Examenvragen metabolisme en voeding

Dit bestand werd in 2018 gemaakt, auteur onbekend, en in academiejaar 2019-2020 gedeeld door Eline Du Caju + bewerkt door een aantal studenten uit promotiejaar 2025

2018-2019 CASUS: over een 40 jarige Congoleese moeder (ze heeft 4 kinderen) die behandeld wordt met een middel voor diabetes, glibenclamide, dat K(ATP)-kanalen doet sluiten. Ze heeft onderrug en nierpijn, en klaagt van bloederige urine. Ze wordt opgenomen in het ziekenhuis. Bloedwaarden: glycemiewaarde is 6,5 mmol/l en de rode bloedcellen heb; ,nrrben een aberrant uitzicht: er zijn stukken uit. Urinewaarden: geen glucose, witte bloedcellen, rode bloedcellen of ketonlichamen te bespeuren en wel hemoglobine in de urine. Concentratie he moglobine in de RBC ligt rond de 100 (ondergrens voor normaal is 130) Vragen over casus 2:

1. Effect van het middel wordt best verklaard door:

A) Verhoogde werking van adrenaline op beta cellenB) Versterking van de glucose werking op beta cellenC) Verminderde glucose werkingD) Iets met GLP-1 remt de werking van de ß-cel

2. Welk type diabetes heeft de vrouw waarschijnlijk, naargelang de waarde die ze vertoonde: was het niet ‘naar gelang de medicatie die toegediend wordt’ ofzo eerder, het was niet ‘de waarde’ in ieder geval

Zwangerschapsdiabetes Type 1Type 2 Ik had type 2 maar was wel niet zeker aangezien de waarde 6,5 mmol/l was en dat wees op prediabetes Ik had dit ook Pre diabetes pre diabeet wordt volgens mij niet behandeld ik had deze, metmorfine/glibenclamide wordt verbruik bij prediabetes om diabetes te voorkomen. Er staat toch wel duidelijk in de slides dat bij prediabetes de eerste behandeling een verandering van levensstijl moet zijn om de insulineresistentie tegen te gaan? Dus ik zou ook type 2 denken Heb ook Type 2 gepakt Ja prediabetes is veranderen levensstijl zowiezo, medicatie is pas vanaf je effectief diabetes hebt

Tis wel diabetes type 2 denk ik hoor, de waarde die ze had was net omdat ze dit middel al gebruikte, prediabetes wordt behandelt met betere levensstijl denk

A.

3. De vrouw had type O bloedgroep; de volgende twee stellingen worden gegeven:

Stelling I: bloedgroep O ontstaat omdat het allel niet voor functioneel enzym kan coderen Stelling II: bloedgroep O zal antigen A en antigen B als lichaamsvreemd ervaren

Beide stellingen correct hoe kan stelling 1 juist zijn? Bloedgroep ontstaat daardoor niet, het is de ziekte die daardoor ontstaat! Ik had daarom d. Stelling 1 klopt wel hoor, dat enzym codeert gewoon voor een niet functioneel enzym waardoor er geen van die laatste suikengroepen op bloedgroep 0 komt => een niet functioneel transferase!Beide stellingen foutiefStelling 1 correct, stelling 2 foutiefStelling 1 foutief, stelling 2 correct

wat denken jullie hier?ik denk echt wel dat ze allebei juist zijn, staat ook in de sofia modules (ik denk hoofdstuk 2) dat bloedgroep O komt door een niet-functioneel enzym, dat dus geen suikergroep op de rode bloedcellen kan zettenbedankt!

4. Met deze verschijnselen aan welke pathway moeten we aandacht geven?

glyocogenolysegluconeogeneseketogenesepentosefosfaatweg (G6PD-deficiëntie)

6. Nadat de patiënt stabiel is krijg je de kans om te praten over haar vroegere levensjaren. In verband met deze casus zal ze gelijke symptomen verkrijgen indien ze in contact

komt met …A)Een bepaald soort bonenB)Toegevoegde suikersC)Fructosehoudende fruitpap

D) Vezels

7. 2 lopers zijn aan het argumenteren over welke stelling juist is als ze een afstand van 10 km aan hoge snelheid ( in 40 min) of lage snelheid ( in 1u lopen). Wat is juist? Bij een hogere snelheid zal:

A:... je meer energie gebruiken

B:... je een hogere metabole flux hebben Ik had dit Ik ook, de andere kloppen gezien de tijdspanne allemaal niet.

Hoezo kloppen die niet kwa tijdspanne? Tijdspanne is ni echt de reden dat de andere fout zijn. Vet verbranden doe je

bij lage snelheid, meer vezels ga je blijkbaar ook niet gebruiken (vind ik ook nog wel vaag) en A zou volgens Schuit

niet kloppen, ook al kan ik dat na uitleg nog steeds moeilijk vatten (uitleg: ‘een half uur tegen 500 watt is evenveel als

een uur tegen 250 watt’)

C:... je meer vet verbranden

D:...je meer spiervezels gebruiken

8. Wat inhibeert hepcidine?

A: Ferroportine

B: Haepsedine

C: divalente metaal transporter

A.

D: duodenaal cytochroom b

Waar staat dit in de cursus? module 3.1.5 slide 11-12

9. Welk lipoproteine heeft de kleinste diameter? A: chylomicronen

B: VLDL

C: LDL

D: HDL

10. Welke zoetstof bevat phenylalanineA) aspartaamB) sucraloseC) sacharineD)

11. high fructose-corn syrup en positieve correlatie met iets in het bloedA) urinezuur Heeft iemand hier verdere uitleg over? slide 90 van les 3 voeding, tabel C ook hot topic 2B) glucoseC) ketonzurenD) geconjugeerd bilirubine

12) Welke micronutriënten beïnvloeden elkaar / werken samen zoiets in metabole wegen

A: Zink en koper ik heb dit aangeduid want Copper and zinc are essential nutrients in our body and they work

together. There are many problems that can occur if we have a copper and zinc imbalance.

B: Ijzer en zink

C: lood en kwik

D: Jood en selenium. Oh ik twijfelde met zink en koper maar heb dit aangeduid, was dat juist?? Ik dacht ook

aan A maar heb toch deze gekozen aangezien dit als antwoord stond op wikimedica Zijn ze niet gewoon

allebei juist? Iemand die dit zeker weet? → omzetting T4-->T3 hierdoor

13) Bij welke glycogenose helpt toedienen van het enzym via de bloedbaan?A) AndersenB) PompeC) Von GierkeD) Hens

Waar staat dit? -> iemand heeft dit zojuist veranderd naar antwoord C, maar ik denk dat het antwoord B wel is (zoals hier eerder aangeduid was)waarom is het antwoord B ? -> omdat bij de ziekte van Pompe er een enzymdefect is van alfa 1,4 glucosidase waardoor geen omzetting naar glucose en dus een opstapeling van glycogeen. Bij toedienen van enzym zal probleem opgelost zijn. (Zie HB p 190-191) Dankuwel! Ik dacht ook B.

14) Welke base bij aanmaak membraanlipideA) cytosineB) adenineC) guanineD) thymine

15) Welke van volgende is een belangrijk onderdeel van surfactansA)dipalmitoyllecithineb) fosfotidylserinec) fosfatidylethanolamined) gangliosiden

16) Welk ketonzuur in je lichaam draagt het minste bij tot de zuurheid van de pH bij diabetische ketoacidose

A.

A) aceton B) acetoacetaat dit is het juiste (zie wikipedia)C) betahydroxybutyraatD) alfa-ketoglutaraat

waarom niet A? Ik zou ook denken A aangezien dat bijna letterlijk in de PPT’s staat

het is b want in de vraag zeggen ze welk KETONZUUR en aceton heeft geen zure eigenschappen

dus geen zuur, moest er in de vraag ketonlichaam hebben gestaan was het denk ik wel aceton.

17) Wat regelt de flux: zorgt voor stimulatie van de vetzuursynthese en remming van bèta-oxidase,

A) malonyl-coA

b) acetyl co

c) acyl CoA

18) op wat voor manier zorgen transvetten voor lage [HDL] en hoge [LDL]

A) via CETP

B) via LCAT

C) via activering HMG-reductase

19) DIO1-3 zorgen voor de omzetting van ...A) T4 naar T3 B) T3 naar T4C) tyrosine naar thyroxineD) thyroxine naar T4

20) CASUS 2: James met symptomen die leken op kawasjirkor (oedeem enz …)James heeft ... ; De reden dat hij ascites heeft is verlaagde concentratie aanA)Kawasjirkor ; AlbumineB) Kawasjirkor ; insulineC) marasmus ; albumineD) marasmus ; insuline

21) Feochromocytoom (tumor bijniermerg) ⇒ Warburg effect: Welke metabolief werkt hard?A) HIF-1 alpha ⇒ was dit niet anders? Ik had dit ook, ik ook. Warburg effect= verhoogde glycolyse flux, en dat gebeurt door de transcriptiefactor HIF-1 alfaB) SREBF2

22) Leloir-wegA) lactoseB) sucroseC) fructoseD) zetmeel

23) Waar wordt aromatase gebruikt tijdens zwangerschap? A) nieren foetusB) lever foetusC) ovariaD) placenta? ik denk dit , ik had dit ook, ik ook

24) Welke twee enzymen voor gluconeogenese? was anders geformuleerd Van welke twee enzymen stijgt de

A.

activiteit bij iemand die aan het vasten is?A) PFK-1 PFK-2 B) fructose-1,6-bisfosfatase en fructose-2,6-bisfosfataseC) fosfofructokinase 1 (PFK1) en fructose-1,6-bifosfataseD) fosfofructokinase 2 en fructose-2,6-bifosfatase

25) Lipolyse door:A) adrenaline B) cortisolC) glucagon D) insuline

26) Wie heeft het meest kans om alcoholverslaving te krijgen?A) langzame ADH1B , snelle ALDH2? Denk ik ook :) ik ookB) langzame ADH1B, langzame ALDH2C) snelle ADH1B, snelle ALDH2 D) snelle ADH1B, langzame ALDH2

27) Na hoeveel dagen is de glycogeenvoorraad uit lever op voor glucose voor de hersenen? A) 1 dag denk dit , inderdaad 24u maarB) 3 dagenC) 10 dagenC) 30 dagen

28. Kolom 1: (reversibele inhibitie): statine (juist), 5-fluoro uracil (fout)

Kolom 2: (zelfmoordinhibitie): allopurinol (juist), methotrexaat (fout)1 begrip staat op juiste plaats2 begrippen staan op de juiste plaats3 begrippen staan op de juiste plaats4 begrippen staan op de juiste plaats

29. Kolom 1: (essentiële AZ) proline (fout), serine (fout)

Kolom 2: (niet-essentiële AZ) glycine (juist), lysine (fout)1 begrip staat op de juiste plaats2 begrippen staan op de juiste plaats3 begrippen staan op de juiste plaats4 begrippen staan op de juiste plaats

30. Wat heeft een coA-geactiveerd bouwsteen?A) ketogeneseB) glycogeneseC) ureumcyclusD) gluconeogenese

31) glycosaminoglycanen: wat is fout?A) bevatten altijd hetzelfde moleculair gewichtB) veel negatieve ladingen C) minstens 1 glycoamineD) bestaan uit alternerende eenheden van 2 suikers

32) Stelling I ) colchicine wordt gebruikt als preventie voor chronische jicht als aanpassing van levensstijl niet voldoende is → was voor acute jicht Stelling II) iedereen met hyperurikemie krijgt vroeg of laat een jichtaanvalA) I juist , II foutB) I fout, II juistC) beiden juistD) beiden fout

A.

33) Voor energiebalans is de eerste wet van de thermodynamica belangrijk. Wat is nog belangrijk concept?

A: fysieke activiteit

B: basaalmetabolisme → waarom is het deze niet? Ik heb ook B: herinneren jullie zich van dat voorbeeld met

een vrouw die in 40 jaar 16kg toegenomen is doordat ze zelfde aantal calorieën innam en dat was omdat haar

basaalmet daalde.

C: energiedensiteit

D: verzadiging en voldoening het is wel deze denk ik want B behoort mee tot eerste wet thermodynamica Jep denk

ik ook!

34) Wat staat in het juiste rijtjehyperthyroïdie: struma (fout → is deze niet juist?), exoftalmie (juist) Struma is niet juist omdat er

daarbij geen sprake is van hyperthyroïdie, de schildklier wordt gewoon groter door bijv. minder jodium in de

voeding

Ik heb het opgezocht op internet (verschillende pagina’s van ziekenhuizen). Er staat dat struma het gevolg kan zijn van een overstimulering van de schildklier (=hyperthyroïdie), maar het kan ook een compensatie zijn bij hypothyroïdie → schildklier die tekort T4 en T3 (door te weinig jood bv) wilt gaan compenseren door flux te verhogen.Je kan het dus eigenlijk bij beide plaatsen. Ik herinner mij ook dat in de cursus struma zowel 1 keer bij hyperthyroïdie als hypothyroïdie voorkwam! Ja op sofia staat struma ook bij

hyper, tis hypo vooral door die endemische jodiumtekort dus ik denk dat ze alle 4 kloppen “Mensen met een

te grote schildklierfunctie en te veel schildklierhormoon in het bloed hebben hyperthyreoidie” , p319 maar in

de slides staat dat ze normale schildklierhormoon waarden kunnen hebben, omdat het gewoon een

compensatiemechanisme is door hypothyreoïdie schuit heeft in het responsiecollege gezegd dat struma fout

was en dat de rest juist was dus het is echt wel C :)

hypothyroïdie: myxoedeem (juist), cretinisme (juist)

A) 1 begrip staat op de juiste plaats

B) 2 begrippen staan op de juiste plaatsC) 3 begrippen staan op de juiste plaatsD) 4 begrippen staan op de juiste plaats

35) Wat staat juist

Vetoplosbare vitaminen: Hemorragische diabetes in neonatus (juist, vit. K), xeroftalmie (juist, vit. A)

Wateroplosbare vitaminen: pellagra (juist, vit. B3), rachitis (fout, vit. D)

A) 1 begrip staat op de juiste plaatsB) 2 begrippen staan op de juiste plaatsC) 3 begrippen staan op de juiste plaats D) 4 begrippen staan op de juiste plaats

36) welk effect heeft CN op complex IV

A) gedaalde proton motive force dit is het juiste antwoord, CN blokkeert cytochroom C die zorgt voor overdracht

van e naar complex IV dus die zal minder protonen krijgen

B) minder ATP productie Complex IV porduceert geen ATP

C) lagere P:O ratio

37) Welk vitamine is belangrijk voor serumtransaminasen?

A) Vitamine B1

B) Vitamine B6

C) Vitamine B3

A.

D) Vitamine B12

38) Welke term staat alleen in de noemer bij energy charge

A) ADP

B) ATP

C) AMP

D) adenosine

39) Nooit een limiterend aminozuur

A) Asparagine

B) Lysine

C) Methionine

D) Tryptofaan

40) Wat is de oorzaak van podagra (jicht)

A) Purinerijkdieet

B) Purinearm

C) Pyrimidinerijk

D) Pyrimidinearm

41) steeds meer nodig van medicijn + ongevoelig voor tweede medicijn. Fenomeen

A) Cross-tolerantie

B) induceerbaarheid

42) Hoe heet hemoglobine (Fe3+) na oxidatieve schade?

