52
Onbekend maakt onbemind. IFU! NBHB[JOF! WPPS!EF! HH[

Magazine ggztotaal

Embed Size (px)

DESCRIPTION

emagazine voor de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ). Voor meer artikelen en informatie kunt u ook terecht op www.ggztotaal.nl

Citation preview

  • Onbekend maakt onbemind.

    ????

    ?????????

    ????????

    ???

  • INHOUDSOPGAVE

    3. Onbekend maakt onbemind

    Voorwoord Willem Gotink

    4. Column Goud

    Geschreven door Kirsten

    5. Een stemmetje dat zegt dat het wel goed

    komt De ADF Stichting

    Willem Gotink

    8. Politie en GGZ Koosje de Beer

    10. Een brug tussen psychiatrie en maatschappij

    Een kijkje bij uitgeverij Tobi Vroegh Johan Atsma

    12. Vaste Klant

    Column van Niki Stoker

    13. Van Bouyeri en Breivik tot Jihadganger:

    overtuiging of psychopathologie? Allard R. Feddes (PhD)

    16. Problemen door seksueel misbruik zijn

    hardnekkig als bamboe Ivonne Meeuwsen

    20. Boekrecensie: Wervelkind

    Johan Atsma

    22. Meer geluk dankzij de ggz

    Koosje de Beer

    25. De GGZ zestig jaar geleden in de pers, april 1955 Familiedramas, lone wolves en verwarden die de politie handenvol werk bezorgen

    26. De veranderingen in de GGZ door de ogen van aanbieders Willem Gotink

    31. De veranderingen in de GGZ door de ogen van clinten Sigrid Starremans

    35. De veranderingen in de GGZ: door de ogen van gemeenten Jeannet Appelo

    40. Tekenen van een nieuwe tijd De GGZ veertig jaar geleden in de pers: juni 1975

    41. De kracht van kwetsbaarheid: de campagne Het is nooit te laat. Willem Gotink

    46. Familielid, een ongemakkelijke positie Willem Gotink

    49. De Nachtrustverstoorder Carice de Wildt

    48. We ontkennen het bestaan van Djinns niet, we wijzen op de mogelijkheid van een medisch probleem

  • De Geestelijke Gezondheidszorg is de laatste halve eeuw uitgegroeid tot een werkveld met eindeloos veel disciplines. De privatisering n de vermaatschappelijking hebben als gevolg dat het aantal instellingen dat zich met GGZ-problematiek bezig houdt exponentieel is toegenomen. Het resultaat is een onoverzichtelijk veld waarvan weinigen het overzicht hebben. Dat geldt niet alleen voor clinten, maar ook voor veel hulpverleners. Zo zal menig psychotherapeut niet beseffen wat er allemaal gebeurt als zijn clint s nachts in een crisis raakt en opgevangen wordt door de politie. Even zo goed komt menig clint er niet goed achter wat er nog meer voor mogelijkheden zijn dan wat de eigen behandelaar biedt. En veel behoeften van clinten komen niet in beeld bij de reguliere GGZ. Dat is jammer, want veel onbekende instellingen doen goed werk, veel clinten zijn zeer genteresseerd in wat er nog meer speelt in de GGZ dan wat de eigen hulpverlener biedt. Natuurlijk zijn er vakbladen en clintenorganisaties die de eigen achterban informeren. Belangrijk, maar wij misten een magazine dat al die doelgroepen over en weer informeert. Een magazine dat de docent vertelt over de GGZ, maar ook de docent laat vertellen over de leerlingen met psychiatrische problemen in zijn klas. Een magazine dat de gespecialiseerde therapeut iets vertelt over andere specialisaties. Een magazine dat clinten aan therapeuten laten weten wat hen bezighoudt. Ons doel is elkaar over en weer beter te leren kennen: onbekend maakt immers onbemind. Dit speciaal voor de Psyche MediaPrijs samengestelde eMagazine is een compilatie van de meest kenmerkende artikelen sinds onze start anderhalf jaar geleden. Deze en alle andere artikelen zijn ook in te zien via de inhoudsopgave op de site: www.ggzotaal.nl . Naast het eMagazine is er de site www.ggztotaal.nl, waarop wij dagelijks de actualiteiten uit de GGZ plaatsen. Ook is op de site een gedeelte ingeruimd voor achtergrondinformatie over o.a financiering, DSM, etc.

    Onbekend maakt onbemind.

    Eind jaren tachtig, een middelbare school naast een Psychiatrisch Ziekenhuis. Elke dinsdag komt een man van de andere kant van het hek, klimt er overheen en loopt de school binnen. Hij weet dat hij in slechts n lokaal welkom is en daar gaat hij naar binnen. Jongens en meisjes, zegt hij, ik kom jullie allemaal bekeren. Hij houdt zijn verhaal en na vijf minuten vertrekt hij weer. In de pauzes bespreken de leerlingen geregeld hoe gevaarlijk de man is. Ze zijn het er over eens dat je met hem moet oppassen. Behalve de leerlingen van die ene klas. Die vinden hem hooguit een beetje vreemd, sommigen vinden hem zelfs wel aardig.

    Een therapeute beindigd het contact met haar clint. Ze kan hem niet de behandeling leveren die hij nodig heeft. Via de huisarts verwijst ze hem, in goed overleg, door naar een behandelaar die meer in zijn problemen is gespecialiseerd. Tot haar verbazing komt ze de man enkele weken later weer tegen in het gebouw. Hoe zit dat? De man vertelt dat het hem ook had verbaasd dat hij van de huisarts weer hierheen moest, maar de verklaring is simpel. De betreffende therapeut

    werkt weliswaar bij een andere instelling, maar die instelling is n verdieping lager gehuisvest in hetzelfde gebouw. Dat wist de therapeute niet.

  • En daar gaat ze... Praten met de psychologe. Het gemak waarmee ze met de mevrouw meeloopt irriteert me. Waarom gaat dat nu ineens zo moeiteloos? Zelfverzekerd loopt ze de wachtruimte uit, de lange gang door met links en rechts deuren. Donkerblauwe deuren met zwarte kozijnen en van die kleine verschuifbare bordjes er naast. Ik weet achter welke deur ze zo zal verdwijnen, we zijn er samen al eens binnen geweest. Stiekem hoop ik dat ze zich omdraait en zal eisen dat haar mama ook mee gaat. Maar dat doet ze niet. Een mengeling van trots, hoop en verdriet overvalt me.

    Drienhalf was ze toen we, na lang aanmodderen en zoeken, terecht kwamen bij de jeugd-GGZ. Een gespecialiseerde afdeling voor kinderen met een psychotrauma. We kregen de hulp die we zo broodnodig hadden. Ouderbegeleiding en EMDR op de schoot van mama. En nu, vijf jaar later en heel veel positieve ervaringen rijker, kan ze, helemaal in haar eentje, een nieuwe stap gaan zetten. Mij achterlatend in een wachtkamer met afgedankte planten, tijdschriften en een ratjetoe van afgeschreven kantoor meubilair. Deze wachtkamer ziet er uit zoals de meeste wachtkamers in ziekenhuizen en instellingen. Een gedateerd rood bankje met houten leuningen. Verschillende stoelen met stalen poten, bekleed met kunstleer en met een bijzonder uitgesproken jaren tachtig vormgeving. Er staat zelfs een (hoogstwaarschijnlijk door de Arbo afgekeurde) bureaustoel tussen, waar mijn dochter een paar minuten geleden nog zeer fanatiek rondjes op zat te draaien. Het kunststof kozijn dat nog enig hoop zou kunnen bieden op een beter uitzicht, is stoffig en het uitzicht wordt verhinderd door witte lamellen die minimaal tien centimeter te kort zijn, waardoor je er precies onder door kunt kijken. Om dit treurige aanzicht een beetje op te vrolijken zijn de muren fris aqua geverfd en is er n groen Ikea plankje opgehangen, waar tijdschriften en stripboeken in de vorm van een banaan tegen elkaar aangezakt op leunen.

    Twee kamers verderop praat mijn dierbaarste met een mevrouw. Of ze tekent. Wat voor beeld zal ze schetsen en wat zal ze zeggen? Zal ze vertellen over de bange gedachten die, zoals ze zelf zegt, soms niet allemaal in haar hoofd passen? Over de pijn in haar buik die geen buikpijn is? Dat ze altijd angstig is om te gaan slapen, maar niet weet waarom? Over de conflicten die we regelmatig thuis hebben, de ondefinieerbare boosheid en machteloosheid Zal ze, met hulp van deze therapie, haar emoties kunnen gaan verwoorden, begrijpen en overwinnen? Ik neem nog een slok uit mijn plastic bekertje met veel te donkere, koud geworden thee. Als ik knipper met mijn ogen om een opkomende traan te bedwingen, staat ze alweer voor me. In een flits van een paar seconden doet ze iets wat ze zo zelden doet. Ze zoekt nabijheid en laat haar hoofdje rusten op mijn schouder. Nog voordat ik mijn arm om haar heen kan slaan, staat ze alweer een meter van me vandaan en zegt: 'Kom mam, we gaan. Ik wil snel naar school want Dylan gaat vandaag trakteren.

    4-GGZTotaal

    Geschreven door Kirsten

    GOUDCOLUMNDe winnende column van onze lezersverhalen in september 2014

  • INTE

    RVIE

    W

    5-GGZTotaal

    De Angst- dwang- en fobiestichting is met 3000 tot 3200 leden n van de grotere clintenorganisaties. Hoewel lang niet iedereen met angst- of dwangklachten lid is: dat is een veelvoud van dit aantal. Maar de stichting voorziet duidelijk in een behoefte. Josine van Hamersveld, sinds 1997 directeur van de stichting: Wij zijn veel laagdrempeliger dan de reguliere GGZ. Daar kunnen mensen hun vragen vaak niet kwijt. Vragen over medicatie, bijwerkingen, mogelijke behandelingen of behandelaars, hoe om te gaan met een familielid met klachten, heel veel mensen bellen ons daarvoor. In de reguliere GGZ zit vaak iemand aan de telefoon die niet inhoudelijk deskundig is. Het is vaak de secretaresse die aanneemt en een afspraak maakt. Bij ons zijn dat twee getrainde ervaringsdeskundigen. We merken dat mensen het prettig vinden dat iemand de tijd heeft, weet waar het over gaat. Overigens zetten we ons zeker niet af tegen de GGZ: we werken op veel fronten samen, we participeren in kenniscentra en onderzoeken, doen mee aan werkbezoeken. We verwijzen uitsluitend door naar erkende therapeuten, die evidence based werken. In die zin volgen we volledig het protocol van de reguliere GGZ. De samenwerking met de eerste lijn kan nog worden verbeterd. We worden dan ook vaak door een POH-GGZ gebeld voor informatie en mogelijkheden van doorverwijzingen.

    Een stemmetje dat zegt dat het wel goed komt Door Willem Gotink

    Angststoornissen zijn in de psychiatrie de meest voorkomende aandoeningen. Sommige van deze aandoeningen worden fobie genoemd. Het gemeenschappelijke kenmerk van angststoornissen is dat er sprake is van angst. Mensen kunnen zo angstig zijn dat het hun leven ontregelt. Van allemensen, mannen en vrouwen,heeft 19,6% ooit in het leven n of meer angststoornissen gehad. Sociale fobie (9,3%)en specifieke fobie (7,9%) komen het meeste voor, gevolgd door de gegeneraliseerde angststoornis (4,5%) enpaniekstoornis (3,8%). Agorafobie (0,9%) komt het minst voor.

    Mensen met dwang (obsessief-compulsieve stoornis) hebben last van steeds terugkerende dwanggedachten en/of dwanghandelingen. Dwanggedachten (obsessies) zijn gedachten die mensen weliswaar zelf hebben, maar die ze vreemd en overdreven vinden. Het overkomt hun en ze kunnen die gedachten niet voorkomen of loslaten. De gedachten zijn hardnekkig en veroorzaken angst of lijden. Dwanghandelingen (compulsies) zijn zich steeds herhalende handelingen die iemand van zichzelf op dezelfde speciale manier moet doen. Bijvoorbeeld alles steeds controleren of schoonmaken. Van alle volwassen Nederlanders heeft bijna 1% ooit in het leven een obsessief-compulsieve stoornis gehad. Jaarlijks krijgt 0,5% voor het eerst een obsessief-compulsieve stoornis. De obsessief-compulsieve stoornis met dwanggedachten komt het meeste voor. Van de obsessies (dwanggedachten) is smetvrees de meest voorkomende. Het controleren is de meest voorkomende compulsie (dwanghandeling).

