemd in Artikel 297van het Verdrag voordoet.

Op monetair-beleidsgebied werd de ECB doorEstland, Letland en Slovenië om adviesgevraagd inzake reserveverplichtingen.44 In haaradviezen benadrukte de ECB de voordelen vangeleidelijke aansluiting zocht bij het systeemvan reserveverplichtingen van de ECB. In ditverband tekende de ECB aan dat na de invoe-ring van de euro kredietcoöperaties zullen moe-ten voldoen aan de reserveverplichtingen van deECB. Tot slot werd de ECB door nationale auto-riteiten geraadpleegd inzake kwesties metbetrekking tot de invoering van de uniformeonderpandslijst, met name inzake wijziging vande statuten van de Nationale Bank vanBelgië/Banque Nationale de Belgique.45

Op het terrein van het financieel toezicht heeft deECB voor het eerst een initiatief-advies inzakeeen voorstel tot nationale wetgeving uitgebracht,in verband met het feit dat de Nederlandse minis-ter van Financiën had verzuimd de ECB te raad-plegen over het tweede deel van een wetsontwerptot invoering van een functioneel toezichtmodel.46

Ook bracht de ECB een advies uit betreffende eenPools wetsontwerp tot invoering van een nieuwinstitutioneel raamwerk voor het toezicht op ban-ken, kapitaalmarkten, de verzekeringsbranche enpensioenfondsen in Polen.47 Overeenkomstig eer-dere adviezen van de ECB inzake hervormingenvan het bankentoezicht en het toezicht op definanciële sector, bepleitte het advies de actievebetrokkenheid van centrale banken bij het

38 CON/2007/4.39 CON/2007/4.40 CON/2006/4, CON/2006/17, CON/2006/19, CON/2006/23,

CON/2006/32, CON/2006/33, CON/2006/39, CON/2006/40,CON/2006/44, CON/2006/47, CON/2006/50, CON/2006/54,CON/2006/55, CON/2006/56 en CON/2006/58.

41 Meer bepaaldelijk werd de ECB geraadpleegd door de Sloveense,Estse, Cyprische en Maltese autoriteiten over nationale wetge-ving ten behoeve van de toekomstige overgang op de euro in die Lidstaten (zie CON/2006/4, CON/2006/10, CON/2006/17,CON /2006/28, CON/2006/29, CON 2006/33 en CON/2006/43).

42 CON/2006/6.43 CON/2002/27.44 CON/2006/3, CON/2006/11 EN CON/2006/41.45 CON/2006/40.46 CON/2006/20.47 CON/2006/15.

Page 129: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

128ECBJaarverslag2006

bedrijfseconomisch toezicht, bevatte het een posi-tief oordeel over het bestaande toezichtmodel enbenadrukte het de noodzaak van het behoud vanbancaire en financiële expertise binnen hetnieuwe toezichtraamwerk. In een later adviesbeval de ECB aan dat het toezicht op effectenver-eveningssystemen uitdrukkelijk zou wordenopgedragen aan de Narodowy Bank Polski, methet argument dat deze ‘oversight’-taak inherent isaan de taak van centrale banken de soliditeit vande martkinfrastructuur en daarmee de doelmatig-heid van het monetaire beleid en de algehele sta-biliteit van het financiële stelsel te bevorderen.48

6.3 HET BEHEER VAN DE KREDIETTRANSACTIESVAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP

Krachtens artikel 123, lid 2, van het Verdrag en artikel 9 van Raadsverordening (EG) nr 332/2002 van 18 februari 2002 blijft de ECBverantwoordelijk voor het beheer van de door deEuropese Gemeenschap afgesloten krediettrans-acties in het kader van het mechanisme voorfinanciële bijstand op de middellange termijn.In 2006 heeft de ECB geen beheerstaken ver-richt. Er stond aan het eind van 2005 geen saldoopen en er zijn gedurende het jaar geen nieuwetransacties aangegaan.

6.4 DIENSTEN VAN HET EUROSYSTEEM INZAKERESERVEBEHEER

In 2006 werd evenals vorig jaar een uitgebreidscala aan diensten aangeboden in het kader vanhet in januari 2005 ingevoerde raamwerk voorhet beheer van euro-reserves toebehorend aancliënten van het Eurosysteem. Het volledigepakket diensten – dat beschikbaar wordt gesteldaan centrale banken, monetaire autoriteiten enoverheidsinstanties buiten het eurogebied als-ook aan internationale organisaties – wordt aan-geboden door individuele centrale banken vanhet Eurosysteem (de ‘Eurosystem Sercive Pro-viders’) onder geharmoniseerde voorwaarden enovereenkomstig algemeen geldende marktstan-daarden. De ECB speelt hierbij een coördine-rende rol om de goede werking van het kader te

waarborgen. Het aantal cliënten dat in 2006 eenzakelijke relatie met het Eurosysteem onder-hield, bleef constant ten opzichte van 2005. Metbetrekking tot de dienstverlening zelf geldt datde totale saldo’s op geld- en effectenrekeningenlicht toenamen.

48 CON/2006/53.

Page 130: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 131: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 132: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

HOOFDSTUK 3

DE TOETREDING VAN SLOVENIË TOT

HET EUROGEBIED

Page 133: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Op 11 juli 2006 nam de Ecofin-Raad het besluitom Slovenië toe te laten treden tot het euroge-bied en de euro met ingang van 1 januari 2007als munteenheid in te laten voeren. De Raadkwam tot dit besluit op basis van de in mei 2006door de ECB en Europese Commissie gepubli-ceerde convergentieverslagen, een advies vanhet Europees Parlement en een voorstel van deEuropese Commissie. Diezelfde dag nam deEcofin-Raad een regeling aan waarmee de con-versiekoers tussen de Sloveense tolar en de euroonherroepelijk werd vastgelegd op SIT 239,640tegen de euro, de spilkoers die op 28 juni 2004werd overeengekomen toen de tolar werd opge-nomen in het ERM II. De tolarkoers is gedu-rende de gehele periode waarin deze munt deel-nam aan het ERM II nabij de spilkoers geblevenen werd tegen die koers verhandeld toen de con-versiekoers werd vastgelegd.

Slovenië heeft in de afgelopen tien jaar eenopmerkelijke vooruitgang geboekt in zijn stre-ven naar lage inflatie. De consumptieprijsstij-ging daalde geleidelijk van het hoge percentagevan 8,3% in 1997 tot 6,1% in 1999. Na een tij-delijke onderbreking vanwege onder meer de

invoering van een belasting toegevoegdewaarde, een toename van de binnenlandsevraag, sterke loonstijgingen en omhoogschie-tende invoerprijzen, begon de inflatie na 2000weer te dalen, tot 2,5% in 2005. In 2006 bleefde HICP-inflatie gemiddeld 2,5% bedragen,ondanks de relatief hevige volatiliteit als gevolgvan de olieprijzen. De recente inflatieontwikke-lingen werden door de component industriëlegoederen ongerekend energie per saldo getem-perd, terwijl de energie- en dienstencomponen-ten de sterkste opwaartse druk uitoefenden.

De daling van de inflatie moet bezien wordentegen een achtergrond van krachtige economi-sche groei. In het afgelopen decennium heeft debbp-groei gemiddeld 4,1% bedragen, meer danhet gemiddelde voor het eurogebied. Terwijl dereële bbp-groei tussen 2001 en 2003 enigszinsgematigd bleef, trok deze vanaf 2004 weer aan.In 2006 bedroeg de reële bbp-groei 5,2%, tegen4,0% in 2005 (zie Tabel 15). Dit heeft aanzien-lijk bijgedragen aan de reële convergentie,waarbij het bbp van Slovenië per hoofd van debevolking (in termen van koopkrachtpariteit)steeg van 65% van het gemiddelde van het euro-

132ECBJaarverslag2006

1 DE ECONOMISCHE EN MONETAIREONTWIKKELINGEN IN SLOVENIË

Tabe l 15 S l oven i ë : Be l ang r i j k s t e e conomi s che i nd i c a to ren

(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

Reële bbp-groeiBijdrage tot de reële bbp-groei:Binnenlandse vraag, met inbegrip van de voorradenNetto-uitvoer

HICP-inflatieLoonsom per werknemerNominale arbeidskosten per eenheid product (gehele economie)Invoerdeflator (goederen en diensten)

Saldo van lopende- en kapitaalrekening (% bbp)

Totale werkgelegenheidWerkloosheidsgraad (% beroepsbevolking) 1)

Overheidssurplus (+)/-deficit (-) (%bbp)Bruto overheidsschuld (%bbp)

Driemaands rente (% per jaar) 2)

Rendement op tienjaars overheidsobligaties (% per jaar) 2)

Wisselkoers t.o.v. de euro 2), 3)

Bronnen: ECB en Eurostat.Toelichting: Vanwege wijzigingen in de gebruikte methodologie en bronnen kan de overheidsschuld van voor 1999 niet worden verge-leken met die van 1999 en later, en kan het overheidstekort van voor 2000 niet worden vergeleken met dat van 2000 en later.1) Voor seizoen gezuiverd.2) Jaargemiddelde.3) Tot ultimo 1998 hebben de cijfers betrekking op de Sloveense tolar uitgedrukt in ECU.

4,8 3,9 5,4 4,1 2,7 3,5 2,7 4,4 4,0 5,2

5,0 5,2 9,0 1,4 0,8 2,4 4,9 5,3 1,9 5,5-0,2 -1,3 -3,6 2,7 1,8 1,1 -2,2 -0,9 2,1 -0,3

8,3 7,9 6,1 8,9 8,6 7,5 5,7 3,7 2,5 2,512,6 8,9 7,7 12,4 11,6 8,5 6,6 7,6 5,4 ..

5,3 4,6 3,6 8,9 9,2 6,5 3,5 3,6 1,6 ..5,0 1,9 1,9 13,9 6,3 2,5 2,0 4,1 5,0 4,7

0,3 -0,6 -3,3 -2,7 0,2 0,4 -1,4 -3,1 -2,4 -3,4

-1,9 -0,2 1,4 0,8 0,5 1,5 -0,4 0,5 0,3 0,66,9 7,4 7,3 6,7 6,2 6,3 6,7 6,3 6,5 6,0

.. .. -3,1 -3,8 -4,1 -2,5 -2,8 -2,3 -1,4 -1,621,4 22,1 24,6 27,6 27,6 29,1 28,5 28,7 28,0 28,5

.. .. .. .. .. 8,0 6,8 4,7 4,0 3,6

.. .. .. .. .. 8,7 6,4 4,7 3,8 3,9181,0 185,9 194,4 206,6 218,0 226,0 233,8 239,1 239,6 239,6

Page 134: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

gebied in 1977 – het hoogste niveau van de Cen-traal- en Oost-Europese landen die in mei 2004toetraden – tot 78% in 2006. Wat de externe ont-wikkelingen betreft, heeft Slovenië in de afge-lopen tien jaar een tekort op de lopende- enkapitaalrekening van gemiddeld 1,6% bbpgerapporteerd. In 2006 steeg het tekort op delopende- en kapitaalrekening van 2,4% in 2005tot 3,4%.

De arbeidsmarktomstandigheden zijn in hetafgelopen decennium redelijk stabiel gebleven,met een werkloosheidsgraad die rond 6 à 7%schommelde. Met het aantrekken van de econo-mische bedrijvigheid in 2006 steeg de werkge-legenheidsgraad eveneens, van 0,3% in 2005 tot0,6%. Tegelijkertijd daalde de werkloosheids-graad van 6,5% in 2005 tot 6,0%. Als gevolg vande structurele aanpassingen van de arbeidsmarktin de afgelopen jaren is de werkgelegenheid inde dienstensector toegenomen en die in de ver-werkende industrie gedaald. Op de arbeidsmarktis de aansluiting tussen vraag (vooral naar hoog-geschoolden) en aanbod (vooral van laagge-schoolden) verder verslechterd.

Het convergentieproces werd bevorderd door hetgevoerde begrotingsbeleid. Vanaf 2000 (het eer-ste jaar waarover vergelijkbare gegevensbetreffende het overheidstekort beschikbaarzijn) tot 2005 daalde het begrotingstekort van3,8% tot 1,4%. In 2006 kwam de overheidste-kortquote van 1,6% globaal overeen met hettekort zoals aangegeven in de meest recente ver-sie van het Convergentieprogramma (2005),ondanks een meevallende groei en een gunsti-ger uitkomst voor het tekort in 2005. De over-heidsschuldquote is in 2006 naar raming lichttoegenomen tot 28,5%, tegen 28,0% in 2005.Volgens de meest recente versie van het stabili-teitsprogramma is de totale uitgavenquote in2006 gestaag gedaald met meer dan 0,5% bbp.De pensioenuitgaven waren met 10,9% bbp in2005 zeer hoog vergeleken bij andere EU-lan-den en zullen naar verwachting tot 2050 nogaanzienlijk stijgen. Geraamd is dat het lange-termijn effect daarvan op de begroting tot hetmeest voelbare binnen de EU zal behoren.

Ook het monetaire beleid was bevorderlijk voorde convergentie. In 2001 stelde Slovenië eennieuw monetaire-beleidskader vast en werdprijsstabiliteit als hoofddoelstelling verankerdin de nieuwe Wet met betrekking tot Banka Slo-venije. De eerdere interimdoelstelling voormonetaire groei werd vervangen door een optwee pijlers gebaseerd monetaire-beleidskader,dat zowel monetaire als reëel-economische ont-wikkelingen beslaat. Het monetaire beleid werdtegelijkertijd aangevuld met een wisselkoersbe-leid met overwegingen van ongedekte rentepa-riteit als leidraad. Dit leidde tot een geleidelijkedaling van de koers van de tolar ten opzichte vande euro. Hierdoor kon de Banka Slovenije derente voldoende hoog houden om een proces vandesinflatie te schragen. Na 28 juni 2004, toenhet land toetrad tot het ERM II, richtte Sloveniëzijn monetaire beleid op handhaving van wis-selkoersstabiliteit ten opzichte van de euro.

In 2006 bleef het monetaire beleid van de BankaSlovenije toegespitst op het bereiken van prijs-stabiliteit binnen het kader van het ERM II metbehoud van een stabiele wisselkoers van de tolarten opzichte van de euro. Tegelijkertijd ver-laagde de Banka Slovenije geleidelijk de renteomwille van een soepele overgang op de euro.In januari 2006 bedroeg de Sloveense twee-maands geldmarktrente 4,0%. In juli, toen deEcof in-Raad bevestigde dat Slovenië voldeedaan de nodige voorwaarden om over te gaan opde gemeenschappelijke munt, had de Banka Slo-venije dit tarief verlaagd tot 3,25%. In augustusverhoogde de Banka Slovenije de rente met 25basispunten in navolging van de verhoging doorde ECB van de basisrentetarieven in die maand.De tweemaands geldmarktrente werd de rest vanhet jaar ongemoeid gelaten, maar na de verho-gingen van de ECB-basisrentetarieven in okto-ber en december gelijkgesteld aan de minimaleinschrijvingsrente op de basis-herfinancierings-transacties van het Eurosysteem.

In 2006 volgde de Sloveense driemaands geld-marktrente de bewegingen van de basistarievenvan de centrale bank. De geleidelijke aanpassingvan de korte rente in Slovenië aan die van heteurogebied was in wezen in oktober voltooid. De

133ECB

Jaarverslag 2006

Page 135: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

lange rente, daarentegen, bevond zich reedssinds medio 2004 nabij het niveau dat gold in heteurogebied. Dit weerspiegelde het vertrouwenvan de markt in de algemene economische enbudgettaire ontwikkelingen in Slovenië en degeloofwaardigheid van het Sloveense monetaire-en wisselkoersbeleid.

Nu de euro is ingevoerd, staat Slovenië voor debelangrijke taak te zorgen voor een beleid datduurzame, robuuste economische groei en eenhoge mate van structurele convergentie moetgaranderen. Aangezien Slovenië niet langer eeneigen monetair- en wisselkoersbeleid kan voe-ren om zijn economische doelstellingen te beha-len, is het eens te meer van belang dat het juistestructurele en budgettaire beleid wordt gevoerd.In deze context is het cruciaal dat de resterende

structurele starheden op de arbeidsmarkt wor-den aangepakt en de flexibiliteit van de goede-renmarkt wordt verbeterd. Om de concurrentie-kracht van de economie te waarborgen, is hetwenselijk dat de lonen achterblijven bij de groeivan de arbeidsproductiviteit. Verder isafschaffing noodzakelijk van de nog bestaandeindexatie van lonen en bepaalde sociale uitke-ringen. Vooral door het volgen van een ambiti-euze koers gericht op begrotingsconsolidatie,zal het ontstaan van een eventuele vraaggedre-ven inflatiedruk in de komende jaren moetenworden voorkomen. Voorts zal gezien de voort-schrijdende verdieping van de f inanciële mark-ten in Slovenië, die verband houdt met de snellekredietgroei, onder meer doelmatig f inancieeltoezicht vereist zijn.

134ECBJaarverslag2006

Kade r 8

STATISTISCHE GEVOLGEN VAN DE UITBREIDING VAN HET EUROGEBIED MET SLOVENIË

Door de uitbreiding van het eurogebied met Slovenië op 1 januari 2007 moesten de statistischereeksen voor het eurogebied voor de tweede maal worden aangepast om daarin een nieuwe lid-staat op te kunnen nemen. De voorbereiding van de statistieken voor het wederom uitgebreideeurogebied is waar nodig in samenwerking met de Europese Commissie geschied.

Door de toetreding van Slovenië zijn de ingezetenen van dat land ingezetenen van het euroge-bied geworden. Dit heeft gevolgen voor de statistieken met betrekking tot het eurogebied. Dedaarin weergegeven totalen zijn namelijk niet eenvoudigweg de uitkomst van een optelsom vannationale gegevens over bij voorbeeld monetaire ontwikkelingen, de betalingsbalans en de inves-teringspositie alsook de f inanciële overzichten, omdat transacties tussen Sloveense en de ove-rige ingezetenen van het eurogebied voortaan moeten worden geconsolideerd.

Dit betekent dat met ingang van januari 2007 Slovenië verplicht is te voldoen aan alle door deECB gestelde statistische criteria, namelijk om volledig geharmoniseerde en vergelijkbare natio-nale gegevens te verstrekken.1 Gezien de lange doorlooptijd die met de voorbereiding van nieuwestatistieken gemoeid is, zijn de Banka Slovenije en de ECB ruim voor Slovenië’s toetreding totde EU van start gegaan. Na lid te zijn geworden van het ESCB, verhoogde de Banka Slovenijehaar inspanningen om aan de eisen van de ECB te voldoen en was daarom na de toetreding vanSlovenië tot het eurogebied klaar om de statistische verplichtingen met betrekking tot mone-taire en bancaire ontwikkelingen, de betalingsbalans en de overige f inanciële gegevens na tekomen. Daarnaast moest de Banka Slovenije de nodige voorbereidingen treffen voor de inte-gratie van Sloveense kredietinstellingen in het systeem van reserveverplichtingen van de ECBen om te kunnen beantwoorden aan de relevante statistische vereisten.

1 De statistische criteria van de ECB zijn samengevat in “ECB statistics: an overview”, gepubliceerd in april 2006.

Page 136: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

135ECB

Jaarverslag 2006

Voor de gegevensrapporteurs en de nationale centrale banken van de bestaande landen van heteurogebied betekende de uitbreiding van het eurogebied dat zij met ingang van januari 2007transacties met (of stromen van en naar) en posities bij ingezetenen van Slovenië voortaan alsonderdeel van de gegevens voor het eurogebied moesten gaan rapporteren in plaats van als trans-acties met en posities bij niet-ingezetenen van het eurogebied.

Verder moesten Slovenië en de overige lidstaten van het eurogebied geografisch en sectoraalvoldoende uitgesplitste gegevens verstrekken die teruggaan tot ten minste 2004, het jaar waarinSlovenië toetrad tot de EU.

Voor de publicatie van statistieken met betrekking tot het eurogebied heeft de ECB gebruikerson-line toegang verschaft tot twee tijdreeksen; een met gegevens over het huidige eurogebied(dus met inbegrip van Slovenië) die zover teruggaan in de tijd als waarover informatie beschik-baar is, en een die de verschillende samenstellingen van het eurogebied, beginnend bij de 11 lan-den in 1999, met elkaar verbindt.

Page 137: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

De ECB heeft overeenkomstig artikel 122, lid2, van het Verdrag de statuten van de Banka Slo-venije alsook de overige relevante Sloveensewetgeving beoordeeld op naleving van artikel109 van het Verdrag. De ECB heeft de compa-tibiliteit van de Sloveense wetgeving met hetverdrag en de Statuten van het ESCB als gun-stig beoordeeld, zoals vermeld in het in mei2006 gepubliceerde Convergentieverslag voorLitouwen en Slovenië.

De ECB en Banka Slovenije beschikken overeen aantal juridische instrumenten om de inte-gratie van de Banka Slovenije in het Eurosys-teem op 1 januari 2007 te waarborgen. Het juri-dische kader van het Eurosysteem is aangepastals gevolg van het op 11 juli 2006 door deEcofin-Raad genomen besluit tot opheffing vande derogatiestatus van Slovenië.1 De invoeringvan de euro in Slovenië en de integratie vanBanka Slovenije in het Eurosysteem maakteeveneens wijzigingen van enkele Sloveense juri-dische instrumenten nodig. Op 30 maart 2006werden de statuten van de Banka Slovenije aan-gepast op basis van de in het Convergentiever-slag van 2004 gedane aanbevelingen. Sloveniëhad op 13 maart 2006 de ECB geraadpleegdover de conceptwijzigingen van de statuten vande Banka Slovenije. De ECB nam een advies totverdere wijzigingen aan, welke zijn aangebrachtin de definitieve versie van de statuten van destatuten van de Banka Slovenije.2 In de loop van2006 is de ECB ook geconsulteerd over wijzi-gingen van overige Sloveense wetgeving metbetrekking tot het bankwezen3, reserveverplich-tingen4 en onderpand.5

Het op 11 juli 2006 genomen besluit van deEcofin-Raad resulteerde in wijzigingen van Ver-ordening (EG) nr. 974/98 om de invoering vande euro als Sloveense munteenheid6 mogelijk temaken, en de vaststelling van Verordening (EG)nr. 1086/2006 tot wijziging van Verordening(EG) nr. 2866/98, die onherroepelijk de omre-keningskoers vastlegde van de Sloveense tolarten opzichte van de euro7. De Raad raadpleegdede ECB over voorstellen met betrekking tot dezeverordeningen, waarop de ECB een advies aan-nam8.

Om de invoering van de euro als munteenheidvan Slovenië te bevorderen stelde de ECB twee richtsnoeren vast. Dankzij RichtsnoerECB/2006/10 konden tolar bankbiljetten in allelanden van het eurogebied worden omgewisseldtegen euro bankbiljetten en munten.9 RichtsnoerECB/2006/9 maakte het mogelijk om vóór deovergang op de euro een voorraad euro bankbil-jetten en munten aan te leggen.10 De ECB werdook geraadpleegd over de voorbereidingen voorde nationale wetgeving inzake de overgang opde chartale euro.11

Voor de wetsvoorbereidingen ten behoeve vande integratie van de Banka Slovenije in het Euro-systeem stelde de ECB de nodige juridische ins-trumenten vast om te voorzien in de volstortingvan het overige kapitaal en de overdracht doorde Banka Slovenije van deviezenreserves aan deECB. Krachtens artikel 27.1 van de Statuten vanhet ESCB nam de Raad van Bestuur een aanbe-veling aan met betrekking tot de externeaccountants van de Banka Slovenije voor dejaarrekening met ingang van het boekjaar2007.12 De ECB herzag ook haar juridischekader en voerde waar nodig wijzigingen in dievoortvloeiden uit het lidmaatschap van de

136ECBJaarverslag2006

2 DE JURIDISCHE ASPECTEN VAN DE INTEGRATIEVAN BANKA SLOVENIJE IN HET EUROSYSTEEM

1 Beschikking van de Raad van 11 juli 2006 overeenkomstig arti-kel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de aanneming van deeenheidsmunt door Slovenië op 1 januari 2007, PB L 195,15.7.2006, blz. 25.

2 CON/2006/17.3 CON/2006/48.4 CON/2006/41.5 CON/2006/24.6 Verordening (EG) nr. 1647/2006 van de Raad van 7 november

2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over deinvoering van de euro, PB L 309, 9.11.2006, blz. 2.

7 Verordening (EG) nr. 1086/2006 van de Raad van 11 juli 2006tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2866/98 over de omre-keningskoersen tussen de euro en de munteenheden van de lid-staten die de euro aannemen, PB L 195, 15.7.2006, blz. 1.

8 CON/2006/36, PB C 163, 14.7.2006, blz. 10.9 Richtsnoer van de ECB van 24 juli 2006 inzake de inwisseling

van bankbiljetten na het onherroepelijk vaststellen van de wis-selkoersen in verband met de invoering van de euro(ECB/2006/11), PB L 215, 5.8.2006, blz. 44.

10 Richtsnoer van de ECB van 14 juli 2006 inzake bepaalde voor-bereidingen voor de omschakeling naar de chartale euro eninzake bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf meteurobankbiljetten en muntstukken buiten het eurogebied(ECB/2006/9), PB L 207, 28.7.2006, blz. 39.

11 CON/2006/29. 12 Aanbeveling van de ECB van 9 oktober 2006 aan de Raad van

de Europese Unie betreffende de externe accountants van BankaSlovenije (ECB/2006/14), PB C 257, 25.10.2006, blz. 19.

Page 138: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Banka Slovenije van het Eurosysteem metingang van 1 januari 2007. Een dergelijke wij-ziging betrof onder meer het regime voor de toe-deling van monetaire inkomsten van de natio-nale centrale banken van het eurogebied.13 DeECB herzag verder het Sloveense reglement totinvoering van het juridische kader van het Euro-systeem voor het monetaire beleid en TARGET.Hierdoor konden Sloveense tegenpartijen vanaf3 januari deelnemen aan de basis-herf inancie-ringstransacties van het Eurosysteem. De ECBstelde voorts een regeling vast inzake over-gangsvoorzieningen voor de toepassing vanreserveverplichtingen door de ECB na de intro-ductie van de euro in Slovenië.14 Ten slotte werdvoor de Banka Slovenije de het ERM II overeen-komst15 beëindigd.

137ECB

Jaarverslag 2006

13 Besluit van de ECB van 19 mei 2006 tot wijziging van BesluitECB/2001/16 inzake de toedeling van monetaire inkomsten vande nationale centrale banken van de deelnemende lidstaten metingang van het boekjaar 2002 (ECB/2006/7), PB L 148,2.6.2006, blz. 56.

14 Verordening inzake de toepassing van reserveverplichtingendoor de ECB na de invoering van de euro in Slovenië(ECB/2006/15, 2 november 2006), OJ L 306, 7.11.2006, blz. 15.

15 Overeenkomst van 21 december 2006 tussen de ECB en de natio-nale centrale banken van de lidstaten buiten het eurogebied totwijziging van de Overeenkomst van 16 maart 2006 tussen deECB en de nationale centrale banken van de lidstaten buiten heteurogebied waarin de operationele procedures voor een wissel-koersmechanisme in de derde fase van de Economische enMonetaire Unie zijn neergelegd, PB C 14 van 20.1.2007.

Page 139: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Na het besluit van de Ecofin-Raad, genomen op11 juli 2006, betreffende de invoering van deeuro in Slovenië per 1 januari 2007 heeft deECB technische voorbereidingen getroffen methet oog op de volledige integratie van de BankaSlovenije in het Eurosysteem. Conform de bepa-lingen van het Verdrag is de Banka Slovenije tothet Eurosysteem toegetreden met preciesdezelfde rechten en verplichtingen als de natio-nale centrale banken van de EU-lidstaten die deeuro al hadden ingevoerd.

De technische voorbereiding op de integratievan de Banka Slovenije in het Eurosysteemgeschiedde in nauwe samenwerking met de BankaSlovenije en in voorkomende gevallen op mul-tilaterale basis samen met de 12 nationale cen-trale banken van het eurogebied. De voorberei-dingen bestreken een breed scala aanwerkterreinen, in het bijzonder de f inanciëleverslaglegging en boekhouding, monetaire-beleidstransacties, het beheer van buitenlandsereserves en valutatransacties, betalingssyste-men, statistieken en de productie van bankbil-jetten. Op operationeel gebied omvatte de voor-bereiding uitvoerige tests van instrumenten enprocedures voor de uitvoering van het monetairebeleid en valutatransacties.

3.1 MONETAIRE-BELEIDSTRANSACTIES

De overgang van Slovenië op de euro per 1 janu-ari 2007 betekende dat in Slovenië gevestigdekredietinstellingen vanaf die datum gehoudenwaren aan de reserveverplichtingen van hetEurosysteem. Echter, omdat 1 januari 2007 vrij-wel midden in de reguliere reserve-aanhou-dingsperiode van het Eurosysteem van 13december 2006 tot en met 16 januari 2007 viel,waren er overgangsvoorzieningen nodig voor detoepassing in Slovenië van reserveverplichtin-gen tijdens deze aanhoudingsperiode. Over-gangsvoorzieningen waren eveneens nodig voorde berekening van de reservebasis van Slo-veense wederpartijen. De lijst van 27 Sloveensekredietinstellingen waarop de reserveverplich-tingen van het Eurosysteem van toepassing zijn,

is op 29 december 2006 voor het eerst op dewebsite van de ECB geplaatst.

Door de toetreding van Slovenië tot het euroge-bied zijn de totale reserveverplichtingen vankredietinstellingen in het eurogebied toegeno-men met €0,3 miljard. De bijdrage van auto-nome liquiditeitsfactoren op de balans van deBanka Slovenije aan de totale liquiditeitsvoor-ziening beliep in de periode van 1 tot en met16 januari 2007 gemiddeld €3,5 miljard. Om eenvolledig beeld te krijgen van de liquiditeitsef-fecten van de Sloveense toetreding moet reke-ning worden gehouden met het feit dat sommigemonetaire-beleidstransacties die de Banka Slovenije in 2006 had uitgevoerd, pas in 2007zouden aflopen. Tot deze transacties behoordenenkele van wederpartijen aangetrokken termijn-deposito’s en voorts schuldbewijzen uitgegevendoor de Banka Slovenije. De waarde van dezeinstrumenten beliep in de periode van 1 tot enmet 16 januari 2007 gemiddeld €2,3 miljard. Debijdrage van Slovenië aan het netto gemiddeldeliquiditeitsoverschot van het eurogebied in dezeperiode beliep derhalve €0,9 miljard.

De ECB hield rekening met de invloed hiervanop de liquiditeitsverhoudingen in het eurogebieddoor de bij haar basis-herfinancieringstransac-ties toegewezen bedragen reeds vanaf het beginvan januari 2007 aan te passen.

Op 1 januari 2007 ging de Banka Slovenije tevensover op het enkelvoudige onderpandskader vanhet Eurosysteem, waarbij zij beleenbare Slo-veense activa meldde ter waarde van €6,3 mil-jard. Deze activa waren reeds op 29 december2006 bijgeschreven op de lijst van beleenbareactiva zoals gepubliceerd op de website van deECB, en werden vanaf 1 januari 2007 beleen-baar voor krediettransacties van het Eurosys-teem.

3.2 BIJDRAGEN AAN KAPITAAL, RESERVES ENEXTERNE RESERVES VAN DE ECB

Bij haar toetreding tot het ESCB op 1 mei 2004heeft de Banka Slovenije 7% van haar aandeel

138ECBJaarverslag2006

3 OPERATIONELE ASPECTEN VAN DE INTEGRATIEVAN DE BANKA SLOVENIJE IN HET EUROSYSTEEM

Page 140: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

in het geplaatste kapitaal van de ECB volgestortals bijdrage in de lopende kosten van de ECB.Conform artikel 49 van de Statuten van hetESCB heeft de Banka Slovenije het resterendedeel van haar bijdrage betaald op 1 januari 2007.Het totale geplaatste kapitaalaandeel van deBanka Slovenije beloopt €18,4 miljoen, zijnde0,3194% van het geplaatste kapitaal van de ECBper 1 Januari 2007, groot €5,761 miljard.

Aan het begin van 2007 heeft de Banka Slovenije,conform artikel 30 en artikel 49, lid 1, van deStatuten van het ESCB externe reserves terwaarde van €191,6 miljoen overgedragen aan deECB. Gemeten naar het aandeel van de BankaSlovenije in het geplaatste kapitaal van de ECBstaat dit in verhouding tot de reeds door de ove-rige nationale centrale banken van het euroge-bied overgedragen externe reserves. Van detotale bijdrage werd 15% overgedragen in devorm van goud en 85% in de vorm van activaluidende in Amerikaanse dollars. De Banka Slo-venije en de Banque centrale du Luxembourgbeheren deze in Amerikaanse dollars luidendeportefeuille in opdracht van de ECB, waarmeede eerste gezamenlijk beheerde externe-reser-vesportefeuille van de ECB een feit is. In ver-band met de overdracht van externe reserves aande ECB is de Banka Slovenije gecrediteerd meteen vordering in euro op de ECB.

139ECB

Jaarverslag 2006

Page 141: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Op 1 januari 2007 werden in Slovenië eurobank-biljetten en euromunten in omloop gebracht. Naeen duale circulatieperiode van twee weken had-den zij de Sloveense tolarbankbiljetten en -mun-ten volledig vervangen.

Ter voorbereiding op deze gebeurtenis heeft deRaad van Bestuur op 14 juli 2006 een richtsnoerinzake bepaalde voorbereidingen voor deomschakeling naar de chartale euro en inzakebevoorrading vooraf en verdere bevoorradingvooraf met eurobankbiljetten en muntstukkenbuiten het eurogebied16 vastgesteld. Dit richt-snoer, dat grotendeels een weergave is van hetjuridische kader zoals dat is vastgesteld voor deovergang op de chartale euro in 2002, vormdede basis voor het kader van de Banka Slovenijevoorde overgang op de euro.

De Banka Slovenije heeft het juridische kadervastgesteld voor partijen die betrokken warenbij de bevoorrading vooraf en de verderebevoorrading vooraf met eurobankbiljetten enmuntstukken in Slovenië. Daarnaast werdenprocedures en methoden vastgesteld voor deomwisseling van chartale tolars in chartaleeuro’s, alsook de voorwaarden voor het vervoer,de opslag, de beveiliging, de levering van onder-pand en de circulatiestatistieken.

In het kader van de chartale omwisseling entevens om te voldoen aan de geraamde vraagnaar chartale euro’s in Slovenië gedurende 2007heeft het Eurosysteem de Banka Slovenije uitvoorraad in totaal 94,5 miljoen eurobankbiljet-ten geleverd met een nominale waarde van€2.175 miljoen. Om geografische en logistiekeredenen verrichtte de Oesterreichische Nation-albank namens het Eurosysteem de fysieke leve-rantie. Na een openbare inschrijvingsprocedurezijn de Sloveense euromunten geproduceerddoor de Munt van Finland. In totaal werden296,3 miljoen munten geslagen met een nomi-nale waarde van €104 miljoen.

De Banka Slovenije startte de ‘frontloading’ vaneuromunten aan kredietinstellingen op 25 sep-tember 2006 en die van eurobankbiljetten op29 november 2006. De f ijndistributie, dat wil

zeggen de aflevering van eurobankbiljetten en-munten aan bedrijven (onder meer de detailhan-del en de muntautomatenbranche) door krediet-instellingen, vond plaats in de loop van decem-ber. Parallel hieraan werden 150.000startpakketten euromunten voor detaillisten à€201 en 450.000 startpakketten euromuntenvoor particulieren à €12,52 samengesteld om tezorgen voor een zo breed mogelijke distributievan munten voorafgaand aan de omschakeling.Aan het eind van 2006 had de Banka Slovenije defrontloading van de voor de chartale overgangbenodigde eurobankbiljetten en -munten aanbanken geheel voltooid en zo de weg geëffendvoor een vlotte omschakeling.

Nog een factor die heeft bijgedragen aan de effi-ciëntie van de chartale omschakeling was desnelle aanpassing van gelduitgifte- en betaal-automaten: alle publiek toegankelijke gelduit-gifte- en betaalautomaten waren op de eerstedag van de omschakeling geconverteerd. Deconversie van muntautomaten kreeg binnen 15dagen haar beslag.

Krachtens artikel 52 van de Statuten van hetESCB dient de Raad van Bestuur de noodzake-lijke maatregelen te treffen om te verzekeren datbankbiljetten luidende in valuta’s met onherroe-pelijk vastgestelde wisselkoersen door de natio-nale centrale banken worden ingewisseld tegenhun respectieve pariwaarden. Conform met ditvereiste en in vervolg op de vaststelling, op 24juli 2006, van Richtsnoer ECB/2006/10 inzakede inwisseling van bankbiljetten na het onher-roepelijk vaststellen van de wisselkoersen inverband met de invoering van de euro17, hebbende nationale centrale banken in het eurogebiedgewaarborgd dat gedurende de eerste tweemaanden van 2007 in tolar luidende bankbiljet-ten tot een waarde van €1.000 per aanbieder enper dag a pari zou kunnen worden omgewisseldop ten minste één locatie in de desbetreffendelanden. Tolarbankbiljetten blijven onbeperkt entolarmunten gedurende tien jaar omwisselbaarbij de Banka Slovenije.

140ECBJaarverslag2006

4 DE OVERGANG VAN SLOVENIË OP DE CHARTALEEURO

16 Pb L 207 d.d. 28.7.2006, blz. 39.17 Pb L 215 d.d. 5.8.2006, blz. 44.

Page 142: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

DE VOORLICHTINGSCAMPAGNE OVER DEINVOERING VAN DE EUROIn 2006 heeft de ECB in samenwerking met de Banka Slovenije een informatiecampagnegehouden ter voorbereiding op de invoering vande euro in Slovenië per 1 januari 2007. De voor-lichtingscampagne had tot doel geldverwerkersen het grote publiek bekend te maken met hetuiterlijk en de echtheidskenmerken van de euro-bankbiljetten en -munten en met de omwisse-lingsprocedure. In het kader van deze campagnewerd door de ECB een folder over de chartaleeuro geproduceerd en in meer dan 700.000exemplaren naar Sloveense huishoudens ver-stuurd, elk vergezeld van een omrekenmachinegeleverd door de Banka Slovenije. Naast pos-ters en een vouwblaadje op creditcardformaatmet visuele informatie over het uiterlijk en deechtheidskenmerken van de eurobankbiljettenen -munten, zijn er ook gidsen verspreid voorpersonen die beroepsmatig met chartaal geldomgaan. Voorts werden Sloveense ondernemersvoorzien van informatie uit de eerste handomtrent het uiterlijk en de echtheidskenmerkenvan de eurobankbiljetten en munten, voorgebruik in eigen informatiemateriaal. Een twee-daags seminar voor vertegenwoordigers van deSloveense media georganiseerd door de ECBverschafte gedetailleerde informatie over deorganisatie, taken en activiteiten van de ECB enhet Eurosysteem. Vervolgens werd door deBanka Slovenije in samenwerking met de ECBeen “€ Conference Slovenia 2007” georgani-seerd die was bedoeld als forum voor hetuitwisselen van ervaringen en ter bevorderingvan de dialoog over de economische gevolgenvan de invoering van de euro en de chartaleomwisseling. Deze conferentie, gehouden op 15 januari 2007, werd bijgewoond door verte-genwoordigers uit het bedrijfsleven, de overheiden de media.

141ECB

Jaarverslag 2006

Page 143: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 144: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

HOOFDSTUK 4

F INANCIËLE STABILITEITEN INTEGRATIE

Page 145: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Het Eurosysteem draagt bij tot een goedebeleidsvoering door de bevoegde nationale auto-riteiten ten aanzien van het bedrijfseconomischtoezicht op kredietinstellingen en de stabiliteitvan het f inanciële stelsel. Daarnaast adviseerthet Eurosysteem deze autoriteiten en de Euro-pese Commissie met betrekking tot de reik-wijdte en de tenuitvoerlegging van de Gemeen-schapswetgeving op deze terreinen.

1.1 TOEZICHT OP DE FINANCIËLE STABILITEIT

In samenwerking met het Comité voor Banken-toezicht van het ESCB bewaakt de ECB de risi-co’s voor de f inanciële stabiliteit om het weer-standsvermogen van het f inanciële stelsel tekunnen beoordelen.1 Banken vormen daarbij hetbelangrijkste aandachtspunt, aangezien zij nogsteeds de voornaamste intermediairs bij geld-stromen zijn en daarmee tevens het belangrijk-ste potentiële kanaal voor risico in het f inan-ciële stelsel. Tegelijkertijd vereist hettoenemende belang van andere financiële instel-lingen en markten en de koppelingen die tussendeze instellingen en markten enerzijds en debanken anderzijds bestaan, dat zwakke plekkenin deze onderdelen van het f inanciële stelseldoor het ESCB worden bewaakt.

CONJUNCTURELE ONTWIKKELINGENIn 2006 bleef de f inanciële gesteldheid van definanciële instellingen van het eurogebied zichverbeteren, daarmee de sedert 2003 opgete-kende verbeteringen consoliderend. De f inan-ciële instellingen hebben geprof iteerd van gunstige macro-economische en f inanciëleomstandigheden, ondanks de beginnende ver-krapping van de mondiale liquiditeitsver-schaff ing, en in het geval van verzekeringsin-stellingen van het uitblijven van grotenatuurrampen. De kwetsbaarheid van de f inan-ciële instellingen van het eurogebied voor nega-tieve ontwikkelingen is aanzienlijk verminderddankzij aanhoudend positieve resultaten, en devooruitzichten blijven positief; er blijven ech-ter enkele risico’s bestaan. Ondanks enige her-schikking van internationale groeipatronen enrecente olieprijsdalingen, blijven grote mon-

diale f inanciële onevenwichtigheden een bronvan risico op de middellange termijn; bovendienis de kans op een negatieve omslag in de kre-dietcyclus mogelijkerwijs toegenomen, net alsde kans op het plotseling afbouwen van specu-latieve, met vreemd vermogen gef inancierdeposities. Tegelijkertijd is het kredietrisico geste-gen dat banken in het eurogebied lopen na deexpansie van de kredietverlening, ofschoon ban-ken gebruik hebben gemaakt van productenvoor het overdragen van kredietrisico om zominder risicogevoelig te worden. Enkele bankenstaan tevens steeds meer bloot aan korte-ter-mijnfinancieringen met vreemd vermogen, metname met betrekking tot private equity-transac-ties, waarbij de kredietmaatstaven van bankendoor de strijd om steeds grotere transactiesonder druk zouden kunnen zijn gekomen. Ten-slotte zou ook de aanhoudend lage volatiliteitop de financiële markten de banken kunnen heb-ben gestimuleerd hun posities in verschillendeactivacategorieën uit te breiden, daarmee hunblootstelling aan marktrisico vergrotend. Indeze context heeft het toenemende gebruik doorbanken van nieuwe en complexe f inanciële in-strumenten in de wholesale-markt geleid totnieuwe risico’s voor tegenpartijen in verbandmet juridische en reputatiekwesties.

De winstgevendheid van grote banken in heteurogebied versterkte zich in 2006 verder. Hoe-wel de ongelijkmatige overgang naar de Inter-nationale standaarden voor f inanciële verslag-legging (IFRS) in het eurogebied de huidigebeoordeling beïnvloedt, is de vergelijkbaarheidvan de belangrijkste prestatie-indicatoren goed-deels behouden gebleven, en de winstcijfers dui-den op een algemene verbetering. De hogewinstgevendheid werd voornamelijk veroor-zaakt door de krachtige groei van de kredietver-lening aan zowel huishoudens als aan de bedrij-

144ECBJaarverslag2006

1 FINANCIËLE STABILITEIT

1 Sinds eind 2004 brengt de ECB een halfjaarlijks rapport uit overde stabiliteit van het f inanciële stelsel in het eurogebied onderde titel “Financial stability review”. In 2006 publiceerde zijtevens de vijfde editie van het rapport betreffende de stabiliteitvan de bancaire sector in de EU en betreffende bancaire struc-turen in de EU. Deze publicaties bevatten de belangrijkste bevin-dingen van de regelmatige analyses door het Comité voor Ban-kentoezicht van de structuur en stabiliteit van het bancaire stelselen zijn beschikbaar op de website van de ECB.

Page 146: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

vensector uitgezonderd f inanciële instellingen,hoewel de groei van de netto rentebaten gema-tigd was door aanhoudend kleine rentemargesen de vlakke rendementscurve. Provisie- encommissiebaten alsmede handelsopbrengstenhebben de winstgroei eveneens ondersteund.Verder werden de winsten geschraagd doorvoortgezette kostenbeheersingsmaatregelen enwaardeverminderingskosten, die op een nieuwhistorisch dieptepunt uitkwamen als gevolg vande verbeterde risicobeheersing door banken eneen zeer gunstig kredietklimaat. Vooruitkijkend,hoewel verschillende banken op korte termijneen verslechtering in de kredietcyclus verwach-ten, verkeren de meeste grote banken in heteurogebied in een comfortabele positie om dedaaruit voortvloeiende geleidelijke stijging vande waardeverminderingskosten te absorberen.

De solvabiliteitsratio van de banken in het euro-gebied daalden in 2006 licht als gevolg van eenkrachtige toename in activa met een hoge risi-cograad; hun solvabiliteitsniveaus bleven ech-ter sterk en voldeden ruimschoots aan de ver-eisten betreffende regelgeving. Dit was hetgevolg van de aanhoudende inkomstengroei inde afgelopen drie jaren, die steun gaf aan sub-stantiële interne vermogenscreatie, en hetbehouden van winsten.

Volgens de meest recente beoordeling doorEuropese verzekeringstoezichthouders bleef dewinstgevendheid in het verzekeringswezen inhet eurogebied in 2006 toenemen, een voortzet-ting van de sinds 2004 verbeterende f inanciëlesituatie in de sector. De recente groei in totalereële premies is voor levensverzekeringsmaat-schappijen krachtiger geweest dan voor schade-verzekeringsmaatschappijen. De positieve pres-taties van de levensverzekeringsmaatschappijenwerden ondersteund door krachtige verkopenvan aan beleggingen gekoppelde productentegen een achtergrond van stijgende aandelen-koersen en door stijgende verkopen van andere,traditionelere producten. De aanzienlijke struc-turele omvorming van de levensverzekerings-markt in het eurogebied, die hoofdzakelijkwordt veroorzaakt door lopende belastingher-vormingen en een langere-termijntoename in de

penetratiegraad van verzekeringen in de econo-mie, heeft de premiegroei eveneens onder-steund. In de schadeverzekeringssector zijn depremieverhogingen, die in voorgaande jaren depremiegroei opdreven, recentelijk vertraagd,wat voornamelijk het gevolg was van de scherpeconcurrentie in de sector. De f inanciële positievan pensioenfondsen is ten opzichte van voor-gaande jaren verder verbeterd, maar bleef nega-tief beïnvloed worden door de lage obligatieren-dementen in 2006.

