74
MEDIA EN GEWELD Deel 1 Educatieve brochure November 2002 Uitgegeven door het Forum voor Vredesactie Peter Jochems

MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

MEDIA EN GEWELDDeel 1

Educatieve brochureNovember 2002

Uitgegeven door het Forum voor VredesactiePeter Jochems

Page 2: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

Educatieve brochure,uitgegeven door het Forum voor Vredesactie

november 2003

Redactie: Peter Jochems

Vzw Forum voor VredesactiePatriottenstraat 27, 2600 Berchem

Tel.:03/281.68.39, fax 03/281.68.79e-mail: [email protected]: www.vredesactie.be

Wie binnen zijn/haar vereniging een informatie- of debatavond over de thematiek van deze brochure wenst te organiseren, kan steeds een beroep doen op het Forum voor Vredesactie voor inhoudelijke opvulling, advies of

ondersteuning

Page 3: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

InhoudstafelInleiding: selectiviteit, amusement, leugens en verantwoordelijkheid

Hoofdstuk 1 Media en oorlogen/conflicten

0. Inleiding

1.1 Oorlogspropaganda1.1.1 Historiek1.1.1.1 Vroeger1.1.1.2 Van toen tot nu: mediastrijd is veranderd1.1.1.3 Een nieuwe mediaoorlog in het Midden-Oosten1.1.2 Dominerende principes1.1.2.1 Nico Carpentier: het oorlogsdiscours 1.1.2.2 Anne Morelli: tien principes1.1.3 Oorlogspropaganda: praktijkvoorbeelden1.1.3.1 Kosovo: de pers zélf creëert een beeld1.1.3.2 De as van leugenaars in oorlog met Irak1.1.3.3 Oorlogspropaganda: andere illustraties

1.2 Waarom desinformeren de media?1.2.1 Inleiding1.2.2 Voorbeelden1.2.3 Wetmatigheden in de media: voorbeeld ’11 september’

1.3 Propaganda: andere media1.3.1 Advertenties1.3.2 Film, muziek, tekenaars,…1.3.2.1 De filmwereld1.3.2.2 De muziekwereld1.3.2.3 Cartoons en de War on Terrorism

1.4 Heeft propaganda effect?

1.5 De journalist en zijn beroep1.5.1 Problemen1.5.2 (niet) nieuw: de embedded journalist1.5.3 Het opnemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid1.5.4 Criteria voor goede oorlogsverslaggeving

1.6 ConclusiesBibliografie (1)

In een deel 2, dat uitkomt in 2004, komen de volgende onderwerpen aan bod:Hoofdstuk 2 Media en vredesbeweging,Hoofdstuk 3 Invloed van geweld in de media op de lezers/kijkersHoofdstuk 4 Verantwoordelijkheid van alle mediabetrokken actorenBibliografie (2)

Page 4: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

Inleiding: selectiviteit, amusement, leugens en verantwoordelijkheid

In een opmerkelijk ‘commentaar’1 drukt hoofdredacteur van De Standaard Peter Vandermeersch zijn eigen verontwaardiging uit over de schokkende selectiviteit in de media en gaat hij op zoek wie daar schuld aan heeft: de media zelf, de politici hier en ginder ver weg; maar… ook u en ik. Als inleiding tot deze brochure over media en geweld konden we het zelf niet beter gezegd hebben.

Enkele citaten:“Het bericht stond eerder deze week, onderaan, op de voorpagina van deze en enkele andere kranten. Bijna weggestopt. Onder de grote foto's uit Bagdad: ‘Dodental Congo staat op 3,3 miljoen mensen.’ 3,3 miljoen mensen. Het is een onwezenlijk, niet te vatten, getal. (…). Dat is duizend keer zoveel als het aantal slachtoffers van de aanslag van 11 september 2001. (…) We tellen (terecht) zorgvuldig de Amerikaanse en Britse doden in Irak. De journalisten die omkwamen bij het conflict brengen we (terecht) met hun naam en leeftijd in de krant. Over de gesneuvelde Iraakse militairen en de gedode burgers zijn we al veel minder zorgvuldig. Die aantallen kennen we niet. Laat staan hun naam. Vermoed wordt dat het om vele duizenden slachtoffers gaat. (…)De selectiviteit van de verontwaardiging is wraakroepend. De nachtmerrie van de Congolezen - strategisch niet belangrijk, geen olie - mag na viereneenhalf jaar blijkbaar wél blijven duren.De schuldigen? Wij, de westerse media, die de schouders ophalen bij het zwarte oorlogsleed. Mensen zappen weg bij het zien van het zoveelste onbegrijpelijke zwarte conflict. Kranten verkopen niet met vette koppen over enkele duizenden doden bij etnisch geweld in Congo.De schuldigen? Onze Belgische minister van Buitenlandse Zaken, die graag stunt als het gaat om wapentransporten en Navo-hulp aan Turkije. Maar niet weegt op een van de weinige dossiers waarin België juist wél iets te vertellen heeft: Congo.De schuldigen? Niet in de laatste plaats de Afrikaanse leiders zelf. Behept met eigenbelang, machtshonger en gulzigheid. En nog veel minder dan Saddam Hoessein bekommerd om het lot van de eigen mensen.De schuldigen? U en ik. Die ongeïnteresseerd aan Afrika voorbijgaan. Die nachtmerrie raakt ons niet.”

De ‘selectiviteit’ is een feit. Zij heeft doorheen dat alles ook te maken met commerciële overwegingen: onze krant moet verkopen, onze tv-uitzendingen moeten kijkcijfers halen. Maar zij heeft ook te maken met andere aspecten van een veranderende tijdsgeest. Vooral televisie heeft om ‘te scoren’ meer dan ooit drama en amusement nodig, liefst gecombineerd. Het is een bloed eisend medium geworden, een amusementsmachine die alleen nog informatieprogramma's tolereert als die de kijkers dooreenschudden. Vandaar ook de nieuwe term ‘Militainment’: militair gekleurd infotainment, waarin ook fictie niet ver weg is – anderen spreken van ‘war entertainment’ (Freimut Duve, OVSE-specialist voor ‘Vrijheid van Media’). Oorlogsbeelden zijn een videospel geworden, oorlogsverslaggevers laten zich

1 De Standaard 11/04/03

Page 5: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

verleiden tot de esthetiek van de dood, de fascinatie voor leed, de oorlog lijkt niet echt meer.

Verder is de selectiviteit ook een gevolg van de tijdsdruk. VUB-media-analyst Nico Carpentier2: “De drang om overal te zijn en snel ‘iets nieuws’ te brengen, leidt tot voorbarige, soms totaal foute berichtgeving. Er is te weinig tijd en mogelijkheid voor reflectie, het checken van informatie, duiding. Zelfs bij BBC World, een kwaliteitszender nochtans en één van de betere kanalen om deze Irak-oorlog te volgen, stel ik vast dat de gesprekjes in de studio met allerlei militaire en politieke experts zeer kort worden gehouden. Voor breedvoerige argumentatie en onderbouwde nuancering is er te weinig tijd. De beeldtaal dicteert”.

Tenslotte, als we het toch over oorlog hebben, heeft de selectiviteit ook te maken met de leugens, de verdraaiingen, de verzwijgingen, afkomstig van diegenen die aan de media informatie verstrekken, en die eerder de regel dan de uitzondering zijn. Maar dat is niets nieuws. Hoe de pers daar mee omgaat is een ander paar mouwen. Toen reporters in Vietnam besloten niet meer naar de dagelijkse leugenachtige briefings van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit om onafhankelijk beelden te schieten. De brede steun voor de oorlog smolt weg nadat de eerste ongefilterde gruwelbeelden in de huiskamers belandden.

De media kúnnen dus een belangrijke rol spelen. Meer en meer, overigens. Het globaliseringsproces speelt zich namelijk ook in de media af, en brengt aldus de hele wereld bliksemsnel, live in de huiskamer.

Daarom gaat ‘de slag’ ook om de media: de generaals van toen hebben hun les geleerd en gaan nu anders om met de verslaggevers van ‘hun’ oorlog.

Het is aan de media én aan hun lezers/kijkers om zich daar terdege van bewust te zijn en met die instelling ‘aan de slag’ te gaan, op zoek naar (een stuk van) de waarheid.

Oorlog in Irak: schoolvoorbeeld

En hoe kunnen we dat beter illustreren, anno 2003, dan met de oorlog in Irak? De wereldwijde vredesbeweging had er vooraf met hand en tand voor gewaarschuwd: de nakende Irak-oorlog was niet alleen immoreel en daarenboven volgens het internationaal recht ongewettigd, maar ook niet legitiem voor wat betreft de aangehaalde motivering. Er wàs geen aantoonbaar verband tussen Saddam en Al-Qaeda, en er wàs geen bewezen gevaar van massavernietigingswapens. Zou de publieke opinie in de VS en in Groot-Brittannië in dezelfde mate achter de oorlogsbereidheid van hun leiders gestaan hebben als de bevolking toèn wist wat ze nu (eindelijk) via de media (!) heeft vernomen, namelijk dat de oorlogsmotivering gesteund was op leugens?

De recente Irak-oorlog was er m.a.w. weer een schoolvoorbeeld van: oorlogspartijen manipuleren steevast de media en verdraaien de waarheid. Het mediagebeuren is meer dan ooit een apart onderdeel van het slagveld geworden. De Verenigde Staten

2 De Standaard 10/04/03

Page 6: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

voerden een nieuwe term in voor iets wat al lang bestond: de ‘embedded’ journalisten, die dit keer extra speciaal in de watten werden gelegd, met een training vooraf en militair gezelschap en allerlei faciliteiten tijdens de strijd. In ruil voor vriendelijke berichtgeving uiteraard, want voor wat hoort wat. Oorlog is geweld, en ook de waarheid werd nog maar eens deskundig geweld aangedaan.

In deze brochure gaan we met uitgebreide actuele en historische voorbeelden na welke mechanismen en wetmatigheden de relatie tussen oorlogsvoerenden en oorlogsverslaggevenden kenmerken. Nuttig voor al wie achter de schermen wil kijken van wat voor waarheid wordt verkocht. Inzicht in deze mediamechanismen is noodzakelijk voor al wie wil meebouwen aan een samenleving met minder geweld.

Media en geweld: meer dan oorlogsverslaggeving

Maar ‘de media’ zijn ook van belang voor wie geweld actief bestrijdt: de vredesbeweging bijvoorbeeld. We illustreren in deel twee van deze brochure (verschijnt in de loop van 2004) het belang en het gebruik van de nieuwe media in de sociale strijd van vooral de (internationale) vredesbeweging. De opkomst van onafhankelijke mediaspelers komt aan bod, maar ook de inzet van e-mail en internet als elektronisch actiemiddel. Niet alleen voor de bliksemsnelle, goedkope verspreiding van informatie en actieoproepen, maar ook om geviseerde politici, overheidsorganen of bedrijven te bestoken (of zelfs te blokkeren) met protesten of verzoeken.

De media zélf kunnen een belangrijk onderdeel vormen van de onafhankelijke, democratisch ingestelde civiele samenleving in een onderdrukkend regime of van de verzoeningsgezinde stemmen in etnisch verscheurde samenlevingen zoals Palestina/Israël, of in het voormalige Joegoslavië - maar ze zijn dat uiteraard evenzeer in wat als niet-onderdrukkende samenlevingen beschouwd wordt.

Verder raken we in dat deel twee ook kort het probleem aan van de invloed van het geweld in de media op eigen gedrag en houdingen, met name vooral de vraag naar de invloed ervan op vandalisme en geweldsgedrag bij kinderen en jongeren.

Tenslotte zullen we een blik werpen op de verantwoordelijkheid van alle media-betrokkenen: de media zelf, de overheid, de opvoeders, de (vredes)beweging en de nieuwsontvanger zelf.

Page 7: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

Hoofdstuk 1Media en oorlogen/conflicten

InleidingDe media zijn een onderdeel van het slagveld. De geschiedenis bewijst achteraf keer op keer hoe officiële leugens tot de oorlogsstrategie behoren. En dat is van alle tijden. Neem de VS. In 1898 verklaarde president McKinley Spanje de oorlog nadat het oorlogsschip Maine in Havanna ontploft was: ‘Remember the Maine, to hell with Spain’; nochtans getuigde de kapitein zelf dat er van een aanval op het schip géén sprake was geweest. In wat volgde werd Spanje door de VS de Filippijnen, Guam en Puerto Rico afhandig gemaakt. In 1976 (!) bleek uit een onderzoek van het wrak, dat de explosie door een brand in de brandstofvoorraad was veroorzaakt. Tweede voorbeeld. In 1964 liet president Johnson bombardementen uitvoeren als vergelding voor ‘een aanval op een destroyer die in de Golf van Tonkin op routineopdracht was’. Enkele dagen later stemde het Congres voor de ‘Golf van Tonkin resolutie’, en gaf daarmee de aanzet tot de Vietnam oorlog. Maar de aanval op het schip had nooit plaatsgevonden, het was een leugen. En in 1991 was het getuigenis van een 15-jarig meisje over de fameuze Iraakse couveuze-moord op baby’tjes in Koeweit de aanzet om het Congres achter de aanval voor de eerste Irak-oorlog te scharen. Het verhaal was compleet verzonnen door een waarachtig PR-kantoor3. De ‘ooggetuige’ was de dochter van de Koeweiti ambassadeur in Washington. Nadien bracht het TV-magazine ‘Sixty Minutes’ een uitstekende documentaire over de ware achtergronden en verbanden. Maar als men vandaag in de VS de man in de straat daarover aanspreekt, herinneren ze zich alleen de zo dikwijls herhaalde TV-beelden met het dramatische maar vervalste getuigenis. Het is een psychologisch principe dat de eerste beelden van een sterke gebeurtenis zo sterk in het geheugen zitten, dat latere correcties moeilijk houvast krijgen4. Erger nog: in de aanloop naar de nieuwe Golfoorlog (2003), werd dit ‘verhaal’ nog eens verwerkt in de gedramatiseerde pseudo-documentaire ‘Life from Bagdad’, die echter nergens duidelijk maakt aan de kijker dat het hele verhaal verzonnen was5. Ondertussen weten we meer dan voldoende hoe de dreiging van Saddam Hoesseins massavernietigingswapens en zijn banden met Al-Qaeda evengoed verzonnen waren…

De pers en haar afnemers zijn dikwijls gebonden aan handen en voeten. Ook de ‘kwaliteitspers’ is dikwijls afhankelijk van de informatie afkomstig van deelnemers in het conflict. Embedded (ingekwartierde) journalisten (zie 1.5.2) krijgen verwrongen, geselecteerde en beperkte info; niet-embedded oorlogsverslaggevers moeten zelf op zoek gaan, dikwijls met veel hinderpalen en risico’s. Om de nodige afstand te nemen, is het nuttig de mechanismen en wetmatigheden van oorlogspropaganda te doorzien.

3 Drie feiten vermeld in een pamflet van de War Resisters League (onze Amerikaanse zusterorganisatie binnen de wereldwijde War Resisters’ International WRI) uit september 2002 om het publiek te waarschuwen tegen leugens die een nieuwe oorlog tegen Irak zouden rechtvaardigen…4 Joshua Meyrowitz, Der Mythos des ‘good guy’ – die Rolle der US-Medien, in IPPNWforum 80 / 035 World War III Report 63, 06/12/02

Page 8: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit
Page 9: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

1.1 Oorlogspropaganda1.1.1 historiek

1.1.1.1 Vroeger

Oorlogsjournalistiek of oorlogspropaganda...? Beide liggen zeer dicht bij mekaar. De tentoonstelling ‘Deadlines’ in het vredesmuseum Flanders’ Fields (Ieper, maart-november 2002) bracht een indringend beeld over oorlogsjournalistiek in de 20ste

eeuw aan de hand van krantenkoppen, radioberichten en propagandafilmpjes. Je ‘wandelde’ door zeven verschillende periodes/conflicten: de Wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs, WO I, het Interbellum, WO II, het IJzeren Gordijn, de hedendaagse conflicten en de ‘vergeten oorlogen’. In elke ‘kamer’ gaf VRT-man Rudi Vranckx op een video uitleg over de rol van de media in die fase. Elke fase ging gepaard met de ontwikkeling van een nieuw medium. Tijdens WO I waren het vooral de propaganda-affiches die het goed deden. In het Interbellum gingen de machtshebbers de film gebruiken voor hun doeleinden. WO II werd gekenmerkt door de doorbraak van de radio. Korea en Vietnam waren dan weer de eerste tv-oorlogen. En vandaag is het internet dan weer de nieuwe bron van inspiratie...

1.1.1.2 Van toen tot nu: media-strijd is veranderd

Friedrich Krotz6 vat de recente veranderingen goed samen. Een oorlog speelt zich ook af op het vlak van meningen en informatie en op de daarvoor vereiste middelen. Elke partij in het conflict tracht zijn tegenstander, diens troepen en de publieke opinie waarvan hij afhankelijk is, te destabiliseren. Dat lukt des te makkelijker naarmate je over de technische middelen beschikt én naarmate de tegenstrever zijn machtsbasis met geweld in stand houdt. In de vorige Golfoorlog zou 44 % van de Iraakse troepen gedeserteerd zijn. Nog voor de nieuwe Golfoorlog 2003, bewerkten de VS dan ook de Irakezen met pamfletten en radio-uitzendingen vanuit Koeweit en vanuit speciaal uitgeruste vliegtuigen.

Daarnaast richten de inspanningen zich enerzijds op de eigen bevolking en anderzijds op de rest van de wereld en vooral op de daarin aanwezige belangrijke actoren. Nieuw daaraan is tegenwoordig de toegenomen omvang in de breedte waarin dit nodig is, en de strategieën. Hierbij liggen nieuwe mogelijkheden in de nieuwe media en in het veranderde mediagedrag van de mediaontvangers. Altijd al is de vijand afgeschilderd als de slechte, de agressor, de rover, maar in de oude door duidelijke grenzen afgebakende nationaalstaten waren er voor de burgers weinig tot geen mogelijkheden om dat na te trekken of om zich te verweren tegen de daarmee samenhangende emotionalisering. Maar vandaag de dag zijn de regio’s veel minder cultureel homogeen als vroeger. Overal heb je mensen die uit eigen ervaring iets kunnen vertellen over de overzijde. En de media werpen nu reeds7 in het vooruitzicht van een mogelijk conflict de vraag op hoe het de mensen bij de tegenstander vergaat; de identificatie met die tegenstanders maakt hen aanschouwelijker en menselijker. Vandaar moeten oorlogvoerende partijen veel meer moeite doen om de 6 Institut für Kommunikationswissenschaft, Münster, in: Krieg und die Rolle der Medien in Informationsstrategien im Krieg, IPPNWForum/80/03, p. 20 e.v.7 Deze uitspraak dateert van voor het uitbarsten van de recente Irak-oorlog

Page 10: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

vijand te demoniseren; handig daarbij is het de oorlog als een bevrijdingsstrijd voor te stellen, en onderscheid te maken tussen bevolking en machtshebbers. Dat Saddam zijn controle over de media daartoe gebruikt, verrast niemand. Maar aan VS-zijde doet CNN hetzelfde. Hier speelt de afhankelijkheid van de zender van reclame-inkomsten een verklarende rol. In de aanloop naar de oorlog maakte vergelijkend onderzoek met internationale zenders als EuroNews of BBC dat overduidelijk.

De media zijn in oorlogsomstandigheden een mede- of tegenspeler voor de oorlogspartijen. De communicatiestrategie van deze laatsten kan allerlei vormen aannemen: controle, toegangsverbod in bepaalde zones, censuur, intimidatie van persmensen, verdraaiing, enscenering, omkoperij, leugens, enz. Door de globalisering en de nieuwe ultrasnelle media (internet) moeten die strategieën zich aanpassen. Een andere, daar nauw mee samenhangende evolutie is de informatieoverbelasting, die vermoedelijk in toekomstige oorlogen meer en meer van belang wordt. (Een bekend voorbeeld is de truc die IBM in een anti-trust proces gebruikte: IBM bezorgde de Congrescommissie een dossier van 1.000.000 bladzijden en blokkeerde zo het proces). Het overaanbod via internet biedt nieuwe mogelijkheden tot manipulatie ten dienste van oorlogspropaganda.

1.1.1.3 Een nieuwe mediaoorlog in het Midden-Oosten

Na ‘11 september’ is in het Midden-Oosten een geheel nieuwe mediaoorlog ontbrand. Het succes van de Arabische zender Al-Jazeera zorgde voor een schokgolf. De zender wàs al het meest bekeken medium bij de Arabische bevolkingen. Hij werd ook de laatste informatiebron met plaatselijke correspondenten in Afghanistan tijdens de oorlog in dat land. De zender kreeg ook regelmatig video-opnamen met bin Laden toegespeeld en zond ze uit.

Al Jazeera is de meest bekeken satellietzender in de Arabische landen en sinds de nieuwe oorlog tegen Irak telt hij ook in Europa meer dan vier miljoen allochtone kijkers uit landen met veel moslims. Critici zeggen dat Al-Jazeera de Arabische massa's zou radicaliseren en aanzetten tot een militante islam, o.a. door islamitische religieuzen te tonen die oproepen tot zelfmoordacties en tot de Jihad. Uit westerse hoek hoort men dat de zender een instrument van Iraakse oorlogspropaganda is. De zender wil zich nochtans als objectief presenteren en de feiten evenwichtig behandelen door alle opinies aan bod te laten komen8. In de oorlogsverslaggeving over Irak zag je interviews met zowel Iraakse als Amerikaanse legerofficieren. Dagelijks bracht het nieuwskanaal persbriefings van het Witte huis, het Pentagon of vanop bases in het Midden-Oosten die de VS gebruikten. De journalisten houden hun woordkeuze zo neutraal mogelijk. Britse en Amerikaanse strijdkrachten worden ‘invasietroepen’ genoemd. Andere Arabische zenders spreken van ‘agressiekrachten’. En in de berichtgeving over Palestina - een conflict dat de Arabische nieuwszender na aan het hart ligt - komen ook Israëli's aan het woord. Bepaalde moslims verwijten daarom Al-Jazeera pro-zionistisch te zijn en Amerika in de kaart te spelen.Met een publiek van gemiddeld 35 miljoen kijkers groeide Al-Jazeera uit tot de meest bekeken satellietzender in de Arabische wereld. Kijkers volgen open debatten met dissidenten en ballingen die op andere Arabische zenders niet welkom zijn. Het nieuwskanaal doorbreekt taboes en stereotiepen en brengt controversiële

8 De Standaard 04/04/03

Page 11: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

onderwerpen ter sprake, zoals het falen van de Arabische eenheid, de sociaal-economische teloorgang van de Arabische wereld, corruptie binnen het staatsapparaat en geheime relaties met Israël. Keer op keer wijst Al-Jazeera de pijnpunten aan. Veel Arabische regimes voelen zich bedreigd door de zender en bemoeilijken zijn werk.

Met Al-Jazeera is het Westen zijn invloed op de vorming van de meningen in de islamitische wereld compleet kwijt. Druk van Washington op de emir van uitzendland Qatar om Al-Jazeera bij het begin van de invasie van Afghanistan te censureren haalde niets uit. Als tegenzet werden oude paarden van stal gehaald: de sinds het einde van de Koude Oorlog sterk in middelen beknotte Voice of America en Deutsche Welle. Typische mededelingen zoals ‘Opgelet, Taliban, jullie zijn verdoemd!’, ‘Onze alliantie is hier om jullie, de bevolking, te helpen!’ werden in lokale talen uitgezonden door de Amerikaanse militaire zender. Maar deze laatste ging ook onoordeelkundig te werk, door bv. door de Taliban verboden muziek uit te zenden, in de hoop dat dit in de smaak zou vallen… maar het was feestmuziek, in tijden van oorlog totaal ongepast!9 Van Noord-Afrika tot het Midden-Oosten is ondertussen een echte strijd losgebarsten voor frequenties: op de middengolf maar ook (via lokale her-uitzendstations) op de weinig gebruikte kortegolf. De BBC en Deutsche Welle (zender op Cyprus – zie ook 1.5.3 over hun véél genuanceerder beleid dan Voice of America) voeren mee die strijd om de hele Arabische wereld te kunnen bereiken. Lokale verzetsgroepen delen mee in de koek: de VS financierden een verzetszender Vrij Irak tijdens de eerste Golfoorlog, maar als deze opriep tot de val van Saddam –toen de VS dat nog niet wensten – verloren ze die steun. De VS hielden in de nieuwe Irak-oorlog die lokale verzetszenders af, ze vertrouwden immers alleen de eigen, zeer eenzijdige berichtgeving via Voice of America, Radio Free Europe/Radio Liberty en diens Radio Free Irak Service. Maar of dat het in die uitzendingen zo steevast beklemtoonde ideaal van de democratie en de (pers)vrijheid diende…? (zie verder: voorbeelden Irak-oorlog).

1.1.2 Dominerende principes

1.1.2.1 Nico Carpentier: het oorlogsdiscours

Op de conferentie ‘Veiligheid, een Kwestie van Militairen?’10, georganiseerd door de Vlaamse vredesbewegingen waaronder het Forum voor Vredesactie, was Nico Carpentier11 spreker in een van de werkgroepen. Hij had het over de rol van de media in de veiligheidsproblematiek. We pikken enkele belangrijke ideeën op uit zijn betoog12.

Carpentier wees er in de werkgroep vooraf op dat je de invloed van de media op de publieke opinie niet mag simplifiëren. De media zijn geen ‘injectienaald’ die ‘de juiste boodschap’ bij de ‘gewillige ontvangers’ deponeert. Evenmin zijn ze een bewuste ‘handlanger van de macht’. Toch wordt de berichtgeving sterk gekleurd door

9 Kai Hafez in IPPNW / 80/03: Kommunikationswettlauf und Auslandsrundfunk in Nahost10 Zie ook Magazine voor Vredesactie nr. 196, april 200011 Nico Carpentier: vakgroep communicatiewetenschappen VUB12 Veiligheid, een Kwestie van Militairen? Educatieve Brochure Forum voor Vredesactie, mei 2000, p. 24 e.v.

Page 12: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

overheersende en vooringenomen ideeën op economisch, politiek, militair, technisch en structureel vlak. De z.g. ‘establishment resources’ zijn oververtegenwoordigd, terwijl alternatieve nieuwsbronnen, protestacties of standpunten vanuit de vredesbeweging zelden aan bod komen. ((Onze eigen commentaar, anno 2003: we kunnen dat laatste uit eigen ervaring maar al te goed beamen: dankzij rechtstreekse informatie vanuit onze contacten ‘aan de basis’ in wat nu ex-Joegoslavië heet, hebben wij ‘de politiek’ reeds in het jaar voor de eerste schermutselingen (die plaatsgrepen in Slovenië) trachten te waarschuwen dat het potje ginds levensgevaarlijk overkookte, maar de belangstelling van zowel ‘de pers’ als ‘de politiek’ was toen kort gezegd nihil. Tweede commentaar: in wat verder volgt in deze educatieve brochure zal anderzijds blijken dat het in feite wel degelijk beide richtingen kan uitgaan: injectienaald enerzijds of kritische en verantwoorde informatie anderzijds; en dat het een kwestie is van verantwoordelijkheid van alle mediabetrokkenen – overheid, verslaggevers, nieuwsontvangers.))

Carpentier heeft het westerse oorlogsdiscours tijdens de eerste drie weken van de Joegoslavische oorlog vergeleken met ‘de’ (lees: ‘de eerste’ – toen was er nog geen sprake van de recente!) Golfoorlog. Er zijn treffende parallellen, en die zullen voor een groot deel overeenkomen met de tien ‘principes’ van Anne Morelli (zie verder). Achter de berichtgeving zit een discours waarmee de overheid haar beleid legitimeert, propageert en hegemoniseert. En bovenop het discours ontwikkelt zich een meta-discours (een discours over het discours - nvdr): dat speelt zich af in de basisdichotomieën van goed-kwaad, rechtvaardig-onrechtvaardig, beschaafd-barbaars, rationeel-irrationeel, schuldig-onschuldig… De overheersende berichtgeving ondersteunt en bevestigt deze tegenstelling. ((Voorbeelden daarvan zullen in wat volgt in overvloed deze analyse bevestigen)).

