Upload
lamduong
View
222
Download
2
Embed Size (px)
Citation preview
Opslag en gebruik. Advies over PGS 16 t/m 24
LPG en propaan
�
LPG en propaan: opslag en gebruik
a d v i e s o v e r p g s 1 6 t / m 2 4
�
Voorwoord
De Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen wordt beheerd door de Ministeries van BZK, SZW
en VenW, onder leiding van het Ministerie van VROM. Het is een reeks van technische
stofspecifieke documenten, waarin richtlijnen worden gegeven voor opslag en gebruik
van bepaalde gevaarlijke stoffen. Daarnaast bevat deze reeks onder andere achtergrond-
documenten met rekenvoorschriften. De richtlijnen worden gebruikt bij vergunningverle-
ning en handhaving. Deze richtlijnen vinden hun oorsprong in de jaren zestig en zeventig
toen ze bekend waren als de serie richtlijnen van de Commissie Preventie van Rampen
door gevaarlijke stoffen. In zowel technisch-wetenschappelijk opzicht als wat betreft de
aansluiting op de huidige stelsels van wet- en regelgeving en normen voldoen de richtlij-
nen niet meer.
De Adviesraad Gevaarlijke Stoffen beoordeelde op verzoek van de regering enkele stof-
specifieke delen uit de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen. Voor deze beoordeling heeft
de Raad een toetsingskader ontwikkeld, waarbij wet- en regelgeving, normen en stan-
daarden worden betrokken. Daarbij onderscheidt de Raad drie aandachtsgebieden: tech-
nische integriteit, bedrijfsvoering en ruimtelijke context. Aan de hand hiervan toetst de
Raad of een specifiek deel uit de reeks toegevoegde waarde heeft ten opzichte van wet- en
regelgeving, normen en standaarden. De achtergrond van dit toetsingskader is beschre-
ven in het advies 'De Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen nader beschouwd' (Adviesraad
Gevaarlijke Stoffen, 2006).
Bovenstaande procedure is ook voor LPG en propaan doorlopen. Bij het beoordelen van
de richtlijnen over LPG en propaan heeft de Raad de actieve medewerking van deskundi-
gen in een commissie en van een bredere vertegenwoordiging van deskundigen in een
klankbordgroep gekregen. Daarmee is de deskundigheid vanuit bedrijven, kennisinstitu-
ten en overheid gemobiliseerd. De Raad dankt allen voor de inbreng van kennis en erva-
ring.
De voorzitter, De algemeen secretaris, De voorzitter van de raadswerkgroep,
Prof. dr ir J.G.M. Kerstens N.H.W. van Xanten, Ir C.M. Pietersen apotheker, toxicoloog, MPA
�
2
3
5
7
9
9
9
12
12
13
15
16
23
24
27
27
28
29
31
33
33
34
37
42
45
48
Inhoudsopgave
Voorwoord
Inhoudsopgave
Samenvatting
1 Inleiding
2 LPG/Propaan:veiligheidsrisico’sentoepassingen
Veiligheidsrisico’s LPG/propaan
LPG/propaanketen in Nederland
3 AchtergrondpublicatiesoverLPG/propaan
Historie van de PGS-delen voor LPG/propaan
Indeling van de PGS-delen voor LPG/propaan
4 Analyse
Technische integriteit: wet- en regelgeving, normen en standaarden
Bedrijfsvoering: wet- en regelgeving, normen en standaarden
Ruimtelijke context: wet- en regelgeving, normen en standaarden
5 Conclusies
Technische integriteit van LPG/propaaninstallaties
Bedrijfsvoering
Ruimtelijke context
6 Advies
Bijlagen
Bijlage �: Omschrijving van de begrippen LPG, butaan en propaan in wetgeving en in de
Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen
Bijlage �: Inventarisatie toepassingen en transportmodaliteiten
Bijlage �: Wet- en regelgeving en technische documentatie
Bijlage 4: NEN EN-normen voor installaties voor opslag en gebruik van LPG/propaan
Bijlage 5: Overzicht van specifieke regelgeving in de Wet milieubeheer voor toepassing
0000000 van LPG/propaan
Bijlage 6: Samenstelling raadswerkgroep, commissie en klankbordgroep; lijst
geïnterviewde personen
Colofon
4
De Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen wordt beheerd door de Ministeries van BZK,
SZW en VenW, onder leiding van het Ministerie van VROM. Het is een reeks van tech-
nische stofspecifieke documenten en achtergronddocumenten met rekenvoorschrif-
ten. De richtlijnen worden gebruikt bij vergunningverlening en handhaving. De
Adviesraad Gevaarlijke Stoffen beoordeelde op verzoek van de regering stofspeci-
fieke delen uit de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen die betrekking hebben op toe-
passingen van LPG/propaan. Dit betreft de PGS-delen �6 tot en met �4.
De Raad toetste hoe de borging van de veiligheidsaspecten bij opslag en gebruik van
LPG/propaan in de PGS-delen zich verhoudt met de borging in de vigerende wet- en
regelgeving, normen en standaarden. Daarbij onderscheidt de Raad drie aandachts-
gebieden die van belang zijn voor de veiligheid. Het betreft de technische integriteit,
de bedrijfsvoering en de ruimtelijke context.
Bij het beoordelen van de richtlijnen over LPG en propaan heeft de Raad de actieve
medewerking van deskundigen in de commissie en van een bredere vertegenwoordi-
ging van deskundigen in de klankbordgroep gekregen. Daarmee is de deskundigheid
vanuit bedrijven, kennisinstituten en overheid gemobiliseerd. De Raad vervulde hier-
bij een brugfunctie tussen beleid, praktijk en wetenschap.
Regelgeving voor het veilig omgaan met LPG/propaan blijft relevant. De productie en
ook een groot deel van het verbruik vindt plaats bij enkele grote LPG/propaaninstal-
laties (raffinaderijen, LPG-terminals en petrochemische bedrijven). Daarnaast is er
een scala aan toepassingen bij midden- en kleinverbruikers. Bovendien is er een
belangrijke transportstroom, zowel voor gebruik in Nederland als voor doorvoer naar
andere landen. Het aantal toepassingen voor LPG/propaan en ook de omvang is in
Nederland in de afgelopen jaren verder uitgebreid.
De Raad concludeert dat de PGS-delen in veiligheidskundig opzicht niet meer vol-
doen. Veel van de voorschriften in de huidige PGS-delen voor LPG/propaan betreffen
aspecten die inmiddels zijn geregeld in wet- en regelgeving of in nationale en inter-
nationale normen. Dit leidt enerzijds tot een overlap die in de praktijk eenvoudig tot
tegenstrijdigheden en daardoor tot knelpunten in de handhaving kan leiden.
Anderzijds ontbreken er in de PGS-delen thans belangrijke veiligheidsaspecten die
wel in de wet- en regelgeving of in nationale en internationale normen zijn geregeld.
Ook ontbreekt verwijzing naar de voor veiligheid essentiële integrale benadering van
systematische risicobeoordeling en veiligheidsbeheersing.
Samenvatting
5
Op basis van de analyse uit dit advies beveelt de Raad aan de delen van de
Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen die betrekking hebben op LPG en propaan - de
PGS-delen �6 tot en met �4 - te vervangen door een document met het karakter van
een overzichtsdocument.
De Raad adviseert in dit overzichtsdocument de relevante wet- en regelgeving, daar-
uit afgeleide normen, standaarden en praktijkrichtlijnen te noemen. Het is van
belang een dergelijk overzichtsdocument regelmatig te actualiseren, zowel wat
betreft wetgeving als wat betreft technische en wetenschappelijke inzichten die zijn
vastgelegd in normen en standaarden.
Tot slot acht de Raad het wenselijk naar analogie van dit overzichtsdocument de
AMvB's aan te passen, die gekoppeld zijn aan artikel 8.40 en 8.44 van de Wet milieu-
beheer en die betrekking hebben op opslag en gebruik van LPG/propaan.
Het genoemde overzichtsdocument kan worden gebruikt ten behoeve van vergun-
ningverlening en handhaving. De voor veiligheid verantwoordelijken (eigenaren en
beheerders van installaties en werkgevers) kunnen aan de hand van het genoemde
overzichtsdocument zorgen dat voldaan wordt aan de eisen en invulling geven aan
de technische en organisatorische maatregelen binnen de in het document gegeven
randvoorwaarden die de overheid stelt. Hiermee kan bovendien de benodigde ken-
nis over de effectiviteit van maatregelen worden gemobiliseerd.
6
�
In het werkprogramma van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen, dat op �0 september
�004 door de penvoerend minister aan de Staten-Generaal is aangeboden, is de
beoordeling van de PGS-richtlijnen over LPG/propaan van de voormalige Commissie
Preventie van Rampen door gevaarlijke stoffen opgenomen. Deze richtlijnen worden
gebruikt bij vergunningverlening en handhaving.
De aanduiding 'LPG/propaan' wordt in dit advies gebruikt voor (handels)propaan,
(handels)butaan en alle mengsels hiervan. Bijlage � bevat een overzicht van de
gehanteerde definities voor LPG/propaan in wetgeving en in de Publicatiereeks
Gevaarlijke Stoffen�.
De PGS-richtlijnen die betrekking hebben op LPG/propaan zijn vermeld in tabel �.
De in deze tabel genoemde publicaties zijn door de departementen die de PGS
beheren zonder inhoudelijke aanpassingen overgebracht naar de nieuwe
Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen; daarbij is alleen de nummering veranderd�.
OverzichtpublicatiesoverLPG/propaaninPublicatiereeksGevaarlijkeStoffen
Titel NummeringinPGSreeks
CPR 8-� Autogas (LPG) (4de druk �994) PGS �6
CPR 8-�S Autogas (LPG) supplement (4de druk �994)
CPR 8-� LPG-tankwagens (�ste druk �985) PGS ��
CPR 8-� Distributiedepots voor LPG, butaan, propaan (�ste druk �99�) PGS �8
CPR ��-� Propaan - Het gebruik van propaan op bouwterreinen (�ste druk �984) PGS �9
CPR ��-� Propaan (opslag tot 5 m� propaan en butaan) (�ste druk �986) PGS �0
CPR ��-� Propaan en butaan (opslag > 5 en < �50 m�) (�ste druk �990) PGS ��
CPR ��-4 Propaan - Toepassing in wegenbouwmachines en
onkruidbestrijdingmachines (�ste druk �990) PGS ��
CPR ��-5 Propaan - Vulstations van butaan- en propaanflessen (�ste druk �994) PGS ��
CPR ��-6 Propaan - Vulstations voor spuitbussen met propaan,
butaan en dimethylether (�ste druk �998) PGS �4
� De levering van LPG via LPG-tankstations wordt in Nederland middels het Besluit LPG-tankstations uitslui-tend toegestaan ten behoeve van motorvoertuigen. In Nederland worden via andere distributiekanalen pro-paan- en butaanmengsels geleverd voor de overige toepassingen.
� 'Van CPR-richtlijnen naar de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS)'. Brief van de staatssecretaris van VROM aan besturen van gemeenten, provincies, VNO-NCW en MKB-Nederland d.d. �� juni �005, kenmerk EV/�005.045�58.
Inleiding�
8
De Raad heeft in zijn analyse en advies de regelgeving voor vervoer van LPG/propaan
over het spoor en over het water buiten beschouwing gelaten. Ook de externe veilig-
heid – in termen van te hanteren veiligheidsafstanden ten opzichte van de omgeving
buiten een inrichting – is in het advies niet betrokken. Deze aspecten worden in de
stofspecifieke delen van de Publicatiereeks buiten beschouwing gelaten en zijn
elders geregeld.
9
LPG/Propaan: veiligheidsrisico's en toepassingen
�
De hoge brandbaarheid van LPG/propaan vormt in combinatie met de grote vluch-
tigheid het belangrijkste risico. Door de grote vluchtigheid vormt LPG/propaan,
samen met zuurstof uit de lucht, zeer gemakkelijk een brandbaar mengsel dat tot
intense warmtebelasting en explosies kan leiden. Voor opslag en transport worden
de producten door druk of sterke koeling vloeibaar gemaakt. Wanneer het onder
druk vloeibaar gemaakte gas vrijkomt, bijvoorbeeld door een lekkage vanuit een
opslagtank, expandeert het mengsel tot ongeveer ��0 maal zijn oorspronkelijke
volume. Wanneer dit mengsel (na menging met lucht) vervolgens ontbrandt, kan een
extra expansie optreden door de hoge verbrandingstemperatuur. Dit kan het volume
van de brandende wolk nog eens zes tot acht maal zo groot maken. Verder zal er een
explosie optreden. De drukgolf die daarbij ontstaat kan tot explosieschade leiden.
Daarnaast geeft ook de brandende gaswolk aanleiding tot ernstige schade. Een bij-
zondere vorm van mogelijke effecten van een LPG-ontsnapping is de zogenaamde
BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). Hierbij ontstaat bij instantaan
falen van een LPG-reservoir bij ontsteking een vernietigende vuurbal. Deze veroor-
zaakt schade zowel door directe verbranding en hittestraling, als door explosie-
effecten.
De Raad heeft de LPG/propaanketen en de toepassingen van LPG/propaan in
Nederland bestudeerd. Daarbij is een eerder in opdracht van het Rijk gemaakte
inventarisatie van de LPG/propaanketen in Nederland gehanteerd als startpunt. In
de figuur hieronder is de LPG/propaanketen schematisch weergegeven. De cijfers
zijn gebaseerd op gegevens van �00�. Er waren toen ca ��00 LPG-tankstations, elf
regionale distributiedepots, negen terminals en vijf raffinaderijen. Op de terminals
vindt het laden en lossen van zeeschepen met LPG/propaan plaats; in de raffinade-
rijen wordt LPG/propaan geproduceerd en deels ook gebruikt. Voor dit advies van de
Raad geeft de inventarisatie voldoende zicht op de orde van grootte van de stofstro-
men, ook al zijn de gegevens enigszins gedateerd.
v e i l i g h e i d s r i s i co ' s l p g / p r o pa a n
l p g / p r o pa a n k e t e n i n n e d e r l a n d
�0
�
Importenproductie
LPG/propaan wordt geïmporteerd als grondstof voor de petrochemie en voor direct
eindgebruik in Nederland, onder andere als autogas (een mengsel van propaan en
butaan). Daarnaast vindt in raffinaderijen en in beperkte mate in de petrochemie
productie van LPG/propaan plaats4.
Gebruik
LPG/propaan kent vele toepassingen in de industrie en in de samenleving, waaron-
der:
> grondstof voor de petrochemische en kunststofverwerkende industrie voor de
productie van diverse kunststoffen;
> motorbrandstof voor wegvervoermiddelen en voor heftrucks;
> motorbrandstof in de recreatie, bijvoorbeeld voor karting en in de watersport;
> bestanddeel van autobenzines. Het toevoegen van LPG wordt ook wel blending
genoemd en vindt plaats op de raffinaderijen;
� Ontleend aan het Hoofdrapport van het Project 'Integrale Ketenstudies ammoniak, chloor en LPG. Gedeelde Risico's Externe veiligheid productieketens ammoniak, chloor en LPG'. KPMG, TNO en Ecorys, in opdracht van het Ministerie van VROM (coördinator), november �004.