De mondiale hedge fund- en private equity-sec-toren bleven in 2006 groeien. Na de netto uit-stroom uit de hedge fund-sector gedurende hetlaatste kwartaal van 2005, herstelde de geaggre-geerde netto instroom zich in de eerste helft van2006, stijgend tot dicht bij het recordniveau van2004. Sommige hedge funds, met name die metrichtingsstrategieën (d.w.z. gebaseerd op ver-wachtingen omtrent de richting van marktver-anderingen), leden f inanciële verliezen, hoofd-zakelijk als gevolg van de turbulentie op definanciële markten gedurende mei en juni 2006en negatieve ontwikkelingen in de aardgasmarktin augustus en september. Desalniettemin bleefde sector als geheel positieve rendementengenereren.

145ECB

Jaarverslag 2006

Page 147: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

STRUCTURELE ONTWIKKELINGEN Structurele ontwikkelingen in het bankwezenkunnen van invloed zijn op de aard en stabiliteitvan het bredere financiële stelsel. De lange-ter-mijntendensen in de consolidatie, integratie eninternationalisatie van het bankwezen in de EUzette zich gedurende 2006 voort. Deze ontwik-kelingen kunnen via toenemende concurrentie,betere kwaliteit van de dienstverlening en inno-vatie voordelig zijn voor cliënten, maar houdentegelijkertijd het risico in van gemakkelijkereverspreiding van financiële verstoringen over degrenzen heen. Hoewel de waargenomen tenden-sen zich in de meeste lidstaten manifesteren, zijner significante onderlinge verschillen, met namebetreffende consolidatie, waarvan het meestsprake is in de rijpere economieën.

Consolidatie, zoals weerspiegeld in de afnamevan het aantal kredietinstellingen, vond plaatstegelijk met het aantrekken van grensoverschrij-dende fusies en acquisities in het EU-bankwe-zen gedurende 2005 en de eerste helft van 2006.De voltooiing van verschillende grote transac-ties en het hogere niveau van fusies en acquisi-ties kunnen duiden op het eindigen van de sinds2000 waargenomen afnemende tendens. Bijrecente grensoverschrijdende fusies en acquisi-ties zijn ook in toenemende mate intermediairsop de retailmarkt betrokken.

De aanhoudende groei van bancaire activa ginggepaard met desintermediatie, aangezien deactiva van niet-bancaire financiële intermediairs(zoals verzekeringsmaatschappijen en beleg-gings- en pensioenfondsen) eveneens aanzien-lijk zijn gegroeid. Banken lijken zich aan dezetrend aan te passen door hun commissie-gene-rerende activiteiten uit te breiden, met inbegripvan investeringsbankieren en vermogensbeheer.De resulterende diversif icatie van inkomsten-bronnen zou ertoe kunnen bijdragen dat de risi-copositie van banken verbetert en hun winstenstabiliseren. Het wegsluizen van risico’s vanbanken naar andere, vaak minder gereguleerde,financiële intermediairs zou tevens het algehelerisico-onzekerheidsniveau kunnen verhogen.

In de EU vinden belangrijke demografische ont-wikkelingen plaats die ook op het bankwezenvan invloed kunnen zijn. Veranderingen in delevensverwachting, nataliteit en migratie kun-nen leiden tot een neerwaartse druk op de inter-mediatiequote van banken en op de vraag naarconsumptieve kredieten en hypotheken, waar-door de netto rentebaten teruglopen. Bankenzouden daarop kunnen reageren met het aanbie-den van nieuwe producten die op oudere cliën-ten zijn afgestemd, alsmede met vermogensbe-heer en adviesdiensten, resulterend in stijgendeniet uit rentebaten afkomstige inkomsten. Zijzouden tevens internationaal kunnen diversif ië-ren en actiever kunnen worden in opkomendemarkteconomieën met afwijkende demograf i-sche structuren.

De financieringsbasis van banken in de EU blijftgrotendeels bestaan uit cliëntendeposito’s, hoe-wel deze gediversifieerder zijn geworden, zowelop sectoraal als geografisch niveau. Het toene-mende aanbod van complexere deposito-instru-menten aan een breder beleggerspubliek kanbanken blootstellen aan reputatierisico’s. Er issprake geweest van een kleine verschuiving naar(voornamelijk kortlopende) marktf inanciering,terwijl banken steeds afhankelijker zijn gewor-den van instrumenten zoals hypothecaire obli-gaties en effectisering. Dergelijke instrumentenbieden schaalvoordelen, maar zijn duurder danf inanciering via deposito’s. Tevens werd eentoenemende centralisatie van liquiditeitsbeheerbinnen bankconcerns waargenomen, hetgeenduidelijke voordelen biedt wat betreft de eff i-ciëntie van interne kapitaalstromen, maar ookkan leiden tot grotere concerninterne en grens-overschrijdende besmettingsrisico’s.

1.2 SAMENWERKING IN FINANCIËLECRISISSITUATIES

De afspraken voor het aanpakken van financiëlecrises tussen de autoriteiten verantwoordelijkvoor het waarborgen van f inanciële stabiliteitop EU-niveau, zijn in de loop van 2006 verderverbeterd. De EU-Richtlijn Kapitaaleisen (Capi-tal Requirements Directive, of CRD), die in juni

146ECBJaarverslag2006

Page 148: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

2006 werd aangenomen, zet de herziene kapi-taaleisen voor krediet- en beleggingsinstellin-gen om in EU-wetgeving, en bevat een aantalbepalingen die van directe invloed zijn op nood-situaties. In het bijzonder worden de informa-tiestromen gespecificeerd tussen de autoriteitendie mogelijk bij grensoverschrijdende crisesbetrokken zijn, waaronder toezichthouders encentrale banken.

Het Comité voor Bankentoezicht en het Com-mittee of European Banking Supervisors(CEBS) hebben aanzienlijke vooruitganggeboekt bij het vaststellen van centrale-bank- entoezichtspraktijken betreffende informatie-uit-wisseling en samenwerking ingeval van eenfinanciële crisis op grensoverschrijdend niveau.Het doel van dit werk was het bevorderen vande operationele doelmatigheid van de bestaanderegelingen en gebieden vast te stellen waar ver-dere vooruitgang nodig is.

Teneinde het inzicht te vergroten in de prakti-sche tenuitvoerlegging van de EU-regelingen,werden verschillende f inanciële-crisissimula-ties georganiseerd. In april 2006 vond een EU-brede crisissimulatie plaats, gecoördineerd doorde Economische en Financiële Commissie, dietot doel had het Memorandum of Understanding(MoU) te testen dat in 2005 was overeengeko-men.2 Het ESCB droeg bij aan de voorbereidingen organisatie van de simulatie.

De centrale banken van het eurogebied organi-seerden tevens crisissimulaties om te testen ofhet Eurosysteem in staat is een f inanciële crisismet mogelijk grensoverschrijdende gevolgenvoor het f inanciële stelsel effectief aan te pak-ken. De meest recente simulatie vond plaats inmei 2006 en betrof de uitvoering van monetaire-beleidstransacties, het toezicht op en de werkingvan marktinfrastructuren, en de waarborgingvan de f inanciële stabiliteit. Gezien de hogemate van f inanciële integratie binnen het euro-gebied, legde de simulatie de nadruk op de kop-pelingen tussen f inanciële instellingen, mark-ten en marktinfrastructuren, zowel op nationaleals op grensoverschrijdende basis. De simulatiebevestigde dat het Eurosysteem goed in staat is

mogelijk stelselverstorende gebeurtenissen inhet eurogebied het hoofd te bieden.

147ECB

Jaarverslag 2006

2 Voor nadere details betreffende deze MoU, zie het Jaarverslag2005, blz. 120-121.

Page 149: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

2.1 ALGEMEEN

Op 5 december 2005 heeft de Europese Com-missie een Witboek uitgebracht over het beleidop het gebied van f inanciële diensten, het zoge-noemde “White Paper on Financial ServicesPolicy 2005-2010”. Het document, dat vorm zalgeven aan het middellange-termijnbeleidspro-gramma van de Commissie op het gebied vanfinanciële diensten, is erop gericht verdere inte-gratie binnen de f inanciële sector in de EU teondersteunen door het dynamisch consoliderenvan het reeds door het actieplan voor f inanciëlediensten (“Financial Services Action Plan”)opgestelde regelgevende kader. De globale doel-stelling van het Witboek werd grotendeelsondersteund door het Eurosysteem in zijn bij-drage aan de openbare raadpleging van de Com-missie over het document.3 Gezien het feit dathet Witboek thans wordt geïmplementeerd, zalde ECB blijven samenwerken met de Commis-sie en haar beleidsagenda blijven volgen, als-mede er voor zorgdragen dat het Eurosysteemtijdig wordt betrokken bij zaken die binnen zijnbevoegdheden vallen. De ECB zal tevens tech-nische ondersteuning bieden aan de acties vande Commissie die van invloed kunnen zijn opde f inanciële stabiliteit en de integratie vanEuropese f inanciële markten.

Wat betreft het Lamfalussy-kader4 zijn de Com-missie en het Europees Parlement een herzie-ning van de “comitologie”-procedures (het sys-teem van comité’s door middel waarvanGemeenschapswetgeving wordt aangenomen)overeengekomen die het Parlement controlebe-voegdheden toekent betreffende door de Com-missie goedgekeurde maatregelen ter imple-mentatie van Niveau 1-kaderwetgeving. Dit steltde Lamfalussy-comité’s in staat door te gaanmet het effectief ondersteunen van het procesvoor EU-wetgeving op het gebied van financiëledienstverlening.5 De goedkeuring door deEcofin-Raad van aanbevelingen gedaan door hetComité Financiële Diensten6 zal resulteren in deverdere ontwikkeling van sommige bestaandetoezichtinstrumenten teneinde het Lamfalussy-kader ten volle te benutten. In deze context zettehet CEBS zijn werkzaamheden op het gebied

van de Richtlijn Kapitaaleisen voort met alsdoel in de praktijk tot convergentie op toezicht-gebied te komen. Het Committee of EuropeanSecurities Regulators (Comité van EuropeseEffectenregelgevers of CEER) richtte zich even-eens op het realiseren van toezichtconvergentiein het effectenwezen (Niveau 3).

Op 23 oktober 2006 publiceerde de ECB een rap-port met een overzicht van recente veranderingenin de toezichtstructuren van de toentertijd 25 EU-lidstaten en twee toetredende landen.7 In het rap-port werden de volgende trends gesignaleerd. Teneerste is er een beweging richting consolidatieonder toezichthouders op nationaal niveau, metals doel het verbeteren van de doelmatigheid eneffectiviteit. De redenen voor het consoliderenvan toezichtsverantwoordelijkheden kunnen lig-gen in de vervaging van de scheidslijnen tussenfinanciële sectoren of het bestaan van een betrek-kelijk kleine financiële markt. Niet alle lidstatengebruiken echter hetzelfde toezichtsmodel, aan-gezien de gekozen structuur afhankelijk is van despecifieke nationale omstandigheden. Ten tweedespelen centrale banken in vrijwel alle nationaletoezichtssystemen een rol. In sommige gevallenhebben zij directe toezichtsverantwoordelijkhe-den of hebben samenwerkingsovereenkomstenafgesloten met de nationale toezichthouders opbasis waarvan zij bepaalde toezichtstaken uitoe-

148ECBJaarverslag2006

2 FINANCIËLE REGELGEVING EN TOEZICHT

3 Zie het Jaarverslag 2005 van de ECB, blz. 122.4 “Final Report of the Committee of Wise Men on the Regulation

of European Securities Markets”, 15 februari 2001. Dit rapportis beschikbaar op de website van de Europese Commissie. Zietevens het ECB Jaarverslag 2003, blz. 111. De Lamfalussy-methode is een aanpak op vier niveaus voor goedkeuring vaneffecten-, bank- en verzekeringswetgeving. Niveau 1 bestaat uitkaderbeginselen, in de vorm van richtlijnen en verordeningen,die via de standaard EU-wetgevingsprocedures worden goedge-keurd. Niveau 2 regelt de implementatie van gedetailleerde maat-regelen op basis van de kaderbeginselen van Niveau 1. Niveau3 bestaat uit verbeterde samenwerking en netwerken tussen EU-toezichthouders ter verzekering van een consistente en gelijk-waardige omzetting van Niveau 1- en Niveau 2-wetgeving.Niveau 4 bestaat uit versterkte naleving, in het bijzonder ten aan-zien van acties door de Commissie ter naleving van Gemeen-schapswetgeving, ondersteund door betere samenwerking tussenlidstaten, hun regelgevende organen en de particuliere sector.

5 Zie Raadsbesluit van 17 juli 2006 tot wijziging van Beschikking1999/468/EG, Pb L 200, 22 juli 2006, blz. 11.

6 “Report on f inancial supervision”, Comité Financiële Diensten,februari 2006.

7 Een vergelijkbare inventarisatie werd in 2003 gemaakt. Beiderapporten zijn beschikbaar op de website van de ECB.

Page 150: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

fenen. In een aantal landen heeft het streven naargrotere doelmatigheid geleid tot regelingen waar-bij centrale banken en toezichthouders gemeen-schappelijk gebruik maken van middelen. Ten-slotte bewegen vrijwel alle lidstaten zich richtingformele overeenkomsten ter waarborging vansamenwerking en informatie-uitwisseling tussencentrale banken en bankentoezichthouders. Bijregelingen die belangrijke beleidsonderwerpenof crisisbeheersing betreffen, zijn vaak de minis-teries van financiën betrokken.

2.2 BANKWEZEN

De ECB bleef in 2006 aan het werk van het CEBSen van het Bazels Comité voor Bankentoezicht(BCBS) bijdragen middels haar deelname aan dehoofdcomité’s en enkele van de subcomités. Nade vaststelling van de conceptuele elementen vanhet herziene kader voor de internationale conver-gentie van kapitaalberekeningen en kapitaalstan-daarden (“Bazel II”), is het BCBS in mei 2006overeengekomen de kwantitatieve parametersongemoeid te laten en voltooide daarmee het her-ziene kader. Het besluit werd ondersteund doorde resultaten van de vijfde kwantitatieve-effec-tenstudie (“QIS 5”), een gegevensverzamelings-actie georganiseerd door het BCBS ter beoorde-ling van de invloed van de herziene kapitaaleisenop banken. Het CEBS speelde een prominente rolbij het uitvoeren van de QIS 5 op EU-niveau.Over het geheel genomen bleken de QIS 5-uit-komsten in overeenstemming te zijn met de“impulsstructuur” die is ingebouwd in het kadervoor kredietinstellingen om over te gaan naargeavanceerdere methoden voor de berekeningvan hun kapitaaleisen.

De Richtlijn Kapitaaleisen werd in juni 2006 aan-genomen, waarmee de herziene kapitaalregels inGemeenschapswetgeving werden omgezet. Hetwetgevingsproces met betrekking tot Bazel II isderhalve op EU-niveau voltooid en het herzienekapitaalkader, met inbegrip van het gebruik vangeavanceerdere methoden, zal vanaf januari 2008volledig operationeel zijn in de EU. Vanaf janu-ari 2007 mogen kredietinstellingen reeds over-gaan op minder geavanceerde methoden voor de

berekening van kapitaaleisen voor krediet- enoperationeel risico. De overgangsregelingen voorde geplande implementatie van het kader in deVerenigde Staten verschillen van die in de EU.De VS zijn van plan slechts de meest geavan-ceerde methoden beschikbaar te stellen aan hunbanken, met een vertraging van één jaar. De ECBblijft deze ontwikkelingen volgen teneinde demogelijke invloed ervan op het EU-bankwezen tebeoordelen.

Op 18 december 2006 heeft de ECB een adviesgegeven betreffende het Commissievoorstel totwijziging van het bestaande kader voor debedrijfseconomische beoordeling van acquisitiesen toenames van kwalificerende deelnemingen infinanciële instellingen.8 Het voorstel strekt tot ver-duidelijking van de van toepassing zijnde proce-dure en beoordelingscriteria. De ECB verwel-komde het voorstel als een belangrijke maatregelter verzekering dat dergelijke beoordelingen striktbedrijfseconomische criteria volgen, transparantzijn ten opzichte van marktdeelnemers en in allelanden op consistente wijze wordt uitgevoerd.Tegelijkertijd heeft de ECB haar zorg geuit overbepaalde onderdelen van het voorstel. De ECBheeft in het bijzonder voorgesteld dat de beoorde-lingscriteria beter afgestemd worden op de gedu-rende het autorisatieproces gebruikte criteria, endat duidelijk wordt gemaakt dat van de betreffendeinstelling wordt verwacht dat het alle van toepas-sing zijnde bedrijfseconomische vereisten naleeft.De ECB heeft bovendien geopperd dat de Com-missie de voorgestelde tijdslimieten zou kunnenherzien, in nauwe samenwerking met de toezicht-houdende autoriteiten, teneinde zorg te dragenvoor goede en beargumenteerde besluiten.

2.3 EFFECTENWEZEN

Het nieuwe regelgevende kader voor het effec-tenwezen waarin door het Actieplan voor Finan-ciële Diensten wordt voorzien, werd in 2006 vol-tooid met de goedkeuring van de uitstaandeNiveau 2-maatregelen ter uitvoering van deRichtlijn betreffende markten voor f inanciële

149ECB

Jaarverslag 2006

8 CON/2006/60.

Page 151: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

instrumenten en de Transparantierichtlijn.Bovendien ging de Commissie begin 2007 overtot goedkeuring van een Niveau 2-richtlijngericht op het verduidelijken van enkele bepalin-gen van Richtlijn 85/611/EEG van de Raadwaarin de activa worden voorgeschreven die inaanmerking komen voor belegging door instel-lingen voor collectieve belegging in effecten(ICBE’s). Dit zal zorgen voor een consistente uit-voering en interpretatie van de ICBE-wetgevingin de EU. Gezien het belang van deze maatrege-len voor de integratie van de Europese financiëlemarkten en ter bevordering van de financiële sta-biliteit heeft de ECB de desbetreffende activitei-ten op de voet gevolgd en daaraan tevens een bij-drage geleverd via haar deelname aan hetEuropese Comité voor het Effectenbedrijf.

Het Eurosysteem beoordeelde regelmatig of dedoor de Commissie goed te keuren Niveau 2-uit-voeringsmaatregelen binnen de adviesbevoegd-heden van de ECB lagen, waardoor mogelijk eenformeel ECB-advies nodig zou kunnen zijn.Aangaande de bovengenoemde Richtlijnbetreffende de in aanmerking komende activavoor ICBE’s werd een ECB-advies goedgekeurd,aangezien de ontwerprichtlijn bepalingenbevatte die de werking van de geldmarkten inEuropa zou kunnen beïnvloeden, hetgeen vanbelang is voor de uitvoering van het monetairebeleid van het eurogebied.

Tenslotte werd, na de openbare raadpleging doorde Europese Commissie in 2005 inzake eenGroenboek – waaraan het Eurosysteem heeftbijgedragen – en het werk door groepen markt-deskundigen, waarin de ECB eveneens deelnam,door de Commissie in november 2006 een Wit-boek gepubliceerd over de verbetering van hetEU-kader voor beleggingsfondsen. Daarin werdeen pakket maatregelen vastgesteld ter vereen-voudiging van de operationele systemen waar-binnen beleggingsfondsen werken. Dergelijkemaatregelen zullen ondere andere bestaan uitgerichte aanpassingen van de ICBE-Richtlijn tervereenvoudiging van bestaande regels waardoorbeleggingsfondsen grensoverschrijdend kunnenworden verhandeld binnen de EU, ter uitbrei-ding van de vrijheden die ICBE-fondsen en hun

managers hebben, en ter verbetering van samen-werking op toezichtgebied. De doelstellingen enacties die in het Witboek van de Commissieworden voorzien, worden grotendeels onder-steund door de ECB.

2.4 VERSLAGLEGGING

Het hele jaar door is de ECB, via haar deelnameaan subgroepen van het Bazelse Comité voor hetbankentoezicht en in het CEBS alsmede in hetStandards Advisory Council van de Interna-tional Accounting Standards Board (IASB), blij-ven bijdragen aan werkzaamheden op het gebiedvan verslaglegging.

Op basis van zijn opdracht tot het beoordelenvan ontwikkelingen op regelgevend en toe-zichtsgebied vanuit het gezichtspunt van f inan-ciële stabiliteit, heeft het Comité voor Banken-toezicht een rapport uitgebracht betreffende debeoordeling van verslagleggingstandaarden.9

Het rapport richt zich op een onlangs in Europaingevoerd verslagleggingskader, gebaseerd opde International Financial Reporting Standards(IFRS), en analyseert de mogelijke gevolgenervan voor het bankwezen en andere f inanciëleondernemingen alsmede de geschiktheid van hetkader vanuit het gezichtspunt van systeembredef inanciële stabiliteit. Het onderliggende uit-gangspunt is dat verslaglegging van belang isvoor f inanciële stabiliteit en waar mogelijkeffectief zou moeten bijdragen aan verdere ver-sterking daarvan. Het rapport bevat tien alge-mene referentiecriteria voor de beoordeling vanverslagleggingstandaarden. Op basis van eenanalyse van de mate waarin de IFRS aan dezecriteria voldoet, benoemt het rapport de posi-tieve aspecten van bepaalde kenmerken van deIFRS, alsmede punten van zorg en van moge-lijke verbetering vanuit het gezichtspunt vanfinanciële stabiliteit. Deze voorstellen richtenzich op drie hoofdgebieden, te weten debetrouwbaarheid van “reële” waarden, de eco-nomische basis van hedge accounting en hetvoorzieningenbeleid voor kredietrisico.

150ECBJaarverslag2006

9 Het rapport is beschikbaar op de website van de ECB.

Page 152: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Het Eurosysteem heeft veel belang bij de f inan-ciële integratie in Europa, aangezien een goedgeïntegreerd f inancieel stelsel de soepele eneffectieve transmissie van monetaire-beleidssig-nalen in het gehele eurogebied bevordert enimplicaties heeft voor de taak van het Eurosys-teem om de f inanciële stabiliteit te waarborgen.Financiële integratie ondersteunt tevens de effi-ciënte en soepele werking van betalings- en clearingsystemen. Bovendien kan f inanciëleintegratie – een prioriteitsdoelstelling van deGemeenschap – de ontwikkeling van het f inan-ciële stelsel helpen bevorderen en zo de moge-lijkheden voor economische groei vergroten.

Het Eurosysteem maakt onderscheid tussen viersoorten activiteiten waarmee hij bijdraagt totbevordering van de Europese financiële integra-tie: i) het verhogen van de bewustwording overen het houden van toezicht op f inanciële inte-gratie, ii) het optreden als katalysator voor acti-viteiten van de particuliere sector door het sti-muleren van collectieve actie, iii) het geven vanadvies over de inrichting van het wet- en regel-gevend kader voor het f inanciële stelsel endirecte regelgeving en iv) het verlenen van cen-tralebankdiensten die eveneens de f inanciëleintegratie bevorderen. De ECB zette in 2006haar werkzaamheden op alle vier gebiedenvoort.

VERHOGEN VAN DE BEWUSTWORDING OVER ENTOEZICHT OP FINANCIËLE INTEGRATIE In september 2006 heeft de ECB een rapportgepubliceerd over de indicatoren van f inanciëleintegratie voor de hoofdsegmenten van hetf inanciële stelsel in het eurogebied.10 Dit rap-port verruimde de reikwijdte van de in 2005geleverde analyse, met name door het opnemenvan additionele indicatoren die betrekking heb-ben op banken en f inanciële infrastructuren. Deanalyse van bancaire markten is verbeterd doortoevoeging van indicatoren betreffende degrensoverschrijdende activiteiten van banken inhet eurogebied en betreffende bankieren voorgrote ondernemingen (“corporate banking”). Deindicatoren met betrekking tot f inanciëleinfrastructuren zijn toegedeeld aan de belang-rijkste f inanciële markt die door de respectieve

infrastructuur wordt bediend, ter erkenning vanhet feit dat f inanciële infrastructuren eenbelangrijke rol spelen in de integratie van finan-ciële markten. Bovendien zijn op kwantiteitgebaseerde indicatoren van f inanciële integra-tie systematisch berekend voor de belangrijkstemarktsegmenten. Naarmate verdere vooruitgangwordt geboekt in onderzoek en economischeanalyse en er meer statistieken beschikbaarkomen, is de verwachting dat het scala van indi-catoren verder wordt uitgebreid, bijvoorbeeldmet indicatoren betreffende de integratie vanverzekeringsmarkten. Vanuit een breder per-spectief zal de ECB de kwantitatieve indicato-ren gebruiken om de voortgang van de f inan-ciële integratie te volgen, om vast te stellen opwelke terreinen integratie ontbreekt, en om haaranalyse van actuele, beleidsrelevante kwestiesop het gebied van financiële integratie te onder-steunen.

In 2006 continueerde de ECB haar betrokken-heid bij het onderzoeksnetwerk inzake de kapi-taalmarkten en de f inanciële integratie binnenEuropa, dat zij samen met het Centrum voorFinanciële Studies beheert. Het netwerk gingverder met het organiseren van conferenties metacademici, marktdeelnemers en beleidsmaker,en de actieve deelname van de nationale centralebanken. De zevende conferentie, die op 28-29september 2006 werd georganiseerd door deDeutsche Bundesbank, stond in het teken van demodernisering van het f inanciële stelsel en eco-nomische groei. De achtste conferentie overf inanciële integratie en stabiliteit in Europa,georganiseerd door de Banco de España, vondplaats op 30 november-1 december 2006.

In het kader van het netwerk kent de ECB elkjaar vijf Lamfalussy Fellowship-onderzoeks-plaatsen toe aan jonge onderzoekers. Een van deredenen waarom de ECB is geïnteresseerd in hetstimuleren van onderzoek op dit gebied, isomdat f inanciële integratie naar verwachtinggevolgen zal hebben voor de ontwikkeling van

151ECB

Jaarverslag 2006

3 FINANCIËLE INTEGRATIE

10 “Indicators of f inancial integration in the euro area”, september2006. Voor de halfjaarlijkse actualisering van de indicatoren, ziede website van de ECB op http://www.ecb.int/stats/f inint/html/index.en.html.

Page 153: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

het f inanciële stelsel en voor de economischegroei. De werkzaamheden van de ECBbetreffende f inanciële integratie staan derhalvein nauw verband met haar bredere analyse vanfactoren die de adequate werking van financiëlestelsels ondersteunen. De werkzaamheden op ditgebied werden in 2006 voortgezet, met als doelhet opstellen van een conceptueel kader voor hetmeten van de prestaties van het f inanciële stel-sel.

Op 20 september 2006 publiceerde de ECB eenrapport over verschillen in door MFI’s gehan-teerde rentetarieven in de landen van het euro-gebied, dat was opgesteld door het Comité voorhet Monetaire Beleid en het Comité Statistie-ken. Als follow-up op het rapport, publiceert hetEurosysteem thans tabellen die een overzichtgeven van 15 typen deposito- en beleningsren-tes in elk land van het eurogebied. Met hetbeschikbaar stellen van gedetailleerde en uitge-breide informatie over gemiddelde door MFI’sgehanteerde rentetarieven, beoogt het Eurosys-teem er voor te zorgen dat vergelijkingen tussenlanden goed gefundeerd zijn. Op 25 oktober2006 publiceerde de ECB haar jaarverslag overstructuren in het bankwezen van de EU (zietevens Paragraaf 1.1 van dit Hoofdstuk).

Tenslotte ontwikkelt de ESCB naast de MFI-sta-tistieken tevens statistische informatie over niet-MFI’s als institutionele beleggers (bijv. beleg-gingsfondsen). Deze statistieken zijn vanuitmonetaire-beleidsperspectief van belang en hel-pen tevens bij het volgen van het f inanciële-integratieproces. Er is een ECB-verordeninginzake de statistische-rapportagevereisten voorbeleggingsfondsen in voorbereiding. Tevenswordt gewerkt aan een beoordeling van de nood-zaak en haalbaarheid van verbetering van debeschikbare statistische informatie over verze-keringsmaatschappijen en pensioenfondsen, metde nadruk op manieren waarop de beschikbaar-heid van binnenjaarlijkse f inanciële gegevens(voornamelijk op kwartaalbasis) kunnen wordenverbeterd.

OPTREDEN ALS KATALYSATOR VOOR ACTIVITEITENVAN DE PARTICULIERE SECTOR Vooruitgang op het gebied van Europese f inan-ciële integratie is in hoge mate afhankelijk vaninitiatieven vanuit de particuliere sector omgebruik te maken van bestaande mogelijkhedenvoor grensoverschrijdende bedrijvigheid. Over-heden ondersteunen dergelijke particulierecoördinatiepogingen. In 2006 fungeerde hetEurosysteem als katalysator voor twee van der-gelijke initiatieven. Het Short-Term EuropeanPaper (STEP)-initiatief en het Single Euro Pay-ments Area (SEPA)-initiatief.

De ECB heeft het STEP-initiatief vanaf de startin 2001 ondersteund. Het STEP-initiatief heefttot doel het bevorderen van integratie van deEuropese markten voor kortlopend papier mid-dels de convergentie van marktstandaarden en -praktijken. Op 11 juli 2006 heeft de ECBsamen met de ACI, de vereniging van financielemarkten, en de European Banking Federationeen persconferentie gehouden ter gelegenheidvan de off iciële start van de STEP-markt. Debijdrage van het Eurosysteem aan de STEP-markt richt zich op twee activiteiten. Ten eerstezullen de ECB en negen nationale centrale ban-ken van het eurogebied tot juni 2008 technischeondersteuning verlenen aan het STEP-secreta-riaat bij de toekenning van STEP-keurmerken,waarbij de uiteindelijke verantwoordelijkheidvoor het toekennen en intrekken van het STEP-keurmerk bij het STEP-secretariaat berust. Tentweede zal de ECB regelmatig statistieken leve-ren over rendementen en volumes in de STEP-markt en deze publiceren op haar website.

De verwachting is dat de STEP-statistieken doorhet creëren van grotere markttransparantie eenbelangrijke rol zullen spelen bij het bevorderenvan de integratie in deze markt. De ECB han-teert een geleidelijke aanpak. Zij begon met hetpubliceren vanaf september 2006 van STEP-sta-tistieken over maandelijks uitstaande bedragen,met volledige dekking, en trof vervolgens voor-bereidingen voor de publicatie van STEP-statis-tieken over dagelijkse volumes en rendementenbij enkele gegevensverstrekkers. De planning isdat vanaf 2008 voor alle gegevensverstrekkers

152ECBJaarverslag2006

Page 154: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

dagelijkse statistieken worden gepubliceerd. Op14 september 2006 heeft de Raad van Bestuurbesloten dat de STEP-markt aanvaardbaar zouzijn als niet-gereguleerde markt met het oog oponderpandsbeheer ten behoeve van krediettrans-acties van het Eurosysteem wanneer de STEP-statistieken met rendementsgegevens op de web-site van de ECB zouden zijn gepubliceerd.

Het SEPA-project werd in 2002 gestart door deEuropese Betalingsraad (European PaymentsCouncil – EPC) met als doel het verwezenlijkenvan een volledig geïntegreerde markt voorretailbetalingsdiensten in het eurogebied, en hetEurosysteem heeft vanaf het begin de rol vankatalysator gespeeld. In 2006 heeft de ECB eengeactualiseerd overzicht geleverd van degeboekte vooruitgang bij het voltooien van hetSEPA en daarbij haar verwachtingen voor dekomende periode aangegeven.11 Op 4 mei 2006hebben de ECB en de Europese Commissie eengezamenlijke verklaring uitgegeven waarin hunvisie betreffende het SEPA is neergelegd enwaarin zij verklaren van plan te zijn nauwsamen te werken bij de verwezenlijking van hetSEPA. In het bijzonder werden het Europesebankwezen en de overige relevante belangheb-benden gestimuleerd de voorwaarden te schep-pen voor de verwezenlijking van het SEPA begin2008, en eind 2010 de kritische massa aanSEPA-transacties te bereiken. Het Eurosysteemheeft in 2006 een aantal bijeenkomsten georga-niseerd met verschillende belanghebbenden,d.w.z. SEPA-topontmoetingen met het bankwe-zen alsmede bijeenkomsten met eindgebruikers

en aanbieders van infrastructuur en betaalkaar-ten. De ECB heeft tevens het SEPA-congresgedurende de Euro Finance Week in november2006 gesponsord. Daarnaast nam de ECB alswaarnemer deel aan plenaire vergaderingen enwerkgroepen van de EPC. Gedurende heel 2006is de ECB doorgegaan met het bieden vanondersteuning aan het bankwezen met betrek-king tot het ontwerp en de voorbereiding van denieuwe SEPA-instrumenten en -kaders, zoals hetcreëren van een gemeenschappelijk pakketregels voor de SEPA-overboekings- en automa-tische incassoinstrumenten, gedetailleerderichtlijnen voor het bankwezen betreffendekaartbetalingen12 en technische standaarden enimplementatierichtlijnen teneinde een soepeleen veilige werking van de verschillende syste-men te garanderen. Wat betreft infrastructuren,spoorde het Eurosysteem de markt aan verder tegaan met het tijdig ontwikkelen van retailbe-talingssystemen die in staat zijn de SEPA-ins-trumenten te verwerken en die volledig uitwis-selbaar zijn. Tevens werd de aanbeveling gedaandat marktinfrastructuren schaalvoordelen benut-ten en gebruik maken van moderne technologieteneinde de kosten te reduceren. Het Eurosys-teem droeg ook bij aan de voorbereidingen voorde implementatie van en migratie naar het SEPAen bleef het SEPA-project steunen middels zijncommunicatie-instrumenten (waaronder persbe-

153ECB

Jaarverslag 2006

11 “Naar een gemeenschappelijk eurobetalingsgebied (SEPA) –Doelstellingen en Deadlines (Vierde Voortgangsrapport)”, febru-ari 2006.

12 Voor nadere details, zie “The Eurosystem’s view of a ‘SEPA forcards’”, 20 november 2006.

Page 155: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

richten, rapporten, toespraken en, recentelijker,de SEPA-brochure).

ADVIES OVER HET WET- EN REGELGEVENDKADER VOOR HET FINANCIËLE STELSEL ENDIRECTE REGELGEVING De ECB en het Eurosysteem dragen regelmatigbij aan de ontwikkeling van het wet- en regel-gevend kader van de EU door advies te gevenover de belangrijkste actuele beleidsontwikke-lingen en -initiatieven.

Activiteiten met betrekking tot het f inanciëletoezichtskader van de EU richtten zich in 2006op het waarborgen van de effectieve implemen-tatie van het herziene institutionele kader (zietevens Paragraaf 2 van dit Hoofdstuk). In hetWitboek van de Europese Commissie over hetbeleid op het gebied van financiële diensten, hetzogenoemde “White Paper on Financial Servi-ces Policy 2005-2010”, en het rapport van hetComité Financiele Diensten inzake f inancieeltoezicht, waaraan de ECB heeft bijgedragen,worden in dit verband adequate beleidsmaatre-gelen vastgesteld. Als onderdeel van haar advi-serende rol overeenkomstig Artikel 105, lid 4,van het Verdrag, geeft de ECB regelmatig adviesover Commissievoorstellen voor Niveau 2-wet-geving (zie Paragraaf 2).

De ECB zette haar werkzaamheden voortbetreffende de integratie van Europese hypo-theekmarkten, in aansluiting op de bijdrage vanhet Eurosysteem eind 2005 aan het Groenboekvan de Commissie over dit onderwerp.13 De ver-dere integratie en ontwikkeling van hypotheek-markten en andere bancaire retailmarkten is vanbelang voor de monetaire-beleidstransmissie inhet eurogebied. Bovendien kan f inanciële inte-gratie belangrijke gevolgen hebben voor definanciële stabiliteit. Na de publieke consulta-tie over het Groenboek zal de Commissie naarverwachting in mei 2007 een Witboek publice-ren. De ECB draagt bij aan integratie op ditgebied via ondere andere haar deelname aan degroep van hypotheekdeskundigen van de Com-missie en in het kader van de European Finan-cial Markets Lawyers Group (EFMLG)

betreffende de juridische obstakels voor grens-overschrijdende effectisering in de EU.

Tenslotte leverde de ECB op het gebied van finan-ciële infrastructuur een bijdrage op onderwerpendie betrekking hebben op de integratie van effec-tenafwikkelingssystemen en van betalingssyste-men. De huidige fragmentatie van de infrastruc-tuur voor effectenclearing en -afwikkeling in deEU vormt een groot obstakel voor de verdere inte-gratie van Europese obligatie- en aandelenmark-ten. In juli 2006 onderstreepte de Europese Com-missie het belang van marktgestuurde initiatievenop dit gebied en deed de aanbeveling dat de clearing- en afwikkelingssector zou moeten wer-ken aan een gedragscode voor aanbevolen markt-praktijken. Deze “European Code of Conduct for Clearing and Settlement” werd op 7 november2006 ondertekend en beoogt de concurrentie tebevorderen en de doelmatigheid te vergroten, bij-voorbeeld door de transparantie van prijzen endiensten te waarborgen. Tegelijkertijd werden deinspanningen om met overheidsbeleid juridischeen belastingtechnische belemmeringen te vermin-deren, voortgezet. De ECB is nauw bij deze werk-zaamheden betrokken via haar deelname aan deAdviserende en Toezichthoudende Groep inzakeClearing en Afwikkeling en in de WerkgroepRechtszekerheid. De ECB volgt tevens de werk-zaamheden van de “Clearing and Settlement Fis-cal Compliance Expert Group”, die de Commis-sie van advies dient over mogelijke manieren omde belastingtechnische belemmeringen bij grens-overschrijdende clearing en afwikkeling in de EUweg te nemen. Wat betreft de integratie in be-talingsdiensten, worden de technische en bedrijfs-matige belemmeringen aangepakt in het kader vanhet SEPA-project (zie boven), terwijl de ECB eenadvies heeft afgegeven inzake het voorstel van deCommissie voor een richtlijn over betalingsdien-sten in de Interne Markt die erop is gericht bar-rières in wet- en regelgeving te slechten.14 DeECB verwelkomde de voorgestelde richtlijn voor-zover deze een veelomvattend wettelijk kadervoor betalingsdiensten in de EU zou bewerkstel-

154ECBJaarverslag2006

13 “The European Commission’s Green Paper on mortgage creditin the EU – Eurosystem contribution to the public consultation”,1 december 2005.

14 COM(2005)603 definitief.

Page 156: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

ligen. Zij was van oordeel dat de harmoniseringvan regelgevingsvereisten voor betalingsdienstenrechtszekerheid zou bieden voor de uitgebreidegrensoverschrijdende levering van dergelijkediensten, en dat tijdige goedkeuring en omzettingvan de richtlijn de inspanningen van de bankenbij het verwerkelijken van het SEPA zou onder-steunen. De ECB wees er op dat niet-bancaire be-talingsdienstverleners aan regelgeving onderhe-vig dienen te zijn die evenredig is met dereikwijdte van hun activiteiten. De goedkeuringvan de voorgestelde richtlijn dient niet te wordenvertraagd, aangezien dit de invoering van aanSEPA tegemoetkomende nationale systemen op 1februari 2008 en volledige migratie naar derge-lijke systemen vóór eind 2010 in gevaar zou kun-nen brengen. In dit opzicht zijn Titels III en IVvan de voorgestelde richtlijn van essentieelbelang, daar zij een geharmoniseerd pakket regelsbetreffende informatievereisten, autorisatie, uit-voeringstijd en aansprakelijkheid met betrekkingtot betalingstransacties bevatten.

VERLENEN VAN CENTRALE-BANKDIENSTEN DIEBEVORDERLIJK ZIJN VOOR DE FINANCIËLEINTEGRATIEOp 21 oktober 2005 bevestigde het Eurosysteemdat TARGET2 op 19 november 2007 van startzou gaan. In 2006 zette het Eurosysteem de werk-zaamheden voort met betrekking tot het nieuwesysteem (zie Paragraaf 2.2 in Hoofdstuk 2).

Teneinde ten volle te profiteren van de invoe-ring van het TARGET2-systeem, is het Eurosys-teem begonnen de mogelijkheid te onderzoekenvan het aanbieden van afwikkelingsdiensten incentrale-bankgeld aan centrale effectenbewaar-instellingen voor effectenverkeer in euro. Dedoor TARGET2 geboden mogelijkheid om deverrekening in contant geld in één rekening tecentraliseren, zal er in de markt waarschijnlijktoe leiden dat de vraag naar het eveneens cen-traliseren van effectenafwikkeling via één effec-tenrekening zal toenemen. Het doel van dezenieuwe dienst, TARGET2-Effecten genoemd, iseen gemeenschappelijke technische infrastruc-tuur voor de afwikkeling in euro van effecten-transacties in centrale-bankgeld door centraleeffectenbewaarinstellingen te bieden en zowel

effecten- als contantverrekeningen op één tech-nisch platform te verwerken (zie Paragraaf 2.3van Hoofdstuk 2).

Op 20 oktober 2006 kondigde de ECB aan datde Raad van Bestuur de marktreacties inzake deinformele consultatie over het voorstel een der-gelijke dienst aan te bieden had besproken enhet Comité voor Betalings- en Verrekeningssys-temen had gevraagd een haalbaarheidsstudievan het project voor te bereiden.

Wat betreft het onderpandskader van het Eurosys-teem, heeft het Eurosysteem in 2006 de beleen-baarheidscriteria voor de in de enkelvoudigeonderpandslijst op te nemen niet-verhandelbareactiva gespecificeerd. Deze criteria zijn uiteenge-zet in “De uitvoering van het monetaire beleid inhet Eurogebied: Algemene documentatie inzakede monetaire-beleidsinstrumenten en -proceduresvan het Eurosysteem”, die op 15 september 2006werd gepubliceerd. Het opnemen van niet-verhan-delbare activa in de enkelvoudige lijst sinds 1 januari 2007 vormt de laatste stap in de gelei-delijke vervanging van het op twee lijsten geba-seerde onderpandsysteem van het Eurosysteem.

Tenslotte besloot de Raad van Bestuur op 3 augustus 2006 het correspondentbankenmo-del voor de grensoverschrijdende overdracht vanonderpand binnen het Eurosysteem tot na 2007te handhaven (zie ook Paragraaf 2.4 van Hoofd-stuk 2).

155ECB

Jaarverslag 2006

Page 157: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Het toezicht op betalingssystemen is een van debelangrijkste taken van het Eurosysteem. Doortoezicht te houden op betalingssystemen, en danmet name die welke van systeemkritisch belangzijn,15 draagt het Eurosysteem bij aan de veilig-heid en doelmatigheid van de f inanciële infra-structuren en daardoor aan de doelmatigheidvan de betaalstromen voor goederen, dienstenen f inanciële activa in de economie. De nauwerelatie tussen betalingssystemen en effecten-clearing- en afwikkelingssystemen betekent datcentrale banken in het algemeen en het Eurosys-teem in het bijzonder eveneens zeer geïnteres-seerd zijn in effectenclearing- en afwikkeling.Het algehele doel dat door het Eurosysteemwordt nagestreefd is systeemrisico tot een mini-mum te beperken.

4.1 TOEZICHT OP (DE INFRASTRUCTUREN VAN)HET HOOGWAARDIGE BETALINGSVERKEERIN EURO

Het Eurosysteem houdt toezicht op alle be-talingssystemen en -infrastructuren die transac-ties in euro verwerken en/of verrekenen, metinbegrip van de door het Eurosysteem zelfbeheerde betalingssystemen en -infrastructuren.Het Eurosysteem past dezelfde toezichtsnormentoe op zowel de eigen systemen als die welke inparticuliere handen zijn. Deze normen staanbekend als de “Core Principles for SystemicallyImportant Payment Systems”, die door het Com-mittee on Payment and Settlement Systems(CPSS) van de G-10 zijn opgesteld en in 2001door de Raad van Bestuur zijn overgenomen. In2006 heeft de Raad van Bestuur zijn goedkeu-ring gehecht aan bedrijfscontinuïteitsverwach-tingen voor betalingssystemen van systeemkri-tisch belang. Deze vormen nu een integraalonderdeel van het toezichtskader van het Euro-systeem en helpen een toereikend en consistentniveau van schokbestendigheid te waarborgenvoor alle betalingssystemen van systeemkritischbelang die in het eurogebied zijn gevestigd entransacties in euro verrichten.

TARGET Overeenkomstig het gemeenschappelijke toe-zichtskader en de toezichtsdoelstellingen voorTARGET oefenen de ECB en de nationale cen-trale banken regelmatig en op veranderinggericht toezicht uit op de nationale real-timebruto-vereveningssystemen die aan TARGETdeelnemen of zijn verbonden, alsook op het be-talingsmechanisme van de ECB. In het geval dataanzienlijke veranderingen in het TARGET-sys-teem worden aangebracht, wordt ten aanzien vande relevante aspecten een toezichtsbeoordelinguitgevoerd voordat deze operationeel worden.Overeenkomstig zijn gemeenschappelijke toe-zichtsbeleid heeft het Eurosysteem in 2006 eendiepgaande toezichtsbeoordeling uitgevoerd vande impact van het koppelen van het real-timebruto-vereveningssysteem in euro van de EestiPank aan het bestaande TARGET-systeem viahet real-time bruto-vereveningssysteem van deBanca d’Italia. Het Eurosysteem kwam tot deconclusie dat de koppeling geen negatieveinvloed zou hebben op het goede functionerenvan TARGET. Met betrekking tot de toetredingvan Slovenië tot het eurogebied, besloot deBanka Slovenije niet haar eigen real-time bruto-vereveningssysteem in euro te ontwikkelen,maar het real-time bruto-vereveningssysteemvan de Deutsche Bundesbank te gebruiken.Dientengevolge werd een toezichtsbeoordelingniet nodig geacht aangezien er geen nieuweinfrastructuur aan TARGET werd toegevoegd.

Het toekomstige TARGET2-systeem zal opdezelfde wijze moeten voldoen aan de toezichts-normen van het Eurosysteem als ieder andersysteemkritisch eurobetalingssysteem in heteurogebied en is derhalve onderworpen aan eentoezichtsbeoordeling. Na de implementatie vanhet algemene organisatorische kader voor TAR-GET2-toezicht, heeft de ECB de TARGET2-toe-zichtsactiviteiten geleid en gecoördineerd. Denationale centrale banken zijn primair verant-woordelijk voor het uitoefenen van het toezicht

156ECBJaarverslag2006

4 TOEZICHT OP DE MARKTINFRASTRUCTUREN

15 Een betalingssysteem wordt beschouwd als zijnde van systeem-kritisch belang wanneer een storing binnen dat systeem verderestoringen zou kunnen veroorzaken bij of doorgeven aan de deel-nemers van dat systeem en uiteindelijk het bredere f inanciëlestelsel.

Page 158: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

dat te maken heeft met de lokale kenmerken vanhet systeem, wanneer zulke kenmerken uitslui-tend relevant zijn voor de nationale omgeving.Zij dragen tevens bij aan het toezicht metbetrekking tot de centrale TARGET2-kenmer-ken. Aangezien TARGET2 zich nog steeds in deontwerpfase bevindt, hebben de TARGET-toe-zichthouders in 2006 een voorlopige toezichts-beoordeling gemaakt van het ontwerp van hetsysteem. De toezichthouders blijven de ontwik-keling van het TARGET2-systeem volgen enzullen een veelomvattende beoordeling uitvoe-ren voordat het operationeel wordt.