Concreter: zowel in de Golfoorlog als in de Kosovo-oorlog hebben principes zoals personifiëring, heroïsering, demonisering, technologisering/virtualisering, dehumanisering/vermenselijking, en victimiseren een belangrijke rol gespeeld in het discours in de media. Meer bepaald hangen die mechanismen een totaal ander beeld op van enerzijds het eigen kamp, anderzijds de vijand. Voorbeelden uit beide oorlogen:

PersonifiërenIn beide oorlogen was de vijand gereduceerd tot één persoon: Saddam, Milosevic. Zorgvuldig te onderscheiden van de bevolking, ‘waar men niets tegen heeft’. Generaal Schwarzkopf - zowel als toenmalig NAVO-baas Solana zegden het: ‘Dit is géén oorlog tegen het Irakese/Joegoslavische volk’. Ook in het eigen kamp vindt personifiëring plaats: in de Golfoorlog was het Bush-senior, in de Kosovo-oorlog was dat vager, zegt Carpentier. ((Hoewel…: tijdens de Kosovo-oorlog werd Jamie Shea o.i. duidelijk gepromoot als ‘gezicht van de NAVO’, hij werd a.h.w. een mediafiguur; een bewuste communicatiestrategie die past in de veranderende kijkgewoonten waarbij het publiek personen, gezichten koppelt aan structuren en processen.En ondertussen hebben we als meer recente gepersonifieerde vijanden: Osama bin Laden, opnieuw Saddam, en in het eigen kamp Bush-junior; een ander schoolvoorbeeld van mediapersonifiëring in een conflict is Arafat)).

Heroïsering/demoniseringSaddam werd ((toen al – en recentelijk opnieuw)) gelijkgesteld met Hitler, het absolute kwaad. Op de cover van een gekend massablad werd hij afgebeeld met bijgeknipte snor. Toenmalig premier Dehaene vergeleek Milosevic met Hitler.

Page 13: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

((Ondertussen kennen we een nieuwe demoniserende term: de ‘As van het Kwaad’, uitgevonden door de spin-docters van Bush-junior)). Nog meer voorbeelden: toen al werd Irak afgedaan als ‘het rijk van het kwade’ met het vierde grootste leger ter wereld ((commentaar: uitgerust door de wapenproducenten uit welke landen?)), bereid tot chemische oorlogsvoering. En de Serviërs zijn een zootje mensenrechtenschenders, ze begaan op grote schaal wreedheden, zelfs genocide. Het eigen kamp bevat de beschermers van de mensenrechten, ‘mannen’ die zich professioneel gedragen, ja: heldhaftig. Met alle steun trouwens van het thuisfront: cfr. de georchestreerde gele linten bij de terugkeer uit de Golfoorlog.

Dehumanisering/vermenselijkingSoldaten van de vijand worden geen mensen genoemd maar ‘units’, als waren het stukken technologie, machines in het militair raderwerk. Maar in diezelfde persconferentie van NAVO-woordvoerder Jamie Shea zijn gedode Kosovaren wel ‘mensen’, mensen die gedood worden op hun terugkeer van de grens (…), en dan zijn de ‘targets’ opeens dorpen die door de vijand worden platgebrand, en de slachtoffers komen terecht in massagraven. De eigen soldaten zijn geen vechtmachines maar hulpverleners, met wie interviews verschijnen over de menselijke aspecten van hun werk: stress, risico, opluchting, enz.

Technologiseren/virtualiserenDe vijandelijke soldaten zijn onderdelen in een soort helse machine, de eigen technologie daarentegen wordt opgehemeld, ze is knap, proper en efficiënt. Gevechtspiloten droppen bommen haarfijn op het doelwit. Inclusief de nodige beelden opgenomen door camera’s in de neus van de bommen – de beelden stoppen uiteraard na de inslag, zodat de beestachtige resultaten niet kunnen getoond worden.

VictimiserenOm het eigen optreden te verantwoorden en zichzelf als redders voor te stellen, moeten er natuurlijk slachtoffers zijn. Die rol was in de eerste Golfoorlog weggelegd voor de Koeweiti’s en in de interventie in Servië voor de Albanese Kosovaren. (Op de conferentie-werkgroep illustreerde Carpentier dit met de nodige citaten van Blair en Clinton).

1.1.2.2 Anne Morelli: tien principes

Anne Morelli doceert aan de ULB het vak historische kritiek van de hedendaagse media. De oude principes van oorlogspropaganda uit het boek Falsehood in Wartime (1928) van Lord Arthur Ponsonby zijn volgens haar nog altijd geldig. Deze Britse diplomaat had het over de mechanismen van de oorlogspropaganda tijdens de Eerste Wereldoorlog. Morelli heeft de principes toegepast op de Tweede Wereldoorlog, de Koude Oorlog, de Koreaanse oorlog, de oorlog tegen Joegoslavië en de (eerste) Golfoorlog tegen Irak. In al die conflicten komen dezelfde principes van oorlogspropaganda systematisch terug13. We sommen de principes op en

13 Onlangs is haar boek hierover in het Nederlands vertaald: ‘Elementaire principes van oorlogspropaganda. Bruikbaar bij koude, warme of lauwe oorlogen’. Anne Morelli, EPO, 2003

Page 14: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

passen ze toe op de recente en minder recente oorlogshistoriek.

Eerste twee principes: - “wij willen geen oorlog”- “alleen de vijand heeft schuld aan de oorlog, want hij heeft erom gevraagd”.

Wie oorlog wil voeren, zal aldus proberen aan te tonen dat de andere de oorlog heeft 'geprovoceerd'. Die provocatie kan een feit zijn, iets onbelangrijks dat opgeblazen wordt. Of soms creëert een staat zelf provocaties om er dan tegen te kunnen reageren. In de inleiding van dit hoofdstuk gaven we u hiervan reeds enkele illustraties. Morelli geeft een ander voorbeeld: Hitler viel in 1939 Polen binnen ‘omdat Poolse militairen een Duits radiostation hadden vernietigd’. Vandaag weten we dat het Duitse soldaten waren die Poolse uniformen hadden aangetrokken. Meer recent is er het stuitende en ook reeds vermelde voorbeeld van de Iraakse militairen in Koeweit die ‘premature baby's uit de couveuses rukten en op de vloer gooiden’.

Principe 3 luidt: “wij voeren geen oorlog tegen een volk, maar tegen de monsterlijke leider: de demonisering van de tegenstander”. Morelli, in een interview14 over de nakende nieuwe oorlog tegen Irak: “Voor de Franse televisiezender La Cinq heb ik commentaar gegeven bij een interview van een journaliste van de Amerikaanse zender ABC met de ‘maîtresse van Saddam Hoessein’. Het interview illustreert dat principe heel goed: de maîtresse is een oudere dame die uitlegt dat Saddam een monster is. Hij doet alsof hij praktiseert, maar in werkelijkheid is hij atheïst. Nu geloof ik ook dat hij inderdaad niet gelovig is, maar zij legde er heel erg de nadruk op. Voor een Amerikaans publiek is dat een doodzonde. Saddam drinkt ook elke dag whisky. Hij brengt de avond door met het bekijken van filmbeelden waarop martelingen van zijn vijanden te zien zijn. Saddam is dus het perfecte monster. De klap op de vuurpijl: Saddam eet hertenkalf. Terwijl de maîtresse dat vertelt, zie je Bambi op het tv-scherm passeren. Het monster eet Bambi en bovendien slikt hij Viagrapillen. Hier lokt de ABC-journaliste het antwoord uit. Alle middelen zijn goed om de andere afschuwwekkend voor te stellen. Ik geloof niet dat Saddam Hoessein een koorknaap is. Een democraat is hij al evenmin. Maar binnenkort krijgen we te horen dat hij kleine kindjes opeet.Conform de wetten van de oorlogspropaganda is de aankomende oorlog geen oorlog tegen de Irakezen, maar tegen Saddam. We trekken natuurlijk nièt ten strijde ten voordele van de Amerikaanse oliegiganten. In 1999 gingen we op een soortgelijke manier op oorlogspad tegen Slobodan Milosevic, en in 1914 tegen de Duitse Kaiser”.

Principe 4: “wij verdedigen een nobel doel, niet onze eigen materiële belangen”. Over militaire aanwezigheid in strategisch interessante zones of over eigen economische belangen zwijgt de oorlogspropaganda in alle talen. In de Eerste Wereldoorlog was de eerste doelstelling de vernietiging van de overmacht van de Duitse strijdkrachten. De vrijwaring van de democratie was de tweede doelstelling, hoewel onze bondgenoot, de Russische tsaar, weinig democratisch was. De derde doelstelling was het redden van een klein volk: toen was dat België. Maar zo interessant waren we natuurlijk niet. Het was een voorwendsel.

Principe 5: “het is de vijand die wreedheden begaat. Als wij schade toebrengen, is dat een spijtig ongeluk”. Principe 6: “de vijand gebruikt wapens die niet zijn toegestaan”.Het principe nr. vijf bevestigt het: zelf doen wij niets verkeerd.

14 De Standaard, 14-15/12/2002

Page 15: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

Vertaald naar nu: ‘Wij doden proper, met precisiebommen. Zij doden vuil, met terroristische daden tegen onschuldigen’. Maar, zegt Morelli: “Eigenlijk kunnen we terroristische acties als alternatieve wapens beschouwen. Als je het geld niet hebt om een bommenwerper te kopen, sjor je dynamiet rond je lendenen en blaas je jezelf op. De wapens van de armen worden voorgesteld als de wapens van de lafaards, terwijl we zelf geen terroristen kunnen inschakelen. Ik ken niemand die vrijwillig zijn leven zou geven voor de belangen van de Amerikaanse olie-industrie. Wij hebben militairen in loondienst. De armen hebben vrijwilligers”.((Verder toegepast: wie heeft (net als de wreedaardige vijand) massale luchtbombardementen (Berlijn, Dresden) en zelfs atoombommen op burgersteden (Hiroshima, Nagasaki) ingezet? Als de geallieerden WO II hadden verloren, zouden zij de ‘boosaardige slachters’ zijn geweest in de geschiedschrijving. En wie heeft napalm gebruikt en Agent Orange, in Vietnam? Wie overtreedt het non-proliferatieverdrag dat aan de kernmachten de afbouw van het kernwapenarsenaal oplegt? Wie steunt in de brandhaard van het Midden-Oosten een welbepaald land dat illegaal en stiekem atoomwapens bezit?))((Nog een recente toepassing: cfr. de discussie over het ontoelaatbare publiceren van harde beelden van gelynchte vijandelijke soldaten of krijgsgevangenen? Beide partijen, Irak en Amerika, beschuldigen elkaar van deze ‘ontoelaatbare wreedheid’))

Principe 7: “onze verliezen zijn beperkt, de verliezen van de vijand zijn groot”. Of, anders uitgedrukt: het gegoochel met feiten en cijfers. Want een regering die oorlog voert, moet de steun van haar bevolking blijven genieten. Burgers willen wel oorlog voeren, maar alleen als het voor hen geen enkel negatief gevolg heeft. Tijdens de Eerste Wereldoorlog minimaliseerden alle partijen hun verliezen. In Vietnam is het voor de Verenigde Staten pas fout beginnen te lopen toen de Amerikanen duizenden jonge militairen in plastic zakken zagen afvoeren – en de pers ook de eigen verliezen breeduit in beeld bracht.

Principe 8: “de kunstenaars en intellectuelen steunen onze zaak”. Om de publieke opinie voor de oorlog te winnen, is het nodig emoties los te weken. Vroeger schakelde men dichters of schilders in, vandaag zijn het zangers, acteurs, regisseurs en publiciteitsfirma's. Twee voorbeelden die Anne Morelli zelf aanhaalt:“Tijdens de oorlog tegen Joegoslavië heeft het reclamebureau Rudder Finn op dezelfde manier publiciteit gevoerd als dat voor Coca-Cola of een zeepmerk gebeurt. Het is erin geslaagd de publieke opinie in 'gunstige' zin te doen omslaan. Voor de Kosovaarse vluchtelingen is er tijdens de oorlog tegen Joegoslavië een grote televisieshow geweest: VRT, RTL, RTBF,…: het was alle hens aan dek. Veel artiesten hebben aan de fundraising meegedaan. Ik ken er maar een die heeft geweigerd: Arno. Hij vond dat ze veel beter konden besparen door minder bommen te gooien. De hele show was ook een politiek signaal. Maar niemand heeft een show georganiseerd voor de kinderen van Belgrado die de bombardementen hebben meegemaakt. Zij zouden nochtans ook met extra middelen geholpen geweest zijn”. ((Verdere voorbeelden: zie 1.3))

Principe 9: “de oorlog heeft een heilig karakter”. De Duitsers hadden tijdens de Eerste Wereldoorlog ‘Gott mit Uns’ op hun riem staan. Het is altijd de bedoeling de mensen te laten geloven dat God aan hun kant staat, ook in recente conflicten. Vandaag staat met ‘Irak’ de ‘Christelijke Beschaving’ op het spel. Wij strijden voor een heilig doel in onze oorlog tegen de barbaarse moslims. Saddam Hoessein was nochtans geen verdediger van de islam. Maar aan de

Page 16: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

publieke opinie stelt men het op die manier voor.

Principe 10: “wie de propaganda in twijfel trekt, is een verrader”.Wie het niet eens is met de oorlogspropaganda, wordt aan de schandpaal genageld. Wie zich uitsprak/uitspreekt voor de Duitse keizer, voor Milosevic, voor Saddam Hoessein, is een verrader. Terwijl die uitspraak misschien alleen gekant is tegen het bombarderen van kinderen in Belgrado. Wie niet meespeelt in het propagandaspel, wordt het mikpunt van aanvallen in de pers.Anne Morelli geeft een treffend voorbeeld: de Franse journalist Régis Debray ging tijdens de oorlog om Kosovo ter plaatse de situatie inschatten. Hij heeft vastgesteld dat er onmogelijk een half tot één miljoen doden konden zijn geweest -- wat men toen nochtans bij hoog en laag beweerde. Toen hij terugkwam, werd hij zelfs als een negationist voorgesteld (negationisten ontkennen de joodse genocide tijdens de Tweede Wereldoorlog)! Het Franse magazine L'Evénement du Jeudi drukte voor de gelegenheid een speciaal nummer, met als titel ‘De Franse medeplichtigen van Milosevic’ . Max Gallo, l'Abbé Pierre en Monseigneur Gaillot ondergingen hetzelfde lot omdat ze het hadden aangedurfd de bombardementen in vraag te stellen. In oorlogstijd is het altijd van groot belang dat het thuisfront niet twijfelt. Nochtans had Régis Debray gelijk. Er waren 'maar' 5.000 doden in Kosovo. Het was geen genocide van een half miljoen mensen. Dat werd ons toen voorgelogen.

Volgens Morelli zou je aan de klassieke tien nog een elfde principe kunnen toevoegen: We laten ons keer op keer beetnemen. Telkens denken we: ik tuin er niet meer in, het overkomt mij nooit meer. Maar als die volgende keer er aankomt, krijgen we weer zoveel emotionele beelden te zien dat we ons opnieuw laten bedotten.

Page 17: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

1.1.3 Oorlogspropaganda: praktijkvoorbeelden

1.1.3.1 Kosovo 15: de pers zélf creëert een beeld In dit hoofdstukje illustreren we hoe (soms ongewilde) verdraaiingen, fouten en manipulaties die hun oorsprong vinden in de media zelf, een conflict kunnen verergeren en tot oorlog kunnen leiden. ((Verwijzingen naar de hogervermelde principes staan tussen dubbele haakjes)). Maar ook de betrokken politici laten zich uiteraard niet onbetuigd. Beide actoren spelen op elkaar in.Voor wat betreft de Kosovo-oorlog waren er drie fasen in de berichtgeving: vóór de NAVO-luchtaanvallen, tijdens de NAVO-bombardementen en daarna.

Berichtgeving vóór de NAVO-luchtaanvallen Toen Milosevic het zelfbestuur van de provincie Kosovo ophief, verhardde het Albanese kamp zijn eisen voor een afscheiding, Belgrado antwoordde met verhevigde repressie. Met het op de voorgrond treden van het ondergrondse leger van het Albanees-Kosovaarse UCK in 1997 en hun moordaanslagen op Servische politiemensen en Joegoslavische soldaten escaleerde de crisis tot een low-intensity conflict, dat in de westerse media pas echt aan bod kwam nadat in februari 1998 in Drenica bij een actie van de Servische politie 24 Albanezen de dood vonden. De versie van Belgrado over die gebeurtenis luidde dat het hier ging om het vernietigen van een centrum van het UCK, maar die versie werd verworpen en de analogie met de andere Balkanoorlogen werd gemaakt, zoals b.v. in de Neue Zürcher Zeitung: “Het is hetzelfde scenario als in Bosnië. De gevolgtrekking ligt voor de hand: de Albanezen in deze streek zijn ervan overtuigd dat de Servische regering in Kosovo opnieuw begonnen is met een ‘etnische zuivering’.” ((demoniseren… daar zijn ze weer, die Serviërs!, victimiseren van de betreurenswaardige Kosovaarse Albanezen)). Na Drenica flakkerde de belangstelling in de westerse media steeds op als er meldingen waren over bloedbaden onder Albanese burgers, zoals in de zomer van 1998, toen de Balkan-correspondent van de Tageszeitung Erich Rathfelder de wereldpers wakker schudde met een bericht over een ‘Servisch bloedbad’ op meer dan 500 Albanezen, w.o. 430 kinderen. Zijn verslag werd snel foutief bevonden, maar desondanks was bv. de Süddeutsche Zeitung er als de kippen bij om te commentariëren: “Het is het Bosnische scenario. (...) Een Servische strijdmacht rukt op, dorpen staan in brand, duizenden burgers zijn op de vlucht - en daar komt nu nog het bericht bij van een massaal bloedbad en van massagraven”. Tegelijkertijd werd –opnieuw parallel met Bosnië – geen gewag gemaakt van Servische slachtoffers. (Zelfs niet als westerse politici en diplomaten sporadisch al eens gewelddaden tegen Serviërs veroordeelden. Zo verklaarde de VS-Balkanonderhandelaar Christopher Hill n.a.v. de afslachting van 22 Servische burgers in augustus 1998 in het Kosovaarse Klecka: “Ik wil zeer duidelijk stellen dat wij dat soort geweld ten stelligste veroordelen”).

15 Gebaseerd op ‘Hoe de media bijdragen tot het rechtvaardigen van Oorlog’, uit Magazine voor Vredesactie nr. 207 (september 2001), dat een samenvatting was van het onder dezelfde titel verschenen artikel van Mira Beham, Balkanexperte en free lance publicist in Friedens Forum 1/2001 pag 30 e.v.

Page 18: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

Waar de westerse pers gebeurtenissen zoals Klecka hoogstens een kort bericht waard achtte, werd midden januari 1999 wat in het Kosovaarse dorp Racak plaatsgreep anderzijds weer een wereldwijd mediagebeuren. Het ‘bloedbad van Racak’, waar de media in de hele wereld dagenlang hun kolommen vol over schreven, werd uiteindelijk hét scharnierpunt in de NATO-politiek tegenover Belgrado en het leidde tot het begin van de voorbereiding van de luchtaanvallen op Joegoslavië.Richard Holbrooke, de toenmalige speciale gezant van de VS voor de Balkan, verklaarde op een vergadering in Budapest, twee dagen na het begin van de NATO-bombardementen, welke ‘centrale rol’ de media van de vrije wereld in het politieke besluitvormingsproces speelden (en spelen): “Voor politici is het van doorslaggevend belang waarover verslaggeving verschijnt, en waarover niet.” Als voorbeeld noemde hij Kosovo en zijn toespraak had als onderwerp: ‘Geen media – geen oorlog’. Maar omgekeerd, over de invloed van de politici op de media, had Richard Holbrooke het niet. Voor wat het voorbeeld Racak betreft, had hij er kunnen naar verwijzen dat leidende politici door persconferenties, stellingnamen en resoluties de aandacht van de media voor een thema versterken en een versie kunnen inlepelen. De Amerikaanse diplomaat William Walker, hoofd van de OVSE-missie in Kosovo, was daarmee begonnen toen hij zich mediamiek voor de met lijken gevulde groeve in Racak ontdaan toonde over ‘het bloedbad’ en de ‘afschuwelijke wreedheid’. Reeds enkele dagen later veroordeelde de VN-veiligheidsraad, op 20 januari 1999, met grote nadruk het ‘bloedbad op Kosovo-Albanezen in het dorp Racak’, en politieke en militaire leiders van de NAVO-landen sloten zich bij verschillende gelegenheden bij die veroordeling aan. In Washington bestempelde Clinton Racak als een moord in koelen bloede en zonder onderscheid. In München op de jaarbijeenkomst van de conferentie van de OVSE in februari 1999 greep bondskanselier Schröder de gebeurtenissen van Racak aan als “de gelegenheid om van Duitsland een ‘normale’ (lees: tot militaire acties bevoegde) NAVO-lidstaat te maken, omdat het internationale recht in gevallen als dit een ingrijpen rechtvaardigt”. Hoewel nog altijd Le Figaro en Le Monde in gefundeerde artikels hun twijfel aan de authenticiteit van het ‘bloedbad van Racak’ bleven uitspreken, en hoewel de onderzoeksresultaten van de OVSE-pathologenteams nog niet voorhanden waren, en in weerwil van het feit dat Belgrado de beweringen over de terechtstellingen in Racak consequent van de hand bleef wijzen, bleef de westerse pers vasthouden aan het gebruik van het begrip ‘bloedbad’, wat de eenduidige schuld van de Serviërs inhield. Tot dan, op 12 maart 1999, de Berliner Zeitung schreef dat ze de volgende gegevens had vernomen in OVSE-kringen in Wenen: “Hooggeplaatste Europese OVSE-vertegenwoordigers (...) beschikken over gegevens waaruit blijkt dat de op 16 januari in het Kosovaarse dorp Racak gevonden 45 Albanezen niet (...) tijdens een Servische slachtpartij op burgers omgekomen zijn. Intern, zo kan men vernemen bij de OVSE, zou men er al geruime tijd van uitgaan dat het om een ‘enscenering’ van Albanese zijde uit zou gaan.” ((principe M2: schuld bij vijand, leugens gebruiken))Waarom gebruikte de overgrote meerderheid van de westerse media, op een moment dat reeds alles richting oorlog uitging, dat bericht echter niet als aanleiding om de versie Walker, die ook deze van de geallieerden was, grondig in vraag te stellen en de publieke opinie te wijzen op mogelijke manipulaties?

Page 19: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

De redenen voor ‘de misleiding van Racak’ zijn talrijk: slordigheid en nalatigheid, de druk van de dagelijkse deadline die geen grondig speurwerk toelaat, oriëntering op verkoopscijfers en oplage (emotionele gruwelverhalen, vooral als ‘misdaden’ begaan zijn door een reeds als ‘de slechte’ gekwalificeerde partij, verkopen beter dan een rechtzetting ervan), beïnvloeding door de public relations (goede PR is die PR waarbij de beïnvloede mensen niets merken van de beïnvloeding), de druk van het conformisme, meute-journalistiek (alle media storten zich als jachthonden op een onderwerp, gebruiken allen dezelfde bronnen en deels ook het zelfde materiaal) en ook het soort journalistiek met ethische betrokkenheid dat het woord hanteert voor de ‘goede en rechtvaardige zaak’ ((principe M9: heilige oorlog)) en dat voorheen in de Bosnische oorlog tot volle ontplooiing was gekomen. Erich Rathfelder, een van de fervente beoefenaars en voorvechters daarvan, durft bv. als volgt het journalistieke principe van de objectiviteit in vraag stellen, aan de hand van het Servische standpunt: “Is het dan objectief als de propaganda van een totalitair, extreemnationalistisch machtssysteem zogenaamd als ‘andere mening’ in onze berichtgeving zou moeten worden opgenomen? Is dat soort neutraliteit niet op zich reeds manipulatie? Gaat het dan niet om een schijnneutraliteit, die aan de systematische leugen de ruimte schenkt om aan autobiografie te doen? (...) Is het dienstbaar voor de solidariteit en de verdediging van de vrije meningsuiting, als goedbedoelende redacteurs in onze media hun solidariteit betuigen met hun collega’s in het gebouw van de Servische televisie dat door de NATO-raketten was bestookt, zonder dat ze daarbij aangeven om wie het daar in feite ging? Dat die collega’s meer bepaald diegenen waren die jarenlang de openbare opinie hadden gemanipuleerd voor de oorlog?”

De ‘strijd tegen het Servische fascisme’, onder een gesternte van uitgesproken partijdigheid, was door vele Balkan-verslaggevers al in Bosnië begonnen, en werd nu doodgewoon verder gezet in de Kosovo-oorlog. Daarbij sloegen ze talrijke gegevens over die betrekking hadden op ‘de andere kant’, zoals bv. het feit dat ook duizenden Servische burgers afgeslacht werden en dat ook zij honderdduizenden slachtoffers telden van de systematische etnische zuiveringsacties. De heilige oorlog wordt niet alleen door politici aangevoerd, ook door perslui. Een beperkt aantal journalisten heeft nà de Kosovo-oorlog afstand genomen van die houding, w.o. de correspondente van de London Times, Eve-Anne Prentice, die zich in haar boek ‘One Woman’s War’ gedecideerd afkeert van de demonisering van de Serviërs en oproept tot een meer nuancering, of de oorlogscorrespondent van de Los Angeles Times, Paul Watson, die toegeeft: “Als ik soms noodgedwongen naar Serviërs moest luisteren omdat er op dat ogenblik geen andere mensen bij me waren om mee te praten, begon ik in mijn eigen inzichten dingen te ontdekken die foutief waren, ik betrapte me op vooroordelen, ik begon te begrijpen hoe veel gemakkelijker het is om iemand slecht te noemen als je hem niet in de ogen moet kijken en hem iets recht in het gezicht moet vertellen”.

Verslaggeving tijdens de NAVO-luchtaanvallen In de manier waarop men aldus ‘Racak’ behandelde, waren reeds de coördinaten vastgelegd voor de ‘hete fase’ van de oorlog. De reeds voorhanden zijnde imago’s, beelden en gedragsbeschrijvingen werden louter nog versterkt met meer feiten en berichten. Alleen daardoor konden ook de onderhandelingen van Rambouillet - die

Page 20: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

pas nadien als een in feite ‘onaanvaardbaar dictaat’ ontmaskerd zijn geweest en die uiteindelijk direct in oorlog zijn uitgemond – door de westelijke pers kritiekloos geslikt worden. Over de rol van de westerse media tijdens het NATO-bombardement kwam er weliswaar reeds tijdens de oorlog een debat tot stand, met vele kritische en zelfbekritiserende klemtonen en verwijten. Maar hoe belangrijk die discussie ook was, ze bleef toch maar in de marge en ze veranderde niets aan de onderliggende tendensen die de voorstelling van de oorlog in de massamedia kenmerkten: een emotionaliserende berichtgeving over de slachtoffers, impliciete volkerenmoord, veel aandacht voor de ellende van de Albanese vluchtelingen, doorspekt met speculaties en foutieve berichten, evenals de marginalisering van de vijand of ‘de anderen’ - vergeleken bij diegenen die voor de oorlog pleitten, van de westelijke regeringsvertegenwoordigers en militairen, die hun versie van de oorlogsfeiten konden verspreiden. ((dehumanisering versus vermenselijking))

((Een voorbeeld van hoger vermelde begane journalistieke fouten door snel alles van andere nieuwsmedia ongecontroleerd over te nemen, ‘slordigheid’ (of erger?), één van de vele die je kan vinden, haalt Morelli in een interview16 aan: “Tijdens mijn reis door Joegoslavië - in volle oorlog - was ik op zeker ogenblik dicht bij een ziekenhuis in Belgrado dat door de NATO gebombardeerd werd. Ik belde naar een ploeg van de RTBF die ook in Belgrado was met de vraag of het niet nuttig was een reportage te maken. Ze antwoordden dat het niet nodig was want ze hadden daar al alle noodzakelijke inlichtingen over. Die kwamen van CNN, dat vlakaf zegde dat het ziekenhuis in feite een schuiloord was voor tanks. Als de RTBF-ploeg zich de moeite getroost had ter plaatse te gaan, zou ze gezien hebben dat het een verzinsel was”.))

