4
Interview Nieuwe verhouding “Gemeenten kunnen niet steeds het wiel uitvinden. Leer van an- deren, ga niet op eigen houtje experimenteren. Het kan niet zo zijn dat de staatssecretaris een wet voor de langdurige zorg maakt die hij hopelijk door Ka- mer krijgt, waarna een gemeente zegt: ‘Alles wat wij zelf doen, is goed.’ Ja, wij moeten toe naar een nieuwe verhouding tussen gemeente en Rijk. Gemeenten horen tegen het Rijk te zeggen: ‘Je moet de juiste randvoorwaar- den scheppen en ons voldoende beleidsruimte geven om te ope- reren.’ En ik wil kunnen zeggen: ‘Prima. Maar ik wil kijken of er wordt geleverd wat er is beloofd en of die kwaliteit wel deugt’.”

Martin van Rijn: ‘Niet lullen maar poetsen’

Embed Size (px)

Citation preview

Interview

Nieuwe verhouding

“Gemeenten kunnen niet steeds

het wiel uitvinden. Leer van an-

deren, ga niet op eigen houtje

experimenteren. Het kan niet

zo zijn dat de staatssecretaris

een wet voor de langdurige zorg

maakt die hij hopelijk door Ka-

mer krijgt, waarna een gemeente

zegt: ‘Alles wat wij zelf doen, is

goed.’ Ja, wij moeten toe naar

een nieuwe verhouding tussen

gemeente en Rijk. Gemeenten

horen tegen het Rijk te zeggen:

‘Je moet de juiste randvoorwaar-

den scheppen en ons voldoende

beleidsruimte geven om te ope-

reren.’ En ik wil kunnen zeggen:

‘Prima. Maar ik wil kijken of er

wordt geleverd wat er is beloofd

en of die kwaliteit wel deugt’.”

nr. 10 oktober 2013 21

O

Martin van Rijn: ‘Niet lullen maar poetsen’

Hij is geboren in Rotterdam en dat heeft hem gevormd. “We lossen problemen onderweg op in plaats van alles van tevoren te verzinnen. Die mentaliteit vind ik lekker.”Door Willem Wansink. Foto: Amke

Of zijn droom is uitgekomen? Twinkelende ogen. “Persoonlijk of beleidsmatig?” En dan: “Ik heb mijn loopbaan nooit gepland. Elke stap is op mijn pad gekomen. De overgang van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar pensioenuitvoeringsorganisatie PGGM was niet gepland. Terug naar VWS ging het net zo. Dat kun je niet verzinnen. Je moet het aanvoelen: hoort dit bij mij, past het, zeg ik ja of nee?”Staatssecretaris Martin van Rijn is belast met de langdurige zorg, dus met de overgang van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de AWBZ, naar de Wmo, de Wet maatschappelijke ondersteuning. Hij spreekt doordacht en heeft een prettige, rustgevende stem. “Wat me op de been houdt? Beleidsmatig en politiek-bestuurlijk zet ik me er steeds voor in de zorg dichter bij de mensen te brengen. Ik wil het gevoel hebben dat we weer de menselijke maat hebben. Dat we een meer betrokken samenleving krijgen.”Het grootste verschil met eerdere banen is het contact met de media en de ‘geprononceerde’ aandacht. “Mijn eigen opvattingen en woorden tellen zwaarder. Mensen kijken anders naar je.” Onprettig? “Nee. Je moet een beetje normaal

blijven doen. Niet naast je schoenen lopen. Daar moeten anderen voor waarschuwen. Of je moet die schoenen weggooien. Thuis helpen ze me goed: ‘Doe maar gewoon.’ Ook mijn vrienden helpen me en natuurlijk houden mijn ambtenaren mij scherp.”

Omvangrijke klusVan bovenaf leidt Martin van Rijn (1956) een culturele revolutie waarbij de langdurige zorg op de schop gaat, de overheid zich terugtrekt en gemeenten een grotere rol krijgen. Van Rijn: “Dit is een omvangrijke klus. Maar er zit een noodzaak in. We moeten tegelijkertijd een andere vorm van zorg mogelijk maken, kijken naar uitkomsten en houdbaarheid én decentraliseren. Alle drie ineens.”Een andere volgorde was aantrekkelijker geweest. “De ervaring leert dat dit niet zo werkt. Ik ben voor paralleldenken. We zijn volop in transitie, terwijl we de begeleidende wet nog ontwerpen. En ja, het is een bezuinigingsoperatie. Maar we zou-den dit ook doen als er geen bezuinigingsopdracht was om 3,5 miljard euro in te lopen.”De bezuinigingen leveren een schokeffect op.

Interview

22 nr. 10 oktober 2013

‘Iedereen ziet dat het moet veranderen’Ambtenaar

Maarten Johannes van Rijn wordt

op 7 februari 1956 geboren in

Rotterdam. Rond zijn tiende ver-

huist het gezin naar Den Haag.

