Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
MAG HET IETSJE MEER ZIJN
Integriteitsonderzoek in het mijnenveld van de moraal
L.W.J.C. Huberts*
1e Talma-lezing Faculteit der Sociale Wetenschappen
Vrije Universiteit Amsterdam
In verkorte vorm uitgesproken op 10 januari 2003.
Opgedragen aan klokkenluiders,
in het bijzonder aan Fred Spijkers
* Leo Huberts is als bijzonder hoogleraar Politiestudies en Veiligheidsvraagstukken
verbonden aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Vrije Universiteit te
Amsterdam.
2
Inhoud
1. Inleiding
2. Fred Spijkers
3. Integriteit
4. Aandacht en affaires
5. Affaire Rotterdam: Bram Peper
6. Bouwfraude: Ad Bos
7. Typen integriteitsschendingen
8. Mijnenveld van de moraal: Over meer en minder
Integriteitsmaffia en inquisitiedemocratie
Ad van Poppel
De nuance van 'meer en minder'
9. Onderzoekbaarheid
10. Onderzoek naar integriteit van bestuur
Wat van waarde is
Hoeveel er van is: omvang
Waar het aan ligt: oorzaken
Oplossingen: Integriteitsbeleid
11. Slot
Literatuur
3
1. Inleiding1
Binnen het openbaar bestuur is de aandacht voor de normatieve dimensie van
besturen sterk toegenomen, evenals binnen het bedrijfsleven. Dat geldt voor
Nederland, voor Europa, voor internationale organisaties als de Verenigde Naties en
de Wereldbank en ook internationale economische en politieke betrekkingen. Het feit
dat steeds meer affaires aan het licht treden, getuigt van meer aandacht voor normen
en waarden, terwijl ze tevens laten zien dat het negeren van integriteit funeste
gevolgen kan hebben. De recente bouwfraude-affaire in Nederland en de Enron-
affaire in de Verenigde Staten tonen de toenemende belangstelling voor het thema.
In het verlengde van de maatschappelijke is ook de wetenschappelijke aandacht
toegenomen (in diverse disciplines waaronder de bestuurskunde). Met deze lezing
verken ik het integriteitsvraagstuk.
Inhoud lezing
Om te beginnen zal ik u een dilemma voorleggen. Daarna sta ik stil bij een casus.
Die casus gebruik ik om enkele kenmerken van het integriteitsvraagstuk te
illustreren. Bewust veroorloof ik me daarbij uitstapjes naar de universitaire praktijk.
Dit alles mondt uit in de omschrijving van kernbegrippen zoals integriteit, waarden
en integriteitsschendingen.
Daarna ga ik in op de toenemende aandacht voor integriteit, toegespitst op
bestuurlijke integriteit. De twee affaires die de laatste jaren prominent op de
voorpagina's aanwezig waren komen aan de orde (Peper, bouwfraude), waarna wordt
gepreciseerd welke verscheidenheid aan integriteitsschendingen denkbaar is.
Vervolgens is er de reflectie op het integriteitsbeleid en -onderzoek. Ik verken enkele
dilemma's en schaduwzijden die uit de toenemende aandacht voor integriteit
voortvloeien. Is er inmiddels sprake van een integriteitsmaffia, leidend tot een
inquisitiedemocratie? De titel van de lezing 'Mag het ietsje meer zijn' houdt daar
verband mee. Is het bij integriteit zwart-wit, is gedrag integer of niet-integer of dekt
het beter de werkelijkheid te spreken over meer en minder integer?
Daarna komt aan bod of zo'n beladen thema wel onderzoekbaar is en hoe
(bestuurskundig) onderzoek zich moet verhouden tot de praktijk die onder de loep
wordt genomen. In die context zeg ik kort iets over mijn wetenschapsopvatting en de
gevolgen daarvan voor onderzoek en analyse.
Tot slot volgt -voorafgaand aan een kort dankwoord- een korte schets van het
integriteitsonderzoek dat we in het kader van het bestuurskundig onderzoeks-
programma aan de Vrije Universiteit verrichten. Wat proberen we bij te dragen aan
onze kennis over de inhoud, de omvang en de achtergronden van het vraagstuk van
de integriteit van het bestuur?
Ik begin evenwel met een dilemma.
Dilemma 1
Een journalist belt een VU-onderzoeker en vraagt hem mee te werken aan een
1 Ik dank Karin Lasthuizen en Hans van den Heuvel voor hun tekstsuggesties en -correcties, het
secretariaat van de afdeling Bestuur en Organisatie, vooral Antoinette Lloyd-Wolkowski, voor de
vormgeving van de lezing en het faculteitsbestuur en medewerkers van de faculteit, vooral Liesbeth
Westerlaken, voor het realiseren van deze uitgave.
4
radioprogramma over een klokkenluider. De onderzoeker houdt dat soort
verzoeken altijd af, omdat hij niet wil reageren op individuele situaties. In dit
geval laat hij zich evenwel vermurwen, omdat hij de betrokkene persoonlijk
kent en via hem veel weet over de casus én omdat hij boos is over de
opstelling van de overheid.
Hoe luidt het oordeel over het gedrag van deze onderzoeker:
o (zeer) aanvaardbaar
o (zeer) onaanvaardbaar
Dit is een dilemma 'uit het leven gegrepen'. Ik werd er zelf enkele maanden geleden
mee geconfronteerd en moest er wel even over nadenken. Welk criterium overwint:
wetenschappelijke afstandelijkheid, onafhankelijkheid en voorzichtigheid of
maatschappelijke verantwoordelijkheid en betrokkenheid? Na enig nadenken heb ik
de Radio 1 verslaggever gemeld dat ik wel iets over de lotgevallen van Fred Spijkers
wilde zeggen. Zijn geschiedenis is de eerste casus in dit verhaal.
2. Fred Spijkers2
14 september 1984. Munitiespecialist Rob Ovaa heeft de leiding over een test. Het
werk is zeer gevaarlijk en aan strenge veiligheidseisen onderworpen. Een AP-23
mijn weigert te ontploffen. Na inachtneming van de voorgeschreven wachttijd, gaat
Ovaa uit dekking en hurkt hij bij de mijn neer. Deze ontploft alsnog en doodt Ovaa.
Enige uren later staan er twee officieren en een ambtenaar van Defensie bij mevrouw
Marjolein Ovaa om haar het ongeval te melden. Ze verzekeren haar dat het een
ongeluk was “dat iedereen had kunnen overkomen” en dat haar man geen enkele
blaam trof: hij had geheel overeenkomstig de procedures gehandeld.
Het ministerie van Defensie, dat nog met de nasleep en de schadeclaims van een
ongeval van 1983 zit, met zeven dodelijke slachtoffers, draagt bij nader inzien
diezelfde middag bedrijfsmaatschappelijk werker Fred Spijkers op om aan mevrouw
Ovaa te melden dat haar man door eigen schuld is omgekomen. Tevens krijgt hij de
opdracht de weduwe en haar gezin te begeleiden en daarbij te voorkomen dat de
weduwe met de pers in contact zou komen en dat er Kamervragen zouden worden
gesteld.
Nog diezelfde dag gaat Spijkers naar de weduwe en voert zijn opdracht uit. De
weduwe, die kort daarvoor een heel andere versie vernomen heeft en ziet met
hoeveel moeite Spijkers zijn verhaal doet, reageert: “Hier staat u niet achter!”
Spijkers beaamt dit en belooft haar de ware versie van de gebeurtenissen boven tafel
te krijgen. Deze belofte is het begin van een lange lijdensweg.
-----------------------------
Illustratie: Foto Spijkers
-----------------------------
Spijkers gaat op onderzoek uit. Het departement neemt daar aanstoot aan, laat
2 Zie het dossier Spijkers op de website van het Katholiek Nieuwsblad:
http://www.katholieknieuwsblad.nl/actueel20/kn2010d.htm
5
inlichtingendiensten onderzoeken of hij niet als staatsvijand en politiek crimineel aan
de kant kan worden gezet. Omdat dat niet lukt, wordt geprobeerd hem via afkeuring
kwijt te raken. Er wordt een psychiatrische diagnose gefingeerd: Spijkers zou
paranoïde en schizofreen zijn en lijden aan wanen. Hij wordt in de WAO geplaatst en
ontslagen. Defensie schroomt ook niet contact op te nemen met Spijkers' vrouw om
hem zwart te maken. De huisarts van Spijkers vat wat er gebeurde samen met een
"aanhoudende, consequente, systematische poging tot karaktermoord." Een
tegenvaller voor Spijkers is dat de hoogste ambtenarenrechter, de Centrale Raad van
Beroep, het ontslag van Spijkers bevestigt. Media betwijfelen de onpartijdigheid van
het gerecht, omdat de rechter eerder werkzaam was op het ministerie van
Binnenlandse Zaken en daar bij het dossier Spijkers betrokken was.
Na meer dan tien jaren zoeken Spijkers en mevrouw Ovaa in 1997 de publiciteit. Het
duurt dan evenwel nog meer dan vijf jaren voordat het front van ministers,
staatssecretarissen, topambtenaren en landsadvocaat wordt geslecht, ondanks een rij
van uitspraken van instanties die tot de conclusie komen dat Defensie fout zat en zit.
De landmijn deugde niet (met meer ongelukken als gevolg), zo wordt vastgesteld en
Spijkers is schandalig behandeld. De Nationale Ombudsman noemt de kwestie
onthutsend. De Tweede Kamer signaleert dat grote en onrechtmatige schade is
aangedaan. KPMG wordt ingeschakeld om een bindend advies uit te brengen en
concludeert dat Spijkers structureel en systematisch is misleid. Een diepe buiging is
op zijn plaats en staatssecretaris Van Hoof in het kabinet Kok II blijkt daartoe bereid.
De erkenning van misleiding, excuses, rehabilitatie, achttien jaren na dato. Zijn
opvolger Van der Knaap in Balkenende I krabbelt evenwel terug en in het zicht van
de haven lijkt de geschiedenis zich te herhalen. 'Fatsoen moet je doen'....., zo luidt
het devies van het kabinet Balkenende.
De Tweede Kamer beslist echter anders. Excuses zijn op zijn plaats en de
staatssecretaris kiest eieren voor zijn geld, mits het op zijn departement geen
consequenties hoeft te hebben. De Tweede Kamer legt zich daarbij neer. Daags na
het debat tekenen Van der Knaap en Spijkers de definitieve
vaststellingsovereenkomst. Spijkers krijgt 1,6 miljoen euro belastingvrij, vergoeding
van gemaakte juridische kosten en hij wordt voorgedragen voor een koninklijke
onderscheiding. Het Katholiek Nieuwsblad meldt dat er eindelijk een einde aan het
dossier Spijkers komt.
De korte schets van het dossier Spijkers doet vermoeden dat we hier te maken
hebben met een waar heldenepos. De dwerg Spijkers tegen de reus Defensie, David
tegen Goliath, goed tegen kwaad, fatsoen tegen onfatsoen, integer versus niet-integer,
rijp voor een speelfilm met als titel 'Nineteen-eightyfour', ook het jaar waarin het
verhaal van start gaat.
Een groot verschil met een echt epos is wel dat de held daarin de ontberingen met
meer gemak weet te overwinnen. In werkelijkheid worden klokkenluiders zoals
Spijkers vaak het slachtoffer van de zaak waarvoor ze strijden. Ze worden erdoor
opgeslokt, raken gebiologeerd, komen nergens anders meer aan toe, staan ermee op
en gaan ermee naar bed. Het werk overmant de thuissituatie en het persoonlijk leven
en dat maakt dat verdriet, neerslachtigheid en paranoia nogal eens voorkomen. Als
gevolg en niet als oorzaak, zo moet daar uitdrukkelijk aan worden toegevoegd.
Lessen
Wat valt uit deze casus te leren, wat zegt hij over de integriteit van ons bestuur?
Om te beginnen past een relativering. De werkelijkheid die ik hier schets is die van
6
de gebeurtenissen met en rondom Fred Spijkers. Ambtenaren van Defensie en
bewindslieden hebben zich stil gehouden als het gaat om hun motieven. Dat is
jammer omdat we nu niet goed weten wat er binnen het apparaat speelde. Loyaliteit,
eigenwijsheid, domheid, valsheid, lafheid? Om dit soort processen te begrijpen, om
te weten wanneer integriteit het loodje legt, is ook het verhaal van de
defensiemedewerkers van belang. Toch leert ook de gegeven beperkte
casusbeschrijving ons wel iets.