4 Produktketenanalyses ammoniak, chloor en LPG; Fase �: Technische/grondstoffelijke/economische en externe veiligheidsaspecten van de ketens. TNO-rapport R �00�/�05, juni �00�.
s a n k e y- d i a g r a m v a n d e l p g / p r o pa a n b a l a n s i n n e d e r l a n d ( g e ta l l e n i n k to n p e r j a a r , g e g e v e n s u i t 2 0 0 1 )
Tankauto �0
Spoor �0
Zee- en binnenvaart ��00
Levering aan LPG-station �0
Petrochemie �450
importmodaliteit
Tankauto �0
Spoor ��0
Zee- en binnenvaart 690
Pijpleiding �040
Tankauto ��0Zeevaart �60Binnenvaart �00Spoor �60Pijpleiding �60
Binnenvaart ��0
��0
Spoor �0
Tankauto 5�0
�80
export 5�0
export ��0
export �80
binnenland
export
binnenland
export
Terminals Vlissingen en Amsterdamtezamen 650
Raffinaderijen ��0
Verwerking en productie �450
Productie raffinaderijen �450
export 990
importbestemming verwerking en productie afvoer export
gebruik in eigen installatie �60
Terminal Vlissingen:Terminal Amsterdam:samen 650
Raffinaderijen ��0
��
> brandstof voor ruimteverwarming en voor koken. In gebieden die niet op het lan-
delijk aardgasnet zijn aangesloten, in vakantiebungalows en op campings wor-
den voor verwarming en voor koken propaan en butaan gebruikt. In de bouw
wordt deze brandstof gebruikt voor het versneld laten drogen van beton door mid-
del van mobiele warmteblazers. Een bijzondere toepassing is het gebruik van
LPG/propaan in mobiele bakkramen;
> brandstof bij het drogen van producten middels luchtverwarming (bijvoorbeeld
gras en granen);
> koudemiddel in de koel- en vriessector. In de groep van natuurlijke koudemidde-
len vormen de LPG-producten, vooral propaan, een belangrijke groep;
> drijfgas (propaan) voor diverse producten in spuitbussen, bijvoorbeeld cosmeti-
ca, onderhoudsartikelen en verflakken. Ook worden met propaan gevulde bussen
gebruikt om aanstekers opnieuw te vullen. Propaan wordt ook in de bouw gebruikt
voor verhitting (soldeerbranders).
Vervoer
Het transport naar eindgebruikers en naar regionale distributiedepots vindt voorna-
melijk per tankwagen plaats. De export van LPG vindt plaats via zee- en binnenvaart,
spoor en over de weg. In al deze gevallen betreft het transport van onder druk vloei-
baar gemaakte gassen, met uitzondering van de zeevaart, waar ook gekoeld transport
van LPG/propaan plaatsvindt. Er vindt bovendien transport plaats via buisleidingen,
met name tussen bedrijven in Zuidwest-Nederland. Een uitbreiding van dit leidingen-
netwerk wordt overwogen5.
In bijlage � is een meer gedetailleerd overzicht opgenomen van toepassingen van
LPG/propaan met een schatting van de omvang binnen Nederland. Tevens wordt een
overzicht gegeven van de verschillende transportmodaliteiten voor LPG en hun
omvang binnen Nederland.
5 Zie voetnoot 4.
��
In �964 werd de interdepartementale Commissie Preventie van Rampen door gevaar-
lijke stoffen (CPR) ingesteld onder andere naar aanleiding van enkele incidenten
met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens transport. Er was behoefte aan
inzicht in de gevaarsaspecten van stoffen die in de sterk groeiende chemische indu-
strie werden gebruikt. De CPR werkte met subcommissies die richtlijnen opstelden
voor veilige opslag en veilig gebruik van gevaarlijke stoffen en in enkele gevallen
ook voor veilig vervoer van deze stoffen.
In juli �004 is de CPR opgeheven. Daarna zijn de bestaande CPR-richtlijnen opgeno-
men in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS), die door de Ministeries van
BZK, SZW en VenW, onder leiding van het Ministerie van VROM, wordt beheerd.
Tegenwoordig is de Werkgroep Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen het interdeparte-
mentale overlegorgaan.
Een uitgebreider historisch overzicht van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen is
opgenomen in het advies over de reeks als geheel6. In de context van huidige ont-
wikkelingen in wet- en regelgeving, normen en standaarden geeft de Raad hierin
ook zijn visie op de functie van deze reeks.
De Subcommissie propaan van de CPR stelde sinds �9�9 een aantal publicaties op
over toepassing en opslag van LPG. De Subcommissie propaan bouwde voort op de
publicaties van de Benzinecommissie �9��. Voor toepassingen van propaan anders
dan als brandstof voor motorvoertuigen is de CPR ��-serie opgesteld; hiervan ver-
scheen alleen een eerste druk. Voor toepassingen van LPG als brandstof voor motor-
voertuigen is de CPR 8-serie opgesteld, waarvan voor twee publicaties in �994 een
vierde druk verscheen. De wijzigingen betroffen aansluiting op veranderingen in
wetgeving en actualisering van technische en organisatorische maatregelen.
De publicaties over LPG/propaan dateren van acht tot meer dan twintig jaar gele-
den. Inmiddels hebben vele technische ontwikkelingen plaatsgevonden, zijn inzich-
ten over organisatorische maatregelen veranderd en zijn ook de maatschappelijke
standpunten over veiligheid en milieubescherming gewijzigd. De veranderingen zijn
in algemene zin neergeslagen in gewijzigde nationale en ook Europese wet- en
regelgeving en in normen. Bovendien werd de invloed van de Europese Unie in de
afgelopen decennia groter, ook op het gebied van wet- en regelgeving voor het veilig
omgaan met stoffen.
6 'De Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen nader beschouwd'. Adviesraad Gevaarlijke Stoffen. Den Haag, �006.
Achtergrond publicaties over LPG/propaan
�
h i s to r i e v a n d e p g s - d e l e n
v o o r l p g / p r o pa a n
��
Hieronder is nogmaals het overzicht gegeven van de publicaties over LPG/propaan in
de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen.
OverzichtpublicatiesoverLPG/propaaninPublicatiereeksGevaarlijkeStoffen
Titel NummeringinPGSreeks
CPR 8-� Autogas (LPG) (4de druk �994) PGS �6
CPR 8-�S Autogas (LPG) supplement (4de druk �994)
CPR 8-� LPG-tankwagens (�ste druk �985) PGS ��
CPR 8-� Distributiedepots voor LPG, butaan, propaan (�ste druk �99�) PGS �8
CPR ��-� Propaan - Het gebruik van propaan op bouwterreinen (�ste druk �984) PGS �9
CPR ��-� Propaan (opslag tot 5 m� propaan en butaan) (�ste druk �986) PGS �0
CPR ��-� Propaan en butaan (opslag > 5 en < �50 m�) (�ste druk �990) PGS ��
CPR ��-4 Propaan - Toepassing in wegenbouwmachines en
onkruidbestrijdingmachines (�ste druk �990) PGS ��
CPR ��-5 Propaan - Vulstations van butaan- en propaanflessen (�ste druk �994) PGS ��
CPR ��-6 Propaan - Vulstations voor spuitbussen met propaan,
butaan en dimethylether (�ste druk �998) PGS �4
De PGS-delen voor LPG/propaan zijn ingedeeld naar toepassing en daarbinnen is
soms een onderverdeling gemaakt op basis van toegepast volume. De indeling naar
volume is niet altijd logisch. Zo zijn in PGS �0 en PGS �� de gekozen volumegrenzen
voor het reservoir (5 m�) arbitrair, zowel gelet op de bestaande wetgeving als op
technisch-inhoudelijke argumenten.
Daarnaast heeft de indeling naar toepassing nadelen. In de loop van de jaren zijn
nieuwe toepassingen ontstaan die nu niet geregeld worden in de Publicatiereeks,
zoals bijvoorbeeld het gebruik van LPG voor karting en waterskiboten, het gebruik
van propaan in (mobiele) bakkramen, het gebruik van specifieke LPG-aflevertoestel-
len voor stadsbussen en het gebruik van propaan als koelmiddel�. Nieuwe toepas-
singen zullen blijven ontstaan. Om deze redenen is naar het oordeel van de Raad een
indeling die onafhankelijk is van de toepassing meer geschikt.
Door de indeling in de huidige negen delen is er sprake van herhaling in de diverse
delen. Alle PGS-delen voor LPG en propaan geven op detailniveau een operationele
uitwerking van de veiligheidseisen. Daarbij worden eisen gesteld aan aspecten van
technische integriteit (bijvoorbeeld constructie-eisen), aan bedrijfsvoering (bijvoor-
beeld een beschrijving van de onderdelen van een noodplan of taken en verantwoor-
delijkheden) en aan onderlinge afstanden tussen installatie-onderdelen en gebou-
wen op het terrein. Voorschriften over de bedrijfsvoering (noodplan, taken en verant-
woordelijkheden), eisen aan de technische integriteit van reservoirs, leidingen en
toebehoren en ook voorschriften voor de inspecties en keuringen worden in meer-
dere delen herhaald. Daarbij valt op dat er voor gelijksoortige activiteiten verschil-
lende voorschriften zijn ontstaan. Deels zijn deze verschillen te verklaren met 'voort-
� Algemene veiligheidseisen voor de veiligheid bij toepassingen van koelmiddelen (waaronder propaan) in koelinstallaties zijn beschreven in prEN��8 'Refrigerating systems and heat pumps – Safety and environ-mental requirements'.
i n d e l i n g v a n d e p g s - d e l e n
l p g / p r o pa a nto e pa s s i n g e n
�4
schrijdend inzicht': de publicatie van de verschillende delen strekt zich immers uit
over een periode van meer dan tien jaar.
De PGS-delen over LPG/propaan bevatten voorts informatie over fysische, chemische
en toxicologische eigenschappen van deze stoffen en informatie over EHBO bij onge-
vallen met LPG/propaan. Deze onderdelen van de PGS-delen zijn in de verdere
beoordeling door de Raad niet in beschouwing genomen.
�5
De Raad beoordeelde de PGS-delen voor LPG/propaan aan de hand van het toet-
singskader voor het beoordelen van stofspecifieke richtlijnen. Hierin onderscheidt
de Raad drie aandachtsgebieden die van belang zijn voor de technische en organisa-
torische veiligheid van systemen. Het betreft: technische integriteit, bedrijfsvoering
en ruimtelijke context. In het algemene advies over de Publicatiereeks is dit toet-
singskader en de ontwikkeling ervan nader beschouwd8.
Technischeintegriteit
De technische integriteit van installaties en apparatuur heeft betrekking op de func-
tionele eisen en veiligheidseisen. Deze eisen hebben consequenties voor ontwerp,
bouw, ingebruikname en gebruik van de installaties en apparatuur, maar ook voor
periodieke keuring en inspecties en voor onderhoud.
Veel van de LPG/propaaninstallaties worden gebruikt door personen zonder speci-
fieke instructie of opleiding. Dit geldt vooral voor de kleinere LPG/propaaninstalla-
ties zoals installaties voor autogas, voor ruimteverwarming of voor tankstations. Een
veilige bediening van de installaties moet daarom mede worden gewaarborgd door
de technische integriteit van de installaties.
Bedrijfsvoering
De bedrijfsvoering heeft betrekking op taken, bevoegdheden en verantwoordelijkhe-
den, cultuur, opleiding en training, werkinstructies, noodplan en blusmiddelen. In
een veiligheidsbeheerssysteem worden al deze aspecten systematisch behandeld.
Ruimtelijkecontext
Het begrip ruimtelijke context omvat de zaken die aan de orde zijn bij het veilig
inrichten van het terrein van een installatie. Dit betreft onder andere de onderlinge
afstand tussen bedrijfsonderdelen, om brandoverslag en -doorslag maar ook om
explosies te voorkomen. Tevens betreft het de plaatsing van bedrijfsonderdelen op
het terrein en de routering van goederen en personen over het terrein. Dergelijke
voorzieningen dragen bij aan het voorkomen van en beperken van de gevolgen van
een ongeval binnen en buiten het terrein van de inrichting.
De veiligheidsafstanden van installatieonderdelen ten opzichte van gebouwen bui-
ten de inrichting vormen in principe onderdeel van het begrip ruimtelijke context. Dit
aspect is echter niet in dit advies betrokken. Het onderwerp vormt namelijk geen
onderdeel van de stofspecifieke PGS-delen en is bovendien elders geregeld.
8 Zie voetnoot 6.
Analyse4
�6
De Raad heeft voor de drie genoemde aandachtsgebieden de wet- en regelgeving,
vigerende (inter)nationale normen en standaarden geïnventariseerd en vervolgens
beoordeeld of de veiligheid bij toepassing van LPG/propaan daarmee voldoende kan
worden geborgd.
Er zijn door de Raad geen belangrijke technische ontwikkelingen bij opslag en
gebruik van LPG/propaan geconstateerd die niet door de bestaande wetgeving en
normen worden afgedekt. Hieronder worden de relevante wetgeving en normen
behandeld.
Eisenaantechnischeintegriteitvanstationairedrukapparatuur
Warenwetbesluit drukapparatuur
De technische integriteit – en daarmee de veiligheidseisen voor (het ontwerp van)
installaties voor toepassing en opslag van gassen onder druk, waaronder LPG/pro-
paan – is met name geregeld in het Warenwetbesluit drukapparatuur9. Dit besluit
bevat doelvoorschriften die het beoogde veiligheidsniveau beschrijven en daarmee
worden uniforme eisen gesteld aan drukapparatuur. De eisen zijn onder andere
gericht op de sterkte van drukapparatuur onder verschillende omstandigheden,
maar ook op veilige bediening, inspectiemiddelen, aftap- en ontluchtingsmiddelen,
corrosie, slijtage, samenstellen van verschillende onderdelen, vulinrichtingen en over-
vulbeveiliging, veiligheidsappendages, alsmede beveiliging tegen uitwendige brand.
Met het Warenwetbesluit drukapparatuur is de Europese richtlijn voor drukappara-
tuur (Pressure Equipment Directive of PED, �99�)�0 in Nederland geïmplementeerd.
Bijlage � bevat een meer uitgebreide beschrijving van zowel de Europese richtlijn als
het Warenwetbesluit drukapparatuur. De eisen van de Europese richtlijn voor ont-
werp en nieuwbouw worden nader ingevuld in geharmoniseerde NEN EN-normen (zie
bijlage 4).
9 Warenwetbesluit drukapparatuur (Stb. �999, ���).�0 Pressure Equipment Directive, 9�/��/EC.
t e c h n i s c h e i nt e g r i t e i t :
w e t- e n r e g e l r e v i n g ,
n o r m e n e n s ta n d a a r d e n
TechnischeIntegriteit
Ontwerp, bouw en ingebruikname van
drukapparatuur
Onafhankelijk toezicht bij periodieke
keuring en inspecties en onderhoud
Explosieveiligheid
Bedrijfsvoering
Onderdelen veiligheidsbeheerssysteem
o.a.: taken, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden
Opleiding en training
Werkinstructies
Cultuur
Noodplan
Blusmiddelen
Ruimtelijkecontext
Gevarenzones rondom elektrische
installaties
Onderlinge afstanden tussen onder-
delen van de LPG/propaaninstallatie,
opslag en gebouwen op het terrein
Afstandseisen ten opzichte van
gebouwen buiten de inrichting
a a n d a c h t s g e b i e d e n i n h e t to e t s i n g s k a d e r
��
Warenwetbesluit drukapparatuur niet voor druk tot maximaal 50 kPa
Voor de onderdelen van de LPG/propaaninstallatie met een lagere druk (maximaal
50 kPa of 0,5 atm overdruk ten opzichte van atmosferische druk of lager) is het
Warenwetbesluit drukapparatuur niet van toepassing. Dit zijn bijvoorbeeld de toe-
voerleidingen voor propaan of butaan vanaf een LPG-reservoir buiten naar verwar-
mingstoestellen binnenshuis. Voor dergelijke installatieonderdelen gelden de regels
uit de Arbowetgeving voor een algemene zorgplicht van de werkgever en voor veilig-
heid van arbeidsmiddelen en arbeidsplaatsen.