EURO1 EURO1 is het grootste particulier beheerde be-talingssysteem voor overboekingen in euro inhet eurogebied. Het wordt beheerd door het clearingbedrijf van de Euro Banking Associa-tion, EBA CLEARING. EURO1 werkt op mul-tilaterale nettobasis. De eindedagsposities vanEURO1-deelnemers worden uiteindelijk afge-wikkeld via het TARGET-systeem. In 2006 heb-ben de toezichtsactiviteiten van de ECB zichprimair gericht op de beoordeling van een nieuwkenmerk van liquiditeitsbeheer, de zogenoemde“liquiditeitsbrug”, vóór de implementatie ervan.De liquiditeitsbrug heeft tot doel het deelne-mende banken mogelijk te maken op intraday-basis betalingscapaciteit naar en van EURO1 teverplaatsen en hen zo in staat te stellen hun ver-werkingscapaciteit in EURO1 af te stemmen ophun individuele betalingsbehoeften. Uit de toe-zichtsbeoordeling van de liquiditeitsbrug zijngeen negatieve effecten op de naleving doorEURO1 van de Core Principles naar voren geko-men. De ECB zal het functioneren van dit ken-merk en alle andere ontwikkelingen in EURO1blijven volgen.

CONTINUOUS LINKED SETTLEMENT (CLS)-SYSTEEM Het Continuous Linked System (CLS)-systeemverleent afwikkelingsdiensten voor valutatrans-acties in 15 belangrijke valuta’s over de gehelewereld. Het wordt beheerd door CLS Bank enelimineert een zeer groot deel van het afwikke-lingsrisico door de twee valutadelen bij valuta-transacties tegelijkertijd te verrekenen (d.w.z.

op basis van betaling-tegen-betaling), en datalleen wanneer voldoende gelden aanwezig zijn.De continue veiligheid en eff iciëntie van hetCLS-systeem is van primair belang voor hetEurosysteem, aangezien het CLS-systeem intermen van waarde het grootste betalingssys-teem is dat eurotransacties buiten het euroge-bied afwikkelt. Binnen de coöperatieve CLS-toezichtsregeling onder de leiding van hetFederal Reserve System, is de ECB de hoofd-toezichthouder voor de afwikkeling van trans-acties in euro.

In december 2006 werden binnen het CLS-sys-teem een gemiddelde van 290.000 valutatrans-acties per dag verwerkt, met een gemiddeldedagelijkse afwikkelingswaarde per dag van €2,6biljoen.16 Met een aandeel van 19% van alle inhet CLS-systeem afgewikkelde transacties is deeuro een van de belangrijkste valuta’s voorafwikkeling gebleven, na de Amerikaanse dol-lar met 46%. De gemiddelde dagelijkse waardevan in euro verrekende CLS-transacties was€489 miljard.

In 2006 nam het Eurosysteem deel aan een doorde BIB onder belangrijke valutamarktpartijenuitgevoerde studie om de risicoverminderings-methoden die deze partijen gebruiken omvaluta-afwikkelingsrisico terug te dringen, inkaart te brengen. De uitkomsten van deze stu-die zullen in 2007 beschikbaar komen en zullende basis vormen van een centrale-bankbeoorde-ling van de door de G-10 gevoerde strategie tervermindering van valuta-afwikkelingsrisico,zoals gedefinieerd in het in 1996 gepubliceerderapport van de BIB getiteld “Settlement risk inforeign exchange transactions”.

BEDRIJFSCONTINUÏTEITIn mei 2006 heeft de Raad van Bestuur zijngoedkeuring gehecht aan het rapport getiteld“Business continuity oversight expectations forsystemically important payment systems(SIPS)”. Het rapport beoogt een geharmoni-

157ECB

Jaarverslag 2006

16 Iedere valutatransactie bestaat uit twee transacties, een in elkebetrokken valuta. Op die manier verrekende het CLS-systeem indecember 2006 transacties met een gemiddelde dagelijksewaarde van rond €1,3 biljoen.

Page 159: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

seerd toezichtskader voor de bedrijfscontinuï-teit in het eurogebied vast te leggen en zo een“level playing-f ield” te bevorderen. Het biedtSIPS-beheerders een toezichtsleidraad om zotoereikende en consistente niveaus van schok-bestendigheid te bereiken door de marktinspan-ningen gericht op versterking van de mogelijk-heden tot herstel en hervatting vanwerkzaamheden te verbeteren. Het rapport zetspecifieke verwachtingen uiteen ten aanzien vande implementatie van een volledig operationeeltweede pand en benadrukt de noodzaak demedewerkers die de kritische functies onderhou-den regelmatig te testen en te trainen. De testsdienen gebaseerd te zijn op een verscheidenheidaan plausibele scenario’s en de resultaten die-nen met de andere relevante betrokkenen te wor-den gedeeld. Het rapport beargumenteert tenslotte dat het voor SIPS noodzakelijk is i) dui-delijk crisisbeheer en duidelijke communicatie-procedures op te zetten om op een crisis te kun-nen reageren, ii) over verschillendecommunicatiemiddelen te beschikken om na eencrisis informatie te kunnen uitwisselen, en iii) ervoor te zorgen dat zij over toereikendecommunicatiekanalen met de relevante autori-teiten beschikken. Enkele van de verwachtingenhebben gevolgen voor kritische deelnemers aanSIPS en verleners van geoutsourcede kritischediensten aan SIPS. De toezichtsverwachtingendienen uiterlijk juni 2009 te zijn geïmplemen-teerd en getest door SIPS, en door hun kritischedeelnemers en verleners van kritische dienstenuiterlijk juni 2010. Het Eurosysteem zal tot juni2009 regelmatig toetsingen uitvoeren om devoortgang die SIPS gemaakt hebben met deimplementatie van de verwachtingen te metenen het risico van vertragingen te evalueren.

In september 2006 heeft de ECB een conferen-tie georganiseerd om informatie en ervaringenop dit gebied uit te wisselen en bedrijfsconti-nuïteitskwesties in een geïntegreerd eurogebiedte bespreken. De conferentie werd bezocht doorvertegenwoordigers van centrale banken vanbinnen en buiten de EU, f inanciële instellingenen beheerders van betalings- en effectenmarkt-infrastructuren.

SWIFT SWIFT is niet zelf een betalings- of afwikke-lingssysteem en is als zodanig geen gereguleerdeentiteit. Vanwege zijn systeemkritisch belangvoor de mondiale financiële markt waren de cen-trale banken van de G-10 echter van mening datSWIFT onderworpen dient te zijn aan coöpera-tief toezicht door de centrale banken, waarbij deNationale Bank van België/Banque Nationale deBelgique zal fungeren als hoofdtoezichthouder.Het toezicht op SWIFT concentreert zich op dedoelstellingen veiligheid, operationele betrouw-baarheid, bedrijfscontinuïteit en schokbestendig-heid van de SWIFT-infrastructuur. Om na te gaanof SWIFT deze doelstellingen nastreeft, toetsentoezichthouders regelmatig of SWIFT passendegovernance-regelingen, structuren, processen,risicobeheerprocedures en controles heeft inge-voerd om op doeltreffende wijze de potentiëlerisico’s te beheersen die het zou kunnen mee-brengen voor de financiële stabiliteit en voor desoliditeit van financiële infrastructuren. Het toe-zicht op SWIFT is momenteel gebaseerd opbreed geaccepteerde beginselen en gebruikelijkemarktpraktijken. Zij verschaffen de basis vooreen op risico gebaseerde toezichtsmethodologiedie wordt toegepast op de SWIFT-bedrijfsactivi-teiten die van belang zijn voor de financiële sta-biliteit. In de context van haar deelname aan hetcoöperatieve toezicht op SWIFT, heeft de ECBin 2006 met de centrale banken van de G-10samengewerkt om te komen tot een reeks zwaar-wegende toezichtsverwachtingen die geschiktzouden zijn voor de beoordeling van SWIFT,waarbij rekening wordt gehouden met debestaande structuur, processen, controles en pro-cedures van SWIFT. Er wordt van uitgegaan datde toezichtsverwachtingen gedurende 2007 zul-len worden afgerond en in de op risico geba-seerde toezichtsmethodologie van de OversightGroup geïntegreerd (zie ook Paragraaf 2 vanHoofdstuk 6).

4.2 RETAILBETALINGSVERKEER

Het door het Eurosysteem uitgeoefende toezichtbetreft ook retailbetalingssystemen. In 2006 isde ECB doorgegaan met het volgen van de

158ECBJaarverslag2006

Page 160: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

goede werking van de eerste pan-Europese clearinginstelling voor grote betalingen in euro,STEP2, die wordt beheerd door EBA CLEARING. Aangezien de toezichtsbeoordelin-gen van retailbetalingsystemen die binnen hettoepassingsgebied van het toezicht door hetEurosysteem vallen in 2005 zijn afgerond, werdhet niet nodig geacht in 2006 een nieuwe rondegecoördineerde toetsingen uit te voeren.

4.3 EFFECTENCLEARING EN -AFWIKKELING

Het Eurosysteem heeft groot belang bij degoede werking van effectenclearing- en -afwik-kelingsystemen aangezien tekortkomingen in declearing, afwikkeling en bewaring van onder-pand een gevaar zouden kunnen betekenen voorde implementatie van het monetaire beleid, degoede werking van het betalingsverkeer en dehandhaving van de f inanciële stabiliteit.

Het Eurosysteem toetst of de effectenafwikke-lingssystemen (“securities settlement systems”ofwel SSS’s) in het eurogebied en de koppelin-gen tussen deze SSS’s voldoen aan de “Stan-daarden voor het gebruik van effectenafwikke-lingssystemen in de EU bij krediettransactiesvan het ESCB” (die bekend staan als de “gebrui-kersnormen van het Eurosysteem”).

De ECB droeg in 2006 bij aan het door de Euro-pese Commissie en de EU-Raad uitgevoerdewerk aan de herbeoordeling van de zogenoemdeFinaliteitsrichtlijn en het debat over of deGemeenschap de Hague Securities Conventionzou moeten ondertekenen. De ECB leverdetevens een bijdrage aan een rapport, dat door deCPSS wordt opgesteld, over clearing- en afwik-kelingsregelingen voor over-the-counter deriva-ten.17 In april 2006 organiseerden de ECB en deFederal Reserve Bank of Chicago samen eenconferentie in Frankfurt over aangelegenhedenin verband met clearing door centrale tegenpar-tijen.

TOETSING VAN EFFECTENAFWIKKELINGSSYSTEMENAAN DE HAND VAN DE GEBRUIKERSNORMENIn 2006 is een nieuwe regeling ingevoerd voor deuitgifte, bewaring en afwikkeling van internatio-nale schuldbewijzen. Zulke schuldbewijzen,gezamenlijk uitgegeven in de twee internationalecentrale effectenbewaarinstellingen (“interna-tional central securities depositories” ofwelICSD’s), te weten Euroclear Bank (België) andClearstream Banking Luxembourg, vertegen-woordigen een aanzienlijk deel van de voor kre-diettransacties van het Eurosysteem beleenbareeffecten. In de nieuwe structuur, die door hetEurosysteem is getoetst, vertegenwoordigt eennieuwe vorm van wereldwijd certif icaat aantoonder – de “New Global Note” (NGN) – deeffectenkwestie. Internationale schuldbewijzenin de vorm van een wereldwijd certif icaat aantoonder die na 31 december 2006 via de ICSD’szijn uitgegeven zullen alleen beleenbaar zijn alsonderpand voor Eurosysteem-transacties alsdaarvoor de NGN-vorm wordt gebruikt. Vóór ofop die datum uitgegeven effecten zullen gedu-rende hun gehele looptijd gebruikt kunnen blij-ven worden als onderpand.

De jaarlijkse toetsing van de SSS’s in het euroge-bied en een ad hoc-toetsing van de koppelingentussen deze SSS’s hebben bevestigd dat de alge-hele mate waarin de normen worden nageleefdhoog is, en dat de SSS’s hun inspanningen om denaleving verder te verbeteren hebben volgehouden.

Ter voorbereiding van de toetreding van Sloveniëtot het eurogebied op 1 januari 2007, heeft de Raadvan Bestuur het Sloveense SSS (KDD) getoetst.Uit de gedetailleerde analyse kwam naar voren dathet Sloveense systeem geschikt was voor gebruikin het monetaire beleid van het Eurosysteem envoor intraday krediettransacties.

ONTWIKKELING VAN DE NORMEN VOOREFFECTENCLEARING EN –AFWIKKELING IN DEEUROPESE UNIEDe Raad van Bestuur heeft in 2001 zijn goed-keuring gehecht aan een kader voor samenwer-king op het terrein van effectenclearing- en

159ECB

Jaarverslag 2006

17 http://www.bis.org/press/p060213b.htm

Page 161: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

-afwikkelingsystemen tussen de ECB en deCommittee of European Securities Regulators(CESR). Een ESCB/CESR-werkgroep heeft in2004 een conceptrapport opgesteld onder detitel “Standards for securities clearing and sett-lement in the European Union”, dat tot doelheeft de CPSS/IOSCO-aanbevelingen voorSSS’s in de EU-omgeving aan te passen. Gedu-rende de daarop volgende twee jaar is deESCB/CESR-werkgroep op dit terrein werk-zaam gebleven om te komen tot een “toetsings-methodologie” die een leidraad zou bieden voorde effectieve implementatie van de standaarden.Een aantal nog openstaande kwesties werden innauwe samenwerking met marktpartijen en ban-kentoezichthouders geanalyseerd, zoals de spe-cif ieke vereisten voor centrale effectenbewaar-instellingen met een bankvergunning en desamenwerking tussen de betrokken autoriteiten.In 2006 is op dit terrein echter weinig vooruit-gang geboekt.

Op 11 juli 2006 heeft de Europese Commissiede sector uitgenodigd de kosten van clearing enafwikkeling in de EU terug te dringen. Voor ditdoel werd op 7 november 2006 een gedragscodeondertekend door vertegenwoordigers van deFederation of European Securities Exchanges,de European Association of Central Counter-party Clearing Houses en de European CentralSecurities Depositories Association, alsmede delidinstellingen van deze groepen. De gedrags-code beoogt de concurrentie te bevorderen en deefficiëntie van de clearing en afwikkeling in deEU te verbeteren door prijstransparantie, toe-gangsrechten, uitwisselbaarheid tussen infra-structuren, loskoppeling van diensten en f inan-cieel-administratieve scheiding te waarborgen.De gedragscode richt zich echter niet op f inan-ciële stabiliteit en harmonisatie van regelge-ving, waardoor de noodzaak van deESCB/CESR-standaarden blijft bestaan.

160ECBJaarverslag2006

Page 162: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

161ECB

Jaarverslag 2006

Page 163: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 164: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

HOOFDSTUK 5

EUROPESE ENINTERNATIONALE

BETREKKINGEN

Page 165: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

In 2006 is de ECB haar reguliere contacten metde Europese instellingen en fora blijven onder-houden, met name met het Europees Parlement,de Ecofin-Raad, de Eurogroep en de EuropeseCommissie (zie Hoofdstuk 6). De President vande ECB woonde vergaderingen bij van deEcof in-Raad wanneer daar aangelegenhedenwerden besproken die verband hielden met detaken en doelstellingen van het ESCB, en ver-gaderingen van de Eurogroep. De Voorzitter vande Eurogroep en de Commissaris voor Econo-mische en Monetaire Zaken waren aanwezig bijvergaderingen van de Raad van Bestuur wanneerzij dit toepasselijk achtten.

1.1 BELEIDSAANGELEGENHEDEN

HET STABILITEITS- EN GROEIPACT In 2006 liepen ten aanzien van vijf lidstaten vanhet eurogebied (Duitsland, Griekenland, Frank-rijk, Italië en Portugal) en zeven EU-lidstatendie geen deel uitmaken van het eurogebied(Tsjechië, Cyprus, Hongarije, Malta, Polen,Slowakije en het Verenigd Koninkrijk) buiten-sporige-tekortprocedures. Het bestaan van eenbuitensporig tekort in het Verenigd Koninkrijkwerd in januari 2006 bevestigd door de Ecofin-Raad. De procedures ten aanzien van Cyprus enFrankrijk werden daarentegen in respectievelijkjuni 2006 en januari 2007 beëindigd, na debevestiging dat deze landen op geloofwaardigeen duurzame wijze hun tekort hadden terug-gebracht tot onder de referentiewaarde van 3% bbp.

In maart 2006 maande de Ecofin-Raad, overeen-komstig Artikel 104, lid 9, van het VerdragDuitsland aan maatregelen te nemen om zijnbuitensporig tekort terug te dringen. Dit wasslechts de tweede maal dat de Ecofin-Raad toteen dergelijke stap was overgegaan, en de eer-ste keer sinds de herziening van het Stabiliteits-en Groeipact in maart 2005. In deze contextbesloot de Raad de uiterste termijn voor Duits-land voor correctie van zijn buitensporig tekortte verlengen tot 2007. In oktober 2006 ver-strekte de Ecofin-Raad een herziene aanbeve-ling aan Hongarije waarin naar aanleiding van

een verslechtering van de begrotingssituatie inhet land de uiterste termijn voor Hongarije voorcorrectie van zijn buitensporig tekort van 2008naar 2009 werd verschoven. In november 2006hechtte de Raad zijn goedkeuring aan eenbesluit in overeenstemming met Artikel 104, lid 8, van het Verdrag, waarin werd gesteld datde door Polen ondernomen actie ontoereikendbleek om zijn buitensporig tekort vóór 2007 tecorrigeren.

In alle andere gevallen gaven de beoordelingenvan de door Lidstaten ondernomen actie in reac-tie op de aanbevelingen en maningen die zijhadden ontvangen geen aanleiding tot verdereprocedurele stappen. In enkele landen (metname Italië en Portugal) deed zich desalniette-min een achterstand met het voldoen aan de tus-senliggende consolidatiedoelstellingen en/ofrisico’s voor de geplande consolidatietrajectenvoor, hetgeen het nodig maakt deze landennauwlettend te blijven volgen. In februari 2007bevestigde het Duitse Bureau voor de Statistiekdat het tekort van Duitsland in 2006 ruim onder3% bbp lag, terwijl de laatste indicaties eropduiden dat Griekenland, Malta en het VerenigdKoninkrijk voor 2006 waarschijnlijk eveneenseen tekort van onder 3% bbp zullen rapporteren.Dergelijke uitkomsten dienen echter nog steedste worden bevestigd en de duurzaamheid ervandient te worden beoordeeld voordat de buiten-sporige-tekortprocedure voor deze landen kanworden afgerond.

In 2006 is verdere vooruitgang geboekt met hetbeoordelen van de duurzaamheid op de langetermijn van de overheidsfinanciën in de EU-lid-staten. In februari 2006 hebben het Comité voorEconomische Politiek (CEP) van de EU en deEuropese Commissie een rapport gepubliceerdwaarin de budgettaire effecten van de vergrij-zing werden onderzocht.1 Het rapport, dat eenactualisering is van de vergrijzingsrapportenvan het CEP en de Commissie van 2001 en

164ECBJaarverslag2006

1 EUROPESE AANGELEGENHEDEN

1 “The impact of ageing on public expenditure: projections for theEU25 Member States on pensions, health care, long-term care,education and unemployment transfers (2004-2050)”, EuropeanEconomy Special Report Nr 1/2006, Comité voor EconomischePolitiek en Europese Commissie.

Page 166: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

2003, presenteerde schattingen van de uit devergrijzing voortvloeiende begrotingslast voorde EU-lidstaten, gebaseerd op gemeenschappe-lijk overeengekomen aannames ten aanzien vande ontwikkeling van essentiële demografischeen macro-economische variabelen. Voor heteurogebied, en voor de EU als geheel, gaf destudie aan dat een verbetering van de structu-rele begrotingspositie van rond 31⁄2% bbp (ver-geleken met het niveau van 2005) nodig zou zijnom een duurzame positie te verwezenlijken. Degeactualiseerde berekeningen hangen echter tenzeerste af van de gehanteerde aannames, enbenadrukken op die manier het belang van ver-dere verf ijning van de bestaande methodolo-gieën. De in het rapport naar voren gebrachteschattingen dienden als input voor daaropvol-gende analyses van de budgettaire duurzaam-heid op de lange termijn in de EU-lidstaten,zowel in de context van het onderzoek naar destabiliteits- en convergentieprogramma’s als inhet eerste “duurzaamheidsrapport” van de Com-missie, dat in november 2006 werd gepubli-ceerd.2 In dit kader wordt tevens verder gewerktaan de ontwikkeling van een geschikte metho-dologie om impliciete verplichtingen in de bere-keningen van de middellange-termijnbegro-tingsdoelstellingen van de lidstaten op tekunnen nemen.

DE STRATEGIE VAN LISSABONIn het najaar van 2006 hebben de lidstaten hun voortgangsverslagen ingediend betreffendehun nationale hervormingsprogramma’s voor2005-2008 in overeenstemming met de conclu-sies van de Europese Raad van 2005 betreffendede herziening van de Lissabon-strategie, hetveelomvattende programma van de EU vooreconomische, sociale en milieuhervorming, enzijn nieuwe governance-kader.3 De programma’spresenteerden de strategieën van de lidstatenvoor structurele hervormingen en beoordelen devoortgang die zij tot dusverre hebben geboektom aan de door hen aangegane verplichtingente voldoen. Deze verplichtingen betreffen hetwaarborgen van de duurzaamheid van over-heidsf inanciën (met name door middel vanhervorming van pensioen- en gezondheidszorg-stelsels), het hervormen van arbeids- en pro-

ductmarkten en sociale-zekerheidsstelsels, hetinvesteren in onderzoek & ontwikkeling eninnovatie, en het verbeteren van het regel-gevingsregime voor bedrijven (zie ook Hoofd-stuk 1).

De voortgangsverslagen betreffende de natio-nale hervormingsprogramma’s zijn beoordeelddoor de Ecof in-Raad, die daarbij werd bijge-staan door het Comité voor Economische Poli-tiek, en door de Europese Commissie, die zijntweede “Jaarlijkse Voortgangsverslag overGroei en Werkgelegenheid” publiceerde indecember 2006. De ECB hecht groot belang aande implementatie van structurele hervormingenen verwelkomt de vastbeslotenheid van de Com-missie en de lidstaten om de Lissabon-strategieop Gemeenschaps- en nationaal niveau ten uit-voer te brengen. Het is met name van belang datde landen van het eurogebied veelomvattendehervormingsmaatregelen nemen, aangezien zijeen gedeelde verantwoordelijkheid hebbenervoor te zorgen dat de EMU soepel functio-neert.

DE RICHTLIJN BETREFFENDE DIENSTEN OP DEINTERNE MARKETAls onderdeel van het streven naar voltooiingvan de Interne Markt, heeft de Europese Com-missie in januari 2004 een voorstel gedaan vooreen richtlijn die de juridische en administratievebelemmeringen voor grensoverschrijdendedienstverlening zou wegnemen. Na aanzienlijkeherzieningen gedurende het wetgevingsprocesbereikten het Europees Parlement en de EU-Raad op 15 november 2006 een overeenkomstbetreffende de richtlijn. De richtlijn is op 12 december 2006 aangenomen.

Wanneer de richtlijn juist wordt toegepast, zaldeze duidelijke voordelen opleveren voor zoweldienstverleners als gebruikers. De richtlijn zalbepaalde beperkingen op grensoverschrijdendedienstverlening verbieden en duidelijke criteriavastleggen voor de vereisten die lidstaten mogen

165ECB

Jaarverslag 2006

2 “The long-term sustainability of public finances in the EuropeanUnion”, European Economy Nr 4/2006, Europese Commissie.

3 Zie het ECB Jaarverslag 2005, pp. 147-150.

Page 167: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

opleggen aan dienstverleners uit andere EU-lan-den. De richtlijn zal tevens de “vrijheid van ves-tiging” vergemakkelijken door het eenvoudigerte maken voor dienstverleners in andere lidsta-ten een bedrijf op te zetten.

De richtlijn zou de EU in staat moeten stellenhet nog niet gebruikte potentieel voor economi-sche groei en vergroting van de werkgelegen-heid in de dienstensector aan te boren, met namedoor de grensoverschrijdende concurrentie tebevorderen en de kosten van zakendoen te ver-minderen. Dientengevolge zal de richtlijn, zo isde verwachting, op de middellange tot lange ter-mijn de arbeidsproductiviteit en de groei van deproductie en werkgelegenheid bevorderen, enbijdragen aan lagere prijzen in de dienstensec-tor, op die manier voordelen opleverend voorconsumenten. Andere delen van de economiedie gebruik maken van diensten als input in hunproductieprocessen zullen waarschijnlijk even-eens profiteren.4

1.2 INSTITUTIONELE AANGELEGENHEDEN

CONVERGENTIEVERSLAGENNa een verzoek daartoe van Litouwen en Slo-venië, hebben de ECB en de Europese Commis-sie elk, op grond van artikel 122 van het Ver-drag, een convergentieverslag opgesteldbetreffende de voortgang die deze twee landenhadden geboekt met het voldoen aan de voor-waarden om deel uit te maken van het euroge-bied. Op basis van deze convergentieverslagen,die op 16 mei 2006 zijn gepubliceerd, en opbasis van een voorstel van de Commissie heeftde Ecof in-Raad op 11 juli 2006 een besluitaangenomen dat Slovenië toestond vanaf1 januari 2007 de euro als zijn munteenheid inte voeren (zie Hoofdstuk 3). Op 5 december2006 hebben de ECB en de Europese Commis-sie hun reguliere convergentieverslagen, die omde twee jaar worden geproduceerd, gepubli-ceerd; in deze verslagen werden Tsjechië, Est-land, Cyprus, Letland, Hongarije, Malta, Polen,Slowakije en Zweden onderzocht. Geen vandeze lidstaten voldeed aan de voorwaardenvoor invoering van de euro.

Na een bespreking in de Ecofin-Raad, hebbende Europese Commissie en de ECB de interpre-tatie en toepassing van het criterium voor prijs-stabiliteit met betrekking tot uitbreiding van heteurogebied verduidelijkt. Op 10 oktober 2006heeft de Ecofin-Raad nog eens bevestigd dat dereferentiewaarde voor prijsstabiliteit berekenddient te worden als de gemiddelde inflatie van de drie best presterende EU-lidstaten plus1,5 procentpunt.

HET CONSTITUTIONEEL VERDRAGIn 2006 is de ECB het ratif icatieproces van hetVerdrag tot vaststelling van een Grondwet voorEuropa (Constitutioneel Verdrag) blijven vol-gen, aangezien een aantal van de in dat Verdragvervatte bepalingen relevant zijn voor hetESCB. De ECB nam er kennis van dat het rati-f icatieproces is doorgegaan ondanks de afwij-zing van het Constitutioneel Verdrag in Frank-rijk en Nederland in 2005. Het aantal lidstatendie het Constitutioneel Verdrag hebben gerati-f iceerd of niet ver verwijderd zijn van formelevoltooiing van het ratif icatieproces bedraagt nuachttien: België, Bulgarije, Duitsland, Estland,Griekenland, Spanje, Italië, Cyprus, Letland,Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Oos-tenrijk, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Fin-land.

De ECB ondersteunt de doelstellingen van hetConstitutioneel Verdrag, dat beoogt het juridi-sche en institutionele kader van de EU te ver-duidelijken en het vermogen van de Unie omzowel op Europees niveau als internationaalniveau te handelen te verbeteren, het bestaandemonetaire-beleidskader te bevestigen. De dis-cussie over verdere vooruitgang met de institu-tionele hervorming zal gedurende het Duitse enPortugese voorzitterschap van de EU in 2007worden voortgezet.

EXTERNE VERTEGENWOORDIGINGSinds het begin van de Monetaire Unie heeft deECB zich een plaats verworven als een sleutel-

166ECBJaarverslag2006

4 Voor verdere informatie, zie, “Competition, productivity and pri-ces in the euro area services sector”, ECB Occasional Paper Nr 44, april 2006.

Page 168: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

partner op internationaal niveau en wordt deECB in de relevante internationale instellingenvertegenwoordigd.

Op het terrein van economische aangelegenhe-den weerspiegelen de regelingen voor deexterne vertegenwoordiging van de EMU hetfeit dat het economisch beleid grotendeels deverantwoordelijkheid is gebleven van de lidsta-ten. De afgelopen jaren is echter enige vooruit-gang in de richting van een gemeenschappelij-ker vertegenwoordiging geboekt.

De Eurogroep en de Ecofin-Raad hebben recen-telijk nagedacht over voorstellen tot versterkingvan de vertegenwoordiging ten aanzien vanEMU-aangelegenheden op internationaal niveauen verbetering van de interne coördinatie in ditopzicht. Met name hebben zij hun instemmingbetoond met een veelomvattender betrokken-heid van de Voorzitter van de Eurogroep bij G-7-vergaderingen en deelname van de Euro-pese Commissie aan internationale lichamenzoals de G-20.

HERVORMING VAN DE COMITOLOGIEPROCEDURESVAN DE EUIn juli 2006 hebben de EU-Raad, het EuropeesParlement en de Europese Commissie overeen-stemming bereikt over de hervorming van hetsysteem van comités door middel waarvanGemeenschapswetgeving wordt aangenomen, dezogeheten “comitologieprocedures”. Hetbelangrijkste element van de hervorming is deinvoering van een “regelgevingsprocedure mettoetsing”, die de bevoegdheden van het Euro-pees Parlement ten aanzien van het implemen-teren van maatregelen aanzienlijk versterkt.

De hervorming is met name van belang voor het Lamfalussy-kader voor de f inanciële sector,waarvan de delegatie van implementatiebe-voegdheden aan de Commissie een sleutelken-merk is. Het Lamfalussy-proces zal hierdooreen belangrijke rol kunnen blijven spelen in hetvergemakkelijken en versnellen van de f inan-ciële integratie in de EU (zie ook Hoofdstuk 4).

1.3 ONTWIKKELINGEN IN EN BETREKKINGENMET TOT DE EU TOETREDENDE LANDEN ENKANDIDAATLANDEN

De ECB heeft haar samenwerking met de cen-trale banken van de toetredende en kandidaat-landen geïntensiveerd met het doel een soepelmonetair integratieproces in de EU te waarbor-gen. Deze samenwerking heeft zich ontwikkeldnaast de algehele institutionele dialoog tussende EU en deze landen.

Na de ondertekening van het Toetredingsverdragdoor Bulgarije en Roemenië op 25 april 2005,hebben de Presidenten van de Banca Nat‚ionala aRomâniei en de Българска народна банка(Bulgaarse Nationale Bank) vanaf 16 juni 2006als waarnemers deelgenomen aan de vergade-ringen van de Algemene Raad van de ECB, endeskundigen van de twee nationale centrale ban-ken zijn eveneens als waarnemers betrokkengeweest bij de vergaderingen van de ESCB-Comités. Daarnaast hebben vergaderingen vanhoge functionarissen met de Banca Nat‚ionala a României en de Българска народна банка(Bulgaarse Nationale Bank) plaatsgevonden inFrankfurt op respectievelijk 15 november en 6 december 2006. In oktober 2006 voltooidendrie nationale centrale banken van het euroge-bied (de Banque de France, de Banca d’Italia enDe Nederlandsche Bank) hun technische samen-werking met de Banca Nat‚ionala a României inde vorm van een door de EU gef inancierdejumelage, die begin 2005 van start was gegaan.Een soortgelijk programma is in oktober 2006opgesteld met de Българска народна банка(Bulgaarse Nationale Bank).

Op 26 september 2006 concludeerde de EuropeseCommissie dat Bulgarije en Roemenië degelijkevooruitgang hadden geboekt bij hun voorberei-dingen voor het lidmaatschap van de EU. De Com-missie stelde enkele additionele maatregelen voor

167ECB

Jaarverslag 2006

Page 169: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

om op een beperkt aantal terreinen (waarvan ech-ter geen betrekking had op monetaire aangelegen-heden) de implementatie van EU-vereisten verderte kunnen volgen. Op 1 januari 2007 werdenBulgarije en Roemenië lid van de EU en hun cen-trale banken volwaardig lid van het ESCB.

Na op 3 oktober 2005 van start te zijn gegaanmet de toetredingsonderhandelingen met Tur-kije, is de Commissie op 12 juni 2006 begonnenmet de onderhandelingen over de individuelehoofdstukken van het acquis communautaire.Op 29 november 2006 heeft de Commissie haaraanbevelingen gepresenteerd betreffende voort-zetting van de toetredingsonderhandelingen metTurkije. De Commissie deed de aanbeveling dehoofdstukken waarvoor de technische voorbe-reidingen waren afgerond open te laten, en hetbegin van onderhandelingen over acht anderehoofdstukken op te schorten totdat Turkije aanzijn verplichtingen zou hebben voldaan. DeEuropese Raad besloot tijdens zijn vergaderingvan 14-15 december 2006 de aanbevelingen vande Commissie over te nemen. De ECB is haarreeds langdurige beleidsdialoog op hoog niveaumet de Centrale Bank van de Republiek Turkijeblijven voeren, onder meer middels een bezoekop Directieniveau aan de ECB op 28 juni 2006.De besprekingen concentreerden zich op derecente macro-economische en f inanciële ont-wikkelingen in Turkije, de overgang van hetmonetaire beleid van de Centrale Bank van deRepubliek Turkije op een volwaardig beleid vaninflation targeting, en de economische en mone-taire situatie in het eurogebied.

Na het besluit van de EU-Raad op 3 oktober2005 toetredingsonderhandelingen te beginnenmet Kroatië, is de eerste fase daarvan in juni2006 van start gegaan. De ECB heeft haar bila-terale betrekkingen met de Kroatische NationaleBank versterkt door haar Gouverneur in okto-ber 2006 uit te nodigen voor de eerste dialoogop hoog niveau vóór toetreding.

De Voormalige Joegoslavische Republiek Mace-donië is in december 2005 kandidaatstatus ver-leend. De Europese Raad besloot echter deonderhandelingen pas te doen beginnen wanneer

aan een aantal voorwaarden zou zijn voldaan,waaronder de effectieve tenuitvoerlegging vande met de EU overeengekomen Stabilisatie- enAssociatie-overeenkomst. In 2006 hebben decontacten tussen de ECB en de Nationale Bankvan de Republiek Macedonië zich geïntensi-veerd, zoals onder meer blijkt het verschaffenvan technische assistentie door de ECB bovenopdie welke door een aantal nationale centralebanken wordt gegeven.

168ECBJaarverslag2006

Page 170: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

2.1 DE BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGENBINNEN HET INTERNATIONALE MONETAIREEN FINANCIËLE STELSEL

TOEZICHT OP HET MACRO-ECONOMISCHE BELEIDBINNEN DE WERELDECONOMIEHet Eurosysteem speelt een belangrijke rol inhet proces van internationaal multilateraal toe-zicht op macro-economisch beleid, dat voorna-melijk plaatsvindt tijdens de vergaderingen vaninternationale organisaties zoals het IMF, deOESO en de BIB, alsmede in fora zoals de ver-gaderingen van de Ministers van Financiën encentrale-bankpresidenten van de G-7 en G-20.In alle relevante instellingen en fora bezit deECB ofwel lidstatus (bijvoorbeeld bij de G-20)ofwel waarnemerstatus (bijvoorbeeld bij hetIMF). De ECB beoordeelt de ontwikkelingen inhet internationale economische beleid om bij tekunnen dragen aan een stabiel macro-econo-misch klimaat en gedegen macro-economisch enfinancieel beleid.

Het internationale economische klimaat werd in2006 wederom gedomineerd door het voortdu-ren van grote mondiale onevenwichtigheden opde lopende rekeningen.5 In de Verenigde Statenbereikte het tekort op de lopende rekening bijna6,6% van het bbp, vergeleken met 6,4% in hetvoorafgaande jaar; de Verenigde Staten trekkennu rond 75% van de netto mondiale besparingenaan. De belangrijkste tegenposten van het Ame-rikaanse tekort zijn te vinden in Azië en in deolie-exporterende landen. In Azië bleven deoverschotten op de lopende rekeningen aanzien-lijk, en bedroegen gemiddeld rond 4,3% bbp,hetgeen ongeveer hetzelfde is als in 2005. Con-creter: de overschotten op de lopende rekeningbedroegen in China meer dan 7,2%, in Japanrond 3,7% en in de groep “overige Aziatischeopkomende landen” 2,7%. De olie-exporterendelanden hadden in 2006 gemiddeld een aanzien-lijk hoger overschot op de lopende rekening(18,2% bbp) dan in 2005 (15,1%).6 BepaaldeAziatische en olie-exporterende economieënbleven tevens aanzienlijke bedragen aan reser-ves opbouwen. De accumulatie van reserves wasmet name groot in het geval van China, waar het

niveau van deviezenreserves ongeveer USD 1biljoen bereikte.

Het Eurosysteem is bij verschillende gelegen-heden sterk de aandacht blijven vestigen op derisico’s en onzekerheden die verbonden zijn aanhet voortduren van dergelijke onevenwichtighe-den en handhaafde zijn volledige steun voor eenop samenwerking gebaseerde aanpak van dezekwestie, zoals uiteengezet in de op 21 april en16 september 2006 uitgebrachte communiquésvan de G-7. Alle belangrijke economieën zou-den moeten trachten een bijdrage te leveren aaneen voortdurende en ordelijke aanpassing vande onevenwichtigheden om zo de vooruitzich-ten voor mondiale groei en stabiliteit te behou-den en te versterken. De internationale beleids-agenda omvat beleid ten aanzien van i) het doentoenemen van de particuliere en publieke bespa-ringen in landen met een tekort, ii) het imple-menteren van verdere structurele hervormingenin de volgroeide economieën met relatief lagepotentiële groei in de opkomende marktecono-mieën waar het nodig is de binnenlandseabsorptie te vergroten en de allocatie van kapi-taal te verbeteren, en iii) het bevorderen vanwisselkoersflexibiliteit in de belangrijke landenen regio’s die zulke flexibiliteit ontberen. Hoe-wel verschillende ontwikkelingen en beleids-maatregelen in 2006 de goede kant zijn opge-gaan, zoals het feit dat vanaf het begin van hetjaar de Chinese renminbi grotere intraday vola-tiliteit is toegestaan, zijn verdere aanpassingennodig om de mondiale onevenwichtigheden aan-zienlijk terug te dringen.

Op het eurogebied zelf, ten slotte, wordt even-eens internationaal beleidstoezicht uitgeoefend.Zowel het IMF als de OESO voerden hun regu-liere beoordeling van het eurogebied uit, alsaanvulling op hun beoordelingen van de indivi-

169ECB

Jaarverslag 2006

2 INTERNATIONALE AANGELEGENHEDEN

5 De in deze paragraaf gebruikte schattingen voor 2006 zijn geba-seerd op de projecties uit de in september 2006 gepubliceerde“World Economic Outlook” van het IMF.

6 Uitgedrukt als een percentage van het mondiale bbp, waren deovereenkomstige cijfers voor 2006, gebaseerd op IMF-gegevens,een tekort van rond 1,8% voor de Verenigde Staten, en overschot-ten van rond 0,4% voor China, 0,35% voor Japan, 0,2% voor degroep “overige Aziatische opkomende landen” en 1,2% voor deolie-exporterende landen.

Page 171: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

duele landen van het eurogebied. Deze beidebeoordelingen onderzochten het monetaire,f inanciële en economische beleid van het euro-gebied. De Artikel-IV-consultaties van het IMFen de beoordeling door het Economic andDevelopment Review Committee van de OESOboden een gelegenheid voor nuttige discussiestussen deze internationale organisaties en deECB, het voorzitterschap van de Eurogroep ende Europese Commissie. Na deze discussieshebben het IMF en de OESO elk een rapport uit-gebracht met daarin een beoordeling van het inhet eurogebied gevoerde beleid.7

DE INTERNATIONALE FINANCIËLE STRUCTUURHet IMF boekt voortgang met zijn werk aan eenherziening van de strategie, die tot doel heeft deprioriteiten voor de middellange termijn vast teleggen en de efficiëntie van de operationele ins-trumenten van het Fonds te verbeteren. HetESCB volgt en draagt bij aan de discussies, dieniet alleen plaatsvinden binnen het IMF zelfmaar ook in verschillende internationale fora,zoals de G-7 en G-20. Belangrijke terreinen diein de herziening onder de loep worden genomenzijn het IMF-toezicht, de rol van het IMF in deopkomende markteconomieën, en kwesties dieverband houden met governance, zoals quota enzeggenschap binnen het IMF.

De hervorming van het toezichtkader van hetIMF neemt vorm aan. Er bestaat brede overeen-stemming onder de leden van het Fonds dat hettoezicht op kwesties in verband met de f inan-ciële en kapitaalmarkten gedetailleerder zoumoeten zijn. Daarnaast wordt grotere nadruk opmultilaterale aangelegenheden en internationaledoorwerking van nationale beleidsmaatregelengezien als een belangrijke stap voor de toe-komst. In juni 2006 heeft het IMF een nieuwproces in gang gezet, de multilaterale raadple-ging, om zo een forum te bieden voor debatonder de partijen die betrokken zijn bij eengemeenschappelijke economische aangelegen-heid die wordt gekenmerkt door verbanden tus-sen deze partijen onderling en met andere eco-nomieën. Ter aanvulling op het bilateraletoezicht van de IMF concentreert de eerste mul-tilaterale raadpleging zich op de implementatie

van beleid om mondiale onevenwichtigheden opordelijke wijze te laten verdwijnen en daarbijmondiale groei te behouden. De vijf bij de raad-pleging betrokken partijen zijn de VerenigdeStaten, Japan, China, Saudi-Arabië en het euro-gebied, waarbij de laatste wordt vertegenwoor-digd door het voorzitterschap van de Eurogroep,de Europese Commissie en de ECB. Daarnaastblijven, om de doelmatigheid van het toezicht teverbeteren, de leden van het IMF nadenken ofde juridische fundering van het toezicht door hetFonds moet worden aangepast. Ook lopen, tenslotte, de besprekingen verder over hoe wissel-koersaangelegenheden dienen te worden behan-deld in de context van de toezichtsactiviteitenvan het IMF.

Wat betreft de rol van het IMF in opkomendemarkteconomieën, bespreken de leden van hetIMF het vaststellen van een nieuw liquiditeits-instrument, en de opzet ervan, voor landen dietoegang hebben tot de internationale kapitaal-markten en een krachtig economisch beleidvoeren.

Vooruitgang is ook geboekt ten aanzien van deversterking van de governance van het IMF, eenonderwerp dat het afgelopen jaar breed bespro-ken is. Het doel is te zorgen voor eerlijke enadequate zeggenschap voor alle leden van hetIMF. Om specif ieker te zijn: de verdeling vanquota dient in overeenstemming te zijn met derelatieve positie van de landen in de mondialeeconomie, en de zeggenschap van zich ontwik-kelende en overgangslanden dient te wordenversterkt.Tijdens de Jaarvergaderingen in septem-ber 2006 zijn de leden van het IMF een ad hoc-verhoging van de quota van vier landen (China,Korea, Mexico en Turkije) overeengekomen. Erzal verder worden blijven gewerkt aan de kwes-tie van quota en zeggenschap, met inbegrip vaneen nieuwe formule voor de quota, een tweederonde van ad hoc-verhogingen van quota – geba-seerd op de nieuwe formule – voor een breder

170ECBJaarverslag2006

7 “Euro area policies: staff report for the 2006 Article IV consul-tation”, IMF, juni 2006 en “Economic survey of the euro area”,OESO, januari 2007. Beide rapporten benadrukten de noodzaakhet tempo van structurele hervorming in het eurogebied teversnellen.

Page 172: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

scala van landen, en een verhoging van de basis-stemmen om zo de zeggenschap en deelnamevan lage-inkomens- en overgangslanden in hetIMF te versterken. Deze reeks hervormingendient uiterlijk rond de Jaarvergaderingen van2008 te worden afgerond. Met betrekking tot def inanciën van het IMF heeft de Directeur vanhet IMF in mei 2006 een comité benoemd datmet specif ieke aanbevelingen moet komen voorduurzame lange-termijnf inanciering van delopende kosten van het IMF in het licht van descherp dalende inkomsten uit leningen en destructurele tekortkomingen van het huidigef inancieringsmodel. Het comité heeft zijnbevindingen in het eerste kwartaal van 2007gepresenteerd.

De bevordering van crisispreventie en ordelijkecrisisoplossing, ten slotte, staat reeds enkelejaren op de agenda van de internationalegemeenschap. De zogeheten “Principles for sta-ble capital flows and fair debt restructuring inemerging markets”, die in 2004 door de G-20zijn aangenomen, krijgen steeds meer interna-tionale steun, waarbij thans primair wordtgewerkt aan implementatiekwesties. Het doelvan deze markt-geschraagde en vrijwilligeBeginselen is het verschaffen van richtlijnenvoor het gedrag van soevereine emittenten enhun particuliere crediteuren ten aanzien vaninformatie-uitwisseling, dialoog en nauwesamenwerking. Tot nu toe hebben meer dan der-tig emittentenlanden hun steun uitgesprokenvoor de beginselen en met name hun belangstel-ling laten blijken voor het bevorderen van hunimplementatie. Aan investeerders- en beleggers-zijde heeft een toenemend aantal f inanciëleinstellingen de beginselen hun steun gegeven.Deze aanhoudende inspanningen zijn verwel-komd door de Ministers van Financiële Zakenen centrale-bankpresidenten van de G-20 tijdenshun vergadering in Melbourne op 19 november2006. Het proces van implementatie van debeginselen wordt gebaseerd op het werk van dePrinciples Consultative Group, die bestaat uithoge functionarissen uit de f inanciële en cen-trale-bankwereld in de opkomende markten enhooggeplaatste vertegenwoordigers van de par-ticuliere f inanciële gemeenschap. Een Group of

Trustees, die bestaat uit hooggeplaatste leidersuit de mondiale f inanciële sector, is opgezet omde implementatie en ontwikkeling van de begin-selen te sturen. Bij zijn oprichtingsvergaderingin Singapore in september 2006 concentreerdende besprekingen van de Group of Trustees zichop een herziening van de beginselen en hunimplementatie binnen het kader van de interna-tionale f inanciële structuur.

2.2 SAMENWERKING MET LANDEN BUITEN DE EU

Als onderdeel van zijn internationale activitei-ten is het Eurosysteem zijn contacten in de cen-trale-bankwereld buiten de EU blijven uitbou-wen, voornamelijk door middel van hetorganiseren van seminars en workshops. Hetdoel van zulke contacten is het vergaren vaninformatie en het uitwisselen van inzichten overeconomische en monetaire ontwikkelingen in deverschillende regio’s van de wereld met moge-lijke gevolgen voor het mondiale economischeklimaat en het eurogebied. In dit kader is tech-nische samenwerking een belangrijk instrumentgeworden bij het ondersteunen van het op- enuitbouwen van instellingen en het versterkenvan de effectieve naleving van Europese eninternationale normen. Het Eurosysteem heeft

171ECB

Jaarverslag 2006

Page 173: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

zijn samenwerking met centrale banken in deomringende regio’s verdiept, en de ECB heefteen klein aantal werknemers de taak toegewe-zen de door het Eurosysteem geboden techni-sche assistentie te coördineren.