A) Oxyhemoglobine ik had dit, had ik

B) Methemoglobine Ik had deze, ik ook (zie p190)sz

C) Deoxyhemoglobine

D) Haptoglobine

Casus over zieke jongeman die atkinsdieet volgt, defect in ACADM gen (Acyl co a dehydrogenase). Geen

ketonlichamen of glucose meetbaar in bloed, geen verzuring van het bloed.

43) Wat voor stofwisselingsziekte heeft deze man?

A) Mitochondriale synthese van ketonlichamen

B) Mitochondriale beta oxidatie van vetzuren ik denk dat het deze was IK OOK Ik heb dit niet gekozen

aangezien deze man geen ketonen had in het bloed, dit betekende dat hij helemaal geen ketonen kan

aanmaken en aangezien ketonen ook aangemaakt kunnen worden uit spier (glucogene aminozuren), zou

dit betekenen dat het B niet kon zijn. (want anders zou hij wel ketonen hebben die gemaakt werden uit de

glucogene AZ ) maar die mutatie dat er vermeld stond ging toch over een enzym van uw bèta oxidatie?Aah

oeps had de vraag dan niet goed gelezen haha my bad ja B is het juiste antwoord, voor ketogenese heb je

ook VZ'en nodig maar die krijg je niet door deze mutatie Ik denk dat het A zou zijn en dat de man een

stofwisselingsziekte in beiden heeft want als hij alleen een stofwisselingsziekte in de beta oxidatie van

vetzuren, dan zou hij gewoon ketonlichamen aanmaken uit spier en zouden we ketonen vinden in zijn

bloed

C) mitochondriale verbranding van ketonlichamen

D) geen van bovenstaande

A.

44) Wat hoort niet in het rijtje thuis van elementen die de afbraak van de zogenaamde glycoproteïne hormonen

bepalen?

A) een normaal functionerende lever IK HAD DIT, al de rest is wel voor bescherming denk ik Dit doet dan de eigenlijke afbraak Dit is ook nodig voor afbraak dus hoort wel thuis in rijtje

B) asialoglycoproteïnereceptoren Dit zijn de receptoren op lever ofs die voor de afbraak zorgen door endocytose

C) suikerbomen op de alfa- en bèta-subeenheden ik had dit, D beschermt toch tegen exopeptidasen Op deze moet siaalzuur inwerken zodat je asialoglycoproteiïnen krijgt die dan binden op de asialoglycoproteinereceptoren NIET elk glycoproteïne hormoon heeft toch alfa en beta ketens? Dit hoort dan toch niet thuis in het rijtje?

D) peptidyl-alfa-amidating mono-oxygenase (PAM) dit is het niet want da beschermt tegen afbraak, maar niet bij glycoproteïnen dacht ik waarom dat haha? Er stond in de vraag ‘wat bepaald de afbraak’ en ik denk dat PAM ook echt wel bij andere glycoproteïnen is, en daarom denk ik dus A omdat lever niet de afbraak BEPAALT —> dit dacht ik ook”

Ik denk dat het D is aangezien A B en C zijn delen van het proces van afbraak van glycoproteine hormonen klopttttt!

Denk ik ook! Ik denk het ook!! Volgens mij ook

45) iets met de ziekte van GaucherA) beta-glucocerebrosidaseB) sfingomyelinaseC) zure glucosidase (alfa-glucosidase) toch??? Ja, had ik ook. Stond in A) niet iets van beta? dit is wel

degelijk fout

46) Wat is een aminozuur dat niet ingebouwd wordt in eiwitten, maar wel als metaboliet gebruikt wordt?A) ornithineB) putrescineC) carnosineD) inosine

47) Bij de detoxA) Aspartaat en glutamaatB) Glutamaat en glutamine

48)Baby die melk drinkt met cataract en hepatomegalie A) deficient in galactose-1-fosfaat uridyltransferase

49) vul aan: bij een strikte vegetariër zal de flux vd mevalonaatweg …. omwille van de stimulatie van ….A) HMG CoA reductase toenemenB) HMG CoA lyase toenemenC) HMG CoA reductase afnemenD) HMG CoA lyase afnemen

zou iemand dit kunnen uitleggen? Minder cholesterol opname, dus meer de novo synthese nodig.

50) we zien een toenam in het eten van insecten. welke stof komt hierdoor meer in ons metabolise fzoeitsA) ChitineB) CelluloseC) zetmeelD) glycogeen

A.

51) Iets van een vitamine dat bindt op een nucleaire receptor? A. Vitamine AB. Vitamine B1C. Vitamine CD. Vitamine K

52) Vraag over verschil tussen de microbiota in de darmen van mensenA) PolymorfismeB) EnterotypeC) dysbioseD) microbiota

Wat was hier het antwoord? ik had A Ik had B gekozen maar was echt niet zeker tussen A en B, kan ook wel B zijn ben ook niet echt zeker Ik denk B, stond bij die Hot topics

53) Hoe noemt het verschijnsel waarbij een hormoon verschillende effecten kan hebben?A) pleiotropie Deze? had ik ookB) endocrien effectC) diffuus effect

54) Kolom 1: metabool: jicht (fout), (hier stond nog 1 juist denk ik)(stond hier ook niet fructosemie?)kolom 2: complexe ziekte: androgenitaal syndroom (fout), neonatale screening (fout),

A) 1 begrip staat op de juiste plaatsB) 2 begrippenC) 3 begrippenD) 4 begrippen

55) ts met heijmans van den bergtest (of hoe ge het ook schrijft) -> waren allebei fout Stelling 1: De directe test geeft meer abnormale waarden dan de indirecte test bij een falende leverStelling 2: De indirecte test meet de aan albumine gebonden galzuren in het bloed

A) 1 juist, 2 foutB) 1 fout, 2 juistC) Allebei juistD) Allebei fout

1 was fout denk ik omdat lever niet werkte -> opstapeling niet geconjugeert -> dus heel hoge waarden bij indirecte test 2 was fout want gaat niet over galzurenKlopt dit? Ik was niet zeker over stelling 1, stelling 2 is wel zonder twijfel fout1 vond ik ook moeilijk want je gaat heel lage waarden uitkomen bij directe test, en hoge waarden bij indirecte test maar denk dat de hoge waarden het ‘belangrijkste’ zijn (opstapeling bilirubine)

Is de eerste niet juist? want als de lever kapot is dat zijn de processen die in de lever gebeuren gestoord (= conjugeren van bilirubine)Jup maar je gaat ook net hele hoge opstapeling van niet-geconjugeert krijgen omdat de lever dit niet kan doen afvoeren, dus je gaat bij indirecte test heel hoge resultaten krijgen en denk dat dat het meest significante is waar artsen naar gaan kijken (zowiezo kan dat niet afgevoerd worden) Heb lang getwijfeld maar denk dat ik als arts eerder naar ‘hoge bilirubine waarden’ kijk Ik heb ook Stelling 1 als fout gekozen aangezien ze allebei abnormaal waren (vieze vraag)Dus?

56) Iets nog met zo hoeveel in juist kolom iets met porfyrien en heemsynthhese Kolom 1: (DNA): foliumzuurtekort (juist), porfyrie (fout)Kolom 2: (Heem): Pb-vergiftiging (juist), Ijzertekort (juist)

A) 1 juistB) 2 juistC) 3 juistD) 4 juist

Waarom is porfyrie fout in de kolom DNA? het gaat toch om een mutatie?: het is een stoornis die te maken heeft met heem zie p301 in het boek, porfyrieën zijn inderdaad stofwisselingsziektes van de heemsynthese

57) Welke is een voorbeeld van een multi-functioneel enzym? a) vetzuursynthaseb) glycogeensynthase (dit is het niet want zou branching enzyme moeten zijn)c) fosforylase

A.

58) Wat is geen symptoom van metabool syndroom?A) gestegen HbA1C B) gestegen [urinezuur]C) gestegen [bilirubine] (icterus?) jep juistD) Cholesterol en LDL

59) FructosamineA. gestegen in type 1 en niet in type 2 diabetesB. is gelijk aan amadoriproduct van glycering van eiwittenheeft insuline nodig om te worden afgebrokenC. speelt rol in suikerhoudende voeding

28. Kolom 1: (reversibele inhibitie): statine, 5-fluoro uracil

Kolom 2: (zelfmoordinhibitie): allopurinol , methotrexaat1 begrip staat op juiste plaats2 begrippen staan op de juiste plaats.3 begrippen staan op de juiste plaats4 begrippen staan op de juiste plaa

Examen 2017-2018CASUS 1: over 2 (eeneiige) broers met een energieverbruik van 300W gedurende 5 uur. Die elks een dieet proberen. Hoog KH dieet en laag KH dieet. Vragen over casus 1: Vraag 1: 5 uur trainen aan gemiddeld 300Watt geeft een energieverbruik in de spieren van:

500kcal1500kcal5000kcal 20200kcal Vraag werd geschrapt, maar volgens de prof was C het juiste antwoord1 kWh = 3600 kJ 🡪 300 . 5 Wh = 5400000 J = 5400 kJ = 1290 kcal (. 0,24) MAAR 25% efficiëntie 🡪 5160 kcal bananenvraag :)Ik wil een 10/20………....oh shitVolg memetochondrie als ge dat nog ni doet deze ongevraagde reclame is nefast voor de populariteit van uw memepagina shut up retard oke dit is wel zeer harde ad Ik denk dat ik mijn crush ga vragen voor een google docs date s i m p I did not ask Laat uw tekst staan coward all hail queen Nathan Broer andere mensen lezen dit, stop met simpenFrans pls als je dit leest, spaar ons :( memetochondrie associeert zich niet met deze cringe berichten

2. Het feit dat ze eeneiige tweelingen zijn is …

relevant wegens polymorfisme in enzymen (ik dacht dat dit het juiste antw was?) zou ik ook denkenrelevant wegels paralogierelevant wegens orthologieniet relevant

A.

3. Op het eind van een wedstrijd trekt een van de broers een sprint van 30s welk molecule levert hier de energie aan welke spieren?

Creatine-P aan witte spiervezelsCreatine-P aan rode spiervezelKetonlichamen aan witte spiervezelsKetonlichamen aan rode spiervezels

4. Als de broers weer uitgerust zijn gaan ze ketonen toevoegen met een kleuring en kijken waar de ketonen naartoe gaan. Wat zie je?

A. Marco, die amper koolhydraten eet, die zijn ketonen gaan naar de hersenen Kan iemand deze uitleggen? nico heeft geen ketonen in het bloed (komt pas op gang na een week) dus je kan alle nico’s schrappen. na de inspanning hebben de spieren veel energie gebruikt en moeten de hersenen energie “inhalen”B. Nico, hersenenC. Marco, skeletspierenD. Nico, skeletspieren

5. Hoe heet de methode van Nico/Mario(degene die net voor de wedstrijd ketonen innam)

Atkins methodeNutritionele ketoseFysiologische ketogeneseGeen van de bovenstaande

CASUS 2: over een 40 jarige Congoleese moeder (ze heeft 4 kinderen) die behandeld wordt met een middel voor diabetes, glibenclamide, dat K(ATP)-kanalen doet sluiten. Ze heeft onderrug en nierpijn, en klaagt van bloederige urine. Ze wordt opgenomen in het ziekenhuis. Bloedwaarden: glycemiewaarde is 6,5 mmol/l en de rode bloedcellen hebben een aberrant uitzicht: er zijn stukken uit. Urinewaarden: geen glucose, witte bloedcellen, rode bloedcellen of ketonlichamen te bespeuren en wel hemoglobine in de urine. Concentratie hemoglobine in de RBC ligt rond de 100 (ondergrens voor normaal is 130) Vragen over casus 2: 6. Effect van het middel wordt best verklaard door:

Verhoogde werking van adrenaline op bèta cellen (adrenaline stopt)Versterking van de glucose werking op beta cellenVerminderde glucose werkingIets met GLP-1 remt de werking van de ß-cel (stimuleert)

7. Welk type diabtes heeft de vrouw waarschijnlijk, naargelang de waarde die ze vertoonde:

ZwangerschapsdiabetesType 1Type 2Pre diabetes pre diabeet wordt volgens mij niet behandeld

8. De vrouw had type O bloedgroep; de volgende twee stellingen worden gegeven: Stelling I: bloedgroep O ontstaat omdat het allel niet voor functioneel enzym kan coderen Stelling II: bloedgroep O zal antigen A en antigen B als lichaamsvreemd ervaren

Beide stellingen correctBeide stellingen foutiefStelling 1 correct, stelling 2 foutiefStelling 1 foutief, stelling 2 correct

9. Met deze verschijnselen aan welke pathway moeten we aandacht geven?

glycogenolysegluconeogeneseketogenesepentosefosfaatweg (G6PD-deficiëntie)

A.

10. Nadat de patiënt stabiel is krijg je de kans om te praten over haar vroegere levensjaren. In verband met deze casus zal ze gelijke symptomen verkrijgen indien ze in contact komt met …

Een bepaald soort bonen (favisme)Toegevoegde suikersFructosehoudende fruitpap

6 vragen waarbij 4 begrippen in 2 kolommen staan. Met de antwoordmogelijkheden. Men moet tellen hoeveel van die begrippen totaal staan onder de juiste kolommen. 11. Kolom 1: (reversibele inhibitie): statine (juist), 5-fluoro uracil (fout)Kolom 2: (zelfmoordinhibitie): allopurinol (juist), methotrexaat (fout)

1 begrip staat op juiste plaats2 begrippen staan op de juiste plaats reversibele inhibitie = statine, mathotrexaat

zelfmoordinhibitor = 5FU en allopurinol 3 begrippen staan op de juiste plaats4 begrippen staan op de juiste plaats

12. Kolom 1: (heemsynthese): porfyrie (juist), ferrochelatase (juist)

Kolom 2: (heemafbraak): pica (fout), icterus (juist)

1 begrip staat op de juiste plaats2 begrippen staan op de juiste plaats3 begrippen staan op de juiste plaats Pica = loodintoxicatie, geen synthese4 begrippen staan op de juiste plaats

13. Kolom 1: (wateroplosbare vitaminen): pellagra (juist, vit. B3), rachitis (fout, vit. D)

Kolom 2: (vetoplosbare vitaminen): Hemorragische diabetes in neonatus (juist, vit. K), xeroftalmie (juist, vit. A)

1 begrip staat op de juiste plaats2 begrippen staan op de juiste plaats3 begrippen staan op de juiste plaats4 begrippen staan op de juiste plaats

14. Kolom 1: (essentiële AZ) proline (fout), serine (fout)

Kolom 2: (niet-essentiële AZ) glycine (juist), lysine (fout)

1 begrip staat op de juiste plaats2 begrippen staan op de juiste plaats3 begrippen staan op de juiste plaats4 begrippen staan op de juiste plaats

15. Kolom 1: (regeling door fosforylatie): glycogeensynthase (juist), fosforylase kinase (juist)

Kolom 2: (regeling door allosterie): PFK-1 (juist), fructose-1,6-bisfosfatase (juist)

1 begrip staat op de juiste plaats2 begrippen staan op de juiste plaats3 begrippen staan op de juiste plaats4 begrippen staan op de juiste plaats

16. Kolom 1: (stofwisselingsziekte): jicht (fout), adrogenitaal syndroom (juist)

Kolom 2: (complexe ziekte): neonatale screening (fout)

1 begrip staat op de juiste plaats2 begrippen staan op de juiste plaats3 begrippen staan op de juiste plaats4 begrippen staan op de juiste plaats

17. Glucocorticoiden veroorzaken

A.