    Bron: Trimbos

  • Josine van Hamersveld

    Huisartsen verwijzen natuurlijk veel door naar die POH-GGZ, maar beiden zijn niet altijd voldoende op te hoogte om te weten dat bijvoorbeeld dwangklachten echt in de tweede lijn thuishoren. Dat is ook gewoon de multidisciplinaire richtlijn, maar dat is niet bij iedereen bekend. Door gebrek aan kennis, blijven mensen met dwangklachten nu soms in die eerste lijn hangen en gaan ze pas na een aantal gesprekken dr naar de tweede lijn. Of haken af. Hetzelfde geld voor ernstige angststoornissen. Het is tijdverlies als men niet snel de juiste hulp krijgt, je loopt het risico dat de patint afhaakt en ook stopt met de medicatie. Ook in het organiseren van lotgenotengroepen zou de huisarts een belangrijke tussenpersoon kunnen zijn. Maar veel folders en belangrijke informatie die niet van de huisartsenvereniging komen, verdwijnen nu in de prullenbak van de assistente.

    Naast de informatievoorziening in de vorm van de hulptelefoon, het inloopspreekuur, folders, lijsten met erkende behandelaars, lotgenotengroepen en thema-avonden heeft de stichting nog een aantal projecten lopen. Onder andere het project kansen op werk, bedoeld om mensen weer aan het werk te helpen (zie kader). Lisa (niet haar echte naam) werkt via dit project sinds een jaar als vrijwilligster bij de stichting. Een kennis die hier vrijwilligerswerk deed tipte haar. Die kennis heeft ondertussen een betaalde baan. Lisa worstelde als kind al met sociale angst. Later veranderde dat in een doorlopend ik kan niks. Nadat ze haar studie vertaalkunde afrondde, raakte ze als gevolg van de angst depressief en werd voor tien maanden opgenomen. Na de opname deed ze wel vrijwilligerswerk. Maar er was te weinig structuur, daar had ik behoefte aan. Dit project kwam voor mij op het goede moment. Tegenwoordig kan ik het wel trekken als er minder structuur is, maar ik vind het nog steeds niet prettig. Ze is ondertussen gestopt met therapie. Het werk maakt dat ze kan groeien, al is ze niet helemaal klachtenvrij. Ik raak nog steeds wel eens in paniek, zegt ze, maar nu is er een stemmetje dat zegt dat het wel goed komt. Bovendien duurt het minder lang en komt het

    Project kansen op werk In januari 2013 is de ADF stichting van start gegaan met het project Kansen op werk. De stichting ondersteunt hierbij jongeren en volwassen met psychische klachten die graag weer aan het werk willen. Er zijn werkervaringsplaatsen bij ggz-clintenorganisaties met training, werkbegeleiding en een collega-maatje. De bedoeling is dat zij doorstromen naar een betaalde baan. Het project Kansen op werk maakt onderdeel uit van het programma Werken aan vraagsturing een samenwerking van Vereniging Ypsilon, Depressie Vereniging, ADF stichting en 14 GGZ clinten- en familieorganisaties. Momenteel nemen 20 30 mensen deel aan het project.

    Wij zijn veel laagdrempeliger dan de reguliere GGZ

    6-GGZTotaal

  • minder vaak voor. En de mensen hier begrijpen dat het een paniekmomentje is, dat het wel weer goed komt. Op een normaal kantoor zal ik dat het komt wel goed toch even moeten uitleggen, anders verzinnen ze er van alles bij. Ik geloof er hoe dan ook niet in dat het verstandig is het achter te houden. Als onderdeel van haar werk ze cordineert de lotgenotengroepen in het land moet ze regelmatig presentaties geven. Een paar jaar geleden maakte de angst dat nog onmogelijk. Ze werd misselijk, duizelig en viel zelfs flauw. Nu vindt ze het nog steeds spannend, maar ze weet die spanning in de hand te houden. Langzamerhand krijg ik ook plezier in die dingen. En dat geeft weer ontzettend veel energie.

    Een probleem voor de stichting is de teruglopende subsidie. In drie jaar tijd is dat met 75% afgenomen. De komende jaren zal dat niet in positieve zin veranderen. Het wordt deels opgevangen door meer samen te werken. Veel zorgkantoren en andere subsidieverstrekkers willen dat de clintenorganisaties betrokken worden bij onderzoeken en andere projecten. We zitten in een strategische positie. Als de stichting gevraagd wordt ergens aan mee te werken, kan een tegenprestatie gevraagd worden. Dat hoeft niet perse geld te zijn. Het kan ook een wederdienst zijn in de vorm van publiciteit of medewerking aan een project van de stichting. Als directrice lijkt Josien van Hamersveld een meester te zijn in het creren van win-winsituaties. Dat geldt voor projecten met GGZ-instellingen, maar ook voor de samenwerking met de hyperventilatiestichting, die binnenkort als aparte stichting onder het bestuur gaat vallen. Samen sta je sterker, lijkt de gedachte. De uiteindelijke winst is natuurlijk voor diegenen die om informatie vragen of aan een project meedoen. Lisa voelt zich ondertussen sterk genoeg om haar eigen vertaalbureau te starten. De eerste grote opdracht is intussen binnen. Het was ook een ingewikkelde opdracht, dus er was wel even een paniekmomentje, ja. Blijft zij vrijwilliger als het bureau goed gaat lopen? Zolang het gaat blijf ik hier wel werken, maar het moet niet teveel worden. Josine: We zullen ook niet ons best doen om haar hier te houden. Het zou natuurlijk fantastisch zijn als zij kan doorstromen naar betaald werk. Daarin kunnen we haar alleen maar ondersteunen.Lisa heeft een assistente, het zou zomaar haar opvolgster kunnen worden.

    PodiumT speelt ANGST ANGST is een vertelling over een hardnekkig taboe: angst- en dwanggedachten. In een mix van documentaire en theater worden de verhalen van patinten en hulpverleners belicht. ANGST gaat over onwetendheid en verwarring tussen arts en patint met als grootste risico een verkeerde diagnose en het verergeren van de klachten met grote gevolgen voor de patint, zorgverlening en maatschappij. Na de vertelling is er een gesprek met het publiek, patinten, hun naasten, familie en zorgprofessionals om preventie, zelfredzaamheid en betere zorg te bevorderen.

    Doelgroep Iedereen die op n of andere manier met angstklachten te maken heeft: patinten en hun familie; huisartsen en POH; hulpverleners (ook in de somatiek!); verzekerings-, Arbo- en re-integratieartsen; Wmo-consulenten, etc. Door haar vele raakvlakken en brede doelgroep is de vertelling goed in te zetten op diverse zorgsymposia met verschillende onderwerpen (zoals Shared Decision Making, psycho educatie, inhoudelijke verdieping, Multinational Interviewing, Stepped Care diagnose, etc.). Meer informatie: podiumt.nu/angst.

    7-GGZTotaal

  • Politieagenten besteden veel tijd aan verwarde mensen. Peter de Klein - al ruim tien jaar wijkagent in de Utrechtse binnenstad - is bijna de helft van zijn werktijd kwijt met zorg aan deze groep. Gelukkig heeft hij de samenwerking met de GGZ wel zien verbeteren. Vroeger schoven we moeilijke gevallen naar elkaar door, nu voelen we ons samen verantwoordelijk. Signalen uit de buurt zijn vaak een eerste aanleiding voor Peter de Klein om actie te ondernemen. In de zuidelijke binnenstad van

    Utrecht is een cluster van zorgcentra en dat geeft wrijving. Er is een groep verwarde mensen waar anderen last van hebben. Zo is het niet prettig als iemand de hele nacht boven je hoofd loopt te ijsberen of als er voortdurend drugsverslaafden bij het portiek hangen omdat er binnen wordt gedeald. In dit soort gevallen gaat De Klein altijd eerst in gesprek met de overlastgever. Vaak blijkt dan dat er meer aan de hand is en dat de persoon bekend is in het brede netwerk dat de politie en GGZ hebben opgebouwd in Utrecht. Als ik vermoed dat iemand psychisch niet in orde is, neem ik direct contact op met het meldpunt OGGZ. Vroeger kon het lang duren voordat de hulpverlening er was, nu is de afspraak dat er binnen het uur iemand komt. Dat geldt ook visa versa: als een hulpverlener politieassistentie nodig heeft, zijn wij er ook meteen.

    Verwaarlozing Een andere categorie sociaal kwetsbare mensen die De Klein in zijn werk tegenkomt zijn de mensen waar niemand last van heeft, maar die wel zorg nodig hebben. Hij herinnert zich een adres waar hij door contacten in de buurt bij toeval op gewezen werd. Ik kwam binnen en struikelde over de bergen lege pakken sinaasappelsap met een vieze vreemde geur. Uiteindelijk bleek dat mevrouw het huis had gerfd en het wilde opknappen. Dertig jaar geleden was ze begonnen met het sanitair eruit te slopen en sindsdien gebruikte ze de pakken sap als toilet. Wat was ik blij dat ik haar vond en goede hulp voor haar heb kunnen inschakelen. Inmiddels is ze overleden. Samen met iemand van de GGZ was ik als enige aanwezig op haar begrafenis. Dat is droevig.

    Politie en de GGZ - Koosje de Beer

    BERO

    EPEN

    Hulpverlener in nood De politie heeft de rol van de hulpverlener in noodsituaties. W moeten signaleren wat er op straat en achter de voordeur gebeurt, zegt Henk van Dk, portefeuillehouder GGZ b de politie Rnmond. De politie kan en moet niet de andere taken van de zorgverlening overnemen. Daarom is Van Dk bl met het nationaal convenant dat in 2012 is afgesloten. In het convenant zn heldere kaders geschept voor de samenwerking tussen de politie en de GGZ. De regionale contacten tussen de politie en de zorginstellingen worden steeds beter en intensiever. Zo worden er regionaal afspraken gemaakt over het uitwisselen van patintgegevens voor zover dit mogelk is. Ook wordt besproken wat de handelswze is van beide parten b agressieve patinten. Een grote vooruitgang, maar we zn er nog niet. Ik verwacht verdere verbeteringen als de BOPZ wordt vervangen door de Wet Zorg en Dwang. Nu zn zorginstellingen bvoorbeeld nog verplicht om vermissingen te melden, terwl negentig procent van de mensen binnen een dag weer binnen is. Het gaat om negentienduizend vermissingen per jaar en zon verplichte melding kost de politie twee uur. Td die we beter kunnen besteden en waar de nieuwe wet hopelk een oplossing voor biedt.

    8-GGZTotaal

  • Ook schrijnend vindt De Klein het geval van de doofstomme vrouw waar de landelijke pers twee jaar geleden uitgebreid over heeft bericht. De vrouw werd in 2012 ontvoerd en is vier maanden opgesloten in een huis in Hoevelaken. Twee mannen hebben haar verkracht en op andere manieren misbruikt. Onlangs zag hij haar weer door de binnenstad van Utrecht zwerven. Haar situatie raakt mij diep. Goed, de daders zijn veroordeeld, maar hoe heeft dit kunnen gebeuren? Waarom konden wij niets doen? Nu zoekt ze dus toch weer de straat op. Het enige wat ik kan doen, is haar terugbrengen naar de instelling. Ik heb niet de illusie dat ik haar binnenkort niet weer tegenkom. Ook zij heeft de vrijheid haar eigen keuzes te maken. Wij moeten ervoor zorgen dat dit veilig kan.

    ACT-teams Niettemin zijn er volgens Peter de Klein tegenwoordig minder mensen dan vroeger in Utrecht die zichzelf ongezien kunnen verwaarlozen. In het verleden had hij een lange lijst met adressen waar hij geregeld langsging. Dit werk is grotendeels overgenomen door de goedwerkende ACT-teams van zorgverlener Altrecht. Zij zoeken nu contact met deze mensen en kunnen hen echt helpen. Als wijkagent kan ik, als het gaat om hulpverlening, eigenlijk niet veel meer dan de spreekwoordelijke eerste pleister plakken zoals het zorgen voor veiligheid.