Voor alles maken de gebeurtenissen duidelijk dat we er niet te gemakkelijk van uit
moeten gaan dat het wel goed zit met de integriteit van het openbaar bestuur in
Nederland. Het bestuur heeft een keurige reputatie, onze politici en ambtenaren staan
niet als corrupt of crimineel te boek Toch blijkt het openbaar bestuur op een
onvoorstelbare manier over de schreef te kunnen gaan. Enige achterdocht is dus wel
op zijn plaats.3
Ook leert de casus veel over de moeilijke positie van klokkenluiders die intern geen
gehoor krijgen wanneer ze een misstand aan de kaak stellen en zich vervolgens tot de
media wenden. Steeds weer blijkt dat een onvermijdelijk en frustrerend gevecht te
zijn (Vermaas et al, 2001).
Ook wordt de complexiteit van het integriteitsvraagstuk duidelijk. In de zaak is een
veelvoud aan integriteitsschendingen te herkennen. Wellicht corruptie, zeker
belangenverstrengeling wanneer het gaat om overheden die elkaar de bal toespelen.
Fraude is terug te zien in het gefingeerde psychiatrische rapport. Bevoegdheden
worden oneigenlijk gebruikt, er wordt gelogen en verdraaid (zo begint de affaire ook:
met de opdracht te liegen over het ongeluk), voor de omgangsvormen is de term
intimidatie op zijn plaats.
Kortom: op vele manieren is de integriteit in het geding. Maar wat is precies
integriteit? Ik geef kort een idee van het conceptuele kader waarmee wij werken.
3. Integriteit
Integriteit is een hoera-begrip. Iedereen wil het zijn en wordt je integriteit betwijfeld,
dan ben je nog niet jarig. Het raakt het wezen van ieder individu, iedere organisatie,
iedere samenleving. Toch is lang niet altijd duidelijk wat integriteit precies inhoudt
(Montefiori en Vines, 1999; Jeurissen en Musschenga, 2002; Van Willigenburg et al.
1999; Chapman, 2000; Karssing, 2001).
De een ziet integriteit als 'heelheid' ofwel als consistent, coherent en consequent zijn.
Je staat er voor en je gaat er voor. Je zegt wat je denkt en je doet wat je zegt.
Een ander ziet integriteit als waarde temidden van andere waarden. Je moet eerlijk,
betrouwbaar zijn en ook integer in de zin van onkreukbaar en rechtschapen.
Ook de derde opvatting verbindt integriteit met waarden, maar ziet het als
overkoepelend begrip. Je bent integer indien je doen en laten overeenkomen met
daarvoor geldende morele normen en waarden en de daarmee samenhangende (spel)-
regels. Wij kiezen voor laatstgenoemde opvatting.
3 Zie Van Hulten (2002) voor een pleidooi de omvang van corruptie in Nederland serieuzer te nemen.
Ook G. van den Heuvel et al. (2002) spreken over endemische corruptie in relatie tot de bouwsector.
7
Het 'morele' heeft betrekking op het goede, het juiste, op wat hoort en niet hoort.
Morele maatstaven hebben betrekking op menselijk handelen en menselijke relaties
en kenmerken zich door hun bindingskracht en het sociale karakter ervan.
Het fundament voor wat integer is, is terug te vinden in geldende algemene morele
beginselen en waarden (ethiek). Bij waarden gaat het om principes of standaarden die
bij het maken van keuzen gewicht dienen te hebben. Voorbeelden van waarden zijn
rechtmatigheid, onkreukbaarheid en collegialiteit. Normen zijn meer concreet en
specifiek. Normen betreffen morele handelingsvoorschriften die een duidelijke grens
stellen aan wat in een bepaalde situatie mag en moet.
Tegenover integer handelen staat niet-integer handelen, staan integriteits-
schendingen. Bij een integriteitsschending wordt de positie of functie gebruikt in
strijd met de daarvoor geldende waarden en normen (en regels). Daarbij kan
onderscheid worden gemaakt naar typen schendingen: corruptie, fraude en diefstal,
dubieuze giften, beloften of nevenfuncties (belangenconflicten), misbruik van
bevoegdheden, onheuse omgangsvormen, informatiemisbruik, wanprestatie en
verspilling en wangedrag in privétijd.
Soms is precies duidelijk waar de scheidslijn ligt tussen integer en niet-integer
gedrag. Vaker echter doen zich morele of integriteitsdilemma's voor. Dan moet een
keuze worden gemaakt tussen de in het geding zijnde waarden. Ook is het besef van
belang dat normen en waarden niet universeel zijn; integriteitsschendingen variëren
naar tijd en plaats. Onze normen zijn anders dan de Amerikaanse, buitengewone
omstandigheden zoals oorlogssituaties brengen andere morele vraagstukken met zich
mee en vereisen andere afwegingen, wat in de ene maatschappelijke sector slim
handelen is, kan elders corruptie betekenen.
Hoe zit het bijvoorbeeld met integer en niet-integer aan de universiteit? Hoe moet
bijvoorbeeld de volgende casus worden beoordeeld?
Dilemma 2
Een talentvolle BCO-student werkt bij Ajax en schrijft een scriptie over
voetbalvandalisme. Hij nodigt zijn zeer in voetbal geïnteresseerde begeleider
uit een keer mee te gaan naar een Champions League wedstrijd van Ajax,
samen met zijn 11jarig zoontje. De begeleider aanvaardt de uitnodiging.
Oordeel over het gedrag van de docent:
o (zeer) aanvaardbaar
o (zeer) onaanvaardbaar
U zult beseffen dat hier de onafhankelijkheid van de begeleidende docent in het
geding is. Wordt zijn oordeel beïnvloed door de gift, het vrijkaartje voor de
wedstrijd? Moet hij zelfs de schijn vermijden? In het bedrijfsleven wordt hierover
niet moeilijk gedaan, smeren en fêteren noemde de bouwenquêtecommissie dat. Een
ambtenaar of politicus moet veel terughoudender zijn.
Hoe dat ook zij: in alle sectoren is de belangstelling voor dit type vraagstukken
toegenomen. De ethiek is terug, integriteit staat hoger op de agenda.
8
Tabel 1: Belangrijke begrippen
– Integriteit: overeenstemming met de relevante morele waarden en
normen en de daarmee samenhangende (spel)regels
– Ethiek: de geldende algemene morele waarden, beginselen en normen
die het kader bieden voor het handelen
– Morele: wat met zeggingskracht betrekking heeft op het (sociaal)
goede en juiste
– Waarden: de (morele) principes of standaarden die bij het maken van
keuzen gewicht dienen te hebben
– Norm: richtlijn voor wat (moreel) juist is in een concrete situatie
– Integriteitsschendingen/laakbaar gedrag: gedrag dat afwijkt van
geldende morele waarden en normen (en regels)
– Moreel of integriteitsdilemma: lastige keuze omdat waarden niet
tegelijk te realiseren zijn
4. Aandacht en affaires
Het laatste decennium is de ethische dimensie herontdekt. Wat betreft het
Nederlandse openbaar bestuur wordt in dat verband standaard gewezen op Ien Dales,
minister van Binnenlandse Zaken in het derde kabinet Lubbers. Zij plaatste het
thema in 1992 eigenhandig en eigenzinnig op de bestuurlijke agenda (Vriends,
1999). Bestuurlijke corruptie-affaires in Limburg, partijpolitieke corruptie in Italië en
de angst voor beïnvloeding door de georganiseerde misdaad, brachten de minister
ertoe de integriteit van de openbare sector aan de orde te stellen. Het bewustzijn
groeide dat de Nederlandse overheid zich diende te wapenen tegen corruptiedreiging.
Haar toespraak leidde tot veel discussie en soms ook tot maatregelen binnen de
diverse bestuurslagen en de vele beleidssectoren.
In de loop van de jaren negentig werd de thematiek verbreed. Lag eerst de nadruk op
corruptie en fraude, inmiddels gaat het om integriteit; ging het eerst om bestraffing
achteraf, nu krijgt preventie meer aandacht. Ook minder ernstige vormen van
ongewenst gedrag worden inmiddels aangepakt.
In het bedrijfsleven is er de nodige aandacht onder noemers als `maatschappelijke
verantwoordelijkheid' en `business ethics'. Zo gaf de multinational Shell haar
jaarverslag in 1998 het veelzeggend motto mee Profits and principles. Does there
have to be a choice? Shell besteedt na winstgevendheid ook aandacht aan de ethiek
van het zakendoen, het respecteren en beschermen van de mensenrechten en aan haar
maatschappelijke verantwoordelijkheid voor mens en milieu (Kaptein en Wempe,
2002; Dubbink, 1999). Aanvullend ontstond de laatste jaren ophef over de integriteit
van topbestuurders. Het eigen belang bij de koers van de aandelen, via afgesproken
optieregelingen, leidde tot manipulatie van bedrijfsresultaten en fraude. Wat met de
'Enron-affaire' wordt samengevat heeft in de Amerikaanse en ook in de
wereldeconomie een schok teweeggebracht die we in ons land nog onderschatten. De
keerzijde van het kapitalisme is terug op de agenda. Zo berichtte de New York Times
9
van 20 december 2002 dat firma's die actief zijn in de aandelenhandel op Wall Street
een schikking met de openbare aanklager zullen treffen. De firma's betalen 1 miljard
dollar aan boetes om verder onderzoek naar dubieuze advisering en aandelenuitgiften
te beëindigen.
Ook in internationale politieke en economische betrekkingen wordt over ethiek en
integriteit gesproken, veelal onder de noemer 'good governance'. In navolging van de
Wereldbank wordt corruptie steeds meer beschouwd als een centrale oorzaak van
armoede en onderontwikkeling. Behoorlijk bestuur is steeds vaker voorwaarde voor
ontwikkelingssamenwerking en -hulp. Internationale conventies en verdragen stellen
inmiddels ook omkoping van buitenlandse ambtenaren en politici strafbaar (Caiden,
Dwivedi en Jabbra, 2001; Fijnaut en Huberts, 2002).
Affaires
Nederland heeft de nodige affaires gekend waarbij bestuurlijke integriteit in het
geding was (Van den Berg, 1997). Kort volgt een impressionistische schets,
uitlopend in een beknopt portret van de twee affaires die in Nederland de laatste
jaren veel aandacht trokken: de affaire Peper en de bouwfraudeaffaire.
Eerst was er de Lockheed-affaire in de jaren zeventig, met de veronderstelde
omkoping ofwel corruptie van een lid van het koninklijk huis. Dat leidde tot veel
commotie maar met slechts beperkte sancties.
Daarna waren er begin jaren negentig affaires in Limburg, met concrete beschuldi-
gingen over corruptie. Burgemeesters, wethouders en ambtenaren zouden in een
vriendenrepubliek het zakelijke met het aangename verenigen (Dohmen, 1997). Tot
veel processen en veroordelingen leidde dit alles niet; wel tot het doorbreken van de
illusie als zou zoiets in Nederland, zo `ver van de evenaar', ondenkbaar zijn. Behalve
gunsten met het oog op beleid (corruptie) en fraude, werd ook de aandacht gevestigd
op minder directe vormen van oneigenlijke beïnvloeding van bestuurders en
ambtenaren. Relatiegeschenken leidden tot discussies met daarin voorstanders van
strikte (de nullijn) en minder strikte posities.
Op landelijk niveau trok de affaire Bolkestein de aandacht (1996). De inzet was de
aanvaardbaarheid van zijn betaalde nevenfunctie, het commissariaat bij het
farmaceutisch bedrijf MSD. Tot het opgeven van dat commissariaat leidde het niet.
`Mijn betaalde nevenfunctie is een privéaangelegenheid', voor mij geldt geen (schijn
van) bevooroordeeldheid, zo kon VVD-fractievoorzitter Bolkestein volhouden.
In dezelfde periode verscheen Europa in de schijnwerpers. Salaris, onkosten-
vergoedingen, nevenfuncties, vriendjespolitiek, fraude, corruptie. Europese Com-
missie en Europees Parlement worstelen nog elke dag met die reputatie (Dohmen,
1999). Hetzelfde geldt voor veel buitenlandse overheden. 'Good governance', roept
Nederland inmiddels bij het geven van steun: een fatsoenlijk bestuur of er komt geen
hulp.