Ontstekingsreactie (onderdrukken ontstekingsreacties)Activatie van immuunsysteem (dempen) Afbraak van weefselproteïnenActivatie ACTH (dempen ACTH en CRH secretie)

18. Palmitinezuur/palmitaat is een

Mono-onverzadigd vetzuurPoly-verzadigd vetzuurVerzadigd vetzuurEssentieel vetzuur

19. Aanmaak bradykinine via

hebben we dit gezien? Niet dat ik weet

Vrijgesteld door een fosfolipaseHoog molecuul gewicht kininogeen in plasmaUit de membraan fsoietsUit vrij plasma kinine?

20. Hormonen uit het bijniermerg (dopamine – (nor)adrenaline)

Binden aan intracellulaire receptorenWorden NIET opgeslagen in vesikelsReizen door de bloedbaan gebonden aan plasmaeiwittenHebben allen de gemeenschappelijke voorloper phenylalanine

21. Wat is er niet juist in verband met de regeling van acetyl CoA carboxylase

Fosforylering/defosforyleringCitraatPolymerisatie Translocatie

22. Wat is juist in verband met het NT dopamine?

L-DOPA kan niet door de bloed hersenbarrièreEen tekort aan dopaminerge neuronen komt voor bij Parkinson Was dit geen tekort aan DOPA ipv een tekort aan neuronen? Of ben ik fout? Alle andere antwoorden zijn fout, maar dit lijkt me ook fout?Een tekort zorgt voor schizofrenie DOPA decarboxylase is substraatspecifiek (doet ook andere reactie)

23. Wat is de beste [methode?] om voedingstekorten in een be volking te meten?

Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid waarom dit? ADH zegt toch niets over de effectieve inname dus over de feitelijke tekorten in een bevolking? Denk ook dat dit slecht gereconstrueerd is

Adequate hoeveelheidGemiddelde innameAangeraden dagelijkse hoeveelheid fsoiets?

iemand dat dit zeker weet?

24. Een onderzoek (DALY’s): welke voedingsgebonden parameter bij Belgische bevolking geeft het beste weer:

Ondervoeding bij kinderenHoge bloeddrukTe weinig fruit Te weinig granen

A.

25. Gemakkelijke methode voor het bepalen van de lichaamssamenstelling. Meer bepaald om je patiënten op te volgen.

bio elektrische impedantieantropometryCTkarkas analyse

26. Hoe ga je van primaire naar secundaire galzouten?

7-alfa-dehydroxylatie12-alfa-dehydroxylatie3-alfa-dehydroxylatie3-bèta-dehydroxylatie

welke klopt er? het is A

27. Welk glycosaminoglycaan zit in het glasachtig lichaam van het oog?

HeparineHyaluronzuurVitronectine glucuronzuur

28. Iemand heeft Icturus door een tumor die de galweg blokkeert, wat stapelt zich op?

BiliverdineBilirubineBilirubine-monoglucuronideBilirubine-diglucuronide

29. Welke wet is er belangrijk in metabolisme, waardoor er een continue ATP-productie (?) nodig is?

1ste wet van Newton2de wet van Newton1ste wet van de thermodynamica (alle energie omzettingen)2de wet van de thermodynamica (contante neiging van een systeem om entropie te doen toenemen)

30. Welk enzym zorgt voor de omzetting van cholesterol naar pregnelonol?

Side (chain) cleavage enzyme (CYP11A1)

31. Waar zorgt CYP 450 voor, buiten de fase 1 reacties.

Afbraak melatonineAanmaak Adrenalinegalzuren

32. Een vrouw is zwanger van een kind met kernicturus door … en dan nog iets

Heemafbraak door polymorfismeHeemsynthese door polymorfismeHeemafbraak paralogie Heemsynthese paralogie

33. Welke stofwisselingsziekte geeft klachten door het tekort van metabolieten distaal van de mutatie in de metabole stap?

albinisme (te weinig melanine) alkaptonutrie (opstapeling homogentisaat)ziekte van Pompe (opstapeling glycogeen)Fructosemie (opstapeling fructose-1-fosfaat)

34. Wat is de functie van HMG-CoA reductase?

A.

Acetyl-CoA + acetoacetyl-CoA => HMG-CoA (synthase)Omzetting naar mevalonaatOmzetting naar acetoacetaat (lyase)

35. Welk aminozuur wordt niet gebruikt voor de synthese van eiwitten?

Citrulline Carnitineinosine

36. Wat is ziekte van Fabry?

X gebonden dominantX gebonden recessiefAutosomaal recessief Autosomaal dominant

37. Wat doet hormoon sensitief lipase (HSL) ?

De overgang van DG naar MGOvergang van TG naar DGOvergang van MG naar glycerolOvergang van TG naar MG

38. Iets met hormoon dat warmte produceert en een lange halve waarde tijd heeft:

ThyroxineACTHcortisol

39. Hormoon dat defect is bij cretinisme?

ThyroxineGroeihormooninsuline

40. Waar wordt erythropoeïtine (EPO) gemaakt?

MiltBeenmergNierenErythrocyten

41. Wat bevat HDL veel?

Relatief voor TGRelatief veel eiwittenRelatief veel lipidenKomt van IDL

42. Op wat werkt Vit A in bij xeroftalmie enz?

Transcriptiefactoren.Deze niet? ja werkt op RXR ofzEnzymCo-enzymGPCReceptor

43. Stelling 1: fructosamine-3-kinase maakt eiwitherstel mogelijk bij crosslinks

Stelling 2: glomerulosclerose is een voorbeeld van macro-angiopathie ( litteken nieren ≠ vergrootte bloedvaten) 🡪

A.

Beide stellingen fout Waarom is stelling 1 fout? Crosslinks zijn onomkeerbaar Beide stellingen juistStelling 1 juist, stelling 2 foutStelling 1 fout, stelling 2 juist

44. Wat valt samen in oorzaak en voorkomen met obesitas en diabetes (men doelde duidelijk op metabool syndroom) Metabool syndroom is toch obesitas, type 2 diabetes en insulineresistentie? Jicht heeft wel verbanden met die 2 tho

jicht Engelse ziekte

45. Regeling synthese mineralocorticoiden

renine-angiotensinesysteemInsuline

46. Wat klopt niet in verband met het purinosoom

Covalente bindingen tussen subeenhedenTri en difunctionele enzymenCytoplasmaFeedback-inhibitie

47. Wanneer treedt er tijdelijk een positieve stikstofbalans op?

Bij zwangerschap : ik snap dat het deze is, maar waarom kan B niet? vaak is er spiermassaverliesAcute ontstekingMorbiede obesitasOndervoeding

48. Pompe opstapeling is

LysosoomMitochondrionCytoplasma

49. Waar zorgen transvetten voor?

Hoge LDL, lage HDLHoge LDL, hoge HDLHoge LDL, hoge TGHoge LDL, lage TG

50. In wat zit een S groep

CeramideGangliosideLeukotriënenAnandamine

51. Waaruit zijn de endorfines gemaakt

POMCPro-dynorfine pro-enkefaline

A.

52. Vanaf welke BMI-grens spreekt men van overgewicht in een caucasische populatie?

20253040

53. Deficiëntie gelinkt met ethylisme (= alcoholisme) (symptomen Wernicke Korsakov syndroom gegeven)

OAvitaminose B1Avaminose B6Avitaminose AAvitaminose C

54. Sporter met acromegalie, welk eiwit heeft hij misbruikt? Hebben we dit ergens gezien?? Kan ik me niet herinneren

GroeihormoonSchildklierhormoon

55. Je neemt een bloedstaal en er vormt zich een melkachtige troebeling op, wat is juist?

Veel triglyceridenVeel cholesterolWeinig triglyceriden Weinig cholesterol

56. Wat beschrijft het best chronische jicht? Er stond toch wat is een typisch kenmerk he?klopt!

TophiPodagra (acuut)Chronisch verhoogde urikemieAlle bovenstaande

57. Wat is waar over fructose-corn-syrup:

Het wordt specifiek gemetaboliseerd in de lever deze normaal gezien(want dat was anders dan glucose) Deze was niet juist denk ik. Deze is wel juist zie in sofia suikers staat 100% van de fructose in de lever gemetaboliseerd → zie vraag CFluxregulatie door insulineconcentratieWordt efficiënt ingebouwd als glycogeen of sowietsKan niet worden ingebouwd in VLDL

58. Een vraag over energycharge. Waarom is het dimensieloos?

Er staat zowel in de teller als in de noemer een ‘concentratie’Het wordt voor vele verschillende ‘aspecten’ ivm metabolisme gebruikt ofzoiets?

A.

Het geldt voor alle compartimenten apart of samen ofzoiets? Iets met, het kan sterk dalen/stijgen en heeft een waarde van 0,9 ofzoiets?

59. Hoge concentratie LDL in bloed, hoe verdwijnt dit?

LCAT (HDL)00ABC transporter (HDL)Receptor-gemedieerde endocytoseUitscheiding via de nieren → nierfiltraat

60. Welke stof komt qua functie het best overeen met die van glycine?

Gamma amino boter zuur waarom deze? GABA misschien? zorgen allebei voor inhibitie5-HTGlutamaatSerine IK DACHT DEZE aangezien glycine hieruit gemaakt wordt Ik dacht ook wel deze want die werkt ook als AZ voor proteinesynthese en als voorloper van andere stoffen

Examenvragen 2016-2017

1. GABA...A: is een inhibitorische neurotransmitterB: ontstaat door decarboxylatie van glutamine C: komt vooral buiten de hersenen voorD: is een voorloper van asparaginezuurA → A → A

2. Wat is er kenmerkend voor de eilandjes van Langerhans in de pancreas van patiënten met type 1 diabetes?A: neerslag extracellulair eiwit en toename bèta massaB: neerslag en afname bèta massaC: insulitis en afname bèta massaD: insulitis en toename bèta massaC → bèta cellen vernietigd na verloop van tijd → eilandjes zonder bèta cellen, (alfa cellen niet vernietigd) + insulitis (= lymfocytair infiltraat in de pancreatische eilandjes van langerhans)

3. Menselijk vetzuursynthase maaktA: vetzuren met C16B: met C18C: met C20D: met C22A → vorming palmitaat (C16)

A.

4. Voorbeeld(en) van biologische evolutie van een bepaalde patiënt is...A: resistentie tegen methotrexaat in tumorcellen, door amplificatie van één bepaald genB: na insulinebehandeling daalt de niet-enzymatische glycering-gehalte van de diabetispatiëntC: de verandering van transaminase concentratie in het bloed van de patiënt in functie van het genezingsprocesD: alle voorgaande zijn goede voorbeeldenA → antimetabolieten van pyrimidinesynthese: Voor dihydrofolaatreductase zijn antimetabolieten ontwikkeld. Toepassing remmer zoogdiertumorcel: methotrexaat voor zoogdier—> cytostatica (p.331). Dus als je hiervoor mutatie krijgt is deze methotrexaat niet meer effectief als behandeling.Zijn deze niet allemaal juist?

5. Welke stof is een hormoon?A: 1,25-dihydroxycholecalciferolB: alfa-tocotriënolC: pyridoxamine-5-fosfaatD: taurocholaatA → A: synoniem calcitriol, hormoon wordt afgescheiden door nieren (ontstaat in huid/nier) (vitamine D afgeleide stof) klopt, herinner ik me ook gewoon nog van VCNWFB: staat dit zelfs ergens in de cursus? ja alfa-tocotriënol is één van de 8 isomeren van vitame E en dus geen hormoonC: chemische tussenstof bij vitamine B6 (cofactor van ..)D: lever zet cholesterol om tot dit en glycocholaat

6. pre-pro insuline naar proinsulineA: signaalpeptide verwijderenB: afsplitsing A-keten van B-ketenC: verwijderen C-peptideD: zwavelbruggen verwijderenA → A (van pre-pro-insuline naar pro-insuline door verwijderen signaalpeptide, pro-insuline naar insuline door verwijderen van C-peptide)

7. Sommige apolipoproteïnen zijn essentieel voor de stimulatie van specifieke enzymen. De bedoelde apolipoproteinen zijnA: ApoCII en ApoAIIB: ApoCII en ApoAIC: ApoCI en ApoAIID: ApoCI en ApoAIB → apoA1: HDL (cholesterol) van periferie naar lever Apo C2 is voor activering van lipoproteine lipase dacht ik

8. wat is belangrijk in de energiebalans, naast de eerste wet van de thermodynamica?A: verzadiging en voldoeningB: basaal metabolisme C: fysieke activiteitD: energiedensiteit

A.

A → dit want de eerste wet van de thermodynamica gaat al over basaal en fysiek

9. Welk enzym zorgt voor vorming DAG en eerste vrije vetzuurA: ATGLB: HSLC: MGLD: lipolipaseA → p212: Trifglyceride wordt DAG en VZ1 door ATGL (= vettriglyceridenlipase)

10. Er bestaat bij de mens een stofwisselingsziekte van het 21-hydroxylase in de bijnier. Hierbij ontstaan symptomen die te verklaren zijn door overdreven stimulatie van steroïdsynthese met als resultaat een ‘escape’-route van afwijkende steroïden. Gebrek aan welk normaal hormoon is verantwoordelijk voor de overdreven stimulatie in de bijnier?A: CortisolB: ACTHC: OestrogeenD: TestosteronA → cortisol zorgt voor negatieve feedback naar hypothalamus en hypofyse zodat er niet te veel ACTH in bloed is die voor normale stimulatie en groei van bijnieren zorgt. (P260)

11. Wat is de beste verklaring waarmee de lever het AANTAL parallel werkende glycogeenmoleculen bepaalt die het bloedglucose moeten bufferen tijdens/tussen de maaltijden?A: aantal moleculen glycogenineB: Ca2+ concentratieC: reciproke regelingD: branching en debranching enzymA → A p166 A A

12. Een student met een normale BMI en ongeveer 10 kg triglyceridenreserve zou - al fietsend van de binnenstad naar campus Gasthuisberg - ongeveer zestig kilogram meer lichaamsgewicht met zich mee moeten sleuren, indien de grootste strategische brandstofvoorraad in zijn/haar lichaam opgeslagen zou zijn in de vorm van glycogeen. Welke factor zorgt voor de meeste kilo’s extra lichaamsgewicht?A: de watermantel die glycogeen met zich mee moet dragenB: laag ATP-rendement bij glycogeenverbranding C: vertakte structuur van het lichaamsglycogeenD: de lage oxidatietrap van de glycogeen C-atomenA → A A dit was een vraag van in de hoorcolleges A Aaaaaaaaaaaaaaaa

13. de meest voorkomende oorzaak van een stofwisselingsziekte is een mutatie in een gen dat codeert voor een...A: enzymB: hormoonreceptorC: hormoonD: regulatorisch eiwitA → A letterlijk p 68 A

A.