Eisen Warenwetbesluit drukapparatuur afhankelijk van risicocategorie
Het Warenwetbesluit drukapparatuur richt zich – in navolging van de Europese richt-
lijn – op de systemen (of onderdelen van systemen) met een druk boven 50 kPa (of
0,5 atm overdruk ten opzichte van atmosferische druk). Aan de veiligheid van syste-
men onder druk worden in dit besluit specifieke eisen gesteld die afhankelijk zijn
van de indeling in één van de vier risicocategorieën. Afhankelijk van de risicocatego-
rie (I tot en met IV), die bepaald wordt door het volume, de nominale diameter van
leidingen en de overdruk ten opzichte van atmosferische druk, de fasetoestand van
de stof en de gevaarsgroep van de stof, zijn de eisen meeromvattend (zie bijlage �).
Voor de installatieonderdelen die vallen in de laagste risicocategorie (I) geeft het
Warenwetbesluit drukapparatuur geen specifieke eisen, maar daarvoor gelden wel
de nationale regels voor 'goed vakmanschap' om een veilig gebruik te waarborgen.
In Nederland zijn hiervoor de algemene kaders vastgelegd in de Arbeidsomstandig-
hedenwet �998 (zie ook pagina ��).
NPR 2578 met nadere regels voor de gebruiksfase van drukapparatuur
De Europese richtlijn voor drukapparatuur heeft betrekking op de technische integri-
teit van de drukapparatuur en is alleen gericht op de ontwerp- en nieuwbouwfase.
Het Warenwetbesluit drukapparatuur bevat daarnaast tevens aanvullende (nationa-
le) veiligheidseisen voor de gebruiksfase. Deze laatste eisen zijn op initiatief van de
branche ingevuld in een Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR �5�8)��. De praktijkricht-
lijn geldt ook voor de hierboven genoemde leidingen en appendages met lagere druk
en regelt dat bij de periodieke keuringen de technische integriteit van de gehele
installatie wordt beoordeeld. In het algemeen is deze NPR van toepassing op LPG/
propaaninstallaties die vallen binnen het werkingsgebied van het Warenwetbesluit
drukapparatuur en/of PGS �6 tot en met �4, met uitzondering van LPG-tankwagens
(PGS ��, zie ook pagina ��).
De NPR �5�8 hanteert als uitgangspunt dat bepaalde LPG/propaaninstallaties ook
gebruikt worden door personen zonder specifieke instructie of opleiding. Dit geldt
vooral voor de kleinere LPG/propaaninstallaties. Een veilige bediening van de instal-
laties moet daarom mede worden gewaarborgd door de technische integriteit van de
installaties.
Algemene praktijkregels voor drukapparatuur in ontwikkeling
Algemene praktijkregels voor drukapparatuur, niet specifiek voor LPG/propaan, wor-
den momenteel opgesteld door de Technische Commissie voor Drukapparatuur.
Daarin worden de regels over de gebruiksfase nader uitgelegd. Deze algemene prak-
tijkregels zullen de plaats innemen van de inmiddels verouderde Regels voor
Toestellen onder Druk.
�� Nederlandse Praktijkrichtlijn �5�8 'Beheer en onderhoud van LPG-, propaan- en butaaninstallaties'. NEN, september �006.
�8
Eisenaantechnischeintegriteitvantransportabeledrukapparatuur
Het wettelijk kader in Nederland voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
wordt in hoofdzaak gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen�� en het Besluit
vervoer gevaarlijke stoffen��. Het Europese kader voor deze nationale wetgeving
vormt richtlijn 94/55/EG, waarmee de bepalingen van het Accord Européen relatif au
transport international des marchandises dangereuses par route (ADR)�4 voor weg-
transport werden overgenomen. In het ADR zijn specifieke, gedetailleerde eisen voor
transport opgenomen�5.
De wettelijke eisen voor nieuwe vervoerbare drukapparatuur (zoals flessen, cilin-
ders, maar ook tanks van tankwagens en tankwagons) zijn op Europees niveau vast-
gelegd in het Transportable Pressure Equipment Directive of TPED�6 en in Nederland
geïmplementeerd in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Het betreft eisen aan de
technische integriteit van de drukapparatuur en aan periodieke keuringen. Deze
eisen hebben betrekking zowel op het ontwerp en de nieuwbouwfase als op de
gebruiksfase en zijn van toepassing op de drukapparatuur waarin LPG/propaan
wordt vervoerd. Binnen de EU worden op basis van het TPED geharmoniseerde nor-
men opgesteld waarin de eisen van het TPED voor ontwerp en nieuwbouw nader wor-
den ingevuld.
Regelsvooronafhankelijktoezichttechnischeintegriteitdrukapparatuur
Onafhankelijk toezicht onder Warenwetbesluit drukapparatuur
Het toezicht bij ontwerp en nieuwbouw van stationaire drukapparatuur is op Europees
niveau in de Europese richtlijn voor drukapparatuur geregeld. Hiervoor zijn door de
nationale overheden keuringsinstellingen aangemeld bij de Europese Commissie
(zogenoemde Aangewezen Aangemelde Keuringsinstellingen (AAKI) of Notified
Bodies��). Verschillende Nederlandse keuringsinstellingen zijn aangemeld bij de
Europese Commissie.
Voor het toezicht bij ingebruikname en bij periodieke herkeuring van drukapparatuur
in Nederland zijn in het kader van het Warenwetbesluit drukapparatuur nationale
keuringsinstellingen aangewezen door het ministerie van SZW (zogenoemde
Aangewezen Keuringsinstellingen (AKI)). Deze keuringsinstellingen toetsen de appa-
ratuur in de gebruiksfase. Dit zijn voor een deel andere dan de keuringsinstellingen
die de toetsing in de nieuwbouwfase verzorgen. Analoge regels gelden voor onaf-
hankelijk toezicht bij ontwerp en nieuwbouw van transportabele drukapparatuur.
Onafhankelijk toezicht niet onder Warenwetbesluit drukapparatuur: NPR 2578
Niet alle drukapparatuur valt onder de wettelijke verplichting van onafhankelijk toe-
zicht. Bovendien is de aard en intensiteit van het toezicht afhankelijk van de indeling
�� Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Stb. �995, 5�5).�� Besluit vervoer gevaarlijke stoffen (Stb. �996, �9�).�4 Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route. Genève, �0
september �95� (Trb. �959, ���). Implementatie van richtlijn 94/55/EG (inclusief de wijzigingen op grond van richtlijn �999/4�/EG) heeft plaatsgevonden door middel van de Regeling vervoer over land van gevaar-lijke stoffen (Stcrt �998, �40; wijziging ter implementatie van richtlijn �00�/�8/EG: Stcrt �00�, �4�).
�5 De eisen in het ADR betreffen enerzijds de goederen zelf, alsmede de verpakking (flessen, containers) en etikettering (annex A) en anderzijds het voertuig (annex B).
�6 Transportable Pressure Equipment Directive, 99/�6/EC.�� De Notified Bodies gebruiken werkafspraken over het hanteren van de eisen uit het PED die op Europees
niveau zijn vastgelegd. Dit zijn de zogenoemde Working group Pressure Guidelines (zie ook bijlage �).
�9
in risicocategorieën. In bijlage � (pagina �8) worden de criteria voor verplicht onaf-
hankelijk toezicht beschreven.
Voor een LPG-tankstation betekent dit in de praktijk dat het reservoir onder het regi-
me van het Warenbesluit drukapparatuur valt, inclusief verplicht onafhankelijk toe-
zicht. De appendages van het LPG-reservoir, het leidingwerk tot en met het aflever-
toestel vallen wel onder het Warenwetbesluit drukapparatuur, maar in de laagste
risicocategorie, waar de algemene regels gelden en onafhankelijk toezicht niet ver-
plicht gesteld is.
In de hierboven genoemde NPR �5�8 zijn nationale afspraken vastgelegd voor onaf-
hankelijk toezicht in de gebruiksfase. Dit betreft regels voor keuring bij ingebruikne-
ming en periodieke herbeoordeling met inbegrip van een eindinspectie en gasdicht-
heidbeproevingen. Deze regels hebben betrekking op de hele LPG/propaaninstalla-
tie, inclusief leidingen en appendages, dat wil zeggen ook de delen van drukappara-
tuur die buiten de wettelijke verplichting voor onafhankelijk toezicht vallen. Deze
praktijkrichtlijn bevat algemene eisen over de technische integriteit en verwijst naar
de relevante normen specifiek voor toepassing van drukapparatuur voor LPG en pro-
paan. In deze NPR worden ook de onderhoudsschema's (inhoud en periodiciteit) op
basis van de NEN EN-normen (serie ��8�� tot en met ��8�0, zie bijlage 4) beschre-
ven. Tevens is een keurmerk voor installateurs opgenomen, die betrokken zijn bij de
installatie en het onderhoud aan LPG/propaanapparatuur.
s c h e m at i s c h o v e r z i c h t v a n w e t- e n r e g e lg e v i n g v o o r d r u k a p pa r at u u r e n g e r e l at e e r d e t e c h n i s c h e d o c u m e nt e n
Warenwetbesluitdrukapparatuur Pressure Equipment Directive
EU-normen Working group Pressure Guidelines
Toezicht NoBo's of AAKI's
nationaal EuropeesStationairedrukapparatuur
Praktijkregels
Toezicht AKI's
ontwerp/nieuwbouw
in gebruikname/gebruik
Wetvervoergevaarlijkestoffen Transport Pressure Equipment Directive
EU-normen
Working group Pressure Guidelines
Toezicht NoBo's of AAKI's
Transportabeledrukapparatuur
ontwerp/nieuwbouw
in gebruikname/gebruik
�0
Eisenaandetechnischeintegriteitvanspecifiekeinrichtingen
Grote LPG/propaaninstallaties
Voor grotere LPG/propaaninstallaties – bijvoorbeeld raffinaderijen, LPG-terminals
en petrochemische bedrijven – kunnen via de vergunning in het kader van de Wet
milieubeheer nadere eisen aan de technische integriteit van de installatie worden
gesteld, aanvullend op de eisen uit het Warenwetbesluit drukapparatuur. Zo worden
in het Besluit risico's zware ongevallen �999 eisen gesteld aan de grotere LPG/pro-
paaninstallaties�8. Dit besluit vormt een belangrijk deel van de implementatie van
de Seveso II-richtlijn, een EU-richtlijn die is gericht op het beheersen van gevaren
van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken�9. Het Brzo �999
richt zich op arbeidsveiligheid, externe veiligheid, rampenbeheersing en rampenbe-
strijding. Hierin worden aan werkgevers en drijvers van inrichtingen eisen gesteld.
Dit betreft onder andere eisen aan de veiligheid en betrouwbaarheid van ontwerp,
constructie en exploitatie en aan het onderhoud van de gehele installatie.
LPG-tankstations
Het Besluit LPG-tankstations�0 beschrijft concrete eisen voor de technische integri-
teit van LPG-tankstations en bevat voorschriften voor ontwerp en bouw, voor perio-
dieke keuring, inspectie en onderhoud. Deze eisen zijn een aanvulling op de voor-
schriften die verbonden zijn aan de vergunning Wet milieubeheer voor de beheerder
van de inrichting (zie ook bijlage 5). Het Besluit LPG-tankstations vermeldt uitdruk-
kelijk dat de regels uit dit besluit niet van toepassing zijn wanneer het drukappara-
tuur betreft waarvoor het Warenwetbesluit drukapparatuur geldt.
Daarnaast heeft het Besluit LPG-tankstations betrekking op de onderdelen van het
LPG-tankstation die vallen buiten de werkingsfeer van het Warenwetbesluit drukap-
paratuur, zoals leidingen met lagere druk of kleinere diameter. In dit besluit wordt
verwezen naar CPR 8-� (inmiddels PGS �6). De NPR �5�8 is ook van toepassing voor
LPG-tankstations waardoor voorzien is in regels voor beheer en onderhoud van LPG/
propaaninstallatie op deze tankstations.
Overige inrichtingen voor LPG/propaan
Voor bepaalde inrichtingen waar LPG/propaan wordt gebruikt of opgeslagen, zijn op
grond van artikel 8.40 uit Wet milieubeheer via algemene maatregelen van bestuur
concrete eisen aan de technische integriteit gesteld. In bijlage 5 is een aantal van
deze AMvB's (artikel 8.40 Wet milieubeheer) nader beschouwd. Het betreft eisen
aan inrichtingen met apparatuur voor gebruik en opslag van propaan tot �� m� en
aan inrichtingen met gasflessen voor gebruik of opslag van propaan. Deze AMvB's,
nu nog opgesteld per branche, zullen per � januari �00� worden herzien en gerang-
schikt per activiteit in een Algemene activiteiten-AMvB��.
Ook deze AMvB's (artikel 8.40 Wet milieubeheer) bevatten uitsluitingsbepalingen
wanneer het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is. Voor de onderde-
len van de LPG/propaaninstallatie die vallen buiten de werkingssfeer van dit
�8 Het Brzo �999 (Stb. �999, 4�9) is in �005 gewijzigd, in verband met de uitvoering van richtlijn �00�/�05/EG tot wijziging van richtlijn 96/8�/EG (Seveso II-richtlijn). Het Brzo �999 geldt voor opslag of bewerking van LPG vanaf �0 ton LPG. Aanvullende eisen uit het Brzo �999 gelden voor opslag of bewerking van LPG vanaf 500 ton LPG.
�9 Richtlijn 96/8�/EG. De implementatie van de Seveso II-richtlijn in Nederlandse wetgeving werkt niet alleen door in de Wet milieubeheer, maar tevens in de Arbeidsomstandighedenwet, de Wet rampen en zware onge-vallen en de Brandweerwet �985.
�0 Besluit LPG-tankstations milieubeheer (Stb. �988, 95) is via artikel 8.44 gekoppeld aan de Wet milieube-heer (Stb. �9�9, 44�).
�� Het Besluit LPG-tankstations vormt geen onderdeel van deze herziening.
��
Warenwetbesluit regelen de AMvB's de technische integriteit via voorschriften voor
ontwerp en bouw, en voor periodieke keuring en inspectie en onderhoud. In de
AMvB's (artikel 8.40 Wet milieubeheer) wordt verwezen naar de CPR-richtlijnen
(inmiddels PGS) voor de betreffende toepassing.
Voor LPG/propaaninstallaties die buiten de werkingsfeer van de Wet milieubeheer
vallen, geldt de Arbeidsomstandighedenwet �998 voor zover er sprake is van een
arbeidsrelatie. De Arbeidsomstandighedenwet �998�� regelt onder meer de ver-
plichtingen van werkgever en werknemer bij het voeren van een arbeidsomstandig-
hedenbeleid, ter voorkoming van ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrok-
ken. In algemene termen stelt de Arbeidsomstandighedenwet �998 eisen aan de
technische integriteit van arbeidsmiddelen, zoals deugdelijkheid, geschiktheid,
periodieke keuring en bedieningsystemen. Deze eisen zijn ook van toepassing op
LPG/propaaninstallaties.
De NPR �5�8 is van toepassing voor beheer en onderhoud van zowel de installaties
die vallen onder AMvB's (artikel 8.40 Wet milieubeheer), de grote installaties die val-
len onder het Brzo �999, als de installaties die buiten de werkingssfeer van de Wet
milieubeheer vallen.
Eisenaanexplosieveiligheid
De Europese richtlijnen 94/9/EG (of ATEX�� 95) en �999/9�/EG (of ATEX ���) zijn in
Nederland geïmplementeerd in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel respec-
tievelijk in het Arbobesluit�4. Het Warenwetbesluit explosieveilig materieel en de
relevante delen van het Arbobesluit zijn gericht op het beheersen van risico's bij het
toepassen van explosieve stoffen of mengsels en gelden daarom voor alle toepassin-
gen van LPG/propaan. Met deze wetgeving worden eisen gesteld aan de technische
integriteit van apparatuur en beveiligingssystemen die gebruikt wordt op plaatsen
met ontploffingsgevaar. Ook worden minimumvoorschriften gegeven voor bescher-
ming van werknemers op arbeidsplaatsen met explosiegevaar, o.a. een gevaren-
zone-indeling. Tevens worden nadere voorschriften voor de risico-inventarisatie en
-evaluatie en het explosieveiligheidsdocument gegeven, waarbij in het Arbobesluit
wordt verwezen naar de NPR �9�0-��5.