De afgelopen jaren krijgen enkele nieuwe thema's meer aandacht. Schoorvoetend
volgt Nederland de internationale wetgeving (het strafbaar stellen van omkoping
elders). Voorstellen om sponsoring van politieke partijen door bedrijven mogelijk te
maken leiden tot discussies en dat geldt ook voor het lobbyen na afloop van de
politieke of ambtelijke carrière (naar aanleiding van discussies, eind 1999, over de
bemoeienissen van oud-staatssecretaris van Defensie Gmelich Meijling ten behoeve
van een wapenfabrikant), regelgeving voor klokkenluiders (Van Buitenen, 1999: de
10
Euro-ambtenaar die eind 1998 fraude binnen de Europese Unie publiekelijk aan de
kaak stelde en daarom werd geschorst). Op provinciaal niveau leidt de Ceteco-affaire
tot beroering. De provinciale overheid heeft gemeenschapsgelden op een risicovolle
manier belegd en leidt grote verliezen, ook door discutabel handelen door de
treasury-ambtenaar (De Jong, 2000). Binnen gemeenten doen zich onderwijl ook de
nodige affaires voor (Verlaan, 1999; Van den Heuvel, Huberts en Verberk, 1999)
evenals binnen sectoren zoals de politie (Van der Steeg, Lamboo en Nieuwendijk,
2000).
Twee affaires domineren respectievelijk in 1999-2000 en 2001-1002 het nieuws: de
affaire-Peper en de bouwfraudeaffaire.
5. Affaire Rotterdam: Bram Peper4
In oktober 1999 ontbrandt de affaire over onkostenvergoedingen aan en -declaraties
van leden van het Rotterdamse college van Burgemeester en Wethouders. Aan de
hand van de hoofdrolspeler volgt een korte schets.
Bram Peper (1940) wordt eind juli 1998 benaderd voor het ministerschap in het
tweede Paarse kabinet. Tijdens het gesprek met formateur Kok komt even aan de
orde dat de accountantsdienst van de gemeente Rotterdam bezig is met een
onderzoek naar declaraties. Later meldt Kok: "De heer Peper heeft mij daarop
gemeld dat dit naar zijn stellige overtuiging geen problemen zou opleveren"
(Soetenhorst en Zonneveld, 2001: 45).
Donderdagochtend 28 oktober 1999 wordt duidelijk dat die overtuiging geen hout
snijdt. Het Algemeen Dagblad opent met de kop "Peper beticht van misbruik', met
als eerste zin "Minister Peper heeft jarenlang op grote schaal misbruik gemaakt van
gemeenschapsgeld en -goederen." (Soetenhorst en Zonneveld, 2001: 62). De minister
reageert laconiek, fel, badinerend. De aanval is de beste verdediging. "Ik ben
onkreukbaar".
Media blijven daarop de minister hinderlijk volgen met kleinere en grotere
beschuldigingen (zoals over de aanschaf van een te dure dienstauto en het tegen de
regels meereizen van zijn vrouw). Ondertussen is de Commissie voor de Rekening
(COR) van de Rotterdamse gemeenteraad samen met KPMG in de weer met een
omvangrijk feitenonderzoek. Er is gekozen voor onderzoek in de breedte: 800.000
uitgaven worden in het onderzoek betrokken, over de periode 1986 tot en met 30 juni
1999 (een totaalbedrag van ruim fl. 1.5 miljard) en 19.400 mutaties worden `in detail'
onderzocht (wat betekende dat uitvoerig onderzoek is gedaan in boekhoudingen en
toelichting is gevraagd aan betrokkenen).
De eerste concept-rapporten van de Rotterdamse Commissie voor de Rekening COR
ontvangt Peper eind februari 2000. Dan wordt hem de ernst pas echt duidelijk en gaat
het snel. Op maandag 13 maart treedt minister Peper van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties af, moegestreden door de affaire en om de handen vrij te hebben
na de publicatie van het rapport. Dat blijkt ook wel nodig wanneer die vrijdag het
rapport 'Bestuurskosten' openbaar wordt. Er is slordig, onzorgvuldig en nogal eens
4 Zie bijv. het NRC Handelsblad dossier: http://www.nrc.nl/W2/Lab/Peper/ (januari 2003),
Soetenhorst en Zonneveld, 2001 en Pheijffer, 2002.
11
onrechtmatig gedeclareerd, door de burgemeester, op enige afstand gevolgd door
nogal wat wethouders. Het beeld doemt op van een bestuurscultuur waarin het per-
soonlijke en het functionele door elkaar heen liepen, geen afstand bestond tussen
bestuur en zakenwereld en wantrouwen en non-interventie centraal stonden.
Concrete voorbeelden uit het bijgevoegde accountantsrapport krijgen veel media-
aandacht: partners en kinderen die meegaan op dienstreis, creditkaartafrekeningen
zonder verantwoording, privé-uitgaven op kosten van de gemeente. Peper is
woedend en zegt tegen De Telegraaf: "Ik ben zo teleurgesteld dat ik nooit meer een
stap in Rotterdam zet. De grootste misdadigers in Nederland worden beter
behandeld".
De onmiddellijke reacties op het rapport zijn hard, alom wordt opgeroepen tot
bezinning en daadkracht ten behoeve van integer besturen. Dat wekt verwachtingen,
nogal hoge verwachtingen. De gemeenteraad van Rotterdam komt tot een veroor-
deling van het gedrag van oud-burgemeester Peper, maar is terughoudend over de
andere onderzochte bestuurders. Het Openbaar Ministerie besluit tot een
strafrechtelijk onderzoek, de Rijksrecherche doet dat onderzoek, maar in december
2000 wordt besloten de zaak te seponeren. Veel beschuldigingen blijken onhoudbaar,
Peper heeft zich niet schuldig gemaakt aan 'valsheidsdelicten' (geen zelfverrijking),
Peper betaalt een bedrag terug (voor etentjes uit 1990 en een vliegtochtje), het OM
vindt dat Peper al genoeg schade heeft ondervonden. Daarbij komt dat een strafzaak
moeilijk zou zijn, zo verklaart officier van justitie Wabeke, omdat het gehele
gemeentebestuur, inclusief de raad, in die tijd als uitgangspunt hanteerde: "Wat de
burgemeester doet, is goed voor de stad, waar en wanneer ook. De burgemeester gold
als een soort wandelende ambassadeur en als daaraan kosten verbonden waren, dan
moest dat maar" (Soetenhorst en Zonneveld, 2001:120). Tegen het niet-vervolgen
wordt bezwaar aangetekend, maar de rechterlijke macht bekrachtigt het besluit van
het OM.
Ondertussen vecht Peper ook de werkwijze van accountantskantoor KPMG aan. Bij
de Raad van Tucht voor Registeraccountants en meer uitdrukkelijk bij het College
van Beroep voor het bedrijfsleven haalt hij zijn gelijk. Het onderzoek was onvolledig
en onjuist, drie accountants krijgen een berisping, "ze zijn ernstig tekortgeschoten in
de verwoording en presentatie van hun bevindingen" (de Volkskrant 14-6-2002).
Anno 2003 glorieert Peper weer in tal van televisieprogramma's en is hij hoogleraar
aan Nijenrode. Het is nog onduidelijk wat voor smet er op zijn reputatie resteert.
6. Bouwfraude: Ad Bos5
Vanaf november 2001 is de Nederlandse bouwwereld in beroering. De bouwfraude-
affaire ontrolt zich, met bouwkartels die regels overtreden en ambtenaren 'smeren en
fêteren'. Er volgt een korte impressie vanuit de klokkenluider Ad Bos.
Snel na de ontbinding van zijn arbeidscontract bij het bouwbedrijf Koop Tjuchem
vindt Ad Bos in november 1998 vuilniszakken met drie dikke ordners bij zijn
voordeur (Bos 2002:103). Het gaat om de zogenaamde schaduwboekhouding van het
bedrijf Koop Tjuchem. Over de periode is precies genoteerd welke illegale afspraken
het bedrijf bij aanbestedingen maakte en welke vergoedingen daarvoor werden
5 Zie bijv. het dossier samengesteld door kranten: http://www.nrc.nl/dossiers/bouwfraude/index.html
en http://www.volkskrant.nl/denhaag/1029387094350.html
12
verrekend (de namen van zo'n 600 bedrijven komen er in terug).
Al in de zomer van 2000 verschijnen vervolgens de eerste berichten in de krant. Een
'ex-werknemer' van een bouwbedrijf, zo bericht De Telegraaf, meldt dat Nederlandse
bedrijven onderling afspraken over aanbestedingen maken, waardoor private en
publieke opdrachtgevers voor tientallen miljoenen zijn opgelicht. Hij wil het
Openbaar Ministerie voorzien van de bewijzen maar daar moet een vergoeding
tegenover staan. Het Openbaar Ministerie houdt de boot af en opereert vanuit twijfel
over de intenties van de klokkenluider. Er komt een doorbraak wanneer het
televisieprogramma Zembla in november 2001 de aantijgingen herhaalt met de uit de
anonimiteit stappende klokkenluider in de hoofdrol, de voormalige
bouwbedrijfdirecteur Bos. De bouwfraude-affaire is geboren. Extra aandacht ontstaat
er door de commotie rond schikkingen met bedrijven die bij de Schipholtunnel
fraudeerden en het daarop volgende aftreden van Rob van Gijzel als PvdA-Kamerlid.
De Tweede Kamer beslist tot een onderzoek, gevolgd door een parlementaire
enquête. De commissie rapporteert in december 20026. De conclusies van 'De bouw
uit de schaduw' zijn vernietigend voor de bouwbedrijven: er is sprake van structurele
kartelvorming, gefundeerd in ingenestelde gewoontes en de cultuur van de
bouwnijverheid. Een en ander kon mede in stand blijven door het weinig alerte en
daadkrachtige optreden van de overheid. De commissie acht dit beeld ernstig, zo
meldt voorzitter Vos bij de presentatie van het eindrapport: "Ernstig omdat het gaat
om een cultuur waarin illegale afspraken normaal werden gevonden. Zo heeft de
commissie bij een groot aantal betrokkenen een onthutsend geloof in de eigen, naar
zij zeggen: goede, bedoelingen aangetroffen. Het maken van illegale afspraken over
marktverdeling en prijzen werd normaal gevonden. Immers, niemand werd erdoor
benadeeld, was de lezing van vele gehoorden. Ondertussen werden de
schaduwadministraties veelal thuis of in de achterbak van een auto bewaard. Sprak
men over pepernoten en monopolygeld, maar wilde men deze wel graag verzilverd
zien in werk of geld".7
Grootschalige corruptie onder ambtenaren heeft de commissie niet vastgesteld. De
commissie zijn slechts enkele gevallen bekend geworden: vier gevallen van corruptie
en zo’n tien tot vijftien gevallen, die op concrete integriteitschendingen betrekking
hebben. De commissie vraagt zich wel af of de aanpak van het corruptieonderzoek
voortvarend genoeg is. Ook is er zorg over de cultuur van smeren en fêteren. De
bouwnijverheid zou dat definitief vaarwel moeten zeggen en het eigen
integriteitsbeleid metterdaad ter hand nemen. Ook binnen de overheid behoeft het
integriteitsbeleid meer en adequatere aandacht.
Het debat over het rapport van de commissie vindt in het voorjaar van 2003 plaats.
Ondertussen loopt nog een onderzoek naar het bouwkartel door de Nederlandse
Mededingingsautoriteit en een strafrechtelijk onderzoek. Rust zit er voor
klokkenluider Bos voorlopig niet in (ook al omdat er nog vraagtekens resten over
zijn betrokkenheid bij strafbare feiten). Wel begroet Bos het rapport van de
enquêtecommissie als een 'triomf' en toont hij zich optimistisch over zijn
carrièreperspectief. Buiten de bouw, dat wel. Ondertussen blijft het zuur
6 Zie voor het eindrapport en de persverklaring van voorzitter Vos:
http://www.tweedekamer.nl/organisatie/voorlichting/commissies/Indexpaginarapportenenquetecommis
sies.jsp 7 Citaat uit de tekst van de verklaring van voorzitter Marijke Vos bij de presentatie van het
eindrapport; zie voorgaande noot.
13
dat Bos werkloos thuis zit en dat de affaire hem veel geld en kopzorgen gekost heeft.
Tot zover de schets van enkele opvallende affaires. Steeds gaat het over integriteit
van individuen, organisaties, bedrijven en economische sectoren en lopen er
verschillende integriteitsschendingen door elkaar. Fraude, belangenverstrengeling,
verduistering, illegale prijsafspraken, zelfverrijking, smeren en fêteren. Die veelheid
en verscheidenheid maken het belangrijk dat gespecificeerd wordt waarover het bij
niet-integer gedrag gaat.
7. Typen integriteitsschendingen
Van integriteitsschendingen is sprake wanneer wordt gehandeld in strijd met de gel-
dende morele waarden en normen en daarmee samenhangende regels. Het kan
daarbij gaan om een grote verscheidenheid van gedragingen (Caiden, 1991). Talrijke
indelingen zijn mogelijk en verschillende dimensies van schendingen zijn te
onderscheiden. Wij werken met de volgende categorieën.