Het Eurosysteem heeft in oktober 2006 zijnderde (door de Deutsche Bundesbank en de ECBgezamenlijk georganiseerde) bilaterale seminarop hoog niveau met de Centrale Bank van deRussische Federatie (Bank of Russia) gehoudenin Dresden. Het doel van het seminar was ver-sterking van de dialoog en verbetering van debetrekkingen tussen de Bank of Russia en hetEurosysteem, die in de afgelopen jaren geïnten-siveerd zijn. De deelnemers aan het seminarwisselden van gedachten over de huidige uitda-gingen voor het monetaire en wisselkoersbeleidin Rusland, over de rol van begrotingsregels inhet eurogebied en Rusland, en bespraken degroeivooruitzichten op de lange termijn voor deRussische economie. Soortgelijke evenementenzullen ook in de toekomst regelmatig wordengeorganiseerd, en het volgende seminar zalnajaar 2007 worden gehouden in Moskou.

Het derde Eurosysteem-seminar op hoog niveaumet presidenten van de centrale banken van deEuro-Mediterrane partnerlanden van de EU vondplaats in Nafplion op 25 januari 2006; het vierdezal worden gehouden op 28 maart 2007 in Valen-cia. De discussies in Nafplion concentreerdenzich onder meer op het proces van liberaliseringvan de kapitaalrekeningen en op de vooruitgangmet de modernisering van operationele kadersvoor monetair beleid. Het derde Eurosysteem-seminar op hoog niveau met Latijns-Ameri-kaanse centrale banken vond plaats op4 december 2006 in Madrid. De belangrijksteonderwerpen die daar werden besproken warende monetaire en f inanciële implicaties van deglobalisering, monetaire-beleidsbeheer en accu-mulatie van deviezenreserves. Het derde Euro-systeem-seminar op hoog niveau met centralebanken in de Oost-Azië-Pacif ic-regio vondplaats in Sydney op 21 november 2006, waarbijde aandacht uitging naar onder meer mondialeonevenwichtigheden en f inanciële stabiliteit,regionale financiële integratie.

Op 1 februari 2007 heeft het Eurosysteem inParijs een seminar op hoog niveau gehoudenmet de centrale banken van westelijk en centraalAfrika8, dat gezamenlijk werd georganiseerddoor de Banque de France en de ECB. Het semi-nar verschafte een nuttig platform voor debespreking van ervaringen met regionale econo-mische en monetaire integratie, de impact vanontwikkelingen in de grondstoffenprijzen op hetmonetaire en begrotingsbeleid in de regio enkwesties in verband met de governance van cen-trale banken.

Samen met vier nationale centrale banken (deDeutsche Bundesbank, de Bank of Greece, deBanque de France en de Banca d’Italia) is deECB doorgegaan met haar samenwerking metde Central Bank of Egypt door middel van eendoor de EU gefinancierd programma voor tech-nische assistentie in het kader van het hulppro-gramma voor landen rond de Middellandse Zee(MEDA). Het programma is op 1 december2005 voor een periode van twee jaar van startgegaan en heeft tot doel de Central Bank ofEgypt te steunen bij een veelomvattende hervor-ming van het bankentoezicht. Het programma isprimair gericht geweest op de invoering vannieuwe procedures en instrumenten voor ban-kentoezicht, die beide door het Eurosysteem ende Central Bank of Egypt samen worden ont-wikkeld en geïmplementeerd. Het programmaheeft tevens tot doel de mogelijkheden van deCentral Bank of Egypt op het terrein van macro-prudentieel toezicht, regelgeving en training uitte bouwen. Daarnaast detacheerde de ECB eendeskundige naar de Central Bank of Egypt dieonder de hoede van het IMF heeft geholpen hetoperationele kader voor het monetaire beleid tehervormen.

172ECBJaarverslag2006

8 Het seminar werd bezocht door vertegenwoordigers van de cen-trale banken van de Kaapverdische Eilanden, de DemocratischeRepubliek Congo, Gambia, Guinea, Liberië, Mauritanië, SãoTomé en Príncipe, Sierra Leone, de Central Bank of West Afri-can States (de centrale bank van de monetaire unie die bestaatuit Benin, Burkina Faso, Ivoorkust, Guinea-Bissau, Mali, Niger,Senegal en Togo) en de Central Bank of Central African States(de centrale bank van de monetaire unie die bestaat uit Kame-roen, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Tsjaad, Congo, Equato-riaal-Guinea en Gabon).

Page 174: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

De ECB is haar betrekkingen met landen in dewestelijke Balkan blijven verdiepen. Een doorde ECB georganiseerde conferentie betreffende“Monetary policy and f inancial stability insouth-east Europe” vond plaats in Frankfurt op10-11 april 2006. Aan de conferentie werd deel-genomen door hooggeplaatste centrale-bankdes-kundigen van alle landen uit zuid-oostelijkEuropa, en door vertegenwoordigers van deEuropese Commissie, van internationale orga-nisaties en de academische wereld.

Op 16 februari 2007 ondertekende de ECB,zowel voor zichzelf als namens acht partner-centrale banken (de Deutsche Bundesbank,Eesti Pank, de Bank of Greece, de Banco deEspaña, de Banque de France, de Banca d’Ita-lia, de Oesterreichische Nationalbank en deBanka Slovenije) een tripartiet protocol met deCentral Bank of Bosnia and Herzegovina en deDelegatie van de Europese Commissie naar Bos-nië en Herzegovina, om de weg vrij te makenvoor nauwere samenwerking tussen de betrok-ken partijen. Vanaf maart 2007 zullen gedurendeeen periode van zes maanden de ECB en haarpartners een beoordeling uitvoeren van debestaande behoeften om de terreinen in kaart tebrengen waarop de Central Bank of Bosnia andHerzegovina de komende jaren voortgang moetmaken om de operationele voorbereidingen voorde tenuitvoerlegging van normen in overeen-stemming met die van het ESCB te bevorderen.Dit “needs assessment”-programma wordt doorde Europese Commissie gef inancierd uit het“Community Assistance for Reconstruction,Development and Stabilisation”-programma(CARDS) en wordt gecoördineerd door de ECB.

Albanië ondertekende in juni 2006 een Stabili-satie- en Associatieovereenkomst met de EU, naafronding van de in 2003 begonnen onderhan-delingen. De ECB nam, samen met andere inter-nationale instellingen en centrale banken, deelaan een dialoog met de Bank of Albania overhoe het beste een monetaire-beleidsstrategiegebaseerd op inflation targeting kon wordeningevoerd.

In februari 2006 benaderde de CooperationCouncil for the Arab States of the Gulf (GCC),die bestaat uit Bahrein, Koeweit, Oman, Katar,Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emi-raten, de ECB met een verzoek om assistentieten aanzien van het opzetten van een monetaireunie onder de GCC-lidstaten, met inbegrip vaneen bijbehorend institutioneel kader. De ECBwilligde dit verzoek in en produceerde een doormedewerkers opgesteld document met daarin debelangrijkste juridische en operationele ken-merken die de desbetreffende autoriteiten in deGCC bij het ontwikkelen van een institutioneelkader voor een monetaire unie in overwegingzouden moeten nemen.

173ECB

Jaarverslag 2006

Page 175: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 176: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

HOOFDSTUK 6

VERANTWOORDING

Page 177: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Wat betreft een onafhankelijke centrale bankwordt het afleggen van verantwoording over hetalgemeen gezien als de verplichting tegenoverburgers en hun gekozen vertegenwoordigershaar beslissingen uit te leggen en te rechtvaar-digen, om hen zo in staat te stellen de centralebank te houden aan de verwezenlijking van haardoelstellingen. Als zodanig is het een belang-rijk tegenwicht voor de onafhankelijkheid vande centrale bank.

De ECB heeft altijd ten volle het fundamentelebelang van haar verantwoordingsplicht ten aan-zien van haar beleidsbeslissingen erkend enonderhoudt daarom een regelmatige dialoog met de burgers van de EU en met het EuropeesParlement. De ECB gaat verder dan de in hetVerdrag vastgelegde rapportageverplichtingen,bijvoorbeeld door het publiceren van eenMaandbericht in plaats van het vereiste kwar-taalbericht. De ECB houdt tevens een perscon-ferentie na de eerste vergadering van de maandvan de Raad van Bestuur. De committering vande ECB aan het beginsel van verantwoordingkomt verder naar voren in de talloze uitge-brachte ECB-publicaties en het grote aantal toe-spraken dat door de leden van de Raad vanBestuur is gegeven om de beleidsbeslissingenvan de ECB in 2006 toe te lichten.

Op institutioneel niveau speelt het EuropeesParlement – als het lichaam dat zijn legitimiteitrechtstreeks van de burgers van de EU verkrijgt– een sleutelrol bij de verantwoordingplicht vande ECB. Overeenkomstig artikel 113 van hetVerdrag heeft de President van de ECB in 2006het Jaarverslag 2005 aangeboden aan de ple-naire zitting van het Europees Parlement. Daar-naast is de President regelmatig verslag blijvendoen van het monetaire beleid van de ECB enhaar overige taken in zijn driemaandelijksehoorzittingen met de Economische en Mone-taire Commissie van het Parlement. De Presi-dent is tevens uitgenodigd voor een hoorzittingmet het Europees Parlement om de rol van deECB in het toezicht op SWIFT toe te lichten (zie Paragraaf 2 van dit hoofdstuk).

Ook andere leden van de Directie is bij een aan-tal gelegenheden gevraagd om voor het Euro-pees Parlement te verschijnen. De Vice-Presi-dent heeft het ECB-Jaarverslag 2005 aan deEconomische en Monetaire Commissie aange-boden. Gertrude Tumpel-Gugerell is tweemaalvoor de Commissie verschenen om uitleg tegeven over het standpunt van de ECB ten aan-zien van betalingssystemen en recente ontwik-kelingen op het terrein van effectenclearing- enafwikkeling.

Net als in de voorafgaande jaren heeft een dele-gatie van de Economische en Monetaire Com-missie de ECB bezocht om met de leden van deDirectie over een aantal aangelegenheden vangedachten te wisselen. De ECB is tevens voort-gegaan op vrijwillige basis schriftelijke vragenvan leden van het Europees Parlement te beant-woorden over zaken die vallen onder debevoegdheden van de ECB.

Artikel 112 van het Verdrag bepaalt dat hetEuropees Parlement zijn oordeel moet gevenover kandidaatleden van de Directie vooraf-gaand aan hun benoeming. Voor dit doel heefthet Parlement Jürgen Stark gevraagd voor deEconomische en Financiële Commissie te ver-schijnen om zijn standpunten uiteen te zetten envragen van leden van de Commissie te beant-woorden. Na deze hoorzitting heeft het Parle-ment zijn benoeming goedgekeurd.

176ECBJaarverslag2006

1 VERANTWOORDING TEN OPZICHTE VAN HETALGEMENE PUBLIEK EN HET EUROPEESPARLEMENT

Page 178: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Tijdens de verschillende ontmoetingen tussenhet Europees Parlement en de ECB is gesprokenover een breed scala van onderwerpen. Debelangrijkste kwesties die bij deze gelegenhe-den door het Europees Parlement naar vorenwerden gebracht, worden hieronder naderbelicht.

DE BIJDRAGE VAN HET MONETAIRE BELEID AANHET ALGEMENE ECONOMISCHE BELEID VAN DEGEMEENSCHAPDe bijdrage van het monetaire beleid aan hetalgemene economische beleid van de Gemeen-schap was een van de kwesties die tijdens dehoorzittingen van de President met het EuropeesParlement naar voren werden gebracht. De Pre-sident wees erop dat prijsstabiliteit zowel eeneerste voorwaarde was voor als een middel totversterking van duurzame economische groei enwelvaart. Door op geloofwaardige wijze prijs-stabiliteit na te streven en door de inflatiever-wachtingen stevig te verankeren, leverde deECB de best mogelijke bijdrage aan het creërenvan een klimaat dat economische groei en werk-gelegenheid bevordert. In zijn “Resolutie vanhet Europees Parlement over het jaarverslag2005 van de Europese Centrale Bank”, prees hetEuropees Parlement de ECB voor haar concen-tratie op het handhaven van prijsstabiliteit endrong het Parlement er bij de ECB op aan haarbeleid van stevige verankering van de inflatie-verwachtingen op een niveau in overeenstem-ming met prijsstabiliteit voort te zetten.

VERSCHILLEN IN INFLATIE EN PRODUCTIETUSSEN DE LANDEN VAN HET EUROGEBIEDDe leden van het Europees Parlement hebbenzich beziggehouden met de verschillen in infla-tie en productie tussen de landen van het euro-gebied. In zijn Resolutie over het jaarverslag2005 van de ECB, kwam het Europees Parle-ment tot de overweging dat deze verschillen “opde lange termijn een belangrijk risico vormenvoor de EMU”.

De President legde uit dat de bestaande verschil-len in inflatie en productiegroei tussen de lan-den van het eurogebied gematigd zijn gebleven,en niet ongebruikelijk waren wanneer ze wor-

den vergeleken met die van andere grote gebie-den met één munt. De verschillen zouden hetgevolg kunnen zijn geweest van inhaalproces-sen, verschillende demograf ische trends, oflopende aanpassingen die leiden tot doelmati-ger toewijzing van middelen. De hardnekkig-heid van de inflatie- en groeiverschillen overlangere perioden zouden echter inderdaad, wan-neer deze door structurele rigiditeiten of slechtop elkaar afgestemd beleid worden veroorzaakt,zorgwekkend kunnen zijn. Tegen deze achter-grond benadrukte de President de noodzaak vanpassende structurele hervormingen en gaf hijzijn steun aan overheden die met dergelijke her-vormingen een begin hadden gemaakt (zieKader 5).

FINANCIËLE INTEGRATIE EN REGELGEVINGHet Europees Parlement en de ECB hebbentevens hun nauwe dialoog over kwesties ten aan-zien van f inanciële integratie en stabiliteitvoortgezet. Het Parlement hechtte in het bijzon-der belang aan de sterke groei van de hedge-fondsen-sector. In zijn Resolutie over het jaar-verslag 2005 van de ECB drukte het Parlementin dit opzicht zijn zorg uit en drong het Parle-ment bij de ECB aan op een nadere analyse opdit terrein.

De President herinnerde aan de positieve rol vanhedgefondsen bij het versterken van marktliqui-diteit en het bevorderen van f inanciële innova-tie. Tegelijkertijd wees hij op de potentiële risi-co’s voor de f inanciële stabiliteit die verbondenzijn aan hun zeer snel groeiende aanwezigheidin het f inanciële stelsel (zie Paragraaf 1 vanHoofdstuk 4), en op het daaruit voortvloeiendevoornemen van overheidsinstanties, waaronderde ECB, de ontwikkelingen nauwlettend te vol-gen. Hij maakte tevens duidelijk dat verbeterin-gen in het bestaande regelgevingskader op inter-nationaal niveau zouden moeten wordenovereengekomen.

De ECB informeerde het Europees Parlementtevens over de lopende activiteiten op het ter-rein van betalingssystemen en effectenclearing-en afwikkelingssystemen, met inbegrip van demet de ontwikkeling van TARGET2 geboekte

177ECB

Jaarverslag 2006

2 SPECIFIEKE MET HET EUROPEES PARLEMENTBESPROKEN ONDERWERPEN

Page 179: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

vooruitgang. Gertrude Tumpel-Gugerell is ver-schenen voor de Economische en FinanciëleCommissie om uitleg te geven over het stand-punt van de ECB ten aanzien van het voorstelvoor een Richtlijn betreffende betalingsdienstenin de interne markt, de creatie van een “SingleEuro Payments Area” (SEPA) en de normenvoor effectenclearing- en afwikkeling die doorhet ESCB en het Committee of European Secu-rities Regulators gezamenlijk zijn ontwikkeld.Zij informeerde het Parlement tevens over hetmogelijke opzetten van een infrastructuur vanhet Eurosysteem voor verlening van effectenaf-wikkelingsdiensten in centrale-bankgeld, hetzogeheten TARGET2-Effecten. Het EuropeesParlement gaf zijn steun aan de implementatievan TARGET2 en SEPA. Het Parlement namtevens kennis van de mogelijke creatie van eenTARGET2-Effecten-systeem en riep de ECB opeen passend governance-kader op te zetten voor-afgaand aan de invoering van een dergelijk sys-teem.

DE ROL VAN DE ECB IN HET TOEZICHT OP SWIFTOp 6 juli 2006 heeft het Europees Parlement zijngoedkeuring gehecht aan een “Resolutie overhet onderscheppen door de Amerikaansegeheime diensten van bankoverschrijvingsgege-vens van het SWIFT-systeem”, waarin het Par-lement de Europese Commissie, de EU-Raad ende ECB opriep uit te leggen in hoeverre zij opde hoogte waren van een afspraak tussen SWIFTen de regering van de Verenigde Staten. Op 4 oktober 2006 is de President van de ECB uit-genodigd voor een door het Parlement georga-niseerde openbare hoorzitting over deze kwes-tie. De President legde uit dat SWIFT eenkredietinstelling noch een betalingssysteemwas. Gezien de systeem-belangrijkheid van

SWIFT als een mondiaal f inanciële-berichten-systeem hadden de centrale banken van de G10-landen en de ECB echter besloten – metinstemming van SWIFT – een Oversight Groupop te zetten (zie Paragraaf 4.1 van Hoofdstuk 4).Het mandaat van deze Oversight Group is tewaarborgen dat SWIFT een passend gover-nance-kader heeft om systeemrisico’s te voor-komen. Het volgt de activiteiten van SWIFTalleen in de mate waarin deze relevant zijn voorde soepele werking van het betalingsverkeer ende f inanciële stabiliteit. De Oversight Groupheeft geen bevoegdheid om toezicht te houdenop SWIFT ten aanzien van naleving van wetge-ving inzake gegevensbescherming, die valtonder de bevoegdheden van autoriteiten belastmet gegevensbescherming. De Oversight Groupis op de hoogte gebracht van het AmerikaanseTerrorist Finance Tracking Program in verbandmet SWIFT. De Oversight Group is tevens geïn-formeerd dat SWIFT passend juridisch adviesuit Amerika en van de EU had gekregen. DeOversight Group kwam tot de overweging dat denaleving door SWIFT van Amerikaanse dag-vaardingen geen implicaties voor de f inanciëlestabiliteit zou hebben, en derhalve buiten hettoepassingsgebied van haar toezichtsrol viel.Bovendien is het de ECB, aangezien zij ondereen streng geheimhoudingsregime valt, niet toe-gestaan de informatie die zij ontvangt in de con-text van het toezichtskader voor andere doelein-den te gebruiken, of dergelijke informatie doorte geven aan autoriteiten belast met gegevens-bescherming of naleving van de wet.

178ECBJaarverslag2006

Page 180: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 181: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 182: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

HOOFDSTUK 7

EXTERNECOMMUNICATIE

Page 183: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Bij de ECB is de communicatie erop gericht hetinzicht van het publiek in de door de ECB geno-men besluiten te verbeteren. Communicatievormt een integraal onderdeel van het monetairebeleid van de ECB en van haar overige taken.Twee centrale elementen, te weten openheid entransparantie, geven richting aan de communi-catie-activiteiten van de ECB. Beide komen dedoeltreffendheid, doelmatigheid en geloofwaar-digheid van het monetaire beleid van de ECBten goede, en daarnaast dragen zij bij aan hetstreven van de ECB haar handelen volledig teverantwoorden, zoals reeds uitvoeriger beschre-ven in Hoofdstuk 6.

De in 1999 geïntroduceerde verstrekking vanonmiddellijke, regelmatige en gedetailleerdeuitleg van de monetaire-beleidsbeoordeling en-beslissingen van de ECB zorgt voor een in zijnopenheid en transparantie unieke benadering tenaanzien van centrale-bankcommunicatie. Demonetaire-beleidsbeslissingen worden zodra deRaad van Bestuur ze heeft genomen toegelichtop een persconferentie. Op deze persconferen-tie leest de President een gedetailleerde Inlei-dende Verklaring voor, waarin de beslissingenvan de Raad worden uitgelegd. Daarna staan dePresident en de Vice-President ter beschikkingvan de media om vragen te beantwoorden. Sindsdecember 2004 wordt ook elke maand een over-zicht van de beslissingen van de Raad vanBestuur naast die welke betrekking hebben opde rentetarieven gepubliceerd op de websitesvan de centrale banken van het Eurosysteem.

De rechtsinstrumenten van de ECB worden inalle off iciële talen van de EU beschikbaargemaakt, en zo ook de geconsolideerde f inan-ciële overzichten (de zogeheten “Weekstaten”)van het Eurosysteem.1 De overige statutairepublicaties van de ECB – het Jaarverslag, dekwartaalversie van het Maandbericht en hetConvergentieverslag2 – worden eveneens in deoff iciële talen van de EU gepubliceerd.3

Omwille van de verantwoording aan het publieken de transparantie publiceert de ECB daarnaastook andere documentatie in alle off iciële talen,met name persberichten inzake de monetaire-beleidsbeslissingen, de door medewerkers opge-

stelde macro-economische projecties en voorhet algemene publiek relevante beleidsstand-punten. Het samenstellen, publiceren en distri-bueren van de voornaamste ECB-publicaties inde diverse nationale talen geschiedt in nauwesamenwerking met de nationale centrale ban-ken.

182ECBJaarverslag2006

1 COMMUNICATIEBELEID

1 Voor het Iers geldt een derogatie.2 In het geval van het Convergentieverslag zijn alleen de Inleiding

en Samenvatting beschikbaar in alle talen.3 De tijdelijke derogatie voor het Maltees eindigt in mei 2007.

Page 184: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

De ECB moet zich richten tot een grote ver-scheidenheid aan partijen, waaronder financiëledeskundigen, de media, overheden, parlemen-ten, en het algemene publiek, die elk hun eigenkennisniveau bezitten ten aanzien van financiënen economie. Het mandaat van de ECB en haarbeleidsbeslissingen worden derhalve toegelichtdoor middel van een scala van communicatie-instrumenten en -activiteiten, die voortdurendworden verbeterd om ze zo effectief mogelijk temaken.

De ECB publiceert een aantal studies en versla-gen, zoals het Jaarverslag, dat een overzichtbiedt van de werkzaamheden van de ECB in hetvoorafgaande jaar en daarmee een middel ver-schaft om de ECB verantwoording af te latenleggen voor haar optreden. Met het Maandbe-richt verschaft de ECB telkens haar meest actu-ele beoordeling van de economische en mone-taire ontwikkelingen en de gedetailleerdeinformatie die ten grondslag ligt aan haarbesluitvorming, terwijl middels de FinancialStability Review een beoordeling wordt gegevenvan de stabiliteit van het f inanciële stelsel vanhet eurogebied, en dan met name van het ver-mogen van dat stelsel negatieve schokken op tevangen.

Om de identiteit van het Eurosysteem en deindruk onder het algemene publiek daarvan teversterken, heeft de Raad van Bestuur in 2006,overeenkomstig de Missie van het Eurosys-teem4, zijn goedkeuring gehecht aan de imple-mentatie van een gemeenschappelijk Eurosys-teem-embleem. Vanaf januari 2007 nemen deECB en alle nationale centrale banken van heteurogebied het woord “Eurosysteem” in hunlogo’s op.

Alle leden van de Raad van Bestuur dragenrechtstreeks bij aan verbetering van de kennisvan en het inzicht in de taken en het beleid vanhet Eurosysteem onder het algemene publiekdoor voor het Europees Parlement en nationaleparlementen te verschijnen, door openbare toe-spraken te houden en door interviews te gevenaan de media. In 2006 is de President van deECB zesmaal voor het Europees Parlement ver-

schenen. De leden van de Directie hebben in2006 rond 200 toespraken en talloze interviewsgegeven, en tevens artikelen gepubliceerd intijdschriften en kranten.

De nationale centrale banken van het eurogebiedspelen een belangrijke rol in de verspreiding, opnationaal niveau, van informatie en boodschap-pen van het Eurosysteem onder het algemenepubliek en belanghebbenden. In dat kader rich-ten zij zich op een veelheid aan verschillendenationale en regionale partijen in de eigen taalen omgeving.

De ECB draagt bij aan de verspreiding vanonderzoeksresultaten door het publiceren vanWorking Papers en Occasional Papers en doorhet organiseren van academische conferenties,seminars en workshops. In 2006 vond de“Fourth ECB Central Banking Conference”plaats. Op deze conferentie kwamen centrale-bankiers, academici, marktdeelnemers en demedia vanuit de gehele wereld bijeen om tespreken over “The role of money: money andmonetary policy in the twenty-f irst century”(zie Paragraaf 5.2 van Hoofdstuk 2).

In 2006 organiseerde de ECB in samenwerkingmet de Banka Slovenije een voorlichtingscam-pagne in het kader van de voorbereidingen opde invoering van de euro in Slovenië op 1 janu-ari 2007. Deze informatiecampagne, die over-eenkwam met die welke voor de eerste overgangop de chartale euro in 2002 was georganiseerd,had tot doel geldverwerkers en het algemenepubliek vertrouwd te maken met het uiterlijk ende echtheidskenmerken van de eurobankbiljet-ten en de euromunten, en met de proceduresvoor de overgang op de chartale euro (zieHoofdstuk 3).

183ECB

Jaarverslag 2006

2 COMMUNICATIE-ACTIVITEITEN

4 De Missie van het Eurosysteem is gepubliceerd op 5 januari2005.

Page 185: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

De ECB verwelkomde in 2006 rond 10.000bezoekers in haar hoofdkwartier in Frankfurt.De bezoekers ontvingen informatie uit de eer-ste hand in de vorm van lezingen en presenta-ties door ECB-medewerkers. De meerderheidvan deze bezoekers bestond uit universiteitsstu-denten en mensen uit de f inanciële sector.

Alle door de ECB gepubliceerde documenten enhaar verschillende activiteiten zijn te vinden opde website van de ECB. In 2006 zijn rond90.000 verzoeken om informatie over verschil-lende aspecten van de ECB-werkzaamhedenbehandeld.

De ECB organiseert jaarlijks de zogeheten Cul-turele Dagen, een programma dat beoogt de cul-turele diversiteit van de EU-lidstaten dichter bijzowel het algemene publiek als de eigen werk-nemers van het Eurosysteem te brengen. Dit ini-tiatief belicht ieder jaar de culturele rijkdom vanéén lidstaat en bevordert op die manier een beterbegrip van de landen binnen de EU. In 2006stond Oostenrijk centraal bij deze CultureleDagen, na Hongarije in 2005 en Polen in 2004.Het evenementenprogramma werd georgani-seerd in nauwe samenwerking met de Oester-reichische Nationalbank en vond plaats van 18 oktober t/m 14 november.

184ECBJaarverslag2006

Page 186: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 187: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 188: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

HOOFDSTUK 8

INSTITUTIONEEL KADER,ORGANISATIE EN

JAARREKENING

Page 189: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 190: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

189ECB

Jaarverslag 2006

Het Eurosysteem is het centrale-bankstelsel vanhet eurogebied. Het Eurosysteem omvat de ECBen de nationale centrale banken van de EU-lidstaten die de euro als munt hebben (13 sinds1 januari 2007). Om de structuur van het cen-trale-bankwezen in het eurogebied inzichtelij-ker te maken, heeft de Raad van Bestuur beslo-ten de naam “Eurosysteem” te hanteren. Determ onderstreept de gezamenlijke identiteit, hetteamwerk en de samenwerking van al zijn leden.

Het ESCB bestaat uit de ECB en de nationalecentrale banken van alle lidstaten van de EU (27 sinds 1 januari 2007), d.w.z. het omvat ookde nationale centrale banken van de lidstaten dienog niet zijn overgegaan op de euro.

De ECB vormt de kern van het Eurosysteem envan het ESCB en is verantwoordelijk voor deuitvoering van de respectieve taken, hetzij dooreigen werkzaamheden hetzij via de nationalecentrale banken. Zij heeft rechtspersoonlijkheidkrachtens internationaal publiekrecht.

Elke nationale centrale bank heeft rechtsper-soonlijkheid krachtens het recht van het landvan vestiging. De nationale centrale banken vanhet eurogebied, die een integrerend onderdeelvan het Eurosysteem uitmaken, voeren de hundoor het Eurosysteem opgedragen taken uit con-form de regels gesteld door de besluitvormendeorganen van de ECB. Ook via deelname aan deComités van het Eurosysteem en het ESCB (zieParagraaf 1.5 in dit Hoofdstuk) leveren de natio-nale centrale banken een bijdrage aan de werk-

1 BESLUITVORMENDE ORGANEN EN CORPORATEGOVERNANCE VAN DE ECB

1.1 HET EUROSYSTEEM EN HET EUROPEES STELSEL VAN CENTRALE BANKEN

EU

RO

PE

ES

ST

EL

SE

L V

AN

CE

NT

RA

LE

BA

NK

EN

(E

SC

B)

Alg

emen

e R

aad

Alg

emen

e R

aad

Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique

Deutsche Bundesbank

Central Bank and FinancialServices Authority of Ireland

Bank of Greece

Banco de España

Banque de France

Banca d’Italia

Banque centrale duLuxembourg

De Nederlandsche Bank

Oesterreichische Nationalbank

Banco de Portugal

Banka Slovenije

Suomen Pankki – Finlands Bank

DirectieRaad vanBestuur

Europese Centrale Bank (ECB)

Raad vanBestuur

Directie

Българска народна банка(Bulgaarse Nationale Bank)

Česká národní banka

Danmarks Nationalbank

Eesti Pank

Europese Centrale Bank (ECB)

EU

RO

SY

ST

EE

M

Central Bank of Cyprus

Latvijas Banka

Lietuvos bankas

Magyar Nemzeti Bank

Central Bank of Malta

Narodowy Bank Polski

Banca Naţională a României

Národná banka Slovenska

Sveriges Riksbank

Bank of England

Page 191: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

190ECBJaarverslag2006

zaamheden van het Eurosysteem en het ESCB.De nationale centrale banken mogen op eigenverantwoordelijkheid ook taken vervullen diegeen verband houden met het Eurosysteem, ten-zij de Raad van Bestuur van mening is dat der-gelijke taken de doelstellingen en taken van hetEurosysteem doorkruisen.

Het Eurosysteem en het ESCB worden bestuurddoor de besluitvormende organen van de ECB:de Raad van Bestuur en de Directie. De Alge-mene Raad fungeert als derde besluitvormendorgaan van de ECB zolang er EU-lidstaten zijndie nog niet op de euro zijn overgegaan. Debesluitvormende organen fungeren conform debepalingen van het Verdrag, de Statuten van hetESCB en de desbetreffende Reglementen vanOrde1. De besluitvorming binnen het Eurosys-teem en het ESCB is gecentraliseerd. De ECBen de nationale centrale banken werken echtergezamenlijk, zowel strategisch als operationeel,aan de verwezenlijking van de gemeenschappe-lijke doelstellingen van het Eurosysteem, metinachtneming van het decentralisatiebeginselovereenkomstig de Statuten van het ESCB.

1.2 DE RAAD VAN BESTUUR

De Raad van Bestuur omvat de leden van deDirectie van de ECB en de presidenten van denationale centrale banken van de lidstaten dieop de euro zijn overgegaan. De hoofdtaken vande Raad, zoals vastgelegd in het Verdrag, zijn:

– het vaststellen van de richtsnoeren en hetnemen van de besluiten die nodig zijn voorhet vervullen van de aan het Eurosysteemopgedragen taken; en

– het formuleren van het monetaire beleid vanhet eurogebied, in voorkomend geval metinbegrip van besluiten met betrekking totintermediaire monetaire doelstellingen, debelangrijkste rentetarieven en de liquidi-teitsvoorziening in het Eurosysteem, en hetopstellen van de nodige richtsnoeren voor deuitvoering ervan.

De Raad van Bestuur vergadert gewoonlijk tweemaal per maand in het gebouw van de ECB inFrankfurt am Main in Duitsland. Tijdens de eer-ste vergadering van elke maand worden ondermeer de monetaire en economische ontwikke-lingen diepgaand besproken en worden daarmeesamenhangende besluiten genomen, terwijl detweede vergadering gewoonlijk is gewijd aanvraagstukken die verband houden met anderetaken en verantwoordelijkheden van de ECB enhet Eurosysteem. In 2006 zijn twee vergaderin-gen buiten Frankfurt belegd: een werd er geor-ganiseerd door de Banco de España in Madriden de andere door de Banque de France in Parijs.

Bij het nemen van besluiten omtrent het mone-taire beleid en de andere taken van de ECB enhet Eurosysteem handelen de leden van de Raadvan Bestuur niet als vertegenwoordigers van hunland maar in een volledig onafhankelijke hoe-danigheid. Dit komt tot uitdrukking in het feitdat ieder lid binnen de Raad van Bestuur éénstem heeft.

1 Voor het Reglement van Orde van de ECB, zie BesluitECB/2004/2 van 19 februari 2004 ter goedkeuring van het Regle-ment van Orde van de Europese Centrale Bank, Pb L 80, 18 maart 2004, blz. 33; Besluit ECB/2004/12 van 17 juni 2004ter goedkeuring van het Reglement van Orde van de AlgemeneRaad van de ECB, Pb L 230, 30 juni 2004, blz. 61; en BesluitECB/1999/7 van 12 oktober 1999 betreffende het Reglement vanOrde van de Directie van de ECB, Pb L 314, 8 december 1999,blz. 34. Deze reglementen zijn tevens beschikbaar op de websitevan de ECB.

Page 192: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

DE RAAD VAN BESTUUR

191ECB

Jaarverslag 2006

2 Na het door de Ecofin-Raad op 11 juli 2006 genomen besluit dederogatie van Slovenië met ingang van 1 januari 2007 in tetrekken, nam de Gouverneur van Banka Slovenije in 2006 als“speciale genodigde” deel aan de vergaderingen van de Raad vanBestuur.

Jean-Claude Trichet President van de ECBLucas D. PapademosVice-President van de ECBLorenzo Bini SmaghiLid van de Directie van de ECB Jaime Caruana (tot 11 juli 2006)President van de Banco de EspañaVítor ConstâncioPresident van de Banco de PortugalVincenzo Desario (tot 15 januari 2006)Plaatsvervangend President van de Banca d’ItaliaMario Draghi (vanaf 16 januari 2006)President van de Banca d’ItaliaMiguel Fernández Ordóñez (vanaf 12 juli 2006)President van de Banco de EspañaNicholas C. GarganasPresident van de Bank of GreeceMitja Gaspari2 (vanaf 1 januari 2007)President van Banka SlovenijeJosé Manuel González-PáramoLid van de Directie van de ECBJohn HurleyPresident van de Central Bank and FinancialServices Authority of IrelandOtmar Issing (tot 31 mei 2006)Lid van de Directie van de ECB

Klaus LiebscherPresident van de Oesterreichische NationalbankErkki Liikanen President van Suomen Pankki – Finlands BankYves MerschPresident van de Banque centrale du LuxembourgChristian Noyer President van de Banque de FranceGuy Quaden Gouverneur van de Nationale Bank van België/Banque Nationale de BelgiqueJürgen Stark (vanaf 1 juni 2006)Lid van de Directie van de ECBGertrude Tumpel-Gugerell Lid van de Directie van de ECBAxel A. WeberPresident van de Deutsche BundesbankNout WellinkPresident van De Nederlandsche Bank

Achterste rij (van links naar rechts):Erkki Liikanen, Nicholas C.Garganas, Guy Quaden,Mario Draghi, Jürgen Stark

Middelste rij (van links naar rechts):Axel A. Weber, Christian Noyer, Klaus Liebscher, Vítor Constâncio,John Hurley, Nout Wellink

Voorste rij (van links naar rechts):José Manuel González-Páramo, Miguel Fernández Ordóñez, Lucas D. Papademos, Jean-Claude Trichet, Gertrude Tumpel-Gugerell, Yves Mersch, Lorenzo Bini Smaghi

Page 193: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

192ECBJaarverslag2006

1.3 DE DIRECTIE

De Directie bestaat uit de President en de Vice-President en vier overige leden die in onderlingeovereenstemming zijn benoemd door de staats-hoofden of regeringsleiders van de lidstaten dieop de euro zijn overgegaan. De belangrijkstetaken van de Directie, die gewoonlijk eens perweek bijeenkomt, zijn:

– het voorbereiden van de vergaderingen vande Raad van Bestuur;

– het uitvoeren van het monetaire beleid over-eenkomstig de richtsnoeren en besluiten vande Raad van Bestuur en het daartoe geven

van de nodige instructies aan de nationalecentrale banken van het Eurosysteem;

– het dragen van de verantwoordelijkheid voorde dagelijkse gang van zaken bij de ECB, en

– het op zich nemen van bepaalde, door deRaad van Bestuur aan de Directie gedele-geerde taken, met inbegrip van bepaalderegelgevende taken.

De Directie wordt ondersteund door eenManagement-Comité in aangelegenheden diebetrekking hebben op het beheer, de bedrijfs-planning en het jaarlijkse begrotingsproces vande ECB. Het Management-Comité bestaat uiteen lid van de Directie, die de voorzittersrol ver-vult, en een aantal hoge functionarissen.

Achterste rij (van links naar rechts):

Jürgen Stark,José Manuel González-Páramo,

Lorenzo Bini Smaghi

Voorste rij (van links naar rechts):

Gertrude Tumpel-Gugerell,Jean-Claude Trichet, Lucas D. Papademos

Jean-Claude TrichetPresident van de ECBLucas D. PapademosVice-President van de ECBLorenzo Bini SmaghiLid van de Directie van de ECBJosé Manuel González-PáramoLid van de Directie van de ECB

Otmar Issing (tot 31 mei 2006)Lid van de Directie van de ECBJürgen Stark (vanaf 1 juni 2006)Lid van de Directie van de ECB Gertrude Tumpel-Gugerell Lid van de Directie van de ECB

Page 194: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Directoraat

Interne Audit

Klaus Gressenbauer

Directoraat-Generaal

Economie

Wolfgang Schill

Adjunct: Philippe Moutot

Directoraat

Communicatie

Elisabeth Ardaillon-Poirier

Directoraat-Generaal

Internationale en

Europese Betrekkingen

Frank Moss

Adjunct: Georges Pineau

Directoraat-Generaal

Betalingssystemen en Marktinfrastructuur

Jean-Michel Godeffroy

Adjunct: Daniela Russo

Directoraat-Generaal

Onderzoek

Lucrezia Reichlin

Adjunct: Frank Smets

Directoraat-Generaal

Statistieken

Steven Keuning

Adjunct: Werner Bier

Directoraat-Generaal

Algemeen Beheer

Gerald Grisse Directoraat

Bankbiljetten

Antti Heinonen

Directoraat-Generaal

Secretariaat en

Talendiensten

Pierre van der Haegen

Adjunct: Klaus Riemke

Directoraat-Generaal

Markttransacties

Francesco Papadia

Adjuncten: Paul Mercier,

Werner Studener

Directoraat-Generaal

Juridische Zaken

Antonio Sáinz de Vicuña

Directoraat

Financiële Stabiliteit

en Financieel Toezicht

Mauro Grande

Directieadviseurs

Gilles Noblet

Permanente Vertegenwoordiging

van de ECB in Washington, D.C.

Johannes Onno de Beaufort Wijnholds

Directoraat-Generaal

Informatiesystemen

Hans-Gert Penzel

Adjunct: François Laurent

Directoraat-Generaal

Human Resources,

Budget en Organisatie

Koenraad De Geest

Adjunct:

Berend van Baak

Afdelingen: � Secretariaat

� Taaldiensten

� Vertalingen

Afdelingen: � Externe Statistieken

� Monetaire Statistieken en Statistieken

betreffende Financiële Instellingen

en Markten

� Ontwikkeling en Coördinatie van

Statistieken

� Rekeningen van het Eurogebied

en Economische Statistieken

� Statistische-informatiebeheer

en Gebruikersdiensten

Afdelingen: � Bankbiljettenuitgifte

� Drukken

van Bankbiljetten

Afdelingen: � Officiële Publicaties en Bibliotheek

� Pers en Informatie

� Protocol en Conferenties

Afdelingen: � Econometrische Modelbouw

� Financieel Onderzoek

� Monetaire-beleidsonderzoek

Afdelingen: � Marktinfrastructuur

� TARGET

� Toezicht

Afdelingen: � Juristen-Linguïsten

� Juridisch Advies 1

Afdelingen: � Instellingen en Fora van de EU

� Internationale Beleidsanalyse

en Opkomende Economieën

� Omringende Regio’s van de EU

Afdelingen: � Back Office

� Beleggingen

� Front Office

� Markttransactieanalyse

� Markttransactiesystemen

Afdelingen: � Audit-missies

� Audit-diensten

Afdelingen: � Financiële Stabiliteit

� Financieel Toezicht

Afdelingen: � Budget en Projecten

� HR-beleid en Arbeidsverhoudingen

� Organisatorische planning

� Werving en Personeelsadministratie

� Risicobeheer 2

Afdelingen: � Beveiliging

� Huisvesting

� Interne Dienstverlening

Directoraat Interne Financiën: Ian Ingram

Afdelingen: � Financiële Administratie

� Financiële Rapportage

en Beleid

Afdelingen: � Automatisering

– Beheerfuncties

� Automatisering

– Operaties en Ondersteuning

Directoraat Automatiseringsprojecten: Magí Clavé

Afdeling: � Begrotingsbeleid

Directoraat Economische Ontwikkelingen

Hans-Joachim Klöckers

Afdelingen: � Externe Ontwikkelingen

� EU-landen

� Macro-economische Ontwikkelingen

in het Eurogebied

Directoraat Monetair Beleid

Philippe Moutot

Afdelingen: � Kapitaalmarkten en Financiële Structuur

� Monetaire-beleidskoers

� Monetaire-beleidsstrategie

De Directie

Achterste rij (van links naar rechts): Jürgen Stark, José Manuel González-Páramo, Lorenzo Bini Smaghi

Voorste rij (van links naar rechts): Gertrude Tumpel-Gugerell, Jean-Claude Trichet (President), Lucas D. Papademos (Vice-President)

De Directie

1Met inbegrip van de gegevensbeschermingsfunctie.

2Rapporteert rechtstreeks aan de Directie.

Page 195: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

1.4 DE ALGEMENE RAAD

De Algemene Raad bestaat uit de President ende Vice-President van de ECB en de centrale-bankpresidenten van alle lidstaten van de EU.De Algemene Raad voert hoofdzakelijk de vanhet EMI overgenomen taken uit die nog door deECB moeten worden vervuld zolang niet allelidstaten op de euro zijn overgegaan. In 2006 is

de Algemene Raad zes keer bijeen gekomen.Sinds januari 2007 zijn de gouverneurs van deБългарска народна банка (Bulgaarse Natio-nale Bank) en Banca Nat‚ionala a României lidvan de Algemene Raad. Na ondertekening vanhet Toetredingsverdrag woonden zij als waarne-mer de bijeenkomsten van de Algemene Raadbij.

194ECBJaarverslag2006

Jean-Claude Trichet President van de ECBLucas D. Papademos Vice-President van de ECBLeszek Balcerowicz (tot 10 januari 2007)President van Narodowy Bank Polski Nils Bernstein President van Danmarks NationalbankMichael C. Bonello President van de Central Bank of MaltaJaime Caruana (tot 11 juli 2006)President van de Banco de EspañaChristodoulos ChristodoulouPresident van de Central Bank of Cyprus Vítor Constâncio President van de Banco de PortugalVincenzo Desario (tot 15 januari 2006)Plaatsvervangend President van de Banca d’ItaliaMario Draghi (vanaf 16 januari 2006)President van de Banca d’ItaliaMiguel Fernández Ordóñez (vanaf 12 juli 2006)President van de Banco de EspañaNicholas C. GarganasPresident van de Bank of GreeceMitja Gaspari President van Banka SlovenijeJohn Hurley President van de Central Bank andFinancial Services Authority of IrelandStefan Ingves Governor of Sveriges RiksbankMugur Constantin Isarescu (vanaf 1 januari 2007)Gouverneur van Banca Nat‚ionala a României

Ivan Iskrov (vanaf 1 januari 2007)President van de Българска народна банка (Bulgaarse Nationale Bank)Zsigmond Járai (tot 2 maart 2007)President van Magyar Nemzeti Bank Mervyn King President van de Bank of EnglandKlaus Liebscher President van de Oesterreichische NationalbankErkki Liikanen President van Suomen Pankki – Finlands BankAndres Lipstok President van Eesti PankYves MerschPresident van de Banque centrale du LuxembourgChristian Noyer President van de Banque de FranceGuy Quaden Gouverneur van de Nationale Bank vanBelgië/Banque Nationale de BelgiqueIlmārs Rimšēvičs President van Latvijas Banka Reinoldijus Šarkinas Voorzitter van de Directie van Lietuvos bankas Sławomir Skrzypek (vanaf 11 januari 2007) President van Narodowy Bank PolskiAndrás Simor (vanaf 3 maart 2007)President van Magyar Nemzeti BankIvan Šramko President van Národná banka SlovenskaZdenek Tůma President van Česká národní banka Axel A. Weber President van de Deutsche BundesbankNout Wellink President van De Nederlandsche Bank

Achterste rij (van links naar rechts):

Zsigmond Járai, Ivan Šramko, Nils Bernstein, Zdenek Tůma,

Nicholas C. Garganas, Guy Quaden,Stefan Ingves, Mario Draghi,

Reinoldijus Šarkinas,Leszek Balcerowicz, Mitja Gaspari

Middelste rij (van links naar rechts):

Erkki Liikanen, Axel A. Weber,Christian Noyer, Klaus Liebscher,

Vítor Constâncio, John Hurley,Nout Wellink

Voorste rij (van links naar rechts):

Ilmārs Rimšēvičs, Michael C. Bonello, Miguel Fernández Ordóñez,

Lucas D. Papademos, Jean-Claude Trichet,

Christodoulos Christodoulou,Yves Mersch, Andres Lipstok

NB: Mervyn King was niet in

de gelegenheid de vergadering

waar deze foto werd genomen,

bij te wonen.

Page 196: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

De comités van het Eurosysteem/ESCB zijn eenbelangrijke rol blijven spelen in het ondersteu-nen van de besluitvormende organen van deECB bij de vervulling van hun taken. Op ver-zoek van zowel de Raad van Bestuur als deDirectie hebben de comités kennis op hun vak-gebieden aangedragen en zo het besluitvor-mingsproces vergemakkelijkt. Het lidmaatschapvan de comités is gewoonlijk voorbehouden aanmedewerkers van de centrale banken van hetEurosysteem. De nationale centrale banken vande lidstaten die nog niet op de euro zijn overge-gaan nemen echter wel deel aan bijeenkomstenvan comités als daar onderwerpen wordenbehandeld die onder de bevoegdheid van deAlgemene Raad vallen. In voorkomende geval-len worden ook andere bevoegde instanties uit-genodigd, zoals nationale toezichthouders bijhet Comité voor Bankentoezicht. Er zijn thans12 comités van het Eurosysteem/ESCB, alle

opgericht krachtens artikel 9 van het Reglementvan Orde van de ECB.