    Op haar beurt probeert de politie er ook voor de hulpverleners binnen de zorginstellingen te zijn, bijvoorbeeld bij geweld. In het oude stadshart van Utrecht ligt het Willem Arntsz Huis dat naast vervolgbehandelingen ook plek heeft voor acute opname en crisisopvang. Peter de Klein gaat er een paar keer per week langs. Ik maak dan altijd even een praatje met de clinten en de hulpverleners. Als het nodig is, kunnen medewerkers dan ook direct aangifte bij mij doen. Uit ervaring weet De Klein dat de drempel voor hulpverleners om naar het politiebureau te komen hoog is. Hij wil het echter wel weten als een medewerker door een clint is mishandeld of aangevallen. Jongere collegas denken nog wel eens dat een mailtje volstaat. Geloof me, dat werkt niet. Laat de mensen zelf vertellen wat er is gebeurd. Bij een persoonlijke benadering zie je ook dat het medewerkers enorm oplucht als ze hun verhaal kunnen doen. Incidenten hoeven niet altijd te resulteren in een proces verbaal: een melding in het systeem is voor het politiewerk evengoed waardevol. Bij elkaar zegt Peter de Klein dat alles wat met zorg in de binnenstad te maken heeft hem zeker de helft van zijn werktijd kost. Hij zou zijn werk echter niet willen ruilen voor welke andere baan dan ook. Deze buurt is veel te leuk: er wonen hier miljonairs en daklozen. Dit contrast maakt het werk spannend met als grote uitdaging er elke dag weer voor iedereen te zijn.

    Als wijkagent kan ik de eerste pleister plakken, voor structurele zorg komt de GGZ in beeld.

    Peter de Klein

    9-GGZTotaal

  • Rond lunchtijd zit een geanimeerd gezelschap rond een grote tafel aan de boterham. Lea van Geesink, uitgeefster bij uitgeverij Tobi Vroegh komt er zo aan, zo wordt mij verteld. En of ik ook een boterham wil.

    Kortgeleden schreef ik voor GGZTotaal een recensie van Wervelkind. Een indringende roman, geschreven door Hanna Bofaert, een ervaringsdeskundige uit de psychiatrie, over haar langdurige weg naar herstel. De uitgeverij kende ik niet en een bezoekje aan hun website maakte duidelijk dat Tobi Vroegh een directe link heeft met de GGZ. Een goede aanleiding om een afspraak te maken. Uitgeverij Tobi Vroegh is gevestigd in Amsterdam West, midden in de wijk de Baarsjes, in een bedrijfsverzamelgebouw. Op de derde verdieping tref ik aan de lunchtafel een waaier van mensen die allen actief zijn in een van de initiatieven die vallen onder de Stichting Clintgestuurde

    Initiatieven en Projecten (SCIP). De uitgeverij, in 2005 ontstaan als clinteninitiatief van mensen met een psychiatrische achtergrond, ging al snel op in de SCIP. Er heerst hier op de Cornelis Dirkzstraat een actieve sfeer vol van bezigheden. Lea komt vanaf de grote vide naar beneden, geeft me een hand en eet eerst nog een boterhammetje met smeerworst. Samen met Erik Orendi, een van de vrijwilligers bij Tobi Vroegh, praten we even later ten burele van de uitgeverij vrijuit over Tobi Vroegh. De uitgeverij biedt een podium aan auteurs die ofwel als ervaringsdeskundige ofwel op een andere wijze betrokken zijn bij de psychiatrie. Dat is doelstelling nummer n. Dat podium wordt inmiddels gevuld met egodocumenten, romans, pozie, kinderboeken, onderzoek en al jaren een scheurkalender: Scheur je gek. Die voor het komende jaar is al klaar en te bestellen voor het kerstpakket, kan Lea niet nalaten te melden. Tobi Vroegh wil goeie boeken uitgeven en daarmee tegelijkertijd psychiatrische problematiek toegankelijk maken voor een breed publiek. Op de website staat: Wij willen met onze uitgaven een brug slaan tussen de psychiatrie en de maatschappij als geheel. Dat is natuurlijk een prachtige doelstelling maar lukt dat ook? Jazeker, en om een duidelijk voorbeeld te noemen, het boek Toen ik bang was, geschreven door een medewerkster van de Nederlandse Spoorwegen over angststoornissen, heeft aantoonbaar barrires geslecht bij NS collegas. Elke week bereiken er wel enkele manuscripten de burelen van Tobi Vroegh. Die worden allemaal met aandacht gelezen: hoe is het geschreven, past het binnen het fonds en levert het nieuwe perspectieven op binnen de doelstelling van de uitgeverij.

    INTE

    RVIE

    W

    Een kijkje bij uitgeverij Tobi Vroegh

    Een brug tussen psychiatrie en maatschappij - Johan Atsma

    10-GGZTotaal

  • Op mijn vraag hoe je omgaat met teksten die je doen twijfelen aan de echtheid ervan, antwoord Lea dat het maar de vraag is of het realiteitsgehalte zo interessant is; de beleving van degeen die het meemaakt is relevant en daarmee uitgangspunt. Het is wel belangrijk of het waargebeurd zou knnen zijn. Overigens kun je ook nog onderscheid maken tussen de romanvorm die meer vrijheid toelaat en zogenaamde egodocumenten. Die

    laatste boeken gaan erom hoe iemand zijn aandoening ervaart en er mee omgaat. Relevant als lotgenotenhulp en effectief in het schetsen van een beeld voor buitenstaanders. De tweede doelstelling van Tobi Vroegh is het bieden van een veilige werkplek voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Ooit begon het als clienteninitiatief met een vijftal mensen die vanuit thuis aan het werk waren, inmiddels zijn er in totaal ongeveer 40 vrijwilligers meer of minder actief binnen de uitgeverij, Lea is de enige betaalde kracht, zij stuurt aan en cordineert. De vrijwilligers verzorgen al het werk voorhanden: dat varieert van redactiewerk, het lezen van manuscripten, vormgeven van nieuwe uitgaven, administratie en PR tot het regelen van de lunch en het inrichten van het pand. Van de vrijwilligers wordt inzet verwacht, initiatief en zelfredzaamheid. Zoals een schrijver schrijft, zo werken hier de vrijwilligers: iedereen ...met zijn eigen doel en eigen motivatie, aldus Lea. Dat laatste komt onder druk te staan nu de subsidiegever eisen wil gaan stellen aan de begeleiding zodat ook clinten met specifieke begeleidingsbehoeften binnen Tobi Vroegh aan de

    slag kunnen. In GGZ-termen: mensen met een traject. Dat strookt eigenlijk niet met eigen doel en eigen motivatie', dat zo eigen is aan een clinteninitiatief. Binnen SCIP wordt daar dan ook stevig discussie aan gewijd. De huidige ontwikkelingen rondom de WMO bedreigen inmiddels dus ook clintgestuurde initiatieven die op zichzelf de WMO-tijd altijd ver vooruit zijn geweest. Er wordt nog een derde doelstelling van uitgeverij Tobi Vroegh genoemd in het gesprek, wat minder praktisch van aard, maar daarmee niet minder belangrijk. Erik formuleert op een andere manier de brug die Tobi Vroegh wil slaan tussen psychiatrie en maatschappij, We willen de psychiatrie sexy en salonfhig maken, zegt hij. Is dus de toekomst van Tobi Vroegh als werkplek voor vrijwilligers wellicht in de nabije toekomst aan verandering onderhevig, toekomstplannen voor de uitgeverij zelf zijn er genoeg: redactie en vormgeving in combinatie met Printing on Demand voor de schrijver die zijn eigen uitgave wil maken, is een steeds belangrijker onderdeel van de uitgeverij. Daarnaast staat er binnen het eigen fonds van alles op stapel: verzameld dichtwerk en verzamelde verhalen gaan eraan komen, er komt een strip-dagboek over schizofrenie, de scheurkalender 2015 wordt heel erg mooi en is vanaf oktober verkrijgbaar, er staan nog een aantal autobiografische romans op stapel en -last but not least- waarschijnlijk gaat er een science-fiction boek komen met psychiatrie als invalshoek. Daarnaast timmert Tobi Vroegh aan de weg met hun eigen jaarlijkse BoekenFeest, komt er nog een dichtersavond en staat ze regelmatig met een stand op relevante congressen, symposia en boekenmarkten. Kortom, zoals Lea zegt: we zijn hier een dynamisch bedrijf. Die boterham kom ik nog wel eens halen...

    Relevante links: http://www.tobivroegh.nl http://scipweb.nl/ http://www.patientervaringsverhalen.nl/

    we zijn hier een

    dynamisch bedrijf.

    Saskia van der Heijden signeert haar boek Toen ik bang was.

    11-GGZTotaal

  • Een aantal weken geleden won ik de prijs Queen of the GGZ 2013. Een strenge jury heeft onderzocht wie in dat jaar het meest gebruik heeft gemaakt van hun voorzieningen. Met trots kan ik zeggen dat ik er met kop en schouders bovenuit stak. Ik kreeg een grote bos bloemen en een waardecheck voor een therapie naar keuze.

    Hoe is dat zo gekomen? Ik heb al jaren standaard gesprekken en medicijnadvies van een psychiater. Enkele jaren geleden kreeg ik daarbij een schat van een SPVster cadeau, voor frequentere gesprekken en begeleiding. Vorig jaar februari begon mijn heftigste manie ooit toen ik met mijn man in Afrika was. We waren er voor de zesde keer. Toen we een oude vriend bezochten, die een grote, mooie en sterke man was geworden, schoot ik van het ene op het andere moment naar grote hoogte.

    Opeens viel alles op zn plek. Dit land was mijn eindbestemming en deze zwarte meneer mijn toekomstige man. Met hem zou ik oud worden en vanuit zijn compound de hele wereld verbeteren. Ik wist dat ik daarvoor alles zou doen wat in mijn vermogen lag. Het was een vreemde vakantie. Een week later vertrok ik met mijn man terug naar Nederland. Deze liefste man van de wereld had het al een tijdje benauwd. Een paar dagen na aankomst bleek in het ziekenhuis dat hij heel ziek

    was. Drie dagen daarna overleed hij. Ik heb knalmanisch naast zijn bed gezeten tot hij dood ging.

    In mijn eentje heb ik een afscheidsfeest in een kroeg georganiseerd. In mijn speech heb ik verteld over mijn missie in Afrika en dat ik vier dagen later zou vertrekken. Dat riep veel verzet

    op, waardoor mijn sociale leven in kwade stukjes uiteen viel. Na afloop heb ik mijn rots in de branding in een oude Rolls Royce naar het crematorium begeleid.

    Na drienhalve maand high in the sky begon mijn stemming te veranderen. Na vier maanden Afrika moest ik zwaar depressief naar huis. Vooral om een opname te voorkomen begon ik de deur plat te lopen bij Altrecht. Zo kreeg ik zes weken lang elke dag intensieve thuistherapie van verschillende SPITS-medewerkers. Ik heb zon drie maanden rouwverwerkingstherapie bij een psychologe gevolgd. In de tussentijd bezocht ik zeer regelmatig mijn SPVster en ook mijn psychiater zag ik vaker dan normaal. Twee keer heb ik een spoed-crisisoverleg gehad omdat ik wel heel erg graag dood wilde. Tot slot was ik ook nog welkom bij de dagbehandeling. Heel lief, maar dat heb ik weten te voorkomen.

    Na zeven maanden deep down rondgescharreld te hebben ben ik inmiddels een jaar verder en heb ik een aantal cruciale zaken beter op een rijtje gekregen. Ik heb weer wat bodem onder mijn voeten en een aantal contacten is toch nog hersteld. En dan nu deze prijs. Wat heb ik goed voor mezelf gezorgd en bovenal: wat geweldig dat dat kon. Dank je wel, GGZ. Ik ga een fijne therapie uitzoeken.

    CO

    LUM

    N

    Column - Niki Stoker

    Mijn sociale leven viel in kwade stukjes uiteen.