Corruptie doet zich in het openbaar bestuur voor als ambtenaren, bestuurders of
politici in hun functie iets doen of nalaten om daarmee persoonlijk financiële of
andere (materiële of immateriële) voordelen, diensten of gunsten van derden te
verwerven. Daarbij kan het ook gaan om indirecte persoonlijke gunsten of voordelen,
bijvoorbeeld voor de eigen politieke partij, familie of vrienden.
Fraude, diefstal en verduistering doen zich voor als politici, bestuurders of
ambtenaren persoonlijk profiteren ten koste van de overheid, zonder dat derden
daarvan profiteren. Het zijn vormen van onrechtmatige onttrekking van geld,
goederen of diensten en daarmee zijn het vormen van onrechtmatige bevoordeling.
De onttrekking wordt verhuld door middel van manipulatie van gegevens. Ook het
misbruik maken van faciliteiten van de werkgever behoort ertoe. Het belangrijkste
verschil tussen corruptie enerzijds en fraude, diefstal en verduistering anderzijds is
derhalve het profijt van derden bij het eerstgenoemde delict.
Dubieuze beloften of giften verwijzen naar giften en beloften van private
actoren aan overheidsfunctionarissen, zonder dat de tegenprestatie duidelijk is. De
vraag die daarbij speelt is of degene die de gift aanbiedt, daadwerkelijk geen enkele
bijbedoeling heeft of dat de ambtenaar geen bijbedoeling heeft. Gezien de latente of
manifeste bijbedoeling (geen gift zonder motief of bijbedoeling) behoort het
aanvaarden van persoonlijke giften tot de categorie (potentieel) laakbaar gedrag.
Van onverenigbare functies en bindingen is sprake wanneer zich
belangenverstrengeling voordoet, als een politicus of ambtenaar naast het uitoefenen
van het publieke ambt andere belangen heeft die daarmee (zo mogelijk) in strijd zijn.
Denk bijvoorbeeld aan een parlementariër met privé-belangen in bedrijven waarover
hij meebeslist. Evenals bij een aantal andere vormen van onethisch gedrag, gaat het
dan om het spanningsveld tussen publieke taken en private belangen. Daarbij dient
zelfs de 'schijn tegen' vermeden te worden, zoals duidelijk werd uit de commotie die
ontstond toen de fractieleider van de VVD in de Tweede Kamer bij minister Borst
van Volksgezondheid in een persoonlijk briefje opkwam voor de belangen van een
farmaceutisch bedrijf waarvan hij commissaris was. Het vermijden van de 'schijn
tegen' geldt dus niet alleen met betrekking tot puur private belangen. Een
procureur-generaal in ons land besefte dat op pijnlijke wijze, toen in het nieuws
14
kwam dat hij een bijbaan had bij een consultancybureau, dat nota bene kort tevoren
een advies had uitgebracht over de Groningse driehoek (korpsbeheerder, korpschef
en Openbaar Ministerie).
Wordt gehandeld om op zich juiste doelen te bereiken, maar zijn de middelen
laakbaar, dan is er bijvoorbeeld sprake van een vorm van misbruik van
bevoegdheden. De politie kan ontoelaatbare opsporingsmiddelen gebruiken om
georganiseerde misdaad te bestrijden. Het doel heiligt niet de middelen: al is een doel
op zichzelf nog zo achtenswaardig (boeven vangen), het mag nooit met illegale
(buitenwettelijke) of moreel ontoelaatbare middelen worden bereikt (middelen in
strijd met de wet of met de mensenrechten).
Bij misbruik en manipulatie van informatie wordt informatie aangewend om
daarmee persoonlijke belangen of belangen van de organisatie te dienen in strijd met
het belang dat de informatie moet dienen of ten koste van het algemeen belang. Er
zijn verschillende soorten: liegen en bedriegen (opzettelijk onvolledige of onjuiste
informatie verspreiden) en lekken (het naar buiten brengen van vertrouwelijke
informatie).
Verspilling en wanprestatie houden respectievelijk in het nalatig, onoplettend
of onverschillig gebruiken van overheidsmateriaal, tijd en -financiën en het met
opzet niet (zo) effectief en efficiënt functioneren als binnen het bereik van de
mogelijkheden ligt. Concreet betekent dit dat men zich niet kwijt van de taak die
men op zich heeft genomen.
Ook omgangsvormen zijn overeenkomstig de heersende normen en waarden
een aspect van integriteit. Laakbaar of onbehoorlijk gedrag uit zich bijvoorbeeld in
discriminatie en intimidatie in de omgang met collega's en met het publiek, pesten en
intimidatie jegens collega's of cliënten.
Tot slot zijn er misdragingen in de vrije tijd. Het begaan van strafbare feiten
buiten de officiële functie-uitoefening die niet met de functie te maken hebben,
wordt ook wel 'vrije tijdsmisdaad' genoemd, zoals de politicus die op zijn
internationale ambtsreizen in drugs handelt. Ook zonder strafbaarheid kan gedrag
schadelijk zijn voor de functionaris of voor het aanzien van de functie; men spreekt
van een misdraging als bijvoorbeeld een politieagent lid is van een sportschool
waarvan bekend is dat er criminelen komen.
De integriteitsschendingen worden in de tabel samengevat, met daarin voorbeelden
die te maken hebben met het universitaire onderwijs, onderzoek en beheer.
Tabel 2: Integriteitsschendingen
Integriteitsschendingen: voorbeelden vanuit de universiteit
15
1. Corruptie
tegen vergoeding aanpassen conclusies onderzoeksrapport of laten slagen student
2. Fraude of diefstal
(als in HBO) fraude met studiegelden; vervalsen van data in onderzoek;
interne diefstal, misbruik bedrijfsmiddelen: kopiëren voor de voetbalvereniging
3. Dubieuze giften en beloften
reis organiseren voor opdrachtgevers onderzoek
aanvaarden cadeaus student tijdens scriptieproces
4. Onverenigbare functies, activiteiten
een organisatie adviseren over beleid en dat beleid later evalueren
lid zijn van programmeringscommissie NWO en bij onderzoeksvoorstel meedoen
5. Misbruik van bevoegdheden
studenten zonder onderwijsdoel aan onderzoek mee laten werken
6. Misbruiken van (de toegang tot) informatie
respondenten vertrouwelijkheid toezeggen en daarmee onzorgvuldig omgaan;
voortijdig lekken onderzoeksresultaten
7. Omgangsvormen en bejegening
discriminatie, intimidatie, seksuele intimidatie tegenover collega's, studenten
8. Verspilling en wanprestatie
ten onrechte ziek melden/afwezigheid; luiheid; alcohol en drugs in diensttijd
9. Wangedrag in de vrije tijd
mishandeling, ontucht thuis; de professor (politiestudies) op inbrekerspad
8. Mijnenveld van de moraal: Over meer en minder
Integriteit is cruciaal voor individuen en organisaties en de aandacht ervoor neemt
toe. Temidden van alle euforie over het belang ervan, is het tijd voor wat
kanttekeningen, voor wat schaduwzijden.
8.1 Integriteitsmaffia en inquisitiedemocratie
De begrippen integriteitsmaffia en inquisitiedemocratie verwijzen naar de
schaduwzijde van onderzoek naar en beleid voor de integriteit van bedrijf en bestuur.
Laat ik proberen die schaduwzijde af te tasten.
De term 'integriteitsmaffia' wordt nog wel eens gehoord in relatie tot de snel
gegroeide integriteitssector. Ben van der Lugt is een van de voormannen in die
sector. Hij was officier van justitie in Almelo en Zutphen en advocaat-generaal in
Leeuwarden (en kreeg bekendheid als voorstander van de nullijn: ambtenaren zouden
geen enkel geschenk moeten aanvaarden). Van der Lugt stapte over naar het
bedrijfsleven en is sinds 1997 bij accountantskantoor Deloitte en Touche een van de
partners van de afdeling Forensic Services. Daar vullen dertig medewerkers hun
dagen met onderzoek naar fraude, corruptie en belangenverstrengeling, onder meer in
opdracht van Nederlandse gemeenten die willen weten hoe integer hun organisatie is.
Van der Lugt: "Zelfs binnen dit bedrijf worden wij de integriteitsmaffia genoemd. Ik
beschouw dat als een geuzennaam en laat dat maar zo." (NRC Handelsblad 9 juli
1997).
16
Inquisitiedemocratie is een begrip dat de bestuurskundige Paul 't Hart introduceerde
(2001: 66-71): "De sorrydemocratie is in Nederland verdampt in de hitte van de
georganiseerde commotie over allerlei vermeende bestuurlijke missstanden.
Ambitieuze journalisten, lustig gebruik makend van de Wet openbaar van bestuur
('Wobben'), handige belangenvertegenwoordigers en profielbewuste parlementariërs
werpen zich met graagte op als aanklagers. De affairedichtheid van het bestuur is de
laatste vijftien jaar toegenomen. De onderzoeken, enquêtes en processen stapelen
zich op. Bestuurders worden in het defensief gedrongen en gaan risico's het liefst
zoveel mogelijk uit de weg. (-). Het georganiseerde vergeten en verduisteren van een
moeilijk verleden van de sorrydemocratie ligt achter ons. De politieke verwerking
van het verleden dreigt de contouren van een inquisitiedemocratie te krijgen. (-) In
een inquisitiedemocratie is het controle-ethos van de waakhonden van de macht op
hol geslagen" (2001: 67). Bij de voorbeelden die worden genoemd zijn 'Srebrenica'
en de affaire Peper.
Ik weet niet of 't Hart dat besefte, maar met zijn terminologie trad hij in de
voetsporen van VNG-hoofddirecteur en hoogleraar J.Th.J. van den Berg die in
november 1996 in Brunssum een rede hield over 'Integriteit tussen recht, moraal en
effectiviteit'. De discussie over integriteit van bestuurders is volgens de VNG-
hoofddirecteur doorgeschoten. De oproep van minister Dales in 1992 om te waken
voor integriteit heeft "naast heilzame overweging en discussie" ook "schadelijke
effecten" opgeleverd. Een aantal bestuurders is volgens hem slachtoffer geworden
van een "inquisitiebehoefte". (In: Van Poppel, 1997: 211).
Onmiddellijk werd het door 't Hart gebruikte begrip inquisitiedemocratie omhelst
door een aantal politici en bestuurders die zich ten onrechte in de beklaagdenbank
waanden. Dat stemt tot nadenken. Ik ben ook een tegenstander van het begrip
inquisitiedemocratie8 omdat het de bestuurder, politicus en ambtenaar bijna op
voorhand 'witwast'. Wel zijn kanttekeningen op zijn plaats bij de
vanzelfsprekendheid van het goede van de strijd voor integriteit en tegen
machtsbederf. Die kanttekeningen zijn van belang voor alle betrokkenen bij
integriteit: beschuldigers en beschuldigden, onderzoekers en onderzochten, rechters
en verdachten, schrijvers en beschrevenen.
Ten eerste is er het besef van de indringendheid en allesomvattendheid van het in het
geding brengen van integriteit. Raak je aan integriteit, dan doordringt dat iemands
gehele wezen. Het levert ook heftige reacties op. Bram Peper was en is niet voor
niets zo aangedaan door de affaire rondom zijn persoon. Hij kreeg 'de
integriteitsmaffia' over zich heen, waande zich in een 'inquisitiedemocratie'. Ook Ad
van Poppel is zo iemand. Minder bekend en prominent, maar even aangedaan. Ik
schets kort deze casus.
8.2. Ad van Poppel
Van Poppel is in 1995 negen jaar burgemeester van het Brabantse Bergeijk met
10.000 inwoners wanneer hij wordt geïnterviewd door journalisten van het
Eindhovens Dagblad. Ze zijn met name nieuwsgierig naar de aankoop van een
8 Zie voor een interessante discussie: Ellemers (2002) en 't Hart (2002) in Facta 10, nrs. 4 en 5.
17
bouwperceel in 1991. Op 7 januari 1995 is daarop op de voorpagina te lezen
"Burgemeester verzweeg aankoop bouwgrond". Van Poppel zou in augustus 1991
een bouwkavel hebben gekocht, waarna de gemeenteraad een maand later het
bestemmingsplan vaststelde zonder dat de raad van de aankoop op de hoogte was.