Het Begrotingscomité, dat is opgericht krach-tens artikel 15 van het Reglement van Orde,staat de Raad van Bestuur bij inzake aangele-genheden met betrekking tot de begroting vande ECB. De Human Resources Conferentie werdin 2005 krachtens Artikel 9a van Reglement vanOrde opgericht als forum voor het uitwisselenvan ervaringen, deskundigheid en informatietussen centrale banken van het Eurosysteem/ESCB op het gebied van humanresourcesma-nagement.

1.6 CORPORATE GOVERNANCE

Naast de besluitvormende organen zijn er tenbehoeve van de corporate governance van de

195ECB

Jaarverslag 2006

Comité voor Betalings- en VerrekeningssystemenJean-Michel Godeffroy

Comité StatistiekenSteven Keuning

COMITÉS VAN HET EUROSYSTEEM/ESCB, HET BEGROTINGSCOMITÉ,DE HUMAN RESOURCES CONFERENTIE EN HUN VOORZITTERS

Comité voor Administratieve Verslagleggingsvraagstukkenen Monetaire Inkomsten

Ian Ingram

Comité voor Internationale BetrekkingenHenk Brouwer

Comité voor BankentoezichtEdgar Meister

Juridisch ComitéAntonio Sáinz de Vicuña

Comité BankbiljettenAntti Heinonen

Comité MarkttransactiesFrancesco Papadia

Comité voor Communicatie van het Eurosysteem/ESCBElisabeth Ardaillon-Poirier

Comité voor het Monetaire BeleidWolfgang Schill

AutomatiseringscomitéHans-Gert Penzel

Comité van Interne AccountantsKlaus Gressenbauer

BegrotingscomitéLiam Barron

1.5 COMITÉS VAN HET EUROSYSTEEM/ESCB, HET BEGROTINGSCOMITÉ EN DE HUMAN RESOURCESCONFERENTIE

Human Resources ConferentieKoenraad De Geest

Page 197: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

ECB een aantal externe en interne controlela-gen, drie gedragscodes alsmede regels ten aan-zien van de toegang van het publiek tot docu-menten van de ECB.

EXTERNE CONTROLELAGENDe Statuten van het ESCB voorzien in tweelagen, te weten de externe accountant, die isaangesteld om de jaarrekening van de ECB tecontroleren (artikel 27.1 van de Statuten van hetESCB) en de Europese Rekenkamer, die dedoelmatigheid van het operationele beheer vande ECB toetst (artikel 27.2). Het jaarverslag vande Europese Rekenkamer wordt, tezamen metde reactie daarop van de ECB, gepubliceerd opde website van de ECB en in het Publicatiebladvan de Europese Unie. Ten einde het publiekervan te verzekeren dat de onafhankelijkheidvan de externe accountant van de ECB isgewaarborgd, dient de taak van de externeaccountant onder accountantskantoren te roule-ren.3

DE INTERNE CONTROLELAGENDe interne controlestructuur van de ECB stoeltop een functionele benadering. Elke organisa-tie-eenheid (sectie, afdeling, directoraat ofdirectoraat-generaal) is verantwoordelijk voorhaar eigen interne controle en eff iciëntie. Watdat betreft passen de eenheden binnen hun ver-antwoordelijkheidsgebieden operationele con-troleprocedures toe en bepalen zij het risiconi-veau dat aanvaardbaar wordt geacht. Zo is er eensamenstel aan regels en procedures – ook welbekend als ‘Chinese walls’ – om te voorkomendat gevoelige informatie wordt overgedragenvan eenheden die verantwoordelijk zijn voor hetmonetaire beleid naar eenheden die verantwoor-delijkheid dragen voor het beheer van de externereserves en het eigen vermogen van de ECB.Naast de door elke organisatie-eenheid uitge-voerde controles, houden verschillende afdelin-gen het Directoraat-Generaal Human Resour-ces, Begroting en Organisatie toezicht op hetcontroleproces en dienen zij voorstellen in terverbetering van de effectiviteit van risicobepa-ling, -beoordeling en -beheersing in de ECB alsgeheel.

Onafhankelijk van de controlestructuur en risi-cocontrole van de ECB, voert het DirectoraatInterne Audit onder verantwoordelijkheid vande Directie accountantscontroles uit. Overeen-komstig het mandaat zoals vastgelegd in hetControlehandvest van de ECB4, wordt bij deinterne-accountantscontroles op ad hoc-basis detoereikendheid en de effectiviteit van het bin-nen de ECB geldende systeem van internecontrole alsmede de kwaliteit van de tenuitvoer-legging daarvan bij de vervulling van de toege-wezen taken beoordeeld. De interne accountantsvan de ECB richten zich daarbij naar de inter-nationale normen inzake de beroepsuitoefeningen de ethische code zoals die zijn vastgestelddoor het Institute of Internal Auditors.

Als comité van het Eurosysteem/ESCB is hetComité van Interne Accountants, bestaande uitde hoofden van de interne-accountantscontrole-dienst bij de ECB en de nationale centralebanken, verantwoordelijk voor de coördinatievan de interne-accountantscontrole met betrek-king tot gezamenlijke projecten en operatio-nele systemen op het niveau van het Eurosys-teem/ESCB.

Teneinde het governance-kader van de ECB enhet Eurosysteem verder te versterken, heeft deRaad van Bestuur besloten om vanaf april 2007een ECB Auditcomité op te zetten dat zalbestaan uit drie van haar leden.

GEDRAGSCODESEr gelden bij de ECB drie Gedragscodes. Deeerste geldt voor de leden van de Raad vanBestuur en weerspiegelt hun verantwoordelijk-heid om de integriteit en reputatie van het Euro-systeem te waarborgen en de doelmatigheid vande transacties van het Eurosysteem5 te handha-

196ECBJaarverslag2006

3 Na een tenderprocedure in 2002 werd KPMG Deutsche Treu-hand-Gesellschaft AG Wirtschaftsprüfungsgesellschaft alsexterne accountant van de ECB benoemd voor een periode vanvijf jaar voor de f inanciële jaren 2003 t/m 2007.

4 Dit Handvest is op de website van de ECB gepubliceerd teneindede transparantie van de bij de ECB geldende interne-controle-regelingen te bevorderen.

5 Zie de Gedragscode voor de leden van de Raad van Bestuur, Pb C 123, 24 mei 2002, blz. 9, de wijziging ervan, Pb 10, 16 januari 2007, p. 6, en de website van de ECB.

Page 198: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

ven. Deze code dient als leidraad en stelt ethi-sche normen vast voor de leden van de Raad vanBestuur en hun plaatsvervangers bij het uitoe-fenen van hun functie als lid van de Raad vanBestuur. De Raad van Bestuur heeft tevens eenadviseur aangesteld als raadgever voor zijnleden betreffende een aantal facetten van deberoepsethiek. De tweede gedragscode is deGedragscode van de ECB, die een leidraad entoetssteen vormen voor de medewerkers van deECB en de leden van de Directie, van wie wordtverwacht dat zij hoge normen van beroepsethiekin acht nemen in hun taakvervulling bij deECB.6 Krachtens de regels in de Gedragscodeter voorkoming van misbruik van voorkennis, ishet medewerkers van de ECB en de leden vande Directie verboden bij het voor eigen rekeningen risico of voor rekening en risico van eenderde uitvoeren van f inanciële transacties enigvoordeel te trekken uit voorkennis.7 De derdegedragscode is een Aanvullende gedragscodevan ethische criteria voor de leden van de Direc-tie.8 Deze completeert de andere twee gedrags-codes door het ethische regime dat van toepas-sing is op de Directie verder te specificeren. Eendoor de Directie aangestelde Ethisch Adviseurwaarborgt een consequente interpretatie vandeze regels.

MAATREGELEN TER VOORKOMING VAN FRAUDEIn 1999 hebben het Europees Parlement en deRaad van de EU een Verordening9 vastgesteldom de strijd tegen fraude, corruptie en andereonwettige en voor de financiële belangen van deGemeenschap schadelijke activiteiten op te voe-ren. In de Verordening wordt onder meer voor-zien in intern onderzoek door het EuropeesBureau voor Fraudebestrijding (OLAF) bij ver-denking van fraude binnen de eenheden van deGemeenschap.

De OLAF-Verordening voorziet dat elk van dezeeenheden besluiten goedkeurt die ertoe strekkenOLAF in staat te stellen onderzoek te doen bin-nen deze eenheden. In juni 2004 heeft de Raadvan Bestuur een besluit10 genomen betreffendede voorwaarden waaronder OLAF onderzoekmag verrichten bij de ECB. Dit Besluit trad op1 juli 2004 in werking.

TOEGANG VAN HET PUBLIEK TOT ECB-DOCUMENTENHet in maart 2004 goedgekeurde ECB-Besluitbetreffende toegang van het publiek tot ECB-documenten11, stemt overeen met de doelstellin-gen en standaarden die door andere EU-instel-lingen en -organen worden toegepast metbetrekking tot toegang van het publiek tot hundocumenten. Het verhoogt de transparantie, ter-wijl tegelijkertijd rekening wordt gehouden metde onafhankelijkheid van de ECB en van denationale centrale banken, en de vertrouwelijk-heid van bepaalde zaken die specif iek zijn voorde uitvoering van de taken van de ECB wordterdoor gewaarborgd.12

Het aantal verzoeken om toegang tot documen-ten bleef in 2006 beperkt.

197ECB

Jaarverslag 2006

6 Zie de Gedragscode van de Europese Centrale Bank overeen-komstig artikel 11, lid 3, van het Reglement van Orde van deEuropese Centrale Bank, Pb C 76, 8 maart 2001, blz. 12 en dewebsite van de ECB.

7 Zie Deel 1.2 van de ECB Personeelsverordeningen en -regelin-gen houdende regelingen inzake gedragsregels en beroepsge-heim, Pb C 92, 16 april 2004, blz. 31 en de website van de ECB.

8 Zie de Aanvullende Code van Ethische Criteria voor de ledenvan de Directie, Pb C 230, 23 september 2006, blz. 46 en de web-site van de ECB.

9 Verordening (EG) Nr. 1073/1999 van het Europees Parlement envan de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door hetEuropees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), Pb L 136, 31 mei 1999, blz.1.

10 Besluit van de Europese Centrale Bank van 3 juni 2004betreffende de voorwaarden voor en de wijze van uitvoering vanonderzoeken binnen de Europese Centrale Bank, door het Euro-pees Bureau voor fraudebestrijding, op het gebied van de bestrij-ding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteitwaardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschap-pen worden geschaad en tot wijziging van de arbeidsvoorwaar-den voor het personeel van de Europese Centrale Bank(ECB/2004/11) Pb L 230, 30 juni 2004, blz 56. Dit Besluit werd goedgekeurd in reactie op een uitspraak van het EuropeseHof van Justitie op 10 juli 2003 in Zaak C-11/00 Commissie v. Europese Centrale Bank, ECR I-7147.

11 Pb L 80 van 18 maart 2004, blz. 42. 12 Overeenkomstig het belang dat door de ECB wordt gehecht aan

openheid en transparantie, is in 2006 een nieuw “Archives”-onderdeel aan de ECB-website toegevoegd die toegang geeft tothistorische documentatie.

Page 199: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

2.1 HUMAN RESOURCES

PERSONEEL Voor 2006 bedroeg het totale aantal begrootteformatieplaatsen 1.343 fte’s.13 Dit in vergelij-king met 1.369,5 fte’s voor 2005, een daling van26,5 fte’s als gevolg van het in 2005 uitgevoerdezero-based budgetting-project.

Alle externe werving ter vervulling van perma-nente functies is verricht op basis van contrac-ten met een vaste looptijd van vijf jaar voormanagementfuncties en contracten met eenvaste looptijd van drie jaar voor alle overigefuncties. Tijdelijke arbeidscontracten die aan-geboden worden voor permanente functies, kun-nen in contracten voor onbepaalde tijd wordenomgezet op voorwaarde dat een beoordelings-procedure is doorlopen waarin organisatorischeoverwegingen en de individuele prestaties inaanmerking zijn genomen.

In 2006 heeft de ECB 99 kortlopende contrac-ten met een looptijd van minder dan een jaaraangeboden (tegen 106 in 2005) om in een tij-delijke personeelsbehoefte te voorzien (ter ver-vanging van medewerkers met bijvoorbeeldzwangerschapsverlof, ouderschapsverlof ofonbetaald verlof).

De ECB heeft tevens 93 kortlopende contractenaangeboden aan deskundigen van de nationalecentrale banken (waaronder de Българсканародна банка (Bulgaarse Nationale Bank) enBanca Nat‚ionala a României), overige EU-instellingen en internationale organisaties. In2005 werden 80 van dergelijke contracten aan-geboden. Deze korte detacheringen boden eengelegenheid voor de medewerkers van de ECBen de nationale centrale banken om van elkaarservaringen te leren en daarmee de teamgeestbinnen het ESCB te bevorderen. Zij dragentevens bij aan de integratie van de Българсканародна банка (Bulgaarse Nationale Bank) enBanca Nat‚ionala a României in het ESCB.

In september 2006 zijn de eerste zes deelnemersaan het ECB Graduate Programme, dat isbedoeld voor pas-afgestudeerden met een brede

opleidingsachtergrond, bij de Bank begonnen opbasis van tweejarige niet-omzetbare contracten.

De ECB heeft ook stagemogelijkheden aange-boden aan studenten en afgestudeerden metopleidingsachtergronden in economie, statis-tiek, bedrijfskunde, rechtswetenschappen envertaalstudies. In 2006 werden binnen de ECB173 stageplaatsen aangeboden.

De ECB heeft tevens twee onderzoeksplaatsenaangeboden als onderdeel van het Wim Duisen-berg Fellowship-onderzoeksprogramma, datopenstaat voor vooraanstaande economen, envijf onderzoeksplaatsen aan jonge onderzoekersin het kader van het Lamfalussy Fellowship-onderzoeksprogramma.

INTERNE MOBILITEITInterne mobiliteit biedt medewerkers een moge-lijkheid hun deskundigheid te verbreden envormt een middel om de synergieën tussen defunctionele geledingen te vergroten. In ditopzicht streeft het interne wervingsbeleid, datnadruk legt op brede bekwaamheden, ernaar deinterne mobiliteit van medewerkers verder tevergemakkelijken. Overige initiatieven, zoalsuitwisselingen tussen medewerkers en tijdelijkeinterne overplaatsingen om in te vallen voorafwezige collega’s, ondersteunen eveneens deinterne mobiliteit. In 2006 zijn meer dan 80 medewerkers, waaronder 15 leidinggevendenen adviseurs, intern van functie gewisseld, het-zij op tijdelijke hetzij op lange-termijnbasis.

De ECB heeft in 2006 algemene beginselen voormobiliteit geïntroduceerd, die medewerkersmoeten aanmoedigen na elke vijf jaar dienstver-band van functie te wisselen.

EXTERNE MOBILITEITHet externe-werkervaringsproject van de ECBmaakt het mogelijk voor medewerkers om voor

198ECBJaarverslag2006

2 ORGANISATORISCHE ONTWIKKELINGEN

13 Het daadwerkelijke aantal fte’s per 31 december 2006 bedroeg1.367. Deze discrepantie was voornamelijk het gevolg van hetfeit dat tijdelijke arbeidscontracten werden toegekend ter ver-vanging van medewerkers die langer dan 12 maanden afwezigwaren, en van een klein herstructureringsoverschot aan het eindevan het jaar als gevolg van het zero-based budgeting-project.

Page 200: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

een periode van twee tot twaalf maanden te wor-den gedetacheerd bij de 27 nationale centralebanken of relevante internationale f inanciëleinstellingen (bijv. het IMF en de BIB). In 2006werden in het kader van het project 24 mede-werkers gedetacheerd. Daarnaast werd onbe-taald verlof verleend, voor periodes variërendtot en met drie jaar, aan 29 medewerkers die indienst traden bij nationale centrale banken, EU-instellingen of internationale organisaties.

DIVERSITEITSSTRATEGIEMet medewerkers uit 27 EU-lidstaten heeft deECB diversiteitsmanagement in haar humanre-sourcespraktijken geïntegreerd om er zeker vante zijn dat de individuele bekwaamheden vanmedewerkers worden erkend en ten volle wor-den benut bij het verwezenlijken van de doel-stellingen van de ECB. Het in 2005 door de ECBgeïnitieerde diversiteitsbeleid trad in 2006 offi-cieel in werking. Met diversiteitsmanagementstreeft de ECB ernaar dat alle medewerkers metrespect worden behandeld en dat zij door hunmanagement op hun merites worden beoordeeld.

VERSTERKING VAN HUMAN RESOURCES Naast het bevorderen van mobiliteit, waaronderhet laten rouleren van leidinggevenden, blijft dehumanresourcesstrategie zich richten op hetontwikkelen van de leiderschapskwaliteiten bin-nen de ECB. Management- en leiderschapskwa-liteiten werden verder versterkt door training enindividuele begeleiding. De training voor lei-dinggevenden was gericht op het verbeteren vanleiderschapskwaliteiten, prestatiemanagementen het leiding geven aan organisatorische ver-anderingen. Na de invoering van de diversiteits-strategie van de ECB in 2006, werd voor lei-dinggevenden een specif ieke trainingscursusgestart over waardigheid op de werkplek.

Verder hebben leidinggevenden deelgenomenaan een jaarlijkse, verplichte multi-source feed-back exercise (gedifferentieerd terugkoppe-lingsproces) waarin via directe rapportages,nevengeschikten en externe contacten wordtbepaald op welke terreinen leidinggevendenzich persoonlijk verder zouden kunnen ontwik-kelen. Dit wordt meegenomen in de jaarlijkse

prestatiebeoordeling van leidinggevenden. Opbasis van de resultaten van de multi-source feed-back wordt individuele coaching aangeboden.

In 2006 heeft de ECB een Advisory PositionsFramework (kader voor adviesfuncties) inge-voerd waarbij de loopbaanstructuur parallelloopt aan die van de traditionele structuur voorleidinggevenden. De rol van een adviseur is hetverzorgen van technische of beleidsmatige des-kundigheid op hoog niveau, coördinatie tussenorganisaties en/of advies aan het managementover tal van onderwerpen.

De zes algemene ECB-waarden (deskundigheid,effectiviteit en doelmatigheid, integriteit, team-geest, transparantie en verantwoordingsplicht,en werken voor Europa) zijn verder in hethumanresourcesbeleid geïncorporeerd om dezete vertalen naar de dagelijkse handelswijze enprestaties van medewerkers. De HR-instrumen-ten en -processen (bijv. prestatiemanagement,werving en selectie, training en ontwikkeling)zullen verder met deze waarden in overeenstem-ming worden blijven gebracht.

Het voortdurend eigen maken en ontwikkelenvan vaardigheden en deskundigheid blijft eenhoeksteen van de HR-strategie van de ECB. Alsgrondbeginsel geldt dat leren en ontwikkeleneen gedeelde verantwoordelijkheid zijn tussenmedewerkers en de organisatie. De ECB levertde budgettaire middelen en het opleidingskader,de managers bepalen de trainingsbehoefte ten-einde er voor te zorgen dat medewerkers hetvoor hun huidige functie vereiste hoge niveauvan vakkennis en vaardigheden behouden, en demedewerkers hebben de primaire verantwoorde-lijkheid voor kennisverwerving en ontwikke-ling. Naast verschillende interne trainingsmo-gelijkheden bleven medewerkers van externetrainingsmogelijkheden gebruik maken om spe-cif ieke, individuele trainingsbehoeften van“technischer” aard te vervullen. Zij prof iteer-den tevens van trainingsmogelijkheden die alsgemeenschappelijke ESCB-programma’s wor-den georganiseerd, of worden aangeboden doorde nationale centrale banken.

199ECB

Jaarverslag 2006

Page 201: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

De ECB heeft in het kader van de SecondaryTraining Policy 10 medewerkers onbetaald ver-lof verleend voor studiedoeleinden en 14 ande-ren ondersteund bij het voltooien van eenopleiding waarmee zij over een grotere deskun-digheid kwamen te beschikken dan die welkevoor hun huidige functie wordt vereist.

DE HUMAN RESOURCES CONFERENTIE EN DEFOLLOW-UP BETREFFENDE DE MISSIE VAN HETEUROSYSTEEMDe Raad van Bestuur heeft met het oog op hetverder bevorderen van de samenwerking enteamgeest tussen de centrale banken van hetEurosysteem/ESCB op het gebied van human-resourcesmanagement, in 2005 een HumanResources Conferentie (HRC) opgericht endaarmee de reeds lang bestaande samenwerkingtussen de hoofden van de personeelsafdelingenvan de centrale banken van de EU geformali-seerd.

De activiteiten van de HRC in 2006 omvattenverschillende aspecten van het trainen enontwikkelen van medewerkers, waarondermogelijkheden voor gemeenschappelijke trai-ningsactiviteiten, loopbaanbeleid, prestatiebe-

oordelingssystemen, detacheringsbeleid enselectieprocedures. Het werk van het HRC opdit gebied zal worden uitgebreid met het ont-wikkelen van beleid dat uitwisseling van mede-werkers bevordert.

De HRC heeft tevens informatie uitgewisseldover personeelskosten en, samen met Comitévoor Eurosysteem/ECB-communicatie, eenveelomvattend kader voorgesteld om in geza-menlijke Eurosysteem/ESCB-introductiepro-gramma’s voor nieuwe medewerkers invullingte geven aan de belangrijkste onderwerpen diein de missie, de strategische oogmerken en orga-nisatorische beginselen van het Eurosysteemaan bod komen.

2.2 HET NIEUWE KANTOORGEBOUW VAN DEECB

Er bleef vooruitgang worden geboekt met deplanning voor het nieuwe kantoorgebouw vande ECB. Na de optimalisatie door COOP HIM-MELB(L)AU van haar winnende ontwerp opbasis van de herziene functionele, ruimtelijkeen technische vereisten, alsmede een lager

200ECBJaarverslag2006

Page 202: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

streefbedrag voor de bouwkosten, kwam hetproject in 2006 in de planningsfase terecht. Defase omvat:

– het voorbereiden en implementeren van devereiste aanbestedingsprocedures ter verle-ning van dienstverleningscontracten aan deplanners, deskundigen, architecten, ingeni-eurs en bouwbedrijven die bij de planningen de bouw van het kantoorgebouw betrok-ken zullen zijn;

– het indienen van de plannen bij de autoritei-ten van de Stad Frankfurt ter verkrijging vande vereiste bouwvergunningen en ter beoor-deling of alle plannen voldoen aan de vantoepassing zijnde bouwregelgeving, bijv. de bouwverordening, brandveiligheid engezondheids- en veiligheidsnormen;

– het voorbereiden van een geactualiseerdekostencalculatie ter bevestiging van hetalgehele kostenkader (€500 miljoen voorbouwkosten en €850 miljoen totale investe-ringskosten, gebaseerd op prijzen in 2005);

– het ontwikkelen van gedetailleerde plannenvoor het ontwerp gebaseerd op de bouwspe-cif icaties en op voortdurende verbeteringvan het bouwproces door functionele ana-lyse.

Dienovereenkomstig hebben de architecten eenvoorlopig ontwerpvoorstel ingediend dat ver-schillende aanpassingen bevatte ten opzichtevan het geoptimaliseerde ontwerp. Ten eerstezijn, na de specif icaties van de dienst voorinstandhouding van gemeentelijke monumen-ten, de wolkenkrabber en het entreegebouw datde Grossmarkthalle met de wolkenkrabber zalverbinden, iets naar het westen verschoven. Tentweede zijn de voorziene functies van de Gross-markthalle gereorganiseerd op basis van monu-mentenbeschermings- en ruimtelijke vereisten.Ten derde is de gevel van de wolkenkrabberenergiebesparender gemaakt door verbeterdebescherming tegen zonlicht. Het landschapsont-werp rond het gebouw is eveneens geherdef i-nieerd en bevat een specif icatie van het opne-

men van beveiligingsmaatregelen. Tenslotte isde vorm van de bovenkant van de wolkenkrab-ber gewijzigd. Het nieuwe, schuin aflopendedak verbetert de algehele vorm en duidelijkheidvan het gebouw in zijn stedelijke context.

De Stad Frankfurt is in samenwerking met deECB doorgegaan met het voorbereiden van eenjuridisch bindend grondgebruiksplan voor hetnieuwe kantoorgebouw. In dit kader hebben inde loop van het jaar verschillende besprekingenmet de gemeentelijke autoriteiten plaatsgevon-den. Het proces voor het indienen van een ver-zoek voor de bouwvergunningen zal naar ver-wachting eind oktober 2007 worden afgerond,zoals gepland. Voorzien wordt dat begin 2008met de bouw zal worden begonnen, en dat dewerkzaamheden eind 2011 zullen zijn afgerond.

Tevens komt er een gedenkteken en een voor-lichtingsruimte waarin wordt stilgestaan bij dedeportatie van Joodse burgers vanuit de Gross-markthalle. Een task force, bestaande uit verte-genwoordigers van de Stad Frankfurt, de Joodsegemeenschap in Frankfurt en de ECB, werktthans aan het organiseren van een internationaleontwerpwedstrijd voor het gedenkteken en devoorlichtingsruimte. De ontwerpwedstrijd zalnaar verwachting in 2007 van start gaan.

201ECB

Jaarverslag 2006

Page 203: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

De Sociale Dialoog ESCB is een overlegorgaanwaarin de ECB en vertegenwoordigers van hetpersoneel van bijna alle centrale banken van hetESCB en Europese vakverenigingen samenko-men.14 Doel van deze Sociale dialoog is te infor-meren en van gedachten te wisselen over onder-werpen die van aanzienlijke invloed zijn op dewerkgelegenheidssituatie bij de centrale bankenvan het ESCB.

In juni en december 2006 werden bijeenkomstenvan de Sociale Dialoog binnen het ESCB gehou-den. Naast onderwerpen verband houdend metde bankbiljettenproductie en -omloop, bet-alingssystemen (TARGET2) en f inancieel toe-zicht, zaken die regelmatig door de Sociale Dia-loog worden besproken, gingen de besprekingenover de implementatie van maatregelenbetreffende de missie, de strategische oogmer-ken en organisatorische beginselen van hetEurosysteem en de implicaties daarvan voor hetdagelijkse werk van de medewerkers van hetEurosysteem. De werknemersvertegenwoordi-gers werden tevens geïnformeerd over de werk-zaamheden die door de HRC werden verricht.

De ECB ging door met het uitbrengen van eenhalfjaarlijkse nieuwsbrief om werknemersver-tegenwoordigers te informeren omtrent de laat-ste ontwikkelingen met betrekking tot de boven-genoemde onderwerpen.

Tijdens de decembervergadering werden aan-vullende middelen ter bevordering van deSociale Dialoog binnen het ESCB besproken, eneen overeenkomst daarover werd bereikt tussende ECB en de Europese vakverenigingen. Erwerd een mechanisme vastgesteld door middelwaarvan personeelsvertegenwoordigers in eenvroeg stadium worden ingelicht over voor deSociale Dialoog relevante zaken die op deagenda van de Raad van Bestuur staan.

Op uitnodiging van de vakverenigingen heeft deECB tevens deelgenomen aan twee seminarsover arbeidsverhoudingen en ondernemingscul-tuur, die voornamelijk waren gericht op perso-neelsvertegenwoordigers van de NCB’s van de

lidstaten die in mei 2004 en in januari 2007 totde EU zijn toegetreden.

202ECBJaarverslag2006

3 SOCIALE DIALOOG BINNEN HET ESCB

14 Het Standing Committee of European Central Bank Unions(SCECBU), UNI-Finance en de European Federation of PublicServices Unions.

Page 204: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

203ECB

Jaarverslag 2006

4 JAARREKENING VAN DE ECB

Page 205: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

204ECBJaarverslag2006

1 AARD VAN DE WERKZAAMHEDEN

De werkzaamheden van de ECB in 2005 wordengedetailleerd beschreven in de desbetreffendehoofdstukken van het Jaarverslag.

2 DOELSTELLINGEN EN TAKEN

De doelstellingen en taken van de ECB wordenbeschreven in de Statuten van het ESCB (Arti-kel 2 en Artikel 3). Daarnaast wordt in het Voor-woord van de President in het Jaarverslag eenoverzicht van deze doelstellingen gegeven.

3 BELANGRIJKSTE MIDDELEN, RISICO’S ENPROCESSEN

GOVERNANCE VAN DE ECB

Informatie met betrekking tot de governancevan de ECB wordt verschaft in Hoofdstuk 8.

LEDEN VAN DE DIRECTIE

De leden van de Directie worden benoemd uitpersonen met een erkende reputatie en beroeps-ervaring op monetair of bancair gebied in onder-linge overeenstemming door de regeringen vande lidstaten op het niveau van de staatshoofdenen regeringsleiders op aanbeveling van de EU-Raad, die het Europees Parlement en de Raadvan Bestuur van de ECB vooraf heeft geraad-pleegd.

De voorwaarden ten aanzien van het arbeidsver-band van de leden worden door de Raad vanBestuur vastgesteld op voorstel van een Com-missie bestaande uit drie door de Raad vanBestuur benoemde leden en drie door de EU-Raad benoemde leden.

PERSONEELSLEDEN

Het gemiddeld aantal personeelsleden (full-timeequivalent) werkzaam bij de ECB op perma-nente contracten of contracten met vaste loop-tijd steeg van 1.331 in 2005 tot 1.360 in 2006.

Aan het eind van dat jaar waren 1.367 perso-neelsleden werkzaam. Voor nadere details, ziede “Toelichting op de winst- en verliesrekening”en Hoofdstuk 8, Paragraaf 2, waar eveneens dehumanresourcesstrategie van de ECB wordtbeschreven.

BELEGGINGSACTIVITEITEN EN RISICOBEHEER

De externe reserves van de ECB bestaan uit deexterne reserves die door de nationale centralebanken van het Eurosysteem zijn overgedragenaan de ECB overeenkomstig de bepalingen vanArtikel 30 van de Statuten van het ESCB en vande Europese Centrale Bank, en uit de daaropgenoten inkomsten. Het doel ervan is f inancie-ring van de transacties van de ECB op de valu-tamarkt voor de in het Verdrag uiteengezettedoelstellingen.

De eigen-middelenportefeuille van de ECBweerspiegelt de belegging van haar volgestortekapitaal, de tegenpost van de voorziening voorwisselkoers-, rente- en goudprijsrisico’s, hetalgemeen reservefonds en de in het verleden opdeze portefeuille opgebouwde inkomsten. Hetdoel ervan is de ECB te voorzien van inkomstendie bijdragen aan dekking van haar beheerkos-ten.

De beleggingsactiviteiten van de ECB en haarbeheer van de daaraan verbonden risico’s wor-den gedetailleerder beschreven in Hoofdstuk 2.

HET BEGROTINGSPROCES

Het Begrotingscomité, dat bestaat uit deskundi-gen van de ECB en de nationale centrale ban-ken van het eurogebied, levert een sleutelbij-drage aan het proces van f inanciële governancevan de ECB. Overeenkomstig Artikel 15 van hetReglement van Orde, ondersteunt het Begro-tingscomité de Raad van Bestuur door een gede-tailleerde evaluatie te geven van de jaarlijksebegrotingsvoorstellen van de ECB en verzoekenom aanvullende begrotingsfinanciering door deDirectie, voorafgaand aan hun indiening aan deRaad van Bestuur voor goedkeuring. De uitga-ven krachtens de goedgekeurde begroting wor-

MANAGEMENTVERSLAG VOOR HET JAAR 2006

Page 206: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

205ECB

Jaarverslag 2006

den regelmatig bekeken door de Directie, diedaarbij rekening houdt met het advies van deinterne controlefunctie van de ECB, en door deRaad van Bestuur, die daarbij wordt bijgestaandoor het Begrotingscomité.

4 HET FINANCIËLE RESULTAAT

FINANCIËLE REKENINGEN

Op grond van Artikel 26.2 van de Statuten vanhet ESCB, wordt de Jaarrekening van de ECBdoor de Directie opgesteld in overeenstemmingmet de door de Raad van Bestuur vastgesteldegrondslagen. De Jaarrekening wordt door deRaad van Bestuur vastgesteld en vervolgensgepubliceerd.

VOORZIENING VOOR WISSELKOERS-, RENTE- ENGOUDPRIJSRISICO’S

Aangezien de meeste van de activa en passivavan de ECB periodiek worden geherwaardeerdtegen de dan geldende marktwisselkoersen eneffectenprijzen, is de winstgevendheid van deECB sterk afhankelijk van wisselkoersrisico’sen, in mindere mate, van renterisico’s. Deze risi-co’s vloeien voornamelijk voort uit de in Ame-rikaanse dollar, Japanse yen en goud aangehou-den deviezenreserves van het Eurosysteem, dievoor het grootste deel zijn belegd in rentedra-gende instrumenten.

In 2005 heeft de Raad van Bestuur, gezien degrote risico’s waaraan de ECB in dezen bloot-staat en gezien de omvang van haar herwaarde-ringsrekeningen, besloten een voorziening op tezetten tegen wisselkoers-, rente- en goudprijs-risico’s. Dientengevolge is per 31 december2005 een bedrag van €992 miljoen onder dezeprovisie opgenomen. Per 31 december 2006 iseen additioneel bedrag van €1.379 miljoenonder deze post opgenomen, waardoor deomvang ervan steeg tot €2.371 en de netto winstvoor het jaar, net als in 2005, tot precies nulwerd gereduceerd.

Deze voorziening zal worden gebruikt ter dek-king van gerealiseerde en ongerealiseerde ver-liezen, met name waarderingsverliezen die nietworden gedekt door de herwaarderingsrekenin-gen. De omvang en verdere benodigdheid vandeze voorziening zal jaarlijks worden herbezien.

FINANCIEEL RESULTAAT VOOR 2006

Zou de voorziening tegen wisselkoers-, rente-en goudprijsrisico’s in 2006 niet zijn verhoogd,dan zou de ECB een netto winst van €1.379 mil-joen hebben geboekt.

In 2006 leidde de appreciatie van de euro tenopzichte van de Japanse yen tot afschrijvingenvan de eurowaarde van de door de ECB aange-houden in yen luidende activa van rond €0,6 miljard, die in de winst- en verliesrekeningals last zijn opgenomen.

In 2006 stegen de netto rentebaten tot €1.972miljoen, van €1.270 miljoen in 2005, voorna-melijk ten gevolge van (a) een stijging van hetaantal eurobankbiljetten in omloop en van hetmarginale rentetarief voor de basis-herfinancie-ringstransacties van het Eurosysteem, dat bepa-lend is voor de rentevergoeding die de ECB ont-vangt op haar deel van de eurobankbiljetten inhet Eurosysteem, en (b) een stijging van de rentein Amerikaanse dollar.

De netto gerealiseerde winsten uit f inanciëletransacties stegen van €149 miljoen in 2005 tot€475 miljoen in 2006. De depreciatie van deeuro ten opzichte van goud, in samenhang metde toegenomen volumes van goudverkopen in2006, resulteerde in hogere gerealiseerde win-sten. Deze verkopen werden uitgevoerd in over-eenstemming met de Central Bank Gold Agree-ment (Goudakkoord tussen Centrale Banken)van 27 september 2004, waarbij de ECB zichheeft aangesloten.

De totale beheerkosten van de ECB, met inbe-grip van depreciatie, stegen van €348 miljoen in2005 tot €361 miljoen in 2006.

Page 207: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

De personeelskosten stegen voornamelijk tengevolge van een toename van het gemiddeldeaantal gedurende het jaar werkzame personeels-leden en gestegen pensioenkosten in 2006. Deemolumenten van de leden van de Directiebedroegen in totaal €2,2 miljoen (2005: €2,1miljoen).

206ECBJaarverslag2006

Page 208: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 209: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

208ECBJaarverslag2006

BALANS PER 31 DECEMBER 2006ACTIVA ZIE TOELICHTING 2006 2005

ONDER € €

Goud en goudvorderingen 1 9.929.865.976 10.064.527.857

Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta 2

Vorderingen op het IMF 414.768.308 170.162.349Tegoeden bij banken en beleggingen in waardepapieren, externe leningen en overige externe activa 29.313.377.277 31.062.557.242

29.728.145.585 31.232.719.591

Vorderingen op ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta 2 2.773.828.417 2.908.815.389

Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro 3

Tegoeden bij banken, beleggingen in waardepapieren en leningen 4.193.677 13.416.711

Overige vorderingen op kredietinstellingen in het eurogebied, luidende in euro 4 33.914 25.000

Vorderingen binnen het Eurosysteem 5Vorderingen uit hoofde van de toedelingen van eurobankbiljetten binnen het Eurosysteem 50.259.459.435 45.216.783.810Overige vorderingen binnen het Eurosysteem (netto) 3.545.868.495 5.147.038.409

53.805.327.930 50.363.822.219Overige activa 6

Materiële vaste activa 175.180.989 175.237.902Overige f inanciële activa 8.220.270.389 6.888.490.580Herwaarderingsverschillen niet in de balans opgenomen instrumenten 29.518.315 0Overlopende activa en vooruitbetaalde kosten 1.094.509.354 679.603.366Diversen 5.580.697 4.397.807

9.525.059.744 7.747.729.655

Totaal activa 105.766.455.243 102.331.056.422

Page 210: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

209ECB

Jaarverslag 2006

PASSIVA ZIE TOELICHTING 2006 2005ONDER € €

Bankbiljetten in omloop 7 50.259.459.435 45.216.783.810

Verplichtingen aan overige ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro 8 1.065.000.000 1.050.000.000

Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro 9 105.121.522 649.304.896

Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta 10

Deposito’s, tegoeden en overige verplichtingen 330.955.249 855.933.000

Verplichtingen binnen het Eurosysteem 11Verplichtingen uit hoofde van de overdracht van externe reserves 39.782.265.622 39.782.265.622

Overige passiva 12Overlopende passiva en vooraf geïnde inkomsten 1.262.820.884 919.344.079Diversen 899.170.800 632.012.224

2.161.991.684 1.551.356.303

Voorzieningen 13 2.393.938.510 1.027.507.143

Herwaarderingsrekeningen 14 5.578.445.671 8.108.628.098

Kapitaal en reserves 15Kapitaal 4.089.277.550 4.089.277.550

Winst over het jaar 0 0

Totaal passiva 105.766.455.243 102.331.056.422

Page 211: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

210ECBJaarverslag2006

WINST- EN VERLIESREKENING OVER HET JAAR 2006 ZIE TOELICHTING 2006 2005

ONDER € €

Rentebaten uit externe reserves 1.318.243.236 889.408.789Rentebaten uit de toedeling van eurobankbiljetten binnen het Eurosysteem 1.318.852.000 868.451.848Overige rentebaten 2.761.697.060 1.794.267.421Rentebaten 5.398.792.296 3.552.128.058 Remuneratie van vorderingen van nationale centrale banken in verband met de overgedragen externe reserves (965.331.593) (710.160.404)Overige rentelasten (2.461.625.254) (1.572.338.709) Rentelasten (3.426.956.847) (2.282.499.113)

Netto rentebaten 20 1.971.835.449 1.269.628.945

Gerealiseerde winsten/verliezen uit f inanciële transacties 21 475.380.708 149.369.135Afwaarderingen van f inanciële activa en posities 22 (718.467.508) (97.494.081)Overdracht naar/uit voorzieningen voor wisselkoers- en prijsrisico’s (1.379.351.719) (992.043.443)

Netto baten uit financiële transacties,afwaarderingen en voorzieningen voor risico’s (1.622.438.519) (940.168.389)

Netto lasten uit provisies en commissies 23 (546.480) (182.373)

Baten uit aandelen en deelnemingen 24 911.866 853.403

Overige baten 25 11.407.583 17.428.558

Totaal netto baten 361.169.899 347.560.144

Personeelskosten 26 (160.847.043) (153.048.314)

Beheerkosten 27 (166.426.595) (158.457.219)

Afschrijving van materiële vaste activa (29.162.141) (31.888.637)

Productiekosten bankbiljetten 28 (4.734.120) (4.165.974)

Winst over het jaar 0 0

Frankfurt am Main, 27 februari 2007

EUROPESE CENTRALE BANK

Jean-Claude TrichetPresident

Page 212: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

211ECB

Jaarverslag 2006

VORM EN PRESENTATIE VAN DE JAARREKENING

De jaarrekening van de Europese Centrale Bank(ECB) is zodanig opgesteld dat een getrouwbeeld wordt gegeven van de grootte en samen-stelling van het vermogen van de ECB en vande resultaten van haar bedrijf. De jaarrekeningis opgesteld conform de onderstaand uiteenge-zette grondslagen voor waardering en resultaat-bepaling, die door de Raad van Bestuur passendworden geacht voor een centrale bank.2

GRONDSLAGEN VOOR WAARDERING ENRESULTAATBEPALING

De toegepaste grondslagen voor waardering en resultaatbepaling zijn: de beginselen vaneconomische realiteit en transparantie, het voor-zichtigheidsbeginsel, de verwerking van gebeur-tenissen na de balansdatum, het materialiteits-beginsel, de periodetoerekeningsgrondslag, hetcontinuïteitsbeginsel en de beginselen van con-sistentie en vergelijkbaarheid.

OPNAME VAN ACTIVA EN PASSIVA

Een activum of passivum wordt alleen in debalans opgenomen wanneer het waarschijnlijkis dat enig met dit activum of passivum verbandhoudend toekomstig economisch voordeel naarof van de ECB zal vloeien, zo goed als alle metdit activum of passivum verband houdende risi-co’s en beloningen aan de ECB zijn overgedra-gen, en de kosten of waarde van het activum ofhet bedrag van de verplichting op betrouwbarewijze kan worden gemeten.

WAARDERINGSGRONDSLAGEN

De activa en passiva worden opgenomen tegenhistorische kostprijs, waarbij de waardering vanverhandelbare waardepapieren, goud en alleandere in de balans opgenomen activa en pas-siva luidende in vreemde valuta plaatsvindttegen marktwaarde. Transacties in f inanciëleactiva en passiva worden in de jaarrekening ver-antwoord op basis van het moment waarop zijworden afgewikkeld.

Met ingang van 1 januari 2007 is de grondslagwaarop deviezentransacties, f inanciële instru-menten luidende in vreemde valuta en daarmeeverband houdende overlopende posten in derekeningen van de centrale banken van het Euro-systeem worden opgenomen, gewijzigd. Vroe-gere toepassing was toegestaan, en de ECB heeftde wijziging per 1 oktober 2006 ingevoerd, metde volgende effecten: met uitzondering vanwaardepapieren, worden de transacties nu inniet in de balans opgenomen rekeningen opge-nomen op de transactiedatum. Op de valutada-tum worden de niet in de balans opgenomenposten teruggeboekt en worden de transacties inde balans geboekt. Aankopen en verkopen vandeviezen zijn van invloed op de netto deviezen-positie op de transactiedatum, in plaats van,zoals tot nu toe het geval is geweest, op de con-tante valutadatum, en gerealiseerde resultatenuit verkopen worden eveneens op de transactie-datum berekend. Opgebouwde rente, premies enverdisconteringen in verband met f inanciëleinstrumenten luidende in vreemde valuta wor-den dagelijks berekend en geboekt, en de devie-zenpositie wordt eveneens dagelijks beïnvloeddoor deze overlopende posten in plaats vanalleen te veranderen wanneer de rentestromendaadwerkelijk plaatsvinden, zoals voorheen hetgeval was. Toepassing van deze wijziging in degrondslagen voor de opstelling van de jaarreke-ning met terugwerkende kracht naar eerdereperioden is niet doenlijk.

GOUD EN IN VREEMDE VALUTA LUIDENDE ACTIVAEN PASSIVA

In vreemde valuta luidende activa en passivaworden in euro omgerekend tegen de op debalansdatum geldende marktkoers. Baten en las-ten worden omgerekend tegen de op de boe-kingsdatum van de transactie geldende markt-

GRONDSLAGEN VOOR DE OPSTELLING VAN DEJAARREKENING1

1 De gedetailleerde grondslagen voor de opstelling van de jaarre-kening van de ECB zijn vastgelegd in Besluit ECB/2002/11, PbL 58, 3.3.2003, blz. 38, zoals gewijzigd. Met ingang van 1 janu-ari 2007 is dit Besluit ingetrokken en vervangen door BesluitECB/2006/17, Pb L 348, 11.12.2006, blz. 38.

2 Deze grondslagen volgen de bepalingen van Artikel 26.4 van deStatuten van het ESCB, die geharmoniseerde regels voor definanciële administratie en verslaglegging van de werkzaamhe-den van het Eurosysteem vereisen.

Page 213: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

212ECBJaarverslag2006

koers. De herwaardering van in vreemde valutaluidende activa en passiva, met inbegrip vanzowel in de balans opgenomen als niet in debalans opgenomen instrumenten, vindt plaatsper valutasoort.

Prijsherwaardering van in vreemde valuta lui-dende activa en passiva geschiedt onafhankelijkvan de valutakoersherwaardering.

Goud wordt gewaardeerd tegen de per de jaar-ultimo geldende marktprijs. Er wordt voor goudgeen onderscheid gemaakt tussen prijs- en valu-taherwaarderingsverschillen. In plaats daarvanwordt voor goud één waardering bepaald opbasis van de prijs in euro per fine ounce, dievoor het jaar 2006 is afgeleid van de koers vande euro ten opzichte van de Amerikaanse dollarper 29 december 2006.

WAARDEPAPIEREN

Alle verhandelbare waardepapieren en verge-lijkbare activa worden gewaardeerd tegen degemiddelde marktprijs per de balansdatum perwaardepapier. Voor het jaar 2006 zijn daartoe degemiddelde marktprijzen per 29 december 2006gebruikt. Niet-verhandelbare waardepapierenworden gewaardeerd tegen kostprijs.

RESULTAATBEPALING

Baten en lasten worden toegerekend aan deperiode waarop zij betrekking hebben. Gereali-seerde winsten en verliezen uit de verkoop vandeviezen, goud en waardepapieren worden in deWinst- en verliesrekening opgenomen. Derge-lijke gerealiseerde winsten en verliezen wordenberekend aan de hand van de gemiddelde prijsvan het desbetreffende activum.

Ongerealiseerde winsten worden niet als batenverantwoord, maar worden rechtstreeks in eenherwaarderingsrekening opgenomen.

Ongerealiseerde verliezen worden ten laste vanhet resultaat gebracht voorzover zij eerdereongerealiseerde herwaarderingswinsten, zoalsopgenomen in de desbetreffende herwaarde-

ringsrekening, te boven gaan. Ongerealiseerdeverliezen op waardepapieren, valuta’s of aange-houden goud worden niet gesaldeerd met onge-realiseerde winsten uit andere waardepapieren,valuta’s of goud. Bij een ongerealiseerd verliesop een post per de jaarultimo wordt de gemid-delde aanschaffingsprijs van de desbetreffendepost verminderd tot de valutakoers en/of demarktprijs per de jaarultimo.

Agio’s of disagio’s bij aangekochte waardepa-pieren worden weergegeven als een deel van derentebaten en worden afgeschreven over de res-terende looptijd van de activa.

TRANSACTIES MET WEDERINKOOPVERPLICHTING

Transacties met wederinkoop zijn transactieswaarbij de ECB krachtens een repo-overeen-komst activa aankoopt of verkoopt of krediet-transacties verricht tegen onderpand.