NAVO-woordvoerder Jamie Shea verwoordde deze functie van de media nadien als volgt: “Kosovo was de eerste media-oorlog. De omgang met de media en de slag voor de publieke opinie waren al even belangrijk als de luchtoorlog. Deze oorlog legde zich zelf niet uit: de journalisten waren evenzeer soldaten, in die zin dat ze aan de publieke opinie moesten uitleggen waarom deze oorlog belangrijk was”. Het was net die door Jamie Shea zo treffend beschreven rol van de journalisten, die ook lof kreeg toegezwaaid van de politici (Richard Holbrooke: “De wijze waarop de New York Times verslag bracht, de Washington Post, de zenders NBC, CBS, ABC, CNN, en de tijdschriften, was buitengewoon en voorbeeldig”. Zeldzaam waren de kritieken uit eigen rangen, zoals die van de Engelse oorlogscorrespondent John Pilger: “Niets uit mijn 30-jarige loopbaan als oorlogscorrespondent laat zich vergelijken met de huidige propaganda, die zich vermomt onder het journalistieke masker.”

Na de NAVO-luchtaanvallen: de waarheid komt (niet!) aan het licht Tijdens een oorlog zijn er nauwelijks betrouwbare berichten, en elke informatie kan in de strijd om de publieke opinie door de oorlogspartijen als wapen gebruikt worden. Gelijktijdig groeit net in tijden van oorlog de behoefte aan informatie, het wordt een zaak van groot openbaar belang.

16 Solidair, 30/05/2001

Page 21: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

Maar de voorstelling van een oorlog in de media volgt o.a. ook de wetten van de berichtgeving over grote rampen, die tijdelijk hoge toppen scheert en de publieke opinie een tijdje in de ban houdt, tot uiteindelijk het publiek en de redacties vermoeiingsverschijnselen vertonen, die wortelen in de wens om terug te keren naar ‘de normale gang van zaken’. Nog tijdens de Kosovo-oorlog was er al een fase waar de belangstelling voor het conflict afzwakte en andere berichten meer vooraan kwamen. Na het einde van de oorlog verdween Kosovo heel snel volkomen van de agenda van het nieuws van elke dag en werd het opnieuw een notitie in de rand, wat geheel naar de wens was van de NATO-politici, want de voor de militairen en politici meestal niet erg aangename waarheden over een oorlog steken pas de kop op nadat hij voorbij is. Zo komt het dat de verwerking van de oorlog in Kosovo in kringen van experts nauwelijks of helemaal niet meer in de openbaarheid aan bod kwam, en dat daardoor in de hoofden van de mensen een - misvormd – beeld is kunnen blijven hangen, een beeld dat voor een volgend wapentreffen gemakkelijk reactiveerbaar is.

Tot die door experts verzamelde gegevens die in de media in de praktijk verzwegen bleven, behoort o.a.:- dat de door de oorlogsministers gelanceerde beweringen van volkenmoord de toets van het onderzoek ter plaatse totnogtoe niet hebben kunnen doorstaan. Volgens gegevens van het Oorlogstribunaal in Den Haag kon men maar 2108 slachtoffers bergen: soldaten, burgers, vrouwen, kinderen, ouderen, Albanezen én Serviërs, slachtoffers van oorlogsverrichtingen, NAVO-splinterbommen en executies;- dat het op de vlucht slaan van de Albanese bevolking niet alleen het gevolg was van uitdrijvingen en aanvallen door de Servische en Joegoslavische strijdkrachten, maar ook van de hevige NATO-bombardementen en van oorlogsverrichtingen tussen Servië en het UCK;- dat het UCK al minstens sedert 1995 berucht was als het ‘Medellin van de Balkan’, en naar verluidt door medewerkers van de geheime dienst BND en de CIA opgebouwd en getraind is geweest; en dat het tijdens de oorlog nauw samenwerkte met de NATO. Zo hadden een aantal UCK-leiders niet alleen het gsm-nummer van generaal Wesley Clark, opperbevelhebber van de NATO, maar ze stonden ook met andere geallieerde bevelhebbers in permanent telefonisch contact. Een van de UCK-strijders, Agim Ceku, voormalig brigadegeneraal van het Kroatische leger, later generaal-stafchef van het UCK en tenslotte hoofd van het Kosovo-vredescorps, ontsnapte na internationale druk in de herfst van 1999 aan een aanklacht voor het Tribunaal in Den Haag wegens oorlogsmisdaden tegen de Kroatische Serviërs in de Krajina;- dat volgens geheime OVSE-verslagen het UCK zélf vóór het NATO-bombardement meer Albanezen zou omgebracht hebben dan de Servische zijde;- dat de schade die de NATO aan de Joegoslavische oorlogsmachine toegebracht heeft, in weerwil van de beweringen van de alliantie, duizelingwekkend pover is: 14 Joegoslavische tanks (dus geen 120), 18 pantservoertuigen (geen 220) en 20 artilleriekanonnen (geen 450) werden vernietigd; ((principe M7: grote vijandelijke verliezen))- dat de verwoestingen en de schade aan het milieu die de NAVO-bombardementen uiteindelijk hebben aangericht in Joegoslavië, inbegrepen de provincie Kosovo, veel aanzienlijker zijn dan wordt toegegeven, om nog te zwijgen van de menselijke kostprijs (volgens officiële Joegoslavische gegevens zijn er 1800 doden, 5000 gewonden, waarvan 2000 permanent invalide. Amnesty International zegt dat er tussen 600 en 1500 doden zijn gevallen); ((M5: wij werken veel properder dan de vijand))

Page 22: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

- dat de situatie van Servische en niet-Servische vluchtelingen uit Kroatië, Bosnië en Kosovo in Servië en Montenegro, van wie het getal tussen 800.000 (VN) en 1.000.000 (Servische gegevens) ligt, neerkomt op een humanitaire catastrofe;- dat in Kosovo een systematische etnische zuivering van de niet-Albanese bevolking en zware schendingen van hun mensenrechten plaatsvinden;- dat Racak, Rambouillet en het ‘Hoefijzerplan’ van Scharping met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid manipulaties waren.

Besluit

Zowel de door de staat gecontroleerde media in Servië als de Kosovaars-Albanese media stonden voor en tijdens de oorlog ten dienste van hun politieke leiders en bleven ook daarna hun spreekbuis. De Servische oppositionele media anderzijds stonden vóór het NAVO-bombardement kritisch t.o. het regime, maar waren dat eveneens t.o. de Albanezen en t.o. het Westen. Zo counterde bijvoorbeeld het Magazine Vreme in april 1998 Madeleine Albright’s bewering dat de Kosovo-Albanezen alleen maar hun fundamentele rechten opeisten als volgt: “Het is zonneklaar dat de Albanezen in hun mensen- en burgerrechten beknot zijn en dat ze aan repressie blootstaan. Maar het klopt gewoonweg niet als je zegt dat de meerderheid van hen ‘niets meer opeist dan hun fundamentele rechten’. En óf ze eisen stellen! De overgrote meerderheid eist een afscheiding van Servië, een secessie uit Joegoslavië, (...) , is bewapend en zal niet terugdeinzen voor een massaal gebruik van deze wapens, als ze dat nuttig acht.”Tijdens de NAVO-bombardementen concentreerden ook deze Servische oppositiemedia, voor zover het hun mogelijk was om iets te publiceren, zich bijna uitsluitend op de aanvallen van de NATO en op hun gevolgen.

1.1.3.2 De as van leugenaars in oorlog met Irak

Doodzwijgen en diskrediteren van de proteststem

De eigen publieke opinie beïnvloeden is een onderdeel van de strategie. Daarbij hoort o.a. het via de media minoriseren, het in diskrediet brengen en intimideren van kritische geluiden. ((M10: wie twijfelt is een verrader)). Of het verzwijgen. En we hoeven niet alleen de Amerikaanse pers met de vinger te wijzen. Een merkwaardige illustratie van bewust verzwijgen hadden we m.b.t. de eerste oorlog tegen Irak ook al gezien, maar dan in media veel dichter bij huis dan de Amerikaanse: de Duitse. Als namelijk in 1991 die oorlog voor de deur stond, legden de Duitse media er nog straffer het blok op dan hun Amerikaanse collega’s. Het volgende speelde zich af: Horst-Eberhard Richter trok met een vredesoproep van 450 Duitse academici in de hand naar Washington om er met politici te praten. De oproep werd zowaar integraal gepubliceerd door de Washington Post. Op datzelfde moment stelde Andreas Büro van de vredesbeweging datzelfde appel in Bonn voor op een druk bijgewoonde persconferentie. Maar geen enkele krant durfde er gewag van maken om de Amerikanen niet voor het hoofd te stoten!17

17 IPPNWforum 80 / 03

Page 23: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

Maar nu terug naar 2002, in de VS. Als in oktober vorig jaar de protestbeweging tegen de nakende oorlog overal in de hele VS op gang kwam, verkozen de grote nieuwsmedia netjes mee in de pas te lopen met ‘de officiële versie’. Op 14 oktober 2002 kondigde bijvoorbeeld Reuters aan dat ‘de protesten in de VS een langzame start kenden’ – terwijl op datzelfde moment tienduizenden op ontelbare verschillende plaatsen een waaier van acties ontplooiden, en de vredesbeweging paginagrote protestadvertenties in de grote kranten opkochten! Ondertussen vonden enkele zogeheten progressieven het daarenboven nodig om te waarschuwen voor ‘een plaag van vredeswarhoofden en een maoïstische machtsgreep binnen de vredesbeweging’. Opiniemaker Marc Cooper kloeg in de LA Times zelfs aan dat de vredesidee was gegijzeld door een klubje gauchisten die niet in staat waren een kritische lijn te trekken tussen de oorlogsargumenten van de regering en het brutale dictatorschap van Saddam Hoessein. Todd Gitlin (van ‘Mother Jones’ – een kritisch tweewekelijks magazine van onderzoeksjournalisten) jammerde dat er geen ‘rationele antioorlogskrachten’ aanwezig waren die wèl een zinnig antwoord zouden kunnen geven op de blood-for-oil moloch van de regering.18 Zoals we weten is het echter snel tot een sedert Vietnam niet meer geziene massale protestbeweging in de VS gekomen tegen de oorlog, hoezeer de massamedia ook de oorlogsklok van Bush lieten luiden, om te beginnen door het protest te minoriseren…

Propaganda professioneel

De VS proberen niet alleen thuis, maar wereldwijd de media te beïnvloeden. En dat doen ze bijzonder professioneel. In januari 2003 richtte het Witte Huis het Office of Global Communications (OGC) op om overal ‘de juiste boodschap’ te verspreiden. “Het OGC ‘werkt samen’ met buitenlandse nieuwskanalen om consequent dezelfde boodschap te verspreiden”, verklaarde het OGC-hoofd Tucker Eskew. Waar nodig – bv. Afghanistan ten tijde van de Amerikaanse aanval - gaat een team voorlichters ter plaatse om één idee te verspreiden, namelijk “dat de VS veiligheid en vrijheid voor iedereen nastreven, en vechten tegen tirannie en terreur”. ((principe M4: ons doel is nobel)). “We houden desinformatie van anderen tegen het licht en geven eerlijke, open en accurate informatie”.

Het nieuwe agentschap is in feite een afgezwakte versie van het Office of Strategic Influence dat het Pentagon in de steigers had staan. Dat orgaan moest – schrik niet - journalisten in het buitenland betalen om voor de VS gunstige verhalen te schrijven of journalisten in vijandige landen informatie geven die de regeringen zou ondermijnen. Na wereldwijde protesten toen die bedoeling bekend werd, kwam het Office dan onder de nieuwe naam OGC terecht onder de bevoegdheid van het Witte Huis zelf. Maar, zo pochte Rumsfeld in een onbewaakt ogenblik, de doelstellingen ervan zijn toch dezelfde gebleven19.

Een van de OGC-‘realisaties’ was de aan de Amerikaanse media ingelepelde en door hen kritiekloos volgehouden voorstelling als zou Saddam Hoessein in 1998 de VN-wapeninspecteurs het land uit gezet hebben. Een onwaarheid die de pers overal overnam, al die tijd lang. De werkelijkheid was inderdaad anders: de inspecteurs hadden toen namelijk op eigen initiatief het land verlaten na de aankondiging van

18 World War 3 Report 25 30/10/0219 IPPNWforum 80 / 03

Page 24: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

nakende VS-bombardementen, een aanval die overigens gemotiveerd werd op basis van gegevens die door bepaalde inspecteurs - tégen alle mogelijke VN-regels in - voor het Amerikaanse leger verzameld waren.

Verdraaiing en leugens

“Om de bevolking warm te maken voor een oorlog, lanceert de VS-regering onbeschaamd halve of hele onwaarheden en probeert die uit. Als ze doorgeprikt worden, zoeken ze iets anders. Als ze overeind blijven, bouwen ze ze uit”, zeg John MacArthur, Amerikaans journalist en ontdekker van de ‘couveuze-leugen’ (zie hoger). MacArthur haalt het voorbeeld aan van de aluminiumbuizen20: “In september 2002 beweerde de regering-Bush dat Irak die buizen had gekocht om opnieuw nucleaire wapens te maken. Het Witte Huis zei te steunen op een nieuw rapport van het Internationaal Atoomagentschap (IAEA). Alle media namen het verhaal over. Drie weken later doet een kleine krant, de Washington Times, het meest elementaire journalistieke werk. Ze belt het IAEA om uitleg. Dat ontkent. Er is geen nieuw rapport. Ondertussen had Bush op 10 oktober echter wel van het Congres een mandaat gekregen om oorlog te voeren. En een fout rechtzetten heeft nooit zoveel effect als de propaganda zelf”. ((M6: de vijand gebruikt niet-toegelaten wapens))

Ander voorbeeld: op de persagentschappen wemelde het wekenlang van de berichten over wat Saddam Hoessein ‘volgens functionarissen’ van plan was bij een Amerikaanse invasie. Hij zal olieputten in brand steken en waterreservoirs vergiftigen. Iraakse soldaten verkleed als GI's zullen wreedheden begaan en de schuld in VS-schoenen schuiven. De informatie komt onveranderlijk uit achtergrondbriefings van het Pentagon, gebaseerd op informatie van veiligheidsdiensten ‘waarover men om veiligheidsredenen nooit in detail kan gaan’. In de Amerikaanse media vindt het Witte Huis een objectieve bondgenoot. Het deken van conformisme dat na 11 september over hun medialandschap viel, ligt er nog grotendeels. “En het Witte Huis weet ook dat ze in hun concurrentiestrijd staan te springen om een scoop”, aldus MacArthur. ((M2, M5: vijand is schuldig en wreedaardig))

Leugens over de massavernietigingswapens

((opnieuw principe M2: de schuldige is de vijand; en M6: zij gebruiken niet-toegelaten wapens)) “Er bestond in deze regering een neiging om zich ten opzichte van Saddam het ergst mogelijke voor te stellen”, verklaarde een hoge afgezwaaide VS-militair aan Time. “Men was geneigd informatie op een zeer bepaalde manier te interpreteren, om daarmee een diepgewortelde overtuiging te steunen”. Een medewerker van de inlichtingendienst beschuldigt minister van Defensie Donald Rumsfeld er in Time van, de feiten vervormd te hebben. “Rumsfeld vervormde op diepgaande, haast pathologische wijze de informatie over Irak”. De Britse kranten waren niet milder voor de regering. The Independent on Sunday zette de uitspraken van de voornaamste

20 De Standaard 11/03/03

Page 25: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

protagonisten op een rij21 : ((maar ondertussen maken diezelfde media die al die tijd gretig in de leugens trapten zich blijkbaar weinig zorgen over hun vergissing: met onderzoekscommissies naar de politieke schuldigen zowel in de VS als in het UK over de manipulatie, hebben ze nieuwe stof om de kolommen te vullen…))

GEORGE BUSH 30 januari 2002: State of the Union “Het Iraakse regime heeft meer dan tien jaar lang een complot gesmeed om antrax, zenuwgas en nucleaire wapens te ontwikkelen. ... Dit is een regime dat iets te verbergen heeft voor de beschaafde wereld. Zulke staten vormen samen met hun terroristische bondgenoten een as van het Kwaad die de wereldvrede bedreigt”. ((demonisering))27 februari 2003: speech American Enterprise Institute, Washington “In Irak zit er een dictator die wapens ontwikkelt en verbergt, waarmee hij het Midden-Oosten zou kunnen domineren en de beschaafde wereld zou kunnen intimideren. En daar zullen wij een stokje voor steken. ... Door op te treden tegen dit gevaar zullen wij een grote bijdrage leveren aan de veiligheid en stabiliteit van onze wereld op lange termijn.” ((principe M9: onze oorlog is heilig, redt de beschaving))18 maart 2003: toespraak tot het Amerikaanse volk “Onze en andere regeringen beschikken over informatie die er geen twijfel over laat bestaan dat het Iraakse regime nog altijd over de dodelijkste wapens beschikt en die verbergt.”24 april 2003: tv-interview “De sceptici zullen blijven, totdat de mensen inzien dat er inderdaad een programma voor massavernietigingswapens bestond.”3 mei 2003: persconferentie “Irak heeft tunnels, grotten, allerlei plekken. We zullen ze wel vinden, het is enkel een kwestie van tijd voor we erop uitkomen”.

PAUL WOLFOWITZAmerikaans onderminister van Defensie 28 oktober 2002 “Saddam Hoessein zal de verschrikkelijke wapens waarvoor hij zo hard geknokt heeft en zo'n hoge prijs voor heeft betaald, niet gemakkelijk uit handen geven.”2 december 2002 “De vastberadenheid van president Bush om indien nodig geweld te gebruiken, is noodzakelijk omwille van de bedreiging die uitgaat van de Iraakse massavernietigingswapens”.… maar in tijdschrift Vanity Fair, juli 2:“... wegens hoofdzakelijk administratieve redenen binnen de Amerikaanse regering, hebben we een aspect benadrukt waarover iedereen het eens kon worden. En daarom hebben we de massavernietigingswapens als hoofdreden opgevoerd”. ((een fameuze slip of the tongue – it’s the oil, stupid!))

TONY BLAIR24 september 2002: in het Lagerhuis “Het dossier is gebaseerd op het werk van het 'British Joint Intelligence Committee' (Britse inlichtingencomité) ... De conclusie luidt dat Irak chemische en biologische wapens heeft, dat Saddam die nog altijd produceert en dat hij actieve militaire

21 De Standaard 03/06/03

Page 26: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

plannen heeft om die chemische en biologische wapens te gebruiken. Hij kan de wapens binnen de 45 minuten inzetten”. 18 maart 2003: in het Lagerhuis “Er wordt nu van ons gevraagd dat wij, in tegenstelling tot wat de geschiedenis ons leert, in tegenstelling tot al onze informatie, geloven dat hij (Saddam Hoessein) unilateraal heeft besloten de wapens te vernietigen. Zo'n verzoek is duidelijk absurd”.25 maart 2003: op een persconferentie “Ik heb altijd aan iedereen gezegd dat ons doel niet een regimewissel is geweest, maar wel de uitschakeling van massavernietigingswapens.”30 mei 2003: in Warschau “We zijn nog maar pas alle mogelijke plekken beginnen onderzoeken. ... Nu Saddam weg is, is dat onze meest dringende prioriteit. ... Saddams verleden van massavernietigingswapens is niet zomaar iets wat de Britse veiligheidsdiensten hebben bedacht”.

DONALD RUMSFELDAmerikaans minister van Defensie 30 maart 2003: tv-interview “We weten waar ze (de wapens) zijn. Ze zijn in het gebied rond Tikrit en Bagdad, en ook in het oosten, westen, zuiden en noorden zo ongeveer.”17 april 2003: op een persconferentie “Persoonlijk denk ik niet dat we iets zullen vinden. Ik denk dat we mensen zullen vinden die ons kunnen vertellen waar ze zijn. Het is geen schattenjacht, waar je lukraak begint rond te lopen en overal zoekt, en hoopt dat je dan wat zal vinden. ... De wapeninspecteurs hebben niets gevonden, en ik betwijfel of wij dat zullen doen”.27 mei 2003: speech voor de Council on Foreign Relation “Het is goed mogelijk dat ze de tijd niet hebben gehad om de dammen op te blazen, of om chemische wapens te gebruiken. Het is ook mogelijk dat ze besloten ze voor het conflict te vernietigen. Ik weet het niet. ... We weten wel dat ze de gewoonte hebben dingen te begraven”.29 mei 2003: in een radio-interview “Ik kan u verzekeren dat deze oorlog niet gevoerd is onder een vals voorwendsel. Wij geloofden toen en we geloven nog altijd dat de Irakezen chemische en biologische wapens hadden en ook nu nog hebben. En dat zij een nucleair wapenprogramma, maar geen nucleaire wapens hadden. ... Ik geloof persoonlijk dat we ze wel zullen vinden”.

GENERAAL TOMMY FRANKSAmerikaans bevelhebber oorlog tegen Irak 22 maart 2003: persconferentie na begin invasie “Er bestaat geen enkele twijfel dat het regime van Saddam Hoessein over massavernietigingswapens beschikt. En als deze operatie verdergaat, zullen we die wapens vinden, samen met de mensen die ze geproduceerd en opgeslagen hebben. Daarover bestaat uiteraard niet de minste twijfel. Dat zal in de toekomst gebeuren”.

GEOFF HOONBrits minister van Defensie 22 januari 2003: in het Lagerhuis “Massavernietigingswapens zijn sinds de jaren tachtig een centrale steunpilaar geweest van Saddams dictatuur. ... Irak werd hieraan 12 jaar geleden schuldig bevonden. Toch hebben ze verder gewerkt aan hun massavernietigingswapens, en

Page 27: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

altijd maar opnieuw leugens verspreid.”7 april 2003: in het Britse Lagerhuis “We weten al een tijdje dat het regime een groot deel van de meest in het oog springende massavernietigingswapens heeft weggehaald. Het regime heeft geprobeerd ze in uithoeken van het land te verbergen en inzetbaar te houden. Ik heb niet de minste twijfel dat die massavernietigingswapens zullen opduiken”.14 mei 2003: in commissie Defensie Lagerhuis “Vanaf het moment dat de wapeninspecteurs in Irak aankwamen, wisten we dat Irak een hardnekkig beleid voerde om de wapens verborgen te houden, om materiaal in het hele land te verstoppen. Het zal onvermijdelijk tijd vragen om dat materiaal te vinden in een land met de afmetingen van Frankrijk. Maar ik ben ervan overtuigd dat we zullen slagen”.

JACK STRAWBrits minister van buitenlandse zaken 14 september 2002: in de VN-Algemene Vergadering “Samen met de dreiging van staten in chaos en van het terrorisme, vormt de proliferatie van massavernietigingswapens op dit moment de grootste bedreiging van de globale veiligheid. ... Geen enkel ander land heeft elk land ter wereld zo systematisch en cynisch bedrogen als Irak.”2 april 2003: speech op een lunch van de Newspaper Society “De omverwerping van Saddam Hoesseins regime is noodzakelijk om de dreiging uit te roeien die van zijn programma's voor de ontwikkeling van massavernietigingswapens uitgaat.”14 mei 2003: op BBC “Ik hoop dat echte ontdekkingen voor verder bewijsmateriaal zullen zorgen. ... Het (Iraaks illegaal wapenarsenaal) bestond vast en zeker. Daar bestaat niet de minste twijfel over, en het rapport-Blix suggereert dat het nog altijd bestaat. (Op de vraag hoe belangrijk een nieuwe vondst van wapens is:) Dat is niet van cruciaal belang”.

Deze samenvatting dateert van begin juni 2003. Ondertussen weten we hoezeer Blair en zijn perschef Alastair Campbell enkele maanden later (einde augustus) politiek wankelden door de dood van ambtenaar en wapenexpert David Kelly en wat daarop volgde. Diens zelfmoord had immers precies te maken met de (zoals later bleek) absurde bewering door de Britse regering dat Irak binnen de 45 minuten massavernietigingswapens kon afvuren. Die ‘bewering’ was een – tegen de wil van de eigen inlichtingendienst in - sterk aangedikt onderdeel van het ‘bewijsmateriaal’ dat de oorlog rechtvaardigde. Kelly werd aangeduid als het lek naar de BBC, waardoor deze manipulatie van de feiten naar buiten werd gebracht. Een bewijs te meer van de belangrijke rol die de media in een oorlog spelen.

Niet elke politicus heeft het even gemakkelijk om te liegen. Als minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell begin juni 2003 het eerste ontwerp voor zijn speech voor de VN in handen kreeg, dat geschreven was door de stafchef van vice-president Cheney, was hij naar verluidt zo woedend over de zwakheid van de ‘bewijsvoering’, dat hij de papieren de lucht ingooide: “Ik lees dat soort bull shit niet”22.

Einde 2003 lanceerde de Amerikaanse alternatieve media-actiebeweging MoveOn een massale e-mailcampagne gericht tot het Congres, waarin opgeroepen wordt tot een onderzoekscommissie naar de manipulatie en de verdraaiing van de ‘bewijzen’,

22 US News en World Report 06/09/03, geciteerd door MoveOn

Page 28: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

die het land in een oorlog hebben gestort. Na amper drie weken hadden reeds bijna 200.000 Amerikanen een mail verstuurd. Ondertussen is de commissie een feit.

Tijdens de oorlog: heroïsering

Het gekende verhaal van Jessica Lynch kan model staan voor oorlogspropaganda via heroïsering. De met spectaculaire beelden wereldwijd gecoverde reddingsoperatie van de krijgsgevangen soldaat Jessica Lynch uit een Iraaks ziekenhuis blijkt grotendeels in scène te zijn gezet door speciale Amerikaanse eenheden. Ook haar voorafgaande gevangenneming was stof voor fantasten. “Ze vocht tot de dood”, citeerde de gedegen Washington Post een anonieme functionaris. “Ze wou niet levend gevangen worden.” Volgens die bron kwam het konvooi van Lynch in een hinderlaag terecht, schoot ze haar wapen leeg op de Iraakse aanvallers en werd ze pas gevangen genomen nadat ze meerdere schot- en steekwonden had opgelopen. Daarna zou ze in het ziekenhuis van Nasiriya zijn gefolterd. Toen de Britse BBC meldde dat de bevrijding van Lynch helemaal geen heldhaftige operatie was maar dat het om een misplaatste publiciteitsstunt ging, kreeg de omroep aanvankelijk een golf van kritiek in de rechtse media in de VS. Pas na geruime tijd heeft het Pentagon voorzichtig toegegeven dat de heldhaftige overval op het Nasirija hospitaal “wellicht niet nodig was geweest”. Nadien brachten interviews met het personeel van het ziekenhuis de belachelijke waarheid aan het licht. De Amerikaanse commando´s hadden zelfs geweigerd van de artsen een sleutel aan te pakken van de afdeling waar soldaat Lynch lag. In plaats daarvan beukten ze met veel geweld deuren in en werden losse flodders afgevuurd. Van Iraakse soldaten was geen spoor te bekennen. En een Iraakse arts had vooraf Lynch zelfs – met gevaar voor eigen leven – met een ambulance proberen terugbrengen naar de Amerikanen; zonder succes. En Lynch zelf? Die was gewoon gewond geraakt toen de terreinwagen die ze bestuurde te midden van de hinderlaag op een ander Amerikaanse legervoertuig botste. Haar wapen schoot ze niet leeg, want het weigerde dienst. Ze vertoonde na haar bevrijding schot- noch steekwonden. Haar broodje is intussen gebakken: ze krijgt een voorschot van 1 miljoen $ voor het schrijven van haar memoires. Want Lynch is een echte held geworden, compleet met drie militaire onderscheidingen, een Jessica-CD en een Jessica-T-shirt. Heldenverhalen, dat is waar de Amerikaanse bevolking om vraagt – ook als ze beseft dat het niet echt is, en dit vormt dan ook een dankbare ingangspoort voor oorlogspropaganda.

Propaganda gericht op de bezette bevolking

Begin april 2003 spraken George Bush en Tony Blair hun gezamenlijke boodschap in voor de lancering van TV Towards Freedom, gericht op de Iraakse bevolking. Blair: “Onze strijdkrachten zijn jullie vrienden en bevrijders, niet jullie bezetters. We zullen niet langer blijven dan nodig is. En Bush: “De nachtmerrie van Saddam Hoessein voor jullie natie is bijna voorbij. Jullie zijn een goed en begaafd volk, de erfgenamen van een grote beschaving die de hele mensheid ten goede is gekomen. Jullie verdienen beter dan tirannie en corruptie en martelkamers. Jullie verdienen te leven als een vrij volk”. De tv-uurtjes worden doorgestuurd op de frequentie van de Iraakse staatszender via omgebouwde Amerikaanse C-130-vliegtuigen. Er waren al radio-uitzendingen sinds 20 maart, waarvoor de Iraki’s in pamfletten waren ingelicht over

Page 29: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

uur en frequenties.