Het kavel zou door een gift van de project-ontwikkelaar veel groter zijn dan hij in
1991 had gekocht. Dat roept vragen op. Is er sprake van een ontoelaatbare gift en wat
heeft de gever ervoor terug gehad? Is er sprake van belangenvermenging en -
verstrengeling of is Van Poppel zelfs een corrupte burgemeester omdat privéprofijt
een rol heeft gespeeld in de relatie tussen de gemeente en de projectontwikkelaar?
Het artikel leidt tot veel commotie. De gemeenteraad besluit tot een onafhankelijk
onderzoek. De bestuurskundige Derksen verricht dat in korte tijd en concludeert na
het bestuderen van documenten en het voeren van gesprekken dat "de schijn van
belangenverstrengeling is ontstaan". Er is daarbij geen sprake van moedwilligheid,
"Er is bovenal sprake van onhandigheid. Het probleem is echter dat een
burgemeester in dit soort situaties niet onhandig mag zijn".
Het leidt ertoe dat de gemeenteraad het vertrouwen in de burgemeester opzegt, de
Kroon ontslaat hem in juli 1995, de Rijksrecherche stelt een onderzoek in, hetgeen
leidt tot een strafzaak met eerst vrijspraak bij de rechtbank en later toch een
veroordeling door het Bossche gerechtshof (bevestigd door de Hoge Raad). Dan staat
niet de omvang van de bouwgrond centraal maar een eerdere transactie. Van Poppel
kocht eerder een kavel en verkocht die een jaar later met winst door. De
burgemeester had moeten bevroeden dat het door hem uitgebrachte bod te laag was
en dat de aanvaarding daarvan gelijk stond aan een gift (van een
projectontwikkelaar).
Van Poppel wordt door dit alles ten diepste geraakt. Zijn integriteit is in zijn ogen ten
onrechte betwijfeld, waarbij komt dat persooonlijke omstandigheden een rol
speelden. Hij woonde in een ambtswoning, was daar zelf zeer tevreden over, maar
zijn vrouw drong al lang aan op het zelf kopen van een woning. Ze was bang uit de
ambtswoning gezet te worden, zoals ze al eens had zien gebeuren, mocht er iets met
haar man gebeuren (geen irreële gedachte aangezien Van Poppel in 1988 door een
hartstilstand was getroffen). Het leidde in 1990 tot het uitbrengen van een bod op een
bouwkavel (dat bod wordt snel geaccepteerd). Een jaar later wordt de grond
doorverkocht, met fl. 20.000 winst, toen er een nieuwe bouwmogelijkheid ontstond
op een betere plek. De Van Poppels kopen op die betere locatie een kavel en over die
aankoop en de omvang van het verkregen kavel ontstaat aanvankelijk de commotie.
Dat kavel is groter dan het verkoopcontract vermeldt, hetgeen met instemming van
de projectontwikkelaar, voortvloeit uit de ligging van het kavel. Van Poppel zegt
later 'op die grond, daar laat ik mijn honden uit'.
In 1997 schrijft Van Poppel de affaire van zich af in het boek 'De Gebroken Keten',
met de veelzeggende subtitel 'De burgemeester die struikelde over het hek van de
buurman'. Een relaas, zo meldt de flaptekst, "waarin roddel, achterklap,
onzorgvuldige en vooringenomen onderzoekers, en hypocriete superieuren om de
voorgrond strijden". In 2002 vervolgt hij met de notitie 'Van verdachte zijde': "Ik
voel mij in mijn persoonlijke integriteit aangetast". Van Poppel stelt dat sprake moet
zijn van "onjuiste, dan wel onjuist geïnterpreteerde informatie" van de
bestuurskundige onderzoeker, "kwade opzet van het Openbaar ministerie", "een
rechterlijke dwaling" en een "kwestie van rechtsongelijkheid". Het heeft hem zo
18
aangegrepen dat hij mentaal en psychisch in de problemen raakt. Hij komt dat te
boven dankzij de psycho-synthese.
Drama
Duidelijk is dat wie wordt beschuldigd van corruptie of fraude op zichzelf wordt
teruggeworpen. Iemand wordt in hart en ziel geraakt, voelt zich onheus behandeld en
staat voor een bijna obsessief gevecht het beeld te corrigeren. Een persoonlijk drama.
Je geeft alles voor het openbaar bestuur en dan dit, na zoveel jaren trouwe dienst. Dat
wordt des te schrijnender door de persoonlijke omstandigheid dat het Van Poppel's
vrouw was die aandrong op de aankoop en de bouw van het huis.
In het mijnenveld van de moraal tekenen zich telkenmale persoonlijke drama's af.
De bestuurder die wordt beschuldigd en zich naar eer en geweten onheus behandeld
voelt en de klokkenluider die beschuldigt en door bestuurders schandalig wordt
behandeld. Het mijnenveld van de moraal. Soms is er zwart-wit een boef of een held.
Meestal is het beeld grijs en vaag en is het zoeken naar handvatten voor uitspraken
van feitelijke of morele aard.
8.3 De nuance van 'meer en minder'
De zin die in Nederland over integriteit het meest geciteerd wordt is er een van Ien
Dales, uitgesproken in 1992: "De overheid is óf wel óf niet integer. Een beetje
integer kan niet" (1994: 13).
Deze prachtige one-liner heeft als functie het bestuur scherp te houden. Maar de visie
legt een zware hypotheek op de beoordeelbaarheid (en de kenbaarheid) van de
werkelijkheid. Dat is terug te zien in veel affaires. Er wordt gezocht naar het
uiteindelijke ultieme oordeel: was iemand goed of fout, integer of niet, een beetje
integer kan niet. Het dwingt tot zwart-wit uitspraken. Handelde Van Poppel integer
of niet-integer? Wanneer 'een beetje integer' en 'een beetje niet-integer' buiten het
perspectief vallen, levert dat een beperkt en soms zelfs verwrongen beeld op van die
werkelijkheid. In het openbaar bestuur, in bedrijven en op universiteiten is sprake
van meer en minder integer, gaan mensen en organisaties meer of minder over de
schreef.
Het gebrek aan nuance is ook terug te zien in de besluitvorming over
integriteitsonderzoek en integriteitsbeleid. Integriteit is voor een individu en een
organisatie van onschatbare waarde. Dat maakt het begrijpelijk dat nogal eens
gedacht wordt dat kosten noch moeite gespaard dienen te worden om integriteit te
beschermen. Hetzelfde mechanisme treedt op wanneer de integriteit ter discussie
komt en er onderzoek nodig is om te achterhalen wat er precies aan de hand was. De
affaire-Peper is daarvan een mooi voorbeeld. Miljoenen zijn uitgegeven voor een
breed , weinig efficiënt onderzoek. Voor vraagtekens bij de aard en omvang van zo'n
onderzoek is zelden ruimte omdat 'de onderste steen boven moet' en niemand de
verdenking op zich wil laden daar tegen te zijn.
Ook de standaardreactie op een affaire laat gebrek aan nuance zien. De voorgestelde
nieuwe regels, het nieuwe beleid, ze worden lang niet altijd kritisch tegen het licht
gehouden. Anechiarico en Jacobs lieten voor New York zien dat regels en
controlemechanismen die corruptie moesten terugdringen niet tot minder corruptie
leidden en wel onbedoelde en onvoorziene negatieve nevengevolgen hadden (1996).
19
De efficiency en effectiviteit van beleid hadden te lijden, de integriteit profiteerde
niet.
Hoewel de empirische basis van hun onderzoek beperkt is, is de waarschuwing voor
de onderschatting van nadelen terecht. Wordt de schaduwzijde genegeerd, dan kan
dat bovendien funeste gevolgen hebben voor de geloofwaardigheid van het
integriteitsbeleid.
Het is ook minder gemakkelijk dan nogal eens gedacht wordt om goed onderscheid
te maken tussen problemen en integriteitsproblemen. Wanneer is gebrekkig
functioneren een inefficiëntie en wanneer een integriteitsschending? Om dat te
kunnen bepalen is het nodig mee te wegen wie het doet, met welke intentie en met
welke gevolgen.
Vroeger voelde de ambtenaar die per ongeluk een pen mee naar huis nam zich
schuldig aan verduistering van overheidsmiddelen. Tegenwoordig is dat niet meer zo
duidelijk. Een kopietje voor privégebruik wordt overal toegestaan. Thuis en
werkplek lopen bovendien in elkaar over; effectief academisch publiceren kan
nauwelijks nog zonder werk-computer thuis.
Maar stel dat een medewerker maandelijks in 25voud het krantje van de eigen
klaverjas- of bridgeclub kopieert, dan gaat hij volgens de geldende normen en regels
over de schreef. Dat deugt niet en is een integriteitsschending, maar het maakt wel
uit wat de context is: zijn de regels duidelijk en is iedereen erover geïnformeerd, is
het een leidinggevende met extra verantwoordelijkheid?
De interpretatie in termen van effectiviteit of moraliteit is niet alleen op het
geschetste microniveau van belang. Een aantal overheidsorganisaties beschikt over
integriteitsonderzoekers (bijv. het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam en
de Bureaus Intern Onderzoek van de politie). Stuur je die onderzoekers op een
vermeende affaire af om na te gaan hoe het met de integriteit zit of wordt
Personeelszaken gevraagd om samen met de accountant te onderzoeken of de
werkwijze niet efficiënter kan? Die keuze heeft grote gevolgen voor de aard en de
beladenheid van het onderzoek.
Een integriteitsonderzoek veronderstelt dat er belangrijke morele normen en waarden
in het geding zijn. Dat betekent dat de afweging per definitie te maken heeft met de
interpretatie van centrale waarden. Een politieagent die een sportschool frequenteert
waar ook criminelen sporten, maakt een andersoortige fout dan de hoogleraar
bestuurskunde die dat doet. Een universitaire onderzoeker die informatie achterhoudt
begaat een andersoortige overtreding dan de beleidsambtenaar die dat doet.
Voor de wetenschapper zijn basiswaarden in het geding, onbevooroordeeldheid en
openbaarheid. Of misschien toch niet?
Dilemma 3
Een onderzoeker doet subliem en origineel survey-onderzoek en doet verslag
in een concept-artikel (dat is geaccepteerd door Science en dat over enkele
jaren zal verschijnen). Het persbericht ligt klaar, hetgeen mooi aansluit bij
een lopend fel maatschappelijk debat. De onderzoeker consulteert haar
hoogleraar. Die voorziet ingrijpende ongewenste maatschappelijke effecten
van dit nieuws en adviseert dringend met het persbericht tenminste enkele
maanden te wachten. De onderzoeker volgt het advies op.
20
oordeel over het gedrag van de hoogleraar
o (zeer) aanvaardbaar
o (zeer) onaanvaardbaar
Dit soort dilemma's is altijd gemakkelijk aan te scherpen ('mag het ietsje meer zijn').
Stel bijvoorbeeld dat de hoogleraar de onderzoeker ertoe brengt het artikel terug te
trekken? Of voeg toe dat de hoogleraar er van overtuigd is dat het artikel leidt tot
dodelijke slachtoffers.
Enerzijds is hier de openbaarheid van de wetenschap en het belang van
wetenschappelijke vooruitgang in het geding. Anderzijds is er de relatie tussen de
maatschappelijke en de 'wetenschappelijke' verantwoordelijkheid. Is de onderzoeker
mede aanspreekbaar op de te verwachten maatschappelijke gevolgen van zijn of haar
werk?
Dergelijke aspecten van het integriteitsvraagstuk boeien me. Het besef dat de
afweging zelden zwart-wit is, dat het in de praktijk van bestuur en bedrijf, en ook in
de universiteit, vaker gaat om (een beetje) meer of (een beetje) minder integer dan
om wel of niet integer; ook de heftigheid, de verreikendheid waarmee het fenomeen
in de werkelijkheid aanwezig is. De inzet is hoog, het gaat om het mijnenveld van de
moraal.
9. Onderzoekbaarheid
Is een maatschappelijk vraagstuk dat zo veel emoties oproept, wel onderzoekbaar?
Wat typeert goed onderzoek op dit terrein? Kan of moet dat leiden tot bemoeienissen
met het vraagstuk?
Op de eerste vraag naar de onderzoekbaarheid past een volmondig ja. Lastige
complexe morele vraagstukken zijn uitstekend empirisch onderzoekbaar en dat geldt
voor alle typen integriteitsschendingen, de oorzaken en gevolgen daarvan en de
beleidsstrategieën die worden ingezet.