14. Bij een patiënt wordt struma (krop) vastgesteld. Na een grondig anamnese blijkt dat de patiënt voldoende jodium consumeert. Welk ander micronutriënt kan aanleiding geven tot de vorming van struma door de interactie met jodium?A: SeleniumB: ijzerC: zinkD: vitamine DA → krop/Goiter is jodiumgebrek —> bij selenium: er is een groep van 3 paralogen van het enzym jodothyroninedeiodase (DIO1-DIO3) en die activeren schildklierhormoon (omzetting T4–>T3) máar inactiveren ook (productie rT3)Dus ik denk dat door deze inactivatie er ook jodiumgebrek en dus struma is….? te veel schildklierhormoon zorgt ook voor struma dus da kan wel kloppen dan zeker ik denk dat dit ook in H11 ergens stond, ik link jodium om de een of andere reden met selenium in mijn hoofd en daarom denk ik A

tekort aan selenium geeft tekort aan jodothyroninedeiodase dat een selenocysteine is

15. opstapeling van vetten door overgewichtA: is primaire risicofactorB: is intermediaire risicofactorC: Heeft meer effect bij vrouwen dan bij mannen (ofzoiets toch)D: geen belang bij kinderenB →

16. Tijdens de opbouw van isoprenoïden volgens het ‘legosteenprincipe’ van aanbouw worden in de eerste fase twee geactiveerde C5-metabolieten aan elkaar gekoppeld. Welke zijn dit?A: IPPP + mevalonaatB: IPPP + dimethylallylpyrofosfaatC: HMG-CoA + mevalonaatD: HMG CoA + IPPPB → IP-PP is sowieso C5, HMG-Coa is C6, mevalonzuur is C6 → dus door uitsluiting feitelijk al B ook al weet ik niet waar die dimethyl… staat bij waelkens oei, waelkens? dan is dit een oud document

17. somatostatine inhibeert de secretie van...A: adrenocorticotroop hormoonB: follikel stimulerend hormoonC: melanocyt stimulerend hormoonD: geen van bovenstaandeD → SST inhibeert TSH en GH

18. Secundaire galzouten ontstaan door een 7-alfa dehydroxylatie in...A: in de lever, voor hun secretie in de galwegenB: in de lever na heropname via enterohepatische circulatieC: in de darm door bacteriële floraD: in de nieren door een fase II detoxificatie

A.

C → C door bacteriën (waelkens: HS galzouten)

19. hormonen van bijniermergA: worden opgeslagen in intracellulaire vesikelsB: binden aan intracellulaire receptorenC: worden afgeleid van tryptofaanD: worden gebonden aan eiwitten in het plasma vervoerdA → bijniermerg produceert adrenaline en noradrenaline en worden dus opgeslagen in intracellulaire vesikels ja, AB fout: diffunderen niet doorheen membraanC fout: worden afgeleid van tyrosine en dopamine

20. welk koolhydraat is theoretisch beschikbaar maar in de praktijk nooit aanwezig in voedingsmiddelen?A: amyloseB: amylopectineC: glycogeenD: raffinoseC → amylose en amylopectine aanwezig in zetmeel (veel voedingsmiddelen), raffinose in bonen, brocoli glycogeen zit in vlees en orgaanvlees

21. wat werkt mee suikerverlagend met insuline tijdens de maaltijdA: GLP-1B: somatostatineC: cortisolD: adrenalineA → A incretinen (gip en glp1) - suikerverhogend is C en D - B is ook fout

22. Tijdens de eerste maaltijd in de nieuwe alma gaat het over gezonde voeding en de vitaminen die in onzichtbare hoeveelheden nodig zijn in onze voeding om ons gezond te houden. Gedurende de discussie wordt er door twee studenten het volgende beweerd:I: Specifieke metabole wegen in het menselijk lichaam zijn absoluut noodzakelijk om het vitamine aan te maken (Vit K)II: enkele vitaminen kunnen door cellen in het menselijk lichaam worden aangemaaktA: beide uitspraken zijn juistB: beide uitspraken zijn foutC: I is juist, II is foutD: II is juist, I is fout A → A, was vraag in hoorcollege

23. AcetonA: gasuitwisseling thv de longblaasjesB: snelle enzymatische vormingC: zorgt voor aanzuring van het bloedD: alle bovenstaandeA → dit draait mss rond die ‘fruit/alcoholgeur’ bij diabetes patienten die ketoascidose doen? ja ik denk ook A

A.

24. prostacyclinen gemaakt door welk enzym?A: cytochroom P450B: 5-lipoxygenaseC: cyclo-oxygenaseD: endopeptidaseC → C prostacycline = prostaglandine I2 (komt vanuit C20:4 → COX naar PGG2 → PGH2)

25. Het tripeptide dat de NADPH elektronen die afkomstig zijn van de pentosefosfaatweg zal gebruiken voor het herstel van oxidatieve schade heet…A: GlutathionB: GlutaredoxineC: glutamyl-glutamine-glycinamideD: Geen van bovenstaandeA → A (glycine, glutamaat, cysteine)

26. Cadmium, lood en kwik zijn toxisch. Lood toxiciteit uit zich met name door de rem van één metabole weg. Welke weg wordt bedoeld?A: de aanmaak van heemB: de aanmaak van GABAC: de aanmaak van vitamine DD: de aanmaak van schildklierhormonenA → lood = heemproductie (--> hypochrome bloedarmoede, psychomotirsche achterstand, carries) (+ cadmium: fertiliteit en kanker) - (+ kwik: congenitale misvorming baby)

27. Op consultatie komt een jonge vrouw afkomstig uit IJsland met klachten van fotofobie (“het minste daglicht in de ogen doet pijn”). Lichamelijk onderzoek wijst op littekens door herhaaldelijke verbranding. Onderzoek van de urine toont geen glucose, geen albumine, maar wel een vreemde baksteenrode verkleuring. Aan welke soort problematiek denk je?A: stofwisselingsziekteB: metabool syndroomC: acute loodintoxicatieD: Vitamine A-tekortA → A want porfyriëen met klacht rode urine

28. Iemand leidt aan microcytaire bloedarmoede waardoor de bloedcellen biconcaaf en opgezwollen zijn, wat is de oorzaak?A: vit B12 tekortB: foliumzuurtekortC: combinatie van bovenstaandeEmma zei da ze dit had opgezocht en ijzertekort uitkwam, staat er wel niet tussen en kan het ook niet echt verklaren lolVitamine b en foliumzuur → macrocitaire bloedarmoede (= megaloblastisch = pernitieus) (maar misschien was het macrocytair? aangezien er opgezwollen staat)lijdt;)29. Wat past het beste bij mechanisme van een reeks voedingseffecten die men vertaalt als

A.

“A calorie is NOT a calorie”A: alcohol (7 Kcal/g) > koolhydraten (4 Kcal/g)B: vetten (9 Kcal/g) > eiwitten (4 Kcal/g)C: eten van groenten bevordert bepaalde darmbioticaD: Combinatie van vorigeB → ik denk ook B, want de prof zei zo iets van dat je alcohol niet echt als een ‘vierde categorie’ mocht beschouwenIs dit nie eerder C? Denk da da eerder te maken heeft met dat groenten vezelrijk zijn en dus je goede bacteria op gang zetten, en je vezelarme voeding je slechte die ook voor meer vetstapeling zorgen Ik zou C aanduiden ja ik was inderdaad zelf al van gedacht veranderd maar had geen tijd om dit aan te passen, ik denk ook CEpstein didn’t kill himself Broer...30. Glucokinase, heeft een regulatorisch eiwit, regeling?A: Verstopt enzymB: Fosforylering → GLK uitgeschakeldC: Allosterie → GLK aanschakelenD: genexpressieA → A A (staat ook in de quiz van de vragen van het boek) ja staat letterlijk in het boekske

31. Wat gebeurt in bruine vetcellenA: ATP uit vetten B: ATP uit glucoseC: energie uit deel van proton motive forceD: kinetische energie uit water(respiratoire ontkoppeling → oxidatie van voedingsstof levert geen ATP op maar alleen warmte.)bruine vetcellen: -->intense vetzuurverbranding, talrijke mito’s→ A dan? Er wordt geen ATP gevormd in bruine vetcellen dus sowieso nie A of B, denk hier eerder C omdat die thermogenese toch gebeurt door dan die respiratoire ontkoppeling waarbij de cel die proton motive force nie meer kan gebruiken voor ATPaanmaak.ja C32. Als je eet, maar geen koolhydraten, komt de gluconeogenese op gang. Wat kom ietsje later eveneens op gangA: pentosefosfaatwegB: lipolyseC: Cori-cyclus D: ketogeneseD → hoort dit dan onder ketogeen dieet? zo dat je dan ketonlichamen gaat gebruiken in de plaats van suiker? Ik denk het wel

33. Wat heeft geen verhoogd effect op de HDL concentratie?A: KoolhydratenB: CholesterolC: Alcohol D: Verzadigde vetzurenA →

A.

B: meer cholesterol: meer om op te nemen voor HDL → meer HDL (HDL helpt chylomicronen kleiner maken)C: matig alcohol zorgt voor hogere HDL D: VVZ → meer om op te nemen voor HDL → HDL helpt VLDL kleiner te maken…?dus A dan maar?

34. Wat helpt het best tegen atheroscleroseA: hoge LCATB: lage LCATC: hoge HDL en lage LDLD: lage HDL en hoge LDLC → C sowieso; LCAT zet cholesterol om in cholesterol-ester om dit dan op te kunnen nemen in de kern van LDL en HDL; maar wat heeft dit ermee te maken?1 van de drie factoren die invloed hebben op atherosclerose zijn ‘lipiden’ → dus: zowel cholesterol (LDL en HDL) en C20-vetzuren hebben invloed → onder ‘cholesterol’ hoort dus dat LDL slechte is, HDL goed → dus je wil meer ‘goede HDL’ cholesterol en minder ‘slechte’ LDL cholesterol → C volgens mij heeft dit niets met LCAT te maken, Katalina

35. Metabolisering glucose en fructose in lever, wat verschilt?A: de fluxcontrole door insuline en glucagonB: het celtype in de lever dat verantwoordelijk isC: energieopbrengst per gram brandstofD: het celcompartiment waar dit gebeurtA → A; er is geen fluxcontrole op fructose door insuline en glucagon

36. GroeihormoonA: Dag- en nachtritmeB: Plasmaproteïne gebondenC: neurohypofyse gevormdD: wordt niet meer aangemaakt door volwassenenA → ja, GH wordt alleen maar snachts gemaakt (met die delay enzo) → beantwoord aan dag-nacht ritme opgelegd door het CZS voor recuperatie

waar staat dit in de cursus?

37. Welke bewering(en) in verband met de bijzondere ATP behoefte van de hersenen is juist?stelling I: Deze behoefte is globaal voor de hersenen nagenoeg dezelfde als je blokt voor een examen of als je droomt over de grote vakantie.stelling II: Deze behoefte vertoont gedurende de slaap heel weinig regionale verschillen.A: I is juist, II is fout B: beide uitspraken zijn juistC: geen van beide is juistD: I is fout, II is juistAntwoord A dacht ik (hoorcollege): er zijn veel regionale verschillen, maar de globale behoefte blijft gelijk Ja, A want I klopt (heeft Waelkens gezegd) en II is fout (staat in boek van Schuit: er zijn verschillen in de hersenregio’s)

A.

38) Wat is delta-aminolevulinaat metaboliet in heemsynthese. C18-trans-onverzadigd vetzuur metaboliet voor polyamine-synthese een omega-3 polyonverzadigd vetzuur

DeltaAminoLevulineZuur (DALA) is de tweede metaboliet in het proces om heem te vormen (komt uit glycine en succinyl- coA via DALA-synthase) this ain’t it chief

39. Er bestaat in het menselijk metabolisme AZ die niet gebruikt worden als bouwsteen voor de eiwitsynthese, maar wel als metaboliet. Welke van onderstaande biomoleculen is hiervan een goed voorbeeld?A: putrescineB: citrullineC: inosine D: carnosineB → B, dit kan opstapelen bij stofwisselingsziekte van ureumcyclusdefecten

40. Synthese van welke base draagt het meeste bij aan een verhoging van het reducerend vermogen (NADPH)?A: hypoxanthineB: adenineC: thymineD: guanineC → waarom?? Dat is zo dat van die C1-cyclusdinges, dus THF wordt omgezet naar N5N10methyleenTHF waarbij uracil wordt omgezet naar thymine. De volgende stap om de cyclus rond te maken is dat dat N5N10methyleenTHF wordt omgezet naar DHF, en die stap zorgt voor verbruik van NADP+. Oke ik dacht dus eerst aanmaak, maar het is dus wel degelijk verbruik van NADP+, maar mss dat daardoor er een shift is dat er meer NADPH moet worden aangemaakt ofzo? Doordat er NADPH verbruikt wordt?

41. Endorfines...A: worden aangemaakt vanuit pro-opiomelanocortineB: behoren tot de eicosanoïdenC: ontstaan door omzetting van pre-enkefalinesD: worden gecodeerd door het prodynorfine genA → ja, POMC → Bèta-LPH → Bèta, gamma, alfa - endorfine B: fout: voorloper van adenofyse hormonen

42. Regeling van synthese glucocorticoïde?A: Hypofyse-hypothalamusB: renine-angiotensineC: genexpressie in bijniermergD: activiteit van fenylethanolamine N-methyltransferase

A.

A → regeling glucocorticoiden gebeurt centraal: hypothalamus → hypofyse → ACTH → cortisol stijgt

43. Van welk molecule is serotonine afgeleid?A: tryptofaanB: tyrosineC: serineD: ceramideA → A HS hormoonachtige verbindingen: Melatonine vorming (serotine is start = derivaat van tryptofaan = 5-hydroxy-tryptamine 5HT)

44. De retina van ons oog bevatten heel wat celtypen naast de fotoreceptieve staafjes- en kegeltjescellen. Een belangrijk retinaceltype is de pigmentcel die melanine opstapelt en die een rol speelt in de erfelijk bepaalde aftakeling van de retina. De belangrijkste metabole functie van deze retinale pigmentcellen is…A: recyclage van cis-11 retinal-isomeer in de visuele cyclusB: kleurvorming door melanineC: de productie van lactaat met een laag ATP-rendementD: recycleren van glutamine uit GABA en glutamaatA → als dit bij het stukje van vitamine A zou moeten staan, zou ik inderdaad ook A aanduiden omdat de andere dingen daar totaal niet bij staan. Retinale pigmentcellen zorgen ook gewoonweg voor fotodetecties waarbij wederzijdse omzettingen cis-trans retinal van belang zijn

45. Stel: de chemische score van rijsteiwit is 36% en van bruine boneneiwit eveneens 36%. Wat is de meest waarschijnlijk antwoord voor de nieuwe chemische score van het voedingseiwit dat aanwezig is op een bordje eten dat voor de helft bestaat uit rijst en voor de helft uit bruine bonen? De nieuwe chemische score heeft een waarde die...A: groter is dan 36 procentB: kleiner is dan 36%C: gelijk is aan 36% D: hangt af van voedingstoestand van de persoonA → A; ze hebben beiden verschillende limiterende AZ waardoor deze minder limiterend wordt en de chemische score dus stijgt ja ik denk ook A A

46. Een belangrijke stap in de synthese van thyroxine is de oxidatieve koppeling van..A: DIT + DIT (2x dijodothyrosine)B: DIT + MITC: vier MIT (4x monojodothyrosine)D: MIT + MITA → AThyroxine = T4: door jodinatie van thyreoglobuline → DIT + DIT oxidatie koppelen → T4 (DIT + MIT → T3)

47. Alcohol en aldehyde oxidatie in het cytoplasmaA: een fase II reactieB: een cytP450 isomeer

A.