TechnischeintegriteitinPGS-delen
PGS-delen en Regels voor Toestellen onder Druk
De richtlijnen in de PGS-delen voor LPG/propaan dateren uit de tijd dat de Stoomwet
van kracht was. De PGS-delen geven gedetailleerde middelvoorschriften voor het
ontwerp en de fabricage van reservoirs, leidingsystemen en toebehoren. De te
gebruiken materialen en verbindingstechnieken (lassen) worden beschreven en ook
eisen aan keuringen en periodieke inspecties. Hierbij wordt veelvuldig verwezen
naar de verouderde eisen uit de Regels voor Toestellen onder Druk�6. Met het in wer-
king treden van het Warenwetbesluit drukapparatuur zijn de regels die gekoppeld
�� Arbeidsomstandighedenwet �998 (Stb. �999, �84). �� ATEX staat voor Atmosphères Explosives. Zie ook bijlage �, pagina �9.�4 Warenwetbesluit explosieveilig materieel (Stb. �995, ��9). Arbobesluit (Stb. �99�, 60).�5 NPR �9�0-� 'Gevarenzone-indeling met betrekking tot ontploffingsgevaar – Deel �: Gasontploffingsgevaar',
gebaseerd op NEN EN IEC 600�9-�0, juli �00�.�6 De Regels voor Toestellen onder Druk werden opgesteld door de commissie voor drukapparatuur.
��
waren aan de Stoomwet�� niet meer in gebruik. Ze worden niet meer actueel gehou-
den en verliezen daarmee hun bruikbaarheid.
Daarnaast wijken de eisen voor periodieke inspecties onder toezicht van een keu-
ringsinstelling uit het Warenwetbesluit drukapparatuur af van de bepalingen in de
Publicatiereeks. Hierin ligt een belangrijk knelpunt bij de handhaving: milieuver-
gunningen verwijzen naar de Publicatiereeks en zo naar de invulling volgens bij-
voorbeeld de Regels voor Toestellen onder Druk, terwijl voor dezelfde installatie
inmiddels andere – soms conflicterende – eisen van kracht zijn volgens het
Warenwetbesluit drukapparatuur.
LPG-tankwagens
PGS �� is gewijd aan LPG-tankwagens. Er worden specifieke eisen in gesteld onder
andere aan de technische integriteit van LPG-tankwagens die worden gebruikt voor
bevoorrading van tankstations en aan opslaginstallaties van LPG/propaan in
Nederland. Het laden en lossen valt onder de vervoerswetgeving (Wet vervoer
gevaarlijke stoffen). Op grond van jurisprudentie is komen vast te staan dat wanneer
een tankwagen tijdens het laden en lossen met slangen is verbonden aan de instal-
latie van de inrichting, deze tankwagen onderdeel uitmaakt van de inrichting in de
zin van de Wet milieubeheer�8. Hierop gebaseerd worden in milieuvergunningen
voorschriften opgesteld in aanvulling op de eisen vanuit de wetgeving voor weg-
transport.
De Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de achterliggende Europese wetgeving rege-
len de technische integriteit van de LPG-tankwagen. De specifieke eisen in de uit
�985 daterende PGS �� over de technische integriteit voor LPG-tankwagens zijn niet
in overeenstemming met deze wet.
Nieuwe normen voor systematische risicobeoordeling en instrumentele
beveiliging
De PGS-delen en ook de hierboven beschreven AMvB's (artikel 8.40 Wet milieube-
heer) en het Besluit LPG-tankstations bevatten diverse nadere voorschriften voor
instrumentele beveiliging van de installatie (zoals eisen aan een noodstop op afle-
vertoestellen of aan een alarminstallatie).
Er zijn inmiddels nieuwe normen vastgesteld, zoals de NEN EN IEC norm 6�508 en de
NEN EN IEC 6�5��-��9 die naar het oordeel van de Raad een meer systematische
benadering volgen voor ontwerp en integriteit van (automatische) beveiligingen.
Aan de hand van systematische gevaarsidentificatiestudies (bijvoorbeeld HAZOP�0)
�� Het Warenwetbesluit drukapparatuur dateert uit �999. De Stoomwet werd ingetrokken in november �00� (Stb. �00�, 55�).
�8 Kroonjurisprudentie, KB �8 januari �9�8, nr 49: “een tankwagen of schip maakt deel uit van de inrichting, wanneer deze door middel van slangen met een inrichting is verbonden, zoals in verband met het verpompen van vloeistoffen”.
�9 Dit zijn geharmoniseerde normen voor de functionele veiligheid van systemen (automatische beveiliging), gebaseerd op een bepaald betrouwbaarheidsniveau van de componenten van de systemen. NEN EN IEC 6�508:�00� 'Functionele veiligheid van elektrische/elektronische/programmeerbare elektronische syste-men verband houdend met veiligheid'. NEN EN IEC 6�5��:�005 'Functionele veiligheid; veiligheidssystemen voor de procesindustrie'.
�0 HAZOP staat voor Hazard Operability. Het betreft een methode voor storingsanalyse die met name in de procesindustrie breed wordt toegepast. Hiermee kan het ontwerp van (of een aanpassing van) een instal-latie worden getoetst om te bepalen of zich tijdens normale of bijzondere omstandigheden gevaarlijke situaties kunnen voordoen. Hazard and operability studies (HAZOP studies) - Application guide IEC 6�88� Ed.�.0.b.�00�.
��
en na het beoordelen van het risico van Loss of Containment-scenario's, kunnen ver-
volgens risico's worden gereduceerd tot een acceptabel niveau.
Regels voor onafhankelijk toezicht in NPR 2578
De NPR �5�8 bevat regels voor onder andere onafhankelijk toezicht voor de lagere
druksystemen en sluit daarmee aan bij de huidige wetgeving in tegenstelling tot de
PGS-delen �6 tot en met �4.
EnkelevoorschrifteninPGS-delennieteldersgeregeld
De PGS-delen bevatten enkele nadere voorschriften die niet elders zijn geregeld,
zoals voorschriften voor – nog steeds bestaande – uitzonderingssituaties (o.a. tank-
stations van voor �984), voor een waterslot op rioolputten en voor een aanrijdbevei-
liging. De regels voor uitzonderingssituaties betreffen een beleidskeuze, waarvan
de Raad signaleert dat deze situaties betreffen die nu meer dan �0 jaar worden
gedoogd. Veel van deze gedoogsituaties zijn in de afgelopen jaren aangepast, maar
het exacte resterende aantal is niet bekend. De regels voor een waterslot en de
regels over een aanrijdbeveiliging kunnen relevant zijn in samenhang met de ruim-
telijke context of de layout van het terrein (zie pagina �4). In een systematische
gevaarsidentificatiestudie (zie hierboven) worden dergelijke aspecten betrokken.
De Raad staat het hanteren van een veiligheidsbeheerssysteem voor waarin op
systematische wijze risico's worden beoordeeld en passende maatregelen worden
getroffen. Daarmee is een veilige bedrijfsvoering beter gewaarborgd dan met voor-
schriften voor deelaspecten van de bedrijfsvoering. Hieronder worden de relevante
wetgeving en normen behandeld.
EisenaanbedrijfsvoeringbijgroteLPG/propaaninstallaties
Voor de grotere LPG/propaaninstallaties, zoals raffinaderijen, LPG-terminals en
petrochemische bedrijven is het Brzo �999 van toepassing��. Het Brzo �999 bevat
eisen voor het opstellen van ondermeer een analyse van de risico's voor de omge-
ving van de inrichting en voor een veiligheidsbeheerssysteem waarin het beleid ter
voorkoming van zware ongevallen is opgenomen��.
Voor de categorie bedrijven die niet vallen onder het Brzo �999, en waar toch speci-
fieke risico's gelden in verband met opslag of gebruik van gevaarlijke stoffen zijn in
het Arbobesluit specifieke eisen gesteld: dit zijn de zogenoemde ARIE-bedrijven��.
Voor ARIE-bedrijven gelden dezelfde eisen voor de bedrijfsvoering als voor de Brzo-
bedrijven. Deze eisen zijn van toepassing op bedrijven met een opslag van LPG of
propaan vanaf een bepaalde ondergrens (zie bijlage �). Een aantal spuitbusvulin-
stallaties en distributiedepots valt onder deze ARIE-regeling.
EisenaanbedrijfsvoeringbijoverigeLPG/propaaninstallaties
In de Wet milieubeheer en in de betreffende PGS-delen wordt de benadering van een
veiligheidsbeheerssysteem voor de kleinere LPG/propaaninstallaties niet gevolgd.
De Wet milieubeheer geeft de mogelijkheid in een vergunning organisatorische
�� Zie voetnoot �8.�� De eisen aan het veiligheidsbeheerssysteem zijn uitgewerkt in een Nederlandse Technische Afspraak: NTA
86�0:�006 nl. 'Specificatie van een veiligheidsmanagementsysteem voor risico's van zware ongevallen'. NEN, juli �006.
�� De specifieke eisen voor ARIE-bedrijven (Aanvullende eisen risico-inventarisatie en -evaluatie) staan beschre-ven in artikel �.� tot en met �.6 van het Arbobesluit (Stb. �99�, 60).
b e d r i j f s v o e r i n g :
w e t- e n r e g e lg e v i n g ,
n o r m e n e n s ta n d a a r d e n
�4
voorschriften op te leggen die de bescherming van het milieu beogen. In de op pagi-
na �0 genoemde AMvB's – gebaseerd op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer – en
in het Besluit LPG-tankstations worden naast bepalingen ten aanzien van de techni-
sche integriteit ook eisen gesteld aan het beheer van apparatuur, reparaties, veilig-
heidsmaatregelen (blusmiddelen e.d.) en een noodplan (zie ook bijlage 5). Voor LPG-
tankstations is het Besluit LPG-tankstations van toepassing (zie bijlage 5).
In de PGS-delen �9 tot en met �4 zijn onderdelen van de bedrijfsvoering nader uitge-
werkt. Zo worden bijvoorbeeld taken en verantwoordelijkheden beschreven van
functionarissen betrokken bij veilige oplevering en bediening van de installatie en
bij levering van LPG/propaan.
RegelsoverbedrijfsvoeringinArbeidsomstandighedenwet1998
De Arbeidsomstandighedenwet �998 stelt eisen aan het arbeidsomstandighedenbeleid
van de werkgever, dat gebaseerd moet zijn op een beschrijving en evaluatie van de risi-
co's, maar een veiligheidsbeheerssysteem wordt niet expliciet vereist. In algemene ter-
men worden in de Arbeidsomstandighedenwet �998 eisen gesteld aan de organisatie
van de veiligheid en aan de bediening van installaties. Voor het borgen van de veilig-
heid bij incidenten zijn in deze wet bovendien algemene verplichtingen over de organi-
satie van bedrijfshulpverlening en over de instructie van personeel opgenomen.
(Inter)nationalestandaardenvoorbedrijfsvoering
De Raad constateert dat er inmiddels (inter-)nationale standaarden zijn opgesteld
die een veilige bedrijfsvoering middels een veiligheidsbeheerssysteem ondersteu-
nen. Voorbeelden zijn de Occupational Health and Safety Assessment Series (OHSAS)
�800� voor Arbomanagementsystemen (in het Nederlands gepubliceerd als SPE
�800�) en de Nederlands Technische Afspraak 86�0 voor veiligheidsbeheersystemen
van Brzo-bedrijven�4.
Naast de technische integriteit en de bedrijfsvoering is ook de ruimtelijke context
van een LPG/propaaninstallatie van belang om de gevaren te beheersen en de gevol-
gen van een incident te beperken. Er wordt onderscheid gemaakt in drie groepen
afstandseisen:
> gevarenzones rondom elektrische installaties;
> onderlinge afstanden tussen onderdelen van de LPG/propaaninstallatie, opslag
en gebouwen op het terrein;
> afstandseisen ten opzichte van gebouwen buiten de inrichting.
De PGS-delen bevatten regels voor het veilig inrichten van het terrein van een LPG/
propaaninstallatie om risico's door brand, explosie of mechanische beschadiging te
beheersen. De regels zijn met name gericht op de gevarenzones rondom elektrische
installaties en op onderlinge afstanden tussen onderdelen van de LPG/propaanin-
stallatie, opslag en gebouwen op het terrein. Een uitzondering is PGS �0 waarin
minimale afstandseisen worden genoemd tot de erfscheiding en tot openbare wegen
in verband met brandrisico's.
�4 De OHSAS �800� is een internationaal document opgesteld om arborisico's te voorkomen en beheersen. Deze norm is door het NEN in het Nederlands uitgegeven als SPE �800�:�000.nl OHSAS �800� Arbo-managementsystemen – Specificatie, december �000. Dit document beschrijft de onderdelen van een Arbomanagementsysteem, op grond waarvan een bedrijf zich kan laten certificeren. NTA 86�0 zie voetnoot ��.
r u i mt e l i j k e co nt e x t :
w e t- e n r e g e lg e v i n g ,
n o r m e n e n s ta n d a a r d e n
�5
Gevarenzonesrondomelektrischeinstallaties
De PGS-delen stellen eisen aan een gevarenzone-indeling en verwijzen daarbij naar
een inmiddels ingetrokken Publicatieblad van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (P-blad �8�). PGS �4 verwijst naar de NPR �9�0 uit �99��5. De
inmiddels vigerende wetgeving en de nieuwere versie van de NPR �9�0-� uit �00��6
hebben geen consequenties voor de rekenmethode en de te hanteren afstandseisen
bij de gevarenzone-indeling. Nieuw zijn wel de eisen voor een risico-inventarisatie
en -evaluatie, waarmee een beoordeling van de gehele installatie wordt gewaar-
borgd, en de eisen voor het explosieveiligheidsdocument. De Europese brancheor-
ganisatie voor LPG – de Association Européenne des Gaz de Pétrole Liquéfiés – heeft
op basis van de Europese richtlijnen voor explosieve atmosferen�� specifiek voor
LPG/propaantoepassingen een eigen richtlijn�8 opgesteld. Hierin is de systematiek
van de Europese richtlijnen toegepast voor LPG/propaaninstallaties.
OnderlingeafstandentussenonderdelenvandeLPG/propaaninstallatie,
opslagengebouwenophetterrein
Algemene regels voor brandwerendheid, brandoverslag en branddoorslag zijn opge-
nomen in het Bouwbesluit; hierin wordt verwezen naar de normen NEN 6068 en NEN
6069�9.
De richtlijnen in de PGS-delen die betrekking hebben op het voorkomen van brand-
overslag en branddoorslag stimuleren het toepassen van nieuwe brandveiligheids-
maatregelen niet. De PGS-delen voor LPG/propaan geven afstandseisen voor een
aantal specifieke situaties, afhankelijk van de getroffen brandveiligheidsmaatrege-
len. In tabellen worden de uitkomsten gegeven van een aantal voorbeeldberekenin-
gen voor standaardsituaties. Deze worden in de praktijk door vergunningverleners
en handhavers echter veelal gehanteerd als minimale afstanden die in acht moeten
worden genomen.
In de PGS-delen wordt verwezen naar inmiddels vervangen NEN-normen voor brand-
werendheid en warmtestralingsbelasting (inmiddels vervallen NEN �884, �885 en
NEN �89�40). Ook de eerder genoemde AMvB's (gebaseerd op artikel 8.40 en 8.44
van de Wet milieubeheer) verwijzen naar deze vervallen NEN-normen. De in de PGS-
delen genoemde afstandseisen zijn gericht op het beschermen van het propaan-
reservoir tegen warmtestraling van een brandend object en op het beschermen van
naastliggende objecten of opslag van andere brandbare stoffen tegen in brand
geraakte propaan na lekkage uit het reservoir. Als criterium voor de maximale warm-
testralingsbelasting op het reservoir wordt �0 kW/m� gehanteerd in de PGS-delen;
de afstanden kunnen worden berekend aan de hand van PGS �4�.