Daarbij kan en moet het gaan om kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Hoewel ik
zelf de meeste affiniteit heb met casestudies, moet worden beklemtoond dat dit
terrein ook schreeuwt om kwantitatief onderzoek. Juist wanneer een thema
bedreigend en lastig is, kan het anoniem kruisjes zetten op een formulier de
informatie geven die we zo graag willen
Vanzelfsprekend is ook op dit terrein de vergelijking een belangrijke grondslag voor
het totstandkomen van kennis. In de tijd, en sectoraal: tussen beleidsterreinen,
organisaties, publieke en private domeinen, tussen landen.
Multi-disciplinariteit is ook een kenmerk. Onderzoek naar integriteit en
integriteitsbeleid heeft alles te maken met thema's als cultuur, organisatiecultuur,
vertrouwen, ethiek, normen en waarden, filantropie, wet en regel, controle en
toezicht, verantwoordelijkheid, duurzaamheid. Vanuit talrijke disciplines wordt de
theorievorming gevoed; op het speelveld zie je antropologen, sociologen,
psychologen, politicologen, bestuurskundigen, economen, bedrijfskundigen,
rechtswetenschappers, filosofen, en anderen.
Bestuurskundig onderzoek
21
Hoe we het fenomeen als bestuurskundigen onderzoeken, houdt uiteraard verband
met de wijze waarop we aan de VU tegen het vakgebied van de bestuurswetenschap
en de bestuurskunde aankijken.
Twee bronnen daarvoor wil ik noemen. Allereerst is er het gegeven dat Nederlandse
bestuurskundigen zich niet meer zo druk maken over de betiteling van het vakgebied
als 'kunde' of 'wetenschap' (Rosenthal e.a. 1996). Het gaat om een gemeenschap van
bestuurskundigen, gericht op het beschrijven, begrijpen, verklaren, beoordelen en
verbeteren van het bestuur. Onder de vlag van de bestuurskunde opereert zowel de
bestuurswetenschapper die kennisuitbreiding centraal stelt, de consultant of adviseur
die een praktijkprobleem probeert op te lossen, als ook de bestuursambtenaar die
reflecteert op de praktijk van het openbaar bestuur. Het object van onderzoek en
reflectie, het (openbaar) bestuur, is het bindende element.
Hoe vullen we als bestuurswetenschappers aan de Vrije Universiteit onze opdracht
in? Daarbij is de grondlegger van de VU-bestuurskunde, Henk Brasz, nog steeds een
inspiratiebron. Brasz gaf het vak een opdracht mee: "Bestuurskunde is kennis van de
overheid, waarmede methodisch houdbaarheid van argumentatie in het licht van
waarden en normen wordt beoordeeld teneinde overheidshandelen te verbeteren"
(1988: 32).
De bestuurskundige moet bijdragen aan de verbetering van overheidshandelen, moet
daarvoor zijn kennis inzetten, moet daaraan zijn werkwijze aanpassen. Met het oog
daarop ontwikkelde Brasz ook een eigen kleine methodologie: als brug tussen
bestuurskundige en bestuurspraktijk.
Inmiddels discussiëren we over de invulling van de bestuurskunde aan onze faculteit.
Wat is wetenschapsbeoefening overeenkomstig de daarvoor geldende morele
waarden en normen? Het loont mijns inziens om daarbij stil te staan. Wat mag van
onderzoekers, van de VU verwacht worden?
We zijn er -zo zou ik onze missie formuleren- om kennis en inzicht te verwerven via
onderzoek en die kennis over te dragen via onderwijs en het anderszins leveren van
een bijdrage aan de samenleving. Onze publieken zijn het wetenschappelijke forum,
de studenten aan wie we les geven, de personen en organisaties die we onderzoeken
en de samenleving (die ons werk mogelijk maakt en betaalt). Zij zijn als het ware de
'stake-holders' die voor ons werk van belang zijn.
Van daaruit zijn normen en waarden af te leiden voor het wetenschapsbedrijf. Goed
onderzoek en goed onderwijs zijn belangrijk, maar ook de overdracht van kennis en
inzicht in het publieke debat. Dat vereist een verscheidenheid aan inspanningen.
Wetenschappelijk onderzoek moet 'good theory' opleveren. 'There is nothing as
practical as a good theory' (Kurt Lewin). Maar dat stelt ook andere dan intern-weten-
schappelijke eisen aan die theorie. 'Good' voor het wetenschappelijk forum en 'good'
voor het bestuur en de samenleving, het gaat om de zoektocht beide werelden te
dienen.
Bij onderzoek naar de integriteit van het bestuur hebben we het op dit moment
relatief gemakkelijk. Het thema wordt herkend en erkend als maatschappelijk en
wetenschappelijk relevant. Ik geef in het onderstaande informatie over het onderzoek
dat we deden, doen en willen doen. Daarbij gaat het om onderzoek naar de waarden
in bestuur en bedrijf, de integriteitsproblemen die zich voordoen, de oorzaken
daarvan en naar de oplossingen die worden aangereikt.
22
10. Onderzoek naar integriteit van bestuur
10.1 Wat van waarde is
In discussies over integriteit, ethiek en moraal gaat het vaak over wat er mis is met
mensen, organisaties en activiteiten. Dat is jammer, want het gaat dan slechts om één
kant - de negatieve kant - van de medaille en dat leidt gemakkelijk tot een
vertroebeld beeld. Daarom doen we aan de VU ook onderzoek naar waarden (Van
den Heuvel, Huberts en Verberk, 2002). Onder waarden verstaan we de principes of
standaarden die bij het maken van keuzen gewicht dienen te hebben. Het zal
duidelijk zijn dat er een groot aantal onderling samenhangende en overlappende
waarden valt te onderscheiden. Selecteren en combineren leverde dertien voor het
onderzoek relevante waarden op. Het ging daarbij zowel om meer traditionele
waarden zoals eerlijkheid, onkreukbaarheid, onafhankelijkheid, rechtmatigheid en
deskundigheid als om waarden die nogal eens met moderne bedrijfsmatige
managementtechnieken in verband worden gebracht zoals doelmatigheid en
dienstbaarheid. De morele dilemma's doen zich juist voor - zo mag verwacht worden
- waar traditionele en nieuwe waarden botsen (Bovens en Hemerijck, 1996).
Hoe belangrijk zijn de verschillende waarden voor het functioneren van ambtenaren
en politici? Het onderzoek geeft een eerste indruk van het morele zelfbeeld (Van den
Heuvel, Huberts en Verberk, 2002). Wordt bijvoorbeeld aan ambtenaren gevraagd de
drie waarden te selecteren die het belangrijkst zijn voor het eigen functioneren, dan
kiezen zij erg vaak voor de waarde deskundigheid. Onder politici scoort eerlijkheid
hoog. De volgende figuren vatten de waardering van de waarden samen.
Figuur 1: Belangrijkste waarden voor het eigen functioneren: politici
WAARDEN
toewijding
rechtmatigheid
profijtelijkheid
openheid
onkreukbaarheid
onafhankelijkheid
gehoorzaamheid
eerlijkheid
doelmatigheid
dienstbaarheid
deskundigheid
collegialiteit
aanvaardbaarheid
% g
eno
em
d a
ls b
ela
ngrijk
ste
drie w
aa
rden 70
60
50
40
30
20
10
0
2422
3939
32
60
1417
26
5
20
23
Figuur 2: Belangrijkste waarden voor het eigen functioneren: ambtenaren
We concludeerden op basis van dit onderzoek onder andere:
1 Met het morele zelfbeeld van de ambtenaar en politicus lijkt weinig mis. Voor
ambtenaren staat deskundigheid voorop, voor politici eerlijkheid.
2. Leidinggevende en uitvoerende ambtenaren vinden grofweg dezelfde waarden
essentieel. Er is geen sprake van een 'elite-ethiek' en een 'werkvloerethiek'.
3. Er bestaat niet of nauwelijks een verband tussen het belang dat wordt toegekend
aan waarden en de politieke partij waarmee de politicus of ambtenaar sympathiseert.
Dat stemt optimistisch over de morele stabiliteit van het bestuur.
4. In het waardenpatroon zijn zowel klassieke bureaucratische waarden herkenbaar
als de waarden van de 'ondernemende' ambtenaar (doelmatigheid, dienstbaarheid). Al
te angstig hoeven we daarover niet te zijn.
De komende jaren willen we ook waardenonderzoek doen in andere
maatschappelijke sectoren. Een van de hypothesen wordt dat het waardenpatroon van
organisaties en beroepen vrij stabiel is. Dat ontlenen we onder andere aan
Amerikaans onderzoek naar de waarden die voor de politie van belang zijn (Crank en
Caldero, 2000). In 1971 publiceerde Rokeach over de waarden van
politiemedewerkers, waarbij het ging om persoonlijke waarden als `een boeiend
leven' en `erkenning' en om instrumentele waarden als eerlijkheid, onafhankelijkheid,
gehoorzaamheid, deskundigheid en bekwaamheid. Een aantal waarden scoorde onder
politiemensen significant hoger dan onder het publiek ('capable', 'honest',
'intellectual', 'logical', 'obedient', 'responsible', 'self-controlled'). Rokeach
concludeerde dat het daarbij vooral ging om waarden die verwijzen naar
professionaliteit in een gezags- en regelgeoriënteerde organisatie die een kader biedt
voor het omgaan met het publiek op een onpersoonlijke en gereguleerde wijze
(Rokeach, Miller en Snyder, 1971: 163). Het onderzoek werd door Caldero in de
jaren negentig herhaald. Het resultaat was opmerkelijk. De relatieve betekenis van de
WAARDEN
toewijding
rechtmatigheid
profijtelijkheid
openheid
onkreukbaarheid
onafhankelijkheid
gehoorzaamheid
eerlijkheid
doelmatigheid
dienstbaarheid
deskundigheid
collegialiteit
aanvaardbaarheid
% g
eno
em
d a
ls b
ela
ngrijk
ste
drie w
aa
rden 70
60
50
40
30
20
10
0
26
31
212018
35
3129
66
18
4
24
waarden bleek in de bijna dertig jaren nauwelijks veranderd. Bovendien bleken de
waarden evenmin veel te variëren naar sekse, diensttijd en opleiding (Crank en
Caldero, 2000). Dat suggereert een opmerkelijke mate van eensgezindheid en
onveranderlijkheid.
10.2 Hoeveel er van is: omvang
Inzicht krijgen in de feitelijke omvang van integriteitsschendingen is moeilijk. Dat
heeft te maken met de aard en de gevoeligheid van het thema (Fijnaut, 1993;
Kolthoff, 1994; Huberts, Pijl en Steen, 1999). Het is bijna onvermijdelijk dat er
sprake is van een ijsberg, waarvan het de vraag is welk deel onder en welk deel
boven water drijft. Onder water liggen de gevallen van laakbaar gedrag waar niets
mee gebeurt. Het kan zijn dat de dader of daders zich van geen kwaad bewust zijn of
dat ze het gedrag met succes weten af te schermen. Daarbij kan het gaan om vormen
van laakbaar gedrag die als minder ernstig worden gezien, maar ook een delict als
corruptie kent doorgaans slechts een kleine kans op ontdekking. Het geven en
ontvangen van steekpenningen gebeurt vanzelfsprekend zo geheim mogelijk en het
gegeven dat er geen direct slachtoffer is, maakt de kans op ontdekking kleiner.
Net boven of net onder het wateroppervlak liggen de laakbare gedragingen die wel
bekend zijn, maar waarmee om de een of andere reden niets gebeurt. Daar weer
boven gaat het om schendingen die tot een of andere vorm van intern of extern
onderzoek leiden. Het topje, zo ligt voor de hand, is het aantal bewezen en bestrafte
gevallen van integriteitsschendingen. Ernstige schendingen zoals corruptie en fraude
komen voor de strafrechter en minder ernstige worden disciplinair afgehandeld.
Onderzoeken
Het beschikbare onderzoek betreft vooral laatstgenoemde categorie: de disciplinaire
en strafrechtelijke onderzoeken naar integriteitsschendingen. Dankzij VU-onderzoek
weten we wat meer van de onderzoeken naar integriteitsschendingen bij de politie.
Van der Steeg, Nieuwendijk en Lamboo rapporteerden daarover in 2000, mede op
basis van informatie die het actualiteitenprogramma NOVA van de korpsen kreeg
(met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur over ‘alle vormen van
disfunctionerende en/of onderwerp van enig onderzoek geweest zijnde
medewerkers’). Samen met Naeyé werd in 2002 verslag gedaan over nieuwe cijfers
(Lamboo, Naeyé, Nieuwendijk en Van der Steeg, 2002).
Het aantal onderzoeken dat volgens opgave van de politiekorpsen in de jaren 1997-
2000 naar integriteitsschendingen van politieambtenaren is verricht, steeg van ruim
550 in 1997 naar 816 in 2000. Bommels (1997) telde in 1996 478 onderzoeken.