    Vaste klant

    12-GGZTotaal

  • ART

    IKEL

    In zijn boek wendt de heer Breivik zich tot zijn zoon, Anders Behring Breivik. Op 22 juli 2011 vermoordde de 32-jarige Noor acht personen in Oslo en 69 personen op het eiland Utya. Enkele jaren daarvoor, op 2 november 2004, vermoordde de 26-jarige Mohammed Bouyeri de cineast en columnist Theo van Gogh in Amsterdam. Beide mannen zitten momenteel in de gevangenis een levenslange straf uit. Er zijn meer parallellen te trekken: beiden waren, afgaande op hun onderwijsniveau, intelligent. Bouyeri had de HAVO afgemaakt en vijf jaar het HBO bezocht (echter niet afgemaakt). Breivik volgde een opleiding die toelating zou geven aan de universiteit (eveneens niet afgerond). Beiden hebben ook in de familiekring het een en ander meegemaakt: Breiviks ouders gingen scheiden toen hij 1 jaar oud was en in zijn jeugd kwamen er jeugdwerkers aan te pas (Melle, 2013). Bouyeri verloor in 2001 zijn moeder. In de jaren voor de aanslag trokken beiden zich in toenemende mate terug uit de maatschappij en isoleerden zich van hun directe sociale omgeving. Beiden waren lid van een groep, Bouyeri

    van de Hofstadgroep en Breivik van de (waarschijnlijk fictieve) groep van Tempeliers. Qua overtuiging zagen beiden zich als voetsoldaat in de strijd voor de goede zaak. Breivik in de strijd tegen multiculturalisme, immigratie, en de dreiging van de Islam (de anti-Jihadist), Bouyeri zag zichzelf als handelend in naam van zijn geloof. De vraag die onderzoekers al enkele jaren bezighoudt (zie bijvoorbeeld Silke, 1998) is of terroristen nu aan een psychopathologische aandoening lijden of dat ze deze daden uit een extreme overtuiging plegen. Daarbij kan men zich afvragen wat dan het verschil is tussen deze begrippen: wanneer spreken we van psychopathologie en wanneer van een (extreme) overtuiging? In zowel de rechtszaak van Bouyeri als van Breivik stond deze vraag centraal. Juridisch is dit van belang, want in het eerste geval is de dader aansprakelijk voor zijn daden. In het tweede geval kan de dader als ontoerekeningsvatbaar worden gezien en is dus juridisch gezien niet, of in mindere mate, aansprakelijk voor zijn daden.

    Van Bouyeri en Breivik tot Jihadganger: overtuiging of psychopathologie?- Allard R. Feddes (PhD)

    Als ik medelijden met jou heb dan is het omdat ik denk dat er toch in jou nog wat menselijks is(Jens Breivik 2014. Bron: VARA, 23 september 2014).

    13-GGZTotaal

  • Anders Breivik is onderworpen aan een breed arsenaal psychologische tests en is uiteindelijk gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis maar wel toerekeningsvatbaar verklaard (zie ook Melle, 2013). Mohammed Bouyeri is eveneens toerekeningsvatbaar verklaard. Zoals de volgende passage illustreert waren de rechter en Bouyeri het roerend met elkaar eens: hij heeft gehandeld uit geloofsovertuiging. Zo verklaart Bouyeri in zijn eindpleidooi het volgende: Wat betreft de aanklacht van u, meneer de Officier van Justitie, daar kan ik mij helemaal in vinden, in grote lijnen tenminste. Ik neem de volle verantwoordelijkheid op mij en u heeft gekenschetst dat wat mij eventueel zou hebben gedreven om te doen wat ik deed, dat dat puur uit mijn geloof is. (Bron: Glas, 2006, p. 34)

    Bij Breivik had het oordeel wat meer voeten in de aarde. Zoals Melle (2013) het uitgebreid beschrijft waren er maar liefst twee opeenvolgende forensische evaluaties en vier psychiaters voor nodig. De eerste twee psychiaters maakten gebruik van een combinatie van ongestructureerde gesprekken en gestructureerde diagnostische interviews waaronder de SCID-I. Deze laatste interviews hebben betrekking op de DSM-IV as-1 (waaronder onder meer stemmingsstoornissen en schizofrenie vallen). Op 29 november 2011 oordeelden deze psychiaters dat

    Breivik psychotisch was (schizofrenie, paranode type) gedurende de planning en implementatie van zijn daden en gedurende de loop van het onderzoek. Deze diagnose was met name gebaseerd op zijn bizarre en grandioze waanbeelden (zoals beschreven door Melle had Breivik zo zijn ideen om de genen-poel van de Noren te verbeteren; zoals het opzetten van reservaten voor autochtone, dus niet allochtone, Noren). Volgens Melle was hierbij doorslaggevend dat de psychiaters zich niet vergisten in zijn racistische denkbeelden, maar zich baseerden op de rol die Breivik voor zichzelf zag in het doorvoeren van deze plannen. Desalniettemin leidde deze diagnose tot een publieke oproer in het normaliter rustige Noorwegen (het rapport lekte voortijdig uit). Ondanks dat de publieke mening over het algemeen neigt naar de geruststellende observatie dat een terrorist gek is (zie ook Glas, 2006), het idee dat Breivik er van af zou komen met een behandeling in een ziekenhuis in plaats van een gevangenis kon men in Noorwegen maar moeilijk verkroppen. Dit illustreert dat de vooroordelen en misconcepties over geestesziekten nog steeds heersen (zie ook Wessely, 2012) maar dat terzijde. Hierbij moet overigens gewezen worden op het feit dat zowel Breivik alsmede Bouyeri niet wilden dat ze als psychopaten werden neergezet.

    Aanvullende literatuur Kruglanski, A. W., Blanger, J. J., Gelfand, M., Gunaratna, R., Hettiarachchi, M., Reinares, F., Orehek, E., Sasota, J., & Sharvit, K. (2013). Terrorism A (Self) Love Story: Redirecting the significance quest can end violence. American Psychologist, 68, 559-575. DOI: 10.1037/a0032615 Moghaddam, F. M. (2005). The staircase to terrorism: A psychological exploration. American Psychologist, 60, 161-169. DOI: http://dx.doi.org/ 10.1037/0003-066X.60.9.1039. Van San, M., Sieckelinck, S., & De Winter, M. (2010). Idealen op drift: Een pedagogische kijk op radicaliserende jongeren. Den Haag: Boom Lemma.

    14-GGZTotaal

  • Referenties Glas, G. (2006). De overtuigingsdader. Tussen overtuiging en psychopathologie. Ontmoetingen: Voordrachtenreeks van het Lutje Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap, 12. Le Monde (2014). Une guerre qu'il faut appeler par son nom [Een oorlog moet bij zijn naam genoemd worden]. Gepubliceerd op 23 september. Melle, I. (2013). The Breivik case and what psychiatrists can learn from it.World Psychiatry,12, 16-21. Silke, A. (1998). Cheshire-cat logic: The recurring theme of terrorist abnormality in psychological research. Psychology, Crime, and Law, 4, 5169. DOI:10.1080/10683169808401747 Wessely, S. (2012). Anders Breivik, the public, and psychiatry.The Lancet, 379(9826), 1563-1564.

    Onder grote publieke druk werd in januari 2013 een tweede stel psychiaters aangewezen voor een her-evaluatie van Breivik. In dit tweede proces merkten de psychiaters op dat Breivik behoorlijk georganiseerd was en in de gesprekken en interviews benadrukte Breivik in mindere mate zijn eigen rol in zijn toekomstplannen voor Noorwegen. Dit tweede stel kwam met het oordeel dat Breivik een ernstige narcistische persoonlijkheidsstoornis had (een pathologisch leugenaar), maar niet psychopathisch en dus juridisch aansprakelijk was. De rechter veroordeelde Breivik op deze basis en benadrukte dat Breiviks grandioze noties niet bizar zijn en dat experts op het gebied van rechtsextremisme geraadpleegd hadden moeten worden alvorens zijn percepties als cultureel onaannemelijk te verklaren (Melle, 2013, p. 19).

    Deze laatste opmerking is interessant met het oogpunt op de vraag die we aan het begin stelden. Zo merkt Glas (2006, pp. 34-35) op dat vanuit dit gezichtspunt het gedrag van de geesteszieke medemens impliciet door een morele bril wordt bekeken en wordt gezien als onbeschaafd of primitief. Met andere woorden, afgaande op de oordelen van de rechtbank dienen Breiviks, en dus ook Bouyeris gedrag en overtuiging, serieus te worden genomen, passende in onze beschaving. Glas gaat echter verder met de observatie dat een geesteszieke naar zijn mening niet hoofdzakelijk op morele basis tot stand

    komt, maar dat een moreel oordeel los moet staan van een klinische diagnose.

    Het feit blijft dat zowel Breivik als Bouyeris overtuigingen over de (morele) superioriteit van de eigen groep en een waargenomen dreiging van deze superioriteit gedeeld wordt door andere mensen. In het geval van Bouyeri was er de Hofstadgroep en op het moment van schrijven zijn rond de 140 Nederlandse Jihadgangers afgereisd naar Syri van wie een zeker aandeel vecht (en gestorven is) voor hun overtuiging. Zoals de Franse krant Le Monde (2014) onlangs schreef richten deze Jihadgangers (een geschat aantal van 3000 uit Westerse landen) zich tegen de ongelovigen, de kruisvaarders en de joden. Dit markeert volgens de krant de waanzinnige vorm van het soennitische extremisme. De krant gaat verder en observeert het volgende: Hallucinerend over een kalifaat in de regio wil IS de grenzen van staten in het Midden-Oosten namelijk afbreken. Overtuiging of psychopathologie? U mag het zeggen.

    Allard Rienk Feddes (PhD) is verbonden aan de afdeling psychologie van de Universiteit van Milaan-Bicocca waar hij onderzoek doet naar effectiviteit van programma's die gewelddadige radicalisering tegengaan. Email: [email protected]

    15-GGZTotaal

  • Problemen door seksueel misbruik zn hardnekkig als bamboe Problemen door seksueel misbruik zn hardnekkig als bamboe -Ivonne Meeuwsen

    Heb je ooit geprobeerd om een bamboebosje te rooien? Je graaft en hakt in op het zichtbare deel van de plant. En je hebt daadwerkelijk een stuk te pakken dat je met veel moeite weghakt. Tevreden over de resultaten rust je uit. Een week of twee later kijk je in je tuin en staat de bamboe al weer een meter hoog. Bovendien zie je een paar meter verderop een nieuwe scheut de grond uitschieten. Zo gaat het ook als je de lange termijn effecten van seksueel misbruik geen aandacht geeft binnen de hulpverlening. Het meest in het oog lopende probleem eist in het begin veel aandacht op. Wanneer je geen aandacht besteedt aan de wortels van het gedrag, het seksueel misbruik, dan kun je net zo goed niet aan de slag gaan. Hooguit leer je mensen wat slimmere trucjes, wat betere overlevingsvaardigheden. Maar in de basis is er niets veranderd.

    Is de GGZ goed toegerust voor seksueel misbruik? In de hulpverleningsgeschiedenis van overlevers van seksueel misbruik valt op dat de meeste mensen een hele serie hulpverleners en therapeuten hebben gehad. Daarnaast is er vaak sprake van diverse diagnoses. Mensen hebben soms een half leven lopen tobben, voordat ze er over durven spreken en slechts weinigen zijn tevreden over de hen geboden hulpverlening binnen de traditionele GGZ. De meesten hebben hun therapeutische ervaringen negatief gelabeld. In het boek 'Het verschil maken' van Slachtofferhulp uit 2014 blijkt dat de meerderheid van de mensen die met seksueel misbruik te maken hebben hun hulp juist buiten de reguliere zorg halen.

    16-GGZTotaal

  • Wat de GGZ goed doet bij seksueel misbruik Natuurlijk gaan er ook veel dingen goed. Met name vaktherapien en lichaamsgerichte benadering kunnen binnen en buiten de GGZ ingezet worden voor klanten die seksueel misbruikt zijn. Deze werkvormen zijn heel bruikbaar als spreken nog te belastend is voor de klant. Traumatherapie, EMDR, psychotherapie: elke werkvorm heeft zo zijn eigen kenmerken en waarde in het proces van de klant. Wanneer de klant er aan toe is, kunnen deze werkvormen zeker helpen. Het gaat echter mis wanneer het protocol belangrijker wordt dan de wens van de klant. En het gaat mis als men denkt dat n bepaalde therapie alle problemen, die het gevolg zijn van seksueel misbruik, kan oplossen. Het gaat mis als we niet meer de klant zien in zijn context, maar het probleem te nauw definiren in termen van diagnose-behandel-combinaties.