1.1.3.3 Oorlogspropaganda: andere illustraties

Zelfs de sportverslaggeving blijft niet buiten de oorlogspropaganda: de Amerikaanse voetbalnederlaag op het WK was een welgekomen hoofdstukje in de propaganda in Noord-Korea. Beide landen lusten elkaar rauw. De Verenigde Staten kozen in 1950 immers partij voor Zuid-Korea tegen het communistisch regime in Pyongyang toen Noord-Koreaanse troepen de grens overschreden en een conflict ontketenden waarbij zowat drie miljoen doden vielen en de splitsing van het Koreaanse schiereiland een feit werd. Sinds de wapenstilstand in juli 1953 werd geen enkel vredesverdrag getekend en 40.000 Amerikaanse militairen, geallieerden van het Zuid-Koreaanse leger, zijn momenteel nog altijd in Zuid-Korea gestationeerd. Over nu naar het WK 2002. 21/06/2002: de officiële Noord-Koreaanse televisie toonde het publiek, als cadeau voor de 52ste verjaardag van het begin van de Koreaanse oorlog (1950-53), beelden van de Amerikaanse nederlaag tegen Duitsland in de kwartfinales van het wereldkampioenschap voetbal in Japan en Zuid-Korea. “De 55 minuten durende uitzending werd zorgvuldig gecensureerd zodat geen enkele Amerikaanse vlag te zien was. De geluidsband werd gewist en vervangen door zeer kritische commentaar aan het adres van de Amerikanen”, verklaarde het Zuid-Koreaanse Ministerie van de Hereniging in Seoel. ((principe M8: de kunstenaars en intellectuelen kan je uitbreiden met propaganda via sport))

Irak, eerste Golfoorlog: Peter Arnett van CNN ontdekt dat de Amerikanen, in tegenstelling tot de beweringen, wél burgerinstallaties bombarderen: een fabriek van melkpoeder. Hij heeft het met eigen ogen kunnen vaststellen. Als hij dat uitzendt, blijft het Pentagon beweren dat de Iraakse regering hem misleid heeft. De hele oorlog lang maakten ze er een welles-nietes-zaak van en moest hij zich blijven verdedigen.

Venezuela, april 2002: bij incidenten met schietpartijen starten de media onmiddellijk met een diaboliserende campagne tegen de president ((demonisering)): de dolle schutters zouden uit zijn privé militie komen, en met de afzetting van Chavez zal ‘de dictator’ vervangen worden door een ‘terugkeer van de democratie’ - het woord staatsgreep kregen ze niet over de lippen. Ze hebben het over de te herwinnen persvrijheid, terwijl deze nota bene nooit zo groot geweest is als onder Chavez’ bewind. Als de dagen daarna honderdduizenden inwoners op straat komen om zijn terugkeer te eisen (en daar ook in slagen), zwijgen de media als vermoord. De media hadden een belangrijke rol in de staatsgreep gespeeld door desinformatie en manipulatie. Ze kregen nadien dan ook felicitaties van een van de putchisten, Salas23. Het is niet verboden de parallel te trekken met de gebeurtenissen in het Chili van Allende.

Antwerpen, 2002, nog een voorbeeld van demonisering in een gemediatiseerd conflict: door de gigantische media-aandacht maken de media zélf Abou Jajah ‘groot’. Een katalysatoreffect. De publieke opinie is opgehitst en de politici ‘kunnen niet anders’ dan er op inspelen. Een deels gelijkaardig proces vindt plaats telkens wanneer de media inzoomen op gewelddadige ontsporingen tijdens betogingen van de andersglobalisten. Nochtans is het een bijzonder kleine kern hooligans die daarvoor verantwoordelijk is, terwijl

23 Vrede, sept/okt 2002

Page 30: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

elders in de stad tijdens diezelfde dagen tienduizenden andersglobalisten perfect geweldloos manifesteren. Het beeld dat de pers ophangt blijft echter bij de mensen hangen. Dat is niet alleen jammer voor de échte andersglobalisten, want zo gaat de aandacht voor de ware inzet van de manifestaties verloren. Het werkt ook averechts: de hard kern herrieschoppers kickt net op de media-aandacht, leeft ervan, net als het hooliganisme in en rond de voetbalstadions.

Egypte (en omstreken), einde 2002: media brengen ook soaps. De grootste media-rel in de geschiedenis van de Arabische wereld wordt veroorzaakt door de 41-delige Egyptische televisieserie ,,Ridder zonder Paard.'' In dit historische epos over het verzet tegen de Britse koloniale overheersing, ontdekt de Egyptische held een naar Kaïro gesmokkelde kopie van de zogeheten Protocollen van de Wijzen van Zion. In die notulen van een geheime bijeenkomst van rabbijnen aan het begin van de 20ste eeuw leest hij het joodse/zionistische stappenplan om de wereld te overheersen. En dan gaat de held een lichtje op: de werkelijke strijd is niet tegen de Britse overheersing. In het alomvattende zionistische wereldcomplot is de Britse bezetter slechts een pion die de aandacht van het grote en superieure Egypte moet afleiden van wat intussen plaatsheeft, namelijk de stichting van Israël. Liefst twintig kanalen uit de hele Arabische wereld hadden ,,Ridder Zonder Paard'' aangeschaft. Maar een vijftal zenders zag van uitzending af toen duidelijk werd welke verontwaardiging de serie in het machtige Amerika teweegbracht. De Protocollen van de Wijzen van Zion is namelijk geen historisch document. Het is een vervalsing, in 1903 in elkaar gezet en verspreid door de Russische politie van de tsaar om een nieuwe ronde moordpartijen tegen de joodse bevolking te rechtvaardigen. Twee decennia later gebruikten de nazi's opnieuw de Protocollen om de Duitse bevolking ervan te overtuigen dat er een joods wereldcomplot was, waarvoor slechts één 'eindoplossing' was: de gaskamer. En dus kwamen Israël en joodse en andere organisaties in Amerika tegen de serie in het geweer. Egypte ontvangt twee miljard dollar militaire en economische hulp van de VS, als beloning voor de vrede met Israël. Die hulp moest maar eens afgeschaft worden, bepleitte de Washington Post. Israël zegt de serie te beschouwen als een schending van de vredesakkoorden met Egypte.

Het Palestijns conflict, 2002. In Israël is de oorlogspropaganda van de regering er in geslaagd Arafat vakkundig te isoleren door een jarenlange systematische politiek van demonisering, dit in samenwerking met de meeste media. Dit mag het grootste succes genoemd worden van de propagandamachine van het Israëlische leger. Simplificaties, verdraaiingen en regelrechte leugens vormden het recept. Een voorbeeld daterend uit de beginfase van deze strategie uit het tijdschrift Express (13/12/01): “Arafat heeft zelf de linkerzijde (het vredeskamp – nvdr) in Israël de pas afgesneden door het recht op terugkeer te eisen van de Palestijnse vluchtelingen”. De waarheid was dat hij niet meer dan de erkenning van dat recht eiste, en daarbij bleef openstaan over de concrete toepassing van dat recht: hij zei zelf dat daarbij rekening moest worden gehouden met de demografie van het huidige Israël. Het is dus enkel de karikaturisering door media zoals Express, die het links in Israël moeilijk maakt(e).24 ((Demonisering, personifiëring)).

Israël, juli 2003. Ook naar buitenlandse pers toe gaat Israël er zonder veel plichtplegingen met de grove borstel door. Een voorbeeld. Een BBC-documentaire die Israël ervan beschuldigt geheime arsenalen kernwapens en chemische wapens

24 Union Pacifiste, Février 2003

Page 31: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

op te bouwen, wordt door het hoofd van de persdienst van de Israëlische regering Daniel Seaman vergeleken met de antisemitische berichtgeving van de nazi-krant Der Stürmer. Seaman zei dat de tv-documentaire bewijst dat de Britse omroep Israëls recht van bestaan betwist. Israël wordt er in het programma ook van beschuldigd in februari 2001 een onbekend gas te hebben gebruikt tegen Palestijnen in de Gazastrook, waardoor 180 mensen met zware stuiptrekkingen in het ziekenhuis moesten worden opgenomen. Israël heeft het gebruik van gifgas destijds ontkend. De krant Jerusalem Post schreef dat de persdienst strafmaatregelen tegen de BBC overweegt, maar Seaman wilde nog niet zeggen welke dat zouden zijn. Volgens de Londense Times zal Israël weigeren nog officiële vertegenwoordigers interviews te laten geven aan de BBC. Bovendien zouden BBC-medewerkers moeilijk nog visa en

perskaarten krijgen. Het was niet de eerste keer dat Israël zich kwaad maakte op de BBC. Ook een BBC-reportage over de rol van Sharon bij de bloedbaden in de vluchtelingenkampen Sabra en Chatilla zorgde voor ruzie. “De BBC trekt altijd Israëls integriteit in twijfel”, zei Seaman. “Zij voert Israël altijd op in een demonische context, niet als een democratie die vecht voor haar overleven.''

VS. Na 11 september, de dag van de aanslagen in de VS, zonden alle TV-stations in de VS beelden uit van juichende Palestijnse vrouwen. Het beeld suggereerde feestvreugde over de Amerikaanse slachtoffers. Onderzoeksjournalistiek heeft nadien uitgewezen dat mensen van een camerateam de vrouwen en kinderen met snoep gelokt hadden en hen gevraagd hadden te juichen. Zonder er bij te vertellen waar dat juichen om te doen was.25

VS. Begin 2003 vaardigde CNN een nieuwe richtlijn voor toestemming tot uitzending uit. Alle verslaggevers die een bijdrage voorbereiden, moeten hun tekst vooraf voor toestemming voorleggen. Die laatste komt er alleen maar als de tekst door een daartoe bevoegd manager gewikt en gewogen werd, gekopieerd en goedgekeurd is. Bij actualisering van de bijdrage moet dezelfde weg doorlopen worden. Robert Fisk is daarover verontwaardigd26: alsof die CNN correspondenten in Koeweit, Bagdad , Jeruzalem of Ramallah de toestand en de achtergronden vanuit hun lokale kennis niet veel beter kunnen inschatten dan de officiële managers in Atlanta! Schoolvoorbeeld van hoe het daardoor verkeerd loopt was de geschorste uitzendingen over de beschieting door het Israëlisch leger van Palestijnse ambulances, iets wat door de lokale verslaggevers met eigen ogen was vastgesteld. De reden voor de schorsing was dat de andere partij, het Israëlisch leger, niet ook aan het woord kwam; nochtans hadden die een interview daarover aan CNN 25 Joshua Meyrowitz, Der Mythos des ‘good guy’ – die Rolle der US-Medien, in IPPNWforum 80 / 0326 IPPNWForum/80/03

Page 32: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

geweigerd. Pas na drie dagen mocht het bericht toch op antenne gaan, maar dan met een (valse) verklaring van de Israëlische regering, dat de ambulance in kruisvuur terechtgekomen was…

Page 33: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

1.2 Waarom desinformeren de media?

1.2.1 Inleiding

Welke verklaringen zijn er voor de gekleurde of foutieve berichtgeving als het over oorlog gaat? Waarom leveren media een gewillig oor én stem aan de oorlogspropaganda? Verschillende redenen of verklaringen kunnen aangehaald worden. Media hebben een eigen ideologie, een commerciële strategie naar het publiek toe, en hebben rekening te houden met belangen van adverteerders en eigenaars. Tenslotte heeft het mediagebeuren in tijden van globalisering zijn eigen wetmatigheden. Dit alles leidt tot zelfcensuur, verdraaiingen, fouten, tot en met een bewuste verkrachting van de waarheid.

Wie is de eigenaar en wat vindt hij? Wiens brood men eet… Het meest frappante voorbeeld is Rupert Murdoch. Hij bezit 175 kranten wereldwijd, waarvan de hoofdredacteurs allemaal zijn mening over de oorlog tegen Irak delen, zoals bleek uit onderzoek. Allen verdedigden de oorlogspolitiek van Bush en Blair, het kan geen toeval zijn. Wat is dan Murdoch’s motivatie? Je zou het ideologie kunnen noemen, meer bepaald platte kapitalistische ideologie. In een interview in The Bulletin windt hij er geen doekjes om: het gaat om de olie. Saddam afzetten zal leiden tot goedkopere olie. “Het beste dat hieruit zou voortvloeien voor de wereldeconomie, zou 20 $ per vat olie zijn. Dat is beter dan eender welke belastingverlaging in eender welk land”. In een ander interview voorspelt Murdoch een periode van economische bloei na de oorlog, want de hele wereld zal profiteren van goedkopere olie.27 Bij Murdoch speelt in dit geval allicht niet het puur commerciële motief als mediamagnaat, want bijvoorbeeld in Australië en in het UK gingen zijn (invloedrijke) kranten regelrecht in tegen de publieke opinie die tegen de oorlog gekant was, zeker indien deze niet van onverdeelde internationale steun zou genieten. Een kwestie dus van de publieke opinie opvoeden… Een mooie illustratie van hoe het kapitalisme de media nodig heeft en gebruikt om de heersende burgerlijke ideologie in stand te houden.

Een ander verschijnsel zagen we in de VS zodra de oorlog begonnen was. De kranten koesterden duidelijk angst om in te gaan tegen de op dat moment opgeborrelde reusachtige golf van patriottisme: ‘nu geen twijfels meer over nut of onnut van een oorlog, allen eendrachtig achter onze moedige soldaten!’. Mediaspecialisten van Harvard beschouwen dat patriottisme als een probleem in de Amerikaanse publieke opinie. Kritiek is tijdens oorlog ondenkbaar, “media die het toch proberen, zullen rekening moeten houden met intimidatie door hun publiek”.28

Geen patriottisme of ideologie vanuit de hoofdredacties, maar eerder commerciële overwegingen.In dat plaatje past ook het meeheulen door de media overal ter wereld, met het beeld dat al in de publieke opinie is ontstaan. Zoals Milosevic was ook Saddam gaandeweg door oorlogspropaganda vanwege de overheid rijp gemaakt om als baarlijke duivel,

27 De Standaard 18/02/0328 De Standaard 21/03/03

Page 34: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

als nieuwe Hitler, te fungeren, tegen wie een oorlog sowieso gerechtvaardigd en noodzakelijk was. Ingaan tegen dat beeld kost lezers.

Nog een andere soort economische motivatie is geldig als het om het bepalen van een standpunt pro of contra oorlog gaat en over de concrete oorlogsverslaggeving. Hoe kan men verwachten dat bijvoorbeeld het supermachtige NBC onpartijdig is in haar oorlogsverslaggeving, als je weet dat General Electric, dat o.m. actief is in de oorlogsindustrie, er de eigenaar van is? Ook in Frankrijk is een groot deel van de media in handen van de wapenindustrie. Zo heeft Matra een grote voet in huis bij Hachette (o.a. Europe 1 en Canal 5); en Lagardère heeft zelfs een groot pakket aandelen van l’Humanité.29

Een volkomen andere beweegreden over wat de individuele journalist schrijft of uitzendt ligt in zijn persoonlijke situatie. In Groot-Brittannië kloeg de National Union of Journalists begin 2003 in een verklaring de pogingen aan om journalisten onder druk te zetten om verslaggeving over anti-oorlogsacties achterwege te laten. En dan leven wij in West-Europa nog in een regime van ‘vrije pers’… In andere landen kan het publiceren van artikels die het regime niet bevallen tot veel meer dan ‘druk’ aanleiding geven. Niet alleen gevangenisstraf of aanslagen staan dan op de agenda, maar ook andere geniepige middelen worden gebruikt. In Tadjikistan, zo meldt Reporters Zonder Grenzen, werden drie jonge TV-journalisten plots gedwongen dienst te nemen in het leger. Klaarblijkelijk als straf voor een uitzending vier dagen tevoren, over nota bene de gedwongen en onwettige inlijvingen van jongeren in het leger, tegen alle rechten van vrijstelling in. Het hoofd van het TV-station kreeg vanwege legeroversten doodsbedreigingen.30 In 1.5 gaan we dieper in op de problemen van de individuele journalist.

Tenslotte is er de afhankelijkheid van overheidsinformatie in oorlogssituaties, gekoppeld aan de wetmatigheid dat het nieuws ‘hot’ moet zijn. Deze vorm van ‘gewilligheid’ leidt tot foutieve want niet gecontroleerde berichtgeving.

1.2.2 Voorbeelden

Voorbeelden van hoe al die motivaties en beweegredenen tot al dan niet bewust begane fouten in de media leiden, werden al in bovenstaande delen gegeven – vooral Kosovo en Irak.Hieronder enkele voorbeelden van het laatste hierboven aangegeven fenomeen: de afhankelijkheid van overheidsinformatie, gekoppeld aan te snelle publicatie zonder controle .31

“Aangekomen met een immens militair konvooi in Basra ontmoette ik een stroom jongelui in Iraakse uniformen, die Amerikaanse mariniers in hun voorbijstuivende tanks toejuichten. Amerikaanse en Britse troepen lijken nu zeker dat ze Basra, de op een na grootste stad van Irak, in handen hebben.'' Dat meldde de BBC-journalist David Willis vorige zaterdag (22/03/03). Alleen: Basra is nog altijd niet gevallen. (…)

29 Erik Demeester in ‘Het Verbond tussen media en kapitalisme’, in KENTERINGen, mei 200330 Peace News, Feb.2002, p.331 De Standaard 29-30/03/03 en 15/06/03

Page 35: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

Die allereerste Tomahawk-raketten op Bagdad, die het regime moesten ,,onthoofden'', hadden misschien niet Saddam Hoessein gedood. Maar dan toch andere topfiguren? Jawel, onder meer de vice-president Taha Yassin Ramadan, zo meldde de Amerikaanse televisiezender ABC op gezag van de CIA. Twee dagen later gaf Ramadan een persconferentie in Bagdad.(…)Dinsdagavond meldde de gedegen BBC, op gezag van Britse militaire inlichtingenofficieren ter plaatse, dat in Basra een volksopstand was uitgebroken tegen de Iraakse troepen. De volgende dag haalden de Britse kranten de vette koppen boven. Bloedige opstand in Basra, zo titelde de even gedegen Daily Telegraph. (De Standaard bleef voorzichtiger en schreef “Volksopstand tegen Saddam in Basra”, tussen aanhalingstekens.) Een verslaggever van Al-Jazeera die wél in Basra was, had intussen gemeld dat alles er rustig was. Britse politici, die Al-Jazeera niet echt vertrouwen, moesten schoorvoetend toegeven dat er alleen sprake was geweest van opstootjes, geen echte opstand.(…)70 tot 120 Iraakse tanks reden volgens Britse media Basra uit, richting zuiden. De colonne was gesignaleerd door een Britse radar en dat werd bevestigd door een onbemand Phoenix-verkenningsvliegtuig. De volgende dag was er twijfel. Hoon zei verbaasd te zijn over de berichten, want hij had in zijn laatste militaire briefing niets gehoord over een colonne. Nabij Basra stelden de Britten intussen vast dat de ‘colonne’ bestond uit drie Iraakse tanks, die alle meteen waren vernietigd. Britse officieren gaven de aanwezige journalisten de schuld, en die antwoordden dat ze hun informatie hadden gekregen van hogere Britse officieren.(…)De grootste fata morgana totnogtoe was de colonne van duizend voertuigen die, in het midden van een zandstorm, woensdagavond vanuit Bagdad optrok naar de Amerikaanse linies nabij Kerbala. Toen de zandstorm was gaan liggen, bleek de colonne spoorloos. Een foute blip in de radar door de zandstorm, zo luidt de veronderstelling. Die conclusie geldt voor de meeste foutieve berichten: doorgaans lijkt er geen sprake van propaganda, maar van stomme vergissingen die wereldwijd worden uitvergroot.(…)Mogelijk minder onschuldig is de uithaal van de Britse premier Tony Blair naar de Iraakse ‘schoften’ die twee gevangen Britse soldaten hadden geëxecuteerd. Een ‘daad van wreedheid die het voorstellingsvermogen te boven gaat’, zei Blair tijdens zijn persconferentie samen met president George Bush. “Als iemand nog meer bewijs nodig heeft van de verdorvenheid van het Iraakse regime, dan wordt die geleverd door deze gruweldaad.” De zus van één van de dode soldaten zei gisteren in de Daily Mirror dat het Britse leger niet geloofde in dat executieverhaal. “De kolonel van zijn kazerne zei dat hij in een hinderlaag was gevallen. De kolonel doet zijn best om het verhaal nu recht te zetten.” Blairs woordvoerder antwoordde dat er geen absolute zekerheid is over het lot van de twee, wel aanwijzingen voor hun executie. Aanwijzingen afkomstig van de lijken zoals ze werden getoond op Al-Jazeera.(…)

Het Nationaal Museum van Bagdad, de schatkamer van het oude Mesopotamië en het oudste geheugen van de mensheid, is niet leeggeroofd. Er zijn geen 170.000 stukken weg. Na twee maanden staat de teller op minder dan dertig. En ook die kunnen nog opduiken. De internationale archeologische wereld heeft zijn kruit verschoten in verontwaardiging. De wereldpers holde zichzelf voorbij. (…) Waarom

Page 36: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

bleef de wereld zo lang in de waan dat hier een ramp voor het geheugen van de mensheid had plaatsgevonden? Het museum leek in de dagen na de plundering wel een chaotische bazaar. Niemand leek te weten waar delen van de collectie zich bevonden. (…) Vooral onderzoeksdirecteur Donny George speelde een merkwaardige rol. George had onmiddellijk kunnen verhelderen dat de waardevolle collecties in veiligheid gebracht waren dankzij een evacuatieplan dat stamt uit de tijd van de Iraans-Iraakse oorlog. En dat duizenden stukken onaangeraakt waren in vijf goed beveiligde ruimtes in het museum. Hij liet dat na, ook toen hij in het British Museum kwam spreken. Daar zijn verklaringen voor te bedenken. Het plunderingsverhaal was de beste bescherming. In het wetteloze Bagdad was het veel veiliger om de waan op te houden dat alles geroofd was.

1.2.3 Wetmatigheden in de media: voorbeeld ’11 september’

In een moeilijk maar zeer lezenswaardig artikel in Samenleving en Politiek32

analyseert Jan Blommaert de berichtgeving over ’11 september’ vanuit het model van Foucault over de panoptische samenleving. We proberen een en ander samen te vatten.

In het panopticon wordt iedereen, afhankelijk van zijn plaats, gesurveilleerd (bekeken) door alle anderen of door sommige anderen. Dit betekent een vorm van bewaking, een instrument van wantrouwen, een kern van machtsuitoefening. De media zijn een instrument van onze blik op de wereld, waarvan we veronderstellen dat hij ons helpt correcte informatie te krijgen. We leven in de veronderstelling dat in onze vrije wereld de journalisten objectief en neutraal zijn, een vierde macht voor de burgers vormen. Het panoptisme is een deel geworden van onze inbeelding. De media vormen daarin het oog van de burgers, die ten onrechte ervan uitgaan dat het oog neutraal werkt. Maar panopticum houdt ook machtseffecten in. Kennis is nooit neutraal, de organisatie van de kennis genereert conformering en dus dominantie.

Het beeld dat de media over de hele wereld op en over 11 september brachten, illustreert dat verdrukkend machtseffect. Dat beeld bouwde voort op een reeds geschapen ‘nieuw vijandbeeld’, en het kent drie kenmerken: esthetisering & entertainment; constructie van een beperkte reeks motieven; transnationale verspreiding van telkens dezelfde beelden.

Vijandbeeld

Het vijandbeeld t.a.v. de moslimwereld bestond reeds. Zelfs na de bloedige bomaanslag in Oklahoma (1995) bezondigden editorialisten zoals Yves Desmet in De Morgen zich eraan om meteen richting moslimfundamentalisme te wijzen, cartoonist Zak deed ook zijn duit in het Zakje (Arabische jongen: “Pa, krijg ik vanavond de bomauto?”). Achteraf bleken de moslims er niets mee te maken te hebben. Het is al

32 Samenleving en Politiek, jg.9/2002, nr. 4, p.25-38

Page 37: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

sedert de val van de Muur, dat elke aanval tegen westerse symbolen direct de moslims in verdenking brengt: een nieuw dominant interpretatiekader. Moslims worden wereldwijd vereenzelvigd met gebaarde fundamentalisten, fanatisme, terreur, Jihad…Dat de (ook de zich ernstig noemende) media naar dit vijandbeeld teruggrijpen, druist in tegen de fundamentele regels van de journalistiek. De gevolgen kunnen immens zijn: zoals hoger reeds aangehaald, leidde de valse berichtgeving over de couveusemoorden tot de algemene aanvaarding van een oorlog, niet om de olie, maar om deze nieuwe Hitler, deze baarlijke duivel, te gaan bestrijden.

Esthetisering en entertainment

Het is een kenmerk van de huidige beeldcultuur dat ze geweld, lijden en vernieling op een uiterst geësthetiseerde wijze voorstelt. De brandende torens werden niet gewoon gefilmd of gefotografeerd, maar vanuit esthetisch uitgekozen hoeken en manieren die emoties, indrukken, gevoelens intensifiëren. Liefst kwam er telkens een persoonlijk verhaal of tintje om de hoek kijken, symbolisch in de beelden verwerkt en oneindig herhaald: treurende, depressieve politiemensen, brandweerlui die elkaar ondersteunen. Toppunt van symbolisme: de brandende torens met op de voorgrond het kruis van een kerk. De beelden brengen politieke interpretatie mee, houden een boodschap in, meestal zonder expliciete duiding. Neem als schoolvoorbeeld de naast elkaar gemonteerde beelden van BBC World met afwisselend de brandende torens en juichende Palestijnen. De kijker/lezer wordt door de steeds in dezelfde toonaard en tempo herhaalde beelden a.h.w. gebrainwashed. Beeldmontage is nooit neutraal, ze creëert samenhang, zin, betekenis. Dikwijls grepen beelden (of teksten, titels, speeches, uitspraken van politici) zelfs terug naar heldhaftige films/filmbeelden: ‘Apocalyps’, de brandweerlui die een vlag oprichten op het puin (= WO II, eiland Iwo Jima)… Esthetische beeldvorming, emotioneel appel en inlepelen van de (Amerikaanse) waarden gingen hand in hand.

Beperkte reeks motieven (beelden, thema’s)

Vrijwel alle door de auteur onderzochte media hadden onmiddellijk na de gebeurtenissen een beperkte interpretatieve ruimte waar ze 11 september in plaatsten. Dit kader werd wereldwijd ‘de versie van de feiten’. Zo ontstond er reeds in de eerste uren een vast patroon van schuldtoewijzing: bin Laden, Taliban, moslims in het algemeen, schurkenstaten, de Palestijnen. De verantwoordelijken voor dit patroon zijn de door de media geraadpleegde ‘terrorismedeskundigen’ van FBI en CIA. Die ook spoedig voor de ‘bewijzen’ zorgden. Alle neuzen in de hele wereldpers meteen in dezelfde richting. Andere dan de usual suspects werden niet vermeld als mogelijkheid, andere verklaringen dan een irrationele haat tegen ‘onze manier van leven, onze waarden, onze democratie’ kwamen in die eerste weken niet aan bod. Economische en/of geopolitieke dimensies, een falend wereldsysteem,… werden niet geopperd door de geraadpleegde deskundigen die de media van duiding mochten voorzien. Naast de bliksemsnelle schuldtoewijzing viel het systematisch Amerikaans slachtofferschap op. Louis Michel riep ons – in volle 11.11.11 - zelfs op om te storten voor de WTC-slachtoffers. We mochten vernemen hoe de brandweerhonden aan

Page 38: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

depressies leden door het zoeken in het puin. Amerikaanse slachtoffers en helden: de brandweerlui, vulden de pagina’s.