Daarbij gaat het om een grote variëteit aan gedragingen. De tabel laat zien wat de
uitkomst was voor de jaren 1999 en 2000.
Tabel 3: Type integriteitschending politiekorpsen 1999 - 2000 (percentages*)
Percentage
politieambtenaren
betrokken bij intern
onderzoek, N=1725
1. Misdragingen in de privé-sfeer 22,0
2. Schenden arbeidsrechtelijke verplichtingen 14,1
25
3. Ongewenste omgangsvormen 11,8
4. Geweldgebruik 19,8
5. Misbruik van informatie 12,8
6. Diefstal 10,7
7. Fraude (valsheid in geschrifte) 3,8
8. Onverenigbare nevenfuncties 1,9
9. Misbruik van opsporingsmethoden 1,4
10. Corruptie (aannemen van steekpenningen) 1,4
11. Aannemen van giften/kortingen 0,2
12. Meineed 0,2
Overig 7,8
Geen gegevens/lopende zaak 2,3
Over een periode van twee jaren ging het om 1569 gevallen van geregistreerd intern
onderzoek waarbij in totaal 1725 politieambtenaren waren betrokken. In de
onderzochte periode waren er jaarlijks gemiddeld 9,6 politieambtenaren per 500
personeelsleden voorwerp van intern onderzoek. Intern onderzoek vindt plaats naar
een verscheidenheid aan integriteitschendingen. Opmerkelijk is dat het percentage
politieambtenaren waarbij fraude (valsheid in geschrifte), corruptie (aannemen van
steekpenningen) en meineed werd vastgesteld maar zes procent uitmaakte van het
totaal aantal vastgestelde gevallen. Hier tegenover staat dat misdragingen in de privé-
sfeer, het niet nakomen van arbeidsrechtelijke verplichtingen en ongewenste
omgangsvormen samen goed waren voor 68 procent. Een substantieel deel van de
vastgestelde integriteitschendingen betreft dus gedrag binnen de eigen organisatie en
gedrag in de vrije tijd.
Tien jaar geleden deed ik enquête-onderzoek onder gemeentesecretarissen om te
achterhalen hoe vaak er onderzoek wordt gedaan naar bestuurlijke corruptie of fraude
(Huberts, 1993). De conclusie was dat er in het lokale bestuur jaarlijks ongeveer 125
nieuwe onderzoeken naar corruptie en fraude door een ambtenaar of politicus
plaatsvinden, dat tweederde van die onderzoeken tot de conclusie leiden dat er iets
mis is en dat in ongeveer de helft van de gevallen politie en justitie worden
ingeschakeld.
Uiteraard zijn we nieuwsgierig of nu, tien jaar later, het aantal onderzoeken is
toegenomen. Dat moet bijdragen aan ons beeld van de veranderingen in de loop van
de tijd. Ook voor de politie willen we het onderzoek graag herhalen. Comparatief
onderzoek en dan de vergelijking in de tijd, zoals u al had begrepen.
10.3 Waar het aan ligt: oorzaken
Wanneer het misloopt met de integriteit wordt altijd een complex van oorzaken ge-
noemd. (Huberts, Pijl en Steen, 1999; gebaseerd op Hoetjes, 1982; Huberts, 1992;
Punch e.a., 1993; Ruimschotel, 1993; Van Duyne, 1994)
Daarbij gaat het ten eerste om factoren die te maken hebben met het individu en het
werk dat verricht wordt. Mensen kunnen zich schuldig maken aan laakbaar gedrag
vanwege privé-omstandigheden zoals financiële narigheid, gokproblemen of
relatieproblemen. Ook karakterkenmerken, zoals machtswellust of hebzucht worden
wel als oorzaak genoemd. Daarnaast zijn er de kenmerken van het verrichte werk.
26
Hoeveel vrijheid van handelen is er, met wie wordt contact onderhouden en welke
verleidingen doen zich voor?
Ten tweede zijn er de organisatiekenmerken, waarbij onderscheid gemaakt kan
worden tussen kenmerken van de leiding (gebrek aan interesse, daadkracht,
deskundigheid, goede voorbeeld geven), de organisatiestructuur (omvang en
complexiteit, controle en supervisie, functiescheiding en -roulatie), het
personeelsbeleid (werving en selectie, training en opleiding, begeleiding, beloning)
en de organisatiecultuur (missie, waarden en normen, werksfeer, lerend vermogen).
De omgevingsfactoren, tenslotte, verwijzen naar een scala aan factoren, waaronder
de veranderingen in criminaliteit, de wetten en regels waarbinnen geopereerd wordt,
het bestaande politiek-bestuurlijke stelsel en de maatschappelijke omgeving
(publieke opinie, economie).
Al deze factoren zijn van invloed op de kans dat zich in een organisatie
integriteitsschendingen voordoen.
27
Tabel 4: Typen oorzaken van corruptie en fraude
Individu en werk
1. individu: karakter en privé-omstandigheden
2. werk: soort, collega's, contacten
Organisatie
1. leiding
2. organisatiestructuur
omvang, complexiteit
controle, supervisie, auditing
functiescheiding, -roulatie
3. organisatiecultuur
doelen/missie
normen en waarden, operational code
4. personeel(sbeleid)
werving, selectie, begeleiding,
training, beloning
Omgeving
1. justitieel/wetgeving
2. politiek-bestuurlijk
3. maatschappelijk (bijv. criminaliteit)
Eerder legde ik een scala aan oorzaken voor aan een panel van deskundigen
(Huberts, 1996). De factoren die als oorzaak het belangrijkst gevonden worden
waren (met tussen haakjes het percentage van de deskundigen dat de factor (zeer)
belangrijk vond): gebrek aan controle, supervisie en auditing (97.1%), toename van
de georganiseerde criminaliteit (94.1%), gebrek aan betrokkenheid van de leiding
(88.2%), de cultuur in de publieke sector (88.2%), nauwe banden tussen zakenleven,
politiek en staat (85.3%), het toenemend belang van lobbyen (84.8%), twijfelachtige
normen en waarden van individuele politici (82.4%) en misorganisatie en
mismanagement (80.0%).
In onderzoek waaraan aan de VU wordt gewerkt neemt 'leiderschap' een belangrijke
plaats in (Lasthuizen et al. 2002). Wat zijn de gevolgen van aspecten van leiderschap
voor de inhoud en omvang van het integriteitsprobleem: het geven van het goede
voorbeeld, de harde of de softe aanpak, de sancties. Dat type onderzoek biedt ook
mogelijkheden tot samenwerking binnen de faculteit.
10.5 Oplossingen: integriteitsbeleid
Er bestaat een veelheid aan strategieën en maatregelen ter bescherming van inte-
griteit en ter bestrijding van niet-integer gedrag. Sinds minister Dales in 1992 het
startschot gaf, is er in Nederland veel gebeurd. Dat geldt voor wet- en regelgeving op
dit terrein, voor procedures, werkwijzen en organisatievereisten, voor het
personeelsbeleid en voor de gedeelde waarden en normen en hoe die beleefd worden
in alle geledingen van de organisatie, de organisatiecultuur.
28
Tabel 5: Elementen van beleid
1. leiderschap: betrokkenheid, goede voorbeeld, leiderschapsstijl
2. structuur: omvang, complexiteit; functiescheiding, -roulatie;
regels, controle, supervisie, sancties
3. cultuur: doelen/missie, normen en waarden, code (formeel,
informeel)
4. personeel(sbeleid): arbeidsomstandigheden algemeen; werving,
selectie, begeleiding, training, beloning; klachten en klokkenluiden
Beleid Nederland
Vanaf 1991 zijn op steeds meer punten de rekkelijkheid en onduidelijkheid vervan-
gen door precisering en concretisering van normen en regels. Er werd beleid
ontwikkeld en geïmplementeerd. Minister Dales zette de trein eigenhandig in bewe-
ging, hetgeen werd gevolgd door vele ambtelijke initiatieven; vervolgens was
minister Dijkstal in Paars I meer conducteur dan machinist, de snelheid verdween.
Pas onder Paars II kreeg de trein weer wat vaart onder de (mede)-
verantwoordelijkheid van minister Peper en -minder energiek- De Vries en Korthals.
Het wetboek van Strafrecht is aangescherpt: het is eenvoudiger corruptie te bestraf-
fen en ook Nederlanders die elders omkopen zijn in eigen land strafbaar; er is een
geschenkenregeling gekomen (max. € 50), er komen vertrouwenspersonen integriteit
op de departementen, er is (het begin van) een klokkenkluidersregeling, het pleidooi
voor de transparantie van financiële bindingen en belangen wordt sterker (financial
disclosure), voor het eerst wordt nagedacht over post-employment (mag een be-
stuurder na vertrek lobbyen op het eigen terrein?). Het kabinet Balkenende
presenteerde niets nieuws totdat minister Remkes demissionair het aanscherpen van
de regels voor financiële partijsponsoring aan de orde stelde.
Voornaamste minpunt voor de diverse kabinetten is de aversie tegen duidelijke
regelingen voor zichzelf, men loopt in dit opzicht achterop. Hetzelfde geldt overi-
gens voor de Tweede Kamer.
Voor lagere overheden is het beeld divers. Een deel van de gemeenten neemt
integriteit serieus en heeft beleid ontwikkeld met bijvoorbeeld een nota, gedragscode,
vertrouwenspersoon. Soms gebeurde dat op eigen initiatief, in andere gevallen naar
aanleiding van affaires.
Andere gemeenten bleven passief en wachten nog steeds op het overdrijven van deze
confronterende bui. VU-studenten inventariseerden lokale beleidsinitiatieven en op
basis daarvan verschijnt er binnenkort een boekje.
Ook is het vermeldenswaard dat Terry Lamboo drie casestudies deed naar de
werking van het integriteitsbeleid van politiekorpsen. Haar proefschrift zal
rapporteren over de werking van dat beleid. Wat dringt door op de werkvloer en
bewerkstelligt effecten?
Onderzoek in het kader van een internationaal vergelijkend project van Transparency
International (de internationale non-gouvernementele organisatie tegen corruptie)
29
leidde tot meer inzicht in het Nederlandse 'National Integrity System'. De daarin
opgenomen instituties zouden corruptie tegengaan en bijdragen aan integriteit, zo
stelt TI (Transparency International 2001; Preston en Sampford, 2002).
Welke van de in een integriteitssysteem opgenomen elementen ontbreekt in
Nederland? Ons land kent -ten eerste- geen systeem dat duidelijk maakt welke
financiële privé-belangen topambtenaren en toppolitici hebben die strijdig zouden
kunnen zijn met het publieke belang; veel landen hebben die 'financial disclosure'
wel. Ten tweede kent, zoals reeds vermeld, Nederland ook maar weinig normen en
regels voor kabinet, parlement en topambtenaren; zij zijn erg terughoudend om voor
zichzelf bindende en beperkende regels vast te stellen. Het derde punt is dat
Nederland geen onafhankelijk instituut of centrum heeft met verantwoordelijkheid
voor informatieverzameling, preventie en advisering over bestuurlijke integriteit en
ten vierde negeert Nederland bijna geheel het vraagstuk van de integriteit van het
bedrijfsleven. De private sector is ten onrechte lang buiten beeld gebleven als het
gaat om integriteit en ethiek. De bouwfraudeaffaire heeft dat inmiddels schrijnend
laten zien.
In onderzoek richt Wim Dubbink zich onder andere op de vraag wie
verantwoordelijk is voor de invulling van integriteit van bedrijf en non-
profitorganisatie.
De ene gemeente is wel actief in de weer met integriteit en integriteitsbeleid en een
andere gemeente wacht af. Hetzelfde geldt voor landen, bedrijven en non-
profitorganisaties. Dat roept intrigerende vragen op over de besluitvorming over
integriteit. Door wie of wat komt een organisatie ertoe het onderwerp hoog op de
agenda te plaatsen? Welke interne en externe actoren spelen een rol? Reageren ze
steeds op schandalen of domineren interne mechanismen? Wat verklaart het: is het
een rationele nutsafweging (reputatiewinst en -risico en gevolgen voor aanhang of
omzet), gaat het om regel- en normenvolgend gedrag (omdat het in de sector
inmiddels zo 'hoort' of geregeld is), spelen macht en invloed een dominante rol (wie
het voor het zeggen heeft), of is het verbonden met de aanwezigheid van een
gedreven persoonlijkheid (zoals Ien Dales)? Hierbij gaat het om het
onderzoeksthema van Freek de Meere.