    Seksueel misbruik is niet n stoornis Mensen die seksueel misbruikt zijn, hebben last van hun verleden. Toch zijn er grote verschillen in de manieren waarop de lange termijn effecten van seksueel misbruik zich uiten. De problemen zitten in elk levensdomein: lichamelijk, seksueel, relationeel, psychisch, spiritueel en systemisch. De overlevingsvaardigheden die het slachtoffer ten toon spreidt zijn vaak onder meerdere 'stoornissen' te scharen. Maar in de beleving van de klant zijn deze vaardigheden cruciaal, levensreddend zelfs. Door het een stoornis te noemen wordt de klant nog eens extra gestigmatiseerd, terwijl schaamte en schuldgevoel al levensgrote problemen zijn die bij seksueel misbruik nagenoeg altijd spelen.

    Bij seksueel misbruik lijken vele diagnoses mogelijk De signatuur van seksueel misbruik staat vele diagnoses toe. De sterke stemmingswisselingen nodigen uit tot de diagnose bipolaire stoornis, problemen met grenzen leiden vaak tot de diagnose 'borderline', controledwang geeft OCD, als iemand echt sucidaal is dan is het etiket 'depressie' snel geplakt als je dissocieert heb je ineens DIS of een aan DIS verwante stoornis en zo verder. Onder het geweld van diagnoses raakt het seksueel misbruik buiten beeld en de klant wordt niet of hooguit deels geholpen. Maar het onderdrukken van de symptomen levert doorgaans alleen maar op dat zij ergens anders weer opduiken. In plaats van zichzelf te verwonden, gaat de klant zich overeten of vermijdt het leven zoveel mogelijk met een depressie tot gevolg. Hierdoor dreigt de hulpverlening te ontsporen en wordt de klant 'chronisch clint'.

    De diagnose-behandel-combinatie (DBC) is het probleem, niet de oplossing. De DBC's binnen de GGZ staan goede hulpverlening in de weg. Doordat er aan het begin van een traject een diagnose gesteld moet worden, krijgt een slachtoffer van seksueel misbruik een label uit de DSM. Daarmee is ook gelijk gekozen voor een bepaalde behandeling en is de klant de regie over zijn eigen proces kwijt. Het seksueel misbruik raakt op de achtergrond en er wordt vanaf dat moment vooral gewerkt aan de 'stoornis'. Zo krijgen mensen pillen voor hun depressie, gedragstherapie voor hun OCD en schematherapie voor hun borderline, maar intussen blijft het verleden onaangeroerd.

    17-GGZTotaal

  • 'De lange mars door de wachtkamers' Wanneer het gedrag niet verstaan wordt in de context van het seksueel misbruik, dan lijkt het alsof de klant van het ene probleem naar het andere hobbelt. Je hebt amper de angststoornis er onder gekregen met medicijnen en wellicht wat cognitieve gedragstherapie en depressie dient zich aan, schijnbaar uit het niets. De klant is nog niet 'genezen' van zijn depressie of er komt er een fobie te voorschijn of een aanpassingsstoornis. Als nieuwe scheuten aan de bamboe schieten de problemen uit de grond. Als de klant zich, na een rondje langs allerlei therapievormen, nog niet beter voelt is hij of zij 'therapie resistent' of 'onbehandelbaar'.

    Protocollen en taboe Binnen het protocol van de meeste therapien is weinig tijd voor het daadwerkelijk verwerken van de oorzaak van alle problemen, het seksueel misbruik. Hulpverleners stellen zelden vragen over het seksueel misbruik en je kunt de klanten niet verwijten dat zij er niet uit zichzelf over beginnen. Daar heeft de klant nou juist hulp bij nodig. De hulpverlener laat bewust of onbewust het onderwerp rusten, door handelingsverlegenheid, gebrek aan kennis of door tijdgebrek. Praten over seksueel misbruik is voor veel hulpverleners taboe. Hulpverleners die zelf seksueel misbruik hebben

    meegemaakt zwijgen hierover, zelfs naar hun collega's toe, uit angst om hun professionele reputatie te verliezen als ze open zijn over seksueel misbruik. Zo blijft het taboe bestaan en gaat waardevolle ervaringskennis verloren.

    Eigen regie is essentieel voor de hulpverlening na seksueel misbruik Judith Hermans, auteur van de klassieker 'Trauma en Herstel' geeft aan dat het essentieel is bij de hulpverlening na seksueel misbruik de regie over de hulpverlening bij de klant komt te liggen.

    In een lezing bij het congres 'Het verschil maken' van Slachtofferhulp, februari 2014 sprak zij: 'Wanneer de klant gaat voldoen aan de verwachtingen van de therapeut houdt het therapeutisch proces op'.

    Eigen regie over de hulpverlening is niet slechts wenselijk, het is essentieel voor het welslagen van de therapie. Tegelijk is de vraag van de klant maar al te vaak 'red mij', want dat is onderdeel van de signatuur van seksueel misbruik. Afhankelijk gemaakt als kind, de keuzevrijheid ontnomen, wordt een kind doorgaans volgzaam, gehoorzaam en onderdanig. Dat gedrag zet zich vaak voort in de relatie met de hulpverlening.

    Vingerhoedskruid foto van Agnes van der Graaf www.fotografieagnes.nl

    18-GGZTotaal

  • De hulpverlener vanuit zijn kant heeft al snel de neiging om de klant te gaan redden. Wanneer hij of zij ingaat op het appl om de klant te redden dan is men in de reddersdriehoek belandt. Dat eindigt voorspelbaar: het is een kwestie van tijd voordat het geduld van de therapeut op raakt. De therapeut raakt gerriteerd en geeft de klant impliciet (weer) de schuld. Als hulpverlener zal je dus weerstand moeten bieden aan het appl van de klant. Je eigen reddersfantasien opzij zetten en de klant uitnodigen om zelf de regie weer op te pakken. Ook, juist, op het grote oefenterrein: de therapeutische setting zelf.

    Falende hulpverlening of slecht verwachtingenmanagement? Helen van seksueel misbruik is een proces dat zich over meerdere jaren uitstrekt, dat met horten en stoten gaat, dat gelaagd en in het tempo van de klant dient plaats te vinden. De verwachting wekken dat het anders is, maakt dat de klant het proces als mislukt ervaart, ook als er wel vorderingen zijn gemaakt. Het idee dat je een complex probleem als seksueel misbruik met n therapie, in n setting en in een afgebakende periode kunt oplossen, is slecht verwachtingenmanagement. Doordat klanten dit voorgespiegeld krijgen, lopen zelfs succesvolle

    trajecten uit op een teleurstelling. Successen die behaald zijn, worden als falen gelabeld, omdat het weliswaar een deel van het probleem oplost, maar de klant nog steeds met een berg andere problemen zit.

    Realistisch kijken naar seksueel misbruik De diversiteit van problemen die seksueel misbruik met zich meebrengt, kent niet n pasklaar antwoord. Het vraagt een breed scala aan antwoorden, mogelijkheden en opties. Het vraagt ook nadrukkelijk om keuzevrijheid voor de klant. Hulpverlening die recht doet aan de persoonlijke voorkeuren van de klant zou standaard moeten zijn. De klant is eigenaar van het probleem n de oplossing. De taak van de hulpverlening is om daarbij aan te sluiten en het probleemoplossend vermogen van de klant op te zoeken, te versterken. En daarnaast om het seksueel misbruik bespreekbaar te maken.

    Hulpverlening na seksueel misbruik Ivonne Meeuwsen is auteur van het boek 'Helen van seksueel misbruik. Het

    trauma voorbij' dat in 2013 uitgebracht is bij Droomvallei Uitgeverij. Dit boek wordt op diverse hogescholen als literatuur gebruikt bij de minoren 'Huiselijk en

    seksueel geweld'. Van haar hand verscheen onlangs een tweede boek: 'Hulpverlening na seksueel misbruik. Wegwijzer in Traumaland'.

    Tevens heeft zij een praktijk voor (online) coaching waar ze mensen als ervaringsdeskundig professional coaching en begeleiding aanbiedt rondom het

    thema seksueel misbruik. www.hulpverleningnaseksueelmisbruik.nl

    www.helenvanseksueelmisbruik.nl

    19-GGZTotaal

  • 156!.1! 11"

    ,"11 1/1"#5"11A1.1".1" 1511"1

    ,

    1 !"1 1/1!515!A"!/1"//A1 11#1

    Hanna Bofaert: Wervelkind, over jeugdtrauma en herstel

    Johan Atsma

    - -

    Ga er maar aanstaan. In Wervelkind beschrijft Hanna Bofaert de lijdensweg die ze heeft moeten gaan om op haar vijftigste verjaardag te kunnen vieren dat ze eindelijk een normaal leven leidt. !In een puntige, concrete stijl vertelt Bofaert hoe ze haar leven ervaart en ze wisselt daarbij regelmatig van perspectief. Verschillende perioden in haar leven weeft ze door elkaar. Dan weer maken we haar mee als kind, als jongvolwassene, in de hel van een psychiatrische inrichting, in het recente verleden en in het heden. Gaandeweg krijgen we steeds meer zicht op wat er in haar vroege jeugd gebeurd is en hoe dat heeft geleid tot een ongelukkig leven. Bofaert geeft de lezer daarbij het gevoel dat we gelijk met haar op gaan, dat maakt het boek fascinerend. We maken het proces van trauma naar herstel van heel dichtbij mee. Het wordt een emotioneel boek met een einde dat haar en ons gelukkig maakt. Er is herstel mogelijk na een veelbewogen kindertijd. Die kindertijd is ongekend heftig en ongelukkig. Het huwelijk van de ouders is slecht. Tussen moeder en dochter is er een spel van aantrekken en afstoten. Hanna wordt gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen bij haar moeder. Ze ontwikkelt haar eigen manier om het haar opgedrongen leven te doorstaan. Dat keert zich gaandeweg tegen haar. Opname in een psychiatrisch ziekenhuis is het gevolg. Dat helpt niet, integendeel, ze komt er verslaafd weer uit.

    Drugsgebruik als zelfmedicatie, slechte therapeuten, depressie, automutilatie, opnieuw een opname, we maken het allemaal mee. !Dankzij een invoelende verpleegkundige voelt ze zich voor het eerst begrepen. Maar de zo verlangde ontspanning komt niet: op een dag wordt ook mijn hoofd stil. Merkwaardig stil. Zelfs de gewone brain talk is verdwenen. In mijn hoofd klinkt slechts een zinnetje: Het doet er niet meer toe. Dat zinnetje wordt een mantra waarmee ze zich, weer bij haar ouders wonend, totaal kan afsluiten. Ook die overlevingsstrategie keert zich tegen haar. !Het boek start met het overlijden van Bofaerts moeder. Het wordt een scharnierpunt in haar leven en een kans om nieuwe wegen in te slaan. Maar dat blijkt niet zo eenvoudig. Na enig zoeken vindt ze een goede therapeut die vooral met geduld en liefdevolle volharding veel bereikt. Een heftige en traumatische gebeurtenis wordt gaandeweg het boek ontrafeld en we maken het van dichtbij mee. De wonden die geslagen zijn, zijn zo diep en verstopt dat Bofaert vele wegen moet bewandelen om uiteindelijk voor zichzelf helder te krijgen wat er allemaal met haar gebeurd. Die weg naar herstel voert langs diepe dalen. Als de psychische nood behapbaar lijkt te worden, dan blijkt het lichaam zich alsnog tot het uiterste te verzetten.

    20-GGZTotaal

  • ART

    IKEL

    Meer geluk dankzij de ggz- Koosje de Beer

    Geluk definieer ik als levensvoldoening en is goed te meten, zegt hoogleraar Ruut Veenhoven. Veenhoven richtte zich als eerste wetenschapper in Nederland in de jaren zeventig van de vorige eeuw op de bestudering van geluk. In het buitenland werd al wat onderzoek naar geluk gedaan, maar in ons land nog niet. Als student heb ik het opgepakt en later met mij andere onderzoekers. De tijdsgeest was er rijp voor. Het lijkt een wat wazig onderzoeksterrein, want als er iets ongrijpbaar is, is het toch wel geluk zou je zeggen. Geluk overkomt je, wat valt daar nog aan te veranderen? Meer dan mensen denken, volgens Veenhoven. Uit verschillende studies blijkt dat zowel de inrichting van de samenleving als de persoonlijke keuzes die we maken wel degelijk invloed hebben op ons geluksgevoel. Het onderzoek dat Veenhoven dit najaar samen met Giorgio Touburg heeft gepubliceerd, laat zien

    dat de overheid een grote invloed heeft op het welbevinden van een bevolking. Zo bleek er een sterk verband te zijn tussen het gemiddelde geluk in landen en de uitgaven voor de ggz per hoofd van de bevolking.