�5 NPR �9�0:�99�, waarin integraal de informatie uit het Publicatieblad �8� 'Gevarenzone-indeling met betrek-king tot gasontploffingsgevaar' is overgenomen.
�6 Zie voetnoot �5.�� Het betreft de richtlijnen ATEX 95 en ATEX ���, zie pagina ��.�8 AEGPL Guidelines Document on Directive 1999/92/EC – ATEX – Protection of Workers. Brussels, August
2005.�9 NEN 6068 'Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten', oktober
�004. NEN 6069 'Experimentele bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten en het classificeren daarvan', juli �005.
40 NEN �884 'Bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen'. NEN �885 'Bepaling van de brandwerend-heid van deur-, luik- en glasconstructies'. NEN �89� 'Richtlijnen brandbeveiliging van gebouwen'.
4� Methods for the calculation of physical effects (yellow book), PGS �. VROM, SZW, VenW, BZK. SDU, The Hague, third edition, �99� (voorheen CPR �4E).
�6
Afstandseisentenopzichtevangebouwenbuitendeinrichting
De afstandseisen voor onderdelen van de inrichtingen ten opzichte van objecten in
de omgeving, zoals woningen en kantoren, zijn erop gericht de gevolgen van een
ongeval met LPG/propaan voor de omgeving te beperken.
Middels het Besluit externe veiligheid inrichtingen4� – gekoppeld aan de Wet milieu-
beheer – kunnen nadere eisen worden gesteld aan de externe veiligheid van bedrij-
ven met specifieke risico's voor personen buiten het bedrijfsterrein, waaronder LPG-
tankstations, Brzo-bedrijven en spoorwegemplacementen. Deze eisen betreffen
ondermeer een risicoanalyse (QRA) en de daaruit volgende veiligheidsafstanden
(Plaatsgebonden Risicocontouren).
Voor LPG-tankstations zijn sinds �004 de afstandseisen geregeld in het Besluit
externe veiligheid inrichtingen (en met name in de bijbehorende Regeling externe
veiligheid inrichtingen4�).
Voor overige toepassingen van LPG/propaan zijn de afstandseisen geregeld in
AMvB's gebaseerd op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer.
De Raad signaleert dat deze afstandseisen in regelgeving zijn opgenomen. Zoals eer-
der vermeld zijn deze veiligheidsaspecten in dit advies niet betrokken, omdat ook de
PGS-delen deze aspecten buiten beschouwing laten.
4� Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activitei-ten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum (aldus de Memorie van toelich-ting) te beperken. Dit besluit bevat risiconormen. Het Bevi (vastgesteld bij besluit van �� mei �004, Stb. �50) is de nationale uitwerking van artikel �� van de Seveso II-richtlijn, zoals deze is gewijzigd bij richtlijn �00�/�05/EG.
4� Regeling externe veiligheid inrichtingen (Stb. �004, 5��).
��
Regelgeving voor het veilig omgaan met LPG/propaan blijft relevant. De productie en
ook een groot deel van het verbruik vindt plaats bij enkele grote LPG/propaaninstalla-
ties (raffinaderijen, LPG-terminals en petrochemische bedrijven). Daarnaast is er een
scala aan toepassingen bij midden- en kleinverbruikers. Bovendien is er een belang-
rijke transportstroom, zowel voor gebruik in Nederland als voor doorvoer naar andere
landen. Het aantal toepassingen voor LPG/propaan en ook de omvang is in Nederland
in de afgelopen jaren verder uitgebreid.
De Raad concludeert dat de PGS-delen in veiligheidskundig opzicht niet meer voldoen.
Veel van de voorschriften in de huidige PGS-delen voor LPG/propaan betreffen aspec-
ten die inmiddels geregeld zijn in wet- en regelgeving of in (inter)nationale normen. Dit
leidt enerzijds tot een overlap die in de praktijk eenvoudig tot tegenstrijdigheden en
daardoor ook tot knelpunten in de handhaving kan leiden. Anderzijds ontbreken er in
de PGS-delen thans belangrijke veiligheidsaspecten die wel in de wet- en regelgeving
of in nationale en internationale normen zijn geregeld. Ook ontbreekt verwijzing naar
de voor veiligheid essentiële integrale benadering van systematische risicobeoorde-
ling en veiligheidsbeheersing.
De PGS-delen �6 tot en met �4 zijn beoordeeld met als uitgangspunt de relevante
bestaande wet- en regelgeving, normen en standaarden. De Raad toetste of de veilig-
heid bij opslag en gebruik van LPG/propaan aan de hand hiervan voldoende kan wor-
den geborgd. Daarbij onderscheidde de Raad drie aandachtsgebieden die van belang
zijn voor de veiligheid: technische integriteit, bedrijfsvoering en ruimtelijke context.
De Raad is van oordeel dat in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen voor de technische
integriteit (inclusief periodieke keuring) volstaan kan worden met verwijzen naar de
actuele normen die betrekking hebben op de technische integriteit. De invoering van
de Europese richtlijn voor drukapparatuur en de implementatie ervan in het
Warenwetbesluit drukapparatuur hebben er toe geleid dat de PGS-delen �6 tot en met
�4 voor toepassingen van LPG/propaan niet meer actueel zijn. In aansluiting op de
Europese richtlijn voor drukapparatuur zijn er actuele geharmoniseerde NEN EN-nor-
men beschikbaar voor het ontwerp en de fabricage van apparatuur ten behoeve van
opslag en gebruik van LPG/propaan. Een belangrijk gedeelte van de LPG/propaanin-
stallaties (met name de reservoirs voor opslag) valt onder het regime van deze wetge-
ving en de daarvan afgeleide normen.
t e c h n i s c h e i nt e g r i t e i t
v a n l p g / p r o pa a n i n s ta l l at i e s
Conclusies5
�8
Er zijn echter onderdelen van LPG/propaaninstallaties waarvan de technische inte-
griteit niet of niet volledig onder het Warenwetbesluit drukapparatuur (en gerelateer-
de normen) is geregeld. Het betreft de volgende twee categorieën:
> de delen van de installatie die op grond van druk (overdruk van maximaal 50 kPa
(of 0,5 atm) ten opzichte van atmosferische druk) buiten het Warenwetbesluit
drukapparatuur vallen. Dit betreft een klein deel van de LPG/propaaninstallaties,
bijvoorbeeld de toevoerleidingen voor propaan of butaan van een reservoir buiten
naar verwarmingstoestellen binnenshuis;
> de delen van de installatie die wel vallen onder het regime van het Warenwetbesluit
drukapparatuur, maar die vanwege een lager drukrisico buiten de aanwijzings-
grens vallen voor onafhankelijk toezicht op de fabricage en voor onafhankelijk
toezicht op periodieke keuringen (op grond van druk, volume, nominale diameter
van leidingen, fasetoestand of gevaarsgroep van de stof). Het betreft de delen van
een installatie met een lagere druk (maar hoger dan 50 kPa) of geringe diameter,
bijvoorbeeld appendages en leidingwerk van geringe diameter en voor lage druk.
In de Nederlandse Praktijkrichtlijn NPR �5�844 wordt de technische integriteit
beschouwd van de LPG/propaaninstallatie als geheel, dat wil zeggen inclusief de
twee hierboven genoemde categorieën onderdelen van de LPG/propaaninstallatie.
Deze praktijkrichtlijn bevat tevens eisen over beheer en onderhoud en over de zoge-
noemde 'Aangewezen Keuringsinstellingen'. Daarmee sluit deze praktijkrichtlijn aan
bij de huidige wetgeving in tegenstelling tot de PGS-delen �6 tot en met �4.
Tot slot is de Raad van mening dat bij het ontwerp van LPG/propaaninstallaties op de
voor dit soort installaties gebruikelijke wijze dient te worden omgegaan met veilig-
heid. Dit betreft het uitvoeren van systematische gevaarsidentificatiestudies (bij-
voorbeeld HAZOP45) en het beoordelen van het risico van Loss of Containment-
scenario's en vervolgens het reduceren van het risico tot een acceptabel niveau. Dit
kan bijvoorbeeld met behulp van de normen NEN EN IEC 6�508 en 6�5��46.
Wettelijke eisen voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg zijn in
Nederland vastgelegd in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Hierin wordt verwezen
naar de Europese eisen voor het wegtransport (vastgelegd in het ADR). Deze regelge-
ving biedt voldoende houvast om op een verantwoorde wijze om te gaan met de risi-
co's van LPG/propaantransporten. De specifieke eisen in PGS �� voor LPG-tankwa-
gens (daterend uit �985) zijn niet in overeenstemming met de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen.
De Raad acht voor een veilige bedrijfsvoering de benadering middels een veilig-
heidsbeheerssysteem van belang. Voor grotere LPG/propaaninstallaties, zoals raffi-
naderijen, terminals en petrochemische bedrijven, en ook voor de grotere spuitbus-
vulinstallaties en distributiedepots biedt de huidige regelgeving – het Brzo �999 en
de ARIE-regeling in het Arbobesluit – voldoende waarborgen voor een veilige bedrijfs-
voering.
44 Zie voetnoot ��.45 Zie voetnoot �0. 46 Zie voetnoot �9.
b e d r i j f s v o e r i n g
�9
Naar het oordeel van de Raad wordt voor de overige, over het algemeen kleinere
LPG/propaaninstallaties, een veilige bedrijfsvoering onvoldoende gewaarborgd in
de huidige regelgeving. De regels beperken zich tot slechts enkele onderdelen van
een veilige bedrijfsvoering en de benadering middels een veiligheidsbeheerssy-
steem wordt niet voorgeschreven. Voor deze installaties zijn de Arbeidsomstandig-
hedenwet �998 en de Wet milieubeheer van toepassing. In deze wetgeving worden
wel algemene eisen gesteld aan de organisatie van de veiligheid en aan de bedie-
ning van installaties. Ook in AMvB's op basis van artikel 8.40 en 8.44 van de Wet
milieubeheer worden organisatorische voorschriften op deelaspecten gegeven die
de bescherming van het milieu beogen. Tevens bevatten de afzonderlijke delen van
de Publicatiereeks op deelaspecten regels die zijn gericht op een veilige bedrijfsvoe-
ring.
De huidige maatstaven voor veilige bedrijfsvoering middels een veiligheidsbeheers-
systeem zijn beschreven in normen als de Occupational Health and Safety Assessment
Series (OHSAS) �800� voor Arbomanagementsystemen en de Nederlandse Technische
Afspraak (NTA) 86�0 voor veiligheidsbeheerssystemen van Brzo-bedrijven4�. De
Raad is van oordeel dat de in deze normen beschreven benadering waarborgen biedt
voor een veilige bedrijfsvoering.
De regels betreffende de ruimtelijke context zijn erop gericht explosie of brand te
voorkomen en in geval van een incident de omvang van de schade te beperken. Deze
regels hebben betrekking op gevarenzones rondom elektrische installaties, op
onderlinge afstanden tussen onderdelen van de LPG/propaaninstallatie, opslag en
gebouwen op het terrein en op afstanden ten opzichte van gebouwen buiten de
inrichting.
Gevarenzonesrondomelektrischeinstallaties
De huidige PGS-delen hebben geen meerwaarde naast de vigerende wetgeving en
normen voor het voorkomen van gasexplosies rondom elektrische installaties.
De verwijzing in de PGS-delen naar wetgeving en normen betreffende de gevarenzo-
ne-indeling komt niet overeen met de nu geldende regelgeving voor explosieve
atmosferen (Warenwetbesluit explosieveilig materieel en Arbobesluit) en de uitwer-
king daarvan in normen (NPR �9�0-� over gevarenzonering om gasexplosies rondom
elektrische installaties48 te voorkomen).
Een belangrijke bijdrage aan het beheersen van risico's vormen de nadere eisen in
het Arbobesluit voor een risico-inventarisatie en -evaluatie en voor het opstellen van
een explosieveiligheidsdocument (verplicht voor alle bestaande installaties). De
Europese brancheorganisatie voor LPG – de Association Européenne des Gaz de
Pétrole Liquéfiés – heeft op basis van de Europese richtlijnen voor explosieve atmos-
feren49 specifiek voor LPG/propaantoepassingen een eigen richtlijn50 opgesteld.
OnderlingeafstandentussenonderdelenvandeLPG/propaaninstallatie,
opslagengebouwenophetterrein
In de PGS-delen �6 tot en met �4, in de genoemde AMvB's (gebaseerd op artikel 8.40
4� Zie voetnoten �� en �4.48 Zie voetnoot �5. 49 Het betreft de richtlijnen ATEX 95 en ATEX ���, zie ook pagina ��.50 Zie voetnoot �8.
r u i mt e l i j k e co nt e x t
�0
van de Wet milieubeheer) en in het Besluit LPG-tankstations zijn de veiligheidsaf-
standen niet expliciet gebaseerd op een warmtebelastingscriterium. De Raad acht
het echter van belang het beoogde veiligheidsniveau van brandveiligheid in de vorm
van een doelvoorschrift te omschrijven. Dit moet gericht zijn op het voorkomen van
branddoorslag of brandoverslag van/naar de LPG/propaaninstallatie naar/van ande-
re delen van de inrichting. Hierbij is het van belang een criterium voor warmtebelas-
ting te hanteren, dat is gebaseerd op een analyse van de meest relevante scenario's.
Opgemerkt wordt dat in het Bouwbesluit voor de uitwerking van deze eis wordt ver-
wezen naar actuele NEN-normen (met name NEN 6068 en NEN 6069). PGS �5� geeft
de rekenmethode waarmee vervolgens de te hanteren veiligheidsafstanden kunnen
worden berekend.
De regels in de PGS-delen voor veiligheidsafstanden tussen objecten op het terrein
van de inrichting en onderdelen van de installatie zijn gebaseerd op verouderde
NEN-normen. Ook in de eerder genoemde AMvB's (artikel 8.40 van de Wet milieube-
heer) en het Besluit LPG-tankstations wordt verwezen naar deze verouderde NEN-
normen.
Daarnaast worden in de PGS-delen afhankelijk van de specifieke situatie (onder
andere de getroffen brandveiligheidsmaatregelen) veiligheidseisen gesteld aan de
te hanteren veiligheidsafstanden. Welbeschouwd zijn dit de uitkomsten van een aan-
tal voorbeeldberekeningen voor standaardsituaties. De Raad ziet als nadeel van deze
aanpak dat deze voorbeeldafstanden gemakkelijk tot doel op zich verheven worden,
terwijl ze bij afwijkingen van de gebruikte aannames voor de berekeningen niet het
beoogde veiligheidsniveau kunnen garanderen.
Afstandentenopzichtevangebouwenbuitendeinrichting
Regels voor veiligheidsafstanden ten opzichte van objecten buiten het terrein van de
inrichting zijn opgenomen in de bij de Wet milieubeheer behorende besluiten. Voor
Brzo-bedrijven en LPG-tankstations zijn hierover regels opgenomen in het Besluit
externe veiligheid inrichtingen. Voor andere LPG/propaaninstallaties zijn eisen
opgenomen in AMvB's op basis van artikel 8.40 van de Wet milieubeheer. De Raad
heeft de externe veiligheidsafstanden niet in zijn analyse betrokken, omdat ze geen
onderdeel vormen van de PGS-delen.
5� Zie voetnoot 4�.
