1
Critical Care nr. 02/2011 pagina 15 Verschenen Verschenen NANDA International Verpleegkundige diagnoses en classificaties 2009-2011 Een handzaam naslagwerk waarin u met behulp van het alfabetisch register alle verpleegkundige diagnoses met hun definities, bepalende kenmerken, risicofactoren en samenhangende factoren gemakkelijk kunt opzoeken. Het materiaal kan worden gebruikt binnen de eigen praktijk bij het genereren van verpleegkundige diagnoses en bij het (verder) ontwikkelen van een eenduidig Nederlands verpleegkundig begrippenkader. NANDA Verpleegkundige diagnoses: Definities en classificatie 2009–2011 is het gevolg van de verdere ontwikkeling door NANDA International. In deze editie zijn de laatste wijzigingen en een flink aantal nieuwe diagnoses opgenomen zoals vastgesteld door de NANDA. Graaf-Waar HI de, Speksnijder HT (red. vertaling) Bohn Stafleu van Loghum, 2011 – 1e druk – 477 pag. – ISBN 9789031386673 – 37,50 Het ECG en het angiogram bij een acuut hartinfarct Dit boek geeft de hulpverlener handvatten om snel een goede diagnose te stellen en therapie te kunnen starten. Het verschaft inzicht in de elektrocardiografische patronen van het acute hartinfarct. Hierbij is gebruikgemaakt van de gegevens van negentien patiënten die de afgelopen jaren in het Universitair Medisch Centrum Groningen zijn behandeld met een acute percutane coronaire interventie (PCI). Per hoofdstuk wordt het ziektebeeld van één patiënt besproken. Aan de orde komen de klinische presenta- tie, het ecg vóór de behandeling, de kerngegevens van de behandeling zoals vooral zichtbaar op het coronaire angiogram vóór en na de PCI, de effecten van de PCI zoals zichtbaar op het ecg na de behandeling, en het verdere klinische beloop. Het boek geeft hiermee een breed en divers beeld van de dagelijkse praktijk. Dit boek is bedoeld voor de vele hulpverleners die betrokken zijn bij de prehospitale fase, de acute behandeling en de herstelperiode van een acuut hartinfarct, zoals ambulancepersoneel, SEH-artsen en coassistenten. Zijlstra F, Dijk WA, Munstra BMA, Munstra M Bohn Stafleu van Loghum, 2010 – 1e druk – 87 pag. – ISBN 979031378210 – 32,50

Marokkaanse jongeren: verwacht het onverwachte!

Embed Size (px)

Citation preview

Het heeft er immers voor gezorgd dat eenCochrane review over mst geen overtui-gend bewijs voor effectiviteit aantoonde.Alleen academici zelf kunnen dit veran-deren, door alternatieve onderzoeksme-thodes te accepteren en door praktijkge-richt outcome research te ondersteunen.Samen met de behandelaren kunnen weer immers voor zorgen dat dit systema-tisch praktijkonderzoek een degelijk qua-si-experimenteel karakter krijgt. Mitsgoede samenwerking tussen instellingen,zal kennis kunnen worden verkregen dievoor de praktijk nodig is en niet op anderewijze is op te bouwen. En hopelijk ontlo-pen we ermee het gevaar dat door externepartijen op onoordeelkundige wijze con-clusies worden getrokken over de kwali-teit van de interventies. Het leidend prin-cipe van dit kabinet is innovatie, en datbetekent dat geld gaat naar zaken die hunwaarde hebben bewezen. Het gaat dusniet zozeer meer over werkzaamheid,maar over doeltreffendheid (werkt het inde praktijk?) en doelmatigheid (is de kos-ten-batenverhouding gunstig?) Het is aanons academici om te besluiten of we hiersamen met de praktijk onze tanden inwillen zetten.

Prof.dr. Robert VermeirenCurium-lumc, Kinder- en jeugdpsychia-trie. E-mail: [email protected]

Literatuur

Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie van het Onderwijs,

de Inspectie voor de Gezondheidszorg, & de

Inspectie voor de Sanctietoepassing (2007). Vei-

ligheid in Justitiele Jeugdinrichtingen: een opdracht

met risico’s. Utrecht: Inspectie.

La Greca, A. M., Silverman, W. K., & Lochman, J. E.

(2009). Moving beyond efficacy and effectiveness

in child and adolescent intervention research.

Journal of Consulting and Clinical Psychology, 77, 3,

373-382.