    Geld alleen maakt niet gelukkig Dit lijkt een boute conclusie, want hangt geluk niet met een heleboel andere zaken samen dan alleen de GGZ? Denk aan de welvaart van een land of het verschil tussen arm en rijk? Welvaart is inderdaad van belang voor geluk, maar tegen mijn verwachting in blijkt dat de mate van inkomensongelijkheid weinig uitmaakt voor het gemiddelde geluksgevoel van een bevolking, reageert Veenhoven, het grootste verschil wordt veroorzaakt door de kwaliteit van de overheid. Een goed rechtssysteem en weinig corruptie doen meer voor menselijk geluk dan geld. Ook dat had ik niet verwacht.

    Tegen mijn verwachting in blijkt inkomensongelijkheid weinig uit te maken voor het gemiddelde geluksgevoel van een bevolking.

    Ruut Veenhoven

    Geluk is geen toeval: een bevolking is gelukkiger in landen waar de overheid niet corrupt is en de rechtszekerheid op orde is. Ook zelf kunnen mensen veel doen om hun welbevinden te verhogen. Recent onderzoek van Ruut Veenhoven en Giorgio Touburg bewijst eens te meer dat geluk echt niet uit de lucht komt vallen, want daaruit blijkt onomstotelijk dat meer medewerkers in de GGZ bijdragen aan meer geluk.

  • Om de conclusie te kunnen trekken dat het aantal GGZ-medewerkers per hoofd van de bevolking een positief effect heeft op het geluksniveau, hebben Touburg en Veenhoven factoren als welvaart moeten wegfilteren. Daarom hebben we ervoor gekozen om alleen twintig rijke landen te betrekken in ons onderzoek, licht Veenhoven toe. Niet alle, maar wel veel verschillen vallen dan weg. In rijke landen is bijvoorbeeld de positie tussen mannen en vrouwen redelijk gelijk. Dit is - zo is al eerder gebleken - ook een belangrijke factor als het gaat om geluk. Verder hebben we niet gekeken naar het totale bedrag dat beschikbaar is voor de ggz in een land, maar naar het percentage van het gezondheidszorgbudget dat wordt uitgegeven aan de GGZ. Hiermee vlak je de verschillen die er zijn tussen landen uit als het gaat om het beschikbare budget voor gezondheidszorg. De aanname dat de kosten van de GGZ zichzelf terugverdienen doordat geluk wordt verhoogd, vindt Veenhoven aannemelijk, maar vooralsnog moeilijk te bewijzen omdat de economische waarde van geluk heel lastig te kwantificeren is. We weten dat gelukkige mensen langer gezond blijven en langer leven. We weten ook dat ze actiever, creatiever en productiever zijn. De vraag is in welke mate? Hoeveel harder werken ze? Gelukkige mensen maken minder ruzie, maar in hoeverre zijn er daardoor bijvoorbeeld minder stakingen, minder oorlogen? Dat zijn moeilijk te meten effecten. Je zou het kunnen doen met tijdreeksanalyses

    waarin de economische groei van gelukkige en minder gelukkige landen wordt gemeten, maar zover zijn we nog niet.

    Databank van geluk De resultaten die onderzoek naar geluk heeft opgeleverd, zijn te vinden op de website van de World database of Happiness waar Ruut Veenhoven directeur van is. De database begon bijna 45 jaar geleden met een bak met kaartjes waarop onderzoeksuitkomsten genoteerd waren. In de jaren 1980 werd het een naslagwerk met de omvang van een telefoonboek en later een vijfdelige boekserie. Eind vorige eeuw werd er een website van gemaakt. De databank bevat nu ruim 20.000 wetenschappelijke vondsten. Costa Rica blijkt uit deze gegevens - verrassend genoeg - het gelukkigste land ter wereld te zijn. Een opvallende uitkomst, vindt ook Veenhoven, maar Costa Rica is een bijzonder land. Je zou het land het Zwitserland van Midden-Amerika kunnen noemen. De Costa Ricanen hebben bijvoorbeeld geen leger en geven van hun bescheiden gezondheidsbudget verhoudingsgewijs het meeste geld uit aan de geestelijke gezondheidszorg. Dat is waarschijnlijk ook een van de redenen waarom de mensen er zo gelukkig leven. In Nederland ligt het percentage van het totale gezondheidsbudget dat wordt uitgegeven aan GGZ-zorg met zeven procent lager dan in Costa Rica, maar ook lager dan in landen als Australi en Zweden. In Australi en Zweden gaan respectievelijk tien en twaalf procent van het gezondheidsbudget naar de GGZ en daar zijn de mensen inderdaad gelukkiger.

    Costa Rica lijkt het gelukkigste land te wereld te zijn.

    Giorgio Touburg

  • Geluk begint bij jezelf De reden waarom juist psychiaters en andere medewerkers het gemiddelde geluk in een land verhogen is voor de hand liggend: psychisch leed is een van de belangrijkste oorzaken in de huidige samenleving van een laag geluksniveau. Psychologen, psychotherapeuten of psychiaters doen hier iets aan door na te gaan welke levenswijze het best bij hun clinten past en deze eventueel te veranderen. Dit is overigens niet alleen voorbehouden aan GGZ-medewerkers, benadrukt Veenhoven, mensen kunnen heel veel zelf doen om hun persoonlijk geluk te verhogen, bijvoorbeeld door kritisch te kijken naar hun werk en relatie. Ook het bijhouden van een geluksdagboek verhoogt wetenschappelijk bewezen! - de levensvoldoening. Het bijhouden van een dagboek is ook een van de tips die wordt gegeven aan de gebruikers van de GeluksWijzer, een internetinstrument dat mensen helpt om gelukkiger te worden en daarbij interessante anonieme data oplevert voor verder onderzoek. De GeluksWijzer graaft niet in de psyche, maar helpt om het eigen geluk in beeld te krijgen en is inmiddels al door meer dan 70.000 mensen ingevuld. Volgens Veenhoven zouden ook medewerkers in de ggz hier hun voordeel mee kunnen doen. Zij zelf, maar ook hun clinten. Het is in ieder geval een interessant experiment om te kijken wat er gebeurt als een therapie wordt gecombineerd met het bijhouden van een geluksdagboek. Vanzelfsprekend moet de problematiek zich hier wel voor lenen, maar therapeuten zijn deskundig genoeg om dat te kunnen beoordelen. Uit een follow-up van 5000

    mensen die de GeluksWijzer sinds de start in 2011 meerdere malen hebben gebruikt, blijkt in ieder geval dat vooral mensen die aanvankelijk niet zo erg gelukkig waren, er baat bij te hebben.

    Opsteker Geluk hangt deels af van keuzes die mensen maken, daar is Ruut Veenhoven naar jaren onderzoek doen van overtuigd. Dat geldt ook voor mensen met psychiatrische aandoeningen. Een psychische stoornis doet afbreuk aan het geluksniveau: dat komt deels door de indirecte neveneffecten die de aandoening veroorzaakt op het vermogen om te werken en relaties te onderhouden. Voor een ander deel zijn er natuurlijk de directe effecten van de aandoening als zodanig. Toch blijkt het gemiddelde geluk vaak hoger dan je zou denken, onder meer bij mensen met schizofrenie is dat uit onderzoek gebleken. Dat komt waarschijnlijk door de goede hulpverlening in ons land. De kwaliteit van de gezondheidszorg kan dan ook worden afgemeten aan het gelukstekort van clinten. Als die bijna even gelukkig zijn als de gemiddelde burger heeft de hulpverlening het kennelijk goed gedaan. In deze donkere dagen voor kerst verdient de GGZ in Nederland daarvoor echt een opsteker volgens de wetenschapper. We leven nu in een betere gezondheid dan ooit en ik schat dat de psychiatrische hulpverlening er mede voor verantwoordelijk is dat we nu niet alleen langer leven, maar ook gelukkiger. Daar mogen zij die werkzaam zijn in deze specifieke zorg best trots op zijn!

    Op zoek naar geluk? Hoe is het met het geluk in verschillende landen gesteld? Alle gegevens zijn te vinden op http://worlddatabaseofhappiness.eur.nl. De geluksdatabank wordt behalve door wetenschappers ook gebruikt in het onderwijs, de journalistiek en door beleidsmakers. Praktische tips om het eigen geluk of dat van anderen te verbeteren zijn te vinden op www.gelukswijzer.nl. De gelukswijzer is opgezet in samenwerking met zorgverzekeraar VGZ.

    Het bijhouden van een geluksdagboek verhoogtwetenschappelijk bewezen! - de levensvoldoening.

  • Elke maand zoekt de redactie tussen haar oude kranten naar artikelen over de GGZ. Is er voor-uitgang? Achteruitgang? Of doen we eigenlijk nog steeds hetzelfde, maar noemen we het anders? Toen we begonnen met deze rubriek, was dat nog een vraag. Het antwoord wordt steeds duidelijker, elke nieuwe stapel met oude kranten bevestigt onze groeiende overtuiging: er is niks nieuws onder de zon. Tijd voor radicale beslissingen: na de zomer is deze rubriek alleen nog terug te vinden tussen de stapels oude kranten. Misschien verwijst een ander tijdschrift er nog wel s naar terug. Maar eerst: de kranten van zestig jaar geleden, april 1955.

    Zeg nou zelf, u slaat de krant open en leest eerst een bericht over een man, bekend met psychiatrische klachten, die zijn gezin ombrengt; dan leest u een bericht over een Italiaanse militair die krankzinnig is geworden en wild om zich heen schietend vijf mensen vermoordt; tenslotte over een man waarvoor zes politie-agenten nodig zijn om hem in bedwang te houden. En oh ja, ook nog over een tekort aan kinderpsychiaters. Dat is toch allemaal ook in de Telegraaf van vandaag te lezen? Toch ontdekte n van de redactieleden een verschil, zij het na enig zoeken. Wat in 1955 ontbreekt is de beschuldigende vinger naar instanties, de zoektocht van de pers om tot in de details alles erbij te halen dat er niets mee te maken heeft. De mening van de buurvrouw, van de kapper en de schooljuf. Neem het (overigens afschuwelijke) familiedrama op 11 april, waar bijna alle kranten over schrijven. Een man, hij en zijn vrouw zijn onder psychiatrische behandeling, slaat zijn vrouw en twee kinderen de schedel in en brengt zichzelf vervolgens aan de gaskraan om het leven. Het zou, anno 2015, dagenlang het nieuws in chocoladeletters beheersen. Niet in 1955. De Leeuwarder Courant heeft 14 regels nodig, de Tijd 18. In de Telegraaf kunnen we het bericht zelfs niet terugvinden, maar dat kan ook aan ons liggen. Gn beschuldigende vingers naar Bureau Jeugdzorg, gn psychiatrische achtergrondinformatie, gn analyses van de koude grond.

    Hetzelfde geldt voor de Italiaans militair die, ogenschijnlijk plotseling, door het lint gaat en vijf mensen neerschiet en drie anderen verwondt. We vinden geen gespit in medische dossiers, geen verhalen over zijn middelbare schooltijd, geen commentaren van collega-militairen. Alleen feitelijke informatie. Je mag natuurlijk hopen dat dat onderzoek wel is gedaan, maar dat het de kranten niet beheerst, is best wel fijn. Natuurlijk is er een andere toonzetting, een ander woordgebruik. De man van het familiedrama leed aan zwaarmoedigheid, hij heeft zijn daad in een vlaag van verstandsverbijstering begaan, de krankzinnig geworden soldaat had een verwilderde blik in de ogen. Dat heet tegenwoordig allemaal anders. Maar taalgebruik is niet alleen in de psychiatrie veranderd. Er staan soms dingen die je even doen slikken. Zestig jaar terug, in de Java-bode kopt op 18 april: Geesteszieke negers kwamen in gesticht tot opstand. De Telegraaf is een dag later het meest bondig in zijn berichtgeving: Gewapend met allerlei primitieve slag- en steekinstrumenten zijn zaterdag in een staatsziekenhuis in Texas tachtig negers, allen geesteszieke misdadigers, in opstand gekomen omdat de blanke gevangenen meer recreatieruimte tot hun beschikking hadden dan de negers. Einde bericht. Kijk, dr hadden we best iets meer achtergrondinfo bij willen hebben.