Bij een repo-overeenkomst worden waardepa-pieren verkocht tegen contanten met een gelijk-tijdige overeenkomst deze op een vastgesteldetoekomstige datum tegen een overeengekomenprijs van de tegenpartij terug te kopen. Repo-overeenkomsten worden aan de passiefzijde vande balans opgenomen als inkomende deposito’stegen onderpand en leiden tevens tot een rente-last in de winst- en verliesrekening. Waardepa-pieren die krachtens een dergelijke overeen-komst worden verkocht blijven op de balans vande ECB.

Bij een repo-overeenkomst met wederinkoop-verplichting worden waardepapieren gekochttegen contanten met een gelijktijdige overeen-komst deze op een vastgestelde toekomstigedatum tegen een overeengekomen prijs aan detegenpartij terug te verkopen. Repo-overeen-komsten met wederinkoopverplichting wordenaan de actiefzijde van de balans opgenomen alsleningen tegen onderpand maar worden niet totde door de ECB aangehouden waardepapierengerekend. Zij leiden tot rentebaten in de winst-en verliesrekening.

Page 214: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

213ECB

Jaarverslag 2006

Transacties met wederinkoopverplichting(waaronder effectenleningstransacties), die wor-den uitgevoerd krachtens een geautomatiseerdprogramma voor effectenleningstransacties wor-den alleen op de balans geboekt indien gedu-rende de volledige looptijd van de transactieliquide onderpand is verschaft aan de ECB. In2006 heeft de ECB geen liquide onderpand overde looptijd van dergelijke transacties ontvangen.

NIET IN DE BALANS OPGENOMEN INSTRUMENTEN

Deviezeninstrumenten, te weten deviezenter-mijntransacties, termijnonderdelen van devie-zenswaps en andere deviezeninstrumenten, dieeen omwisseling van een bepaalde valuta tegeneen andere valuta op een toekomstige datuminhouden, worden opgenomen in de netto-devie-zenposities voor het berekenen van koerswin-sten en -verliezen. Rente-instrumenten wordenper instrument geherwaardeerd. Dagelijkse wij-zigingen in de variatiemarge van uitstaande ren-tefuturescontracten worden in de winst- en ver-liesrekening opgenomen. De waardering vantermijntransacties in waardepapieren wordtgebaseerd op een algemeen aanvaarde waarde-ringsmethode die gebruik maakt van waarneem-bare marktkoersen en van de disconteringsfac-toren vanaf de valutadatum tot dewaarderingsdatum.

GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

Activa en passiva worden aangepast rekeninghoudend met gebeurtenissen die zich voordoentussen de balansdatum en de datum waarop deRaad van Bestuur van de ECB de jaarrekeningvaststelt, indien dergelijke gebeurtenissen vanmateriële invloed zijn op de waarde van deactiva en passiva per de balansdatum.

POSITIES BINNEN HET ESCB EN BINNEN HETEUROSYSTEEM

Transacties binnen het ESCB zijn grensover-schrijdende transacties tussen twee centralebanken van de EU. Deze transacties wordenhoofdzakelijk verwerkt via TARGET – het“Trans-European Automated Real-time Gross

settlement Express Transfer”-systeem (zieHoofdstuk 2) – en leiden tot bilaterale saldi oprekeningen tussen die centrale banken in de EUdie zijn aangesloten op TARGET. Deze bilate-rale saldi worden dagelijks aan de ECB toege-wezen, waardoor elke nationale centrale bankéén netto bilaterale positie ten opzichte van deECB overhoudt. Deze positie in de boeken vande ECB vertegenwoordigt de netto vordering ofverplichting van elke nationale centrale bankten opzichte van de rest van het ESCB.

Saldi binnen het ESCB die door de nationalecentrale banken van het eurogebied ten opzichtevan de ECB worden aangehouden (behoudenshet kapitaal van de ECB en posities uit hoofdevan de overdracht van externe reserves aan deECB) worden beschouwd als vorderingen ofverplichtingen binnen het Eurosysteem en wor-den in de balans van de ECB opgenomen als éénenkele actief- of passiefpost.

Saldi binnen het Eurosysteem uit hoofde van detoedelingen van eurobankbiljetten binnen hetEurosysteem worden als één enkele actiefpostopgenomen onder “Vorderingen uit hoofde vande toedelingen van eurobankbiljetten binnen hetEurosysteem” (zie onder “Bankbiljetten inomloop” in “Grondslagen voor de opstelling vande jaarrekening”).

Voor zover de nationale centrale banken die nietdeel uitmaken van het eurogebied (DanmarksNationalbank en de Bank of England) saldi bin-nen het ESCB aanhouden ten opzichte van deECB, worden deze verantwoord onder “Ver-plichtingen aan niet-ingezetenen van het euro-gebied, luidende in euro”. Op 31 december 2006heeft Sveriges Riksbank haar deelname aanTARGET beëindigd.

VASTE ACTIVA

Vaste activa, met uitzondering van grond, wor-den gewaardeerd tegen kostprijs onder aftrekvan afschrijvingen. Grond wordt gewaardeerdtegen kostprijs. Afschrijving vindt plaats vol-gens de lineaire methode, vanaf het kwartaalvolgend op de aanschaff ing en gedurende de

Page 215: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

214ECBJaarverslag2006

verwachte economische levensduur van het des-betreffende activum, te weten:

De afschrijvingsperiode voor gekapitaliseerdebouw- en herinrichtingskosten met betrekkingtot de bestaande kantoorgebouwen van de ECBis verkort, teneinde ervoor te zorgen dat dezeactiva geheel afgeschreven zijn voordat de ECBnaar haar nieuwe locatie verhuist.

PENSIOENREGELING VAN DE ECB EN ANDEREUITKERINGEN NA BEËINDIGING VAN HETDIENSTVERBAND

De ECB beheert een toegezegd-pensioenstelsel(defined benefit scheme) voor haar personeel.Dit stelsel wordt gefinancierd middels activa diein een lange-termijnfonds voor personeelsvoor-zieningen worden aangehouden.

BALANS

De verplichting die in de balans wordt opgeno-men met betrekking tot het toegezegd-pensioen-stelsel is de contante waarde van de toegezegd-pensioenverplichting op de balansdatum minusde reële waarde van de fondsbeleggingen dieworden gebruikt om de verplichtingen te f inan-cieren, aangepast voor niet-opgenomen actu-ariële winsten of verliezen.

De toegezegd-pensioenverplichting wordt jaar-lijks door onafhankelijke actuarissen berekendvolgens de geprojecteerd-pensioenwaarderings-methode (projected unit credit method). De con-tante waarde van de toegezegd-pensioenver-plichting wordt bepaald door de geschattetoekomstige kasstromen te verdisconteren, daar-bij gebruik makend van de rentetarieven van ineuro luidende bedrijfsobligaties van hoge kwa-liteit die soortgelijke looptijden hebben als de

termijn van de daarmee verband houdende pen-sioenverplichting.

Actuariële winsten of verliezen kunnen voort-vloeien uit ervaringsaanpassingen (waarbij dewerkelijke uitkomsten verschillen van de eerdergehanteerde actuariële aannames) en verande-ringen in de actuariële aannames.

WINST- EN VERLIESREKENING

Het netto bedrag dat als last in de winst- en ver-liesrekening wordt opgenomen bestaat uit:

(a) de toegerekende pensioenkosten van degedurende het jaar opgebouwde verplichtin-gen;

(b) de rente tegen de disconteringsvoet op detoegezegd-pensioenverplichting;

(c) het verwachte rendement op de fondsbeleg-gingen; en

(d) de actuariële winsten en verliezen die in dewinst- en verliesrekening worden opgeno-men, met gebruikmaking van een “10%-bandbreedte”.

DE “10%-BANDBREEDTE”-BENADERING

De netto cumulatieve niet-opgenomen actu-ariële winsten en verliezen die uitstijgen bovende grootste van (a) 10% van de contante waardevan de toegezegd-pensioenverplichting en (b) 10% van de reële waarde van de fondsbeleg-gingen, zullen worden afgeschreven over de ver-wachte gemiddelde resterende werklevens vande deelnemende personeelsleden.

PENSIOENEN VAN LEDEN VAN DE DIRECTIE ENOVERIGE VERPLICHTINGEN NA PENSIONERING

Voor de pensioenen van leden van de Directieen voor arbeidsongeschiktheidsvoorzieningenvoor het personeel bestaan niet-gef inancierderegelingen. De verwachte kosten van deze ver-plichtingen worden opgebouwd gedurende deverschillende ambtstermijnen/dienstverbanden

Computers en aanverwante hard- en software, en motorvoertuigen 4 jaar

Inventaris, meubilair en installaties 10 jaar

Gekapitaliseerde bouw- en herinrichtingskosten 25 jaar

Vaste activa met een kostprijs van minder Worden dan €10.000 afgeboekt in

het jaar van aanschaf

Page 216: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

215ECB

Jaarverslag 2006

van de leden van de Directie en de personeels-leden, waarbij gebruik gemaakt wordt van eenaccounting-benadering die overeenkomt met dievan toegezegd-pensioenstelsels. Actuariële win-sten en verliezen worden op dezelfde wijze alshierboven beschreven toegerekend.

De waarde van deze verplichtingen wordt jaar-lijks door onafhankelijke actuarissen vastge-steld zodat de toepasselijke verplichting in dejaarrekening kan worden opgenomen.

BANKBILJETTEN IN OMLOOP

De ECB en de twaalf nationale centrale bankenvan het eurogebied, die samen het Eurosysteemvormen, geven bankbiljetten uit.3 De totalewaarde van de eurobankbiljetten in omloopwordt toegedeeld aan de centrale banken van hetEurosysteem op de laatste werkdag van elkemaand overeenkomstig de verdeelsleutel voorde toedeling van bankbiljetten.4

De ECB heeft toegedeeld gekregen een deel tergrootte van 8% van de totale waarde van deeurobankbiljetten in omloop, hetgeen wordt ver-antwoord onder de passiefpost op de balans“Bankbiljetten in omloop”. Het ECB-deel vande totale waarde van de uitgegeven eurobank-biljetten staat tegenover de vorderingen op denationale centrale banken. Deze vorderingen,die rentedragend zijn,5 worden vermeld onderde sub-post “Vorderingen binnen het Eurosys-teem: Vorderingen uit hoofde van de toedelin-gen van eurobankbiljetten binnen het Eurosys-teem” (zie onder “Posities binnen het ESCB enbinnen het Eurosysteem” in “Grondslagen voorde opstelling van de jaarrekening”). Rentebatenover deze vorderingen worden opgenomenonder de post “Netto rentebaten”. Tot 2005 zijndeze baten apart verdeeld onder de nationalecentrale banken in de vorm van een tussentijdseverdeling aan het einde van elk kwartaal.6 DeRaad van Bestuur heeft besloten dat vanaf 2006deze baten aan de nationale centrale banken ver-schuldigd zijn in het f inanciële jaar waarin zijworden opgebouwd, maar dat zij op de tweedewerkdag van het daarop volgende jaar zullenworden verdeeld.7 Zij worden in hun geheel ver-

deeld tenzij de nettowinst van de ECB over hetgehele jaar kleiner is dan haar inkomsten uit deeurobankbiljetten in omloop, en afhankelijk vaneen beslissing van de Raad van Bestuur omoverdrachten te maken naar een voorzieningvoor wisselkoers-, rente- en goudprijsrisico’s enom deze baten te verminderen met door de ECBgemaakte kosten in verband met de uitgifte enverwerking van eurobankbiljetten.

DIVERSEN

Rekening houdend met de rol van de ECB alscentrale bank, is de Directie van de ECB vanoordeel dat de publicatie van een staat van her-komst en besteding van middelen geen additio-nele relevante informatie zou verschaffen.

De EU-Raad heeft, met inachtneming van Arti-kel 27 van de Statuten van het ESCB en op aan-beveling van de Raad van Bestuur, zijn goed-keuring gehecht aan de benoeming van KPMGDeutsche Treuhand-Gesellschaft Aktiengesell-schaft Wirtschaftsprüfungsgesellschaft totexterne accountant van de ECB voor eenperiode van vijf jaar tot het einde van het f inan-ciële jaar 2007.

3 Besluit van de ECB van 6 december 2001 betreffende de uitgiftevan eurobankbiljetten (ECB/2001/15), Pb L 337, 20 december2001, blz. 52-54, zoals gewijzigd.

4 De term “verdeelsleutel voor de toedeling van bankbiljetten”heeft betrekking op de percentages die het gevolg zijn van hetmeerekenen van het aandeel van de ECB in de totale waarde vande uitgegeven eurobankbiljetten en het toepassen van de verdeel-sleutel voor het geplaatste kapitaal op het aandeel van de natio-nale centrale banken in die totale waarde.

5 Besluit ECB/2001/16 van 6 december 2001 inzake de toedelingvan monetaire inkomsten van de nationale centrale banken vande deelnemende lidstaten met ingang van het boekjaar 2002, PbL 337, 20.12.2001, blz. 55-61, zoals gewijzigd.

6 Besluit ECB/2002/9 van 21 november 2002 inzake de verdelingvan de inkomsten van de Europese Centrale Bank uit in omloopzijnde bankbiljetten onder de nationale centrale banken van dedeelnemende lidstaten, Pb L 323, 28.11.2002, blz. 49-50.

7 Besluit ECB/2005/11 van 17 november 2005 inzake de verde-ling van de inkomsten van de Europese Centrale Bank uit inomloop zijnde bankbiljetten onder de nationale centrale bankenvan de deelnemende lidstaten, Pb L 311, 26.11.2005, blz. 41.Door dit Besluit werd Besluit ECB/2002/9 ingetrokken.

Page 217: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

1 GOUD EN GOUDVORDERINGEN

Per 31 december 2006 bedraagt de goudvoor-raad van de ECB 20,6 miljoen ounces fine gold(2005: 23,1 miljoen ounces). De daling was hetgevolg van goudverkopen in overeenstemmingmet het Goudakkoord tussen Centrale Bankenvan 27 september 2004, dat de ECB mede heeftondertekend. De daling in de waarde in eurovan deze voorraad ten gevolge van deze verkoopis gedeeltelijk gecompenseerd door een aan-zienlijke stijging van de goudprijs gedurende2006 (zie onder “Goud en in vreemde valuta lui-dende activa en passiva” in “Grondslagen voorde opstelling van de jaarrekening”).

2 VORDERINGEN OP NIET-INGEZETENEN ENINGEZETENEN VAN HET EUROGEBIED,LUIDENDE IN VREEMDE VALUTA

VORDERINGEN OP HET IMF

Deze post omvat de per 31 december 2006 doorde ECB aangehouden Bijzondere Trekkings-rechten (Special Drawing Rights of SDR’s) enis het resultaat van een door de ECB met hetInternationale Monetaire Fonds geslotenakkoord, waarbij het IMF wordt gemachtigdnamens de ECB SDR’s te kopen en te verkopentegen euro, zulks met inachtneming van mini-mum- en maximumtegoeden. Onder SDR wordtbegrepen een valutamandje waarvan de waardewordt bepaald als de gewogen som van de koer-sen van de vier belangrijkste valuta’s (euro,Japanse yen, Britse pond en Amerikaanse dol-lar). SDR’s worden bij de opstelling van de jaar-rekening behandeld als in vreemde valuta lui-dende activa en passiva (zie onder “Goud en invreemde valuta luidende activa en passiva” in“Grondslagen voor de opstelling van de jaarre-kening”).

TEGOEDEN BIJ BANKEN EN BELEGGINGEN INWAARDEPAPIEREN, EXTERNE LENINGEN ENOVERIGE EXTERNE ACTIVA VORDERINGEN OP INGEZETENEN VAN HETEUROGEBIED, LUIDENDE IN VREEMDE VALUTA

Deze vorderingen bestaan uit tegoeden bij ban-ken, leningen luidende in vreemde valuta enbeleggingen in waardepapieren, luidende inAmerikaanse dollar en Japanse yen, en wel alsvolgt:

De daling van deze posities in 2005 is voorna-melijk het gevolg van de depreciatie van deAmerikaanse dollar en, in mindere mate, van dievan de Japanse yen ten opzichte van de euro (zieonder “Goud en in vreemde valuta luidendeactiva en passiva” in “Grondslagen voor deopstelling van de jaarrekening”).

216ECBJaarverslag2006

TOELICHTING OP DE BALANS

Vorderingen op niet-ingezetenen van het 2006 2005 Mutatieeurogebied € € €

Rekeningen-courant 1.388.630.590 5.149.756.962 (3.761.126.372)

Geldmarkt-deposito’s 1.352.326.756 1.182.580.317 169.746.439

Repo-over-eenkomsten met wederinkoop-verplichting 330.983.321 1.306.216.228 (975.232.907)

Beleggingen in waarde-papieren 26.241.436.610 23.424.003.735 2.817.432.875

Totaal 29.313.377.277 31.062.557.242 (1.749.179.965)

Vorderingen op ingezetenen van het 2006 2005 Mutatieeurogebied € € €

Rekeningen-courant 18.535 25.019 (6.484)

Geldmarkt-deposito’s 2.621.949.594 2.908.790.370 (286.840.776)

Repo-overeen-komsten met wederinkoop-verplichting 151.860.288 0 151.860.288

Totaal 2.773.828.417 2.908.815.389 (134.986.972)

Page 218: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

De netto door de ECB aangehouden deviezen8

in Amerikaanse dollar en Japanse yen waren per31 december 2006 als volgt:

3 VORDERINGEN OP NIET-INGEZETENEN VANHET EUROGEBIED, LUIDENDE IN EURO

Per 31 december 2006 bestond deze vorderinguit bancaire deposito’s bij niet-ingezetenen vanhet eurogebied.

4 OVERIGE VORDERINGEN OPKREDIETINSTELLINGEN IN HET EUROGEBIED,LUIDENDE IN EURO

Per 31 december 2006 bestond deze vorderinguit bancaire deposito’s bij ingezetenen van heteurogebied.

5 VORDERINGEN BINNEN HET EUROSYSTEEM

VORDERINGEN UIT HOOFDE VAN DETOEDELINGEN VAN EUROBANKBILJETTEN BINNENHET EUROSYSTEEM

Deze post bestaat uit de vorderingen van deECB ten opzichte van de nationale centrale ban-ken van het eurogebied uit hoofde van de toede-lingen van eurobankbiljetten binnen het Euro-systeem (zie onder “Bankbiljetten in omloop”in “Grondslagen voor de opstelling van de jaar-rekening”).

OVERIGE VORDERINGEN BINNEN HETEUROSYSTEEM (NETTO)

Deze post bestaat uit de TARGET-saldi van denationale centrale banken van het eurogebiedten opzichte van de ECB en uit verschuldigdebedragen uit hoofde van de tussentijdse verde-lingen van de inkomsten van de ECB uit bank-biljetten. Per 31 december 2005 was een bedrag

van €634 miljoen verschuldigd door de natio-nale centrale banken van het eurogebied in ver-band met tussentijdse verdelingen van deinkomsten van de ECB uit bankbiljetten. Ditvertegenwoordigde de tussentijdse verdelingenvan dergelijke inkomsten aan de nationale cen-trale banken van het eurogebied voor de eerstedrie kwartalen van het jaar, die daarna werdenteruggevorderd. Dergelijke tussentijdse verde-lingen hebben sinds 2006 niet meer plaatsge-vonden (zie onder “Bankbiljetten in omloop” in“Grondslagen voor de opstelling van de jaarre-kening” en onder 20, “Netto rentebaten”).

217ECB

Jaarverslag 2006

2006 2005€ €

Te vorderen van nationale centrale banken van het eurogebied ter zake van TARGET 83.764.470.700 75.906.443.905

Verschuldigd aan nationale centrale banken van het eurogebied ter zake van TARGET (80.218.602.205) (71.393.877.603)

Netto TARGET-positie 3.545.868.495 4.512.566.302

Te vorderen van/(Verschuldigd aan) nationale centrale banken van het eurogebied ter zake van de tussentijdse verdeling van de door de ECB uit bank-biljetten ontvangen inkomsten 0 634.472.107

Overige vorderingen binnen het Eurosysteem (netto) 3.545.868.495 5.147.038.409

(miljoen valuta-eenheden)

Amerikaanse dollars 35.000

Japanse yen 856.308

8 De netto activa luidende in de respectieve vreemde valuta dievallen onder de herwaardering van deviezen. Deze worden opge-nomen onder de kopjes “Vorderingen op niet-ingezetenen vanhet eurogebied, luidende in vreemde valuta”, “Vorderingen opingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta”,“Overlopende activa en vooruitbetaalde kosten”, “Verplichtin-gen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende invreemde valuta” en “Overlopende passiva en vooraf geïndeinkomsten”, waarbij tevens rekening wordt gehouden met devie-zentermijntransacties en deviezenswaps onder de niet in debalans opgenomen posten. De effecten van de koersherwaarde-ringswinsten op waardepapieren luidende in vreemde valuta val-len hier buiten.

Page 219: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

6 OVERIGE ACTIVA

MATERIËLE VASTE ACTIVA

De materiële vaste activa omvatten per 31december 2006 de volgende posten:

De stijging van “Land en gebouwen” tegen kost-prijs is voornamelijk het gevolg van de indecember 2006 gedane aankoop van een nieuweoff iciële residentie voor Presidenten van deECB. De oorspronkelijke residentie, aangekochtin 2001, is in januari 2007 verkocht.

De stijging van de categorie “Activa in aan-bouw” houdt voornamelijk verband met voor-bereidingswerkzaamheden op het terrein van hetnieuwe hoofdkantoor van de ECB. Overdrach-ten uit deze categorie naar de desbetreffende

vaste-activa-onderverdelingen worden uitge-voerd wanneer de activa eenmaal in gebruikzijn.

OVERIGE FINANCIËLE ACTIVA

Deze post bestaat voornamelijk uit:

(a) Waardepapieren luidende in euro en repo-overeenkomsten met wederinkoopverplich-ting in euro vormen de belegging van deeigen middelen van de ECB (zie tevensonder 12, “Overige passiva”). De stijgingvan de aangehouden waardepapieren wasvoornamelijk het gevolg van de belegging inde eigen-middelenportefeuille van de tegen-post van de voorziening van de ECB tegenwisselkoers-, rente- en goudprijsrisico’s diein 2005 door de ECB is ingesteld.

(b) De ECB houdt 3.211 aandelen in de Bankvoor Internationale Betalingen aan, die zijnopgenomen tegen de aankoopkosten van€41,8 miljoen.

HERWAARDERINGSVERSCHILLEN NIET IN DEBALANS OPGENOMEN INSTRUMENTEN

Deze post bestaat uit waarderingsmutaties in per31 december 2006 uitstaande deviezenswaps entermijntransacties (zie onder 19, “Deviezen-swaps en termijntransacties”). Deze verschillenvloeien voort uit de conversie van dergelijketransacties naar euro tegen de wisselkoers op debalansdatum, vergeleken met de eurowaardentegen welke de transacties zijn opgenomen in derekeningen (zie onder “Goud en in vreemde

218ECBJaarverslag2006

2006 2005 Mutatie€ € €

Waardepapieren luidende in euro 7.303.413.758 5.710.256.343 1.593.157.415

Repo-overeen-komsten met wederinkoop-verplichting in euro 874.669.464 1.136.043.600 (261.374.136)

Overige financiële activa 42.187.167 42.190.637 (3.470)

Totaal 8.220.270.389 6.888.490.580 1.331.779.809

2006 2005 Mutatie€ € €

Kosten

Land en gebouwen 160.272.602 158.681.104 1.591.498

Computer-hardware en -software 157.573.338 147.880.213 9.693.125

Inventaris, meubilair, installaties en motorvoertuigen 26.670.476 26.238.407 432.069

Activa in aanbouw 28.790.200 11.576.491 17.213.709

Overige vaste activa 1.232.143 1.126.210 105.933

Total kosten 374.538.759 345.502.425 29.036.334

Geaccumuleerde afschrijving

Land en gebouwen (39.696.727) (29.694.172) (10.002.555)

Computer-hardware en -software (135.057.096) (117.129.048) (17.928.048)

Inventaris, meubilair, installaties en motorvoertuigen (24.471.251) (23.308.719) (1.162.532)

Overige vaste activa (132.696) (132.584) (112)

Totale geaccumuleerdeafschrijving (199.357.770) (170.264.523) (29.093.247)

Netto boekwaarde 175.180.989 175.237.902 (56.913)

Page 220: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

valuta luidende activa en passiva” in “Grondsla-gen voor de opstelling van de jaarrekening”).

OVERLOPENDE ACTIVA EN VOORUITBETAALDEKOSTEN

In 2005 werd de nog te ontvangen rente op devorderingen van de ECB uit hoofde van de toe-delingen van eurobankbiljetten binnen het Euro-systeem (zie onder “Bankbiljetten in omloop”in “Grondslagen voor de opstelling van de jaar-rekening”) op bruto-basis opgenomen onder“Overlopende activa en vooruitbetaalde kosten”en “Overlopende passiva en vooraf geïndeinkomsten”. Deze rente wordt nu op netto-basisopgenomen onder “Overlopende activa en voor-uitbetaalde kosten” om zo beter de economischewerkelijkheid te weerspiegelen. Om te kunnenvergelijken is €412.341.791 van de balans van2005 (opgenomen onder “Overlopende passivaen vooraf geïnde inkomsten”) geherclassif i-ceerd naar “Overlopende activa en vooruitbe-taalde kosten”, aldus de balans van deze beideposities dienovereenkomstig verminderend.

Onder deze post is tevens opgenomen de nog teontvangen rente, met inbegrip van de afschrij-ving van disagio’s, op waardepapieren en anderefinanciële activa.

DIVERSEN

Deze post omvat een vordering op het Duitsefederale Ministerie van Financiën in verbandmet terugvorderbare belasting toegevoegdewaarde en andere betaalde indirecte belastingen.Deze belastingen kunnen worden teruggegevenkrachtens de bepalingen van Artikel 3 van hetProtocol betreffende de voorrechten en immu-niteiten van de Europese Gemeenschappen, datop grond van Artikel 40 van de Statuten van hetESCB van toepassing is op de ECB.

7 BANKBILJETTEN IN OMLOOP

Deze post bestaat uit het ECB-deel (8%) van detotale waarde van de eurobankbiljetten inomloop (zie onder “Bankbiljetten in omloop” in

“Grondslagen voor de opstelling van de jaarre-kening”).

8 VERPLICHTINGEN AAN OVERIGEINGEZETENEN VAN HET EUROGEBIED,LUIDENDE IN EURO

Deze post omvat deposito’s van leden van deEuro Banking Association (EBA), die voor deECB als onderpand dienen met betrekking totbetalingen van de EBA die via het TARGET-sys-teem worden verrekend.

9 VERPLICHTINGEN AAN NIET-INGEZETENENVAN HET EUROGEBIED, LUIDENDE IN EURO

Deze verplichtingen bestaan hoofdzakelijk uitbij de ECB aangehouden saldi van de nationalecentrale banken die niet deel uitmaken van heteurogebied, voortvloeiend uit via het TARGET-systeem geleide transacties (zie onder “Positiesbinnen het ESCB en binnen het Eurosysteem”in “Grondslagen voor de opstelling van de jaar-rekening”).

10 VERPLICHTINGEN AAN INGEZETENEN ENNIET-INGEZETENEN VAN HET EUROGEBIED,LUIDENDE IN VREEMDE VALUTA

Deze positie bestaat uit repo-overeenkomstenafgesloten met niet-ingezetenen van het euroge-bied in verband met het beheer van de deviezen-reserves van de ECB.

11 VERPLICHTINGEN BINNEN HET EUROSYSTEEM

Deze post omvat de verplichtingen aan de natio-nale centrale banken van het eurogebied voort-vloeiend uit de overdracht van externe reservesaan de ECB toen zij zich aansloten bij het Euro-systeem. In 2006 hebben geen aanpassingenplaatsgevonden.

Op deze saldi wordt rente vergoed ter hoogtevan de meest recent beschikbare marginale ren-

219ECB

Jaarverslag 2006

Page 221: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

tevoet voor de basis-herfinancieringstransactiesvan het Eurosysteem, met een correctie vanwegeeen rendement van nul op de goudcomponent(zie onder 20, “Netto rentebaten”).

12 OVERIGE PASSIVA

Deze post bestaat hoofdzakelijk uit aan natio-nale centrale banken verschuldigde rente terzake van hun vorderingen uit hoofde van deovergedragen externe reserves (zie onder 11,“Verplichtingen binnen het Eurosysteem”). Indit saldo zijn eveneens opgenomen: (a) overigeoverlopende posten, met inbegrip van deafschrijving van couponobligatiepremies, enuitstaande repo-transacties ter waarde van €772miljoen die zijn uitgevoerd in verband met hetbeheer van de eigen middelen van de ECB (zieonder 6, “Overige activa”) en (b) de netto pen-sioenverplichtingen van de ECB.

PENSIOENREGELING VAN DE ECB EN ANDEREUITKERINGEN NA BEËINDIGING VAN HETDIENSTVERBAND

De bedragen die in de balans zijn verwerkt metbetrekking tot de pensioenverplichtingen van deECB (zie “Pensioenregeling van de ECB enandere uitkeringen na beëindiging van het

dienstverband” in de “Grondslagen voor deopstelling van de jaarrekening”) zijn als volgt:

De contante waarde van de verplichtingenomvat niet-gef inancierde verplichtingen tenbedrage van €32,6 miljoen (2005: €30,4 mil-joen) die betrekking hebben op de pensioenenvan Directieleden en op arbeidsongeschikt-heidsvoorzieningen voor het personeel.

De in de winst- en verliesrekening in 2006 en2005 opgenomen bedragen met betrekking tot“Toegerekende pensioenkosten”, “Rente op ver-plichtingen” en “Verwacht rendement op defondsbeleggingen” zijn als volgt:

In het kader van de “10%-bandbreedte”-bena-dering (zie “Pensioenregeling van de ECB enandere uitkeringen na beëindiging van hetdienstverband” in de “Grondslagen voor deopstelling van de jaarrekening”), zijn in 2006 inde winst- en verliesrekening geen actuariëlewinsten opgenomen.

220ECBJaarverslag2006

2006 2005€ miljoen € miljoen

Contante waarde van de verplichtingen 258,5 223,5

Reële waarde van de fondsbeleggingen (195,3) (161,2)

Niet opgenomen actuariële winsten/(verliezen) 17,3 6,5

In de balans opgenomen verplichtingen 80,5 68,8

2006 2005€ miljoen € miljoen

Toegerekende pensioenkosten 27,3 24,6

Rente op verplichtingen 6,8 6,2

Verwacht rendement op de fondsbeleggingen (6,7) (5,2)

Netto actuariële (winsten)/verliezen opgenomen in jaar 0 0

Totaal opgenomen in “Personeelskosten” 27,4 25,6

Kapitaal-verdeel-

sleutel% €

Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique 2,5502 1.419.101.951

Deutsche Bundesbank 21,1364 11.761.707.508

Central Bank and Financial Services Authority of Ireland 0,9219 513.006.858

Bank of Greece 1,8974 1.055.840.343

Banco de España 7,7758 4.326.975.513

Banque de France 14,8712 8.275.330.931

Banca d’Italia 13,0516 7.262.783.715

Banque centrale du Luxembourg 0,1568 87.254.014

De Nederlandsche Bank 3,9955 2.223.363.598

Oesterreichische Nationalbank 2,0800 1.157.451.203

Banco de Portugal 1,7653 982.331.062

Suomen Pankki – Finlands Bank 1,2887 717.118.926

Totaal 71,4908 39.782.265.622

Page 222: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Mutaties in de contante waarde van de toege-zegd-pensioenverplichting zijn als volgt:

Mutaties in de reële waarde van de fondsbeleg-gingen zijn als volgt:

Bij het opstellen van de waarderingen waarnaarin dit punt van de toelichting wordt gerefereerd,hebben de actuarissen door de Directie goedge-keurde aannames gehanteerd voor administra-tieve verwerkings- en verslaggevingsdoelein-den.

De belangrijkste aannames die zijn gehanteerdvoor het berekenen van de uit de personeelspen-

sioenregeling voortvloeiende verplichtingen,zijn in de tabel hieronder opgenomen. De actu-arissen gebruiken het verwachte rendement opde fondsbeleggingen voor het berekenen van dejaarlijkse kostenpost op de winst- en verliesre-kening.

13 VOORZIENINGEN

De Raad van Bestuur, rekening houdend met degrote wisselkoers-, rente- en goudprijsrisico’swaaraan de ECB blootstaat en met de omvangvan haar herwaarderingsrekeningen, heeft hetpassend geacht een voorziening op te zettentegen deze risico’s. Dientengevolge is per 31december 2005 een bedrag van €992 miljoen indeze voorziening opgenomen. Per 31 december2006 is een additioneel bedrag van €1.379 mil-joen daarin opgenomen, hetgeen het totaal deedstijgen tot €2.371 miljoen, hetgeen, als in 2005,resulteerde in een vermindering van de netto-winst tot precies nul.

De voorziening zal worden gebruikt ter dekkingvan toekomstige gerealiseerde en ongereali-seerde verliezen, met name waarderingsverlie-zen die niet door de herwaarderingsrekeningenworden gedekt. De omvang en aanhoudendebenodigdheid van deze voorziening wordt jaar-lijks herbezien, op grond van de beoordelingdoor de ECB van haar toekomstige wisselkoers-,rente- en goudprijsrisico’s. Deze beoordeling isgebaseerd op algemeen geaccepteerde metho-den voor schatting van f inanciële risico’s.

Onder deze post valt tevens een passende voor-ziening tegen de contractuele verplichting vande ECB om haar huidige kantoorgebouwen inhun oorspronkelijke staat terug te brengen wan-

221ECB

Jaarverslag 2006

2006 2005€ miljoen € miljoen

Beginbedrag toegezegd-pensioenverplichting 223,5 178,5

Pensioenkosten 27,3 24,6

Rentekosten 6,8 6,2

Bijdragen gestort door deelnemers aan de pensioenregeling 10,4 9,3

Overige netto mutaties in de verplichtingen voortvloeiend uit de bijdragenvan de deelnemers aan de pensioenregeling 3,7 6,1

Betaalde uitkeringen (2,6) (2,2)

Actuariële (winsten)/verliezen (10,6) 1,0

Eindbedrag toegezegd-pensioenverplichting 258,5 223,5

2006 2005€ miljoen € miljoen

Beginbedrag reële waarde van de fondsbeleggingen 161,2 120,2

Verwacht rendement 6,7 5,2

Actuariële winsten/(verliezen) 0,2 7,5

Bijdragen gestort door werkgever 15,4 14,7

Bijdragen gestort door deelnemers aan de pensioenregeling 10,3 9,3

Betaalde uitkeringen (2,2) (1,8)

Overige netto mutaties in de activa voortvloeiend uit de bijdragen van de deelnemers aan de pensioenregeling 3,7 6,1

Eindbedrag reële waarde van de fondsbeleggingen 195,3 161,2

2006 2005% %

Disconteringsvoet 4,60 4,10

Verwacht rendement op de fondsbeleggingen 6,00 6,00

Toekomstige salarisverhogingen 2,00 2,00

Toekomstige pensioenverhogingen 2,00 2,00

Page 223: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

neer zij deze verlaat en naar haar def initievelocatie verhuist, samen met diverse andere voor-zieningen.

14 HERWAARDERINGSREKENINGEN

Deze rekeningen bestaan uit herwaarderingsre-serves uit hoofde van ongerealiseerde winstenop activa en passiva.

De voor de eindejaarsherwaardering gebruiktedeviezenwisselkoersen waren de volgende:

15 KAPITAAL EN RESERVES

KAPITAAL

Het geplaatste kapitaal van de ECB is €5,565miljard. Het volgestorte kapitaal bedraagt€4,089 miljard. De nationale centrale bankenvan het eurogebied hebben hun deel van hetkapitaal volgestort, hetgeen in totaal €3,978miljard bedraagt (in 2006 hebben geen verande-ringen plaatsgevonden), en wel als volgt:9

Van de 13 nationale centrale banken buiten heteurogebied wordt vereist dat zij 7% van hungeplaatste kapitaal betalen als bijdrage aan deoperationele kosten van de ECB. Met inbegripvan de van de tien nieuwe nationale centralebanken buiten het eurogebied ontvangen bedra-gen, bedroeg deze bijdrage eind 2006 in totaal€111.050.988, onveranderd ten opzichte van2005. De nationale centrale banken buiten heteurogebied hebben geen recht op een aandeel inde te verdelen winst van de ECB (met inbegripvan inkomsten uit de toedelingen van eurobank-biljetten binnen het Eurosysteem), noch hoevenzij eventuele verliezen van de ECB te f inancie-ren.

222ECBJaarverslag2006

2006 2005 Mutatie€ € €

Goud 4.861.575.989 4.362.459.301 499.116.688

Deviezen 701.959.896 3.737.934.137 (3.035.974.241)

Waardepapieren 14.909.786 8.234.660 6.675.126

Totaal 5.578.445.671 8.108.628.098 (2.530.182.427)

Wisselkoersen 2006 2005

Amerikaanse dollars per euro 1,3170 1,1797

Japanse yen per euro 156,93 138,90

Euro per SDR 1,1416 1,2099

Euro per fine ounce goud 482,688 434,856

Kapitaal-verdeel-

sleutel% €

Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique 2,5502 141.910.195

Deutsche Bundesbank 21,1364 1.176.170.751

Central Bank and Financial Services Authority of Ireland 0,9219 51.300.686

Bank of Greece 1,8974 105.584.034

Banco de España 7,7758 432.697.551

Banque de France 14,8712 827.533.093

Banca d’Italia 13,0516 726.278.371

Banque centrale du Luxembourg 0,1568 8.725.401

De Nederlandsche Bank 3,9955 222.336.360

Oesterreichische Nationalbank 2,0800 115.745.120

Banco de Portugal 1,7653 98.233.106

Suomen Pankki – Finlands Bank 1,2887 71.711.893

Totaal 71,4908 3.978.226.562

9 Individuele bedragen zijn tot op één euro nauwkeurig afgerond.Totalen in de tabellen van deze paragraaf kunnen door afrondingenigszins verschillen.

Page 224: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

De nationale centrale banken buiten het euroge-bied hebben de volgende bedragen volgestort:

16 GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

WIJZIGING VAN DE KAPITAALVERDEELSLEUTELVAN DE ECB

ACHTERGROND

Op grond van Artikel 29 van de Statuten van hetESCB worden de aandelen van de nationale cen-trale banken in de kapitaalverdeelsleutel van deECB in gelijke mate gewogen aan de hand vande aandelen van de desbetreffende lidstaten inde totale bevolking van de EU en in het bbp,zoals door de Europese Commissie medege-deeld aan de ECB. Deze wegingen worden omde vijf jaar aangepast, en telkens wanneernieuwe lidstaten zich aansluiten bij de EU. Opgrond van Besluit van de Raad 2003/517/EGvan 15 juli 2003 betreffende de statistischegegevens die moeten worden gebruikt voor deaanpassing van de verdeelsleutel voor deinschrijving op het kapitaal van de EuropeseCentrale Bank, zijn op 1 januari 2007, bij detoetreding van Bulgarije en Roemenië alsnieuwe lidstaten, de aandelen van de nationalecentrale banken in de verdeelsleutel als volgtaangepast:

TOETREDING VAN SLOVENIË TOT HETEUROGEBIED

Op grond van Besluit van de Raad 2006/495/EGvan 11 juli 2006, genomen in overeenstemmingmet Artikel 122, lid 2, van het Verdrag, heeftSlovenië op 1 januari 2007 de eenheidsmuntingevoerd. In overeenstemming met Artikel 49.1van de Statuten van het ESCB en de rechtsin-

223ECB

Jaarverslag 2006

Kapitaal-verdeel-

sleutel% €

Česká národní banka 1,4584 5.680.860

Danmarks Nationalbank 1,5663 6.101.159

Eesti Pank 0,1784 694.916

Central Bank of Cyprus 0,1300 506.385

Latvijas Banka 0,2978 1.160.011

Lietuvos bankas 0,4425 1.723.656

Magyar Nemzeti Bank 1,3884 5.408.191

Central Bank of Malta 0,0647 252.024

Narodowy Bank Polski 5,1380 20.013.889

Banka Slovenije 0,3345 1.302.967

Národná banka Slovenska 0,7147 2.783.948

Sveriges Riksbank 2,4133 9.400.451

Bank of England 14,3822 56.022.530

Totaal 28,5092 111.050.988

Van1 mei 2004

tot en met31 december Vanaf

2006 1 januari 2007% %

Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique 2,5502 2,4708

Deutsche Bundesbank 21,1364 20,5211

Central Bank and Financial Services Authority of Ireland 0,9219 0,8885

Bank of Greece 1,8974 1,8168

Banco de España 7,7758 7,5498

Banque de France 14,8712 14,3875

Banca d’Italia 13,0516 12,5297

Banque centrale du Luxembourg 0,1568 0,1575

De Nederlandsche Bank 3,9955 3,8937

Oesterreichische Nationalbank 2,0800 2,0159

Banco de Portugal 1,7653 1,7137

Banka Slovenije - 0,3194

Suomen Pankki – Finlands Bank 1,2887 1,2448

Subtotaal voor nationale centrale banken van het eurogebied 71,4908 69,5092

Българска народна банка(Bulgaarse Nationale Bank) - 0,8833

Česká národní banka 1,4584 1,3880

Danmarks Nationalbank 1,5663 1,5138

Eesti Pank 0,1784 0,1703

Central Bank of Cyprus 0,1300 0,1249

Latvijas Banka 0,2978 0,2813

Lietuvos bankas 0,4425 0,4178

Magyar Nemzeti Bank 1,3884 1,3141

Central Bank of Malta 0,0647 0,0622

Narodowy Bank Polski 5,1380 4,8748

Banca Nat‚ionala a României - 2,5188

Banka Slovenije 0,3345 -

Národná banka Slovenska 0,7147 0,6765

Sveriges Riksbank 2,4133 2,3313

Bank of England 14,3822 13,9337

Subtotaal van nationale centrale banken buiten het eurogebied 28,5092 30,4908

Totaal 100,0000 100,0000

Page 225: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

strumenten die door de Raad van Bestuur op 30 december 200610 zijn aangenomen, heeft deBanka Slovenije per 1 januari 2007 een bedragvan €17.096.556 volgestort, welk bedrag de res-terende hoeveelheid van haar inschrijving op hetkapitaal van de ECB vormt. Op 2 en 3 januari2007 heeft de Banka Slovenije, in overeenstem-ming met Artikel 30.1 van de Statuten van hetESCB, externe reserves aan de ECB overgedra-gen met een totale waarde die gelijk is aan€191.641.809. Het totale overgedragen bedragwerd bepaald door de eurowaarde van de reedsaan de ECB overgedragen externe reserves tevermenigvuldigen, tegen de op 29 december2006 geldende wisselkoers, met de ratio tussenhet aantal door de Banka Slovenije ingeschrevenaandelen en het aantal reeds door de anderenationale centrale banken zonder derogatie vol-gestorte aandelen. Deze externe reservesbestonden uit bedragen in Amerikaanse dollarin de vorm van contant geld, en goud, in propor-ties van respectievelijk 85 en 15.

De Banka Slovenije werd gecrediteerd met eenvordering ten aanzien van het volgestorte kapi-taal en de externe reserves die gelijk is aan deovergedragen bedragen. Deze zal worden behan-deld op identieke wijze als de bestaande vorde-ringen van de andere deelnemende nationalecentrale banken (zie onder 11, “Verplichtingenbinnen het Eurosysteem”).

EFFECT VAN DE VERANDERINGEN

KAPITAAL VAN DE ECB

De uitbreiding van de Europese Unie door mid-del van de toetreding van Bulgarije en Roe-menië en de daarmee gepaard gaande wijzigingin het geplaatste kapitaal en de verdeelsleutelvan de ECB, samen met de toetreding van Slo-venië tot het eurogebied, hebben geleid tot eenstijging van €37.858.680 in het volgestortekapitaal van de ECB.

VORDERINGEN VAN DE NATIONALE CENTRALEBANKEN GELIJK AAN DE AAN DE ECBOVERGEDRAGEN EXTERNE RESERVES

Door de wijziging in de wegingen van de natio-nale centrale banken in de kapitaalverdeelsleu-tel van de ECB en door de overdracht vanexterne reserves door de Banka Slovenije, zijnde vorderingen van de nationale centrale ban-ken met €259.568.376 gestegen.

NIET IN DE BALANS OPGENOMEN INSTRUMENTEN

17 GEAUTOMATISEERD PROGRAMMA VOOREFFECTENLENINGSTRANSACTIES

Ten behoeve van het beheer van haar eigen ver-mogen heeft de ECB een overeenkomst geslo-ten voor een geautomatiseerd programma vooreffectenleningstransacties, waarbij een daarvooraangestelde persoon of instelling namens deECB effectenleningstransacties verricht met eenaantal door de ECB daartoe als geschikt aange-wezen tegenpartijen. Per 31 december 2006stonden onder deze regeling transacties metwederinkoopverplichting uit met een waardevan €2,2 miljard (2005: €0,9 miljard) (zie“Transacties met wederinkoopverplichting” in“Grondslagen voor de opstelling van de jaarre-kening”).

18 RENTEFUTURES

In 2006 zijn deviezenrentefutures gebruikt inhet kader van het beheer van de deviezenreser-ves en de eigen middelen van de ECB. Per 31 december 2006 liepen de volgende transacties:

224ECBJaarverslag2006

10 Besluit ECB/2006/30 van 30 december 2006 inzake de stortingvan kapitaal, de overdracht van externe reserves en de bijdrageaan de reserves en voorzieningen van de Europese Centrale Bankdoor Banka Slovenije, Pb L 24, 31.1.2007, blz. 17; Overeen-komst van 30 december 2006 tussen de Europese Centrale Banken Banka Slovenije betreffende de door de Europese CentraleBank krachtens artikel 30, lid 3 van de statuten van het Euro-pees Stelsel van centrale banken en van de Europese CentraleBank aan de Banka Slovenije toegekende vordering, Pb C 17,25.1.2007, blz. 26.

Page 226: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

19 DEVIEZENSWAPS EN TERMIJNTRANSACTIES

Per 31 december 2006 stonden vorderingen uithoofde van deviezenswaps en termijntransactiesten bedrage van €207 miljoen en verplichtingenten bedrage van €204 uit. Deze transacties zijnverricht in het kader van het beheer van dedeviezenreserves van de ECB.

225ECB

Jaarverslag 2006

Deviezenrentefutures Contractwaarde€

Aankopen 9.192.862.566

Verkopen 367.444.345

ContractwaardeEurorentefutures €

Aankopen 40.000.000

Verkopen 147.500.000

Page 227: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

20 NETTO RENTEBATEN

RENTEBATEN UIT EXTERNE RESERVES

Deze post omvat rentebaten, na aftrek van ren-telasten, uit de in vreemde valuta luidendeactiva en passiva, en is als volgt verdeeld:

De rentebaten zijn gedurende 2006 aanzienlijkgestegen dankzij de stijgende rente op in Ame-rikaanse dollar luidende activa.