Littell, J. H., Popa, M., & Forsythe, B. (2009) Multi-

systemic Therapy for social, emotional, and beha-

vioral problems in youth aged 10-17. Cochrane

Collaboration.

Ogden, T. (2010) Multisystemic treatment of violent

and antisocial behavior in adolescents. EFCAP Basel,

Sept 10.

Vermeiren, R. (2010). Outcome assessment. EFCAP,

Sept 9.

Marokkaanse jongeren: verwacht hetonverwachte!

Marokkaanse jongeren roepen heftigeemoties op in onze samenleving en bijnaiedereen lijkt een mening over hen tehebben. Ook over onderzoek naar dezegroep bestaan nogal wat opvattingen. Eenaantal van deze opvattingen over (onder-zoek naar) deze jongeren en hun oudersmoet echter nodig ontkracht dan wel ge-nuanceerd worden.

1 Marokkanen willen niet meedoen metonderzoek

Om zicht te krijgen op de ontwikkelingvan problematisch gedrag bij Marok-kaanse jeugd is onderzoek noodzakelijk.Het hardnekkige beeld bestaat echter, datMarokkanen nauwelijks bereid zijn deelte nemen aan onderzoek: zij doen de deurniet open voor vreemden, willen niet pra-ten over zichzelf of over hun kinderen,wantrouwen onderzoekers. Dit beeld isaan vervanging toe. Zowel uit onderzoekonder ouders en kinderen in de algemenebevolking als uit onderzoek naar (oudersvan) jongens in voorlopige hechtenis,bleek dat ruim 70% van de benaderdeouders met een Marokkaanse achter-grond bereid was deel te nemen (Stevens,Pels, Bengi-Arslan, Verhulst, Vollebergh

kind en adolescent | jaargang 32 (2011), nr. 1 | www.kindenadolescent.nl

50

& Crijnen, 2003; Stevens, Veen & Volle-bergh, 2009). Bijna alle kinderen van wiehun ouders meewerkten aan het onder-zoek, besloten zelf eveneens mee te doen:slechts 9% van deze kinderen weigerdedeel te nemen (Stevens e.a., 2003). Ma-rokkaanse ouders met een zoon in voor-lopige hechtenis stemden zelfs aanzien-lijk vaker in met de afname van een in-terview dan Nederlandse ouders. Dit be-tekent overigens niet dat het uitvoerenvan onderzoek bij deze doelgroep ge-makkelijk is. In veel gevallen is het bij-voorbeeld beter om mensen niet te bellen,maar aan de deur te benaderen door goedgetrainde Marokkaanse interviewsters.

2 Marokkanen ontkennen problemenHet idee dat Marokkanen zouden ont-kennen gedragsproblemen te hebben ofeen crimineel feit te hebben gepleegd, iswijdverbreid in Nederland. Dit zou temaken hebben met hun ‘schaamtecul-tuur’, toegeven betekent schande en ge-zichtsverlies voor de familie en dat dientvoorkomen te worden. Bovendien, zoluidt een ander vooroordeel, zolang ditgedrag niet is ontdekt door de buitenwe-reld, hebben Marokkanen daar zelf hele-maal geen last van. Uitspraken over hetvoorkomen en de ernst van gedragsstoor-nissen op basis van vragenlijsten ingevulddoor Marokkaanse jongeren zelf of doorhun ouders zouden daarom in twijfel ge-trokken moeten worden. Inderdaad blijktuit eerder onderzoek dat Marokkaanseouders geneigd zijn minder gedragspro-blemen te rapporteren dan op basis vandiagnostische interviews verwacht zoumogen worden (Zwirs, Burger, Buitelaar& Schulpen, 2006a). Ook is bekend datleerkrachten veel meer gedragsproble-men rapporteren bij Marokkaanse kinde-ren dan ouders en jongeren zelf (bijv.Stevens e.a., 2003).

Het valt echter te betwijfelen of dezeresultaten alleen verklaard kunnen wor-den door de neiging van Marokkanen omproblemen te ontkennen. Zwirs en colle-ga’s (2006b) toonden namelijk ook aandat leerkrachten aanzienlijk meer proble-men rapporteren dan op basis van dia-gnostische interviews verwacht kon wor-den. Oftewel, leerkrachten zijn wellichtgeneigd de problemen bij deze groep teoverschatten. Een alternatieve verklaringvoor de discrepantie in gerapporteerdprobleemgedrag tussen leerkrachten enouders zou kunnen zijn, dat Marok-kaanse kinderen zich op school aanzien-lijk anders gedragen dan thuis, waardoorouders een heel ander – maar wel ade-quaat – beeld hebben van het gedrag vanhun kind dan de leerkracht.