Een tweede snel aangebracht motief was ‘oorlog’. Bush sprak niet van een aanslag maar van een oorlogsdaad, en voor het eerst in haar geschiedenis riep de NATO op om artikel 5 te ondersteunen. De Amerikaanse reactie zou geen war for revenge against terrorists worden, maar een war against terrorism. In alle beelden over de oorlog kwamen de onzen naar voor als mooi, goed, efficiënt, de vijand als woest, fanatiek, low-tech, ongeorganiseerd, irrationeel. Laatste twee vaste motieven die opdoken: de eensgezinde wereldwijde reactie van wereldleiders, alliantievorming; en: de economische gevolgen, vooral voor de luchtvaart.Deze vaste reeks motieven vormden samen een beperkend kader voor interpretatie van de feiten, wereldwijd. De rollen van slachtoffer/held/schuldige lagen vast.

Transnationale verspreiding

Op en na 11 september verspreidde zich een enorme golf van uniforme beelden en ‘motieven’ met het hoger beschreven enge interpretatiekader over de westerse wereld en allerhande geallieerde elites daarbuiten. Inclusief de eraan gekoppelde associaties en emoties . Dit gold niet alleen tv, maar ook geschreven media. Dit deel van de wereld werd overspoeld door een Amerikaans scenario propvol patriottisme en culturele symboliek. Alle media deden mee. Het is nuttig dit Amerikaanse perspectief goed te beseffen.

Besluit

Uit de beschreven aspecten van de berichtgeving blijkt dat men moeilijk anders kan spreken dan van propaganda. De vrije media hebben zich als uniform, monovocaal en gedisciplineerd gemanifesteerd. Voor zover er aan analyse werd gedaan, ook bij ons, was dit binnen het aangereikte interpretatiekader. De vrije media waren na 11 september het slachtoffer van pravdaïsering. Net zoals dat al in de Golfoorlog (de eerste) het geval was geweest. ((en nadien voor een groot deel ook in 2003, in de Irak-oorlog)). De media vertolkten de stem van één machtssysteem, maar bleven een positief zelfbeeld hanteren: wij zijn democratisch, objectief, en propaganda en desinformatie komt van vijandelijke zenders zoals Al-Jazeera.

Dat leidt tot de kern van de zaak. De panoptische kwaliteit van onze media is een ideologie, wellicht een centrale ideologie in onze samenlevingen. We hebben de illusie van goede, evenwichtige informatie nodig als element in ons zelfbeeld als vrije, open, democratische samenlevingen en autonoom beslissende individuen. Wij kijken dankzij onze allesziende media. Maar precies in die misvatting liggen de mogelijkheden voor manipulatie en propaganda, wellicht nu krachtiger dan ooit. 11 september illustreerde dat informatie nooit meer als objectief mag gezien worden, ook niet als ze wordt geproduceerd door vrije media.

Onze eigen conclusie na deze samenvatting van het artikel over panoptica: heel deze brochure over media en geweld toont niets anders aan, bevestigt de conclusie, staat bol van de voorbeelden. Ook de ‘vrije onafhankelijke media’ moeten permanent gewantrouwd worden, of op zijn minst kritisch geëvalueerd, en dit artikel schenkt ons

Page 39: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

inzicht in enkele mechanismen die daarbij spelen: traditioneel vijandbeeld, esthetisering, verenging tot enkele vaste interpretatiekaders, en wereldwijde verspreiding van telkens dezelfde beelden/denkbeelden.

Page 40: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

1.3 Propaganda: andere media

1.3.1 Advertenties

De overheid gebruikt alle propagandamiddelen om haar (oorlogs/veiligheids)beleid bekend te maken en te verantwoorden, ook advertenties of betaalde uitzendingen. Bij ons kennen we bijvoorbeeld de TV-uitzendingen van Televox om ons leger in een gunstig daglicht te stellen. Niet alleen de overheid, ook andere belangstellenden maken van dit medium gebruik. Enkele voorbeelden.

Onder de naam Americans for Victory over Terrorism (AVOT) willen invloedrijke neoconservatieve figuren ‘groepen en individuen flink aanpakken die niet begrijpen waar het in deze oorlog om draait ‘. Hun motivering: uit opiniepeilingen blijkt weliswaar dat de ‘oorlog tegen de terreur’ in Afghanistan – en de mogelijke uitbreiding ervan naar de Filippijnen, Jemen en misschien ook (!) Irak – nog op ruime steun kan rekenen. Maar in het democratische kamp vragen sommigen zich openlijk af of de oorlog geen straatje zonder einde wordt. Ze hekelen ook dat de regering niet naar de mening van het Congres vraagt. Ex-president Jimmy Carter vindt de term ‘as van het kwaad’ (cfr. Bush in zijn State of the Union) ‘simplistisch en contraproductief’. AVOT publiceerde in de New York Times daarom een paginagrote advertentie met een oproep. De tekst klaagt professoren, columnisten en Congresleden aan ‘die door hun kritiek steun geven aan de vijand’, want: ‘AVOT wil diegenen die eerst Amerika de schuld van alles geven en onze fundamentele waarden niet verstaan en niet willen verdedigen, flink aanpakken’, aldus de advertentie. De Amerikaanse Raad van Alumni (ACTA) had eerder al een omstreden rapport gepubliceerd: ‘De verdediging van de beschaving - hoe onze universiteiten Amerika afvallig worden’. Daarin sommen ze 117 gevallen van anti-Amerikanisme op; met als conclusie dat ‘de universiteiten de zwakste schakel vormen in het Amerikaanse antwoord op 11 september’.33

Maar ook de tegenstanders van oorlog maken gebruik van advertenties. Bij ons in België enkel in gratis vorm in progressieve tijdschriften, of hoogst zelden betaald in de grote kranten, als met name de vakbonden zich voor de verandering eens achter de ordewoorden en de oproep tot een manifestatie kunnen scharen en met geld over de brug komen. In de VS ging het er met de Irak-oorlog anders aan toe34. De anti-oorlogsbeweging en ook individuen en groepen grepen naar dit middel uit frustratie omdat de kranten de anti-oorlogsacties en –gevoelens van de bevolking in de aanloop en bij het begin van de oorlog doodzwegen. Dus kochten ze zich toegang tot de media. Een greep uit vele voorbeelden, soms uit onverwachte bron…:‘Business Leaders for Sensible Priorities’ kocht een volledige pagina in de New-York Times voor een scherpe boodschap. Ze was kort en bondig: “Ze verkopen ons oorlog. Wij kopen niet.” Deze advertentie was ondertekend door 500 bedrijfsleiders, o.a. de stichter van Visa International Dee Hock, Bob Bernett van Cisco Systems, en de immobiliënkoning Douglas Durst. In een verklaring legde Gary Ferdman van de initiatiefnemende organisatie uit dat zij vinden dat dit een opdracht is voor de VN, en dat Bush met zijn unilateraal cowboygedrag gematigd links net de prikkels geeft om in actie te schieten.

33 IPS-bericht 14/03/2002, samengevat in Magazine voor Vredesactie 211, maart/april 2002, p. 834 World War 3 Report 57 30/10

Page 41: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

Andere opvallende advertenties tegen de oorlog werden geplaatst door de ‘Not in my Name’-campagne geleid door de maoïstisch georiënteerde Revolutionary Communist Party, door TomPain.com, door de vakbond van gezondheidsdiensten van New York, en door acteur Sean Penn. Maanden voor de oorlog was er reeds het ophefmakende initiatief geweest van de Southern California Democratic Party, die van 1000 mensen 12.000 $ bijeen had gekregen voor een paginagrote advertentie in de Los Angeles Times met de boodschap: “Wat zal oorlog met Irak bereiken? Een miljoen nieuwe terroristen”. De reactie daarop was zo overweldigend geweest, dat ze 38.000 $ konden inzamelen voor een nieuwe advertentie met 2000 ondertekenaars w.o. Jesse Jackson. Die leidde op haar beurt tot opnieuw 45.000 $ en duizenden nieuwe ondertekenaars.

Dit illustreert hoe ondanks of los van de het door de media zelf gehanteerde discours, toch andere stemmen aan bod kwamen. Maar het kost dan wel handenvol geld. Deze vorm van actievoeren en bewustmaken van de bevolking/de media-afnemers (en onrechtstreeks dus ook de politici) is bij ons onbekend maar daarom niet minder belangrijk. Zeker als , zoals in o.a. het laatste voorbeeld, dit gekoppeld wordt aan een online campagne (Americans against War With Irak) – die op een bepaald actiemoment 140.000 protesttelefoontjes naar het Congres opleverde.

1.3.2 Film, muziek, tekenaars,…

Als je het begrip media breed bekijkt, dan horen daar ook andere communicatievormen dan de pure nieuwsdragers bij. Ook kunstenaars brengen boodschappen over. ((principe M8: kunstenaars, intellectuelen inschakelen in de propaganda)). In dit item zullen we echter vooral het omgekeerde belichten: het proberen monddood maken van kritische stemmen vanuit de kunstwereld. Naast de hieronder behandelde kunstenaars/artiesten, zijn er uiteraard ook de schrijvers, de toneelspelers, enz. die kritiek uitoefenen en daarbij als rolmodel de publieke opinie een spiegel voorhouden. Misschien kan men hier zelfs heel sporadisch eminente sportlui mee in de lijst opnemen… Wegens plaatsgebrek beperken we ons in wat volgt tot drie kunsttakken.

1.3.2.1 De filmwereld

Films gaan heel dikwijls over geweld en oorlog. Ze brengen bijna altijd ook een (al dan niet expliciete) boodschap ten aanzien van hun onderwerp. Er is het heldhaftige oorlogsepos dat bijna altijd het echte oorlogsleed verdoezelt, er zijn de zwart-wit verhalen over de supergoede helden (de onzen) en de bloeddorstige slechten (de vijand), er zijn de aangrijpende anti-oorlogsfilms volgestouwd met de bloedbaden en het onrecht dat oorlog in werkelijkheid met zich brengt. Films kosten onvoorstelbaar veel geld, en commercieel succes is afhankelijk van de tijdsgeest. De kip en het ei: waar begint het? Vermoed/verhoopt commercieel succes maakt welbepaalde filmthema’s mogelijk en andere onmogelijk; omgekeerd wordt diegene die films bekijkt er ook door beïnvloed. Meteen is film een handig kanaal, een medium voor de overheid om aan verdoken oorlogspropaganda te doen.

Dat weet men al lang. Na de aanval op Pearl Harbor en de intrede van de VS in WO II besloot president Roosevelt tot de oprichting van een Bureau of Motion Pictures

Page 42: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

Affairs onder toezicht van het ministerie van Oorlog35. En de filmwereld in Hollywood installeerde op zijn beurt een Comité voor Oorlogsactiviteiten. Bedoeling was de inspanningen in de filmwereld te laten samenlopen met de oorlogspropaganda van de regering. Die laatste suggereerde de filmthema’s: waarom zijn we in oorlog, de verwerpelijke ideologie van de vijand, de verantwoordelijkheid van de burger… Dat resulteerde in een aantal superpatriottische melodrama’s die oorlog verheerlijkten. Zoals overal elders, vulde de oorlogsregering deze vorm van beïnvloeding ook nog aan met eigen oorlogsdocumentaires. Pas later (Vietnam) kwamen er kritische antioorlogsfilms.

Hebben films invloed pro of contra de oorlogsgezindheid? Bij velen ongetwijfeld wel. Maar volgens voormalig marinier Anthony Swofford kan het effect van notoire antioorlogsfilms ook net omgekeerd zijn36: “Films over bloedbaden en dood zijn de pornografie van de militair”, schrijft hij in zijn herinneringen aan de eerste Golfoorlog. “Ze aaien je penis en kietelen je ballen, ze maken je klaar voor je eerste grote neukpartij op het slagveld. We konden er niet genoeg van krijgen, we wilden ze opnieuw en opnieuw zien”. Jonge mariniers keken gretig naar bloedige antioorlogsfilms als rituele voorbereiding op hun vuurdoop. Een onthullende en ontgoochelende vaststelling. Niet iedereen reageert dus op dezelfde manier op de (bedoelde) antioorlogsbeelden.

Iets heel anders is de invloed die bewonderde megasterren uit de filmwereld zouden kunnen uitoefenen op de publieke opinie. Daar komen dikwijls echter weinig bewonderenswaardige beweegredenen hun duit in het zakje der sterren doen…Berlijn, begin februari 2003: Dustin Hoffman houdt op het Cinema for Peace gala een vlammende toespraak tegen de nakende oorlog. “De regering van mijn land misbruikt de internationale sympathie na 11 september om nu haar eigenbelang te dienen”. Hij volgt daarmee in de voetsporen van George Clooney, Richard Gere en vele andere vedetten die zich tegen een oorlog in Irak verzetten. Vrijwel ieder interview met een Amerikaan draait uit op een aanval op de regering-Bush. Onder filmjournalisten geldt zelfs de afspraak ‘Don’t mention the war’… want als je hen interviewt hebben ze het over niets anders meer. Sommige sterren verontschuldigen er zich voor, maar het moet hen van het hart. Maar dergelijke uitspraken zijn makkelijker in Europa, zegt George Clooney: “De sfeer in de VS is zo dom-patriottisch dat je werkelijk je carrière schaadt als je nog openlijk vragen stelt bij het regeringsbeleid.'' Clooney spreekt uit ervaring: sinds hij kort tevoren Bush had vergeleken met Tony Soprano (de maffioso uit de tv-reeks The Soprano's ), is hij het voorwerp van een regelrechte lastercampagne in conservatieve media, die Clooney een antipatriot noemen. Sean Penn is hetzelfde overkomen: “Ik laat me de mond niet snoeren, maar het is wel jammer dat er nu mensen wegblijven van mijn regiedebuut Confessions of a dangerous mind”. In elk geval: er zijn vedetten die hun mond durven opendoen.

Maar die mond gaat niet altijd even resoluut open. Neem de oscaruitreiking 2003.Toppunt van cynisme in de Amerikaanse filmwereld was de delicate planning van het Oscargala dat jaar. De 75ste editie was namelijk gepland op 23 maart, maar men vreesde dat het uitbreken van de oorlog in Irak roet in het eten zou gooien. Niet om humanitaire redenen: men was louter beducht voor tegenvallende kijkcijfers, en dat vertaalt zich in inkomsten. De tarieven voor de tv-advertenties gaan uit van een minimale kijkdichtheid. Ligt die hoger, dan stijgen ook de prijzen. En daar zat de knoop: er dreigde een commerciële ramp bij organisator-zender ABC, als tijdens de 35 Vrede, nr. 356, juli-augustus 2002, Hollywood en de oorlogsfilms, pag. 4736 De Standaard 26-27/04/03

Page 43: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

oscarceremonie miljoenen kijkers zouden wegzappen om bij CNN of andere concurrenten breaking news en zegebulletins van correspondenten ter plaatse te bekijken over een zopas uitgebroken oorlog. Het worst case scenario bij ABC ging ervan uit dat de zender zelf de oscarberichtgeving had moeten onderbreken om live naar Bagdad over te schakelen. Daarom hoopte ABC dat nog voor de oscaruitreiking met de oorlog begonnen zou worden. (Liefst enkele weken vooraf, als het even kon: want de grootste interesse voor een oorlog is er wanneer die pas is uitgebroken. Na een paar weken komt er gewenning en desinteresse).

Op de oscaruitreiking zelf (23/03/03) zaten velen onder de uitverkorenen uit de filmwereld krampachtig geklemd tussen hun politieke overtuiging en hun carrièrebelangen. Want tegen de regering-Bush en tegen de oorlog zijn is één ding, jezelf nationale banvloeken op de hals halen is een ander.37 Dus was het geen geschenk om dit jaar het oscarpodium te bestijgen om een oscar uit te delen of in ontvangst te nemen. Richard Gere of Dustin Hoffman, nog zo fel op het voorbije Stars for peace-gala in Berlijn (zie hoger): netjes hielden ze nu de politiek uit hun tekst. De Amerikaanse sterren aarzelen tussen geweten en carrièreplanning. Eén grote uitzondering: Michael Moore, oscarwinnaar beste documentaire (Bowling for Columbine, waarin hij de Amerikaanse wapenmanie hekelt). Moore riep de andere genomineerden mee op het podium: “Wij zijn non-fictiemakers maar we leven in een tijd waarin fictieve verkiezingsresultaten een fictieve president opleveren, die ons land ten oorlog stuurt om fictieve redenen. Shame on you meneer Bush, shame on you!'' Terwijl de aanzwellende muziek probeerde hem van het podium te spelen, voegde Moore eraan toe dat “wie zowel de paus als de Dixie Chicks (de verbannen country-groep, zie ‘muziekwereld’ hieronder) tegen heeft, zijn dagen geteld weet''. Enkelen juichten Moore toe, een grotere groep jouwde hem uit. Maar op de gezichten van de grootste sterren was verwarring te lezen, en schuine blikken op de camera's. Zo tot kleur bekennen gedwongen worden, hadden ze niet ingecalculeerd. Adrien Brody was bij zijn oscaruitreiking diplomatischer: “Door mijn rol in The pianist ben ik beter gaan begrijpen hoeveel verdriet en ontmenselijking een oorlog veroorzaakt. Dus of je nu in God of in Allah gelooft, laten we bidden voor een snelle en vredelievende oplossing. En mijn vriend Tommy Zarabinski uit Queens en zijn makkers: kom snel terug naar huis.'' Gevolgd door daverend applaus.

1.3.2.2 De muziekwereld

In de muziekwereld zagen we een parallel met wat zich in de filmwereld afspeelde. Chris Martin, de zanger van de Britse groep Coldplay had nog maar pas, tijdens de uitreiking van de Brit Awards, verklaard dat we allemaal zullen sterven als George Bush zijn zin doordrukt. Maar toen Coldplay in New York een grammy kreeg, zweeg Martin in alle talen over Irak. Bang om het muzikale succes in de VS te fnuiken met een anti-oorlogsboodschap? Nee: hij zweeg omdat CBS, het televisiestation dat de show uitzond, alle potentiële winnaars gewaarschuwd had dat wie de oorlog zou vermelden, uit de ether werd gehaald. Een maatregel die de drummer van Coldplay nadien omschreef als degoutant en fascistisch. De enige die de censuur een beetje doorbrak was Sheryl Crow, die ‘No war’ op haar gitaarriem droeg.

In Europa brachten muzikanten op diverse plaatsen het oorlogsprotest tot uiting (o.a. in ons eigen Gent), maar in de VS liggen de zaken heel anders. Beastie Boys bracht

37 Samengevat uit een artikel in De Standaard 25/03/03

Page 44: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

weliswaar ‘In a world gone mad’ uit als downloadtrack, als statement tegen een onterechte oorlog, maar de meeste Amerikaanse muzikanten weigerden iets te zeggen over de crisis rond Irak. De enigen die commentaar uitten, waren oude veteranen. Op Rock and Roll Hall of Fame, Cleveland, zei Neil Young, uithangbord van de hippieprotesten tegen Vietnam en Nixon: “We maken vanavond plezier, maar volgende week zullen we mensen beginnen te doden”. En Chrissie Hynde hoopte dat de VS de oorlog zullen verliezen. Waarom hielden de Amerikaanse vedetten zich gedeisd? Omdat ze bang waren hun publiek kwijt te raken. Artiesten als Neil Young zijn zo gevestigd, dat ze om het even wat kunnen zeggen zonder dat ze het voelen in hun populariteit. Voor een meer doordeweekse artiest in de onstabiele wereld van de popmuziek kan het desastreus zijn om een verkeerde politieke uitspraak te doen. Zo werd ook de Britse rapster Ms. Dynamite dringend aangespoord om haar anti-oorlogsretoriek in te tomen, uit vrees voor de impact ervan op de verkoop van haar debuutplaat.

Maar zelfs als iemand in de VS een antioorlogssong had uitgebracht, menen velen dat geen enkel radiostation de plaat zou draaien38. De Amerikaanse radio is grotendeels in handen van twee grote concerns: Clear Channel en Infinity, en hun macht moet niet onderschat worden. Clear Channel bezit 1.200 stations en bereikt wekelijks 54 procent van het Amerikaanse publiek. Beide concerns zijn berucht om hun conservatieve visie. Zodra Natalie Maines van de countrygroep The Dixie Chicks kritiek had durven uiten op de interventie in Irak (met de uitspraak dat de groep beschaamd was dat Bush uit Texas afkomstig was), werd de groep door radiozenders in de ban gedaan. Clear Channel verklaarde zich ‘Chicks-free’. De zangeressen zouden ook doodsbedreigingen gekregen hebben. Op zijn website zegde Bruce Springsteen aan de countrygroep zijn steun toe: “Ze gebruiken hun recht op vrije meningsuiting, en daardoor drukken ze Amerikaanse waarden uit. Dat hele netwerken hen nu verbannen, is on-Amerikaans. De druk van de regering om ons allemaal op dezelfde manier over oorlog en politiek te laten denken, gaat in tegen alles waarop dit land steunt: vrijheid; en wij gaan nu vechten voor de vrijheid van de Irakezen, maar bestraffen in eigen land diegenen die vrijheid gebruiken”. Springsteen toonde zich daardoor ietwat moediger dan Madonna, die haar videoclip American Life drastisch herwerkte, omdat er beelden in kwamen die als anti-oorlog konden geïnterpreteerd worden.Andere artiesten spraken zich eerder al uit tegen de oorlog, en werden prompt in de media als bolsjewisten gebrandmerkt. De auteur John Le Carré vergeleek het huidige klimaat met de heksenjacht tegen de communisten onder McCarthy.

1.3.2.3 Cartoons en de War on Terrorism

Cartoonisten bevinden zich op de rand van de nieuwsmedia en de in dit hoofdstukje behandelde artistieke media. Amerikaanse cartoonisten voelen zich niet meer vrij om te spotten met Bush en zijn war on terrorism en met het misplaatste patriottisme: geweigerde cartoons, scheldtelefoons en ontslag zijn schering en inslag geworden. McGruder kan ervan meespreken, toen een aflevering van zijn The Boondocks op Thanksgiving bij 20.000.000 lezers van Washington Post, Los Angeles Times en Chicago Tribune in

38 De Standaard 18/03/03

Page 45: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

de bus viel. Zijn hoofdpersonage, het cynische zwarte jongetje Huey Freeman, sprak het gebed rond de kalkoen uit: “In deze tijden van oorlog tegen Osama bin Laden en het onderdrukkende Taliban-regime, zijn wij U dankbaar dat ONZE leider niet de zoon is van een machtige politicus uit een rijke oliefamilie, gesteund door religieuze fundamentalisten, werkt via geheime organisaties, geen respect toont voor het normale democratische proces, onschuldigen bombardeert en oorlog gebruikt om de burgerrechten te beperken. Amen.'' De strip was dagenlang onderwerp van hevig debat en enkele kranten gooiden The Boondocks eruit. McGruder is uiteraard McGruder, een topstrip snoer je niet zo snel de mond.

Voor minder succesvolle striptekenaars werden het donkere tijden. Je werd al gauw als onpatriottisch gebrandmerkt. Fleischer, woordvoerder van de president, pakte soms persoonlijk cartoonisten aan, met succes. Mike Marland hekelde in de Concord Patriot de aanval van Bush op de sociale zekerheid: Bush stuurt een vliegtuig met de letters ‘Bush budget’ in op de WTC-torens waarop ‘social security’ staat. Gevolg van de tegenaanval van Fleischer: een verontschuldiging van de hoofdredacteur en het ontslag van Marland. Fleischer waarschuwde een andere cartoonist dat ‘in deze tijden alle Amerikanen moeten opletten wat ze zeggen’. Om geen risico's te lopen nemen tekenaars hun toevlucht sindsdien tot meer onschuldige humor en minder politieke analyse. “Politieke cartoons zijn gewoon een stuk dommer geworden sinds 11 september, zegt cartoonist Mike Konopacki. Steve Benson, een topcartoonist, klaagt dat hij herhaaldelijk voor landverrader werd uitgescholden en doodsbedreigingen ontving. Veel uitgevers weigeren nu cartoons die ze vroeger geplaatst zouden hebben: bang van boze lezers en adverteerders.

Page 46: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

1.4 Heeft (anti)-oorlogspropaganda effect?Propaganda, beïnvloeding pro of contra oorlog: over het feit dat dit verschijnsel voorkomt in de media bestaat uiteraard geen twijfel. Maar een heel andere vraag is in hoeverre dit resultaat heeft, efficiënt is, zijn doel bereikt...

1.4.1 Maatschappelijk debat

Kunnen de media vrede dichterbij brengen, geweld helpen tegengaan? Die vraag lag al op talloze studiedagen en symposia ter tafel. Ook bijvoorbeeld in Rotterdam, op een debat georganiseerd n.a.v. de Irak-oorlog, door het Humanistisch Vredesberaad39. De meningen van de specialisten in het panel waren verdeeld. Sommigen stellen vast dat de media louter fungeren als doorgeefluik voor de gevestigde orde: “Journalisten hebben een dubbele agenda, jullie claimen objectiviteit maar knappen ondertussen het werk op voor de elite” (journalist-schrijver Hans Krikke). Hij bedoelt daarmee niet dat de media zelf bewust liegen, maar dat ze vaak de leugens doorgeven. Dissidente verhalen dringen niet door tot de media. Zeker in oorlogstijden bezondigen de media zich aan zwart-witdenken, wat oorlog naderbij brengt, soms zelfs dermate dat oorlog nodig lijkt voor vrede. Krikke verwijst naar de islamofobie als schoolvoorbeeld. En naar het nakauwen door de media van de door de Amerikaanse regering in de recente Irak-oorlog aangereikte powerpoint presentaties. Andere journalisten op hetzelfde debat brengen daartegenin dat de pers ‘dissidente’ vragen toch ook aan bod brengt, door aandacht te schenken aan pro’s en contra’s. Maar, vragen anderen zich af, is het wel de taak van de media om voor vrede te zorgen? Neen: dat is een taak die anderen moeten op zich nemen, bijvoorbeeld door persoonlijke commentaren aan te bieden. Hoewel op zich het aan bod laten komen van pro’s en contra’s ook als onrechtstreeks effect een cultuur van vrede en geweldloosheid wel helpt bevorderen.

Maar er zijn altijd de twee betrokkenen: de media en de lezers/kijkers. Met elk hun mening, die niet per se dezelfde is. Concrete voorbeelden illustreerden de tegenstrijdigheid: de geste met de Palestijnse vlag van Gretta Duisenberg werd over het algemeen in de Nederlandse pers verguisd (op aansturen van de regering?), maar kon luidens een peiling van de Volkskrant wél op de waardering van 60 % van de bevolking rekenen. Heeft de journalist invloed, moèt hij (positieve) invloed uitoefenen? Een oproep van het Humanistisch Vredesberaad als besluit van het debat om een groep ‘journalisten voor de vrede’ op te richten, kreeg alvast veel bijval.

Op de individuele verantwoordelijkheid van de journalist komen we in een later hoofdstukje terug. Toch moeten we hier alvast een veel geciteerde mijlpaal in invloed tégen oorlog aanhalen: de Vietnam oorlog, en de rol die een vertrouwd ‘nieuwsanker’ daarin speelde. Velen zijn het erover eens dat zodra de legendarische nieuwslezer Walter Cronkite op het scherm begon te twijfelen aan de winstkansen van de Amerikanen, de bevolking mee aan het twijfelen sloeg. Sommigen gaan zelfs zover

39 Verslag hiervan in ’t Kan Anders Vredeskoerier, maart 2003, het tijdschrift van onze Nederlandse WRI-zusterorganisatie

Page 47: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

dat hij mee de oorzaak was van het verlies van de oorlog door de Amerikanen. Uiteraard is Cronkite niet zonder redenen aan het twijfelen gegaan, en speelden ook de vanaf een bepaald moment van de overheidspropaganda losgekomen onafhankelijke beeldreportages een grote rol. Het punt is in elk geval dat de media ook een rol kùnnen spelen tegen de overheidspropaganda in.