Na het gymnasium studeert hij

economie in Rotterdam (staats-

rechtelijk-politieke richting). “Ik

ben tegen te ver doorgevoerde

ideologie. Want dan heb je geen

oog voor de context en de sa-

menhang met andere zaken. Het

kan dus niet zo zijn dat alleen de

markt zijn werk moet doen, waar-

na alles goed komt. En als over-

heid moet je niet almaar willen

zijn verworden tot ideologieën.”

Als ambtenaar klimt Van Rijn via

diverse ministeries op tot direc-

teur-generaal Gezondheidszorg

-

delijk voor de Zorgverzekerings-

wet, waarna hij overstapt naar

PGGM. In november 2012 wordt

het kabinet Rutte-2.

“Zeker. Maar de noodzaak wordt er niet minder door. Zonder noodzaak heb je minder druk om er met zijn allen over na te denken hoe we de zorg anders, doelmatiger en dichter bij de mensen

minder hulpverleners in een gezin. We hebben die druk dus nodig.”Martin van Rijn wil tempo maken. Neem domo-tica, de huisautomatisering om zorg in de eigen woning makkelijker te maken. “Op dat terrein bestaan allerlei interessante projecten. Maar het is inherent aan Nederland dat het heel lang duurt voor dit beklijft en uitwaaiert. Ik ben voor een versnelling. En het is mij een lief ding waard als niet iedereen voor zich het wiel uitvindt. Laten we de goede voorbeelden eruit pikken, in het zonne-tje zetten en zorgen dat ze elders worden overge-nomen. Kijken wat we ervan hebben geleerd en dan opschalen. Meer focus. Wat pakken we eruit, wat moet landelijk bekend worden, zodat we er iets aan hebben.”

TransitieZijn de zorginstellingen klaar voor de transitie van de langdurige zorg naar de Wmo? “Er zijn voorlopers, middenmotors en achterblijvers. Iedereen ziet dat het moet veranderen. Sommige instellingen hebben allemaal scenario’s bedacht. Die kennen de gevolgen. En er zijn instellingen die niet weten hoe ze moeten veranderen. Dat komt ook doordat ze voor het eerst worden gecon-fronteerd met krimp. Tot nu toe was dit in de zorg niet aan de orde.” “Het beleid is er niet op gericht dat instellingen failliet gaan. Tegelijkertijd kun je dat niet vermij-den. We proberen met elkaar een zachte landing

te maken. Daarbij staat de continuïteit van zorg

noodzakelijkerwijs de continuïteit van de instel-ling.” Er zijn alternatieven voor het vastgoed. “Bouw een verzorgingshuis om tot appartementen, verhuur aan anderen of lever zwaardere zorg. Die mogelijkheden moet je willen uitwerken en benut-ten. Geen makkelijke klus, het vereist inzicht in het eigen bedrijf. Een bestuurder moet dus weten waar de instelling goed en minder goed in is. Maar wie op tijd begint en zijn zaken op orde heeft, komt heel ver.”

ArbeidersgezinMartin van Rijn is afkomstig uit Rotterdam, daar woonde hij tot zijn elfde levensjaar. “Als je in Rotterdam geboren bent, raak je dat gevoel nooit meer kwijt. Niet lullen maar poetsen. Jongens, we gaan die kant op. We lossen dat probleem onderweg op. In plaats van alles van tevoren te verzinnen. Die mentaliteit vind ik lekker.” Past hij dit principe ook toe in de langdurige zorg? Hij gniffelt. “Misschien wel. Ik heb er niet over nage-dacht.” Wil hij bewust geen beren op de weg zien? “Ik wil ze wel zien. Maar dan rijden we de weg op en gaan we met de beren praten. We duwen ze van de weg of we vragen: ‘Stap je in’?”Hij stamt uit een arbeidersgezin. Zijn grootvader en vader waren werkzaam in de haven. Zijn vader was scheepstimmerman. Scheepsbeschieter, beter gezegd: bij dok- en werfmaatschappij Wilton Fijenoord verbouwde hij interieurs van schepen. Nadat het gezin naar het Haagse Zuiderpark was verhuisd, werkte hij in de onderhoudsdienst en als opzichter in de bouw. Moeder was huisvrouw; nuchter, het rustpunt thuis. “Kopje thee als ik uit school kwam.”Van moederskant waren ze gelovig, hervormd, ‘tegen de gereformeerde kant aan’. Een Scheve-nings vissersmilieu. “Mijn opa had een ongeloof-lijke rust en natuurlijk gezag. Hij was visser op een van die schuiten waarvan je je moest afvragen

nr. 10 oktober 2013 23

‘Ik hoop dat de solidariteit nooit ophoudt’