RENTEBATEN UIT DE TOEDELING VANEUROBANKBILJETTEN BINNEN HET EUROSYSTEEM

Deze post bestaat uit de rentebaten van de ECBuit haar deel van de totale waarde van de uitge-geven eurobankbiljetten. De rente op de vorde-ringen van de ECB ten aanzien van haar deel van

de bankbiljetten wordt geheven tegen de meestrecent beschikbare marginale rentevoet voor debasis-herfinancieringstransacties van het Euro-systeem. De stijging van deze baten in 2006weerspiegelde zowel de algemene stijging vaneurobankbiljetten in omloop als de stijgingenvan de basis-herfinancieringsrente van de ECB.Deze baten worden verdeeld onder de nationalecentrale banken zoals wordt beschreven onder“Bankbiljetten in omloop” in “Grondslagenvoor de opstelling van de jaarrekening”.

Op basis van het geschatte f inanciële resultaatvan de ECB voor het jaar 2006, heeft de Raadvan Bestuur besloten de verdeling van het totaalvan deze baten achterwege te laten.

REMUNERATIE VAN VORDERINGEN VANNATIONALE CENTRALE BANKEN IN VERBAND METOVERGEDRAGEN EXTERNE RESERVES

De rentevergoedingen aan de nationale centralebanken van het eurogebied uit hoofde van hunvorderingen op de ECB ter zake van overeen-komstig Artikel 30.1 van de Statuten van hetESCB aan de ECB overgedragen externe reser-ves worden onder deze post vermeld.

OVERIGE RENTEBATEN EN OVERIGERENTELASTEN

Deze posten bestaan hoofdzakelijk uit renteba-ten van €2,5 miljard (2005: €1,6 miljard) en ren-telasten van €2,4 miljard (2005: €1,5 miljard)ten aanzien van saldi uit hoofde van TARGET-transacties. De rentebaten en -lasten ten aanzienvan overige in euro luidende activa en passivazijn eveneens hier opgenomen.

21 GEREALISEERDE WINSTEN/VERLIEZEN UITFINANCIËLE TRANSACTIES

De netto gerealiseerde winsten uit f inanciëletransacties in 2006 waren de volgende:

226ECBJaarverslag2006

TOELICHTING OP DE WINST- EN VERLIESREKENING

2006 2005 Mutatie€ € €

Rente op rekeningen-courant 15.399.229 7.519.063 7.880.166

Baten uit geldmarkt-deposito’s 195.694.549 124.214.410 71.480.139

Repo-overeen-komsten met wederinkoop-verplichting 201.042.718 153.568.329 47.474.389

Netto baten uit waardepapieren 934.077.489 641.956.243 292.121.246

Netto rente-baten op termijntrans-acties en swaps in vreemde valuta’s 3.853.216 0 3.853.216

Totale rentebaten uit externe reserves 1.350.067.201 927.258.045 422.809.156

Rentelasten op rekeningen-courant (225.549) (221.697) (3.852)

Repo-overeen-komsten (31.598.416) (37.562.595) 5.964.179

Netto rente-kosten op termijntrans-acties en swaps in vreemde valuta’s 0 (64.964) 64.964

Rentebaten uit externe reserves (netto) 1.318.243.236 889.408.789 428.834.447

Page 228: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

22 AFWAARDERINGEN VAN FINANCIËLE ACTIVAEN POSITIES

De wisselkoersverliezen zijn voornamelijk hetgevolg van de afwaardering van de gemiddeldeaanschaffingskosten van de door de ECB aan-gehouden Japanse yen tegen de wisselkoers perde jaarultimo, na de depreciatie van deze valutaten opzichte van de euro gedurende het jaar.

23 NETTO LASTEN UIT PROVISIES ENCOMMISSIES

De baten onder deze post omvatten aan krediet-instellingen opgelegde boetes ter zake van niet-nakoming van de reserveverplichtingen. De las-ten hebben te maken met op rekeningen-courantverschuldigde provisies en provisies in verbandmet de uitoefening van deviezenrentefutures(zie onder 18, “Rentefutures”).

24 BATEN UIT AANDELEN EN DEELNEMINGEN

Het op de aandelen in de Bank voor Internatio-nale Betalingen ontvangen dividend (zie onder6, “Overige activa”) werd voorheen opgenomenonder “Overige baten” (€853.403 in 2005), maarwordt nu onder deze post opgenomen.

25 OVERIGE BATEN

De overige baten gedurende het boekjaar warenhoofdzakelijk het gevolg van de overdracht vanongebruikte administratieve voorzieningen naarde winst- en verliesrekening.

26 PERSONEELSKOSTEN

Deze post heeft betrekking op salarissen, toela-gen, personeelsverzekeringskosten en diverseandere kosten ten bedrage van €133,4 miljoen(2007: €127,4 miljoen). De personeelskostenvan €1,0 miljoen die zijn gemaakt in verbandmet de bouw van het nieuwe kantoorgebouw vande ECB zijn gekapitaliseerd en worden nietonder deze post opgenomen. In 2005 zijn geenpersoneelskosten gekapitaliseerd.

De toelagen van de Directie bedroegen in totaal€2,2 miljoen (2005: €2,1 miljoen). Aan voorma-lige leden van de Directie worden voor eenperiode na het einde van hun ambtsperiode over-gangsbetalingen gemaakt. In 2006 bedroegendeze betalingen in totaal €0,3 miljoen (2005:€0,4 miljoen). Gedurende het jaar zijn pensioen-betalingen van €0,1 miljoen gemaakt aan voor-malige leden van de Directie of hun nabestaan-den (2005: €0,1 miljoen).

227ECB

Jaarverslag 2006

2006 2005 Mutatie€ € €

Baten uit provisies en commissies 338.198 473.432 (135.234)

Kosten in verband met provisies en commissies (884.678) (655.805) (228.873)

Netto kosten in verband met provisies en commissies (546.480) (182.373) (364.107)

2006 2005 Mutatie€ € €

Ongerealiseerde verliezen op waardepapieren (73.609.623) (97.487.772) 23.878.149

Ongerealiseerde wisselkoers-verliezen (644.857.885) (6.309) (644.851.576)

Totaal (718.467.508) (97.494.081) (620.973.427)

2006 2005 Mutatie€ € €

Netto gerealiseerde koerswinsten/(verliezen) op waardepapieren en rentefutures (103.679.801) 14.854.774 (118.534.575)

Netto gerealiseerde wisselkoers- en goudprijswinsten 579.060.509 134.514.361 444.546.148

Gerealiseerde winsten uit financiële transacties 475.380.708 149.369.135 326.011.573

Page 229: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

De salarissen en toelagen van het personeel, metinbegrip van de toelagen van hoge management-functionarissen, zijn in grote lijnen gebaseerdop en vergelijkbaar met het beloningssysteembinnen de Europese Gemeenschappen.

Onder deze post is tevens opgenomen eenbedrag van €27,4 miljoen (2005: €25,6 miljoen)in verband met het pensioenstelsel van de ECBen andere uitkeringen na beëindiging van hetdienstverband (zie onder 12, “Overige pas-siva”).

Eind 2006 was, op permanente contracten of opcontracten met een vaste looptijd, het full-timeequivalent van 1.367 personeelsleden werkzaambij de ECB, waarvan 138 in managementfunc-ties. De verandering in het aantal personeelsle-den was in 2006 als volgt:

Van het aantal personeelsleden per 31 december2006 zijn het full-time equivalent van 63 perso-neelsleden (2005: 59) op onbetaald of ouder-schapsverlof. Daarnaast was per 31 december2006 het full-time equivalent van 70 personeels-leden (2005: 57) op kortlopende contractenwerkzaam bij de ECB om personeelsleden oponbetaald of ouderschapsverlof te vervangen.

De ECB biedt tevens personeelsleden vanandere centrale banken van het ESCB de moge-lijkheid tijdelijke opdrachten bij de ECB te ver-vullen. Per 31 december 2006 hebben 61 perso-neelsleden van het ESCB aan dit programmadeelgenomen (2005: 46) en de kosten hiervanzijn onder deze post opgenomen.

27 BEHEERKOSTEN

Deze kosten omvatten alle overige lopende kos-ten, te weten huur en onderhoud van de kantoor-ruimten, niet-investeringsgoederen en -inventa-ris, honoraria van adviseurs, en overige dienstenen kantoormiddelen, evenals de kosten van wer-ving, verhuizing, installatie, opleiding en her-huisvesting van personeel.

28 PRODUCTIEKOSTEN BANKBILJETTEN

Deze kosten hielden verband met de kosten vangrensoverschrijdende transportatie van euro-bankbiljetten tussen nationale centrale bankenom tegemoet te komen aan onverwachte schom-melingen in de vraag. Deze kosten worden cen-traal door de ECB gedragen.

228ECBJaarverslag2006

2006 2005

Per 1 januari 1.351 1.309

Nieuwe personeelsleden1) 55 82

Zelf vertrokken personeelsleden/Afgelopen contracten2) 39 40

Per 31 december 1.367 1.351

Gemiddeld aantal personeelsleden 1.360 1.331

1) Deze post omvat tevens de effecten van veranderingen van deel-tijds- naar voltijdsarbeidsverbanden.2) Deze post omvat tevens de effecten van veranderingen van vol-tijds- naar deeltijdsarbeidsverbanden.

Page 230: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Deze toelichting maakt geen deel uit van deJaarrekening van de ECB over het jaar 2006.

INKOMSTEN UIT HET AANDEEL VAN DE ECB IN DETOTALE WAARDE VAN DE BANKBILJETTEN INOMLOOP

In 2005 zijn, na een besluit van de Raad vanBestuur, uit het aandeel van de ECB in de totalewaarde van de bankbiljetten in omloop genoteninkomsten ten bedrage van €868 miljoen nietuitgekeerd om te waarborgen dat de totalewinstverdeling van de ECB over het jaar de net-tojaarwinst niet zou overstijgen. Zo is ook in2006 een bedrag van €1.319 miljoen niet uitge-keerd. Beide bedragen bestaan geheel uit alleinkomsten uit het aandeel van de ECB in detotale waarde van de eurobankbiljetten inomloop in de betreffende jaren.

WINSTVERDELING/DEKKING VAN VERLIEZEN

Krachtens Artikel 33 van de Statuten van hetESCB, wordt de nettowinst van de ECB in deonderstaande volgorde overgedragen:

(a) een door de Raad van Bestuur vast te stellenbedrag, dat niet meer dan 20% van de netto-winst mag bedragen, wordt naar het alge-meen reservefonds overgedragen tot eenmaximum van 100% van het kapitaal; en

(b) de resterende nettowinst wordt onder de aan-deelhouders van de ECB verdeeld naar ratovan hun gestorte aandelen.

In geval van een verlies van de ECB wordt hettekort gedekt uit het algemeen reservefonds vande ECB en, indien nodig, bij besluit van de Raadvan Bestuur, door de monetaire inkomsten vanhet betrokken boekjaar, naar rato en tot beloopvan de bedragen die overeenkomstig Artikel32.5 van de Statuten aan de nationale centralebanken zijn toegedeeld.1

In 2006 resulteerde de financiering van de voor-ziening tegen wisselkoers-, rente- en goudprijs-

risico’s ten bedrage van €1.379 miljoen in eenreductie van de nettowinst tot precies nul. Dien-tengevolge hebben, net als in 2005, geen over-drachten naar het algemeen reservefonds ofwinstverdeling onder de aandeelhouders van deECB plaatsgevonden. Het was tevens niet nodigeen verlies te compenseren.

229ECB

Jaarverslag 2006

TOELICHTING OP DE VERDELING VANWINST/TOEDELING VAN VERLIEZEN

1 Krachtens Artikel 32.5 van de Statuten van het ESCB dient desom van de monetaire inkomsten van de nationale centrale ban-ken te worden toegedeeld naar rato van hun gestorte aandeel inhet kapitaal van de ECB.

Page 231: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 232: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Deze vertaling van de verklaring van de externe accountant van de ECB wordt door de ECB uitsluitend verschaft terinformatie. Ingeval van enige discrepantie geldt de Engelse versie van KPMG.

Verklaring van de onafhankelijke accountant

President en Raad van Bestuurvan de Europese Centrale BankFrankfurt am Main

Wij hebben bijgaande jaarrekening van de Europese Centrale Bank gecontroleerd, welke bestaat uit de balans per 31 december 2006, de winst- en verliesrekening per dezelfde datum, en een samenvatting van belangrijke grondslagenvoor de opstelling van de jaarrekening en overige toelichtingen.

De verantwoordelijkheid van de Directie van de Europese Centrale Bank voor de jaarrekeningDe Directie is verantwoordelijk voor het opstellen en getrouw weergeven van deze jaarrekening in overeenstemming metde door de Raad van Bestuur vastgelegde beginselen, die worden uiteengezet in Besluiten betreffende de jaarrekeningvan de Europese Centrale Bank. Deze verantwoordelijkheid omvat: het opzetten, implementeren en onderhouden van deinterne controle die relevant is voor het opstellen en getrouw weergeven van een jaarrekening die vrij is van opgavendie materieel verkeerd zijn, hetzij ten gevolge van fraude hetzij ten gevolge van fouten; het selecteren en toepassen vanpassende grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening, en het maken van f inancieel-administratieve schattingendie in de gegeven omstandigheden redelijk zijn.

Verantwoordelijkheid van de accountantHet is onze verantwoordelijkheid op grond van ons onderzoek een oordeel te geven over deze jaarrekening. Wij hebbenons onderzoek verricht in overeenstemming met de “International Standards on Auditing”. Deze normen bepalen dat wijmoeten voldoen aan ethische vereisten en de controle zo plannen en uitvoeren dat wij redelijke zekerheid verkrijgenover het feit of de jaarrekening vrij is van materiële verkeerde opgaven.

Een controle omvat het uitvoeren van procedures om controlegegevens te verkrijgen over de bedragen en boekingen inde jaarrekening. De gekozen procedures hangen af van het oordeel van de accountant, met inbegrip van de beoordelingvan de risico’s van materiële verkeerde opgaven in de jaarrekening, hetzij ten gevolge van fraude hetzij ten gevolge vanfouten. Bij het maken van dergelijke risicobeoordelingen houdt de accountant rekening met de interne controle die rele-vant is voor het door de desbetreffende entiteit opstellen en getrouw weergeven van de jaarrekening, om controleproce-dures te kunnen opzetten die in de gegeven omstandigheden passend zijn, niet om een oordeel uit te spreken over deeffectiviteit van de interne controle door de desbetreffende entiteit. Een controle omvat tevens de evaluatie van de pas-sendheid van de gehanteerde grondslagen voor opstelling van de jaarrekening en de redelijkheid van de door het manage-ment gemaakte f inancieel-administratieve schattingen, alsook de evaluatie van de algehele presentatie van de jaarreke-ning.

Wij zijn van mening dat de controlegegevens die wij hebben verkregen toereikend en passend zijn om een basis te vor-men voor ons controle-oordeel.

OordeelNaar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de omvang en de samenstelling van het vermogen van deEuropese Centrale Bank per 31 december 2006 en van het resultaat voor het jaar 2006 overeenkomstig de beginselenzoals die door de Raad van Bestuur zijn vastgelegd en die worden uiteengezet in Besluiten betreffende de jaarrekeningvan de Europese Centrale Bank.

Frankfurt am Main, 27 februari 2007

KPMG Deutsche Treuhand-GesellschaftAktiengesellschaftWirtschaftsprüfungsgesellschaft

(Wohlmannstetter) (Dr. Lemnitzer)Wirtschaftsprüfer Wirtschaftsprüfer

Page 233: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

5 GECONSOLIDEERDE BALANS VAN HETEUROSYSTEEM PER 31 DECEMBER 2006

(EUR MILJOEN)

Door afronding kunnen de totalen/subtotalen enigszins verschillen.

232ECBJaarverslag2006

ACTIVA 31 DECEMBER 31 DECEMBER 2006 2005

1 Goud en goudvorderingen 176.768 163.881

2 Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta 142.288 154.1402.1 Vorderingen op het IMF 10.658 16.3912.2 Tegoeden bij banken en beleggingen in

waardepapieren, externe leningen en overige externe activa 131.630 137.749

3 Vorderingen op ingezetenen van het eurogebied,luidende in vreemde valuta 23.404 23.693

4 Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied,luidende in euro 12.292 9.1854.1 Tegoeden bij banken, beleggingen in waardepapieren

en leningen 12.292 9.1854.2 Vorderingen uit hoofde van de kredietfaciliteit

ingevolge het ERM-II 0 0

5 Kredietverlening aan kredietinstellingen in het eurogebied uit hoofde van monetaire-beleidstransacties, luidende in euro 450.541 405.9665.1 Basis-herfinancieringstransacties 330.453 315.0005.2 Langerlopende herfinancieringstransacties 120.000 90.0175.3 “Fine-tuning”-transacties met wederinkoop 0 05.4 Structurele transacties met wederinkoop 0 05.5 Marginale beleningsfaciliteit 88 9495.6 Kredieten uit hoofde van margestortingen 0 0

6 Overige vorderingen op kredietinstellingen in het eurogebied, luidende in euro 11.036 3.636

7 Waardepapieren uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro 77.614 92.367

8 Overheidsschuld, luidende in euro 39.359 40.113

9 Overige activa 216.728 145.635

Totaal activa 1.150.030 1.038.616

Page 234: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

233ECB

Jaarverslag 2006

PASSIVA 31 DECEMBER 31 DECEMBER2006 2005

1 Bankbiljetten in omloop 628.238 565.216

2 Verplichtingen aan kredietinstellingen in het eurogebied uit hoofde van monetaire-beleidstransacties, luidende in euro 174.051 155.5352.1 Rekeningen-courant

(met inbegrip van reserveverplichtingen) 173.482 155.2832.2 Depositofaciliteit 567 2522.3 Termijndeposito’s 0 02.4 “Fine-tuning”-transacties met wederinkoop 0 02.5 Deposito’s uit hoofde van margestortingen 2 0

3 Overige verplichtingen aan kredietinstellingen in het eurogebied, luidende in euro 65 207

4 Uitgegeven schuldbewijzen 0 0

5 Verplichtingen aan overige ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro 53.374 41.7625.1 Overheid 45.166 34.1895.2 Overige verplichtingen 8.208 7.573

6 Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro 16.614 13.224

7 Verplichtingen aan ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta 89 366

8 Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta 12.621 8.4058.1 Deposito’s, tegoeden en overige verplichtingen 12.621 8.4058.2 Verplichtingen uit hoofde van de kredietfaciliteit

ingevolge het ERM-II 0 0

9 Tegenwaarde toegewezen bijzondere trekkingsrechten in het IMF 5.582 5.920

10 Overige passiva 71.352 67.325

11 Herwaarderingsrekeningen 121.887 119.094

12 Kapitaal en reserves 66.157 61.562

Totaal passiva 1.150.030 1.038.616

Page 235: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 236: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

BIJLAGEN

Page 237: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Onderstaand bevindt zich een opsomming vande rechtsinstrumenten die in 2006 en begin2007 door de ECB zijn vastgesteld en in hetPublicatieblad van de Europese Unie zijn opge-nomen. Het Publicatieblad is verkrijgbaar bijhet Bureau voor Officiële Publicaties der Euro-

pese Gemeenschappen. Voor een opsommingvan alle rechtsinstrumenten die de ECB sederthaar oprichting heeft vastgesteld en die in hetPublicatieblad zijn gepubliceerd, wordt verwe-zen naar het onderdeel “Wettelijk kader” op dewebsite van de ECB (www.ecb.int).

236ECBJaarverslag2006

DOOR DE EUROPESE CENTRALE BANKVASTGESTELDE RECHTSINSTRUMENTEN

Nummer Titel Pb-verwijzing

ECB/2006/1

ECB/2006/2

ECB/2006/3

ECB/2006/4

ECB/2006/5

ECB/2006/6

ECB/2006/7

Pb C 34 van 10/02/06, blz. 30

Pb L 40 van 11/02/06,blz. 32

Pb L 89 van 28/03/06,blz. 56

Pb L 107, van 20/04/06, blz. 54

Pb C 98 van 26/04/06,blz. 25

Pb L 115 van 28/04/06,blz. 46

Pb L 148 van 02/06/06,blz. 56

Pb C 230 van 23/09/06,blz. 46

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 1 februari2006 aan de Raad van de Europese Unie betreffende deexterne accountant van de Oesterreichische Nationalbank

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 3 februari2006 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2005/5 van 17 febru-ari 2005 inzake de statistische rapportageverplichtingen vande Europese Centrale Bank en de procedures voor het uitwis-selen van statistische gegevens binnen het Europees Stelselvan centrale banken op het gebied van statistieken betreffendeoverheidsfinanciën

Besluit van de Europese Centrale Bank van 13 maart 2006 totwijziging van Besluit ECB/2002/11 betreffende de jaarreke-ning van de Europese Centrale Bank

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 7 april 2006betreffende beheersdiensten inzake in euro luidende reservesdie het Eurosysteem verleent aan centrale banken en landenbuiten het eurogebied en aan internationale organisaties

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 13 april2006 aan de Raad van de Europese Unie betreffende deexterne accountant van de Banque de France

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 20 april 2006 totwijziging van Richtsnoer ECB/2002/7 betreffende de statisti-sche rapportageverplichtingen van de Europese Centrale Bankop het gebied van de financiële rekeningen op kwartaalbasis

Besluit van de Europese Centrale Bank van 19 mei 2006 tot wij-ziging van Besluit ECB/2001/16 inzake de toedeling van mone-taire inkomsten van de nationale centrale banken van de deelne-mende lidstaten met ingang van het boekjaar 2002 (ECB/2006/7)

Aanvullende code met ethische criteria voor de leden van deDirectie van de Europese Centrale Bank

Page 238: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

237ECB

Jaarverslag 2006

Nummer Titel Pb-verwijzing

ECB/2006/8

ECB/2006/9

ECB/2006/10

ECB/2006/11

ECB/2006/12

ECB/2006/13

ECB/2006/14

ECB/2006/15

ECB/2006/16

Pb L 184 van 06/07/06,blz. 12

Pb L 207 van 28/07/06,blz. 39

Pb L 215 van 05/08/06,blz. 44

Pb L 221 van 12/08/06,blz. 17

Pb L 352 van 13/12/06,blz. 1

Pb C 257 van 25/10/06,blz. 16

Pb C 257 van 25/10/06,blz. 19

Pb L 306 van 07/11/06,blz. 15

Pb L 348 van 11/12/06,blz. 1

Verordening van de Europese Centrale Bank van 14 juni 2006betreffende de statistische rapportagevereisten ten aanzienvan postcheque- en girodiensten die deposito’s aantrekkenvan in het eurogebied ingezetenen, niet-monetaire f inanciëleinstellingen

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 14 juli 2006inzake bepaalde voorbereidingen voor de omschakeling naarde chartale euro en inzake bevoorrading vooraf en verderebevoorrading vooraf met eurobankbiljetten en muntstukkenbuiten het eurogebied

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 24 juli 2006inzake de inwisseling van bankbiljetten na het onherroepelijkvaststellen van de wisselkoersen in verband met de invoeringvan de euro

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 3 augustus2006 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2005/16 van 30december 2005 betreffende een geautomatiseerd trans-Euro-pees real-time brutovereveningssysteem (TARGET)

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 31 augustus2006 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2000/7 betreffendemonetaire-beleidsinstrumenten en -procedures van het Euro-systeem

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 6 oktober2006 betreffende de vaststelling van bepaalde maatregelenom eurobankbiljetten effectiever te beschermen tegen valse-munterij

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 9 oktober2006 aan de Raad van de Europese Unie betreffende deexterne accountants van Banka Slovenije

Verordening van de Europese Centrale Bank van 2 november2006 met betrekking tot overgangsbepalingen voor de toepas-sing van reserveverplichtingen door de ECB na de invoeringvan de euro in Slovenië

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 10 november2006 betreffende het juridische kader ten behoeve van definanciële administratie en verslaglegging in het EuropeesStelsel van Centrale Banken

Page 239: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

238ECBJaarverslag2006

Nummer Titel Pb-verwijzing

ECB/2006/17

ECB/2006/18

ECB/2006/19

ECB/2006/20

ECB/2006/21

ECB/2006/22

ECB/2006/23

ECB/2006/24

ECB/2006/25

Pb L 348 van 11/12/06,blz. 38

Pb C 283 van 21/11/06,blz. 16

Pb L 348 van 11/12/06,blz. 52

Pb L 2 van 05/01/07, blz. 3

Pb L 24 van 31/01/07, blz. 1

Pb L 24 van 31/01/07, blz. 3

Pb L 24 van 31/01/07, blz. 5

Pb L 24 van 31/01/07, blz. 9

Pb L 24 van 31/01/07, blz. 13

Besluit van de Europese Centrale Bank van 10 november 2006betreffende de jaarrekening van de Europese Centrale Bank

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 13 november2006 aan de Raad van de Europese Unie betreffende deexterne accountant van de Banco de España

Beschikking van de Europese Centrale Bank van 24 november2006 inzake de goedkeuring met betrekking tot de omvangvan de muntenuitgifte in 2007

Verordening van de Europese Centrale Bank van 14 december2006 houdende wijziging van Verordening ECB/2001/13 metbetrekking tot de geconsolideerde balans van de sector mone-taire f inanciële instellingen

Besluit van de Europese Centrale Bank van 15 december 2006inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale ban-ken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaalvan de Europese Centrale Bank

Besluit van de Europese Centrale Bank van 15 december 2006betreffende de maatregelen die nodig zijn voor de volstortingvan het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de natio-nale centrale banken van de deelnemende lidstaten

Besluit van de Europese Centrale Bank van 15 december 2006betreffende de modaliteiten en de voorwaarden voor de over-dracht van aandelen in het kapitaal van de Europese CentraleBank tussen de nationale centrale banken en de aanpassingvan het gestorte kapitaal

Besluit van de Europese Centrale Bank van 15 december 2006betreffende de maatregelen die nodig zijn voor de bijdrage aanhet geaccumuleerde eigen vermogen van de Europese CentraleBank, voor de aanpassing van de vorderingen ter grootte vande overgedragen externe reserves

Besluit van de Europese Centrale Bank van 15 december 2006houdende wijziging van Besluit ECB/2001/15 van 6 december2001 betreffende de uitgifte van eurobankbiljetten

Page 240: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

239ECB

Jaarverslag 2006

Nummer Titel Pb-verwijzing

ECB/2006/26

ECB/2006/27

ECB/2006/28

ECB/2006/29

ECB/2006/30

Pb L 24 van 31/01/07, blz. 15

Pb C 17 van 25/01/07, blz. 1

Pb C 17 van 25/01/07, blz. 5

Pb C 10 van 16/01/07,blz. 6

Pb C 5 van 10/01/07,blz. 1

Pb L 24 van 31/01/07,blz. 17

Besluit van de Europese Centrale Bank van 18 december 2006betreffende de maatregelen die nodig zijn voor de volstortingvan het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de natio-nale centrale banken van de niet deelnemende lidstaten

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 18 december2006 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2005/5 inzake de sta-tistische rapportageverplichtingen van de Europese CentraleBank en de procedures voor het uitwisselen van statistischegegevens binnen het Europees Stelsel van centrale banken ophet gebied van statistieken betreffende overheidsfinanciën

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 21 december2006 betreffende het beheer van de externe reserves van deEuropese Centrale Bank door de nationale centrale banken ende juridische documentatie voor operaties met betrekking totdergelijke reserves

Memorandum van overeenstemming tot wijziging van hetmemorandum van overeenstemming van de gedragscode voorde leden van de Raad van Bestuur

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 21 december2006 aan de Raad van de Europese Unie betreffende deexterne accountant van de Oesterreichische Nationalbank

Besluit van de Europese Centrale Bank van 30 december 2006inzake de storting van kapitaal, de overdracht van externereserves en de bijdrage aan de reserves en voorzieningen vande Europese Centrale Bank door Banka Slovenije

Page 241: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Onderstaand bevindt zich een opsomming vande adviezen die in 2006 en begin 2007 door deECB zijn uitgebracht ingevolge artikel 105, lid4 van het Verdrag en artikel 4 van de Statutenvan het ESCB, artikel 112, lid 2b van het Ver-

drag en artikel 11.2 van de Statuten van hetESCB. Voor een opsomming van alle adviezendie de ECB sedert haar oprichting heeft uitge-bracht wordt verwezen naar de website van deECB (www.ecb.int).

240ECBJaarverslag2006

DOOR DE EUROPESE CENTRALE BANKUITGEBRACHTE ADVIEZEN

(a) Adviezen van de ECB naar aanleiding van een raadpleging door een lidstaat1

Nummer2 Raadplegende Betreftlidstaat

CON/2006/1 Hongarije Algemene voorwaarden en modi operandi van clearing-house organisaties

CON/2006/2 Hongarije Bescherming van forint en eurobankbiljetten en -munt-stukken tegen illegale of niet-conforme reproducties

CON/2006/3 Estland Reserveverplichtingen

CON/2006/4 Cyprus Wijzigingen in de statuten van de Central Bank of Cyprusin de voorbereiding op de invoering van de euro

CON/2006/5 Litouwen Uitbreiding van de werkingssfeer van wetgevingbetreffende het definitieve karakter van de afwikkeling inbetalings- en afwikkelingssystemen

CON/2006/6 Finland Noodbevoegdheden en bevoegdheden van het ESCB

CON/2006/7 Hongarije De algemene voorwaarden en interne regelingen van clea-ring houses voor kredietinstellingen

CON/2006/9 Cyprus Wijzigingen van het wettelijk kader betreffende de Cen-trale Bewaarinstelling en het Centrale Effectenregister

CON/2006/10 Malta Wettelijk kader voor de invoering van de euro

CON/2006/11 Letland Verbreding van de grondslag voor de vereisten betreffendeminimumreserves en de invoering van gedifferentieerdereserveratio’s

CON/2006/15 Polen Integratie van het toezicht op de bancaire sector, kapitaal-markten, verzekerings- en pensioenfondsensector

1 In december 2004 heeft de Raad van Bestuur besloten dat ECB-adviezen op verzoek van nationale autoriteiten doorgaans onmiddel-lijk nadat zij vastgesteld zijn en vervolgens aan de raadplegende autoriteit gecommuniceerd, worden gepubliceerd.

2 De raadplegingen zijn genummerd in de volgorde waarin de Raad van Bestuur ze heeft goedgekeurd.

Page 242: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

241ECB

Jaarverslag 2006

Nummer2 Raadplegende Betreftlidstaat

CON/2006/16 Litouwen Het verschaffen van een rechtsgrondslag voor Lietuvosbankas om toe te treden tot het Correspondentenmodelvoor centrale banken

CON/2006/17 Slovenië Wijzigingen in de statuten van Banka Slovenije in de voor-bereiding op de invoering van de euro

CON/2006/19 Letland Wijzigingen van de statuten van Latvijas Banka

CON/2006/20 Nederland Toezicht op de f inanciële sector

CON/2006/22 Portugal De codificatie van een aantal wetten betreffende de uit-gifte, het slaan, het in omloop brengen en het op de marktbrengen van muntstukken

CON/2006/23 Malta Wijzigingen in de statuten van de Central Bank of Malta inde voorbereiding op de invoering van de euro

CON/2006/24 Slovenië Wijzigingen van de wet op f inanciële zekerheden

CON/2006/25 België Invoering van directe rapportage betreffende grensover-schrijdende diensten voor betalingsbalansstatistieken enstatistieken betreffende de internationale investerings-positie

CON/2006/26 Letland Wijzigingen van de vereisten betreffende minimumliqui-diteit

CON/2006/27 Letland Een wijziging van de Grondwet van Litouwen betreffendede status van Latvijas Banka

CON/2006/28 Estland De redenominatie van het kapitaal en aandelen van onder-nemingen en de invoering van aandelen zonder nominalewaarde, zulks ten gevolge van de invoering van de euro

CON/2006/29 Slovenië Invoering van de euro

CON/2006/30 Zweden Sveriges Riksbank’s regelingen betreffende de aankoop enteruggave van cash

CON/2006/31 Polen Bepalingen krachtens welke als naamloze vennootschapoperende ondenemingen overeenkomstig de Wet op Onder-nemingen kunnen worden opgesplitst

CON/2006/32 Frankrijk Wijzigingen van de statuten van Banque de France

Page 243: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

242ECBJaarverslag2006

Nummer2 Raadplegende Betreftlidstaat

CON/2006/33 Cyprus Wijzigingen in de statuten van de Central Bank of Cyprusin de voorbereiding op de invoering van de euro

CON/2006/34 België Verlenging van de lijst van directe deelnemers in effecten-afwikkelingssystemen

CON/2006/37 Cyprus Wijzigingen van het wettelijk kader betreffende de Cen-trale Bewaarinstelling en het Centrale Effectenregister

CON/2006/38 Griekenland De invoering van een regeling betreffende consumentenbe-scherming binnen het kader van het prudentieel toezichtdoor de Bank of Greece en andere daarmee verband hou-dende bepalingen

CON/2006/39 Polen Gewijzigde samenstelling van de Commissie ToezichtBanksector

CON/2006/40 België Wijzigingen van de statuten van de Nationale Bank vanBelgië/Banque Nationale de Belgique inzake het inpandne-ming van schuldvorderingen als onderpand voor krediet-transacties

CON/2006/41 Slovenië Reserveverplichtingen

CON/2006/42 Cyprus De voorwaarden voor de aansluiting van coöperatieve kre-dietinstellingen bij een centraal orgaan

CON/2006/43 Slovenië Juridische basis voor de omschakeling naar de chartaleeuro en bevoorrading vooraf en verdere bevoorradingvooraf

CON/2006/44 Italië Algemene herziening van de Statuten van Banca d’Italia

CON/2006/45 Tsjechië Reproductie van bankbiljetten, muntstukken en anderegeldsymbolen in de Tsjechische Republiek

CON/2006/46 Hongarije Hongaarse ontwerpen van wettelijke bepalingenbetreffende betalingstransacties, en betalingsdiensten eninstrumenten voor elektronische betaling

CON/2006/47 Tsjechië Bepaalde taken van Česká národní banka op het gebied vanconsumentenbescherming

CON/2006/48 Slovenië Algemene herziening van de bankwet

Page 244: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

243ECB

Jaarverslag 2006

Nummer2 Raadplegende Betreftlidstaat

CON/2006/49 Letland Monetaire-beleidsinstrumenten

CON/2006/50 Cyprus Wijzigingen in de statuten van de Central Bank of Cyprusin de voorbereiding op de invoering van de euro

CON/2006/51 Italië Bevoegdheidsverdeling tussen toezichthoudende autoritei-ten

CON/2006/52 Letland Het effectenvereveningssysteem van Latvijas Banka

CON/2006/53 Polen Toezicht op exploitanten van verrekenings- en vereve-ningssystemen

CON/2006/54 Nederland Het opnemen van nieuwe beginselen van corporate gover-nance in de statuten van De Nederlandsche Bank

CON/2006/55 Hongarije Afstemming van de statuten van Magyar Nemzeti Bankmet Gemeenschapswetgeving

CON/2006/56 Luxembourg Markten in f inanciële instrumenten

CON/2006/58 Malta Wijzigingen in de statuten van de Central Bank of Malta inde voorbereiding op de invoering van de euro

CON/2006/59 Estland Reserveverplichtingen

CON/2006/61 Portugal Authentif icatie van euromuntstukken en de behandelingvan euromuntstukken die niet voor recirculatie in aanmer-king komen

CON/2006/62 Portugal Het opzetten van een kader voor de detectie van vervalsin-gen en de sortering op f itness van bankbiljetten

CON/2007/01 Cyprus Het juridische kader voor de aanneming van de euro en eensoepele omschakeling

CON/2007/02 Hongarije De vestiging van een systeem voor directe rapportage vanbetalingsbalansstatistieken

CON/2007/03 Ierland Door activa gedekte effecten

Page 245: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

244ECBJaarverslag2006

CON/2006/8

CON/2006/12

CON/2006/13

CON/2006/14

CON/2006/18

CON/2006/21

CON/2006/35

CON/2006/36

EU-Raad

EU-Raad

EU-Raad

EU-Raad

EU-Raad

EU-Raad

EU-Raad

EU-Raad

Pb C 49 van 28/02/06, blz. 35

Pb C 55 van 07/03/06, blz. 61

Pb C 55 van 07/03/06, blz. 63

Pb C 58 van 10/03/06, blz. 12

Pb C 79 van 01/04/06, blz. 31

Pb C 109 van 09/05/06, blz. 10

Pb C 163 van 14/07/06, blz. 7

Pb C 163 van 14/07/06, blz. 10

(b) Adviezen van de ECB naar aanleiding van een raadpleging door een Europese instelling3

Nummer4 Raadplegende Betreft Pb-verwijzinginstelling

Intrekking van achterhaalde wetgevingbetreffende het Europees MonetairStelsel

Herziening van het ESR95-programmawat de indiening van gegevens van denationale rekeningen betreft

Dekking in de tijd van de verzamelingvan prijzen aangaande het geharmoni-seerde indexcijfer van de consumptie-prijzen

Benoeming van een lid van de Directievan de ECB

Omvangrijke herziening van de ge-meenschappelijke statistische classi-f icatie van economische activiteitenbinnen de Gemeenschap (NACE)

Betalingsdiensten in de interne markt

Wijziging op de verlenging van hetactieprogramma inzake uitwisselin-gen, bijstand en opleiding voor debescherming van de euro tegen valse-munterij (programma “Pericles”)

Omrekeningskoers tussen de euro ende Sloveense tolar en inzake anderevoor de invoering van de euro in Slo-venië vereiste maatregelen

3 Zij worden tevens gepubliceerd op de website van de ECB.4 De raadplegingen zijn genummerd in de volgorde waarin de Raad van Bestuur ze heeft goedgekeurd.

Page 246: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

245ECB

Jaarverslag 2006

CON/2006/57

CON/2006/60

CON/2007/04

EU-Raad

EU-Raad

EU-Raad

Pb C 31 van 13/02/07, blz. 1

Pb C 27 van 07/02/07, blz. 1

Pb C 3 van 23/02/07, blz. 1

Nummer4 Raadplegende Betreft Pb-verwijzinginstelling

Ontwerprichtlijn van de Commissie ter implementatie van de Richtlijnbetreffende de coordinatie van wet- enregelgeving en administratieve voor-zieningen in verband met instellingenvoor collectieve belegging in effecten(ICBE’S) aangaande de verduidelij-king van bepaalde definities

Voorstel voor een richtlijn tot wijzi-ging van bepaalde richtlijnen van deGemeenschap betreffende de procedu-rele regels en evaluatiecriteria voor deprudentiële beoordeling van verwer-vingen en vergrotingen van deelne-mingen in de f inanciële sector

De invoering van een nieuwe comito-logie-procedure in acth richtlijnen vanhet Actieplan Financiële Dienstverle-ning

Page 247: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 248: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

12 JANUARI EN 2 FEBRUARI 2006

De Raad van Bestuur van de ECB besluit deminimale inschrijvingsrente op de basis-herfi-nancieringstransacties, de rente op de marginalebeleningsfaciliteit en de rente op de deposito-faciliteit onveranderd te laten op respectievelijk2,25%, 3,25% en 1,25%.

2 MAART 2006

De Raad van Bestuur van de ECB besluit deminimale inschrijvingsrente op de basis-her-f inancieringstransacties met 25 basispunten teverhogen tot 2,50%, met ingang van de transac-tie die op 8 maart 2006 zal worden verrekend.De Raad besluit eveneens de rente op zowel demarginale beleningsfaciliteit als de deposito-faciliteit met ingang van 8 maart 2006 met 25basispunten te verhogen tot respectievelijk3,50% en 1,50%.

6 APRIL EN 4 MEI 2006

De Raad van Bestuur van de ECB besluit deminimale inschrijvingsrente op de basis-herfi-nancieringstransacties, de rente op de marginalebeleningsfaciliteit en de rente op de deposito-faciliteit onveranderd te laten op respectievelijk2,50%, 3,50% en 1,50%.

8 JUNI 2006

De Raad van Bestuur van de ECB besluit deminimale inschrijvingsrente op de basis-her-f inancieringstransacties met 25 basispunten teverhogen tot 2,75%, met ingang van de transac-tie die op 15 juni 2006 zal worden verrekend.De Raad besluit eveneens de rente op zowel demarginale beleningsfaciliteit als de deposito-faciliteit met ingang van 15 juni 2006 met 25basispunten te verhogen tot respectievelijk3,75% en 1,75%.

6 JULI 2006

De Raad van Bestuur van de ECB besluit deminimale inschrijvingsrente op de basis-herfi-nancieringstransacties, de rente op de marginalebeleningsfaciliteit en de rente op de deposito-faciliteit onveranderd te laten op respectievelijk2,75%, 3,75% en 1,75%.

3 AUGUSTUS 2006

De Raad van Bestuur van de ECB besluit deminimale inschrijvingsrente op de basis-herfi-nancieringstransacties met 25 basispunten te ver-hogen tot 3,0%, met ingang van de transactie dieop 9 augustus 2006 zal worden verrekend. DeRaad besluit eveneens de rente op zowel de mar-ginale beleningsfaciliteit als de depositofaciliteitmet ingang van 9 augustus 2006 met 25 basispun-ten te verhogen tot respectievelijk 4,0% en 2,0%.

31 AUGUSTUS 2006

De Raad van Bestuur van de ECB besluit deminimale inschrijvingsrente op de basis-herfi-nancieringstransacties, de rente op de marginalebeleningsfaciliteit en de rente op de deposito-faciliteit onveranderd te laten op respectievelijk3,0%, 4,0% en 2,0%.

5 OKTOBER 2006

De Raad van Bestuur van de ECB besluit deminimale inschrijvingsrente op de basis-herfi-nancieringstransacties met 25 basispunten te ver-hogen tot 3,25%, met ingang van de transactiedie op 11 oktober 2006 zal worden verrekend. DeRaad besluit eveneens de rente op zowel de mar-

247ECB

Jaarverslag 2006

OVERZICHT VAN DE MONETAIRE-BELEIDSMAATREGELEN VAN HET EUROSYSTEEM1

1 Voor een overzicht van de monetaire-beleidsmaatregelen van hetEurosysteem tussen 1999 en 2005 wordt respectievelijk verwe-zen naar pagina’s 179 tot 183 van het ECB Jaarverslag 1999, naarpagina’s 224 tot 227 van het ECB Jaarverslag 2000, naar pagi-na’s 233 en 234 van het ECB Jaarverslag 2001, naar pagina’s 248en 249 van het ECB Jaarverslag 2002, naar pagina’s 229 en 230van het ECB Jaarverslag 2003, naar pagina 237 van het ECBJaarverslag 2004 en naar pagina 227 van het ECB Jaarverslag2005.

Page 249: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

ginale beleningsfaciliteit als de depositofaciliteitmet ingang van 11 oktober 2006 met 25 basis-punten te verhogen tot respectievelijk 4,25% en2,25%.

2 NOVEMBER 2006

De Raad van Bestuur van de ECB besluit deminimale inschrijvingsrente op de basis-herfi-nancieringstransacties, de rente op de marginalebeleningsfaciliteit en de rente op de deposito-faciliteit onveranderd te laten op respectievelijk3,25%, 4,25% en 2,25%.

7 DECEMBER 2006

De Raad van Bestuur van de ECB besluit deminimale inschrijvingsrente op de basis-herfi-nancieringstransacties met 25 basispunten te ver-hogen tot 3,50%, met ingang van de transactiedie op 13 december 2006 zal worden verrekend.De Raad besluit eveneens de rente op zowel demarginale beleningsfaciliteit als de depositofaci-liteit met ingang van 13 december 2006 met 25 basispunten te verhogen tot respectievelijk4,50% en 2,50%.

21 DECEMBER 2006

De Raad van Bestuur van de ECB besluit hettoewijzingsbedrag voor de in 2007 uit te voerenlangerlopende herf inancieringstransacties teverhogen van €40 miljard tot €50 miljard pertransactie. In dit verhoogde bedrag wordt reke-ning gehouden met de volgende aspecten: deliquiditeitsbehoeften van het bankwezen in heteurogebied zijn de afgelopen jaren fors toege-nomen en zullen naar verwachting verder toe-nemen in 2007. Daarom heeft het Eurosysteembesloten het aandeel van de liquiditeitsbehoef-ten waarin wordt voorzien door de langerlo-pende herf inancieringstransacties licht te ver-hogen. Het Eurosysteem zal evenwel hetgrootste deel van de liquiditeit blijven verschaf-fen door middel van basis-herf inancierings-transacties. De Raad van Bestuur kan begin 2008

besluiten om het toewijzingsbedrag opnieuwaan te passen.

11 JANUARI EN 8 FEBRUARI 2007

De Raad van Bestuur van de ECB besluit deminimale inschrijvingsrente op de basis-herfi-nancieringstransacties, de rente op de marginalebeleningsfaciliteit en de rente op de deposito-faciliteit onveranderd te laten op respectievelijk3,50%, 4,50% en 2,50%.

8 MAART 2007

De Raad van Bestuur van de ECB besluit deminimale inschrijvingsrente op de basis-herfi-nancieringstransacties met 25 basispunten te ver-hogen tot 3,75%, met ingang van de transactiedie op 14 maart 2007 zal worden verrekend. DeRaad besluit eveneens de rente op zowel de mar-ginale beleningsfaciliteit als de depositofaciliteitmet ingang van 14 maart 2007 met 25 basispun-ten te verhogen tot respectievelijk 4,75% en 2,75%.

248ECBJaarverslag2006

Page 250: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

PUBLICATIES V AN DE EUROPESE CENTRALE BANK SINDS 2006De volgende lijst bevat een selectie uit de door de Europese Centrale Bank sinds januari 2006gepubliceerde documenten. De lijst bevat alleen Working Papers die in de periode december 2006- februari 2007 gepubliceerd zijn. Tenzij anders aangegeven kunt u bij voldoende voorraad koste-loos gedrukte exemplaren van deze publicaties aanvragen of zich op toezending daarvan abonne-ren door een email te sturen naar [email protected].

Een volledige lijst publicaties van de Europese Centrale Bank en het Europees Monetaire Insti-tuut is te vinden op de website van de ECB (http://www.ecb.int).

JAARVERSLAG“Jaarverslag 2005”, april 2006.

CONVERGENTIEVERSLAGConvergentieverslag, mei 2006.Convergentieverslag, december 2006.

ARTIKELEN IN HET MAANDBERICHT“The predictability of the ECB’s monetary policy”, januari 2006.“Hedge funds: developments and policy implications”, januari 2006.“Assessing house price developments in the euro area”, februari 2006.“Fiscal policies and f inancial markets”, februari 2006.“The importance of public expenditure reform for economic growth and stability”, april 2006.“Portfolio management at the ECB”, april 2006.“Monetary and exchange rate arrangements of the euro area with selected third countries andterritories”, april 2006.“The contribution of the ECB and the Eurosystem to European f inancial integration”, mei 2006.“The single list in the collateral framework of the Eurosystem”, mei 2006.“Equity issuance in the euro area”, mei 2006.“Measures of inflation expectations in the euro area”, juli 2006.“Competitiveness and the export performance of the euro area”, juli 2006.“Sectoral money holding: determinants and recent developments”, augustus 2006.“The evolution of large-value payment systems in the euro area”, augustus 2006.“Demographic change in the euro area: projections and consequences”, oktober 2006.“Integrated f inancial and non-financial accounts for the institutional sectors in the euro area”,oktober 2006.“Monetary policy ‘activism’”, november 2006.“The Eurosystem’s experience with f ine-tuning operations at the end of the reservemaintenance period”, november 2006.“Financial development in central, eastern and south-eastern Europe”, november 2006.“The enlarged EU and euro area economies”, januari 2007.“Developments in the structural features of the euro area labour markets over the last decade”,januari 2007.“Putting China’s economic expansion in perspective”, januari 2007.“Challenges to f iscal sustainability in the euro area”, februari 2007.“The EU arrangements for f inancial crisis management”, februari 2007.“Migrant remittances to regions neighbouring the EU”, februari 2007.