1.4.2 Wereldoorlog II: Duitse propaganda had nauwelijks invloed

De Duitse bezetter verplichtte de bioscopen om voor elke hoofdfilm een ‘filmjournaal’ te draaien, in Brussel gemaakt onder leiding van een Duitse hoofdredacteur. Roel Vande Winkel, onderzoeker communicatiewetenschappen aan de Gentse universiteit, analyseerde deze filmjournaals40. Daaruit blijkt dat ze er nauwelijks in slaagden de Belgische bevolking effectief te beïnvloeden. “Dat leidde ik af uit interne documenten”, zegt Vande Winkel. “Elke maand werden vanuit Brussel rapporten over de propaganda in België naar Berlijn gestuurd. Er waren in de bioscopen soms ook geheime agenten van de Sicherheitsdienst om de reacties van de kijkers in de gaten te houden. Af en toe blijkt uit een intern verslag dat de Duitsers zelf wel wisten dat de oorlogsjournaals niet zoveel invloed hadden. Er staat bijna letterlijk: 'Ons grootste probleem is dat de mensen in het geheim naar de BBC-uitzendingen luisteren en dus perfect weten wat er gebeurt'. Een typisch voorbeeld is de slag bij Stalingrad. In het oorlogsjournaal hoor je dat het goed gaat aan het front, terwijl zowat iedereen wist dat de Duitsers daar verliezen opstapelden”.Vande Winkel wijst op de gelijkenis met de recente oorlog in Irak. Ook de Duitse Wehrmacht nam oorlogsverslaggevers -- Kriegsberichter -- mee. Ook de hardnekkige ontkenning van de Iraakse nederlagen vertoont gelijkenissen met de manier waarop de Duitsers over bijvoorbeeld de verliezen bij Stalingrad berichtten.

Onze conclusie in het kader van deze brochure moet echter luiden dat de oorlogspropaganda weinig of geen invloed had om een welbepaalde reden: de gecorrigeerde informatie die dankzij de BBC ter beschikking stond van de bezette bevolking. Meteen is aangetoond hoe belangrijk de rol van de media kàn zijn.

40 De Standaard 13/06/03

Page 48: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

In de eerste weken van de Irak-oorlog was er van neutrale verslaggeving daarentegen bijna géén sprake: alles was vertekend door en afhankelijk van de informatie onder controle van de invasietroepen.

1.4.3 Bevolking slikt lang niet alles

De hoger vermelde tegenstrijdige mening tussen wat ‘de pers’ denkt en wat de bevolking vindt, verdient echter meer aandacht. O.a. in Zweden bewees onderzoek41

dat tussen wat men verneemt in de media en wat de man in de straat er zelf van vindt, dikwijls een grote kloof ligt. De Zweedse onderzoekers kwamen tot de bevinding dat de publieke opinie veel standvastiger overeind bleef in het aanhoudende propagandabombardement van de NATO m.b.t. de interventie in (ex-)Joegoslavië, dan de mediaprofessionals zelf! Wat de oorlogspropaganda ook inlepelde, de bevolking bleef haar twijfels hebben over de legitimiteit van de NATO-aanval.

Hetzelfde geldt voor de houding van de meerderheid van de Europese publieke opinie over de Amerikaanse oorlog tegen het terrorisme na 11 september. Bijvoorbeeld in Frankrijk, Groot-Brittannië, en ook Duitsland stelt men die onafhankelijkheid t.a.v. wat de meeste media voorhouden vast. In Duitsland bijvoorbeeld werd dat in juni 2002 met een representatieve enquête (Brähler) bevestigd: voor- en tegenstanders van militaire betrokkenheid van het Duitse leger in buitenlandse operaties hielden elkaar nagenoeg in evenwicht, tegenstanders waren overwegend vrouwen en Oost-Duitsers. Maar zodra de Amerikaanse propagandamachine begon te draaien om via de media een aanval tegen Irak aan de man te brengen, ging het percentage tegenstanders pijlsnel de hoogte in. Met als merkwaardig gevolg dat een zeldzame gelegenheid om als oorlogstegenstander eens politieke invloed uit te oefenen op het oorlogs/vredesbeleid, daadwerkelijk eens resultaat boekte: kanselier Schröder kon alsnog een onverhoopte verkiezingszege boeken, omdat hij de nakende oorlog als een vergissing brandmerkte. Of hoe het ook omgekeerd kan werken: de bevolking laat zich niet bij de neus nemen door de pogingen tot propaganda, en… de politici volgen. Jammer genoeg lang geen universeel verschijnsel.

1.4.4 Haatmedia en vredesmedia

Francis Rolt leidde 20 jaar lang Studio Ijanbo in Burundi, een initiatief van de bekende internationale vredesorganisatie Search for Common Ground. Hij kan uit eigen ervaring bevestigen dat media, in dit geval radio, wel degelijk negatieve maar ook positieve invloed kunnen hebben in elke fase van een conflict. Hij citeert het welbekende Radio Télévision Libre des Mille Collines (RTLM) in de aanloop van de genocide in Rwanda42. Wat weinigen weten, is dat RTLM vooral een muziekstation was, schrijft Rolt. Het waren geen verslagen of nieuwsberichten die de haat aanwakkerden, maar een mengeling van muziek en uitspraken van deejays.

41 IPPNWforum/80/03/Schwerpunkt pag.1942 Mehr Media, nicht mehr Nachrichten, in FriedensForum 3/2003, p. 38-39

Page 49: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

Rolt klaagt aan dat het debat over de rol van de media in een conflict verkeerd gevoerd wordt: als de vraag naar de verantwoordelijkheid van de journalisten wordt gesteld, voelen dezen zich aangevallen, alsof ze hun ideaal van de objectiviteit zouden moeten opofferen. Terwijl net objectieve berichtgeving een belangrijk instrument vormt in de conflictregeling. Zonder objectieve berichten en gegevens moeten mensen in een conflict voortgaan op geruchten, en geruchten vergroten onvermijdelijk het wantrouwen en de stereotypevorming die de oorlog of het geweld aanwakkeren. Hij wijst er ook op dat mensen in conflictgebied ook beïnvloedbaar zijn door veel meer dan pure politieke journalistiek: media is veel meer. Ook die mensen lachen met cartoons die eventueel het vijandbeeld doorbreken, kijken naar niet-controversiële talkshows of soapreeksen uit de wijde wereld, humorprogramma’s, muziek, theater… Iedereen in het conflict, zelfs in vluchtelingenkampen, vormt zich uit dat alles een mening en wisselt van gedachten over wat men uit al die verschillende bronnen dagelijks kan opmaken. Het leven begint en eindigt niet bij de politieke artikels die ze te slikken krijgen. Integendeel: steeds dezelfde oorlogsrampenberichten te slikken krijgen doet afhaken en overschakelen op aangenamer programma’s.

Hier liggen nu net mogelijkheden voor alternatieve verzoeningsgezinde media zoals Search for Common Ground die stimuleert. Zo zendt Studio Ijambo sedert 1995 een ‘soap-opera’ uit die regelmatig door 80 % van de bevolking beluisterd wordt, en die de klemtoon legt op wat Tutsi’s en Hutu’s gemeen hebben: taal, cultuur, het alledaagse leven. En niet op wat hen scheidt. Een evaluatierapport dicht de radio aldus toe dat hij een nieuw vocabularium van vreedzame coëxistentie, dialoog en onderhandeling aan het land schenkt. In 1994 bracht Common Ground mediamensen in het Midden-Oosten bijeen om oplossingen voor het conflict te promoten. Daaruit ontstond een netwerk dat o.a. een boek uitbracht, en een reeks tijdschriftartikelen en een televisiefilm over de toekomst van de regio, die in Jordanië, Israël en de Palestijnse gebieden vertoond werd. Na 11 september werkte Common Ground samen met WNYC Radio in New York om de stem van de Amerikaanse Arabieren en moslims te laten horen. En in Angola bracht de vredesorganisatie in 1997 muzikanten van beide zijden in het jarenlange conflict samen om en vredeslied op te nemen. Het duurde wel een jaar van onderhandelingen alvorens 35 muzikanten hun onderlinge controverse konden opzij leggen om de vredeshymne tot stand te brengen. Maar nu nog doet dat lied zijn werk in alle lagen van de Angolese bevolking. Voordat het vredesakkoord tot stand kwam, was het lied en de bijhorende video regelmatig door de staatstelevisie uitgezonden. Tot in het parlement toe: een parlementslid besloot haar toespraak met de slotwoorden van het lied ‘Mensen roepen naar vrede’. Francis Rolt pleit sterk voor het bevorderen van dàt soort vredesrol van de media, i.p.v. vast te lopen het steriele debat over de objectiviteit van de media.Onze conclusie luidt: media kúnnen wel degelijk een vredesbevorderende rol spelen, zeker indien men zich concentreert op ‘gewone’ programma’s die dicht aanleunen bij het dagelijks leven van de bevolking in een conflictzone.

Page 50: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

1.5 De journalist en zijn beroep1.5.1 Problemen

1.5.1.1 Het gevaar

Oorlogscorrespondent is een gevaarlijk beroep. In augustus 2003 werd de Palestijnse Reuters-cameraman Mazen Dana in Bagdad doodgeschoten door Amerikaanse soldaten ‘die zijn camera aanzagen voor een granaatwerper’. In maart 2002 had hij in Hebron (Palestina) nog mee betoogd tegen het doden van journalisten door het Israëlische leger. In 2001 won hij de International Press Freedom Award voor zijn moedig journalistiek werk in Hebron: hij was verschillende keren door het Israëlische leger afgetuigd en beschoten geweest. Dana was vader van vier kinderen. Collega’s van Dana uitten zware kritiek op de VS-soldaten: “We waren er al geruime tijd aanwezig, droegen burgerkledij, en ze wisten dat we journalisten waren. Nadat ze Mazen doodschoten, richtten ze hun wapens op ons. Het was geen ongeluk: ze zijn erg gespannen, ze zijn gek”43 (Stephan Breitner van France 2).Dana was op dat moment de zeventiende journalist die in deze oorlog de dood vond. In april haddden een Oekraïnse en een Spaanse cameraman die filmden vanop het dak van Hotel Palestine in Bagdad, de ‘thuishaven’ van bijna 200 buitenlandse journalisten, ook al de dood gevonden nadat ze beschoten werden door een Amerikaanse tank. Nog in april werd het kantoor van Al-Jazeera in Bagdad door een Amerikaanse vliegtuig met twee raketten bestookt, met een gedode journalist tot gevolg. Ook het kantoor van Abu Dhabi TV werd beschoten door een tank: één gewonde... De Amerikaanse woordvoerders schermen met de gevaarlijke situatie die vergissingen mogelijk maakt, de chaos van stadsgevechten, sluipschutters die bestreden worden... De Internationale Federatie van Journalisten is verontwaardigd en eist onderzoek. Arabische journalisten opperen de mogelijkheid dat de Amerikanen niet accepteren dat de Arabische wereld onafhankelijk wordt geïnformeerd.

Het zijn enkele momentopnames, uit één oorlog. Overal ter wereld vinden gewapende conflicten plaats en vallen doden onder de journalisten. 2003 zal omwille van Irak ‘een slecht jaar zijn’, maar 2002 was dat niet: wereldwijd kwamen 19 journalisten om tijdens hun werk, veel minder dan de 37 in 2001. 2002 was dan ook een jaar met relatief weinig grote conflicten, en daarenboven dragen de verslaggevers de jongste tijd meestal betere beschermende kledij zoals kogelvrije vesten. In slechts enkele gevallen zijn de daders voor de rechter verschenen. In deze lijsten van het Comité ter Bescherming van Journalisten (CPJ) zijn niet de journalisten opgenomen die door ongevallen tijdens hun werk zijn omgekomen. Er werden in 2002 anderzijds wel 136 journalisten naar de gevangenis gestuurd wegens hun werk, 15 % meer dan het jaar voordien. Vooral China (39), Eritrea en Nepal (samen 34) scoren op dat vlak ijverig. In de St.-Brideskapel in de Londense City staat een herdenkingsmonument voor journalisten die hun leven verloren omdat ze verslag uitbrachten over conflicten overal ter wereld. Een gelijkaardig gedenkteken staat in Arlington, Virginia, met 900 namen erop. Er is plaats vrijgelaten voor nieuwe namen.

43 De Standaard 19/08/03

Page 51: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

De meeste in Irak omgekomen journalisten waren ‘niet-ingekwartierde’, ‘niet-embedded’ reporters (zie 1.5.2): geen officieel erkende persbegeleiders van militaire divisies van de coalitietroepen. Cameraman Daniel Dumoustier was de enige overlevende van een friendly fire incident in de eerste dagen van de oorlog. De niet-ingekwartierden nemen bewust deze risico’s, om de oorlog ‘vrij’ te kunnen verslaan. Is het de prijs waard? Volgens Dumoustier wel, hij ergert zich aan de ingekwartierde journalisten die in militair uniform hun ‘stand-ups’ doen: “Weerzinwekkend. Ze laten zich veel te makkelijk inpakken. Nu al bepalen de militairen de hele beeldvorming aan het front. Van de gruwel van de strijd is niets te zien. Als je die verslaggevers boven op een tank ziet meerijden, lijkt oorlog wel een sexy avontuur”. Vrijheid van nieuwsgaring heeft voor Dumoustier niet alleen te maken met de concurrentie tussen de media, maar vooral met de vraag of onafhankelijke verslaggeving in oorlogstijd nog mogelijk is. Als er doden vallen, is dat erg jammer, maar het is de moeite waard”.

Soms huren journalisten, om zichzelf te beschermen in oorlogszones, gewapende wachten in om de gebouwen waar ze werken te bewaken. Maar in Irak was het de eerste keer, voor zover bekend, dat journalisten – in dit geval van CNN – gewapende veiligheidsagenten inhuurden om mee te reizen doorheen oorlogsgebied. In Tikrit opende een van hen het vuur op een checkpoint, naar verluidt omdat het CNN-team onder vuur was genomen. Reporters sans Frontières (RSF) ziet dit niet graag gebeuren: volgens deze organisatie die waakt over de persvrijheid en de deontologie van journalisten, zal door het inhuren van gewapende lijfwachten de verwarring tussen reporters en soldaten alleen maar toenemen. In plaats van bescherming, zou dit juist tot grotere onveiligheid voor de journalisten kunnen leiden.

Het Belgisch leger steekt - niet als enige - met een heuse cursus het perswereldje een handje toe om veilig het slagveld te betreden. Die cursus werd in 2003 nota bene in het vooruitzicht van de nakende Irak-oorlog speciaal vervroegd van datum! We nemen hieronder tekst over uit een artikel dat verscheen in VOX-Magazine, het public-relationsblad van ons leger.44

“Het minimum wat je voor moedige en onversaagde journalisten, fotografen en cameramensen kan doen, is ze bewust maken van de mogelijke gevaren in conflictgebieden en ze de juiste reacties op potentiële bedreigingen bijbrengen. De sectie mediavorming van de algemene directie imago en publieke relaties van Defensie biedt sedert ’95 aan burgerperslui een vormingscyclus aan die maximaal op die behoefte inspeelt. De inhoud wordt elk jaar ge-updated en houdt rekening met de recentste evoluties. In zijn huidige vorm omvat het cursuspakket vier vormingsdagen, die elk een specifiek domein belichten: bescherming tegen nucleaire, biologische en chemische (NBC-)oorlogsvoering, bewustwording rond mijnengevaar of mine-awareness, een praktijkstage risicobeheersing en eerste zorgen. Met een steeds dreigender oorlog tegen Irak in het vooruitzicht anticipeerde de sectie vorming op een dringende behoefte en bood in de maand februari 2003 een vervroegde cyclus aan. Er kwamen dan ook heel wat deelnemers op af, die we binnenkort beslist live aan het werk zullen horen of zien in Irak en omstreken. Gelukkig niet geheel onvoorbereid…”

“De Genieschool in Jambes vult de eerste twee cursusdagen op 12 en 20 februari in met prangend actuele risico’s in conflictgebieden. Zo is NBC-bescherming in Iraakse contreien niet enkel wenselijk, maar afgaand op hetgeen de VN-wapeninspecteurs er

44 VOX-Magazine april 2003, pag. 20-21

Page 52: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

al eerder aantroffen zelfs pure noodzaak (sic!). Gedurende één dag wijden de genisten de deelnemers eerst en vooral in in beschermingstechnieken tegen de klassieke nucleaire, chemische en biologische wapens. De cursisten leren onder meer een gasmasker, beschermkledij en ontsmettingsmiddelen gebruiken. Daarnaast komt ook het gevaar van toxische stoffen die kunnen vrijkomen bij beschadiging of vernietiging van gebouwen en installaties aan bod. Mine-awareness is minstens even belangrijk. In bijna elk conflictgebied vormen achtergebleven mijnen en niet-ontplofte tuigen een sluipend gevaar. Ervaren instructeurs in de genieschool leggen er de nadruk op de herkenning en het ontwijken van deze tuigen.‘Niks te vroeg’, getuigt een cameraman van VTM. ‘Tijdens een recente buitenlandse operatie liep ik nietsvermoedend binnen een afgebakende zone rond. Blijkt nu dat de signalisatie de aanwezigheid van mijnen aangaf. Gelukkig ben ik daar zonder kleerscheuren uitgeraakt. Ik weet nu wel beter!’ En dat was dan nog een situatie, waarbij de gemijnde zone al eerder was ontdekt en afgebakend…”

“Op 27 februari 2003 snellen vier AIFV-pantserinfanterievoertuigen over de tanktracks van Lagland. In de buurt van een dorp waar hevige gevechten aan de gang zijn, laten de voertuigcommandanten hun manschappen behoedzaam uitstijgen. Op de ‘go’ rennen de passagiers, voorzien van een scherfwerende vest en een helm, hun chef achterna die van dekking naar dekking een duizelingwekkend parcours in het dorp afwerkt. Deur in, venster uit, trap op, muur af, kelder in,… Tussen mitrailleurgeschut, vuurhaarden en ontploffingen door bereiken de journalisten het eindpunt van deze helse looptocht, waar het kader van de infanterieschool ze hartelijk welkom heet op de praktijkstage risicobeheersing. Na dit ‘reactie bij contact’-scenario maken de stagiairs van heel dichtbij kennis met een Leopardtank, met de bewapening en de nachtzichtapparatuur van een sectie infanterie en met een vindingrijk ge-valstrik-t huis. Omdat perslui evengoed een doelwit voor een scherpschutter kunnen zijn, leren ze hoe ze er een kunnen herkennen en trachten ze twee uitstekend gecamoufleerde snipers in open veld en in een gebouw te ontdekken. Steeds opnieuw leggen de lesgevers de klemtoon op het mogelijke gevaar dat in elke situatie schuilt. Zo moet je niet enkel beducht zijn voor valstrikken en scherpschutters, in sommige landen doen strijdende partijen zonder scrupules beroep op vrouwen en kinderen om (zelfmoord)aanslagen met wapens of granaten te plegen.”

“Om te weten welke soort dekking voldoende bescherming biedt tegen vijandelijk vuur, kunnen de cursisten ’s namiddags op de schietstand de uitwerking van verschillende soorten munitie en bewapening op allerlei materiaal (koetswerk van een personenwagen, zandzakken, boomstammen,…) aanschouwen. De goede ouwe vaderlanders scoren het best. Verder wonen de cursisten nog een schietdemonstratie door een sniper bij, een bekogeling van een tank met molotovcocktails, een reële ontploffing van een granaat,…”

“De laatste cursusdag neemt de Koninklijke School van de Medische Dienst in Gent voor zijn rekening. Een volledige dag oefenen de perslui de onmiddellijke reacties in om een gewonde in leven te houden tot gespecialiseerd personeel de behandeling kan overnemen. Ze leren oorlogsverwondingen herkennen en op een verantwoorde manier te verzorgen. Praktijk staat in de skill labs centraal: de poppen en geschminkte figuranten laten gewillig hun brand-, snij- en kogelwonden verzorgen, de stagiairs bekwamen zich telkens opnieuw in de controle van de vitale functies (ademhaling, bewustzijn, polsslag) en kunnen na afloop een slachtoffer in een veiligheidshouding leggen, zonder bijkomende verwondingen op een brancard

Page 53: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

leggen of evacueren uit een voertuig. Als toemaatje geeft majoor Carton, die als arbeidsgeneesheer actief was bij de VN-wapeninspecteurs in Irak en gespecialiseerd is in chemische bedreiging, een boeiende uiteenzetting over zijn werk en zijn ervaringen.”

“ ‘Zijn er nog vragen?’ is een vraag die geen enkele lesgever in het volledige lessenpakket hoefde te stellen. De perslui toonden zich zeer geïnteresseerd, werkten actief mee en beantwoorden elke informatiestroom met een spervuur aan vragen. Tja, ’t is tenslotte hun vak…”

Tot zover het artikel uit VOX-Magazine, dat het niet heeft over de risico’s van munitie met verarmd uranium. Of dit in de cursus wel aan bod kwam durven we betwijfelen.

Het Belgisch leger is geen uitzondering. Ook in bijvoorbeeld Groot-Brittannië krijgen journalisten en cameralui van de BBC een doorgedreven training. In de veronderstelling dat er gevaar was voor chemische wapens in Irak kregen ze zelfs een op maat gesneden beschermingspak, inclusief laarzen en een gasmasker. Met traangas werd er geoefend hoe je dat moet bedienen: filter vervangen, een fles water erop aansluiten enz. Wie wenste kon een spuit tegen miltvuur krijgen. Ze leerden uiteraard ook hoe je schotwonden verzorgt en hoe je iemand reanimeert - dat past in oefeningen die BBC-oorlogscorrespondenten om de drie jaar doen: de ‘hostile environment’ cursus. Die geeft ook tips mee over wat je doet als je in een hinderlaag of een mijnenveld terechtkomt, of als je gevangen wordt genomen. Bij hun vertrek kregen ze ook een kogelvrij vest, een helm en medische hulpproducten mee.

Ook journalisten zelf timmeren aan de weg. Arnold Karskens' meest recente boek, Reizen langs de frontlijn, is een handleiding voor oorlogsjournalisten en staat vol praktische tips over hoe je in leven kunt blijven in de buurt van het slagveld. Het boek bevat zelfs kledingadvies. Draag altijd natuurlijke kledij aan het front, raadt Karskens aan, want synthetische kleren smelten als gevolg van een explosie, waardoor je wonden moeilijker te verzorgen zijn. Veel van die tips zijn gewoon overgenomen uit de befaamde SAS Survival Guide van de Britse elitetroepen, merkten recensenten op. Maar Karskens beweert dat hij ook over veldervaring beschikt. “Van handgranaten weet ik precies hoe ze werken en hoe ik ze moet demonteren. Ik schiet ook heel goed met een kalasjnikov. En ik kan aardig overweg met een zwaar kaliber revolver'', vertelt hij in een interview met De Groene Amsterdammer.

1.5.1.2 Een ander gevaar: de muilkorf

Uit De Standaard 1/04/03:“NEW YORK (ap) -- Peter Arnett, de journalist die wereldberoemd werd met zijn verslaggeving op CNN vanuit Bagdad ten tijde van de eerste Golfoorlog, staat opnieuw op straat. Zijn huidige werkgever, de Amerikaanse omroep NBC, ontsloeg hem omdat hij in een interview met de Iraakse staatsomroep had gezegd dat het eerste Amerikaanse militaire plan was mislukt wegens de felle Iraakse weerstand. Arnett verontschuldigde zich, maar voegde eraan toe dat hij alleen had gezegd wat iedereen dacht over het verloop van de oorlog. NBC, dat hem aanvankelijk nog had verdedigd, deelde gisteren zijn ontslag mee.

In 1998 verliet Arnett CNN, nadat hij door zijn bazen was vermaand over een

Page 54: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

reportage waarin werd gesteld dat de VS in 1970 saringas gebruikten tegen een Laotiaans dorp tijdens de Vietnamese oorlog. Hij is daarover nog steeds bitter gestemd. ‘De CNN-bazen gooiden mij voor de wolven nadat ik voor hen miljoenen had opgebracht door mijn leven te wagen tijdens de Golfoorlog’.De Nieuw-Zeelandse journalist keerde naar Bagdad terug in opdracht van National Geographic Explorer van MSNBC. Toen de NBC-reporters Bagdad uit veiligheidsoverwegingen verlieten, vroeg NBC Arnett ook voor hen te werken. CNN was door de Iraakse overheid al uit de stad gezet. Arnett gaf toe dat hij daarin een zekere voldoening vond. De eerste regering-Bush had veel kritiek op Arnetts berichtgeving over de eerste Golfoorlog. Ze noemden hem een propagandamachine. Voor zijn berichtgeving tijdens de Vietnamoorlog, in opdracht van het persbureau Associated Press, kreeg hij de befaamde Pulitzer Price.”

Zelfs onze eigen Greet De Keyser van VRT kan ervan meespreken. In maart 2003, nog voor het uitbreken van de oorlog, stelde ze vast dat ze geen enkel interview meer kreeg met eender welk lid van de Amerikaanse regering. Een eerder beloofd interview met minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell werd afgeblazen. De reden werd er niet officieel bij vermeld, maar het was overduidelijk: de VS-regering was boos op de kritische houding van de Belgische regering.

Uiteraard zijn er veel zwaardere vormen van ‘muilkorven’, met name in totalitaire staten – getuige daarvan het eerder vermelde grote aantal journalisten die in de gevangenis belanden (zie 1.5.1.1). Volgens Reporters sans Frontières (RSF) zijn er 21 landen waar geregeld journalisten ontvoerd, gemarteld of vermoord worden. Onder meer Algerije, Angola, Bangladesh, Brazilië, China, Irak, Kosovo en Rwanda worden door RSF geviseerd. In de jongste tien jaar zijn 523 journalisten vermoord terwijl ze hun job uitoefenden. 195 onder hen wegens het aan de kaak stellen van corrupte praktijken of machtsmisbruik. In landen zoals Georgië, Mexico, Nigeria, Sri Lanka en Turkije zou de toestand in vergelijking met het verleden verbeterd zijn, hoewel de straffeloze vervolging van journalisten er nog niet volledig voorbij is.

1.5.2 Embedded journalisten: in bed met de soldaten

Mee onder de hoede van het leger reizende journalisten bestaat al lang: reeds de nazi’s gebruikten deze formule als onderdeel in hun oorlogspropaganda. In de Falklandoorlog was er geen vrije toegang voor de Britse media tot het oorlogsgebied: Thatcher had een exclusieve pool gecreëerd van (in theorie) willekeurig uitgekozen journalisten en fotografen. Hun berichten en foto’s werden na productie door de militairen naar het thuisfront doorgestuurd: de pers werkte dus onder toezicht van het leger.

Page 55: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

1.5.2.1 Irak-oorlog

In de Irak-oorlog werd de ‘embedded’ (ingekwartierde, ingebedde) journalist opnieuw een centraal element in de oorlogsverslaggeving. Embedded was nu het nieuwe modewoord voor een niet-nieuw verschijnsel. Want de pers had intussen recht op wat beters: het vertrouwen tussen de pers en de Amerikaanse regering was immers zoekgeraakt. In de eerste Golfoorlog (1991) werden journalisten door het Pentagon geweerd, toen was er alleen CNN, en het leed aan Iraakse kant werd zorgvuldig buiten beeld gelaten. En ook in Afghanistan was de pers gemuilkorfd. De per ongeluk gebombardeerde bruiloft werd bv. dagenlang door het Pentagon ontkend, terwijl journalisten ooggetuige waren geweest. Anderzijds had de ongebreidelde oorlogsverslaggeving in Vietnam mede tot het verlies van de oorlog geleid, door de onthulling van de oorlogsgruwel en oorlogsmisdaden (cfr. My Lai).

Nu ging men dus anders tewerk: rekening houden met de klachten van de media, maar zelf een strakke regie in handen houden. De Amerikaanse regering liet een 600-tal journalisten (500 Amerikanen, 100 anderen) toe om mee naar het front te trekken, op voorwaarde dat ze een contract tekenden dat ze geen posities of militaire acties zouden verraden en geen live uitzendingen zouden doen zonder toestemming en controle. Strategisch gevoelige informatie verspreiden mocht niet; Amerikaanse verliezen mochten niet doorgegeven worden alvorens de familie op de hoogte was gebracht. Men moest ook tekenen dat het leger nooit verantwoordelijk zou zijn voor (dodelijk) letsel.

Jamie Shea, voormalig woordvoerder en momenteel directeur communicatie van de NAVO ziet twee voordelen: embedded journalisten zullen de openheid bevorderen. “Want door hun aanwezigheid in de frontlinie zijn ze objectieve ooggetuigen, dat maakt het manipuleren van informatie moeilijker. En de strijdkrachten zullen zich daardoor correcter gedragen, met de camera’s die er immers op staan te kijken”. Voorwaar twee merkwaardige uitspraken: zonder camera’s kan men zich dus met andere woorden aan het ergste verwachten. De embedded journalisten in Irak waren gewoon een bewuste zet van het Pentagon: vrij opererende verslaggevers zien de militairen als lastposten, en met dit systeem kunnen ze beter aan ‘informatiemanagement’ doen.