C: door NADH dehydrogenaseD: microsomale reductasenC →

48. Dysbiose van de darmflora kan bijdragen tot het ontstaan van metabool syndroom. Welke van onderstaande factoren is hierbij het meest relevant?A: Activatie van het immuun systeem in het witte vetweefselB: vermindering van energie-extractie uit vezels C: Verhoogde secretie van glucagon-like peptide 1D: verhoogde gevoeligheid voor de werking van insulineB is sowieso fout, slechte bacteria zorgen voor meer energieextractie; C en D zouden een positief effect hebben op de insulineconcentratie en het omgekeerde is net het geval bij metabool syndroom (insulineresistentie); denk dus A, omdat er ontsteking is van abdominaal vet?? Ik zou A kiezen A

49. Stofwisselingsziekten leiden vaak tot een verminderde flux van een bepaalde metabole weg. Voor welke stofwisselingsziekte biedt deze metabole vertraging voor de mensheid onder bepaalde omstandigheden een voordeel?A: occulocutane vorm van albinismeB: milde vorm van de ziekte van PompeC: adrenogenitaal syndroom bij meisjesD: non-sferocytische hemolyitsche bloedarmoedeD → D biedt bescherming tegen malaria D

50. Schizofrenie door opstapelingA: dopamineB: DOPAC: acetylcholineD: adrenalineA → A, voorlaatse les Waelkens

51. Belangrijkste neurotransmitter in beloningssysteem bij snoepen?A: DopamineB: serotonine C: prostaglandinenD: endocannabinoïdenA → hebben we dit gezien? Laatste module komt dat paar keer terug, is wel A ah ik dacht dat het bij waelkens was

52. Wat klopt ivm de metabole regeling van fructoseA: zorgt efficiënt voor triglyceridenB: in alle lichaamscellen omgevormd tot fructose-1-fosfaatC: worden onveranderd uitgescheiden in galD: gebeurt in de dunne darm enkelA → A denk ik ook ja, wordt voor 100% gemetaboliseerd in de lever, en zal dus zo voor veel vetopstapeling daar zorgen waarom B niet? Is dat ketohexokinase cel-specifiek? ja fructose kan enkel gemetaboliseerd worden in de lever

A.

53. Door welke metabole stoornis ontstaat diabetische ketoacidoseA: relatief insulinetekort B: hoge ratio glucagon/insulineC: ernstige insulineresistentieD: absoluut gebrek aan glucagonB → ketoascidose is bij insulinetekort volgens waelkens … maar B klopt ook wel Ja dat hebben we toch zo als een serieuze complicatie van diabetes type I gezien niet? Dus daarom dat A niet klopt denk ik, D sowieso ook niet, ma ik begin alles beetje door elkaar te halen dus als ik tijd ben kom ik hierop terug lel je hebt gelijk Jannie bij type 1 diabetes is het een absoluut tekort

54. wat is geen aanpassing van het lichaam aan starvation?A: fysiologisch vetreserveB: adaptatie van hersenen qua brandstofverbruikC: sterk induceerbare ketogeneseD: verminderde energie-uitgave per dag door hersenenD → D: de energie-uitgave blijft constant door de hersenen, maar zullen wel meer op ketonlichamen leven ja inderdaad DB klopt: ze verbruiken ketonlichamen → C klopt bijgevolg dus ook

55. wat gebeurt er bij verminderde vasopressine werkingA: verbeterd leer- en geheugenB: verhoogd plasmavolumeC: hogere bloeddrukD: polyurieD → ADH daalt → grote urine productie (diabetes insipidus)

56. chylomicronenA: laag lipidengehalteB: laag eiwitgehalteC: hebben een hoger soortelijk gewicht dan VLDLD: aangemaakt in leverparenchymcellenB → chylomicron/VLDL: vooral TG

LDL: cholesterol, meer lipidenHDL: cholesterol, weinig lipiden, veel eiwit

57. mineralocorticoïden verhogen...A: de urine kaliumconcentratieB: de urine natriumconcentratieC: de plasma H+ concentratieD: de plasma NH4+ concentratieA → Na daalt, K en H stijgen → zure urine (meer Na, Ca en HCO3-opname)

58. niet enzymatische glycering, wat is waar?A: fructosamine 3 kinase kan dit herstellenB: komt enkel bij oude mensen voor

A.

C: bestaat niet bij mensen met een normale glykemieD: verdwijnt bij mensen met diabetes door het behandelen met insuline A → A

59. Als de actine/mysoinefilamenten van de witte spiervezel vergeleken worden met een motor en glycogeen met een soort brandstof die de motor doet werken, dan kan je gaan nadenken over de glycogenolyse en het waarom van de fosforolyse reactie ten opzichte van de hydrolytische reactie. Wat in de fosforolyse maakt van glycogeen betere brandstof?A: hoger rendementB: brandstoftank lekt nietC: geen van bovenstaandeD: twee bovenstaande geldenD → D

60. De reciproke regulatie van glycogenolyse en glycogeensynthese enerzijds glycolyse/gluconeogenese anderzijds heeft zowel bij de mens als vele diersoorten grote voordelen. Een ervan is het constant houden van bloedglucose. Een ander voordeel is het vermijden van zogenaamde futiele cycli die als belangrijkste nadeel hebben:A: teveel metabolietenB: te weinig metabolietenC: verspilling adenosine - 5- trifosfaatD: diffusieafstand vergrotenC → C (reciproke regeling)

Examenvragen 2015-2016

1. Energy charge. Wat is het MINST juist:A: ATP verhoogt anabole fluxB: AMP verlaagt de katabole fluxC: AMP beinvloedt fluxbepalende enzymenD: ADP beïnvloed fluxbepalende enzymenB B want veel AMP zorgt voor een kleinere energycharge → grafiek meer naar links en dara is katbool hoger dus AMP verhoogt katabole flux

2. Wat lag aan de basis van ontdekking vitaminenA: malariaB: pellagraC: diabetes?D: metabolic syndromeIk denk B ja B aangezien het een avitaminose moet zijn, de anderen zijn geen avitaminosen

3. De meest voorkomende stofwisselingsziekte heeft te maken met?A: pentosefosfaatweg

A.

B: glycolyseC: glycogeensyntheseD: lipidenmetabolisme Ik denk A want de meest voorkomende is G6PD-deficiëntie

4. Student moet heel veel plassen, wat heeft hij?A: abnormaal veel stressB: te kort aan vassopressineC: overproductie antidiuretisch hormoonD: tumor epifysepolyurie → ADH tekort → B

5. Welk hormoon bindt niet op een tryosine gekoppelde receptor?A: groeihormoonB: glucagonC: vasopressineD: epoB: glucagon is G proteine gekoppeldA: jawel, met die Jak enzoC: Vasopressine is ook g proteine gekoppeld...D: epo werkt op een specifike EPO-receptor..→ ik denk dat de vraag was van wat wel een TGR was, dus A

6. Wat heb je nodig om feomelanine te maken en niet om eumelanine te makenA: CysteïneB: TyrosineC: TryptofaanD: ThreonineA juist: enkel voor aanmaak pheomelanineB fout: want dit heb je voor beide pathways nodig

7. Aanbevolen zoutconsumtie?A: Verschilt van persoon tot persoonB: 11-12 gramC: Zo weinig mogelijkD: minder dan 6 gramIk denk Dja, D

8. Wat is een dubbele indirecte meettechniek voor het bepalen van lichaamssamenstelling?A: Bio-electrical impedanceB: Onderwater wegenC: CT scanD: karkasanalyseindirect: B, Cdirect:Ddubbel indirect: A

A.

9. Wat voor soort proteine wordt door de statines geremd?A: EnzymeB: ReceptorC: TranscriptiefactorA: remt HMG-CoA reductase → enzyme

10. Wat is een gevolg van chirurgische schildklier wegname?A: MyxoedeemB: CretinismeC: Te weinig TRHD: Te weinig TSHA: tekort aan hormoon: myxoedeemB: (Cretinisme klopt maar gaat het niet zijn denk ik want dat is bij zuigelingen en daar gaan ze geen chirurgische wegname doen zeker?)D: er is minder TSH, minder schildklierhormoon….. → ik denk dat de vraag weer omgekeerd was van ‘wat geen gevolg’ → C? Ja idd, anders klopt het niet echt Ik denk als je enkel de schildklierhormoon weghaalt, dat daarom niet perse de hypothalamus/hypofyse stoppen met werken, volgens mij blijven TRH en TSH normaal → ik zou dus A aanduiden

11. Wat zorgt voor de omzetting van angiotensinogeen naar angiotensine 1?A: RenineB: Angiotensin converting enzymeA

12. Welk enzym is belangrijk voor de synthese van prostacyclines?A: 5'-LipoxygenaseB: CycloxygenaseC: DesmolaseD: endopeptidenprostacycline = prostaglandine I2 → COX → B

13. Tot wat leidt pica (het opeten van alles wat op de grond ligt door baby's) van loodhoudende verf?A: Problemen met heem syntheseB: Probleem met VZ syntheseA: heemsynthese

14. Welk mineraal heeft de hoogste biobeschikbaarheid?A: JodiumB: MangaanC: IjzerA: denk ik niet, denk maar aan minder jodium in zwitserlandC: al efficiente interne ijzercirculatie….????ik denk jodium en ijzer laag want daar komen zo veel tekorten van voor… maar geen idee

A.

A, stond in een tabel bij voeding, les 5 slide 36

15. Wat is de slechtste toestand voor de patiënt om atherosclerose te ontwikkelen?A: hoog LDL, laag HDLB: laag LDL, hoog HDLC: hoog LDL, laag LCATA

16. Op welke hypofysaire afscheiding zal somatostatine het grootste effect hebben?A: groeihormoonB: T4C: Follikel stimulerend hormoonSST effect op TSH en GH → beide inhiberend… wat is dan grootste effect: A of B? Wan rare vragen jong A want B is niet hypofysair? Ja idd B is niet hypofysair → A

17. Op welke mineraaldeficientie moet een arts bedacht zijn als een patient met krop (goiter) presenteert?A: jodium

18. Vraag over cyt450: hoeveel atomen zuurstof (afkomstig van O2) worden in het substraat ingebouwd?A: 1 zuurstof molecule/atoomB: 2 zuurstof moleculen/atomenC: geen zuurstof moleculenD: varieert tussen de paralogenDenk A? O2 om OH-groep op substraat te zetten, H2O komt vrij (heb dit wel nog nie goed geleerd dus kan niet kloppen) ik dacht ook eerst 1 ma als je het zo zegt zijn het er dan geen twee? 1 voor da water en 1 voor het substraat? Ik denk A, het zijn allemaal MONO-oxygenasenhet is B, staat zo in de ppt

19. Hielprik bij pasgeborenen heeft als primair doel... Te voorkomenA: chronische nierinsufficientieB: iets met lever (leverde)C: Schade aan centraal zenuwstelselD: schade aan perifeer zenuwstelselHielprik → fenylketonurie, adrogenitaal syndroom en congenitale hypothyroidieik denk dan C omdat fenylketonurie in de hersenen plaatsvindt → opstapeling fenylpyruvaat + mentale retardatie ja ik denk ook CZS

20. Wat zijn gut-brain-peptiden?A: Peptiden die een rol in zowel het CNS als in het maagdarmstelsel spelenB: Peptiden in het CNS die voor de regeling van de werking van het maagdarmstelsel zorgenC: Peptiden die in de darmen gemaakt worden en dan naar de hersenen gaanD: peptiden die het hongergevoel beinvloedenA toch he? Yess

A.

21. Twee stellingen over fructose. I: voor je gezondheid heb je geen fructose nodig II: het fructosemetabolisme wordt door insuline meer gestimuleerd dan glucosemetabolisme

A: 1e is juist, 2e is foutB: 2e is juist, 1e is foutC: Beide juistD: Beide foutI is denk ik al juist, omdat personen met fructosemie levenslang geen fructose mogen innemen en toch nog ‘gezond’ kunnen leven (want dat dieet is etr preventie levcerfalen en nierstoornissen) A: enkel glucose is noodzakelijk (voor hersenen) en insuline en glucagon hebben geen effect op het fructosemetabolisme

23. Hoe kunnen we recente toename obesitas verklaren?A: Door vroegere hongerperiodesB: nog niet geheel gekende relatie tussen gen en omgevingsfactoren B zeker: zo rond complexe ziekte: gen + omgeving

24. Vraag over MODY gen defficienetie. Wat kan je niet zeggen.A: start op jonge leeftijdB: afhankelijk van omgevingsfactorenC: beta-celmassa gedaaldD: gedaalde insulinesecretieA: juistC: verlies functionele bèta cel massa → dus daalt zekerD: hyperglykemie → door tekort aan insuline? Yep omdat je een verlies aan functionele bètacelmassa hebt, ga je ook minder insuline gaan secreterenB: fout denk ik want autosomaal dominant overerfbaar (das idd zo de ‘stopwisselingsziekte’vorm van diabetes denk ik)→ B

25. Voor energiebalans is de eerste wet van de thermodynamica belangrijk. Wat is nog belangrijk concept?A: fysieke activiteitB: basaalmetabolismeC: energiedensiteitD: verzadiging en voldoeningD, want A en B worden al geimpliceerd in ‘eerste wet van thermodynamica’

26. Wat is onjuist over basaalmetabolisme? Het is groter bij... ( per kg)A: jongens dan meisjesB: pubers dan peuters is B hier niet juist? Een peuter verbruikt toch meer dan een puber (per kilogram) ?? Ja het is B, infecties doen uw basaalmetabolisme stijgen en dit metabolisme vertraagt met de leeftijd (p. 365)C: stress door infectieD: na adaptatie aan koudeA en B kloppen zeker dus zijn al niet het antwoord

A.

door acclimatiseren aan koude krijg je meer bruine vetcellen → thermoregulatie → meer energie verbranden → dus groter basaalmetabolisme?dan denk ik dat C niet klopt en hier dus het juiste antwoord is ja zou wel kunnen :) Als ge het verschil maakt tussen basaalmetabolisme en rustmetabolisme kan c miss wel kloppen, maar b is sws ook juist

27. Hla2 gen belangrijk voorA: type 1 diabetesB: type 2 diabetesC: obesitasA (p429)

28. Wat bepaalt bovenste grens voor opslaan van triglyceriden in vetcellen?A: leptineB: insulineC: glucagonD: adrenalineD juist, B fout want ondergrens, C fout want glucagon bovengrens bij glucosehomeostaseik dacht eigenlijk A: leptine maakt dat opstpeling van vet niet boven bepaalde grens gebeurtB: bevordert juist vetopstapeling D: zorgt idd ook voor afbraak van TG maar is niet verantwoordelijk voo rbovengrens denk ikDenk ook leptine, zorgt ervoor dat er een signaal van verzadiging naar de hersenen wordt gebracht en dat er meer energieverbruik zal optreden. A opnieuw ben ik tot nader inzicht gekomen dat het inderdaad A was, sorry ik had die vraag al beantwoord zonder het leren en daarna niet meer aangepast :)

29. Hydroxylatie 18 medisch belangrijk voor...A: testosteronB: aldosteronC: pregnolon?D: androsteendion18 oh steroid dehydrogenase → aldosteron (MC) -->B

30. Xeroftalemie door tekort aan vitamine a omdat...A: g proteïne receptor bindenB: enzymC: transcriptiefactorZe doelen hier op dat retoïnezuur → C

31. Alanine en pyruvaat regeling om in gluconeogenese te komenA: op transcriptieniveau, PEPCKB: fosforylatie, PEPCKC: fosforylatie, tandem enzymD: transcriptiefactor, tandem enzymA?32. Wat zorgt voor de omzetting van primaire naar secundaire galzouten?A: 7α dehydroxylatie

A.