Klokkenluiders, zo wordt wel verondersteld, spelen een belangrijke rol in het aan de
oppervlakte brengen van integriteitsproblemen. Zo waren de twee grote affaires van
het afgelopen jaar, Enron en de bouwfraude, ondenkbaar zonder klokkenluiders.
Time maakte Sherron Watkins van Enron samen met collega-klokkenluiders Cynthia
Cooper van Worldcom en Coleen Rowley van de FBI tot de 'Persons of the Year'
(Time, December 30, 2002 en January 6, 2003).
11. Slot
Ik sluit af in de traditie van een oratie, met een kort dankwoord. Ik ben de faculteit en
onze afdeling dankbaar dat ik deze eerste ere- of Talma-lezing heb mogen houden.
Het is een eer en ik heb er met veel genoegen aan gewerkt.
Ik werk met heel veel plezier in deze faculteit, samen met Hans en Karin, Wim en
Terry, Freek, Ronald en Miriam en waardeer het dat de faculteit en de universiteit het
onderzoek op dit terrein willen stimuleren. Voor het integriteitsonderzoek lijkt het
antwoord positief te luiden op de vraag 'Mag het ietsje meer zijn?'.
30
Ik ben ook blij dat u vandaag aanwezig bent. Maar 'baas boven baas' geldt dat voor
Fred Spijkers, het prototype van de klokkenluider in Nederland. U kent hem wellicht
niet alleen uit de krant maar ook als student Cultuur, Organisatie en Management.
Hij wist ons tijdens en vooral na de colleges met zijn verhaal onvermoeibaar te
boeien én, eerlijk is eerlijk, te vermoeien. Graag draag ik deze lezing aan hem op.
31
Literatuur
Anechiarico, Frank & James B. Jacobs
1996. The Pursuit of Absolute Integrity. How Corruption Control Makes Government
Ineffective. Chicago & London: University of Chicago Press.
Berg, Harm van den
1997. De ritselaars. Beknopte Nederlandse schandaalwijzer. Amsterdam: De Bezige Bij.
Bommels, B.
1997. Offensief tegen politie-corruptie. Elsevier jaargang 53, nr. 17, pp. 31-44.
Bos, Cok
2002. Bouwfraude. Schokkende onthullingen uit de schaduwboekhouding van een van
Nederlands grootste bouwbedrijven. Naarden: Steengholt.
Bovens, M.A.P., P. 't Hart, M.J.W. van Twist en U. Rosenthal
2001. Openbaar bestuur. Beleid, organisatie en politiek. Zesde herziene druk. Alphen aan
den Rijn: Kluwer.
Bovens, M. & A. Hemerijck
1996. Het verhaal van de moraal. Amsterdam & Meppel: Boom.
Brasz, H.A.
1988. Een kleine methodologie van de bestuurskunde. Amsterdam: VU Uitgeverij (2e druk).
Brink, Rinke van den
2002. De rafelranden van de integriteit. Binnenlands Bestuur 45: 32-35.
Buitenen, Paul van
1999. Strijd voor Europa. Fraude in de Europese Commissie. Z.p.: Ten Have & Van
Halewyck.
Caiden, G.E.
1991. What really is public maladministration? Public Administration Review 51 (6): 486-
493.
Caiden, Gerald E., O.P. Dwivedi & Joseph Jabbra
2001. Where Corruption Lives. Bloomfield: Kumarian Press.
Chapman, Richard A. (Ed.)
2000. Ethics in Public Service for the New Millennium. Aldershot: Ashgate.
Crank, John P. & Michael A. Caldero
2000. Police Ethics. The Corruption of Noble Cause. Cincinnati: Anderson.
Dales, C.I.
1994. Om de integriteit van het openbaar bestuur. In: L.W.J.C. Huberts (red.), Machtsbederf
ter discussie. Amsterdam: VU Uitgeverij, pp. 7-18.
Dohmen, J.
32
1996. De Vriendenrepubliek. Nijmegen: SUN.
Dohmen J.
1999. Europese idealisten. een chronique scandaleuse van het Europese Parlement. Nijme-
gen: SUN.
Dubbink, Wim
1999. Duurzaamheid als patstelling. Over de onvriendelijke betrekkingen tussen openbaar
bestuur, markt en civil society. Delft: Eburon.
Duyne, P.C. van
1994. Corruptie: sociaal-psychologische mogelijkheden voor georganiseerde misdaad. In:
L.W.J.C. Huberts (red.), Machtsbederf ter discussie. Amsterdam: VU Uitgeverij, pp. 29-49.
Ellemers, J.E.
2002. Inquisitiedemocratie. Enkele onbeantwoorde vragen. Facta 10 (4): 2-5.
2002. Nogmaals: over inquisitiedemocratie. Facta 10 (5): 11-13.
Fijnaut, C.
1993. Politiële corruptie in Nederland. Arnhem: Gouda Quint.
Fijnaut, Cyrille & Leo Huberts (Eds.)
2002. Corruption, Integrity and Law Enforcement. Dordrecht: Kluwer Law International.
Hart, Paul 't
2001. Verbroken verbindingen. Over de politisering van het verleden en de dreiging van
een inquisitiedemocratie. Amsterdam: De Balie.
Hart, Paul 't
2002. Reflectieve of inquisitiedemocratie? Facta 10 (5): 7-11.
Heuvel, G.A.A.J. van den, H.M.J. Quaedvlieg, J.M. Reijntjes, D. Roef & J. Zijlstra
2002. De maat van het onregelmatige. Een rapport over aard en omvang van de
onregelmatigheiden in de bouwnijverheid. In: Parlementaire Enquête Bouwnijverheid, De
bouw uit de schaduw 4. Bijlage 2. Aard en omvang van onregelmatigheden in de
bouwnijverheid. Tweede Kamer 2002-2003, 28244, nr. 9. 's-Gravenhage: Sdu.
Heuvel. J.H.J. van den, L.W.J.C. Huberts & S. Verberk
1999. Integriteit in drievoud. Een onderzoek naar gemeentelijk integriteitsbeleid. Utrecht:
Lemma.
Heuvel, J.H.J. van den, L.W.J.C. Huberts & S. Verberk
2002. Het morele gezicht van de overheid. Utrecht: Lemma.
Hoetjes, B.J.S.
1982. Corruptie bij de overheid. Een bestuurlijk en politiek probleem, sociaal-weten-
schappelijk beschouwd. 's-Gravenhage: VUGA.
Huberts, L.W.J.C. (red.)
1992. Bestuurlijke corruptie en fraude in Nederland. Arnhem: Gouda Quint.
Huberts, L.W.J.C.
33
1993. Omvang en bestrijding van bestuurlijke criminaliteit. Justitiële Verkenningen 19 (1):
51-69.
Huberts, L.W.J.C. (red.)
1994. Machtsbederf ter discussie. Amsterdam: VU Uitgeverij.
Huberts, L.W.J.C.
1998. What can be done against public corruption and fraud. Expert views on strategies to
protect public integrity. Crime, Law and Social Change 29 (2-3) (special issue 'Corruption
and Reform'): 209-224.
Huberts, L.W.J.C., D. Pijl & A. Steen
1999. Integriteit en corruptie. In: C. Fijnaut, E. Muller en U. Rosenthal (red.), Politie.
Studies over haar werking en organisatie. Alphen aan den Rijn: Samsom, pp. 433-472.
Huberts, L.W.J.C.
2001. The Netherlands. Corruption and Anti-Corruption Policies in The Netherlands: An
Evaluation. Berlin: Transparency International.
Hulten, Michel van
2002. Corruptie. Onbekend, onbemind, alomtegenwoordig. Amsterdam: Boom.
Jeurissen, R.J.M. & A.W. Musschenga
2002. Integriteit in bedrijf, organisatie en openbaar bestuur. Assen: Koninklijke Van
Gorcum.
Kaptein, Muel & Johan Wempe
2002. The Balanced Company. A Theory of Corporate Integrity. Oxford: Oxford University
Press.
Karssing, Edgar D.
2001. Morele competentie in organisaties. 2e druk. Assen: Van Gorcum.
Kolthoff, E.M. (red.)
1994. Strategieën voor corruptiebeheersing bij de politie: verslag van een studiedag.
Arnhem: Gouda Quint.
Lamboo, M.E.D., J. Naeyé, A. Nieuwendijk & M. van der Steeg
2002. Politie neemt integriteitsschendingen serieus. het Tijdschrift voor de Politie, 64 (10),
pp. 4-11.
Lasthuizen, Karin, Leo Huberts & Muel Kaptein
2002. Integrity Problems in the Police Organization: Police Officers' Perceptions Reviewed.
In: M. Pagon, Policing in Central and Eastern Europe. Deviance, Violence, and
Victimization. Leicester: Scarman Centre University of Leicester & Ljubljana: College of
Police and Security Studies, pp. 25-37.
Meeus, Jan & John Schoorl
2002. Zand erover. De wereld van de bouwfraude. Amsterdam: Meulenhof & de
Volkskrant.
Montefiori, Alan & David Vines (Eds.)
34
1999. Integrity in the Public and Private Domains. London: Routledge.
Parlementaire enquête bouwnijverheid
2002. De bouw uit de schaduw. Eindrapport parlementaire enquêtecommissie
bouwnijverheid. Tweede Kamer 2002-2003, 28244, nrs. 5-6. 's-Gravenhage: Sdu.
Pheijffer, M.
2002. Tuchtklacht en uitspraak in Zaak-Peper in perspectief. In: Muel Kaptein, Henry
Wietzema Menkhorst & Peter Willems, Jaarboek Fraudebestrijding 2002. Alphen aan den
Rijn: Kluwer, pp. 35-51.
Poppel, A.A.J. van
1997. De gebroken keten. De burgemeester die struikelde over het hek van de buurman.
Zaltbommel: Steigerpoort.
Preston, Noel & Charles Sampford, with Carmel Connors
2002. Encouraging Ethics and Challenging Corruption. Reforming Governance in Public
Institutions. Sydney: The Federation Press.
Punch, M., Kolthoff, E., K. van der Vijver & B. van Vliet (Eds.)
1993. Coping with corruption in a borderless world. Proceedings of the Fifth International
Anti-Corruption Conference. Deventer (etc.): Kluwer Law and Taxation Publishers (etc.).
Rokeach, Milton, Martin Miller & John Snyder
1971. The Value Gap Between Police and Policed. Journal of Social Issues, 27 (2): 155-
171.
Rosenthal, U., A.B. Ringeling, M.A.P. Bovens, P. 't Hart & M.J.W. van Twist
1996. Openbaar bestuur. Beleid, organisatie en politiek. Alphen aan den Rijn: Samsom
H.D. Tjeenk Willink.
Ruimschotel, D.
1993. Corruptie en fraude in Nederland. Arnhem: Gouda Quint.
Schoof, Rob & Freek Staps
2002. Forensisch accountant over ambtenaren en aannemers. 'Integriteitsmaffia' ziet opzetjes
in de bouw. NRC Handelsblad 9 juli 2002.
Schuyt, Th.N.M.
2002. Filantropische studies. Capita selecta. Utrecht: de Graaff.
Smit, N. & S. van Thiel
2002. De zakelijke overheid. Publieke en bedrijfsmatige waarden in publiek-private
samenwerking. Bestuurskunde 11 (6): 226-234.
Soetenhorst, Bas & Michiel Zonneveld
2001. Afrekenen met Peper. Een spannende en onthullende reconstructie van de affaire.
Amsterdam: Van Gennep.
Steeg, M. van der, M.E.D. Lamboo & A. Nieuwendijk
2000. Als zich een integriteitsschending voordoet. Tijdschrift voor de Politie (9) september
2000, pp. 23-30.
35
Transparency International
2001. The National Integrity System. Concept and Practice. A Report by Transparancy
International (TI) for the Global Forum II on Fighting Corruption and Safeguarding
Integrity (A Report Prepared by Alan Doig and Stephanie McIvor), Transparency
International, Berlin, 2001.
Verlaan, Jos
1999. Chaos aan de Amstel. Fraude en corruptie in Amsterdam. Nijmegen: SUN.
Vermaas, Juliette et al.
2001. De weg van de klokkenluider: keuzes en dilemma's. Onderzoek naar de
klokkenluidersproblematiek in Nederland. Tilburg: IVA.
Vriends, E.A.I.M.
1999, Niet van nature. Bestuurlijke integriteit op de politieke agenda., Amsterdam: Vrije
Universiteit, doctoraalscriptie.
Willigenburg T. van, A. van den Beld, F.R. Heeger & M.F. Verwey
1999. Ethiek in praktijk. Assen: Van Gorcum.