Meer onderzoek is noodzakelijk omdeze opvallende discrepantie in doorouders en leerkrachten gerapporteerdprobleemgedrag te verklaren. Het is vanbelang te onderzoeken of en zo ja welkeMarokkaanse ouders en jongeren geneigdzijn problemen te ontkennen en waaromzij dat doen. Het is de vraag of we devooronderstelde neiging tot ontkenningmoeten begrijpen als een voornamelijkcultureel fenomeen. Dit gedrag zou medegezien kunnen worden als een logischereactie van een sterk gestigmatiseerdegroep in Nederland.

3 Een betere integratie in de Nederlandsemaatschappij voorkomt criminaliteit bijMarokkanen

Het Nederlandse integratiebeleid is eropgericht dat mensen, ongeacht afkomst engeloofsovertuiging, zich verbonden voe-len met en participeren in de Neder-landse maatschappij. De aanname is datdit crimineel gedrag van bijvoorbeeldMarokkaanse jongeren zal helpen voor-komen. De gedachte die hieraan ten

opmerkelijk

51

grondslag ligt, is dat mensen die zich so-ciaal verbonden voelen met de gemeen-schap, veel te verliezen hebben wanneerzij een misdrijf plegen, niet alleen omdatze vervolgd kunnen worden door politieen justitie, maar ook omdat dit soort ge-drag leidt tot afkeurende reacties van desociale omgeving. Ook dit lijkt een voor-onderstelling die nauwelijks empirischondersteund wordt door zowel nationaalals internationaal onderzoek. Uit hethierboven aangehaalde onderzoek naarMarokkaanse jongens in voorlopigehechtenis bleek dat zowel deze jongensals hun ouders zich sterker verbondenvoelen met Nederlanders en vaker Ne-derlandse vrienden hadden dan Marok-kaanse jongens en hun ouders uit de al-gemene bevolking. Deze resultaten zou-den erop kunnen wijzen dat juist die Ma-rokkanen die mee willen doen in onzesamenleving, regelmatig het gevoel krij-gen minder kansen te hebben dan eenander, hetgeen bij sommigen – maar nietbij iedereen – leidt tot criminaliteit.

De hier beschreven vooroordelen drei-gen Marokkaanse mensen onterecht bui-ten spel te zetten: Marokkanen willen nietmee doen aan onderzoek, ze willen nietmeedoen in de Nederlandse maatschappijen ze ontkennen dat er problemen zijn.Dergelijke opvattingen dragen niet bij aande ontrafeling en aanpak van de proble-men van Marokkaanse jongeren in Ne-derland. Meningen dienen getoetst en zonodig bijgesteld te worden. Verwacht hetonverwachte!

Dr. Gonneke StevensUniversitair docent Algemene SocialeWetenschappen, Universiteit Utrecht.E-mail: [email protected]

Literatuur

Stevens, G. W. J. M., Pels, T., Bengi-Arslan, L., Ver-

hulst, F. C., Vollebergh, W. A. M., & Crijnen, A. A.

M. (2003). Parent, teacher and self-reported pro-

blem behavior in the Netherlands. Social Psychi-

atry and Psychiatric Epidemiology, 38, 576-585.

Stevens, G. W. J. M., Veen, V. C., & Vollebergh, W.

A. M. (2009). Marokkaanse jeugddelinquenten: een

klasse apart? Onderzoek naar jongens in preventieve

hechtenis met een Marokkaanse en Nederlandse ach-

tergrond. Den Haag: Nicis institute.

Zwirs, B. W. C., Burger, H., Buitelaar, J. K., &

Schulpen, T. W. J. (2006a). Ethnic differences in

parental detection of externalizing disorders.

European Child and Adolescent Psychiatry, 15, 418-

426.

Zwirs, B. W. C., Burger, H., Schulpen, T. W. J., &

Buitelaar, J. K. (2006b). Different treatment

thresholds in non-Western children with behavi-

oral problems. Journal of the American Academy of

Child and Adolescent Psychiatry, 45, 476-483.

kind en adolescent | jaargang 32 (2011), nr. 1 | www.kindenadolescent.nl

52