B: 12 hydroxylatieC: conjugatie met cysteïneA

33. Wat draagt niet bij tot een diabetesvoetB: microangiopathieC: immuunsysteemD: ketoacidoseA wel, C ook (verlaging van immuunsysteem, denk dan D?

34. Wat inhibeert hepcidine?A: FerroportineB: HaepsedineA

35. Hoe zet de glucagon signaling cascade de insuline signaling cascade uit van de glycogeensynthese/glycogenolyse? Welk enzym is hier specifiek voor nodig?A: Fosforylase kinaseB: PP1C: adenylaatcyclasenD: fosfodiësterasenA: fosforylase kinase gaat zorgen voor fosforylering van fosforylase, maar dat gaat niet zorgen voor utischakelen van de effecten van insuline.B: ook fout omdat dit enzyme net wordt geactiveerd door insuline.C: juist omdat dit zorgt voor meer cAMP en dus meer PKA dat uw glycogeensynthase zal gaan fosforyleren en zo zal inactiveren.D: fout, fosfodiesterasen worden door PP1 geactiveerd om cAMP at te gaan breken.→ C

36. Hoe ontstaat non sferocytische bloedarmoedeB: Ijzer tekortC: Vitamine B12 tekortD: Combinatie van alle voorgaandetekort NADPH, RBC versneld ziek → iets met ijzer zeker?

37. stelling I: de meeste vitaminen zijn actieve bestanddelen, stelling II: vitaminen kunnen we zelf aanmakenA: Beiden juistB: beiden foutC: 1 fout, 2 juistD: 1 juist 2 fouthangt een beetje vanaf hoe de vraag werkelijk geformuleerd staat (vb. ‘alle’/’sommige’ vitamen kunnen we zelf aanmaken) maar zoals ze hier staat denk ik beiden juist en dus A?ja A dnek ik

38. Welk lipoproteïn heeft het laagste soortelijk gewicht

A.

A: chylomicronenB: VLDLC: LDL

A: D: HDLA (die drijven)

39. Limiterend eiwit in peulvruchtenA: lysineB: methionineC: threonineD: TryptofaanB in peulvruchtenlysine in graaneiwittryptofaan in maiseiwit

40. Patiënt met fenylketonurie mag niet... Eten (niet-calorische zoetstof)A: SuccraloseB: aspartaamB want aspartaam moet uit het voedingspatroon verwijdert worden (ook tryptofaan) want het bevat fenylalanine

42. Vetzuursynthase levert welke vetzuren afA: C14B: C16C: C18D: C20B: palminitine

43. ribonucleotidereductase katalyseert hoeveel chemisch verschillende reactiesA: 1B: 2C: 3D: 4D: omzetten van ribont naar desoxyribont

44. Waar heeft een persoon met hyperbeta last van?A: hoge LDLB: lage LDLC: Hoge HDLD: Lage HDLhyperbèta = te veel LDL: A

45. Wat is een voordeel van glucose-1-fosfaat als eindpunt van van glycogenolyse tov glucoseA: EnergierendementB: compartiment van productie

A.

ik denk A want je hebt dan meer ATP opbrengst

46. Waar werkt cholesteroldesmolaseA: lysosomenB: mitochondriumC: DesmosoomOmzetten van cholesterol naar pregnenolon: zal niet in lysosomen gebeuren en volgens mij ook niet speciaal in de mitochondrie, is er een desmosoom? Das toch zo’n celjunctiedinges lol.→ updateje: wikipedia zegt dus mitochondria (https://en.wikipedia.org/wiki/Cholesterol_side-chain_cleavage_enzyme#Mechanism_of_action: B dus)

47. Wat is geen stofwisselingsziekte?A: acute jichtB: Syndroom van Lesh-NhyanC: acute porfyrieenA juist, B fout want stofwisselingsziekte van aminozuurmetabolisme, C staat ook in hoofdstuk stofwisselingsziekten (dus ik veronderstel dan wel stofwisselingsziekte)

48. Waar is een met CoA geactiveerde metaboliet nodig?A: ketogeneseB: glycogeneseC: ureumcycluscholesterolsynthese en ketogenese vertrekken van HMG-CoA → A

49. waarop wijst een verhoogde concentratie van metaphrinezuur, .... in de urine?B: verhoogde productie aldosteronC: verhoogde productie aan catecholaminesC: meer (nor)adrenaline

50. Een verhoogde plasmaconcentratie glucocorticoïden stimuleert...A: verhoogde afscheiding ACTHB: afbraak van weefselproteïnenC: immuunsysteemA is er niet juist een negatieve feedback bij veel glucocorticoïden?

52. Behandeling van herpesA: acyclovirD: MethotrexaatA A

53. Welke enzyme zorgt voor de eventuele overdracht van cholesterol van HDL naar VLDL?A: LTACB: cholesterol ester transfer protein:CETPB:

A.

54. Welke enzyme zorgt voor de klieving van triacylglycerol naar diacylglycerol en eht eerste vrije vetzuur?A: ATGL B: hormoon sensitief lipaseC: MGL A

55. Dysbiose met darmbacterien en het ontwikkelen van metabool syndroomA: verminderde schildklierenB: vernietiging van bèta cellenC: verhoogde gevoeligheid insulineD: lage ontstekingsgraad van abdominaal vetC en D sowieso fout, ja A zou zorgen voor minder rustmetabolisme, denk da B het meest juist is?waarom is D fout? dat klopt toch voor dysbiose? ik zou ook D zeggen D

56. glucocorticoiden hebben effect opA: transcriptieB: translatie? A vermoedelijk, in ieder geval in de kern

57. Waaruit wordt in de industrie high-fructose corn syrup (fructose-stroop) gemaakt (of zoiets)?A: CelluloseB: ZetmeelC: LactoseB (afkomstig van maïs)

58. Iets met bruine vetcellen: wat is niet juistA: bevindt zich in de omgeving van de sleutelbeenderenB: er is weinig variatie tussen volwassenen onderlingC: hoge expressie van UCP1D: kan getraind worden in koude omstandighedenC juist: want UCP1 zorgt voor ontkoppeling en dus betere thermogenese (adrenaline zou dit zelfs verhogen)D juist: witte vetcellen verbruinen hierdoorA juist: in de halsstreek → ligt niet zo ver af van de sleutelbeenderen (bovendien is er zo’n foto in de slides van een scan, en daar liggen die inderdaad rond sleutelbeenderen-hals)B: ik denk fout omdat je door training echt wel meer bruine vetcellen kan maken dan een andere volwassene ja kdenk ook B B

59. pro-insuline omzetten in insulineA: C-peptide verwijderenB: signaalpeptiden verwijderenC: iets met de zwavelbruggenA

A.

Examenvragen 2014-2015

1) Wat is geen lipid messenger?A:AnandamineB:ThromboxaanC:DiacylglycerolD:fosfatidylcholineB en C wel, denk D omdat dat gewoon als membraanlipide werkt en nie echt voor signalling ofzo, van A heb ik in een verre geheugencel wel eens gehoord ma kan er niet op komen.→ opgezocht: anandamine is een nt dus D is juist hier ja , abc klopt dus D

2) Welke stoffen zorgen voor relaxatie van bloedplaatjes en met welke receptor?A:Thromboxanen op nucleus receptorB:Thromboxanen op uitwendige receptor

C:Prostacyclines op nucleus receptor.D:Prostacyclines op uitwendige receptorsowieso prostacycline die afremt: dus C of D: wleke receptor? Ik zou zeggen een uitwendige omdat dat zo tot de van arachidonafgeleide hormonen behoort en dus uitwendig een receptor heeft. (gewoon op basis van de onderverdeling die we in de eerste les van Waelkens zagen). in boek spreken ze over receporten BINNNEN het PM…. dus ik zou voor C gaan + zo tekening: j ehaalt via PA2 uit de PM richting binnenkant cel

3) Een jong koppel komt met hun baby bij u in de praktijk. Het kind moet hevig braken en is hiermee begonnen sinds het naast melk ook begonnen is fruitpap te eten. De ouders zijn familie van elkaar (volle neef en nicht). Welke stofwisselingsziekte heeft het kind waarschijnlijk?A:FructosemieB:GalactosemieC:Diabetes type 1D:Ziekte van PompeA typisch start fruitpap

4) Wat is de voornaamste functie van biotine?A: CarboxylatieB: DecarboxylatieC: iets met ACPhet zorgt voor carboxylatie (vetzuursynthese) maar is dit de voornaamste?

5) Welke specifieke reactie gebeurt er in de pentosefosfaatweg bij de aanmaak van RNA?A:6-fosfogluconaat naar ribose-5-fosfaatB:Ribulose-5-fosfaat naar ribose-5-fosfaatC: Heptulose-fosfaat naar ribose-5-fosfaatD: Glucose-6-fosfaat naar fructose-6-fosfaat. (Modaliteit 3: ribose-5-fosfaat maken uit fructose-6-fosfaat & glyceraldehyde-3-fosfaat via Transketolase (TKT), Transaldolase (TALDO1) en vervolgens nog eens TKT)

A.

A

6) De glycolyse en gluconeogenese zijn bijna elkaars tegenovergestelde, maar welke stap is niet hetzelfde in de gluconeogenese?A:HexokinaseB:Glucose import en exportC:EnolaseD:Thio-esteraseA

7) Een jongeman van 21 krijgt een hartinfart en het zit in de familie. Zijn broer van 24 heeft het ook gehad en een neef ook op jonge leeftijd. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak?A:te veel cholesterol in de leverB:te veel cholesterol buiten de leverC:te veel triglyceriden in de leverD:te veel triglyceriden buiten de leverB‘genetisch’, ‘hartinfarct 20jarige’ → hyperbètaLP → te veel LDL blijvend circulerend in bloed dus B

8) Welk hormoon zorgt voor het incretine effectA: GLP-1B: glucagonA

9) Onder invloed van insuline zalA: Glycogeensynthase fosforylerenB: Fosforylasekinase fosforylerenC: A & B kloppenD: Noch A, noch B kloppenD

10) De diagnose van shizofrenie wordt vastgesteld a.d.h.v. verlaging des-Tyr-endorfine. Dit omwille vanA:verlaging a-endorfineB:verhoging a-endorfineC:verlaging Bèta-endorfineD:het actiever zijn van het gamma-endorfine aminopeptidaseB

11) Eumelanine en feomelanine wordt opgebouwd uit:A: TyrosineB: TryptofaanC: Eumelanine uit tyrosine, feomelanine uit tryptofaanD: Geen van beidenA

12) Het DOPA decarboxylase is nodig voor

A.

A: Dopamine te vormen

13) Welke koppel micronutrienten deficiënties komen het meest voor:A: Selenium en jodiumB: Vitamine A, ijzerC: Vitamine B12, ijzerD: Koper en ...ik weet dat avitaminose A nr. 1 meest voorkomende avitaminose was, maar voor die combinaties weet ik het niet goedIk denk dat ijzertekort ook wel heel veel voorkomt, gewoon omdat ik zelf vaak van mensen hoor da ze ijzerpillen moeten bijpakken (heb ik ook effe moeten doen) + na bleod trekken enzo is da ook belangrijk… Ma das geen zekerheid natuurlijk ma ik zou B aanduidenik denk grootste tekorten: vit A, ijzer en zink dus hier B

14) Beste beschrijving van ondervoedingA: BMI onder 17,5 kg/m^2B: totaal tekort aan caloriënC: aftakeling door chronisch tekortD: gevolg van een ziekte?A: bmi is niet betrouwbaarC: ik zou dit zeggen

1\)Waarbij komt argininosuccinaat voor:A: afbraak purinesB: afbraak AZC: synthese AZD: synthese purinesArgininosuccinaat komt voor in de ureumcyclus, dus zal dit bij de afbraak van AZ een rol spelen (ammoniak -> ureum)→ B

16)Wat is ONJUIST m.b.t. GABA?A: kan niet door de HBBB: is een excitatorische NT.C: wordt omgezet in succinaatD: wordt gemaakt uit glutamaat?B: inhiberend → BC: juist (tussenproduct krebcyclus)D: juist

17) Wat is onjuist over fytaat:A: zorgt voor een verhoogde Ca2+ opnameB: bakkersgist breekt fytaat afC:

18) Wat is de structurele overeenkomst tussen Acetyl-Co A en ATP

A.

A: 3 fosfatenB: ribose-adenine-fosfaatC: stuctruur van panthotheenzuurC fout: enkel acetyl-Co A bevat panthotheenzuur, ATP is gewoon adenine-drie fosfaatjes-riboseIk heb het opgezocht en er zitten wel degelijk 3 fosfaten ook in acetyl coA, dus zou hier eerder A aanduiden dan, B dan fout omat er in acetyl Co A ook nog panthotheenzuur zit

19) Wat leidt tot hypobetaA: afwezigheid/deficiëntie van apoAB:afwezigheid/deficiëntie van apoB.C:afwezigheid/deficiëntie van apoCD: te veel aan apoAte weinig LDL: B

20) fatty streak komt door:A:te veel cholesterol in de leverB:te veel cholesterol buiten de lever.C:te veel triglyceriden in de leverD:te veel triglyceriden buiten de leverte veel LDL → veel cholesterol buiten lever: B

21) Jonge man heeft hartaanval. We doen een onderzoek op de aanwezigheid van apoB100 in het bloed. De meet waarde van apoB100 zal...A: boven de bovengrens van normale apoB100 liggenB: binnen de normale grenzen van apoB100 liggenC: onder de ondergrens van normale apoB100 liggenD: Alle bovenstaande zijn even waarschijnlijkhyperbèta: te veel ldl → probleem apoB100 → C

22) waaraan zal je een tekort hebben als je te lang antibiotica neemt?A: biotineB: niacineC: ThiamineD: RiboflavineBiotine wordt gemaakt door darmflora, dus A (heeft ook effect op vitamine B6)

23) je meet een hoge waarde xanthotheenzuur in bloed. Dit komt door te kort aan...A: vit B1B: vit B2C: vit B3D: vit B6.

24) 2 lopers zijn aan het argumenteren over elke stelling juist is als ze een afstand van 10 km aan hoge snelheid ( in 40 min) of lage snelheid ( in 1u lopen). Wat is juist? Bij een hogere snelheid zal:A:... je meer energie gebruikenB:... je een hogere metabole flux hebben

A.

C:... je meer vet verbrandenD:...je meer spiervezels gebruikenB (sofiavraag, dat hem er zo ma meer doet <3)

25) overeenkomst tussen kilinogeen en angiotensinogeen? A: beiden in de omgeving van de nieren gevormdB: worden inactief geproduceerdA sowieso fout: kilinogeen door leverDenk B wel juist, angiotensinogeen meot sowieso nog worden geactiveerd door renine, en meestel wijst het achtervoegsel -geen wel op inactief haha

26)Wat is belangrijkste enzym in het maken van Pateled Activating Factor?A: cyclo-oxygenaseB: 5-Fluor uracilC: fosfolipase A2D: endopeptidaseC (net als PG) waarom is A fout?