De media van hun kant zijn blij dat ze door de ‘inkwartiering’ vlotjes over actiebeelden kunnen beschikken. Maar de keerzijde van de medaille is uiteraard dat de verslaggever ter plaatse erg afhankelijk wordt, zelf het overzicht niet meer in handen heeft, of erger: zich (onbewust) als betrokken partij gaat voelen. Dat kon je horen aan het soms nauwelijks ingehouden enthousiasme van actiereporters tijdens TV-standupnummertjes, soms in gevechtsuitrusting, met opwaaiend zand en voorbijdaverende tanks op de achtergrond, of het was te zien aan de beelden waarop ze gezeten op oprukkende tanks mee oorlogje speelden, soms hadden ze het over de coalitietroepen als over ‘wij’, soms ging er zelfs eentje aan het juichen bij een treffer op een ‘vijandelijke’ tank. Nochtans wordt een journalist verondersteld objectief te blijven in alle omstandigheden, en is het niet verboden ook verslag te doen van het menselijk leed dat de mensen in de Iraakse tank en hun nabestaanden door de treffers ondergaan.

Page 56: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

Daarenboven wijst onderzoek45 uit dat de techniek van de pijlsnelle verslaggeving van de embedded verslaggevers met hun moderne doorseintechnieken, maar afhankelijk van ‘hun’ militairen, hen danig beperkte in wàt ze doorseinden: 94 % van de verslagen was ‘feitelijk’, niet of nauwelijks geduid of in context geplaatst. 60 % van de embedded verslagen was live - met fouten, overdrijvingen en regelrechte flaters tot gevolg. Zoals dat fameuze bericht van een colonne van 1000 vijandelijke tanks die een tegenaanval hadden opgezet maar na de zandstorm spoorloos bleken, de verovering van havenstad Oemm Qasr lang voordat het zover was, of de massale volksopstand in Basra (zie hoger). Deze informatiearmoede ging hand in hand met zorgvuldig geënsceneerde cameraposities, mooie beelden kregen de voorkeur op inhoud: overscherende gevechtsvliegtuigen, ondergaande zon, telkens iets nieuws zoeken want het gaat gauw vervelen.

Intussen krijgt het model van de embedded journalist navolging: in de oorlog van de Indonesische regering in Atjeh kregen 54 Indonesische journalisten een oorlogstraining alvorens ingebed te worden in leger- en politiepatrouilles in de opstandige provincie. Ze werden gedrild in militaire discipline, kregen uitrusting, kogelvrije vesten, leerden overleven in de wildernis en kregen eerste-hulplessen voor schotwonden. De verslaggeving was navenant: beelden van een gewonnen strijdgevecht, lachende tevreden militairen, geen dode lichamen. Buitenlandse persbureaus stuurden echter intussen geheel andere verslagen door…

Voor een krant of een ander medium is/was het een troef om een embedded verslaggever ter plaatse te hebben, maar ideale oorlogsverslaggeving vereist dat die wordt aangevuld door andere onderzoeksjournalisten ter plaatse, plus volk op de thuisredactie die voor achtergrond en duiding zorgen (dixit Nico Carpentier, communicatiewetenschapper VUB)46 (zie verder).

1.5.2.2 Niet-embedded: de verguisde ‘unilateralen’

Naast de embedded waren er de andere verslaggevers. Die hadden het dikwijls erg moeilijk. VRT-verslaggever Rudi Vranckx had het over de schandelijke boycots

45 Onderzoek van de Columbia University46 De Standaard 02/04/03

Page 57: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

waaronder ze te lijden hadden vanwege de militairen, die hen als pottenkijkers beschouwden. Na zijn terugkeer verklaarde hij: “Ze deden alles om te verhinderen dat onze bijdragen werden doorgestraald. De Amerikanen noemden de niet-embedded journalisten ‘unilateralen’ “. De internationale journalistenvereniging Verslaggevers zonder Grenzen (RSF) klaagt de slechte behandeling aan van niet bij een legereenheid ingekwartierde journalisten. Volgens RSF zijn verschillende van hen door soldaten mishandeld en gedraagt het leger zich arrogant jegens verslaggevers die onafhankelijk de oorlog willen beschrijven. Soms werden ze zelfs door Britse of Amerikaanse troepen beschoten. Zes verslaggevers werden op onduidelijke gronden volgens RSF drie dagen lang zonder voedsel of water vastgehouden, terwijl ze werden uitgemaakt voor terroristen en spionnen.

1.5.3 Het opnemen van verantwoordelijkheid

1.5.3.1 Waarom? Enkele getuigenissen

In wat vooraf gaat hadden we het over de gevaren voor lijf en leden die de journalist bedreigen in de gewelddadige omstandigheden waarover hij bericht, maar ook over de gevaren voor het overleven van de waarheid. Er zijn media en individuele journalisten die meedraaien in de oorlogspropaganda, al dan niet bewust; de redenen en de mechanismen die daarbij spelen hebben we aangehaald. Maar er zijn ook talrijke media en journalisten die de strijd aanbinden tegen de verblindingen en verdraaiingen van de propaganda. Er zijn er die daarenboven gedreven worden door een drang om geweld en zijn oorzaken, de oorlog en zijn aanstokers, het onrecht en zijn daders te ontmaskeren, bekend te maken. Zij hebben hun eigen opvatting over hun verantwoordelijkheid als journalist, als medium. Waarom doen ze dat, waarom blijven ze hardnekkig op zoek gaan naar de waarheid, waarom trotseren ze afkeuring, vervolging of gevaren? Laat ons die vragen beantwoorden met enkele persoonlijke getuigenissen.

Dirk Barrez 47 “Ik huiver voor diegenen die zeggen dat ze zich tijdens zulke opdrachten uiterst neutraal opstellen. Dat kan niet, en dat zou ook niet goed zijn. Als iemand niet beseft waarvoor hij staat, dan schuilt overal het gevaar dat hij onbewust toch de spreekbuis wordt van een ideologie. Als je zelf weet waarover je spreekt, waar je het mee eens bent of niet en waarom, dan kun je daar ook bewust afstand van nemen en lever je beter en duidelijker journalistiek werk.Als journalist wil ik mijn eigen emoties overstijgen door inzicht te verwerven, achtergronden te zoeken. Dit is mijn hoofdmotivatie; proberen te begrijpen en er over praten, zodat ook anderen zien hoe de dingen in elkaar zitten. Ik weet wel dat journalistiek daar niet altijd in slaagt, maar toch weiger ik te geloven dat haar maatschappelijke opdracht door commerciële motieven totaal naar het verdomhoekje verwezen wordt. Neem nu Senegal. In 2001 was ik er tweemaal om in een dorp het gezicht van de honger te filmen. Toen we er de tweede maal arriveerden, was er net

47 De Standaard 02/07/03

Page 58: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

één van onze getuigen gestorven omdat hij niet genoeg medicatie had kunnen vinden en betalen. Dat is een klop. Maar het wordt waanzin wanneer ik bedenk dat hij maar één van de 35.000 was die op die dag aan ondervoeding of te voorkomen ziekte gestorven was. Ik weet ook wel dat onze reportage voor deze mensen uiteindelijk weinig verschil maakt. De opdracht ligt vooral op het publieke terrein. Hun verhaal zo goed mogelijk verstaan en vertolken is evengoed nodig.”

Arnold KarskensKarskens deed een tijdje de berichtgeving bij de recente Irak-oorlog voor de VRT.“Ik was toch van plan om in Bagdad te blijven. Het was mijn vrije keuze. En als ik dan toch bleef, kon ik er maar beter een opdrachtgever bij hebben. Ik vond dat het mijn journalistieke plicht was om daar te blijven. Bagdad is een stad met vijf miljoen inwoners, die moet je toch een stem geven, zeker? Waarmee ik niet wil zeggen dat het fout was van de anderen om weg te gaan. Nu is alles goed afgelopen, maar ik kon net zo goed met mijn poot eraf in het ziekenhuis liggen. Misschien zou ik er dan anders over denken”.

Salomon BoumanTer gelegenheid van zijn afscheid als correspondent in Israël48: “Mijn lange correspondentschap in Israël begon in de hongerwinter van 1944, op de schoot van een Duitse soldaat. (…) De Duitse soldaat hoefde geen genie te zijn om te doorzien dat dat kleine jongetje onmogelijk het genetisch kind van dit boerenechtpaar kon zijn. In de klamme koeienstal nam hij me op schoot. ‘Du bist ein Jude’, zei hij. Die paar seconden zijn het meest beslissende moment in mijn leven geweest. Indrukwek-kender dan de Iraakse Scud-raket die in de oorlog van 1991 in Tel Aviv laag over mijn zware Volvo 244 suisde. Deze vier Duitse woorden ervoer ik als een doodvonnis. Ik wist waarom ik moest onderduiken. Waarom mijn moeder me had verboden te zeggen dat ik een jood was, toen ik in 1942 in de trein met een vreemde zeeman op weg was naar een onderduikadres. Jood was in die dagen dood.

Ik vluchtte van de schoot van de Duitse soldaat. Urenlang heb ik me op de boerderij verstopt. Een dag later riep de Duitse soldaat me weer bij zich. ‘Das sind meine Kinder’, zei hij wijzend op een foto van drie kinderen. Ergens in Duitsland. Ik begreep toen intuïtief dat het tonen van de foto zoiets was als het roken van de vredespijp. Mij wilde hij geen kwaad doen. Waarom zou hij ook? Boven 't Zand zag de lucht dagelijks zwart van hoogvliegende Amerikaanse en Britse bommenwerpers die buiten het bereik van de Luftwaffe het hart van Duitsland gingen bombarderen. Dat was ook voor mij het eindspel van de oorlog, het begin van de bevrijding, die door alle doden in de familie nooit een echte bevrijding is geworden.

Ik vroeg Ben Knapen, oud-hoofdredacteur van NRC Handelsblad, eens waarom hij in de journalistiek was gegaan. ‘Uit nieuwsgierigheid’, antwoordde hij. Graag had ik hetzelfde antwoord gegeven. Mijn motivatie vormden die seconden op de schoot van die Duitse soldaat. De angst van dat moment bracht me later op het idee dat de holocaust een culturele kortsluiting is geweest met de kracht van enkele miljarden volt. Ik legde die ramp met haar afstotende rassentheorieën uit als het onvermogen van mensen om met elkaar te communiceren. Ik vatte de journalistiek op in de geest van het Handvest van de Verenigde Naties en werd gedreven door de gedachte dat

48 De Standaard 28-29/06/03

Page 59: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

informatie een brug kon slaan over ideologische, etnische en culturele kloven heen. Dat was mijn drijfveer om journalist te worden.Deze idealistische benadering van de journalistiek ben ik in principe trouw gebleven. Ik heb gezien dat de journalistiek in het Midden-Oosten een belangrijke rol kan spelen in het op gang brengen of begeleiden van vredesprocessen. Wel heb ik goed begrepen dat mijn jeugdig idealisme voor dit fantastische beroep alleen tot zijn recht komt in de vrije pers. In handen van een dictator kan journalistiek die onder staatscontrole staat, vrede propageren, maar ook de geesten vergiftigen, als het staatsbelang dat eist.(…) Nog steeds stel ik me de vraag of de holocaust mogelijk zou zijn geweest als er in die duistere jaren een CNN was geweest of razendsnelle computerjournalistiek.

In 1965 vestigde ik mij als correspondent in Israël. Een jaar later ging ik voor NRC werken. Ik raakte verzeild in het Israëlisch-Palestijns-Arabische conflict (…). Als correspondent, mens en jood heb ik geleden onder de extreme verrechtsing van de Israëlische politiek. De wreedste Palestijnse terreur kan en mag geen reden zijn om de rechten van het Palestijnse volk te ontkennen. Ik heb Israëlische vrienden verloren, omdat ik elke keer als er Israëlisch bloed vloeide, opnieuw de motieven van het Palestijnse verzet probeerde uit te leggen. ‘Je begrijpt er niets van’, zeiden ze. ‘De Palestijnen willen ons hier niet. Dat is de waarheid en dat moet je in je krant schrijven. Dat doe je natuurlijk niet, omdat de krant je broodheer is’.Kritiek als deze en de ononderbroken confrontatie met het Israëlische drama hebben mijn correspondentschap tot een soms loodzware en uitputtende taak gemaakt.(…)

Mijn correspondentschap in Israël begon en eindigde met oorlog. Maar van alle drama's die ik heb verslagen, heeft de 'koningsmoord' op Israëls premier Yitzhak Rabin op 4 november 1995 in het hart van Tel-Aviv de grootste indruk op me gemaakt. Kort voordat Rabin door de orthodoxe nationalistische student Jigal Amir met drie pistoolschoten in de rug werd neergeschoten, stond ik niet ver van hem af op het grote bordes van het stadhuis. Ik zag dat Rabin die avond innig gelukkig was. Met honderdduizenden op het grote plein voor het stadhuis zong hij het vredeslied ‘Laat de zon opkomen’. “Don McCullin 49 “Elke mens met een beetje fatsoen vindt oorlog afschuwelijk. Want oorlog heeft maar één doel: de bevrediging van iemands verlangen naar macht en winst. En het zijn altijd de gewone mensen die lijden. Want bij het eerste teken van onraad springen de rijken in hun Mercedessen en terreinwagens en gaan ze ervandoor. De armen, de sukkels, kunnen niet vluchten. Zij betalen de rekening.Ik ben oorlogsfotograaf geworden omdat ik dacht dat ik oorlog op een waardiger manier kon benaderen dan andere mensen. Ik had medelijden met de slachtoffers van oorlogen en dacht dat ik nooit iets zou doen om dat medelijden te beschamen. In 1991, toen ik al een hele tijd geen oorlog meer had gezien, kreeg ik een telefoontje van een vriend in Damascus, de oorlogscorrespondent Charles Glass. Ineens voelde ik weer de behoefte om naar hem toe te gaan. Kort daarna zaten we samen in Irak. Samen met de Koerden trokken we naar het noorden, naar de bergen, op de vlucht voor het Iraakse leger. Ik weet nog dat ze in een ziekenhuis een jongen binnenbrachten die door een bom uit een van Saddams helikopters was geraakt. Het vliegverbod in de no-fly zone gold alleen voor vliegtuigen, en daarom bestookten de Irakezen de Koerden met bommen die ze uit helikopters naar beneden gooiden. De

49 De Standaard 22-23/02/03

Page 60: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

jongen was van kop tot teen verbrand. Heel zijn lichaam bloedde. Ik weet nog dat ik dacht dat ik beter een ander vak kon kiezen.Maar het is natuurlijk de taak van de fotograaf om iets van die gruwel te laten zien. Om te zeggen: dit is de echte oorlog, zo ziet het eruit op het terrein, dit is wat de oorlog met mensen doet. (…)

Het leger wil uiteraard niet dat honderden persmensen doodgaan of gewond raken als het schieten begint. Maar er is meer: we brengen het leger in verlegenheid doordat we door de militaire propaganda prikken. Toen ik in het noorden van Irak was, beweerden de Geallieerden dat er in heel het land geen intacte Mig meer te vinden was. Dat konden ze zelfs met luchtfoto's bewijzen. Toch vonden wij drie of vier jagers in perfecte staat: ze waren verborgen onder camouflagezeilen.Het is natuurlijk niet fijn dat je moet vaststellen dat je heel makkelijk gemanipuleerd kunt worden. Maar soms ben je zo wanhopig dat je zelfs op je knieën zou smeken om toch maar naar het front te mogen. Om de kans te krijgen om te sneuvelen. En die kans is reëel: ik heb in de loop der jaren genoeg vrienden verloren.

Stel nu dat je toch op de plaats terechtkomt waar alles gebeurt. Hoe maak je dan een goede foto? Kies je voor de doden, zoals velen van deze fotografen hebben gedaan, of voor de levenden? Kun je nog iets vertellen over de Irakezen die in de Amerikaanse hinderlaag op de weg naar Basra levend verkoolden50? Of moet je naar de gewonden, de vrouwen en de kinderen kijken? Wil je kunst maken of foto's? Sommige oorlogsfotografen noemen zich kunstenaars. Alle fotografen hebben artistieke neigingen, maar is een oorlog de juiste situatie om je daarmee bezig te houden? In de killing fields kun je beter niet aan Goya of aan prijsuitreikingen denken.

Ik heb mezelf altijd als fotograaf beschouwd, niet meer en niet minder. Ik ging naar de oorlog en ik dacht aan de mensen en hun pijn, niet aan tentoonstellingen en prijzen. Ik keek mensen in de ogen en zij keken mij in de ogen, en we lazen de schuld in elkaars blik. Als oorlogsfotograaf ontsnap je niet aan schuldgevoelens, zeker niet als de man voor jou dadelijk zal worden doodgeschoten en je om hulp smeekt.

Fotografie is meer dan foto's. Het is communicatie. Het gaat niet om de fotograaf, niet om kunst. Het gaat om het vastleggen. Soms, veel te weinig, kun je een daad van menselijk fatsoen, van vriendelijkheid en medelijden vastleggen - ik heb snikkende mannen stervende kameraden in hun armen zien houden. Maar dat is de enige 'mooie' kant van de oorlog die je te zien krijgt.Deze foto’s staan dichter bij de gewone realiteit. Ze zijn een luide aanklacht tegen de lelijkheid van de oorlog. En ze schreeuwen dat we er iets aan moeten doen”.

50 Hij heeft het hier nog steeds over de ‘eerste’ Golfoorlog

Page 61: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

1.5.3.2 Criteria voor goede oorlogsverslaggeving

De waarheid brengen

Op de Werelddag van de Persvrijheid wordt sinds 1997 elk jaar een prijs uitgereikt aan een journalist die in moeilijke omstandigheden aan de waarheid vasthoudt. In 2003 kreeg de Israëlische journaliste Amira Hass deze Unesco-Guillermo Cano World Press Freedom Prize. We citeren uit een artikel dat Mia Doornaert bij die gelegenheid schreef51.

“Amira Hass ging tien jaar geleden in Gaza wonen en verhuisde met de Palestijnse Autoriteit van Yasser Arafat naar Ramallah. Vanuit Palestijns gebied schrijft ze een dagelijkse column in de Israëlische krant Haaretz. Haar column zindert van verontwaardiging over de wijze waarop haar land, Israël, Palestijnen onderdrukt, mishandelt en doodt. Ze schrijft geen sentiment. Ze schrijft op basis van harde feiten, ze beschrijft het leven, dag na dag, onder de bezetting.Hass is journaliste. Dat wil zeggen dat ze niet selectief is in haar waarneming. Ze stelt ook de misbruiken van de Palestijnse Autoriteit aan de kaak, haar corruptie, haar willekeur. Vandaar dat ze vaak in last komt met de autoriteiten van beide kampen.(…) De prijs van Amira Hass stuurt een tweede belangrijk signaal uit. Wat de Israëlische journaliste en haar krant doen is de moeilijkste en moedigste vorm van berichtgeving die bestaat: ongenadig kritisch over het eigen land en het eigen volk berichten terwijl dat volk in een conflict verwikkeld is.Het is de moeilijkste vorm van berichtgeving, want ze vereist dat de journalist heel diep in zichzelf graaft om de eigen vooroordelen op te spitten. Journalisten zijn geen doorgeefluik. De keuze van de feiten, de wijze waarop, de woorden waarmee ze voorgesteld worden, dat alles wordt gekleurd door de persoon, de leefsituatie, het waardenkader van de journalist. Een van de diepste, zij het vaak onbewuste, vormen van identificatie is met de eigen gemeenschap, het eigen volk, de eigen natie.(…) Kritisch berichten over de eigen groep is nog om een andere reden zo moeilijk. Die 51 De Standaard 3-4/05/03

Page 62: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

groep is ook het eigen publiek, de klant. Wat correcte, evenwichtige berichtgeving is over conflicten die anderen aangaan, wordt plots ‘verraad’ en ‘nestbevuiling’ als je dezelfde journalistieke principes op de eigen gemeenschap toepast. Het vraagt beginselvastheid daarin stand te houden. Hoe vaak worden berichten of standpunten niet geweerd met het argument dat ‘ons publiek dit niet zou begrijpen’?(…)Dat is ook wat Amira Hass elke dag meemaakt: het onbegrip, de kritiek, de haatbrieven, omdat ze ‘Palestijnse terroristen goedpraat die joodse kinderen vermoorden’, omdat ze ‘partij kiest tegen haar volk’. Maar Amira kiest geen partij, ze kiest de waarheid. Ze weigert de Andere te demoniseren, of tot een abstractie te herleiden. Hoed af voor een journaliste die dat aandurft, voor de krant die zulke kopij publiceert”.

Het belangrijkste criterium voor verantwoordelijke mediaverslaggeving vanuit gewelddadig conflictgebied vinden we kernachtig geformuleerd terug in de titel van Doornaerts artikel waaruit we citeerden: “Kies de waarheid, geen partij”.

De beroemde (ex-CNN) oorlogscorrespondent Peter Arnett verduidelijkt52 hoe de media door het brengen van de waarheid, het opnemen van verantwoordelijkheid, een rol kunnen spelen tegen oorlog en geweld. Maar…: “Overschat de rol van de media niet. Ik deed de verslaggeving over de Vietnam-oorlog van het begin tot het einde. Ik schreef 3500 reportages, over de gevechten, over de Vietnamezen, over alles… Maar de Amerikanen geloofden liever president Lyndon Johnson, en daarna Nixon, tot ook die opstapte en er uiteindelijk een einde aan de oorlog kwam. Zelfs de meest dramatische verhalen die ik schreef, kwamen steevast onderaan de pagina terecht en de persconferentie van de president bovenaan. Wie denk je dat de mensen geloven: de president of een of ander journalist? Niet de media maar de ouders die niet wilden dat hun tienerzonen naar Vietnam moesten, maakten een einde aan de oorlog. Zij gingen demonstreren in Washington en New York. De media gaven wel de beelden en munitie voor het anti-oorlogsprotest, maar de anti-oorlogsbeweging vertrok vanuit de mensen zelf”. Of: hoe het brengen van de waarheid onrechtstreeks toch een positieve rol kan spelen.

1.5.4 Criteria voor goede oorlogsverslaggeving

1.5.4.1 Vredesjournalistiek

Sommigen gaan erg ver als ze het hebben over de verantwoordelijkheid van de media t.a.v. conflicten. Dan valt zelfs de term ‘vredesjournalistiek’.Melissa Baumann en Hannes Siebert gaan nog een stap verder: ze zien voor journalisten in conflictzones een rol weggelegd bij de vredesopbouw, te vergelijken met ‘bemiddelaars’.53 Zij werkten een project Mediation for Journalists uit in het kader van de Waarheids- en Verzoeningscommissie in Zuid-Afrika. Ze vinden immers dat de media invloed kunnen uitoefenen voor, tijdens en na een conflict. Het project

52 Solidair 19/06/0253 Hun samengevat vertaald artikel Media en Vredesopbouw vormt het hoofdstuk 5 in deel II (Terreinwerk) in Handboek Terreindiplomatie van Luc Reichler en Thania Paffenholz, Garant, 2000, Leuven – Apeldoorn, pag. 295-297

Page 63: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

ontwikkelde een journalistiek denkkader, waarvan de kern in de overtuiging ligt dat journalisten kunnen en moeten helpen om conflicten te beheersen in plaats van ze te doen escaleren: een grote verantwoordelijkheid. Het project maakte daartoe journalisten vertrouwd met een stel vaardigheden van ‘bemiddeling’, die in feite neerkomen op gezonde journalistieke vaardigheden en praktijken. We sommen ze hieronder op.

1. Het rond de tafel brengen van de partijen in de media: dankzij hun bijna ongeëvenaarde toegang tot de partijen, kunnen ze dialoog middels hun medium stimuleren. Belangrijk is alle partijen representatief te betrekken. 2. Actief luisteren: door zelf goed te luisteren en de standpunten goed samen te vatten doet men de partijen naar elkaar luisteren. Zonder echt luisteren blijven conflicten aanslepen.3. Aandacht van partijen vestigen op belangen: niet eeuwig de standpunten herhalen, maar de belangen die daarachter schuilen aan het licht brengen – waardoor soms zelfs raakpunten opduiken.4. Agendapunten vastleggen: pro-actieve journalistiek.5. Verkeerde voorstellingen en stereotypen over ‘de andere’ ontkrachten: want die worden nog versterkt door angst en zijn er tegelijk een voedingsbron van; door ze bloot te leggen helpen de media ze verdwijnen.6. Veronderstellingen in vraag stellen: die van de anderen, maar ook die van de journalist zelf tijdens zijn verslaggeving.7. Taal zuiveren: woorden kunnen bewust/onbewust veel schade toebrengen, en tegenstellingen en stereotypen in stand houden.8. Gezamenlijk oplossen van problemen: door de berichten en door stimuleren van de dialoog partijen tot actie bewegen. Media kunnen het conflict helpen structureren, kernproblemen identificeren successen belichten, de weg naar oplossingen beschrijven…

Reporting the World54 is een denktank van journalisten uit Londen. Deze organisatie richt ten behoeve van professionele journalisten regelmatig cursussen of discussiesessies in over domeinen zoals verantwoordelijkheden en aanwezigheid in het internationale nieuws. Hier nemen dikwijls ook gerenommeerde en ervaren journalisten aan deel. Een van hun publicaties is ‘Reporting the World – a practical checklist for the ethical reporting of conflicts in the 21st Century’. Sinds 1997 ijveren Jake Lynch en Annabel McGoldrick van Reporting the World voor de wereldwijde promotie en ontwikkeling van Vredesjournalistiek. Ze leiden trainingen voor journalisten en mensen uit de NGO-wereld in talrijke landen, o.a. Indonesië, Nepal, Cyprus, Jordanië, Noorwegen, Armenië, Georgië, Hongarije en de Verenigde Staten. Daarnaast verzorgen ze jaarlijkse cursussen aan het Centre for Peace and Conflict Studies van de universiteit van Sydney (Australië) en de School of Journalism aan de Cardiff Universiteit in Groot-Brittannië. Ze zijn ook verantwoordelijk voor de halfjaarlijkse module Vredesjournalistiek van de on-line Transcend Peace University.

Een leidraad in al de publicaties en cursussen van Reporting the World is de ethische checklist voor internationaal nieuws, toegepast op de verslaggeving over conflicten. De ethische criteria zijn ingedeeld in vier grote groepen.

54 Meer info op www.transcend.org/reporting.htm en www.reportingtheworld.org

Page 64: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

1. Het geweld verklaren

- Hoe komt de verklaring tot uiting in de manier waarop over het geweld wordt gesproken?

- Geeft het verslag een klassieke opsomming van het directe geweld?- Of schenkt het ook aandacht aan de invloed van structureel en cultureel

geweld op het leven van de betrokken bevolking?- Werpt het licht op de processen die achter het geweld liggen?- Hoe trekken we al dan niet besluiten over wat wellicht het verdere verloop zal

zijn, of zou moeten zijn?

2. Hoe omvangrijk is het conflict?

- Kaderen we het conflict als een getouwtrek – een zero-sum spel tussen twee partijen die in de clinch liggen over één doelstelling?

- Of als een wespennest: een patroon van talrijke interdependente partijen, met behoeften en belangen die elkaar misschien overlappen of uitzicht bieden op geïntegreerde oplossingen?

3. Is er nieuws over inspanningen of ideeën om het conflict op te lossen?

- Staat in ons verslag iets vermeld over vredesplannen, of eender welk beeld van een uitweg?

- Moeten die aspecten van het verhaal wachten totdat de leiders een overeenkomst sluiten?

- Laat verslaggeving over akkoorden ons ruimte om in te schatten of ze kans maken om met de oorzaken van het geweld af te rekenen?

- Vangen we iets op over andere actoren die werken aan het oplossen of transformeren van het conflict?

4. ‘Onze’ rol in dit verhaal?

- Luidt de boodschap dat ‘deze mensen nooit gebaat zullen zijn zonder onze weldoende interventie - die overwogen wordt’?

- Of suggereert het verslag dat ‘ze wel uit kunnen geraken, tenzij wij schadelijk interveniëren’?

- Zit er al iets van interventies in te pijplijn, zelfs misschien nog niet officieel aangekondigd?