��
Op basis van de analyse in dit advies beveelt de Raad aan de delen van de
Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen die betrekking hebben op LPG en propaan (PGS
�6 tot en met �4) te vervangen door een document met een ander karakter.
a) De Raad adviseert een overzichtsdocument op te stellen waarin de relevante wet-
en regelgeving, daaruit afgeleide normen, standaarden en praktijkrichtlijnen wor-
den genoemd. Daarmee kan de complexe regelgeving voor de praktijk hanteer-
baar worden gemaakt. Geadviseerd wordt de onderstaand genoemde normen,
standaarden en praktijkrichtlijnen in het overzichtsdocument op te nemen. De
Raad acht het essentieel voor het waarborgen van de veiligheid dat aan de hand
van deze documenten de actuele inzichten over systematische risicobeoordeling
en veiligheidsbeheerssystemen worden gehanteerd.
b) De Raad adviseert te zorgen voor regelmatige actualisatie van een dergelijk over-
zichtsdocument, zowel wat betreft wetgeving als wat betreft technische en weten-
schappelijke inzichten die worden vastgelegd in normen en standaarden.
c) Tot slot acht de Raad het wenselijk naar analogie van dit overzichtsdocument de
AMvB's aan te passen, die gekoppeld zijn aan artikel 8.40 en 8.44 van de Wet
milieubeheer en die betrekking hebben op opslag en gebruik van LPG/propaan.
De voor veiligheid verantwoordelijken (eigenaren en beheerders van installaties en
werkgevers) kunnen aan de hand van het genoemde overzichtsdocument zorgen dat
wordt voldaan aan de eisen en kunnen invulling geven aan de technische en organi-
satorische maatregelen binnen de in het document gegeven randvoorwaarden die de
overheid stelt. Hiermee kan bovendien de benodigde kennis over de effectiviteit van
maatregelen worden gemobiliseerd.
RelevantereferentiesvooreenoverzichtsdocumentoveropslagengebruikvanLPG/
propaan (elders in dit advies zijn deze normen en standaarden besproken):
Technische integriteit
> Normen die van toepassing zijn op onderdelen van de drukapparatuur waarvoor
het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is (zie overzicht in bijlage
5).
> 'Nederlandse Praktijkrichtlijn voor beheer en onderhoud van LPG-, propaan- en
butaaninstallaties'. NPR �5�8:�006. NEN, september �006.
> 'Hazard and operability studies (HAZOP studies)' – Application guide IEC 61882
Ed. 1.0 b:2001.
> NEN EN IEC 6�508:�00� 'Functionele veiligheid van elektrische/elektronische/
Advies6
��
programmeerbare elektronische systemen verband houdend met veiligheid'.
> NEN EN IEC 6�5��:�005 'Functionele veiligheid; veiligheidssystemen voor de pro-
cesindustrie'.
Bedrijfsvoering
> SPE �800�:�000.nl OHSAS �800� Arbo-managementsystemen/Specificatie,
december �000.
> Nederlandse Technische Afspraak 86�0:�006 nl. 'Specificatie van een veilig-
heidsmanagementsysteem voor risico's van zware ongevallen'. NEN, juli �006.
Ruimtelijke context
> Methods for the calculation of physical effects (yellow book), PGS �. VROM, SZW,
VenW, BZK. SDU, The Hague, third edition, �99�.
> NEN 6068 'Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag
tussen ruimten', oktober �004.
> NEN 6069 'Experimentele bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen en
bouwproducten en het classificeren daarvan', juli �005.
> NPR �9�0-� 'Gevarenzone-indeling met betrekking tot ontploffingsgevaar – Deel
�: Gasontploffingsgevaar', gebaseerd op NEN EN IEC 600�9-�0, juli �00�.
> AEGPL 'Guidelines Document on Directive 1999/92/EC – ATEX – Protection of
Workers'. Brussels, August 2005.
In het kader van dit advies vraagt de Raad tenslotte aandacht voor:
> de consequenties van implementatie van de nieuwe Algemene activiteiten
AMvB5� en de aansluiting met het op te stellen overzichtsdocument;
> de consequenties voor documenten die een verwijzing bevatten naar een van de
in te trekken PGS-delen (�6 tot en met �4). Dit betreft onder andere:
> AMvB's gebaseerd op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer (zie bijlage 5B),
> Besluit LPG-tankstations (zie bijlage 5A),
> NPR �5�8, Beheer en onderhoud van LPG-, propaan- en butaaninstallaties;
> de overweging het aandachtsgebied van dit advies uit te breiden tot alle onder
druk vloeibaar gemaakte brandbare gassen zonder specifieke toxische eigen-
schappen, bijvoorbeeld propyleen; voor stoffen en toepassingen met vergelijk-
bare risico's kan een gelijke benadering worden gekozen;
> de afwijkende situaties van vóór �984 die op basis van de PGS-delen en de
genoemde AMvB's worden gedoogd; veel situaties zijn in de afgelopen jaren aan-
gepast, maar het exacte resterende aantal is niet bekend; wanneer de regering
ervoor kiest deze te laten bestaan, adviseert de Raad deze opnieuw te adresse-
ren.
5� In de Algemene activiteiten AMvB wordt een groot aantal AMvB's (gebaseerd op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer) samengevoegd, waaronder AMvB's die betrekking hebben op de veiligheid van verschillende LPG/propaantoepassingen. Zie ook bijlage 5B.
��
OmschrijvingvandebegrippenLPG,butaanenpropaaninwetgevingeninde
PublicatiereeksGevaarlijkeStoffen
De onderstaand weergegeven omschrijvingen voor LPG respectievelijk propaan zijn
hetzelfde in de betreffende PGS-delen en in enkele besluiten die zijn gekoppeld aan
de Wet milieubeheer. Een omschrijving voor butaan wordt in de Wet milieubeheer
niet gegeven. LPG of Liquified Petroleum Gas bestaat uit een mengsel van met name
alkanen en alkenen. Er zijn mengsels van verschillende samenstelling in de handel.
LPG wordt in het Besluit LPG-tankstations omschreven als:
product hoofdzakelijk bestaande uit propaan en propeen, met geringe hoeveelhe-
den ethaan, butanen en butenen (handelspropaan), dan wel hoofdzakelijk bestaan-
de uit butaan, buteen en isobutaan (handelsbutaan) alsmede mengsels van de
genoemde producten voorzover de dampspanning bij �4� K (�0 ˚C), ten hoogste ��00
kPa (�� bar) bedraagt.
Propaan wordt in het Besluit voorzieningen en installaties en ook in het Inrichtingen
en Vergunningenbesluit Milieubeheer omschreven als:
product hoofdzakelijk bestaande uit propaan en propeen, met geringe hoeveelhe-
den ethaan, butanen en butenen, voorzover de dampspanning bij �4� K (�0 ˚C), ten
hoogste ��00 kPa (�� bar) bedraagt.
Butaan wordt in PGS 16 t/m 24 omschreven als:
Onder butaan wordt verstaan een product hoofdzakelijk bestaande uit butaan,
buteen en isobutaan, waarvan de dampspanning bij �4� K (�0 ˚C), ten hoogste ��00
kPa (�� bar) bedraagt.
b i j l a g e 1
�4
Inventarisatietoepassingenentransportmodaliteiten53
De verschillende toepassingen van LPG/propaan met een schatting van de omvang
van het gebruik binnen Nederland zijn hieronder weergegeven. Tevens wordt een
overzicht gegeven van de verschillende transportmodaliteiten voor LPG.
Tabel2-A:ToepassingenLPG/propaan
5� Deze bijlage is gebaseerd op de gegevens uit de Ketenstudies (zie voetnoot �), aangevuld met informatie uit interviews (zie bijlage 6).
b i j l a g e 2
Hoeveelheid/Condities
Ruim �00.000 personenauto’s;
circa 50 liter per tank, druk ca. �00 kPa (� atm.)
Ruim �00 erkende installateurs, waarvan �0-�5 grote LPG
inbouwstations
Ca. 90 bussen (waarvan 60 in Utrecht);
tankinhoud ca. 600 liter, ��5 kg
Geen wegvoertuigen
Ca. 6 banen in Nederland op LPG, met een
eigen tankstation of met bevoorrading via gasflessen
Nieuwe ontwikkeling; inbouw LPG-installatie achteraf
Reservoirs: inhoud �0 m� tot 40 m�, druk ca. �00 kPa
(� atm.), maximaal �0 resp. �0 ton per reservoir (soms
meerdere reservoirs bij één station);
��00 LPG tankstations
4-5 stations in Nederland; installatie met relatief hoge
vulsnelheid: 80 - �00 l/min vulsnelheid (heavy duty-
installatie)
�� regionale terminals;
minimaal 50 m� en maximaal �0.000 m�
Reservoirs maximaal 8 m�;
�0-�0 installaties in Nederland
Toepassing
Gebruik (door eindgebruiker) van LPG in voertuigen en
vaartuigen; onder andere voor personenauto’s
Installatie van autogastanks in voertuigen
Installatie van autogastanks in (stads)bussen
Gebruik van LPG voor vorkheftrucks
Gebruik van LPG bij karting
Gebruik van LPG voor aandrijving van boten en jachten
(waterskiboten)
Tankstations voor verkoop en levering van autogas in
voertuigen
Tankstations op remises
Distributieterminals voor LPG
Eigen gebruiksinstallaties: tankstations voor voertui-
gen voor eigen gebruik
�5
Hoeveelheid/Condities
Flessen: � kg, 5-6 kg, �� kg (meest voorkomende maat) of
�0 kg; cilinders: �5 kg of 4� kg;
in totaal 5 miljoen flessen en cilinders in Nederland;
gemiddelde omloopsnelheid 0,5 per jaar
Ongeveer �5.000 tanks in Nederland; omvang per stuk
maximaal �� m�
Omvang per stuk maximaal 8 m�
Ongeveer �00 in Nederland
Ruim �50 vulinrichtingen
�0 inrichtingen in Nederland
Ongeveer �5.000 tanks in Nederland; omvang per stuk
maximaal �� m�
Ongeveer �� vulstations in Nederland; omvang per stuk
maximaal 5 m�
Toepassing
Toepassing van propaan in flessen en cilinders voor: bal-
lonvaart, koken, verwarmen, heftrucks, industriële toepas-
singen (snijden, koudemiddel) dakdekken, loodgieters,
verwarmen van asfalt in de wegenbouw, verwarmen bij
onkruidbestrijding
Gebruik van spuitbussen (met mengsel van propaan/
butaan als drijfgas) door eindgebruiker (voor cosmetica
onderhoudsartikelen, verflakken, aanstekers en soldeer-
branders)
Gebruik van propaan in kleine bulktanks, voor verwarming
(huizen en stallen) en gewasdroging
Gebruik van propaan in de bouw (voor verwarming en bij
betonverharding)
Gebruik van propaan in transportabele tanks voor dakbe-
dekking
Vullen van flessen en cilinders in flessenvulinrichtingen
Gebruik van spuitbussen (met mengsel van propaan/
butaan als drijfgas) door eindgebruiker (voor cosmetica
onderhoudsartikelen, verflakken, aanstekers en soldeer-
branders)
Spuitbusvulinrichtingen
Vulstations (vloeistofafname-installatie)
Gebruik van propaan in kleine bulktanks, voor verwarming
(huizen en stallen) en gewasdroging
�6
Tabel2-B:TransportmodaliteitenvoorLPG/propaan
Hoeveelheid/Condities
Per ketelwagen �00 m� (48 ton)
Diameter 4” - �0”
Inhoud maximaal 65 m� (maximaal �5 ton); �00 tankauto’s
in Nederland; druk ca. �00 kPa (� atm.) bij �5 0C;
constructeurs minimaal hbo-opleiding
Maximaal �0 ton gas per auto, relatief kleine hoeveel-
heden LPG, transport door klasse-I tunnel toegestaan
Inhoud �00 tot �000 ton per schip in afzonderlijke tanks
tot maximaal �00 m�
Gekoeld vervoer (max. ��5.000 m�) en vervoer onder druk
(max. �0.000 m�)
Toepassing
Spoor
Buisleidingen
Tankauto
Vervoer van flessen over de weg
Binnenvaart
Zeevaart
��
Wet-enregelgevingentechnischedocumentatie
In aanvulling op de tekst in hoofdstuk 4 van dit advies, is in deze bijlage de wet- en
regelgeving en technische documentatie beschreven die van toepassing is op gebruik,
opslag en transport van LPG/propaan.
Wetgevingdrukapparatuur
Technische integriteit
De veiligheidseisen voor (het ontwerp van) installaties voor toepassing en opslag van
gassen onder druk, waaronder LPG/propaan, worden met name gesteld in het
Warenwetbesluit drukapparatuur. Met dit besluit is de Europese richtlijn voor drukap-
paratuur (PED)54 met ingang van mei �00� in Nederland geïmplementeerd. Het PED
heeft betrekking op de technische integriteit van de drukapparatuur en is alleen gericht
op de ontwerp- en nieuwbouwfase. In geharmoniseerde NEN EN-normen worden de
eisen van het PED voor ontwerp en nieuwbouw nader ingevuld. Wanneer een fabrikant
deze normen op de juiste manier toepast, voldoet zijn drukapparatuur aan de gestelde
veiligheidseisen. Een fabrikant is niet verplicht om deze geharmoniseerde NEN EN-nor-
men toe te passen. Indien hij besluit om deze geharmoniseerde NEN EN-normen niet
toe te passen, moet hij wel kunnen aantonen dat de drukapparatuur aan alle wettelijke
eisen (in Nederland: het Warenwet-besluit drukapparatuur) voldoet.
In het Warenwetbesluit drukapparatuur is niet alleen de Europese richtlijn voor drukap-
paratuur volledig geïmplementeerd, maar het bevat tevens aanvullende (nationale) vei-
ligheidseisen voor de gebruiksfase. De oude regelgeving voor ontwerp en gebruik van
drukapparatuur (met name de Stoomwet maar ook delen uit de milieuwetgeving) is
hiermee komen te vervallen. De wettelijke eisen voor de gebruiksfase (o.a. periodieke
herkeuringen) zullen nader worden uitgewerkt in de Praktijkregels voor Drukapparatuur.
Dit betreft een initiatief van de branches. Deze Praktijkregels worden in de loop van
�006 en �00� gepubliceerd. Bij het juist toepassen van deze Praktijkregels voldoet de
drukapparatuur aan de wettelijke eisen van het Warenwetbesluit drukapparatuur.
Technische integriteit transportmiddelen voor LPG/propaan over de weg
Het wettelijk kader in Nederland voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
wordt in hoofdzaak gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen55 en het Besluit
vervoer gevaarlijke stoffen56. Het Europese kader voor deze nationale wetgeving vormt
richtlijn 94/55/EG, waarmee de bepalingen van het ADR5� voor wegtransport werden
overgenomen. In het ADR zijn specifieke, gedetailleerde eisen voor transport opgeno-
men. De eisen in het ADR betreffen enerzijds de goederen zelf, alsmede de verpakking
(flessen, containers) en etikettering (annex A) en anderzijds het voertuig (annex B).
Het TPED58 – geïmplementeerd in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen – stelt eisen aan
nieuwe vervoerbare drukapparatuur (zoals flessen, cilinders, maar ook tanks van tank-
wagens en tankwagons) die gebruikt wordt voor het vervoer van gassen van ADR klasse
�. Tevens geeft de TPED voorschriften voor periodieke keuringen van deze apparatuur.
54 Pressure Equipment Directive, 9�/��/EC.55 Stb. �995, 5�5.56 Stb. �996, �9�.5� Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route. Genève, �0 sep-
tember �95� (Trb. �959, ���). Implementatie van richtlijn 94/55/EG (inclusief de wijzigingen op grond van richt-lijn �999/4�/EG) heeft plaatsgevonden door middel van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (Stcrt �998, �40; wijziging ter implementatie van richtlijn �00�/�8/EG: Stcrt �00�, �4�).
58 Transportable Pressure Equipment Directive, 99/�6/EC.
b i j l a g e 3
�8
LPG/propaan valt in deze ADR klasse �. Voor de eisen aan de technische integriteit van
deze apparatuur verwijst het TPED naar de richtlijn 94/55/EG voor wegtransport.