27) Wat heb je nodig voor de laatste stap in het maken van testosteron?A: reductase en intracellulaire receptorB: reductase en membraanreceptorC: oxidase en intracellulaire receptorD: oxidase en membraanreceptor

28) groeihormoonA: productie stopt als je volgroeid bentB: productie kan stilgelegd worden door een hersentrauma.B

29) Waar zal de afbraak van triglyceriden groter zijn dan de aanmaak?A: leverB: witte vetcellenC: ter hoogte van de endotheelcellen.C? zo in bloedvat bij transport daar met LPL? da kan goed zijn, denk dat het er bij die adnere 2 wel een beetje vanaf hangt, allee zeker bij uw witte vetcellen toch

30) wat is juist? 5 fluoro-uracil en methotrexaatA: zijn beide zelfmoordinhibitorenB: zijn beide competitieve inhibitorenC: zijn respectievelijk zelfmoord (5FU) en competitiefD: zijn respectievelijk competitief (5FU) en zelfmoord5FU: niet competitieve zelfmoordinhibitorMeth: competitieve remmer→C

31) Wat zorgt voor hydroxytyrosine (?) en hydroxylysine (?)A: vitamine A

A.

B: vitamine B1C: vitamine CD: vitamine DC, vitamine C zorgt voor synthese hydroxyproline (ook hydroxylysine)residues in collageen → sterk bindweefsel

32) Welke micronutriënten zijn met elkaar gelinkt?A: Zink en koperB: Ijzer en ...C: Ijzer en ...D: Jood en seleniumD → D

33) Wat is waar over de glycogeensynthese en afbraak?A: hun eerste metabolieten zijn hetzelfdeB: gebeurt in hetzelfde compartimentC: de geactiveerde metaboliet van de glycogeensynthese is hetzelfde als de synthese vanD:

34) Wat is NIET waar over de corticoïden bij de manA: iets over sulfaat (DHEAS)B: mineralocorticoïden worden het meest gemaakt.

35) Wat is juist over de functie endocannabinoïdenA: Zorgen voor communicatie "de andere kant op" in het CZS.

36) Cortisol duurt langer om in te werken dan Adrenaline. Dit komt doordat:A: het aantal receptoren is groter voor adrenalineB: De voorraad adrenaline is groter voor adrenalineC: Het duurt langer om cortisol te maken vanuit het startmetabolietD: De afstand die afgelegd moet worden?ik dacht: cortisol: werkt niet direct omdat receptor in het cytoplasma ligt en dus cortisol → rceptor → kern → genexpressei → traag en adrenaline: werkt wel direct → dus: is dit dan omdat de afstand groter is? of eerder iets rond receptoren?ja idd, cortisol zal niet membraangebodnenreceptoren gaan binden, maar genexpressie gaan beïnvloeden, C is sowieso fout dus, B denk ik ook dan, heeft er nie veel mee te maken, A ook nie echt dus ik zou als zo’n vage vraag op examen zou komen D zeggen idd

Examenvragen 2013-2014Reeks 1. Rol van irisine

a) Energiemetabolisme van spieren verhogen b) Hersenen gaan over op ketogenese

A.

c) Wit vet verbruinen. d) Alle bovenstaande zijn juist C: juistA: juist wnat energie uitgave verhoogt dacht ik ...B: dit moet dan ook juist zijn??hier zeggen ze wel enkel Cik dacht enkel ‘verbruinen’ van witte vetcellen en daardoor meer vetverbanding in het lichaam… C is sowieso wel het juiste

2. Butyraat gaat naar a) Lever b) Nier c) Colon. d) Maag3. Wat hebben carbamoyl synthetase I en carbamoyl synthetase II gemeenschappelijk

a) Substraat voor het N-atoom b) Substraat voor het C-atoom. c) Expressie in verschillende delen van de cel (synthase 1 is in mitochondrium lever en synthase 2 is in cytosol d) Expressie tussen weefsels4. Hoe kan de expressie van een enzym op een translationele wijze geregeld worden?

a) rRNA b) microRNA. c) ubiquitilering d) tRNAB

5. Wat is er waar over groeihormoon?

a) het is niet afhankelijk van het waak-slaap ritme b) De secretie kan verstoord worden bij een schedeltrauma. c) Bindt aan een tyrosinekinase receptor B6. Een lipoxygenase heeft altijd een voorkeur voor 1 C atoom. Welk C atoom zit hier niet bij? a) 2. b)5 c)12 d)15?7. Hoeveel NANA's zitten er in GM3?

a)0 b)1. c)2 d)3

A.

GM → Gangliosoide mono: 1 NANA wowow wan tricky bich8. Bij welke ziekte is het aan te raden alfa-glycosidase bij te geven?

a) Ziekte van Fabry. (galactosidase) b) ziekte Tay-sachs c) ziekte van Gaucher d)Pompe lijkt me??

9. Bij welke glycogenose stapelt het glycogeen zich niet op in het cytoplasma? a) ziekte van Pompe. b) ziekte van Hers c) ziekte van von Gierke d)A (in lysosomen hier)

10. Welke stap is fluxgenererend in de pathway met mevalonaat? a) de synthese van HMG CoA b) de synthese van mevalonaat zelf.B: HMG coa reductase

11. De bloedtoevoer vanuit de pancreas, milt en darm naar de lever verloopt via de vena porta. Voor welke stof is dit gegeven belangrijk voor de afbraak? a) heem. b) citrulline c) d)Ja lol afbraak wat→ citrulline maakt deel uit van ureumcyclus, dus kan wel→ heem wordt afgebroken ma eerst in milt naar biliverdine, bilirubine, en dan geconjugeerd in lever en uitgescheiden via galblaas

12. Het longsurfactans heeft een immunologische functie. Wat zorgt voor deze functie? a) dipalmitoyllecithine uit de type I alveolaire cellen b) dipalmitoyllecithine uit de type II alveolaire cellen c) secretie eiwitten uit de type I alveolaire cellen d) secretie eiwitten uit de type II alveolaire cellen.Dit hebben we toch niet gezien he? dat staat wel in de boek, maar ik wist het niet meer dus heb ik het opgezocht → B

13. De vetzuursynthese en de vetzuurafbraak zijn op veel punten verschillend, maar wat hebben ze wel gemeenschappelijk? a) afhankelijk van NADH b) afhankelijk van NADPH c) afhankelijk van malonyl-CoA. d) HMG - coA

A.

vetzuurafbraak is de bètaoxidatie dus, duuus kan je D wel al uitsluiten, NADPH is voor synthese, dus dat zal ook niet het jusite antwoord zijn, NADH ook nie gebruikt in vetzuursynthese dus via eliminatie kom ik dan op C?

14. Wat kan schizofrenie veroorzaken?

a) te veel DOPA b) te veel alfa-endorfine. c) te veel adrenaline d)teveel DOPA denk ik (wordt omgezet tot dopamine wat een effect heeft op ontstaan van schizofrenie)→ update: in andere vragen spreken ze vaak over schizofrenie en alfa endorfine, dus dat er een verhoging is van alfa endorfine waaroor je met eenv erlaging van de de-..endorfine ofzoiets concentratie schizofrenie kan aantonen

15. Welke 2 5C moleculen worden samengevoegd in de 1e fase van de cholesterolsynthese? a) IPPP en dimethylallyl-PP. b) HMG - CoA en mevalonaat c)IPPP met HMG-coaA

16. Wat wordt er vooral aangemaakt in de zona reticularis? a) mineralocorticoïden b) glucocorticoïden c) steroïdhormonen d) DHEAS.ZR produceert androgenen dus DHEA is voorloper van androgenen17. Wat wordt er vooral gevormd in de schildklier?

a) Trijodothyronine T3 b) Thyroxine T4. c) reverse Trijodothyronine rT3 d) ThyroglobulineB18. Wat is de fluxgenererende enzyme van de mevalonaatweg?

a) HMG-co reductase 19.Wat is waar over GABA?

a) Het is een inhiberende neurotransmitter b) Het kan door de BBB A20.Als je het lichaam vergelijkt met een lamp, hoeveel watt gebruiken we dan? ( watt= 0,24cal/sec)

A.

a)1 b)10 c)100 d)1000wat

21.Welke stof maakt draagt niet bij tot de vorming van het purineskelet? a)Glycine b)Aspartaat c)Arparagine. d) GlutamineC22. Wat heeft NIET te maken met het C1 metabolisme?

a) Methionine b) Cysteine. c) Homocysteine d) s-adenosylmethionineB

23. Waarop grijpen statines in?

a)Enzyme. b)Receptor c)metaboliet A: hmgCoA24. Een vrouw, ( van griekse afkomst) wil graag naar een land waar veel malaria voorkomt, je schrijft haar dan ook quinolonen voor, een preventief anti-malaria middel. Na enkele weken komt ze terug met de klachten dat ze onwel is geworden vlak voor ze op reis wou vertrekken. Je onderzoekt haar maar ziet op het 1e gezicht gewoon een bezorgde, oververmoeide vrouw. Je neemt bloed bij haar. Bij welke stof die je in het bloed zou terugvinden, moet je de anti-malariamedicatie zeker stoppen?

a) Verhoogde biliverdine waarden. b) Verhoogde glucose waarden c) d)25. Welke stof komt in het begin van de cholesterolafbraak voor?

a) trihydroxycoprostanoaat b) taurocholaat c) glycocholaat d) galzouten

26. Wat is geen van de essentiële producten van de metabole paden in ons lichaam om leven tot stand te houden?

a)ATP

A.

b)NADPH c)Glucose . d)BouwstenenC27. Wat zal er gebeuren bij kanker?

a)Stijgen van gluconeogenese b)Stijgen van de PPP (Pentose Phosphate Pathway). c) Verhoogde glycogeenaanmaak d)28. Wat zal een gevolg zijn van een metaboolsyndroom in de lever? a)Opstapeling van galzouten b)Opstapeling van triglyceriden c) d)29. Welke cellen maken GIP?

a) K cellen van duodenum en dunne darm. b) L cellen van de dunne darm c) D cellen van de pancreas A30. De D cellen in de pancreas maken…?

a)Somatostatine. b)PP c)Insuline d)GlucagonA31. Welke metabole term beschrijft het best het speciale mechanisme waardoor penicilline wordt aangemaakt?

a)Metabolon b)Megasyntase. c) oxidatieve reductie d)32. Wat is er correct over de schildklier?

a) Het product bindt aan een tyrosinekinase membraanreceptor b) c) wordt geregeld door hypofysaire en hypothalamische factoren. d) Secretie van thyroglobulineC39. FSH flux wordt bij de eisprong van de vrouw vergroot. Op welk enzym zal het FSH inwerken?

a) Aromatase. b) Side chain cleavage enzyme c)

A.

d)33. De gluconeogense wordt reciprook geregeld met de glycogenlyse. Welke stof zal de gluconeogenese flux vooral regelen?

a) Glucose b) Glucose-6-fosfaat c) Fructose-6-fosfaat d) Fructose-2.6-bifosfaat34. Welke stof zal de hartspier van een gezonde persoon in nuchtere toestand vooral verbranden voor energie?

a) vvz b) ketonlichamen c) glucose d) aminozurenA35. Welke speciale metabole actie zien we in het werk in de schildklier?

a)oxidatie tyrosine met dijood 36. Wat is het effect van mineralocorticoïden?

a) verhogen Na+ plasma. b) verhogen K+ plasma c) verhogen H+ plasma d) verhoogd NH+ plasmaA38. Wat is er correct over de glucocorticoïden?

a) ze worden aangemaakt in het bijniermerg b) worden geregeld door hypofysaire en hypothalamische factoren. B39. FSH flux wordt bij de eisprong van de vrouw vergroot. Op welk enzym zal het FSH inwerken?

a) Aromatase. b) Side chain cleavage enzyme 40. Wat is er correct over de EA?

a) verschillend bij mannen en vrouwen b) verschillend bij kinderen en volwassenen. wat is EA? essentieel aminozuur41. Uit welke stof wordt alfa-endorfine gekliefd?

a) Bèta endorfine b) Alfa MSH

A.

c) Bèta MSH d) gamma endorfine.D : bèta → gamma → alfa42. Welke stof is een activator van bloedplaatjes?

a) TXA2. b) PGE2 A43. Hoe wordt de flux van de pentosefosfaatweg geregeld?

a) concentratie NADPH/NADP+ b) ATP c) expressie transaldolase d) expressie transketolaseThe regulation of the pentose phosphate pathway is at the level of its first enzyme, namely, glucose-6-phosphate dehydrogenase, which is controlled by the redox state of the NADP couple, NADPH having a powerful feedback inhibition on this enzyme.

44. Een vrouw van 60 komt bij je op bezoek. Je doet een bloedname. Hieruit blijkt dat haar Hb1AC-waarde 5% is en de nuchtere bloedglucoseconcentratie 5 mmol/l. Wat doe je nu best?

a) Een afspraak maken voor een orale glucosetolerantietest b) Starten met antidiabetesbehandeling c) de patiënt geruststellen en een afspraak maken voor volgend jaar. d) een nieuwe meting doen want de waarden spreken elkaar tegennormale Hb1AC: onder 5,7 - 5,5 mmol/l is bovengrens voor nuchtere BGC, → alles normaal dus → C vanaf wanneer is uw percentage van Hb1AC te hoog? 6,5%45. Wat is de eenheid van BMI

a) kg/meter b) kg/vierkante meter. c) kg/kubieke meter d) geen van bovenstaandeB46. Wat is geen typisch symptoom van diabetes mellitus

a) neurologische aftakeling b) blindheid c) gewichtverlies d) nierdeficiëntie

47. Wat zet angiotensinogeen om in angiotensine 1?

a) renine. b) ACE

A.

A

Reeks 21. Wat zet angiotensine II om in angiotensine III?

a) ACE b) carboxypeptidase c) renine d) aminopeptidaseD2. Welke geactiveerde bouwstenen vanuit glucose-koolstof zijn nodig om palmitaat te maken?

a) 8 acetyl-CoA b) 1 acetyl-CoA + 7 malonyl-CoA c) 7 acetyl-CoA + 1 malonyl-CoA d) 8 malonyl-CoApalmitine: C16 en acetyl-coa: C2 en malonylcoa C3 dus → 8x2=16 → A? ik gok C omdat ge eerst u acetyl en uw malonyl hebt en dan altijd verder gaat met uw keten en een nieuw malonyl Na nog een twijfelsessie → A

3. Wat geldt voor groeihormoon?

a) heeft een dag-nachtritme b) bindt aan een specifiek transportproteïne c) heeft een gpcr als effectorA4. De secretie van mineralocorticoïden wordt geregeld door...

a) angiotensine-renine-systeem b) ACTH A5. Welk weefsel is voorziet de lever van een constante flux van metaboliet voor gluconeogenese?

a) rode bloedcellen b) rode spiervezels c) wit vetweefsel d) witte spiervezelsD6. Van wat zal een tekort ontstaan bij een 18-hydroxylatie-deficiëntie in de bijnier?

a) cortisol b) aldosteron c) adrenalineB7. Welke secretie wordt onderdrukt door Somatostatine?

A.

a) lutheïniserend hormoon b) follikel stimulerend hormoon c) melanocyt stimulerend hormoon d) thyretroop hormoonD8. Het lichaam heeft een totaal verbruik per dag van ongeveer 100Watt. Dit komt overeen met 2,4kWh per dag. Hoeveel gebruiken onze hersenen op jaarbasis?

a) 170 kWh Ik studeer geneeskunde ni wiskunde b) c) d) 9. Welk enzym is het MINST belangrijk tijdens het maken van thymidylaat?

a) glucose-6-fosfaat dehydrogenase b) lactonase c) ketolase d) 6-fosfogluconaat dehydrogenaseC10. Wat doet de [LDL]/[HDL] in het bloed het sterkst stijgen?

a) verzadigd vetzuur b) trans-onverzadigd vetzuur c) omega-6-vetzuur d) omega-3-vetzuurB11. Een jongen komt bij jou op consultatie. Zijn ouders zeggen dat hij bijkomt en hij heeft een verhoogde glucose-spiegel, ondanks dat hij op zijn voeding let. Na een eerste anamnese vindt je niets. Ook merk je dat hij donker gekleurde huid heeft in de lies en oksel en op plaatsen van littekens. Wat verwacht je?

a) een adenohypofysetumor b) een schildkliertumor c) afbraak van bepaalde pancreatische cellenAHoe kom je hieraan?