- Is er ooit onderzocht wat de invloed was van vroegere of zal zijn van toekomstige interventies op het gedrag van de betrokkenen?

- Laat dit ons toe in te schatten of meer - dan wel minder - interventie een oplossing kan helpen tot stand brengen?

Uit bovenstaande checklist blijkt dat media dikwijls de vraag moeten beantwoorden of ze ‘objectief’ naast de zijlijn moeten blijven staan, ofwel enige vorm van betrokkenheid mogen of moeten vertonen: (tegen)geweld en militaire interventie verdedigen dan wel zich er tegen kanten of zelfs afkeur uitdrukken. In de eerste dagen bij de start van de Irak-oorlog was in de Britse en Amerikaanse pers bijvoorbeeld van enige terughoudendheid of objectiviteit weinig sprake. ‘A war beyond all wars’, luidde de titel in de respectabele The Times, die daarmee enthousiast de stem van de Amerikaanse regering vertolkte. The Sun, ook eigendom

Page 65: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

van oorlogsvoorstander Rupert Murdoch, stak net als al zijn andere kranten haar steun voor Bush niet onder stoelen of banken. Andere Britse kranten bleven genuanceerder. Een uitzondering was – aan het andere einde van de schaal – The Independent on Sunday, die kopte met ‘Not in our name, mister Blair’.

De meeste Vlaamse kranten waren genuanceerd, in editorialen drukten hoofdredacties wel spijt uit over het uitbreken van de oorlog, maar koppelden ze dat ook aan kritiek op de houding van de EU en van de Belgische regering. De ruime aandacht in de kranten voor de protestbeweging tegen de oorlog was anderzijds wel een onrechtstreekse aanwijzing voor wat de redacties ervan vonden. Volgens Bart Sturtewagen die gewoonlijk het commentaar in De Standaard schrijft, wil de redactie niet gewoon een doorgeefluik wil zijn, maar wel een discussieforum bieden, waarin de gebruikelijke clichés (“De Amerikanen zijn zot geworden”) overstegen worden. Dat is inderdaad óók een mogelijk antwoord op de in dit hoofdstuk opgedoemde vraag: is verantwoordelijkheid opnemen hetzelfde als stelling innemen?

Naast de kranten zijn er uiteraard nog de andere media, die we in ons verhaal een beetje stiefmoederlijk behandelden totnogtoe. Hoe reageerde bijvoorbeeld de Vlaamse radio op het uitbreken van de Irak-oorlog? Op Studio Brussel, Donna, Radio 1 en Jimtv kozen duidelijk stelling tegen de oorlog, wat zelfs alleen al bleek omdat oude protestsongs tegen de oorlog opnieuw de ether ingingen. Maar ook door luisteraars aan het woord te laten, door een anti-oorlogsmeeting in de Gentse Vooruit live uit te zenden, Radio 1 die symbolisch zelfs even de naam van het middagmagazine De Nieuwe Wereld veranderde omdat die zo Amerikaans klonk; en Leen Demaré (Donna) hield in Vrouwentongen een sleep-in à la John Lennon en Yoko Ono. Studio Brussel-baas Coenen vindt dergelijke stellingname niet ongepast: hij vindt dat zij moeten doorgeven wat leeft bij hun publiek, de jongeren. “Wij willen een doorgeefluik zijn voor die gevoelens, waaraan we ook zelf niet ontsnappen natuurlijk. We zijn nu eenmaal pacifisten, we walgen van oorlog.En dat gevoel mag best doorklinken in onze uitzendingen”.55 Radiomakers hebben dan meestal ook veel meer vrijheid dan televisiemakers, die alles veel meer vooraf plannen en opnemen. Toch ook hier nuanceren: nieuwsuitzendingen verschillen van bv. talkshows. Als Patrick Riguelle in De laatste Show positie inneemt door aan te kondigen voortaan Amerikaanse muziek te vermijden, dan kan dat. Hier komt een belangrijk onderscheid tot uiting tussen programma’s die dicht aansluiten bij de luisteraars en die de afkeer van de oorlog, het verlangen naar vrede, menen te mogen en zelfs moeten doorgeven op antenne – terwijl nieuwsuitzendingen zich objectief horen te gedragen en geen politieke uitspraken mogen doen. Dat is althans zoals het boekje het voorschrijft. Want we weten natuurlijk allemaal maar al te goed dat door de keuze van beelden, te interviewen personen en gebruikte formulering onderhuids wèl een stuk stelling wordt ingenomen. Wat soms dansen op het slappe koord betekent, en ongetwijfeld tot verhitte discussies leidt op de redacties en in politieke kringen. Journalisten die een stukje verantwoordelijkheid wensen op te nemen voor het vredesstreven kunnen dat doen, ze zullen vanuit hun engagement die strijd voeren.

Die strijd voor de geëngageerde, kritische stem wordt zeker in tijden van oorlog of conflict sterk aan banden gelegd. Af en toe bezinnen bewegingen zich over de positie van de journalist in dit verband. Een voorbeeld is het Mediacongres van Münster op 2 februari 2002. Dit congres keurde de Münstaner Erklärung goed – toegespitst op de Duitse actualiteit, maar wij onthouden wat hier gezegd wordt als toepasbaar

55 De Standaard 22-23/03/03

Page 66: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

wereldwijd, op alle conflicten. Wij vertalen de tekst, die als titel had ‘Für Journalismus als Friedenskultur – gegen Erschränkungen der Presse- und Meinungfreiheit’ (Voor een journalistiek van vredescultuur – tegen beperkingen op de vrijheid van pers en mening).56

“Journalisten en journalistes werken in tijden van crisis en oorlog onder speciale omstandigheden. Dan zijn ze in aanzienlijke mate blootgesteld aan censuur en aan manipulatie door o.a. regeringen, uitgevers en redacties, en ondervinden ze dikwijls massale beperkingen en tijdelijke morele of economische druk als ze kritisch rapporteren of becommentariëren. Vanwege de overheid worden ze meestal met gestuurde informatie overstelpt, terwijl voor eigen onderzoek de speelruimte vermindert. Vredesgroepen van hun kant ondervinden dikwijls de georganiseerde onwetendheid vanuit de gevestigde media. Het wordt hen meermaals moeilijk gemaakt om alternatieve voorstellen en ideeën van niet-militaire oplossing in de openbare discussie aan bod te brengen. Sinds het Duitse leger wereldwijd deelneemt aan militaire interventies, zijn ook meer en meer domeinen binnen de mediawereld onderdeel geworden van een politieke strategie van rechtvaardiging met als doel de openbare opinie te misleiden over de wettelijkheid en het nut ervan, en de noodzakelijke bewapening af te dwingen. Kritische journalistiek wordt een uitzondering.Met de zogenaamde ‘Sicherheitspakete’ (bedoeld word wellichtt: veiligheidsmaatregelen) plant men nieuwe beperkingen op de persvrijheid, de bescherming van informatiebronnen en het briefgeheim. Op redacties neemt de druk toe op de kritische medewerk(st)ers. De openbare opinie wordt gericht met professionele public-relationscampagnes belogen en gemanipuleerd, waardoor vijandbeelden opgebouwd of versterkt worden. Het misbruik van de media voor oorlogspropaganda en de beperking van de persvrijheid kunnen wij niet aanvaarden. Wij ijveren voor een vrije journalistiek, die de oorzaken van oorlog ontmaskert, vijandbeelden afbreekt en de civiele alternatieven voor oplossingen belicht.Wij verzetten ons tegen alle pogingen om de voor het militarisme kritische stemmen monddood te maken. Meer in het bijzonder protesteren wij tegen het bespioneren van journalisten, media en informatieverspreiders van de geplande Sicherheidspakete. Wij willen door de democratische netwerking tussen media en hun publiek, en ook tussen sociale en politieke bewegingen, een alternatieve publieke opinie creëren en openbaar maken wat wij onder vrede verstaan. Wij streven samenwerking na tussen de media, de wetenschap en de vredesbeweging, om in de samenleving een kritische en verantwoorde omgang met de media te bevorderen.”

1.5.4.2 Media en geweld: criteria voor goede journalistiek

In 1.5.4.1 ging de verantwoordelijkheid die sommigen verhopen van de journalist inzake het probleem van geweld, vrede en oorlog wel erg ver: verslaggevers kunnen aan vredesjournalistiek doen, en daar bestaan checklists en criteria voor. We hebben eerder al voorbeelden gegeven waarin dit inderdaad zeer bewust door de uitzendende/schrijvende media zelf georganiseerd wordt: cfr. de vredesradio in Burundi en de andere initiatieven van Search for Common Ground. Maar ook de

56 Friedens Forum 2/2002

Page 67: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

‘gewone’ media kunnen zich verantwoorde criteria opleggen. Ook die media kunnen verantwoordelijkheid nemen, door aan ‘goede’ journalistiek te doen naar de betrokken bevolkingsgroepen in een conflict en/of naar de bevolking van de interveniërende buitenlandse staten.

Dat komt scherp tot uiting in hoe verschillend Amerikaanse zenders en de Britse BBC reageerden op de aanslagen van 11 september en de daarop volgende oorlog tegen de Taliban. De BBC was in die tijd in het Nabije en het Midden-Oosten veel meer geliefd dan de Amerikaanse zenders, omdat haar zenders een op dialoog georiënteerde programmatie hanteren57. Sedert de inzet van Britse troepen in Irak zal die sympathie wel danig afgenomen zijn. Maar de volgende illustraties tonen alvast toch hoe media wél een verantwoorde houding kunnen aannemen. Reeds in de aanloop van de aanval in Afghanistan – toen ook de Britse betrokkenheid al in de lijn van de voorspellingen lag – presteerde de BCC het om een interview met de ‘erfvijand’ uit te zenden, in de persoon van Talibanleider Mullah Omar. In Iran – met zijn intern conflict tussen de hervormers en de religieuze fundamentalisten - kennen de BBC-uitzendingen in de lokale Farsi-taal veel succes omdat ze regelmatig een platform bieden voor de verschillende oppositiegroepen. Telkens de Iraanse ultraconservatieve leiders weer eens een krant sluiten die de hervormingsgerichte stem van president Kathami vertolkt, kunnen de getroffen journalisten via de BBC hun verhaal verder blijven vertellen. Veel Iraniërs die willen weten wat er in hun land gebeurt, luisteren naar BBC-programma’s.

In het invloedrijke Britse tijdschrift Foreign Policy verscheen een artikel dat net die Amerikaanse heropleving van de oude oorlogspropaganda via zenders als Voice of America afkeurt als strategie. Mark Leonard, directeur van het dicht bij Tony Blair staande Londense Foreign Policy Institute, doet de Amerikaanse strategie af als achterhaald: “Diplomatie naar het publiek toe – bedoeld om met andere bevolkingen in contact te treden en aldus het wijd verbreide anti-Amerikaanse ressentiment tegen te gaan, zal alleen succes oogsten als men echt in dialoog treedt. In de strategie om de motieven van de westerse politiek uit te leggen en deze als meer geloofwaardig voor te stellen aan de opinieleiders en de publieke opinie in het nabije Oosten, moet men zich ook voor onaangename kritiek durven openstellen”.

Net in dat licht onderwierp de Duitse zender Deutsche Welle enkele jaren geleden haar radioprogramma’s voor het Nabije en Midden-Oosten aan een kritisch onderzoek. De vraag die de toenmalige minister voor Cultuur in een hervormingsrapport stelde was hoe Deutsche Welle zich kan omvormen tot een instrument ten dienste van de dialoog tussen culturen en van een verlichte internationale politiek. Het rapport benadrukte het belang daarin van modernisering op allerlei vlak: zendschema, redactioneel beleid, journalistieke presentatievormen, personeelspolitiek. Ons besluit: media, ook overheidszenders, kunnen verantwoordelijkheid opnemen en positie kiezen, door zich te richten op dialoog en uitwisseling, i.p.v. op de eigen regeringsstandpunten.

Propaganda van de betrokken regeringen en militairen maakt het in en conflict de media echter bijzonder moeilijk om aan goede oorlogsverslaggeving te doen. In alles wat voorafging gaven we talrijke voorbeelden van hoe het verkeerd kan lopen. Nico Carpentier merkte op dat ook in de Irak-oorlog de hele notie van objectiviteit - met zijn vier componenten relevantie, evenwicht, feitelijkheid en waarachtigheid - zeer

57 IPPNWforum 79/03

Page 68: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

zwaar onder druk stond. De media trappen in dezelfde valstrikken: ze laten zich opsluiten in de oorlogsretoriek en –taal. De verleiding is dan ook groot: een oprukkende oorlogsmachine is het ideale narratieve onderwierp. Wat nieuws is, is wat er militair gebeurt. En wat er gebeurt, is bovendien spectaculair.”58 Wat is volgens hem dan goede oorlogsjournalistiek? Met betrekking tot het gebruik/misbruik van de embedded journalisten zegt hij: “Als ze al bestaat, dan moet dat een mix zijn: een TV-zender of een krant die én een embedded reporter heeft, én een solo opererende onderzoeksjournalist te velde – hoe risicovol ook – én op de thuisredactie nog volk dat voor achtergrond en duiding kan zorgen”.59 Meer in het algemeen stelt hij het volgende 60. “Dé ideale oorlogsverslaggeving moet bestaan uit een diversiteit van journalistiek, zelfrelativering van de journalist en deskundige coördinatie op de thuisredactie”. Hij bespeurde in de Irak-verslaggeving toch ook positieve dingen: “Om in de beeldtaal van de oorlogsmachinerie te blijven: er werd al eens zand in de machine gestrooid. Er doken ook alternatieve machines op. En ook door het blootleggen van het ware gelaat van de oorlogsmachine, zoals bij de beschieting van het pershotel Palestine gebeurde, werd er zeer relevant gestoord. Zand strooien in de oorlogsmachine gebeurde her en der door het tonen van beelden van Iraakse én Amerikaanse/Britse slachtoffers. Die verraadden het ware, gruwelijke gelaat van een oorlog. Positief was zeker dat CNN, dat in '91 helemaal alleen live de Golfoorlog coverde, dat tv-monopolie niet meer had. Nu waren er verschillende Amerikaanse en Europese zenders en ook Arabische zenders, zoals Abu Dhabi-tv en Al-Jazeera. Dat die als ‘stoorzender’ ervaren werden, bewijst het feit dat op het Internet de Engelstalige website van Al-Jazeera door een aantal Amerikaanse en Britse providers geblokkeerd werd.Let wel: geen van al die tv-zenders zorgde voor dé objectiviteit, maar ze leverden elk een ‘andere’ door hun cultuur bepaalde objectiviteit. De grote les die daaruit getrokken kan worden is dat wij onze eigen waarheid veel beter moeten leren relativeren en, op basis van andere visies en invalshoeken, moeten bijsturen”. (Over die alternatieve media-zandstrooi-machines: zie deel 2 van deze brochure61).

Uit zijn verhaal onthouden we: objectiviteit met zijn vier componenten relevantie, evenwicht, feitelijkheid en waarachtigheid; zich niet laten opsluiten in de oorlogsretoriek en –taal; diversiteit van journalistiek, zelfrelativering van de journalist en deskundige coördinatie op de thuisredactie; embedded mensen ter plaatse met andere infobronnen aanvullen; als ontvanger van mediaverhalen: niet voortgaan op één stem, één medium,maar op zoek gaan naar deeltjes van de waarheid in verschillende alternatieve mediabronnen.

Laat ons de cirkel rond maken en terugkomen op wat de mensen van Transcend en Reporting the World aan journalisten die over conflict en oorlog verslag doen nog te zeggen hebben, met hun waslijst ‘What a Peace Journalist would try to do’. Het is een concrete uitwerking van bovenstaande check-list en meer dan dat. Hun adviezen zijn o.i. niet alleen van toepassing op hun ‘vredesjournalisten’, maar op àlle journalistiek die over geweld handelt:

1. Vermijd het portretteren van een conflict als zich rond één doelstelling afspelend tussen twee partijen. Want dan is het resultaat dat de ene wint en de andere verliest. Wèl: ontrafel de twee in meerdere kleinere conflictpartijen

58 De Standaard 26-27/04/0359 De Standaard 02/04/0360 De Standaard 26-27/04/0361 Verschijnt in de loop van 2004

Page 69: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

die velerlei doelstellingen betrachten, wat meer creatieve mogelijkheden opent richting oplossing.

2. Vermijd sterke verschilpunten te aanvaarden tussen wij en de anderen. Die roepen immers het gevoel op dat een andere partij een bedreiging vormt of zich buiten het domein van de beschaving gedraagt. Wèl: zoek de ander in het zelf, en vice versa. Als één partij zich voordoet als ‘de goeden’, bevraag ze dan over hoe verschillend hun gedrag in werkelijkheid is van dat wat ze als ‘de slechten’ brandmerken.

3. Vermijd een conflict te behandelen alsof het vertoonde geweld op zichzelf staat in tijd en ruimte. Wèl: zoek verbanden en gevolgen voor mensen op andere plaatsen - nu en in de toekomst. Stel volgende vragen: welke zijn al de mensen die de gevolgen dragen? Wat zal er gebeuren als….? Welke lessen zullen de mensen trekken als globaal publiek? Hoe schatten ze de gevolgen in van de stellingen van de conflictpartijen op nabije en verre conflicten in de toekomst?

4. Vermijd het inschatten van de verdiensten van gewelddadige actie of beleid in termen van enkel maar de zichtbare effecten ervan. Wèl: zoek hoe je ook van de onzichtbare effecten kunt verslag doen: bv. de lange termijngevolgen van psychische schade en traumatisering, die misschien de kans vergroten dat de getroffenen later geweld zullen toepassen, tegen andere mensen, groepen of landen.

5. Vermijd dat partijen zichzelf definiëren door alleen maar eisen en stellingen van hun leiders te citeren. Wèl: ga dieper in op hoe mensen op het terrein in hun dagelijks leven getroffen worden; wat zij willen veranderd zien; of de mening van hun leiders de enige en de beste oplossing is voor de veranderingen die zij wensen?

6. Vermijd altijd te focussen op wat partijen verdeelt, de verschilpunten in wat zij zeggen te wensen. Wèl: stel vragen die gemeenschappelijke achtergronden kunnen doen ontdekken en die in de verslaggeving antwoorden kunnen inlassen waarin gemeenschappelijke of minstens compatibele doelstellingen worden gesuggereerd.

7. Vermijd om alleen maar over daden van geweld en gruwel verslag te geven. Als je al het andere weglaat, suggereer je dat de enige verklaring voor geweld in afvoorgaand geweld ligt: wraak; de enige remedie is dan meer geweld (dwang, straf). Wèl: toon aan hoe mensen in hun alledaags leven geblokkeerd, gefrustreerd of gedepriveerd zijn, als uitleg voor het optreden van het geweld.

8. Vermijd iemand te beschuldigen als eerste begonnen te zijn. Wèl: onderzoek hoe gemeenschappelijke problemen en gegevens hebben geleid tot gevolgen waarvan alle partijen zeggen ze nooit zo bedoeld te hebben.

9. Vermijd alleen maar te focussen op het lijden, de angsten en de ellende van één partij. Zo verdeel je in goeden en slechten. Je suggereert dat het straffen of bedwingen van de slechten een oplossing is. Wèl: gelijke nieuwswaarde hechten lijden, angsten en ellende van alle partijen.

10.Vermijd slachtoffertaalgebruik zoals noodlijdend, verwoest, onbeschermd, tragisch, dat alleen maar zegt wat is gebeurd met en zou kunnen gedaan worden voor een groep mensen. Dit ontneemt hen hun eigen kracht en beperkt de mogelijkheden van verandering. Wèl: vertel wat er al door de mensen zelf gedaan is en zou kunnen gedaan worden. Vraag ze niet alleen maar hoe ze zich voelen, ook wat ze denken en hoe ze ermee omgaan. Denken zij aan bepaalde oplossingen?

Page 70: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

11. Vermijd onnauwkeurig gebruik van dramatische woorden om te beschrijven wat mensen is overkomen. Oppassen dus met ‘genocide’ (een heel volk uitroeien), ‘decimeren’ (uitmoorden van een bevolking tot nog slechts één tiende); ‘tragedie’; ‘sluipmoord’ (Engelse term: assassination: wordt gebruikt voor moord op een staatshoofd); massamoord (is vrijwillige moord op ongewapende en onbeschermde mensen: zijn we daar zeker van, of zijn ze misschien in een veldslag omgekomen?); ‘systematische verkrachting of uitdrijving,…’ (= georganiseerd - of is het enkel een niet-samenhangende reeks incidenten?). Wèl: precies woordgebruik. Uiteraard het lijden niet minimaliseren, maar toch de zwaarste terminologie reserveren voor de allerergste situaties, anders glijdt het taalgebruik af, en erger: je draagt bij tot het rechtvaardigen van onevenredige tegenreactie die het geweld doen escaleren.

12.Vermijd demoniserende termen zoals wreed, bloeddorstig, barbaars. Ze komen uit de mond van één partij over wat de andere aanricht. Met die termen identificeert de journalist zich met die ene, en helpt de escalatie van het geweld rechtvaardigen. Wèl: rapporteer wat je weet over wandaden en geef zoveel mogelijk informatie over de betrouwbaarheid van anderen als ze rapporteren of beschrijven.

13.Vermijd demoniserende termen als terrorist, extremist, fanatiek, fundamentalist. Termen die komen uit de mond van ‘wij’ over ‘hen’. Niemand gebruikt die woorden voor zichzelf. Door ze te gebruiken kiest de journalist partij: de bedoelde persoon is onredelijk, dus is het ook minder verstandig met hem redelijk te onderhandelen. Wèl: benoem ze met de term die ze voor zichzelf gebruiken. Of wees minstens nauwkeurig in je beschrijving.

14.Vermijd uitsluitend te focussen op mensenrechtenschendingen, fouten of wangedrag van alleen maar één partij. Wèl: probeer àlle fouten te noemen en behandel de beweringen van alle partijen even ernstig. Dit betekent niet de aanvaarding zonder onderzoek van alle beweringen, maar wel gelijkwaardig zoeken naar enige grond van waarheid, slachtoffers aan alle kanten met gelijk respect behandelen en de bestraffing van alle oorlogsmisdadigers als even belangrijk zien.

15.Vermijd een mening of bewering voor te stellen als een feit (‘X, de vermeende verantwoordelijke voor de massaslachting te Y’). Wèl: vertel erbij van wie die bewering of mening komt (‘van massaslachting beticht door de VN’). Anders schakelt de journalist zichzelf in in de beweringen van een der partijen.

16.Vermijd de ondertekening door leiders van documenten die een wapenstilstand of een overwinning bezegelen te onthalen als zeker tot vrede leidend. Wèl: rapporteer over de issues die nog te regelen overblijven en die misschien nog tot verder geweld zullen leiden. Stel de vraag wat gedaan wordt om op het terrein de middelen te versterken om conflicten te behandelen en op te lossen op geweldloze wijze, om ontwikkeling en structurele behoeften aan te pakken en om een cultuur van vrede te bevorderen.

17.Vermijd te wachten op onze eigen leiders om oplossingen aan te reiken. Wèl: onderzoek en rapporteer elk mogelijk vredesinitiatief, waar het ook vandaan komt. Stel bv. vragen aan ministers over de ideeën van de basisbewegingen. Beoordeel de kansen op vrede aan de hand van wat jij weet over de kwesties die de partijen werkelijk belangrijk vinden. Schuif die niet terzijde als ze niet samenvallen met de gevestigde standpunten.

Page 71: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

Wij hebben deze lange lijst hier niet opgenomen omdat we verwachten dat de lezers van deze brochure allemaal oorlogsjournalisten in spe zijn. Wel omdat dit een leidraad vormt waarmee we als kritische krantlezer, radioluisteraar of tv-kijker kunnen tewerkgaan. In élk oorlogsverslag of reportage over een conflict gebruikt een journalist (heel dikwijls onbewust) bepaalde termen, gegevens, informatiebronnen wel of niet. Door daar dankzij deze 17 punten doorheen te kijken, leren we waar hij/zij zich ten aanzien van de conflictpartijen (on)bewust situeert. En dat is onmisbaar om voor onszelf het ontvangen nieuwsbericht te duiden. Om de terminologie van de waslijst te parafraseren: vermijd klakkeloos te kijken, te luisteren of te lezen. Wèl: kijk, lees en luister kritisch. De waslijst is aldus een van onze wapens tegen (on)bewuste propaganda die in het nieuws doorsijpelt. In deze brochure zijn van bovenstaande 17 punten voorbeelden te over te vinden…

Page 72: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

1.6 Conclusies deel 1De media vinden in gewelddadige conflicten en oorlog een dankbare prooi. Geweld levert spectaculaire beelden of verslagen op, het boeit de nieuwsafnemer, het verkoopt goed. Maar media zijn allesbehalve de neutrale verslaggevers waarvoor ze zichzelf uitgeven. We hebben in dit deel 1 van de brochure de media als onderdeel van het slagveld beschreven. Enerzijds zijn ze op dat slagveld een doelwit van de propagandamachine, anderzijds nemen ze soms mee het propagandawapen op – in dit geval het wapen van het woord of het beeld.

De media hebben de jongste jaren veranderingen (commerciële druk, de stress van de snelheid, de nieuwe informatiedragers..) ondergaan die het op dat slagveld nog moeilijker maken om de speld in de hooiberg te vinden: de waarheid over wat er in een conflict aan de hand is. Anderzijds zijn de mechanismen van oorlogspro-paganda zou oud als de straat. Die propaganda is afkomstig van de in het conflict of in de oorlog betrokken partijen, maar heel dikwijls vormen de media zélf een bron van propaganda. De hooiberg wordt er alleen maar groter door.

We hebben gewezen op de verantwoordelijke rol die media en journalisten kunnen spelen op ‘hun slagveld’. Kritische, objectieve of zelfs voor vrede geëngageerde journalisten hebben het niet gemakkelijk. Dikwijls is hun beroep zelfs gevaarlijk. En we hebben met talrijke voorbeelden, tot en met een check-list en een lijst criteria voor ‘goede oorlogsjournalistiek’, niet alleen een leidraad beschreven waar journalisten zich op kunnen toespitsen, maar ook de nieuwsgebruiker een wapen in handen gespeeld om àchter de woorden en de beelden te kijken.

Want de waarheid die wij als nieuwsgebruiker wensen te vinden heeft veel gezichten. Geweld heeft oorzaken die bijna altijd erg complex zijn en daarenboven niet direct gekend zijn door de publieke opinie en/of ontkend worden door de betrokken partijen. Vele oorlogsmisdaden blijven onbestraft omdat ze niet aan de openbaarheid – lees de pers – worden vrijgegeven. De dramatische neveneffecten van militaire interventies op het dagelijks leven van de getroffen bevolking komen veelal niet ter sprake, in de media en bij de politici. En last but not least: vreedzame mogelijkheden om tot een vergelijk te komen worden niet beluisterd, niet onderzocht.

Alternatieve media doen opgang en vormen een nieuw wapen in de strijd naar de waarheid - tevens ook in de strijd naar verandering, naar een andere samenleving met minder geweld en oorlog. In het tweede deel van deze brochure, dat in de loop van 2004 verschijnt, werpen we ons licht op dit nieuwe strijdwapen. Dan bekijken we ook de invloed die geweld in de media uitoefent op de lezers/kijkers. En zullen besluiten met de spots op de verantwoordelijkheid van alle bij het thema media en geweld betrokken actoren: de media zelf, de overheid, de opvoeders, de (vredes)beweging en de nieuwsontvanger.

Page 73: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit

BibliografieNaast de in vele voetnoten opgesomde bronnen is de hiernavolgende lectuur interessant met betrekking tot het thema Media en Geweld:

De medialeugen, diverse auteurs, EPO, Papieren Tijger, 1994

Elementaire principes van oorlogspropaganda – bruikbaar bij koude, warme of lauwe oorlogen, Anne Morelli, EPO, 2003

Verborgen verleiders – hoe de media je sturen, Jaap van Ginneken, Teleac/NOT, 2000

Communicatiewetenschap, J.J. Van Cuilenburg, O. Scholten en G.W. Noomen, Dick Cutinho, 1984

Page 74: MEDIA EN GEWELD - Vredesactie · van de Amerikaanse generaals te gaan, zorgde dit voor een ommekeer bij de publieke opinie aan het thuisfront. Cameraploegen gingen er zelf op uit