Afscheid

Het moment dat hij zijn moeder

naar een verpleeghuis moest

brengen, staat hem nog steeds

bij. “De zwaarste dag van mijn

leven. Afscheid. Het besef van:

‘Wilde ze dat wel?’ Rustig blij-

ven, terwijl jezelf denkt: ‘Is dit

wel goed?’ Afscheid van mijn

vader. Ze moesten uit elkaar,

na vijftig jaar. Ik heb dat mee-

gemaakt, ik weet hoe de andere

kant eruit ziet, hoe het einde

van de rit kan zijn en wat dat

met de omgeving doet. Dan

denk je echt anders over zorg

en ziekte, mantelzorg en naas-

tenliefde. Dan wordt je begrip

groter voor de mensen die ie-

mand verzorgen.”

of die ooit terugkwamen. Loggers met een platte bodem. Die konden wel het strand op worden getrokken, maar op zee werd het al gauw link. Als hij thuis was, liepen zijn kinderen met hem weg. Vaak had hij dan zo’n grote zak met vis mee. Gekookte schol. Ik proef het nog. En ja, die kan ik ook schoonmaken.”Hij is enigst kind. In zijn jeugd voetbalde hij, stopperspil. Idolen? Israel en Laseroms: IJzeren Rinus en Theo de Tank, het gevreesde verdedi-gingsduo van Feijenoord. Als eerste in de familie ging hij na het gymnasium economie studeren. Een goede leerling? “Geen topper, wel iemand die het heel serieus nam.” Tijdens zijn studietijd werd

-klom hij de Mont Ventoux en de Alpe d’Huez. “Ik zou er nu niet meer aan moeten denken.”

Hard werkenTwee uitgangspunten kreeg hij van huis uit mee. “Je mot gewoon hard werken, je krijgt het niet voor niks. En je moet actief werken aan harmo-nie. Verantwoordelijkheidsgevoel, dat heeft mijn vader me wel bijgebracht. Je komt altijd voor iets of iemand op.” Egoïsme stuit hem tegen de borst. “Dat snap ik vaak niet.” Over de rug van anderen verder komen, is evenmin aan hem besteed. “Je zit goed fout, als je daar geen oog voor hebt.” Zelf is hij hervormd, in de kerk getrouwd en heeft hij zijn kinderen laten dopen, al is hij geen actieve kerkganger. “Het zit hem op de normen- en waardenkant.” Zijn drijfveer? “Begin bij jezelf. Maar heb oog voor degene die het moeilijker heeft.” Onder PvdA-premier Joop den Uyl werd hij politiek bewust, hij maakte hem mee bij par-tijraden. “Fascinerende man. Den Uyl zorgde er voor dat er altijd discussie ontstond. Hij probeer-de dat ook uit.”

Papieren solidariteitVan Rijn is de PvdA trouw gebleven. “Ik hoop dat de solidariteit nooit ophoudt, dat gezonde mensen altijd blijven meebetalen aan zieken, jongeren aan

ouderen en werkenden aan niet-werkenden. Al moeten we met zijn allen in de gaten houden of dat systeem houdbaar blijft. We mogen niet door-schieten, waardoor de lasten niet meer te dragen zijn voor degenen die ze moeten opbrengen. Want dan houd je alleen een papieren solidariteit over.”“De kern-AWBZ geldt straks voor pakweg 200.000 mensen. Zij hebben geen zelfregie meer, hun zorg moet permanent oproepbaar zijn en er is constant toezicht nodig. Die zorg hoeft niet al-tijd in een verpleeghuis te worden verleend. Denk aan een volledig pakket thuis of persoonsgebon-den budgetten. Sommige instellingen hebben het zo geregeld dat mensen wel zelfstandig wonen maar tegelijkertijd heel intensieve zorg krijgen. Prima om het daarover te hebben. Maar niet bot, in de trant van: ‘We hebben het nog eens met het potlood en de rekenmachine bekeken, dus kan het niet’.” Vermogender burgers dragen al 12 procent van hun vermogen af als eigen bijdrage voor zware zorg in het verpleeghuis. Gaat de premie voor de AWBZ omlaag? “Het is al mooi als we de AWBZ-premie gelijk houden. Want die is niet kostendek-kend. We moeten veel geld uit de rijksbijdragen overhevelen naar de AWBZ. Als we erin slagen de groei wat af te remmen, wordt de premie hoogstens iets kostendekkender.” De boodschap is? “Als we moeten bezuinigen, dan moeten we ook kijken naar draagkracht.” En wie betaalt dan het ramenlappen of stofzuigen bij armlastiger langdurig zieken? “Voor mensen die geen sociaal netwerk hebben en die het niet kunnen beta-len, zijn er straks voldoende middelen om dat georganiseerd te krijgen. Individueel of meer als algemene voorziening.”