    Nog een heuglijk feit: op 23 april is het 60 jaar geleden dat minister Donker in Utrecht de Van Der Hoeven Kliniek opent, een psychiatrisch centrum voor gestoorde delinquenten, aldus het Algemeen Dagblad. Zou dat nog gevierd worden, daar? Of is het te laat om nog iets te organiseren, nu ze dat pas lezen in deze GGZTotaal? We stellen het erg op prijs als n van onze lezers dat nog even meldt aan [email protected]!

    Nog een andere vraag aan onze lezers: de Friese Koerier meldt op 21 april 1955 dat 10% van de studenten tijdens de studie bij een psychiater te rade gaat. Hoe hoog zou dat percentage tegenwoordig liggen?

    GES

    CH

    IED

    EIN

    S

    De GGZ zestig jaar geleden in de pers, april 1955Familiedramas, lone wolves en verwarden die de politie handenvol werk bezorgen

    De G

    GZ

    in d

    e kr

    ant

    van

    60 ja

    ar g

    eled

    en

    25-GGZTotaal

  • Aanbieders

  • ART

    IKEL

    Yael Meijer, psychotherapeut met een eigen praktijk n werkzaam voor twee instellingen: De beeldvorming was dat de gemeentes laag gingen inkopen. Daardoor schoot iedereen in een kramp. Mijn angst is dat de hulpverlening meer achteruitgaat door die kramp dan door de feitelijke bezuiniging. Iedereen is met zijn eigen toekomst bezig. In mijn ervaring is de beeldvorming niet terecht gebleken. Bij de drie gemeenten waar ik bij betrokken was, is de houding me enorm meegevallen. En instelling is zelfs gegroeid. En hoewel er vooral aanbodgericht werd ingekocht, kwam n gemeente ook met de vraag om een aanbod te ontwikkelen voor een specifiek probleem in die gemeente. Zelf dorst ik het niet aan om een zelfstandige praktijk te voeren met maar n opdrachtgever, in mijn geval Amsterdam. Dat is voor een zelfstandige een te groot risico. Als ik nu zie hoe Amsterdam het heeft gedaan, had ik het misschien wel kunnen doen.Natuurlijk gaat de transitie gepaard met bezuinigingen, de opdracht is dat de specialistische GGZ moet krimpen. De gemeenten voeren dat uit en dat gaat vooral ten koste van de grote instellingen.

    Aanbieders

    Gemeenten

    De transities passen wel bij mijn visieJacobine Geel, voorzitster van GGZ Nederland, ruim een jaar geleden: Er staan 13.000 arbeidsplaatsen in de GGZ op de tocht, bijna 20% van de totale 70.000. Een banenverlies van deze omvang brengt de continuteit van zorg in gevaar. Sinds deze uitspraak in december 2013 zijn we opgeschrikt door, of misschien wel gewend geraakt aan, ontslagen bij GGZ Drenthe (250); Arkin (300); GGZ Friesland (120); Rivierduinen (honderden) en nog een aantal anderen. De vraag is of 13.000 banen op de tocht hetzelfde betekent als het verlies van 13.000 banen. Het getal mag sowieso wel wat genuanceerd. Veel ontslagen zullen vallen in de overhead, veel personeel vindt een andere baan op een andere plek in de GGZ. Maar dat er minder zorg geleverd gaat worden in de GGZ, zoveel is duidelijk. Al lijken de grotere instellingen meer klappen te krijgen dan de kleine.

    De veranderingen in de GGZ door de ogen van aanbieders - Willem Gotink

    27-GGZTotaal

  • Clinten Ik maak me zorgen dat het nu allemaal te snel en te onzorgvuldig gaat.

    Joost Walraven, circuitmanager

    Ook Ina Punt, zelfstandig GZ-psycholoog n kinder- en jeugdpsycholoog, is gematigd positief. Op dit moment is het hectisch, alle dossiers moeten worden afgerond voor de verzekering en aangemeld voor de gemeenten. Dat is behoorlijk wat werk. Maar ik ben nooit tegenstander geweest van deze transities. Ik ben destijds weggegaan bij een grote instelling. Daar liep ik tegen veel bureaucratie aan door de grootschaligheid van de instelling en er viel moeilijk in te spelen op wat er plaatselijk nodig was. Met de gemeentes als gesprekspartner kan dat makkelijker. In die zin past de jeugdtransitie wel bij mijn eigen visie op de zorg.

    Niet dat het allemaal probleemloos verloopt. De vergoedingen zijn behoorlijk verminderd. Ina Punt: Voor mij, met nog een paar jaar te werken en een praktijk aan huis, is daar wel overheen te komen. Psychologen die net beginnen en een ruimte moeten huren, hebben het veel zwaarder. Ook Ina Punt klaagt niet over de gemeentes waar zij mee te maken heeft. Alle aanbieders uit 2014 hebben een contract voor 2015. Dat zal in de loop van de tijd waarschijnlijk wel veranderen. Maar we wisten in september al waar we aan toe waren. En de gemeentes hebben zich terdege in de problematiek verdiept, ik had niet met ambtenaren te maken die nergens van af wisten.

    Bas Wijffels, beleidswerker bij het NIP, is kritischer. Op papier is het allemaal goed geregeld, maar de gemeenten zijn niet goed voorbereid en stellen in sommige gevallen rare eisen. Bijvoorbeeld de eis dat 5% van de werknemers onder de social return moeten vallen. Bij een eenpitter is dat natuurlijk onmogelijk. Of de eis dat het jaarverslag in januari aangeleverd moet zijn. En uiteraard speelt de kwestie van het aanleveren van privacygevoelige gegevens. Dat laatste is best een heikel punt. Mensen die daar iets over zeiden weten achteraf vaak niet of ze niet zijn ingekocht omdat ze daar kritische vragen over stelden, of om een andere reden. Voor aanbieders die met meerdere gemeenten te maken, is de administratieve rompslomp gigantisch. Elke gemeente heeft een andere werkwijze en andere voorwaarden. Sommige aanbieders zijn 20 uur per week kwijt met de aanbestedingen.

    28-GGZTotaal

  • Aanbieders

    Gemeenten

    Psychiatrische Aandoening.(EPA) bij Dimence: Het aantal ontslagen bij Dimence valt mee, we hebben een organisatie die financieel gezond is. Dat is een kwestie van goed anticiperen, maar het gaat hier wel vrtdurend over geld. Natuurlijk moest er beweging komen in de GGZ en helaas moet de GGZ daar vaak ook toe gedwongen worden, maar het gaat nu allemaal te snel en te onzorgvuldig. Daar maak ik me wel zorgen over. Neem de ROM (Routine Outcome Monitoring). Het idee is goed, er mag best wat meer gekeken worden of een behandeling effect heeft, maar ROM staat wetenschappelijk nog in de kinderschoenen. Het is een slecht idee om er nu al grote conclusies uit te trekken. Ander voorbeeld. Een gevolg van de veranderingen van vorig jaar is bijvoorbeeld de veranderingen in de specialistische GGZ. Omdat die specialistische GGZ steeds kleiner wordt, komen alleen de hele ingewikkelde problemen daarvoor in aanmerking. Daar hebben we onze specialistische GGZ op aangepast. Zodra het complexe voorbij is, moet iemand weer terug naar de basis-GGZ. Het is dan wel erg omslachtig als we iemand eerst naar de huisarts moeten sturen om die weer door te laten verwijzen naar de basis-GGZ. Maar zo gt het wel. Dat levert vaak boze huisartsen op en moet echt soepeler geregeld worden. Walraven vindt het lastig dat de zorgverzekeraars steeds meer de werkwijze in de behandelkamer bepalen. Controle is goed, maar het aantal vinkjes dat ik op een dag moet zetten is eindeloos. Die zorgverzekeraars bepalen ook allemaal wat anders. Van de n mag een GZ-psycholoog binnen de Specialistische GGZ wl hoofdbehandelaar zijn, van de andere niet. Bij een grote organisatie als de onze valt dat wel te regelen of te onderhandelen, maar ik vraag me af hoe een kleine organisatie dat oplost.

    Veel dingen zijn ook nog steeds onduidelijk. Bijvoorbeeld weten veel aanbieders die niet zijn ingekocht of ze de behandeling van bestaande clinten mogen afmaken. En zo ja,, door wie dat dan betaald wordt. Er zijn vandaag, twee weken vr het einde van het jaar, mensen die niet weten of ze 1 januari met een clint verder kunnen of niet. Natuurlijk is het een grote overheveling en dan weet je dat er veel dingen onduidelijk zijn en zelfs verkeerd gaan, maar toch.

    De winkel blijft tijdens de verbouwing gewoon open. Wie minder te maken heeft met de transities moet de verbouwing van voorgaande jaren nog afmaken. Joost Walraven, circuitmanager langer durende behandeling voor mensen met een Ernstig

    29-GGZTotaal

  • De veranderingen zijn helemaal zo gek nog niet, lijkt de algehele

    tendens. Maar het is wel veel in korte tijd. In 2015

    moet dan ook nog veel uitkristalliseren.

    Voorbeelden genoeg, vooral, maar niet alleen,

    als het over de onderlinge afspraken

    tussen gemeenten gaat.

    Over de houding van de gemeenten hoort hij van zijn collegas geen slechte verhalen. Nog niet alles is af of duidelijk, maar ze werken er samen met de zorgorganisaties hard aan. De meesten proberen in 2015 een overgangsjaar te maken waarbij de huidige afspraken door lopen. Maar alle voorzieningen die naar de gemeenten gaan hebben op de n of andere manier met een korting te maken.

    De veranderingen zijn helemaal zo gek nog niet, lijkt de algehele tendens. Maar het is wel veel in korte tijd. In 2015 moet dan ook nog veel uitkristalliseren. Voorbeelden genoeg, vooral, maar niet alleen, als het over de onderlinge afspraken tussen gemeenten gaat. Yael Meyer: Als kinderen uit huis geplaatst worden via de William SchrikkerGroep, bijvoorbeeld. De gezagshouder zit dan in Amsterdam. Ik vraag me af of Amsterdam voor al die kinderen dan ook de zorg gaat betalen. Zoals het nu geregeld is zou dat wel moeten.Joost Walraven: Het is volstrekt onduidelijk wat er gebeurt als iemand verhuist van de ene naar de andere gemeente. Het kan zomaar zijn dat dan het recht op zorg vervalt.Ina Punt: De ICT is soms wel problematisch. Iedere gemeente heeft zijn eigen programmatuur. Bij mij zijn dat er gelukkig maar twee, maar anderen hebben te maken met wel vijftien gemeentes en dus vijftien verschillende programmas. Het was handiger geweest als ze de programmatuur van de zorgverzekering hadden overgenomen.Bas Wijffels, aanhakend aan de opmerking van Jacobine Geel over het verlies van arbeidsplaatsen: Veel van onze leden zullen niet meer in de GGZ werkzaam blijven en samen met de krimp van de specialistische GGZ is er een behoorlijke kennisuitstroom. Ik ben benieuwd of de gemeentes dat kunnen oplossen.

    Noot van de redactie: voor dit artikel hebben we meerdere aanbieders benaderd. Een aantal van hen wilden niet meewerken, ook niet anoniem, uit angst dat het negatieve gevolgen zou hebben voor hun onderhandelingen met de gemeente.

    Clinten

    30-GGZTotaal

  • Clinten

  • ART

    IKEL

    De veranderingen in de GGZ door de ogen van clinten - Sigrid Starremans

    De bestaande constructie die zo effectief is, dreigt als een kaartenhuis in elkaar te zakken.

    Waar maken jullie je zorgen over als het gaat om de veranderingen in de ggz in 2015? Zijn er ook pluspunten, lichtpuntjes, in de nieuwe situatie te ontdekken? Dat waren, in hoofdlijnen, de vragen die we een aantal (vertegenwoordigers van) clinten voorlegden. Op de tweede vraag kregen we nauwelijks antwoorden, op de eerste des te meer.