249ECB

Jaarverslag 2006

Page 251: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

STATISTISCH ZAKBOEKVerkrijgbaar sinds augustus 2003.

LEGAL WORKING PAPER SERIES1 “The developing EU legal framework for clearing and settlement of f inancial instruments”

door K. M. Löber, februari 2006.2 “The application of multilingualism in the European Union context” door P. Athanassiou,

maart 2006.3 “National central banks and Community public sector procurement legislation: a critical

overview” door J. García-Andrade en P. Athanassiou, oktober 2006.

OCCASIONAL PAPER SERIES43 “The accumulation of foreign reserves” door een International Relations Committee Task

Force, februari 2006.44 “Competition, productivity and prices in the euro area services sector” een werkgroep van

het Monetaire Beleidscomité van het Europees Stelsel van Centrale Banken, april 2006.45 “Output growth differentials across the euro area countries: some stylised facts” door

N. Benalal, J. L. Diaz del Hoyo, B. Pierluigi en N. Vidalis, mei 2006.46 “Inflation persistence and price-setting behaviour in the euro area – a summary of the IPN

evidence”, door F. Altissimo, M. Ehrmann en F. Smets, juni 2006.47 “The reform and implementation of the Stability and Growth Pact” door R. Morris,

H. Ongena en L. Schuknecht, juni 2006.48 “Macroeconomic and f inancial stability challenges for acceding and candidate countries”

door de International Relations Committee Task Force on Enlargement, juli 2006.49 “Credit risk mitigation in central bank operations and its effects on f inancial markets:

the case of the Eurosystem” door U. Bindseil en F. Papadia, augustus 2006.50 “Implications for liquidity from innovation and transparency in the European corporate

bond market” door M. Laganà, M. Peřina, I. von Köppen-Mertes en A. Persaud, augustus 2006.

51 “Macroeconomic implications of demographic developments in the euro area” door A. Maddaloni, A. Musso, P. Rother, M. Ward-Warmedinger en T. Westermann, augustus 2006.

52 “Cross-border labour mobility within an enlarged EU” door F. F. Heinz en M. Ward-Warmedinger, oktober 2006.

53 “Labour productivity developments in the euro area” door R. Gomez-Salvador, A. Musso,M. Stocker en J. Turunen, oktober 2006.

54 “Quantitative quality indicators for statistics – an application to euro area balance ofpayment statistics” door V. Damia en C. Picón Aguilar, november 2006.

55 “Globalisation and euro area trade: interactions and challenges” door U. Baumann en F. di Mauro, februari 2007.

WORKING PAPER SERIES699 “The behaviour of producer prices: some evidence from the French PPI micro-data” door

E. Gautier, december 2006.700 “Forecasting using a large number of predictors: is Bayesian regression a valid alternative

to principal components?” door C. De Mol, D. Giannone en L. Reichlin, december 2006.

250ECBJaarverslag2006

Page 252: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

701 “Is there a single frontier in a single European banking market?” door J. W. B. Bos en H. Schmiedel, december 2006.

702 “Comparing f inancial systems: a structural analysis” door S. Champonnois, december 2006.

703 “Co-movements in volatility in the euro money market” door N. Cassola en C. Morana,december 2006.

704 “Are money and consumption additively separable in the euro area? A non-parametricapproach” door B. E. Jones en L. Stracca, december 2006.

705 “What does a technology shock do? A VaR analysis with model-based sign restrictions”door L. Dedola en S. Neri, december 2006.

706 “What drives investors’ behaviour in different FX market segments? A VaR-based returndecomposition analysis” door O. Castrén, C. Osbat en M. Sydow, december 2006.

707 “Ramsey monetary policy with labour market frictions” door E. Faia, januari 2007.708 “Regional housing market spillovers in the United States: lessons from regional divergences

in a common monetary policy setting” door I. Vansteenkiste, januari 2007.709 “Quantifying and sustaining welfare gains from monetary commitment” door P. Levine,

P. McAdam en J. Pearlman, januari 2007.710 “Pricing of settlement link services and mergers of central securities depositories” door

J. Tapking, januari 2007.711 “What ‘hides’ behind sovereign debt ratings?” door A. Afonso, P. Gomes en P. Rother,

januari 2007.712 “Opening the black box: structural factor models with large cross-sections” door M. Forni,

D. Giannone, M. Lippi en L. Reichlin, januari 2007.713 “Balance of payments crises in emerging markets: how early were the ‘early’ warning

signals?” door M. Bussière, januari 2007.714 “The dynamics of bank spreads and f inancial structure” door R. Gropp, C. Kok Sørensen

en J.-D. Lichtenberger, januari 2007.715 “Emerging Asia’s growth and integration: how autonomous are business cycles?” door

R. Rüffer, M. Sánchez en J.-G. Shen, januari 2007.716 “Adjusting to the euro” door G. Fagan en V. Gaspar, januari 2007.717 “Discretion rather than rules? When is discretionary policy-making better than the timeless

perspective?” door S. Sauer, januari 2007.718 “Drift and breaks in labour productivity” door L. Benati, januari 2007.719 “US imbalances: the role of technology and policy” door R. Bems, L. Dedola en F. Smets,

januari 2007.720 “Real price wage rigidities in a model with matching frictions” door K. Kuester,

februari 2007.721 “Are survey-based inflation expectations in the euro area informative?” door R. Mestre,

februari 2007.722 “Shocks and frictions in US business cycles: a Bayesian DSGE approach” door F. Smets

en R. Wouters, februari 2007.723 “Asset allocation by penalised least squares” door S. Manganelli, februari 2007.724 “The transmission of emerging market shocks to global equity markets” door

L. Cuadro Sáez, M. Fratzscher en C. Thimann, februari 2007.725 “Inflation forecasts, monetary policy and unemployment dynamics: evidence from the

United States and the euro area” door C. Altavilla en M. Ciccarelli, februari 2007.726 “Using intraday data to gauge f inancial market responses to Fed and ECB monetary policy

decisions” door M. Andersson, februari 2007.

251ECB

Jaarverslag 2006

Page 253: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

727 “Price-setting in the euro area: some stylised facts from individual producer price data”door P. Vermeulen, D. Dias, M. Dossche, E. Gautier, I. Hernando, R. Sabbatini en H. Stahl,februari 2007.

728 “Price changes in Finland: some evidence from micro CPI data” door S. Kurri, februari 2007.

729 “Fast micro and slow macro: can aggregation explain the persistence of inflation?” door F. Altissimo, B. Mojon en P. Zaffaroni, februari 2007.

730 “What drives business cycles and international trade in emerging market economies?” doorM. Sánchez, februari 2007.

731 “International trade, technological shocks and spillovers in the labour market: a GVARanalysis of the US manufacturing sector” door P. Hiebert and I. Vansteenkiste, februari 2007.

732 “Liquidity shocks and asset price boom/bust cycles” door R. Adalid en C. Detken, februari 2007.

733 “Mortgage interest rate dispersion in the euro area” door C. Kok Sørensen en J.-D. Lichtenberger, februari 2007.

734 “Inflation risk premia in the term structure of interest rates” door P. Hördahl en O. Tristani,februari 2007.

OVERIGE PUBLICATIES“Bond markets and long-term interest rates in non-euro area Member States of the EuropeanUnion and in acceding countries – Statistical tables”, januari 2006.“Data collection from credit institutions and other professional cash handlers under the frame-work for banknote recycling”, januari 2006.“Euro Money Market Survey 2005”, januari 2006.“Euro area balance of payments and international investment position statistics – Annual qualityreport”, februari 2006.“Towards a Single Euro Payments Area – Objectives and Deadlines (4th Progress Report)”,februari 2006.“Handbook for the compilation of flows statistics on the MFI balance sheet”, februari 2006.“Methodological notes for the compilation of the revaluation adjustment”, februari 2006.“National implementation of Regulation ECB/2001/13”, februari 2006.“Payment and securities settlement systems in the European Union and in the accedingcountries – Addendum incorporating 2004 data” (Blue Book), maart 2006.“ECB statistics: an overview”, april 2006.“TARGET Annual Report 2005”, mei 2006.“Financial Stability Review”, juni 2006.“Business continuity oversight expectations for systemically important payment systems(SIPS)”, juni 2006 (slechts on-line beschikbaar).“Communication on TARGET2”, juli 2006 (slechts on-line beschikbaar).“Government Finance Statistics Guide”, augustus 2006.“Implementation of Banknote Recycling Framework”, augustus 2006.“The implementation of monetary policy in the euro area: General documentation on Euro-system monetary policy instruments and procedures”, september 2006.“Differences in MFI interest rates across euro area countries”, september 2006.“Indicators of f inancial integration in the euro area”, september 2006.“Recent developments in supervisory structures in EU and acceding countries”, oktober 2006(slechts on-line bschikbaar).

252ECBJaarverslag2006

Page 254: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

“EU banking structures”, oktober 2006.“EU banking sector stability”, november 2006.“The ESCB’s governance structure as applied to ESCB statistics”, november 2006.“Third progress report on TARGET2”, november 2006 (slechts on-line bschikbaar).“The Eurosystem’s view of a ‘SEPA for cards’”, november 2006 (slechts on-line bschikbaar).“Financial Stability Review”, december 2006.“The European Central Bank – History, role and functions”, tweede herziene versie, december 2006.“Assessment of accounting standards from a f inancial stability perspective”, december 2006(slechts on-line beschikbaar).“Research Bulletin No 5”, december 2006.“Extension of the transmission period laid down in the ECB Banknote Recycling Framework for six euro area countries”, december 2006.“Payment and securities settlement systems in the European Union and in the accedingcountries – Addendum incorporating 2005 data” (Blue Book), december 2006.“Acceptance criteria for third-party rating tools within the Eurosystem credit assessmentframework”, december 2006 (slechts on-line beschikbaar).“Correspondent central banking model (CCBM) – Procedure for Eurosystem counterparties”,december 2006 (slechts on-line beschikbaar).“Government Finance Statistics Guide”, januari 2007.“Letter from the ECB President to Ms Pervenche Berès, Chairwoman of the Committee onEconomic and Monetary Affairs, European Parliament”, januari 2007.“Letter from the ECB President to Mr Jean-Marie Cavada, Chairman of the Committee on CivilLiberties, Justice and Home Affairs, European Parliament”, januari 2007.“Euro area balance of payments and international investment position statistics – Annual qualityreport”, februari 2007.“List of monetary f inancial institutions and institutions subject to minimum reserves”, februari 2007 (slechts on-line beschikbaar).“Financial statistics for a global economy – Proceedings of the 3rd ECB conference onstatistics”, februari 2007.“Euro Money Market Study 2006”, februari 2007 (slechts on-line beschikbaar).“Letter from the ECB President to Ms Pervenche Berès, Chairwoman of the Committee onEconomic and Monetary Affairs, European Parliament”, februari 2007.

BROCHURES“The European Central Bank, the Eurosystem, the European System of Central Banks”, mei 2006.“TARGET2-Securities brochure”, september 2006.“The Single Euro Payments Area (SEPA): an integrated retail payments market”, november 2006.

253ECB

Jaarverslag 2006

Page 255: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied
Page 256: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

LI JST VAN TERMENDeze lijst bevat een selectie van termen die worden gebruikt in het Jaarverslag. Een meer uitge-breide en gedetailleerde terminologielijst is te vinden op de website van de ECB.

Aandelen: effecten die de eigendom van een deelbewijs in een vennootschap vertegenwoordigen.Ze omvatten op beurzen verhandelde aandelen (genoteerde aandelen), niet-genoteerde aandelenen andere vormen van aandelen. Doorgaans genereren aandelen inkomsten in de vorm van divi-denden.

Aandelenmarkt: de markt waarin aandelen worden uitgegeven en verhandeld.

Aanhoudingsperiode: periode waarover de nakoming van de reserveverplichtingen door krediet-instellingen wordt berekend. De aanhoudingsperiode begint op de verrekeningsdatum van de eerste basis-herfinancieringstransactie die volgt op de vergadering van de Raad van Bestuurwaarin de maandelijkse beoordeling van de monetaire-beleidskoers is gepland. Ten minste driemaanden vóór het begin van het jaar publiceert de Europese Centrale Bank een kalender van dereserve-aanhoudingsperiodes.

Algemene Raad: een van de besluitvormende organen van de Europese Centrale Bank (ECB). DeAlgemene Raad bestaat uit de President en de Vice-President van de ECB en de Presidenten vanalle NCB’s van het Europees Stelsel van Centrale Banken.

Basis-herfinancieringstransactie: een op regelmatige basis door het Eurosysteem uitgevoerde open-markttransactie in de vorm van transacties met terugkoopverplichting. Dergelijke transacties wor-den uitgevoerd via een wekelijkse standaardtender en hebben normaliter een looptijd van een week.

Basisrentetarieven van de ECB: de door de Raad van Bestuur vastgestelde rentetarieven, die demonetaire-beleidskoers van de Europese Centrale Bank weerspiegelen. Het betreft de minimaleinschrijvingsrente voor de basis-herfinancieringstransacties, de rente op de marginale belenings-faciliteit en de rente op de depositofaciliteit.

Beheer en controle (corporate governance): regels, procedures en processen waarmee een organi-satie wordt bestuurd en gecontroleerd. De beheer- en controlestructuur bepaalt hoe de rechten enverantwoordelijkheden worden verdeeld over de verschillende deelnemers aan de organisatie – zoals de directie, managers, aandeelhouders en andere belanghebbenden – en omschrijft de regelsen procedures voor de besluitvorming.

Benchmarkportefeuille: een referentieportefeuille of -index met betrekking tot investeringen diesamengesteld is op grond van de doelstellingen inzake liquiditeit, risico en rendement van de inves-teringen. De benchmarkportefeuille kan dienst doen als vergelijkingsbasis voor het resultaat vande eigenlijke portefeuille.

Betalingsbalans: een statistisch overzicht waarin verslag wordt uitgebracht over de transacties vaneen economie met de rest van de wereld gedurende een specif ieke periode. De betalingsbalansomvat de transacties inzake goederen, diensten en inkomens, transacties met betrekking tot f inan-ciële vorderingen op en verplichtingen aan de rest van de wereld en als overdrachten bestempeldetransacties (zoals kwijtschelding van schuld).

255ECB

Jaarverslag 2006

Page 257: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Bruto-exploitatieoverschot: het overschot (of tekort) op de outputwaarde van de productieactivi-teiten na aftrek van de kosten voor intermediair verbruik, de loonsom van de werknemers en belas-tingen minus de subsidies op productie, maar vóór het in aanmerking nemen van betalingen enontvangen inkomsten die verband houden met het lenen/huren of de eigendom van f inanciële enniet-geproduceerde activa.

Centraal effectendepositosysteem (CEDS): een entiteit die instaat voor de bewaring en het beheervan effecten en die de girale verwerking van effectentransacties mogelijk maakt. Effecten kunnenworden aangehouden in een materiële (maar geïmmobiliseerde) vorm of in een gedemateriali-seerde vorm (enkel als elektronische boekingen). Naast de bewaring en het beheer van effecten,kan een CEDS clearing- en verrekeningsfuncties uitoefenen.

Centrale overheid: de overheid zoals ze in het Europees Systeem van Rekeningen 1995 wordt gede-finieerd, maar met uitzondering van de deelstaatoverheid en de lagere overheid (zie ook overheid).

Centrale tegenpartij: een entiteit die een plaats inneemt tussen de tegenpartijen bij transacties,door op te treden als koper voor iedere verkoper en als verkoper voor iedere koper.

Depositofaciliteit: een permanente faciliteit van het Eurosysteem die door tegenpartijen kan wor-den benut om bij een NCB girale deposito’s te plaatsen tegen een tevoren vastgestelde rentevoet(zie ook basisrentetarieven van de ECB).

Deviezenswap: gelijktijdige contant- en termijntransacties, waarbij een valuta tegen een anderevaluta wordt verhandeld.

Directe investeringen: grensoverschrijdende investeringen met het oog op het verwerven van eenduurzaam belang in een in een andere economie ingezeten onderneming (in de praktijk wordtuitgegaan van een eigendom die overeenstemt met minstens 10% van de gewone aandelen ofstemrechten).

Directie: een van de besluitvormende organen van de Europese Centrale Bank (ECB). De Directie bestaat uit de President en de Vice-President van de ECB en vier overige leden die in onderlinge overeenstemming worden benoemd door de staatshoofden en regeringsleiders van de

lidstaten die op de euro zijn overgegaan.

Ecofin-Raad: de vergadering van de EU-Raad in de samenstelling van de Ministers van Econo-mische Zaken en Financiën.

Economisch en Financieel Comité (EFC): een communautair overlegorgaan dat meewerkt aan devoorbereiding van de werkzaamheden van de Ecofin-Raad en de Europese Commissie. De takenvan het EFC omvatten het volgen van de economische en f inanciële toestand van de lidstaten ende Gemeenschap, alsook het toezicht op de begroting.

Economische analyse: een van de pijlers van het kader van de Europese Centrale Bank waarbin-nen een uitgebreide analyse van de risico’s voor de prijsstabiliteit wordt gemaakt, die ten grond-slag ligt aan de monetaire-beleidsbeslissingen van de Raad van Bestuur. De economische analysericht zich primair op de beoordeling van de huidige economische en f inanciële ontwikkelingen enop de daaruit voortvloeiende risico’s op de korte tot middellange termijn voor de prijsstabiliteitvanuit het perspectief van de wisselwerking tussen vraag en aanbod in de goederen-, diensten- en

256ECBJaarverslag2006

Page 258: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

factormarkten tot die tijdshorizons. Gepaste aandacht wordt besteed aan de noodzaak de aard vande schokken die de economie beïnvloeden in kaart te brengen, alsmede hun effecten op het beloopvan kosten en prijzen en de vooruitzichten op de korte tot middellange termijn voor hun doorwer-ken in de economie (zie ook monetaire analyse).

Economische en Monetaire Unie (EMU): het proces dat leidde tot de eenheidsmunt (de euro) enhet gemeenschappelijke monetaire beleid in het eurogebied, alsook tot de coördinatie van het eco-nomische beleid van de EU-lidstaten. Zoals bepaald in het Verdrag, voltrok dit proces zich in driefasen. De derde en laatste fase ging van start op 1 januari 1999 met de overdracht van de mone-taire bevoegdheden aan de Europese Centrale Bank en de invoering van de euro. De vorming vande EMU werd voltooid met de overgang op de chartale euro op 1 januari 2002.

Effectenafwikkelsysteem: systeem dat het aanhouden en de overdracht van effecten mogelijk maakt,hetzij gratis, hetzij tegen betaling (levering tegen betaling) of tegen een ander activum (leveringtegen levering). Het omvat alle institutionele en technische regelingen voor de afwikkeling vaneffectentransacties en de bewaarneming van effecten. Een dergelijk systeem kan werken op basisvan real-time brutoverrekening, brutoverrekening of nettoverrekening. Met behulp van een afwik-kelingssysteem kunnen de verplichtingen van de deelnemers worden berekend (clearing).

Effectenverkeer: nettotransacties en/of -posities van ingezetenen van het eurogebied in door niet-ingezetenen van het eurogebied uitgegeven effecten (“activa”) en nettotransacties en/of -positiesvan niet-ingezetenen in door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven effecten (“passiva”). Hetbetreft aandelen en schuldbewijzen (obligaties en notes, en geldmarktinstrumenten), met uitzon-dering van de bedragen die worden geregistreerd in directe investeringen of externe reserves.

Effectieve wisselkoersen van de euro (nominaal/reëel): gewogen gemiddelde van bilaterale wis-selkoersen van de euro ten opzichte van de valuta’s van de belangrijke handelspartners van heteurogebied. De Europese Centrale Bank publiceert indices van de nominale effectieve wisselkoersvan de euro in vergelijking met twee groepen van handelspartners: een groep van 24 handelspart-ners (die bestaat uit de 14 niet tot het eurogebied behorende EU-lidstaten en 10 belangrijke han-delspartners buiten de EU) en een groep van 44 handelspartners (die de groep van 24 handelspart-ners plus 20 andere landen omvat). De gebruikte gewichten weerspiegelen het aandeel van elkpartnerland in de handel van het eurogebied en vertegenwoordigen de concurrentie op derde mark-ten. Reële effectieve wisselkoersen zijn nominale effectieve wisselkoersen gedefleerd aan de handvan het gewogen gemiddelde van het verschil tussen binnen- en buitenlandse prijzen of kosten.Ze zijn dan ook een maatstaf voor het prijs- en kostenconcurrentievermogen.

EONIA (euro overnight index average): een maatstaf voor de effectieve rente die van toepassingis op de interbancaire eurodaggeldmarkt. De EONIA wordt berekend als een gewogen gemiddeldevan de rente over in euro luidende leningen tot de volgende ochtend zonder onderpand, zoals mee-gedeeld door een groep van deelnemende banken.

ERM II (exchange rate mechanism II): het wisselkoersstelsel dat het kader vormt voor samenwer-king op het gebied van wisselkoersbeleid tussen de landen van het eurogebied en de EU-lidstatendie geen deel uitmaken van het eurogebied.

EURIBOR (euro interbank offered rate): de rente waartegen een primaire bank bereid is kredie-ten in euro te verlenen aan een andere primaire bank, zoals meegedeeld door een groep van deel-

257ECB

Jaarverslag 2006

Page 259: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

nemende banken. De EURIBOR wordt dagelijks berekend voor interbancaire deposito’s met ver-schillende looptijden van ten hoogste twaalf maanden.

Eurogebied: het gebied dat die lidstaten omvat die de euro als gemeenschappelijke munteenheidhebben aangenomen, overeenkomstig het Verdrag, en waar, onder de verantwoordelijkheid van deRaad van Bestuur van de Europese Centrale Bank, een gemeenschappelijk monetair beleid wordtgevoerd. Momenteel omvat het eurogebied België, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk,Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië en Finland.

Europees Monetair Instituut (EMI): een tijdelijke instelling, opgericht bij de aanvang van detweede fase van de Economische en Monetaire Unie (EMU) op 1 januari 1994. Op 1 juni 1998, bijde oprichting van de Europese Centrale Bank, werd het EMI ontbonden.

Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB): bestaat uit de Europese Centrale Bank (ECB) ende NCB’s van alle 27 EU-lidstaten, dat wil zeggen dat het naast de leden van het Eurosysteem deNCB’s omvat van die lidstaten die nog niet aan de euro deelnemen. Het ESCB wordt bestuurd doorde Raad van Bestuur en de Directie van de ECB en een derde besluitvormend orgaan van de ECB,de Algemene Raad.

Europees Systeem van Rekeningen 1995 (ESR 1995): een uitgebreid en geïntegreerd systeem vanmacro-economische rekeningen op basis van een reeks internationaal overeengekomen statisti-sche concepten, definities, classif icaties en boekhoudregels, dat tot doel heeft een geharmoni-seerde kwantitatieve beschrijving tot stand te brengen van de economieën van de EU-lidstaten.Het ESR 1995 is de communautaire versie van het mondiale Stelsel van Nationale Rekeningen1993 (SNA 93).

Europese Centrale Bank (ECB): de ECB bevindt zich in het centrum van het Eurosysteem en hetEuropees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en bezit een eigen rechtspersoonlijkheid in over-eenstemming met het Verdrag (Artikel 107(2)). Ze ziet erop toe dat de aan het Eurosysteem enhet ESCB toevertrouwde taken worden uitgevoerd door middel van haar eigen werkzaamheden ofdoor die van de NCB’s, zoals voorzien in de Statuten van het ESCB. De ECB wordt bestuurd doorde Raad van Bestuur, de Directie en een derde besluitvormend orgaan, de Algemene Raad.

Eurosysteem: het centrale-bankstelsel van het eurogebied. Het omvat de Europese Centrale Banken de NCB’s van de lidstaten die zijn overgegaan op de euro.

Financiële stabiliteit: de toestand waarin het f inanciële stelsel – dat de f inanciële intermediairs,de markten en de marktinfrastructuren omvat – in staat is om weerstand te bieden aan schokkenen f inanciële onevenwichtigheden weg te werken, en zodoende het risico te beperken dat ernstigeverstoringen in het f inanciële-intermediatieproces de toewijzing van spaargelden aan rendabeleinvesteringsprojecten signif icant zouden schaden.

“Fine-tuning”-transactie: een door het Eurosysteem uitgevoerde open-markttransactie die dientom onverwachte fluctuaties in de liquiditeitsverhoudingen in de markt op te vangen. De frequen-tie en de looptijd van de “fine-tuning“-transacties zijn niet gestandaardiseerd.

Geconsolideerde balans van de MFI-sector: wordt verkregen door het salderen van de onderlingeMFI-posities (bijvoorbeeld onderlinge MFI-leningen en deposito’s) op de geaggregeerde balansvan de MFI’s. Ze verschaft statistische informatie over de activa en passiva van de MFI-sector ten

258ECBJaarverslag2006

Page 260: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

opzichte van de niet tot die sector behorende ingezetenen van het eurogebied (de overheid en andereingezetenen van het eurogebied) en van de niet-ingezetenen van het eurogebied. Het is de belang-rijkste statistische bron voor de berekening van de monetaire aggregaten en vormt de basis voorde periodieke analyse van de tegenposten van M3.

Geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP): een maatstaf van de consumptieprijzen die wordtsamengesteld door Eurostat en voor alle EU-lidstaten geharmoniseerd is.

Geldmarkt: de markt waarin kortetermijngelden worden opgehaald, belegd en verhandeld metbehulp van instrumenten die gewoonlijk een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste een jaarhebben.

Impliciete volatiliteit: de verwachte volatiliteit (standaardafwijking) in het veranderingstempo vande prijs van een activum (bijvoorbeeld een aandeel of een obligatie). Deze volatiliteit kan wordenafgeleid uit de prijs en de vervaldag van een activum, de uitoefenprijs van de opties op dit acti-vum, alsook uit het risicoloos rendement, door gebruik te maken van een optieprijsmodel, zoalshet model van Black en Scholes.

Internationale investeringspositie (i.i.p.): de waarde en samenstelling van de uitstaande netto finan-ciële vorderingen (of f inanciële verplichtingen) van een economie ten opzichte van de rest van dewereld.

Kandidaat-lidstaten: landen die bij de EU een toetredingsaanvraag hebben ingediend. De toetre-dingsonderhandelingen met Kroatië en Turkije hebben een aanvang genomen op 3 oktober 2005,terwijl die met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië nog niet zijn begonnen.

Kosten van externe financiering voor niet-financiële ondernemingen (reëel): de kosten van niet-f inanciële ondernemingen voor het aantrekken van nieuwe externe middelen. Voor de niet-f inan-ciële ondernemingen van het eurogebied worden deze kosten berekend als een gewogen gemid-delde van de kosten van bankkredieten, de kosten van schuldbewijzen en de kosten van aandelen,op basis van de uitstaande bedragen (gecorrigeerd voor waarderingseffecten) en gedefleerd aande hand van de verwachte inflatie.

Kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem: het kader dat de procedures, reglementen en tech-nieken omvat die moeten verzekeren dat alle beleenbaar onderpand aan de strenge kredietnormenvan het Eurosysteem beantwoordt.

Kredietderivaat: een f inancieel instrument dat het kredietrisico afzondert van een onderliggendefinanciële transactie, waardoor het kredietrisico apart kan worden gewaardeerd en overgedragen.

Kredietinstelling: i) een onderneming waarvan de werkzaamheden bestaan in het van het publiekin ontvangst nemen van deposito’s of van andere opvorderbare gelden en het verlenen van kredie-ten voor eigen rekening, of ii) een niet onder i) ressorterende onderneming of elke andere rechts-persoon die betaalmiddelen in de vorm van elektronisch geld uitgeeft.

Kredietrisico: het risico dat een tegenpartij een verplichting niet volledig zal nakomen, hetzij opde vervaldag hetzij op enig later tijdstip. Het kredietrisico omvat de risico’s betreffende de ver-vangingskosten en de hoofdsom, alsook het risico dat de verrekenende bank in gebreke blijft.

259ECB

Jaarverslag 2006

Page 261: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Kredietverlening van MFI’s aan ingezetenen van het eurogebied: leningen van MFI’s aan in niettot de MFI-sector behorende ingezetenen van het eurogebied (met inbegrip van de overheid en departiculiere sector) en door MFI’s aangehouden effecten (aandelen, andere deelbewijzen en schuld-bewijzen), uitgegeven door niet tot de MFI-sector behorende ingezetenen van het eurogebied.

Langerlopende financiële passiva van de MFI’s: deposito’s met een vaste looptijd van meer dantwee jaar, deposito’s met een opzegtermijn van meer dan drie maanden, door MFI’s in het euro-gebied uitgegeven schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan twee jaar en hetkapitaal en de reserves van de MFI-sector in het eurogebied.

Langerlopende herfinancieringstransactie: een op regelmatige basis door het Eurosysteem uitge-voerde open-markttransactie in de vorm van transacties met terugkoopverplichting. Dergelijketransacties worden uitgevoerd via een maandelijkse standaardtender en hebben normaliter eenlooptijd van drie maanden.

Liquiditeitsrisico: het risico dat een tegenpartij een verplichting niet volledig zal nakomen op devervaldag, maar op een niet nader omschreven latere datum.

Lissabonstrategie: een veelomvattende agenda van structurele hervormingen die in 2000 werdopgesteld door de Europese Raad van Lissabon, met als bedoeling de EU om te vormen tot “de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld”.

M1: een eng monetair aggregaat, dat de geldomloop omvat plus de bij MFI’s en de centrale over-heid (bijvoorbeeld de Post of de Schatkist) aangehouden girale deposito’s.

M2: een intermediair monetair aggregaat dat M1 omvat plus de bij de MFI’s en de centrale overheidaangehouden deposito’s met een opzegtermijn van ten hoogste drie maanden (kortlopende spaardeposito’s) en deposito’s met een vaste looptijd tot en met twee jaar (kortlopende termijn-deposito’s).

M3: een ruim monetair aggregaat dat bestaat uit M2 en verhandelbare instrumenten, voorname-lijk repo-overeenkomsten, aandelen/participaties in geldmarktfondsen en schuldbewijzen met eenlooptijd van ten hoogste twee jaar die door de MFI’s zijn uitgegeven.

Marginale beleningsfaciliteit: een permanente faciliteit van het Eurosysteem die door tegen-partijen kan worden benut om van een NCB krediet tot de volgende ochtend te verkrijgen tegeneen tevoren vastgestelde rentevoet (zie ook basisrentetarieven van de ECB).

Marktrisico: het risico dat de waarde van een investering zal afnemen als gevolg van veranderin-gen in de marktfactoren. Doorgaans worden vier marktrisicofactoren onderscheiden: aandelen-risico, renterisico, wisselrisico en grondstoffenrisico.

MFI’s (monetaire financiële instellingen): f inanciële instellingen die de gelduitgevende sector vanhet eurogebied uitmaken. Ze omvatten het Eurosysteem, ingezeten kredietinstellingen (zoals gede-finieerd in de communautaire regelgeving) en alle andere ingezeten f inanciële instellingen die erhun bedrijf van maken deposito’s en/of nauwe substituten van deposito’s aan te trekken van andereentiteiten dan MFI’s en voor eigen rekening (tenminste in economische zin) krediet te verstrek-ken en/of in effecten te beleggen. De laatstgenoemde groep bestaat hoofdzakelijk uit geldmarkt-fondsen.

260ECBJaarverslag2006

Page 262: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

MFI-rentetarieven: de rentevoeten die door ingezeten kredietinstellingen en andere MFI’s, metuitzondering van centrale banken en geldmarktfondsen, worden toegepast op in euro luidendedeposito’s en leningen ten opzichte van in de landen van het eurogebied ingezeten huishoudens enniet-f inanciële ondernemingen.

Minimale inschrijvingsrente: de laagste rentevoet waartegen de tegenpartijen mogen inschrijvenop variabele-rentetenders voor de basis-herfinancieringstransacties. Dit is een van de basisrente-tarieven van de ECB die de monetaire-beleidskoers weerspiegelen.

Monetair inkomen: het inkomen dat de NCB’s bij de uitoefening van de monetaire-beleidstakenvan het Eurosysteem verkrijgen uit activa die conform de richtlijnen van de Raad van Bestuurworden geoormerkt en aangehouden als tegenpost voor de in omloop zijnde bankbiljetten en dedepositoverplichtingen aan kredietinstellingen.

Monetaire analyse: een van de pijlers van het kader van de Europese Centrale Bank waarbinneneen uitgebreide analyse van de risico’s voor de prijsstabiliteit wordt gemaakt, die ten grondslagligt aan de monetaire-beleidsbeslissingen van de Raad van Bestuur. De monetaire analyse draagtbij tot de beoordeling van de middellange- tot langetermijntendensen van de inflatie, gezien denauwe relatie die bestaat tussen de geldhoeveelheid en de prijzen over langere tijdhorizons. Zehoudt rekening met de ontwikkelingen in een breed scala van monetaire indicatoren, met inbegripvan M3, de componenten en tegenposten van M3 (met name krediet) en verschillende maatstavenvan overliquiditeit (zie ook economische analyse).

Netto externe activa van de MFI’s: de externe activa van de MFI-sector van het eurogebied (zoalsgoud, bankbiljetten en muntstukken in buitenlandse valuta, door niet-ingezetenen van het euroge-bied uitgegeven schuldbewijzen en aan niet-ingezetenen van het eurogebied verstrekte leningen),minus de externe passiva van de MFI-sector in het eurogebied (zoals deposito’s van niet-ingeze-tenen van het eurogebied en repo-overeenkomsten, alsook de door hen aangehouden aandelen endeelbewijzen in geldmarktfondsen en door MFI’s uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd vanten hoogste twee jaar).

Obligatiemarkt: de markt waarin langerlopende schuldbewijzen worden uitgegeven en verhandeld.

Onderpand: activa die in pand zijn gegeven of op een andere manier overgedragen (bijvoorbeelddoor kredietinstellingen aan centrale banken) als garantie voor de aflossing van leningen, alsookactiva verkocht (bijvoorbeeld door kredietinstellingen aan centrale banken) in het kader van repo-overeenkomsten.

Open-markttransactie: een op initiatief van de centrale bank op de f inanciële markt uitgevoerdetransactie. Wat doelstellingen, frequentie en procedures betreft, kunnen de open-markttransactiesvan het Eurosysteem in vier categorieën worden verdeeld: basis-herfinancieringstransacties,langerlopende herfinancieringstransacties, “fine-tuning”-transacties en structurele transacties.Transacties met terugkoopverplichting vormen het belangrijkste open-marktinstrument van hetEurosysteem en kunnen voor alle vier soorten transacties worden gebruikt. Voor het uitvoeren vanstructurele transacties beschikt het Eurosysteem bovendien over de uitgifte van schuldbewijzenen rechtstreekse aan- en verkopen van waardepapieren, terwijl “f ine-tuning”-transacties kunnenworden uitgevoerd via rechtstreekse aan- en verkopen van waardepapieren, deviezenswaps en hetaantrekken van termijndeposito’s.

261ECB

Jaarverslag 2006

Page 263: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

Optie: een f inancieel instrument dat de bezitter het recht geeft, maar niet de verplichting oplegt,specif ieke activa (bijvoorbeeld een obligatie of een aandeel) tegen een vooraf bepaalde prijs (de uitoefenprijs) te kopen of te verkopen op of tot een zekere toekomstige datum (de uitoefen-of vervaldatum).

Overheid: volgens de definitie van het Europees Systeem van Rekeningen 1995 bestaat deze sec-tor uit ingezeten entiteiten die zich in hoofdzaak bezighouden met de productie van niet-markt-goederen en -diensten bestemd voor individueel of collectief gebruik en/of met de herverdelingvan het nationale inkomen en het nationale vermogen. De sector omvat de centrale overheid, dedeelstaatoverheid, de lagere overheid, alsook de sociale-verzekeringsinstellingen. Entiteiten inoverheidshanden die commerciële transacties uitvoeren, zoals overheidsbedrijven, worden niet totde algemene overheid gerekend.

Overige financiële intermediairs (OFI’s): een onderneming of quasi-onderneming (met uitzonde-ring van verzekeringsinstellingen of pensioenfondsen) met als hoofdfunctie f inanciële inter-mediatie door het aangaan van verplichtingen, andere dan in de vorm van chartaal geld, deposi-to’s en/of daarmee vergelijkbare f inanciële titels bij andere institutionele eenheden dan MFI’s.Het betreft in het bijzonder instellingen die zich hoofdzakelijk toeleggen op langetermijnfinan-ciering, zoals f inanciële lease, instellingen die zijn opgericht voor het aanhouden van geëffecti-seerde activa, andere f inanciële holdings, handelaren in effecten en derivaten (voor eigen reke-ning), risicokapitaal- en ontwikkelingskapitaalmaatschappijen.

Permanente faciliteit: een centrale-bankfaciliteit waarvan tegenpartijen op eigen initiatief gebruikkunnen maken. Het Eurosysteem biedt twee permanente faciliteiten met een looptijd tot de vol-gende ochtend aan, te weten de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit.

Prijsstabiliteit: het handhaven van de prijsstabiliteit is de voornaamste doelstelling van het Eurosysteem. De Raad van Bestuur definieert prijsstabiliteit als een jaarlijkse stijging van degeharmoniseerde consumptieprijsindex voor het eurogebied van minder dan 2%. De Raad vanBestuur verduidelijkte tevens met het oog op prijsstabiliteit te streven naar een inflatiecijfer, opde middellange termijn, van minder dan maar nabij 2%.

Primair saldo: nettofinancieringsbehoefte of -vermogen van de overheid exclusief rentebetalingenop geconsolideerde overheidsschulden.

Procedure bij buitensporige tekorten: artikel 104 van het Verdrag, dat nader wordt toegelicht inProtocol nr. 20 inzake de procedure bij buitensporige tekorten, verplicht de EU-lidstaten tot hethandhaven van begrotingsdiscipline, omschrijft de criteria voor een begrotingspositie die als eenbuitensporig tekort wordt beschouwd en bepaalt welke stappen moeten worden ondernomen indienwordt vastgesteld dat niet aan de vereisten voor het begrotingssaldo of de overheidsschuld is vol-daan. Artikel 104 wordt aangevuld door Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997inzake de bespoediging en verduidelijking van de toepassing van de procedure bij buitensporigetekorten (zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1056/2005 van de Raad van 27 juni 2005), diedeel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact.

Projecties: de resultaten van viermaal per jaar uitgevoerde prognoses van mogelijke toekomstigemacro-economische ontwikkelingen in het eurogebied. De projecties door medewerkers van hetEurosysteem worden gepubliceerd in juni en december, terwijl de projecties door medewerkersvan de Europese Centrale Bank (ECB) worden bekendgemaakt in maart en september. Ze maken

262ECBJaarverslag2006

Page 264: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

deel uit van de economische analyse van de monetaire-beleidsstrategie van de ECB en zijn derhalve één van de verschillende invalshoeken voor de beoordeling van de risico’s voorprijsstabiliteit door de Raad van Bestuur.

Raad van Bestuur: het hoogste besluitvormende orgaan van de Europese Centrale Bank (ECB).De Raad van Bestuur bestaat uit alle leden van de Directie van de ECB en de Presidenten van deNCB’s van de lidstaten die op de euro zijn overgegaan.

Referentiewaarde voor de groei van M3: het jaarlijkse groeitempo van M3 dat op middellange ter-mijn overeenstemt met het behoud van de prijsstabiliteit. Momenteel beloopt de referentiewaardevoor de jaarlijkse groei van M3 41⁄2%.

Repo-overeenkomst: een overeenkomst waarbij de verkoper van een activum er zich tegelijk toeverbindt dit activum tegen een vastgestelde prijs op een vooraf bepaalde datum of op verzoekopnieuw aan te kopen. Een dergelijke overeenkomst is vergelijkbaar met het opnemen van kredietop onderpand, met dit verschil dat de verkoper de eigendom van de effecten niet behoudt.

Reservebasis: de som van de in aanmerking komende balansposten (voornamelijk passiva) die debasis vormen voor de berekening van de reserveverplichtingen van een kredietinstelling.

Reserveratio: een door de centrale bank vastgesteld percentage voor elke categorie in aanmerkingkomende balansposten die deel uitmaken van de reservebasis. De ratio wordt gebruikt voor deberekening van de reserveverplichtingen.

Reserveverplichtingen: het minimumbedrag aan reserves dat een kredietinstelling bij hetEurosysteem dient aan te houden. Het naleven van de reserveverplichtingen wordt beoordeeld opgrond van de gemiddelde dagelijkse saldi gedurende een aanhoudingsperiode.

RTGS-systeem (real-time gross settlement system): een brutoverrekeningssysteem waarbijbetalingsopdrachten één-voor-één en continu verwerkt en verrekend worden (zonder saldering)(zie ook TARGET).

Schuldbewijs: een belofte van de emittent (d.w.z. de kredietnemer) om op een bepaald tijdstip ofbepaalde tijdstippen in de toekomst een of meerdere betalingen aan de houder (de kredietverstrek-ker) te doen. Dergelijke effecten dragen doorgaans een specif ieke rente (coupon) en/of wordenverkocht op discontobasis. Schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan eenjaar worden als langlopend beschouwd.

Stabiliteits- en groeipact: Het stabiliteits- en groeipact heeft tot doel in de derde fase van deEconomische en Monetaire Unie gezonde overheidsfinanciën te garanderen om betere voorwaar-den te creëren voor prijsstabiliteit en sterke, duurzame groei en aldus de werkgelegenheid te bevor-deren. Daartoe schrijft het pact voor dat de lidstaten begrotingsdoelstellingen op de middellangetermijn moeten opstellen. Het bevat eveneens concrete bepalingen inzake de procedure bijbuitensporige tekorten. Het pact omvat de tijdens de Europese Raad van Amsterdam op 17 juni 1997goedgekeurde Resolutie betreffende het stabiliteits- en groeipact en twee verordeningen van de Raad,namelijk i) Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997, over de versterking van hettoezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid,zoals gewijzigd bij Verordening (EG) 1055/2005 van 27 juni 2005, en ii) Verordening (EG) nr.1467/97 van 7 juli 1997 inzake de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van

263ECB

Jaarverslag 2006

Page 265: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

de procedure bij buitensporige tekorten, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) 1056/2005 van 27juni 2005. Het stabiliteits- en groeipact wordt aangevuld door het verslag van de Ecofin-Raad metals titel “De uitvoering van het stabiliteits- en groeipact verbeteren”, dat werd goedgekeurd doorde Europese Raad van Brussel op 22 en 23 maart 2005. Het wordt eveneens aangevuld door denieuwe gedragscode, met als titel “Specif ications on the implementation of the Stability and Growth Pact and Guidelines on the format and content of stability and convergence program-mes”, die door de Ecofin-Raad werd goedgekeurd op 11 oktober 2005.

Straight-through processing (STP): de geautomatiseerde “end-to-end”-verwerking van transactiesen betalingen, met inbegrip van de automatische aanmaak, bevestiging, clearing en verrekeningvan instructies.

Systeemrisico: het risico dat het onvermogen van een instelling om haar verplichting op de ver-valdag na te komen ertoe zal leiden dat andere instellingen hun verplichtingen op de vervaldagniet kunnen nakomen. Een dergelijk in gebreke blijven kan aanleiding geven tot aanzienlijkeliquiditeits- of kredietproblemen en zou dientengevolge de stabiliteit van of het vertrouwen in demarkten kunnen bedreigen.

TARGET (Trans-European Automated Real-time Gross settlement Express Transfer system): hetreal-time brutoverrekeningssysteem (RTGS-systeem) voor de euro. Het is een gedecentraliseerdsysteem dat bestaat uit 17 nationale RTGS-systemen, het betalingsmechanisme van de ECB en hetkoppelingssysteem (interlinking).

TARGET2: een nieuwe generatie van het TARGET-systeem waarin de bestaande gedecentraliseerdetechnische structuur zal worden vervangen door een gemeenschappelijk platform dat een geharmo-niseerde dienstverlening biedt met een uniform tarievenstelsel.

Tegenpartij: de andere partij bij een f inanciële transactie (bijvoorbeeld elke partij die een trans-actie aangaat met de centrale bank).

Transactie met terugkoopverplichting: een transactie waarbij de centrale bank activa koopt ofverkoopt krachtens een repo-overeenkomst of kredieten verleent tegen onderpand.

Verdrag: verwijst naar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (“Verdrag vanRome”). Het Verdrag werd verschillende keren gewijzigd, in het bijzonder door het Verdragbetreffende de Europese Unie (“Verdrag van Maastricht”), dat de grondslag vormde voor deEconomische en Monetaire Unie en de Statuten van het ESCB bevatte.

Verrekeningsrisico: een algemene term voor het risico dat de verrekening in een betalingssysteemniet volgens verwachting plaatsvindt. Dit kan zowel het krediet- als het liquiditeitsrisico betreffen.

Winstgevendheid (corporate profitability): een maatstaf voor de prestaties van ondernemingen ophet vlak van winstgevendheid, hoofdzakelijk in verhouding tot hun omzet, activa of eigen vermo-gen. Er bestaan een aantal verschillende ratio’s inzake winstgevendheid, gebaseerd op de jaarre-keningen van de ondernemingen, zoals de verhouding van het bedrijfsresultaat (omzet min bedrijfs-kosten) tot de omzet, de verhouding van het nettoresultaat (bedrijfsresultaat en resultaat uit andereactiviteiten, na belastingen, afschrijvingen en buitengewone baten en lasten) tot de omzet, hetrendement op de activa (dat het nettoresultaat relateert aan de totale activa) en het rendement ophet eigen vermogen (dat het nettoresultaat relateert aan het eigen vermogen). Op macro-

264ECBJaarverslag2006

Page 266: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

economisch niveau wordt als maatstaf voor de winstgevendheid vaak gebruik gemaakt van hetbruto-exploitatieoverschot, op basis van de nationale rekeningen, bijvoorbeeld in verhouding tothet bbp of de toegevoegde waarde.

265ECB

Jaarverslag 2006

Page 267: JAARVERSLAG 2006 - European Central Bank · 2007-04-23 · Tabel C Ratings van de overheidsschuld voor de eurolanden 74 7 Globalisering en het concurrentievermogen van het eurogebied

ISSN 1561459-X

9 7 7 1 5 6 1 4 5 9 0 0 2

JAARVERSLAG2006

200620062006200620062006200620062006200620062006

NL

EURO

PESE

CEN

TRAL

E BA

NK

JAAR

VERS

LAG

20

06