Op gasflessen wordt op grond van bepalingen in het TPED geen CE-markering, maar
een 'π-keur' (“pi-keur”) aangebracht. Op het moment dat deze flessen worden aange-
sloten op een installatie (stationaire toepassing) gelden in het algemeen de voorschrif-
ten uit het Warenwetbesluit drukapparatuur. Echter, in het Warenwetbesluit drukappa-
ratuur is het toegestaan om flessen met een π-keur te gebruiken in stationaire instal-
laties. De eisen voor het ontwerp en de fabricage van deze gasflessen worden daardoor
in feite gegeven in het TPED.
Criteria voor onafhankelijk toezicht
Drukapparatuur wordt in het PED ingedeeld in verschillende risicocategorieën, die
bepalend zijn voor de mate waarin een Notified Body toezicht moet houden op een juist
ontwerp, fabricage en keuring van de apparatuur. De indeling van de risicocategorieën
is afhankelijk van:
> de grootte van de apparatuur (volume voor vaten, nominale diameter voor leidin-
gen);
> de ontwerpdruk;
> de fasetoestand van de stof (gas of vloeistof);
> de gevaarsgroep van de stof (groep � betreft de 'gevaarlijke' stoffen, groep � de
overige stoffen59).
In de laagste categorie (categorie I) is geen toezicht vereist. Voor de overige categorie-
en (II, III en IV) neemt de vereiste betrokkenheid van een Notified Body steeds verder
toe. Voor een samenstel (installatie) wordt de mate van toezicht bepaald door de com-
ponent van de hoogste categorie. De fabrikant van nieuwe drukapparatuur heeft enige
vrijheid om de grenzen60 van het samenstel van drukapparatuur aan te geven, zoals
deze gecontroleerd moet worden door de Notified Body. De beoordeling van de drukap-
paratuur door een Notified Body kan zich daarom beperken tot een deel van de instal-
latie, zonder daarbij alle appendages en leidingen te betrekken. Sinds de invoering
van het PED zijn op Europees niveau werkafspraken vastgelegd, in de vorm van een
groot aantal zogenoemde Working group Pressure Guidelines6�, die de Notified Bodies
gebruiken bij het beoordelen van de conformiteit.
Voor de onderdelen van een installatie met een druk boven 50 kPa (of 0,5 atm overdruk
ten opzichte van atmosferische druk) maar die niet onder verplicht toezicht vallen,
schrijft de Europese richtlijn – en ook het Warenwetbesluit drukapparatuur – voor dat
deze ontworpen en vervaardigd moeten worden volgens de in de betreffende lidstaat
geldende regels voor goed vakmanschap. Deze regels zijn in Nederland niet nader
omschreven. Voor de gebruiksfase gelden voor deze installatieonderdelen de algeme-
ne bepalingen over de veiligheid van arbeidsmiddelen en arbeidsplaatsen uit de
Arbeidsomstandighedenwet �998.
59 In dit verband betekent 'gevaarlijk': ontplofbaar, (zeer) licht ontvlambaar, ontvlambaar (indien het vlampunt lager is dan de maximaal toegestane temperatuur), (zeer) giftig of oxiderend volgens richtlijn 6�/548/EEG.
60 Voorbeeld: twee delen van een installatie waarvoor toezicht door een Notified Body vereist is, zijn onderling verbonden door een installatie-onderdeel dat valt in categorie I: de fabrikant kan zowel het geheel als alleen de twee afzonderlijke delen door een Notified Body laten beoordelen.
6� De Working group Pressure Guidelines is opgericht vanuit de Working group “Pressure” van de Europese Commissie om een consistente toepassing van het PED te bevorderen. De werkgroep bestaat uit vertegenwoor-digers van de lidstaten, Europese federaties, het Notified Body-forum en het CEN.
�9
Periodiciteit van toezicht
In het Nederlandse Warenwetbesluit drukapparatuur is voor de periodieke herkeurin-
gen dezelfde systematiek ingevoerd als in het PED. Het aantal risicocategorieën voor
het bepalen van de mate van toezicht is daarbij echter beperkt tot twee: wel of geen
verplicht toezicht van een aangewezen keuringsinstelling (AKI) bij de eerste keuring
(ingebruikneming) en bij periodieke herkeuringen. Daarnaast is een verdere verfijning
aangebracht in de indeling van de stoffen, gebaseerd op de Nederlandse milieuwetge-
ving (onder andere het Brzo �999). Aangezien herkeuringen op componentniveau wor-
den voorgeschreven, geldt ook hier dat bepaalde delen van een installatie – zoals lei-
dingen en appendages – buiten de verplichting vallen voor periodiek toezicht door een
Aangewezen Keuringsinstelling. In NPR �5�8 zijn afspraken vastgelegd voor onafhan-
kelijk toezicht op de technische integriteit van de gehele installatie in de gebruiksfase.
Toezicht bij transport
Tenslotte is ook in het TPED het toezicht op de technische integriteit geregeld voor de
apparatuur die onder deze wetgeving valt. Het TPED richt zich met name op de procedu-
res voor de beoordeling van conformiteit van nieuwe apparatuur en voor de periodieke
keuringen van deze apparatuur. Dit toezicht mag alleen worden uitgeoefend door een
aangemelde instelling (in Nederland AAKI). Het TPED geeft ook eisen waaraan een aan-
gemelde instelling moet voldoen.
In aanvulling op de eisen van het TPED mogen de nationale overheden eisen stellen
aan het gebruik van vervoerbare drukapparatuur, maar er mogen geen aanvullende
eisen worden gesteld aan de apparatuur zelf of aan de voor het vervoer noodzakelijke
toebehoren.
Wetgevingexplosieveatmosferen
De Europese richtlijnen 94/9/EG (of ATEX6� 95) en �999/9�/EG (of ATEX ���) zijn in
�994 respectievelijk �999 gepubliceerd6�. De ATEX 95 heeft betrekking op de techni-
sche integriteit en bevat doelvoorschriften voor apparatuur en beveiligingssystemen
die worden gebruikt op plaatsen met ontploffingsgevaar. In Nederland is de ATEX 95
geïmplementeerd in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel. De ATEX ��� heeft
betrekking op zowel de bedrijfsvoering als op de veilige inrichting van de arbeids-
plaats. Zo worden minimumvoorschriften gegeven voor bescherming van werknemers
op arbeidsplaatsen met explosiegevaar, onder andere een gevarenzone-indeling. In
Nederland is de ATEX ��� geïmplementeerd in het Arbobesluit.
Het Warenwetbesluit explosieveilig materieel en de relevante delen van het Arbobesluit
zijn gericht op het beheersen van risico's bij het toepassen van explosieve stoffen of
mengsels. Sinds � juli �00� moeten alle nieuwe arbeidsplaatsen voldoen aan deze
regelgeving en moeten arbeidsmiddelen (incl. installaties) die aanwezig zijn of worden
6� ATEX staat voor Atmosphères Explosives. 6� De ATEX 95 vervangt twee eerdere richtlijnen: �6/���/EEG voor bovengronds elektrisch materieel bestemd voor
gebruik in explosieve omgeving en 8�/��0/EEG voor dergelijk materieel bestemd voor gebruik in ondergrond-se mijnen met mijngas. Deze historie is terug te vinden in de categorie-indeling van de ATEX 95. Groep I-appa-raten worden gebruikt in ondergrondse mijnen en de bijbehorende bovengrondse installaties, waar mijngas en/of brandbaar stof aanwezig kan zijn. Groep II-apparaten worden gebruikt op alle overige plaatsen waar een explosieve atmosfeer aanwezig kan zijn. De nieuwe richtlijnen hebben een breder werkingsgebied en zijn van toepassing op zowel elektrisch als niet-elektrisch materieel. Tot � juli �00� mochten zowel producten die voldeden aan de oude richtlijnen (�6/���/EEG en 8�/��0/EEG) als producten die aan de nationale wetgeving voldeden, op de markt gebracht worden en in gebruik genomen worden. Sindsdien moet nieuwe apparatuur aan de ATEX 95 voldoen, voordat deze op de markt wordt gebracht en in gebruik wordt genomen.
40
gebruikt in explosiegevaarlijke zones geschikt zijn voor het gebruik in dergelijke ruim-
tes en voldoen aan de in de wet gestelde eisen. Vanaf � juli �006 gelden de eisen ook
voor bestaande arbeidsplaatsen en arbeidsmiddelen. Dit betreft onder andere de
nadere voorschriften voor de risico-inventarisatie en -evaluatie en het explosieveilig-
heidsdocument, waarbij in het Arbobesluit verwezen wordt naar de NPR �9�064.
Wetmilieubeheer
Op basis van de Wet milieubeheer65 kan het bevoegd gezag middels vergunningen vei-
ligheidseisen stellen. Voor verschillende toepassingen zijn nadere regels gesteld in
algemene maatregelen van bestuur. Veelal wordt voor nadere specificatie van voor-
waarden voor vergunningverlening gebruik gemaakt van de Publicatiereeks Gevaarlijke
Stoffen, (Europese) normen en branche-afspraken.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Bevi66 heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden
blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaard-
baar minimum te beperken en bevat risiconormen. Middels het Bevi is het bevoegd
gezag sinds oktober �004 verplicht bij het verlenen van vergunningen in het kader van
de Wet milieubeheer en relevante ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met
de externe veiligheid (plaatsgebonden risico en groepsrisico). Op grond van het besluit
worden in een ministeriële regeling (Regeling externe veiligheid inrichtingen) voor een
aantal bedrijfssectoren, waaronder LPG-tankstations, veiligheidsafstanden vastge-
legd. Voor de overige bedrijven, bijvoorbeeld Brzo-bedrijven of spoorwegemplacemen-
ten, bepaalt het bevoegd gezag de veiligheidsafstand met een risicoberekening, aan
de hand van de rekenregels genoemd in het Bevi. Indirect worden hiermee veiligheids-
normen opgelegd aan bedrijven die door gebruik, opslag, transport of productie van
gevaarlijke stoffen een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein.
Integrated Pollution Prevention and Control-regelgeving
In de Wet milieubeheer is de Europese richtlijn voor Integrated Pollution Prevention
and Control (IPPC-richtlijn 96/6�/EG) geïmplementeerd. Op grond van deze richtlijn
vindt tussen lidstaten en betrokken bedrijven uitwisseling plaats over de technische
ontwikkelingen op dit gebied. De best available techniques worden vastgelegd in refe-
rentiedocumenten (zogenoemde BREF-documenten). Relevante documenten voor LPG/
propaan zijn: het Reference Document on Best Available Techniques for Mineral Oil and
Gas Refineries (februari �00�) en het Reference Document on Best Available Techniques
on Emissions from Storage (januari �005). Beide documenten hebben betrekking op
grotere industriële toepassingen, die in de nationale wetgeving onder het Brzo �999
vallen.
64 NPR �9�0-� 'Gevarenzone-indeling met betrekking tot ontploffingsgevaar – Deel �: Gasontploffingsgevaar', gebaseerd op NEN EN IEC 600�9-�0, juli �00�.
65 Wet milieubeheer (Stb. �9�9, 44�). 66 Het Bevi (vastgesteld bij besluit van �� mei �004, Stb �50) is de nationale uitwerking van artikel �� van de
Seveso II-richtlijn, zoals deze is gewijzigd bij richtlijn �00�/�05/EG.
4�
Besluitrisico'szwareongevallen1999
Het Besluit risico's zware ongevallen �999 (Brzo �999)6� vormt een belangrijk deel van
de implementatie van de Seveso II-richtlijn68. Het stelt eisen aan bedrijven die werken
met substantiële hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Deze eisen hebben zowel betrek-
king op de technische kant van veiligheid, als op de organisatorische aspecten van
veiligheid zoals veiligheidsmanagement, procedures en communicatie. Een Brzo-
bedrijf69 dient een veiligheidsbeheerssysteem in te voeren dat een veilige bedrijfsvoe-
ring waarborgt. Een specificatie van een veiligheidsbeheerssysteem voor risico's van
zware ongevallen is gegeven in NTA 86�0�0. De grotere Brzo-bedrijven�� dienen boven-
dien een veiligheidsrapport (VR) op te stellen waarin het voormalige Externe
Veiligheidsrapport (EVR) of Arbeidsveiligheidsrapport (AVR) en het 'rapport inzake de
bedrijfsbrandweer' zijn samengevoegd, inclusief de maatregelen op gebied van milieu-
bescherming en rampenbestrijding. Daarnaast moeten de grotere Brzo-bedrijven ook
een intern noodplan opstellen. Bovendien kunnen de vergunningverlenende en hand-
havende overheden een kwantitatieve risicoanalyse eisen.
Arbobesluit
In het Arbobesluit worden specifieke eisen gesteld voor de zogenoemde ARIE-bedrij-
ven��. Dit betreft de bedrijven die niet vallen onder het Brzo �999 maar waar wel speci-
fieke risico's gelden in verband met opslag of gebruik van gevaarlijke stoffen vanaf een
bepaalde ondergrens. De ondergrens is afhankelijk van de hoeveelheid stof ten opzich-
te van een grenswaarde (voor brandbare stoffen: �0.000 kg) in combinatie met omstan-
digheidsfactoren (zoals het in bewerking dan wel in opslag zijn van de stof, de plaats
van de installatie, de procestemperatuur en de fasevorm van de stof).
Deze eisen zijn gericht op het voorkomen en beperken van zware ongevallen met
gevaarlijke stoffen. Ze betreffen aanvullende eisen voor de risico-inventarisatie en
-evaluatie en omvatten een (bij voorkeur kwantitatieve) beoordeling van risico's op
basis van een beschrijving van scenario's voor mogelijke zware ongevallen. Voor de
ARIE-bedrijven gelden bovendien regels voor een veiligheidsbeheerssysteem, een
intern noodplan, afspraken over communicatie met naburige bedrijven en melding van
relevante gegevens (wijzigingen) aan de handhavende overheid. Deze specifieke eisen
vertonen grote gelijkenis met de eisen die worden gesteld aan Brzo-bedrijven.
6� Het Brzo �999 (Stb. �999, ��4). Het Brzo �999 is in �005 gewijzigd in verband met de uitvoering van richtlijn �00�/�05/EG tot wijziging van richtlijn 96/8�/EG (Seveso II-richtlijn).
68 Richtlijn 96/8�/EG. De implementatie van de Seveso II-richtlijn in Nederlandse wetgeving werkt niet alleen door in de Wet milieubeheer, maar tevens in de Arbeidsomstandighedenwet, de Wet rampen en zware ongeval-len en de Brandweerwet �985.
69 Het Brzo �999 geldt voor opslag of bewerking van LPG vanaf �0 ton LPG.�0 Nederlands Technische Afspraak 86�0:�006 nl. 'Specificatie van een veiligheidsmanagementsysteem voor
risico's van zware ongevallen'. NEN, juli �006. �� De aanvullende eisen uit het Brzo �999 gelden voor opslag of bewerking van LPG vanaf 500 ton LPG.�� De specifieke eisen voor ARIE-bedrijven (Aanvullende eisen risico-inventarisatie en -evaluatie) staan beschre-
ven in Artikel �.� t/m �.6 van het Arbobesluit (Stb. �99�, 60).
4�
NENEN-normenvoorinstallatiesvooropslagengebruikvanLPG/propaan
Deze bijlage geeft de belangrijkste normen voor installaties voor opslag en gebruik van
LPG/propaan, waar in de eisen uit het Pressure Equipment Directive nader zijn inge-
vuld.