    Mirjam Drost, woordvoerder van het Landelijk Platform GGZ (een koepel van twintig clinten- en familieorganisaties), benoemt begin december een aantal zorgelijke punten. Bijvoorbeeld als het gaat om de dagbesteding en de persoonlijke begeleiding. Beide voorzieningen komen onder de Wmo te vallen en worden dus overgeheveld naar de gemeenten. Wat we merken is dat nog maar weinig gemeenten de informatievoorziening voor GGZ-clinten op orde hebben. Dat betekent dat clinten die dagbesteding en/of begeleiding hebben niet weten waar ze terecht kunnen. En ook niet weten niet op hoeveel uur zorg ze recht hebben.

    Dagbesteding breed georganiseerd De zorgen over de dagbesteding en de persoonlijke begeleiding reiken verder. Drost: In sommige gemeenten wordt de persoonlijke begeleiding mogelijk wegbezuinigd. Er wordt vanuit gegaan dat dagbesteding voldoende is voor deze clinten. Het gevolg is dat een aantal mensen zal vereenzamen en hun situatie mogelijk weer verergert, waardoor de kans op een opname groter wordt. Dan krijg je de zogeheten draaideur GGZ-clint. Clinten

    32-GGZTotaal

  • Terug naar de huisarts Saskia Storimans (56): Ik heb een bipolaire stoornis met psychoses, manische fases en

    depressies. Vroeger ben ik vaker opgenomen geweest. Nu ben ik al jaren vrij stabiel. Ik sta

    onder behandeling van een psychiater, een sociaal verpleegkundige en een psycholoog.

    Maar omdat het al jaren goed gaat, sta ik op de lijst om overgeheveld te worden naar de

    huisarts. Die mogelijk verandering roept bij mij en mijn

    familie ontzettende angst op. De constructie die wij in al die jaren hebben opgebouwd en

    die zo effectief is, dreigt als een kaartenhuis in elkaar te zakken. Dat het nu zo goed gaat, komt voornamelijk door mijn psychiater bij wie ik nu al een jaar of tien in behandeling ben. Die man heeft mijn leven gered. Hij is gespecialiseerd in bipolaire stoornissen en toont echte interesse. Hij heeft het voor elkaar gekregen dat ik mijn

    medicatie slik, iets dat echt vreselijk moeilijk is. De bijwerkingen zijn enorm. Je wordt dik, je voelt je als een zombie Zeker als het een

    tijdje goed gaat, denk je al snel: ik stop ermee. Het is een hele geruststelling voor mij dat ik

    altijd contact kan opnemen met mijn psychiater. Dat ik weet dat hij me meteen

    terugbelt. Soms passen we in overleg mijn medicatie aan. Dan neem ik tijdelijk

    bijvoorbeeld een wat lagere dosis. Ook met de SPVer en de psycholoog kan ik altijd bellen of

    mailen als de spanning te hoog oploopt. Ik heb er al over gesproken met mijn huisarts.

    Hij heeft zelf ook al gezegd dat hij niet zou weten hoe hij mij moet behandelen. Een

    bipolaire stoornis is een ernstige aandoening, niet zomaar een depressie. Een huisarts heeft

    daar de capaciteiten niet voor. Hij heeft al gezegd dat hij me zal doorsturen naar de

    psychiater als dat nodig is. Maar dan weet ik niet of ik bij mijn oude psychiater terechtkan.

    Ik heb een vertrouwensband met die man. Dat is zo belangrijk voor mij. Ik begrijp niet dat er niet wordt gedacht: ze doet het goed met een aantal professionals om haar heen. Dus laten

    we dat vooral zo houden.

    Gaat het om de dagbestedingen, dan merkt het platform dat veel gemeentes bezuinigen op de kwaliteit. Dagbesteding zal veelal breed georganiseerd worden voor verschillende doelgroepen tegelijk, bijvoorbeeld voor (verstandelijk) gehandicapten en GGZ-clinten. Ook wordt veelvuldig gewerkt met (alleen) vrijwilligers. Bij het Platform vindt men deze ontwikkelingen op zich nog niet zo problematisch. Wel maakt men zich zorgen over het ontbreken van mogelijke professionals en ervaringsdeskundigen. Drost: Vrijwilligers moeten ondersteund worden door professionals. Het kan zijn dat clinten op een gegeven moment dringend hulp nodig hebben. Dan moet er iemand zijn die professioneel en adequaat kan handelen. Gaat het om vrijwilligers, dan ziet het Platform het liefst ook een aantal ervaringsdeskundigen, dus mensen die te maken hebben (gehad) met GGZ-problematiek.

    Aanbieders

    Gemeenten

    33-GGZTotaal

  • Zelfregiecentra Ook op het gebied van de langdurige zorg zijn er veel zorgen. Gemeenten moeten Beschermd Wonen voorzieningen inkopen maar bij het Platform ziet men dat er bij veel gemeenten nog steeds veel onduidelijkheid is over de budgetten en het aantal te verwachten clinten. Hetzelfde geldt voor de Jeugd-GGZ. Gemeenten hebben nog weinig zorg ingekocht. Ouders en kinderen verkeren in onzekerheid en weten niet of ze bij dezelfde instelling en hulpverlener kunnen blijven. Drost: Wij vinden dat de staatsecretaris, daar waar het niet goed gaat, moet ingrijpen en zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Bijvoorbeeld door uitstel te verlenen en met overgangsjaren te gaan werken. Verder zijn wij bezig om samen met VWS, VNG en de gemeenten een regionale infrastructuur op te zetten van zelfregiecentra. Gemeenten kunnen hier terecht voor advies over het goed regelen van hun inkoop. En ook over hoe ze aan de vraag van GGZ-clinten kunnen voldoen. Voor de clinten is het een plek waar ze terecht kunnen met vragen.

    De beslissing hangt af van n persoonAnke-Elze Rietstap (48) heeft twee kinderen met autisme. Ze is initiator van een regionaal ouderplatform en

    belangenbehartiger voor ouders/kinderen die gebruik maken van Jeugdhulp.Sinds een paar weken staat de telefoon bij het ouderplatform roodgloeiend. Er is grote paniek uitgebroken. Veel

    moeders die ik aan de telefoon krijg, zijn in tranen. Vooral mensen die een PGB hebben, verkeren in grote onzekerheid. Wat zijn de nieuwe regels? Hoe groot is de kans dat we een PGB krijgen? Dat zijn veel gestelde

    vragen. Wij moeten echter het antwoord schuldig blijven. De nieuwe regels voor het aanvragen van een PGB zijn nog steeds niet bekend. Voorheen was er een wettelijk kader voor het aanvragen van een PGB. In de nieuwe

    situatie ontbreken deze regels. In de toekomst is het de gemeente die de hoogte van het budget bepaalt. En dat kan in iedere regio anders geregeld zijn. In mijn regio Zuid-Holland Zuid komt een jeugdprofessional van het

    jeugdteam bij de mensen thuis om te bespreken welke hulp nodig is. Ik vind dat een zeer zorgwekkende situatie. Die beslissing hangt dan af van n persoon. Bovendien heb ik mijn twijfels over de deskundigheid van deze

    medewerkers. In eerste instantie was ik enthousiast over de plannen voor een nieuw stelsel. Het zou fantastisch zijn als je als ouders en gezin zelf kunt aangeven waar de pijnpunten zitten en met zorgverleners kunt

    bespreken welke zorg nodig is. De eerste twee jaar heb ik samen met de gemeente en de instanties dan ook met plezier hard meegewerkt aan de vormgeving van het nieuwe stelsel. Maar uiteindelijk zijn wij

    belangenbehartigers niet betrokken geweest bij de besprekingen van de uitvoeringsregels. De clintenparticipatie is echt onvoldoende geweest. Waar wij als ouders van het platform onder andere tegen

    ageren, is dat de clintondersteuning niet onafhankelijk is. Deze professionals maken deel uit van het jeugdteam. Een ander pijnpunt is dat mensen bij wie het PGB voor 1 januari 2015 afliep vr het einde van 2014 nog een

    nieuwe indicatie moesten aanvragen. Maar die brief is pas eind november verstuurd. En bij het CIZ en veel Bureaus Jeugdzorg werd in december de telefoon al niet meer opgenomen. En zo kan ik nog wel meer

    voorbeelden noemen. Het is een chaos. En er is nog steeds heel veel onduidelijkheid.

    Clinten

    34-GGZTotaal

  • Gemeenten

  • Het moet zich nog bewijzen. Ik ben ook wel bang dat er de eerste jaren, in de experimentele fase, forse problemen ontstaan, maar het uitgangspunt is goed. Sjaak Boon, mede-eigenaar van bureau Onder Boven, adviseerde de afgelopen jaren een groot aantal gemeenten op GGZ-gebied, trainde Wmo-loket-medewerkers en voerde aan de transitie gerelateerde projecten uit. Hij kon zo in de keuken van veel gemeenten kijken. Op dit moment zeggen gemeenten zelf dat ze bijvoorbeeld nog moeten investeren in achterstandswijken, waar veel problemen zijn. He ze dat moeten gaan, dat wordt nog onderzocht. Ze zijn er nog niet klaar voor. Het is ook best problematisch, er zijn heel veel verschillende doelgroepen. Hij verwacht de komende jaren een toename van OGGZ-problematiek, daklozen en zorgmijders, want bij mensen met ernstige psychiatrische problematiek hoeft er niet zo heel veel fout te gaan om de grip volledig kwijt te raken. En ook in de jeugdzorg zal heus wel wat misgaan. Maar de gemeenten die ik ken houden daar rekening mee en hebben een vangnet gecreerd. Behalve aanloopproblemen in de startfase ziet hij vooral voordelen. In het sociale domein liggen volop kansen voor participatie, herstel en anti-stigma van deze doelgroep, zegt hij.

    ART

    IKEL

    De veranderingen in de GGZ: door de ogen van gemeenten - Jeannet Appelo

    Met stoom en kokend water, anders gebeurt het niet.

    Vele jaren waren het de regionale GGZ-instellingen, betaald uit de AWBZ, die de dienst uitmaakten in alles wat met de GGZ te maken had. Dat is binnenkort voorgoed verleden tijd. Eerst was het de knip in de AWBZ die de macht van de grote instellingen aantastte, toen de privatisering. Per 1 januari krijgen de gemeenten de regie over jeugdzorg en met de Wet Langdurige Zorg gaan ook veel verantwoordelijkheden rond de chronische clint naar de gemeenten. En die gemeenten doen het, als je de kranten mag geloven, niet zo best. De gemeente heeft de expertise niet, mantelzorgers van de GGZ zijn nauwelijks in beeld, de deadline voor de inkoop van de jeugdzorg is tot driemaal toe niet gehaald. Om maar wat krantenberichten van het afgelopen jaar aan te halen. En de gemeenten zelf? Die zien dat het niet makkelijk zal worden, maar bereiden zich daar terdege op voor.

    Clinten

    Het moet zich nog bewijzen, maar het uitgangspunt is goed Sjaak Boon, mede-eigenaar bureau Onder Boven

    36-GGZTotaal

  • De GGZ en de gemeenten zaten allebei vastgeroest in vaste patronen, met de nieuwe wetgeving ontstaat er nieuwe ruimte. De Wmo is bedoeld om mee te doen, de gedachte van de maakbare samenleving komt er in terug. Misschien is dat wat al te idealistisch, maar laten we eerlijk zijn, de GGZ, uitzonderingen daargelaten, heeft het echt niet zo goed gedaan als het over deze onderwerpen gaat. Participatie van mensen met een ernstige psychiatrische aandoening is nog steeds minimaal. De herstelbeweging is nog steeds hard nodig. Een mooi voorbeeld is misschien wel dat sommige FACT-teams niet in de wijk zitten, waar ze eigenlijk horen, maar gepositioneerd zijn in een GGZ-instelling.

    In veel gemeenten zijn per 1 januari in n en dezelfde wijk verschillende wijkteams actief: het sociale wijkteam, het jeugdzorgteam, buurtzorgteam, het FACT-team etc: hoe stemmen die de zorg op elkaar af? De kanteling krijgt de komende jaren pas echt vorm als de gemeente regie neemt bij het ontwik