LPG-specifiekeapparatuur
NEN EN ��54�:�00� en (inclusief NEN EN ��54�:�00�/A�:�004 en)
Niet-verplaatsbare, gelaste cilindrische stalen tanks voor LPG met een inhoud niet gro-
ter dan �� m�, en voor bovengrondse installaties - Ontwerp en fabricage
NEN EN ��805:�00� en
Onderdelen van LPG-installaties in wegvoertuigen - Tanks
NEN EN ��806:�00� en
Onderdelen van LPG-installaties in wegvoertuigen - Andere delen dan de containers
NEN EN ��80�:�00� en
Verplaatsbare, hervulbare, hardgesoldeerde stalen gasflessen voor vloeibaar gas (LPG)
- Ontwerp en constructie
NEN EN ��8�6:�00� en
Verplaatsbare, hervulbare gasflessen van staal en aluminium voor LPG - Ontgassen en
verwijderen
NEN EN ��8��:�00� en
Keuring en herkeuring van bovengrondse opslagtanks voor LPG met een capaciteit tot
en met �� m³
NEN EN ��8�8:�00� en
Keuring en herkeuring van ondergrondse opslagtanks voor LPG met een capaciteit tot
en met �� m³
NEN EN ��8�9:�00� en
Keuring en herkeuring van bovengrondse opslagtanks voor LPG met een capaciteit gro-
ter dan �� m³
NEN EN ��8�0:�00� en
Keuring en herkeuring van ondergrondse opslagtanks voor LPG met een capaciteit ter
grote dan �� m³
NEN EN ��95�:�00� en
Gasflessen voor LPG - Vulprocedures
NEN EN ��95�:�00� en
Veiligheidskleppen voor verplaatsbare hervulbare gasflessen voor vloeibaar gas (LPG)
NEN EN �40��:�004 en
Drukontlastkleppen voor LPG-tanks - Aanvullende apparatuur
b i j l a g e 4
4�
NEN EN �40�5:�00� en (inclusief NEN EN �40�5:�00�/A�:�004 en)
Niet-verplaatsbare, gelaste, stalen cilindrische tanks voor LPG met een inhoud niet
groter dan �� m³ en voor installatie ondergronds - Ontwerp en fabricage
NEN EN �4��9:�004 en
Drukontlastkleppen voor LPG-tanks
Drukapparatuuralgemeen
NEN EN ��445-�:�00� en
Niet aan vlambelasting blootgestelde drukvaten - Deel �: Materialen
NEN EN ��445-�:�00� en
Niet aan vlambelasting blootgestelde drukvaten - Deel �: Ontwerp
NEN EN ��445-4:�00� en
Niet aan vlambelasting blootgestelde drukvaten - Deel 4: Fabricage
NEN EN ��445-5:�00� en
Niet aan vlambelasting blootgestelde drukvaten - Deel 5: Inspectie en beproeving
NEN EN �40�5:�00� en
Tanks voor transport van gevaarlijke goederen - Metalen druktanks - Ontwerp en con-
structie
Verbindingstechniek
Lassen
NEN EN ��9-�:�994 nl
Kwaliteitsborgingseisen voor lassen - Smeltlassen van metallische materialen - Deel
�: Richtlijnen voor keuze en toepassing
NEN EN ��9-�:�994 nl
Kwaliteitsborgingseisen voor lassen - Smeltlassen van metallische materialen - Deel
�: Uitgebreide kwaliteitseisen
NEN EN ��9-�:�994 nl
Kwaliteitsborgingseisen voor lassen - Smeltlassen van metallische materialen - Deel
�: Standaardkwaliteitseisen
NEN EN ��9-4:�994 nl
Kwaliteitsborgingssystemen voor lassen - Smeltlassen van metallische materialen -
Deel 4: Elementaire kwaliteitseisen
NEN EN ��08-�:�999 en
Lassen - Details van lasverbindingen in staal - Deel �: Onder druk staande construc-
tiedelen
44
NEN EN ��08-�:�000 en
Lassen - Details van lasverbindingen in staal - Deel �: Niet onder inwendige druk
staande constructiedelen
NEN EN ISO �560�:�00� nl
Beschrijven en goedkeuren van lasmethoden voor metalen - Algemene regels
Flensverbindingen
NEN EN �09�-�:�00� en
Flenzen en hun verbindingen - Ronde flenzen voor buizen, afsluiters, hulpstukken en
accessoires, PN-aanduiding - Deel �: Stalen flenzen
NEN EN �5�4-�:�99� en
Flenzen en hun verbindingen - Afmetingen van pakkingen voor flenzen met PN-aan-
duiding - Deel �: Vlakke pakkingen van niet-metallieke materialen met of zonder vul-
materiaal
NEN EN �5�4-�:�99� en
Flenzen en hun verbindingen - Afmetingen van pakkingen voor flenzen met PN-aan-
duiding - Deel �: Spiraalpakkingen voor stalen flenzen
NEN EN �5�4-�:�99� en
Flenzen en hun verbindingen - Afmetingen van pakkingen voor flenzen met PN-aan-
duiding - Deel �: Niet-metallieke pakkingen met een mantel van PTFE
NEN EN �5�4-4:�99� en
Flenzen en hun verbindingen - Afmetingen van pakkingen voor flenzen met PN-aan-
duiding - Deel 4: Pakkingen van metaal met geribbeld, vlak of gegroefd profiel voor
gebruik met stalen flenzen
NEN EN �59�-�:�00� en
Flenzen en hun verbindingen - Ontwerpregels voor flensverbindingen met ronde flen-
zen en pakkingen - Deel �: Berekeningsmethode
45
OverzichtvanspecifiekeregelgevingindeWetmilieubeheervoortoepassing
vanLPG/propaan
BesluitLPG-tankstationsmilieubeheer73
Het Besluit LPG-tankstations is gebaseerd op artikel 8.44 van de Wet milieubeheer
en bevat nadere regels voor LPG-tankstations met behoud van de vergunningver-
plichting voor deze inrichtingen. In dit besluit wordt verwezen naar de CPR 8-�
(inmiddels PGS �6)�4. De voorschriften in het besluit zijn niet van toepassing voor
drukapparatuur waarvoor het Warenwetbesluit drukapparatuur geldt. Het Besluit
bevat regels ten aanzien van technische integriteit, bedrijfsvoering en ruimtelijke
context (zie figuur �, p. ��), die hieronder worden genoemd en besproken.
Technische integriteit
Voor de eisen met betrekking tot de technische integriteit wordt vanuit het besluit
verwezen naar de betreffende PGS-delen. De regels voor periodieke keuring zijn
inmiddels geregeld via het Warenwetbesluit drukapparatuur. Dit laatste geldt niet
voor in het besluit vermelde eisen voor de periodieke keuring van leidingen, aflever-
zuilen en appendages. NPR �5�8 richt zich hier wel op.
Bedrijfsvoering
De nadere regels voor de bedrijfsvoering hebben een overlap met Arboregelgeving.
Zaken die specifiek in dit besluit geregeld zijn, betreffen:
> beheer door terzake geïnstrueerde persoon (> �8 jaar);
> toezicht (verplicht aanwezig) met voldoende deskundigheid over voorschriften
voor normaal bedrijf en over handelingen bij calamiteiten;
> aanleg en wijzigingen van installatie door geaccepteerde installateur (met verwij-
zingen naar het Stoomwezen), wijzigingen melden in installatieboek;
> werkvergunning;
> vullen gasflessen verboden;
> gevaarsaanduiding;
> voorzieningen voor zelf-tanken;
> werkprocedure voor lossen tankwagen;
> plaats en aantal blusmiddelen.
Ruimtelijke context
De nadere regels over een explosieveilige inrichting overlappen met de Arbo-regel-
geving en met NPR �9�0. De veiligheidsafstanden die betrekking hebben op het
voorkomen van branddoorslag en -overslag betreffen een uitwerking van de bouwre-
gelgeving en daarin vermelde NEN-normen.
Zaken die specifiek in dit besluit geregeld zijn betreffen:
> afschermen reservoir met hekwerk, alleen toegankelijk voor bevoegden;
> regels voor beplanting;
> afstanden tot objecten binnen de inrichtingen;
> afstanden voor laaggelegen ruimten;
�� Besluit LPG-tankstations milieubeheer (Stb. �988, 95). �4 Het Besluit LPG-tankstations milieubeheer verwijst naar CPR 8-� derde druk uit �98� en spreekt niet over de
vierde druk uit �994.
b i j l a g e 5
b i j l a g e 5 a
46
> afstanden tussen reservoir, vulpunt of aflevertoestel en laag gelegen ruimten;
> gevarenzone indeling, eisen aan apparatuur binnen de zones;
> eisen aan opening in bedrijfswoning en verkoopruimte op het terrein van de inrich-
ting;
> eisen aan brandwerendheid en afstanden;
> afstand tussen de reservoirs onderling om aantasting bekleding te voorkomen;
> opstelling LPG tankwagen en afstanden ten opzichte van objecten.
AMvB'sgebaseerdopartikel8.40Wetmilieubeheer
De volgende zogenoemde 8.40 AMvB's met regels voor toepassing van LPG/propaan
zijn bestudeerd:
> Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer;
> Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer;
> Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer;
> Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer;
> Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer.
Op dit ogenblik wordt door de overheid gewerkt aan een nieuwe Algemene activitei-
ten AMvB waarin een groot aantal AMvB's die zijn gebaseerd op artikelen 8.40, 8.4�
en 8.4� van de Wet milieubeheer worden samengevoegd. Het betreft wijzigingen van
de structuur – overgang van een toepassingsgerichte indeling naar een activiteiten-
gerichte indeling – en inhoudelijke reparaties. In een eerder Ontwerpbesluit�5 zijn
voor LPG/propaantoepassingen relevante reparaties van de bestaande 8.40 AMvB's
opgenomen. Dit Ontwerpbesluit is echter niet in werking getreden. De verwachting is
dat de in dit Ontwerpbesluit verwerkte reparaties worden opgenomen in de genoem-
de Algemene activiteiten AMvB die het Ministerie van VROM per januari �00� van
kracht wil laten worden.
De eisen in de 8.40 AMvB's met betrekking tot de technische integriteit hebben grote
overlap met het Warenwetbesluit drukapparatuur. De nadere regels over de bedrijfs-
voering hebben een overlap met Arboregelgeving. De nadere regels over een explo-
sieveilige inrichting overlappen met de Arboregelgeving en met de NPR �9�0. De vei-
ligheidsafstanden die betrekking hebben op het voorkomen van branddoorslag en
brandoverslag betreffen een uitwerking van de bouwregelgeving en daarin vermelde
NEN-normen.
�5 Ontwerpbesluit houdende wijziging van enige krachtens artikelen 8.40, 8.4� en 8.4� van de Wet milieube-heer gegeven algemene maatregelen van bestuur (opheffing van onvolkomenheden), Stcrt �004, ��8. Voor LPG/propaantoepassingen relevante wijzigingen betreffen: herstel van de verplichting van de keuring van stookinstallaties en de met die installaties in verbinding staande leidingsystemen op veiligheid en het aan-passen van de aangehaalde afstand van �5 meter van een propaanopslag tot woon- of verblijfsgebouwen tot �,5 meter. In deze bijlage van het advies zijn voorgestelde wijzigingen in het Ontwerpbesluit die betrekking hebben op LPG of propaan betrokken in de analyse. Dit besluit is echter nog niet in werking getreden.
b i j l a g e 5 b
4�
De volgende zaken zijn in deze AMvB's geregeld:
Technische integriteit
> stookinstallatie met brandschakelaar en gasafsluiter;
> tenminste eenmaal per jaar onderhoud aan verwarming/stookinstallatie en de
met die installaties in verbinding staande leidingsystemen; eisen aan inspectie
bij ingebruikname, veilig functioneren en afstelling;
> onderhoud, afstelling en inspectie door gecertificeerd of aantoonbaar deskundig
persoon;
> opslag propaan in bovengrondse reservoirs;
> reservoir op bouwplaats voldoet aan Warenbesluit drukapparatuur en voorzover
niet in conflict met PGS �9 (genoemd is CPR ��-�);
> reservoir niet op bouwplaats voldoet aan Warenbesluit drukapparatuur en voorzo-
ver niet in conflict: aan PGS �0 of �� (genoemd is CPR ��-� of �);
> indien het Warenbesluit drukapparatuur niet van toepassing is, gelden keurings-
eisen (voor opslag inclusief toebehoren) van NEN EN �� 8��;
> keuring door aangewezen persoon of gelijkwaardig;
> bevindingen van keuringen binnen inrichting aanwezig; informatie samengevat in
installatielogboek;
> bewaartermijn minimaal 5 jaar voor onderhoudscontracten installatie en certifica-
ten onderhoud of keuring.
Bedrijfsvoering
> gevaarsaanduiding bij opslag;
> instructie bij installatie;
> voldoende mobiele blusapparatuur;
> bewaartermijn minimaal 5 jaar voor onderhoudscontracten installatie en certifica-
ten voor onderhoud of keuring.
Inrichting
> verwisselen LPG-reservoir alleen in buitenlucht;
> ruimte met risico voldoende ventilatie;
> ruimte waar explosieve dampen kunnen ontstaan, ventileren; verwarming indi-
rect;
> opslag (open terrein) geen onaanvaardbaar risico voor naastgelegen kampeerter-
rein of bebouwing, te weten een warmtestraling gedurende 60 minuten niet gro-
ter dan �5 kW/m� op de perceelsgrens;
> opslag van brandbare stoffen: bereikbaarheid voor brandweer gewaarborgd;
> veiligheidsafstanden voor opstelplaats tankwagen, vulpunt en opslag, ten opzich-
te van woningen en objecten categorie I en II;
> afstand tussen propaanreservoir en reservoirs voor andere brandbare vloeistof-
fen: > �5 m (bovengronds) en > �,5 m (ondergronds); ten opzichte van alle andere
reservoirs > 5m;
> afstand ten opzichte van woningen of objecten categorie I en II met eigen reser-
voir voor propaan: > �,5 m;
> voor reservoirs van voor �00�: de afstanden in de vergunning gelden.
48
Samenstellingraadswerkgroep,commissie,klankbordgroepenlijst
geïnterviewdepersonen
Leden raadswerkgroep
> Ir C.M. Pietersen (voorzitter)
> Prof. dr A.J. van der Wal
> P. van der Torn, arts-MMK, D. Env.
> Prof. ir drs J.K. Vrijling
Secretaris
> Mevrouw drs J.S. Paap (tot januari �006),
> Mevrouw ir Y.M. Oostendorp (vanaf januari �006)
Ondersteuning
> Ir M. Blaauw, Nederlands Normalisatie Instituut
Leden commissie
> J.M. Krul, secretaris Vereniging voor Vloeibaar Gas-Nederland
> H. Bach, Tankbouw Rootselaar, tevens voorzitter technische commissie van
VVG-Nederland
> Ing. J.J.M. Aben, technisch directeur, Lloyd's Register Nederland B.V. Energy &
Transportation
> R. Blankestijn, technisch adviseur BP Gas Nederland B.V.
Adviseur
> Ing. A.J.M. Janssen, DCMR
Leden klankbordgroep
> Ing. A.J.W. Wijker, Ministerie van SZW
> Drs S. Buitenkamp, Ministerie van VROM
> Mevrouw H. Lindeijer-Schoof, Ministerie van VenW
> Mevrouw ing. N. Oberijé, NIFV, Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid
> H. Hiltjesdam, Inter Provinciaal Overleg
> Ir N.P. van Til, KIWA N.V., technisch manager notified body PED, Unit Transport &
Energy
> D. Boot, directeur VNPI
> Ing. H. Holtman, Infomil
Tevens geraadpleegd
> Dr ir L.J. Vijgen, DCMR
Geïnterviewde personen
> K. van Dijk, Centraal Bureau voor de Rijn en Binnenvaart
> P. Dekker, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
> H. Verschuren, Lloyd's Register Nederland B.V.
> Ing. J.M. Ham, TNO-MEP
b i j l a g e 6
Adviesraad Gevaarlijke Stoffen
Oranjebuitensingel 6
Postbus 20951 - IPC 770
2500 EZ Den Haag
WWW.adviesraadgevaarlijkestoffen.nl