12. Wat verwacht je bij een persoon die langdurig aan diabetes type2 lijdt?

a) een kleine ontsteking van sommige pancreascellen 13. Door welke cellen wordt GLP-1 geproduceerd?

a) I-cellen b) K-cellen c) L-cellenC

A.

14. Je vermoedt na onderzoek dat een vrouw prediabetes heeft. Wat is je volgende stap.

a) niets doen b) middelen voorschrijven c) naar een polykliniek sturen voor een orale glucose tolerantie test d) over enkele maanden opnieuw onderzoeken? ik heb ergens opgeschreven als je prediabetes vermoed dat je dan verder moet controleren met OGTT dus gok C 15. Wat geldt voor GABA?

a) gaat door bloed-hersen-barrière b) c) is een stimulerende neurotransmitter no no dat geldt juist niet vriend d) gemaakt uit glutamaatD

16. In de bijniermedulla wordt adrenaline gemaakt uit? [daar sloeg het toch op :)]

a) tyrosine b) tryptofaan c) cholesterol d) vetzurenA17. eicosatetraeenzuur zorgt voor?

a) Tromboxaan 1A b) Tromboxaan 2A c) Tromboxaan 3A d) eicosapentaeenzuur5HPETE → toch leukotrienen?? → dus a, b,c fout?18. Aspirine werkt in op de synthese van welke pijnmodulatoren?

a) eicosanoïden b) bradykinine A: op COX19. Peniciline wordt door een multifunctioneel enzym gemaakt. Welk enzym bij de mens lijkt hierop

a) vetzuursynthase20. Hoeveel genen zijn percentueel gewijd aan metabolisme in gist en de mens?

a) evenveel b) meer c) minder d) onvoldoende infoHad bakkersgist ni 6000 en mens 20 000? Voor ‘aan metabolisme’ weet ik t wel ni

A.

Examenvragen '12 - '13Eerste reeksStelling-vragen

I: Linolzuur is een omega-6-vetzuur, linoleenzuur een omega-3.II: Linolzuur en linoleenzuur leveren andere eicosanoiden.I: Vegetariërs hebben chylomicronen met weinig cholesterol.I: Insulinopenie en ketoacidose passen bij niet-behandelde type-1-diabetes.I: Glycogeen is een vertakte polysacharide die vastzit aan een klein eiwit.

I: Thyroxine wordt door het bloed getransporteerd gebonden aan het Thyroglobuline.II: Thyroxine bindt aan de familie van de nucleaire receptoren.I: Er komen meer lipiden voor in de witte dan de grijze stof van de hersenen.II: De globale metabole activiteit van de hersenen daalt gedurende de slaap.I: Wanneer we de verschillende vormen tussen zoogdieren bekijken, verschillen orthologen meer dan paralogen.II: Het enolase in de mens en het enolase in de muis zijn paralogen.I: een HBA1c waarde van 1% is een laag normale waardeII: normale nuchtere waarden voor glucose tussen 5,5 en 10 mmol/LI: Melatonine zorgt voor de verbruining van de huid.I: De flux wordt vaker geregeld op het einde dan op het begin van een metabole weg.II: Hormonen als adrenaline, thyroxine en glucagon werken meer in op het fluxgenererend enzym dan op de andere enzymen van dezelfde metabole weg.I: De regeling voor de synthese van mineralo- en glucocorticoïden gelijken op elkaar.Meerkeuze

1) Wat voor behandeling is aan te raden bij iemand met zware nierdeficiëntie?

A: HoogtestageB: BloedtransfusieC: levertransplantatieD: beenmergtransplantatieB?

De vraag is weggelopenA: is een excitatorische neurotransmitterB: Zorgt voor Cl-afhankelijker hyperpolarisatieC: Wordt in de voedingsindustrie gebruikt als smaakversterkerD: …

3) Wat is geen substraat van transketolase?A: fructose-6-fosfaatB: glucose-6-fosfaatC: erythrose-4-fosfaatD: xylulose-5-fosfaat

A.

A4) Wat is een product bij haem-oxygenase?

A: CO2B: COC: NADPHD: BiliverdineD5) Welk enzym zorgt voor esterificatie van cholesterol in HDL?

A: CETPB: ABCA1C: APO1D: LCATD6) Voor hoeveel verschillende vormen van LDH kunnen LDHA en LDHB coderen?

A: 1B: 2C: 5D: 10CDa’s met die 4 bollekes rood/groen7) Welk endorfine heeft de sterkste morfine-werking?

A: Alfa-endorfineB: Bèta-endorfineC: Gamma-endorineD: Des-Tyr-gamma-endorfine8) Wat kan leiden tot schizofrenie?

A: tekort aan DOPAB: tekort aan DopamineC: teveel aan DOPAD: teveel aan Dopamined9) Van welke stof verandert het relatieve arterie-vene verschil in de hersenen het meest tussen gevoed en 8 dagen vasten?

A: GlucoseB: O2C: ketonlichamenC10) Welk eicosanoide zorgt voor relaxatie van de bloedplaatjes?

A: ProstacyclineB: Prostaglandine E2

A.

C: Leuktrieen C4D: Tromboxaan A2A PGI2 toch?11) Welk hydroxylase is specifiek nodig voor de productie van mineralocorticoïden?

A: 21-hydroxylaseB: 11-hydroxylaseC: 18-hydroxylaseD: 17-hydroxylaseC12) Productie van secundaire metabolieten:

A: Gebeurt enkel in plantenB: Is afhankelijk van omgevingsfactorenC: Gebeurt bij degradatie van primaire metabolietenD: is van levensbelang

13) Irisine:A: Bevordert kristalvorming in de ooglensB: Zorgt voor minder vetverbrandingC: Is belangrijk voor het bepalen van de oogkleurD: Komt vrij uit skeletspieren bij arbeidIrisine zorgt dat er meer energie verbrand kan worden door stimulatie verbruining vetcellen, het wordt vrijgezet bij fysische inspanning dus D

14) Waaruit wordt bèta-endorfine gevormd?A: ACTHB: Bèta-MSHC: Bèta-LPHD: Gamma-LPHC15) Methotrexaat werkt in op ... als ... inhibitor:A: Thymidilaatsynthase; competitieveB: Thymidilaatsynthase; zelfmoordC: DHFreductase; competitieveD: DHFreductase; zelfmoordC

16) Purinosoom:A: Metabolieten interageren covalentB: Metabolieten interageren niet-covalentC: Enzymen interageren covalentD: Enzymen interageren niet-covalentniet covalent en tussen enzymen zeker he → D17) Samenwerking gliacellen en neuronenA: geen ideeB: geen ideeC: gliacellen nemen sneller glucose op

A.

D: Geen enkel is juistC, p.9618) Metabool syndroom:A: InsulinetekortB: InsulineresistentieC: Geen betacellenD: Allemaal juistB

19): Inactivatie melatonine:A: ConjugatieB: HydroxylatieC: AcetylatieD: MethylatieB

20) APGA: Variabele massaB: 1 reducerend eindeC: 1 niet-reducerend eindeD: geen idee juist

21) Veel F18-glucose wordt opgenomen boven de halsstreek in:A: SchildklierB: BijschildklierC: PijnappelklierD: Beige (bruin) vetD

22) Wat is in België de verhouding tussen het voorkomen van type-2-diabetes en type-1-diabetes?A: T2D/T1D = 1/10B: T2D/T1D = 1/1C: T2D/T1D = 10/1D: T2D/T1D = 100/1type 1 10% en type II 90% dus ongeveer 10/1 en dus antwoord C

23) Wat is het limiterend aminozuur in rijst?A: glycineB: lysine toch?C: tryptofaanD: methioninegraaneiwit: lysinepeulvrucht: methioninemaiseiwit: tryptofaan waar hoort rijst onder? ik denk dat het bij rijst lysine is ma ben niet heel zeker .

A.

Examenvragen '12-'13 (oud programma: metabolisme en metabole regeling)OPGELET! Dit zijn de vragen van het vak in het oude programma (enkel deel waelkens). Metabolisme van de spijsvertering zit hier mee in en verder kunnen er kleine verschillen in leerstof zijn.

I: Glycogenine is een zelf-glycosylerend eiwit.II: Glycogeen heeft een variabel moleculair gewicht.

I: Thyroxine wordt door het bloed getransporteerd gebonden aan het Thyroglobuline.II: Thyroxine bindt aan de familie van de nucleaire receptoren.

I: In rode bloedcellen komt Glutathion meer voor onder de geoxideerde dan onder de gereduceerde vorm voor.II: Plasmodium kan beter gedijen in rode bloedcellen met een grote NADPH productie.

I: Fosforylering van het TE leidt tot meer vorming van het fructose 1,6-BP.II: Een hogere cAMP concentratie in de cel leidt tot een grotere afbraak van fructose 2,6-BP.

I: Heem heeft een grotere affiniteit voor O2 dan voor CO.II: Een grotere afbraak van heem leidt tot een gestegen bilirubineproductie.

I: PAF wordt alleen aangemaakt wanneer nodig en niet opgeslagen in een reserve.II: PAF wordt geinactiveerd door een acyl-transferase.

I: Veel Colloid in de schildklierfollikels wijst op een gestegen Thyroxine productie.II: Veel Thyroxine leidt tot een verhoogde prikkelbaarheid.

I: De hersenen zijn een orgaan met een lage metabole activiteit.II: De cholesterolconcentratie in de hersenen is lager dan in de rest van het lichaam.

I: TXA2 is en Leukotrieen.II: Aspirine is een inhibitor van de Lipo-oxygenaseweg.

I: Een toename in HDL leidt tot ophoping van cholesterol in de weefsels.II: Een afname in HDL kan aanleiding geven tot hypertriglyceridemie.

I: Obstructie van de galwegen leidt tot een grotere toename van indirecte dan van directe bilirubine.II: Obstructie van de galwegen leidt tot steathorree.

I: Een deel van de de novo pyrmidinesynthese vindt plaats in de mitochondrïen.II: Bij het katabolisme van pyrimidinen komen de stikstofgroepen terecht in het ureum.

I: S-adenosyl-methione bevat een geactiveerde methylgroep.II: Methionine kan niet gevormd worden uit homocysteïne.

A.

I: Zowel glycine als glutamaat zijn neurotransmitters.II: Serine wordt gebruikt voor de aanmaak van serotonine.

I: Het rendement van de vitamine C opname neemt af bij hoge concentraties.II: Vitamine C is nodig bij de posttranslationele hydroxylering van collageen.

I: Tijdens de maaltijden is wordt het hormoon gevoelige lipase in de vetcellen actief.II: Na de maaltijden wordt het leptine door de triglyceriden gesynthetiseerd.

I: De synthese van de bijniermerghormonen wordt geregeld door hypothalamische releasing factoren.II: Bijniermerghormonen spelen een rol bij de vecht/vlucht respons.

I: Hormonen van de bijniermerg worden geinactiveerd via fase II detoxificatiereacties.II: Tumoren van de bijniermerg kunnen aanleiding geven tot periodiek opstoten van hypertensie.

I: Vasopressine verhoogt de urineproductie.II: Vasopressine bevordert het leerproces.

I: Fase II detoxificatiereacties zijn induceerbaar.II: Long, nier en lever zijn belangrijke detoxificatiecentra.

I: Albumine is een transporteiwit van steroïdhormonen.II: Glucocerebrosiden worden alleen aangemaakt in de bijnierschors.

I: Secundaire galzouten zijn meer amfipatisch dan primaire galzouten.II: Secundaire galzouten worden in de lever uit primaire galzouten gevormd.

I: Cholecystokinine komt voor onder verschillende vormen met een verschillende ketenlengte.II: Cholecystokinine wordt gevormd in de lever en de galblaas.

I: De citraat-pyruvaatshuttle levert NADH aan de mitochondriale matrix.II: Het ATP-citraatlyase is een mitochondriaal enzym.

I: De productie van Epo wordt geremd door lage O2.II: Epo wordt voornamelijk geproduceerd in het rode beenmerg.

I: Enkefalinen worden gevormd door splitsing van het POMC.II: Een overmaat aan alfa-endorfine kan leiden tot schizofrenie.

1) Welk enzym is defect bij de ziekte van Von Gierke? A Fosforylase B Fosforylase kinase C Glycogeensynthase D Glucose-6-fosfatase

A.

D want type I glycogenose → glucose-6-fosfatase

2) Bij welke ziekte kan toedienen van het Alpha-galactosidase A mogelijk helpen? A Farber B Fabry C Gaucher D Tay-SachsB

3) Welke lipoproteïnefractie bevat bij vasten het meeste cholesterol? A HDL B LDL C VLDL D ChylomicronenB

4) Voor welk vitamine zijn de darmflora belangrijk? A Riboflavine B Tokotriënol Bèta C Biotine D ThiamineC?5) In welke reactie wordt het glycine gebruikt? A Synthese van Heem B Synthese van cytidine C Reductie van bilverdine D Synthese van squaleenA6) Welk enzym werkt samen met ELOVL6? A HMG-Coa synthase II B HMG-Coa reductase C Squaleen oxidase D Stearoyl-Coa desaturase 1D

7) Hoeveel moleculen NADPH worden gevormd bij de volledige verbranding van glucose tot CO2 in de pentosefosfaatweg? A 2 B 6 C 12 D 36C8) Welk vitamine is deficiënt bij de aanwezigheid van xanthureenzuur in de urine? A B1 B B2 C B3/B5 D B6

A.

9) Uit wat wordt melatonine gevormd? A Serine B Tryptofaan C Tyrosine D MelanineB10) GABA: A kan doorheen de bloed-hersenbarrière B is een inhibitorische neurotransmitter C wordt gevormd uit glutamine D is een hormoonB

11) Een defect in het glutamaat decarboxylase kan leiden tot: A Parkinson B Ziekte van Huntington C Alkaptonurie D Lesh-NyhanB

12) Donkere verkleuring van de urine kan teken zijn van een defect aan: A Para-hydroxyfenylpyrodruivenzuur dioxygenase B Phenylalanine hydroxylase C Homogentisaat 1,2 dioxygenase D Maleyl-acetoacetaat isomeraseC want alkaptonurie = opstapeling homogentisaat dus defect aan homogentisaat 1,2-dioxygenase

13) Welk enzym is deficiënt bij de aanwezigheid van phenylalanine, phenyllactaat en phenylpyruvaat in de urine? A Phenylalanine hydroxylase B Alfa-1,4 glucosidase C Fumaryl-acetoacetaat hydroxylase D Homogentisaat 1,2 dioxygenaseA, zoals bij fenylketonurie

14) Panthoteenzuur speel een rol bij: A Carboxylatiereacties B Decarboxylatiereacties C Synthese van menselijk vetzuursynthase D Synthese van niacinec

15) PP2A en het AMP afhankelijk proteïnekinase regelen op tegengestelde wijze de activiteit van: A Vetzuursynthase B Acetyl-CoA carboxylase.

A.

C Glycogeensynthase D HMG-CoA reductase

16) Welk hormoon draagt bij tot de preventie van hypoglycemie A Insuline B Testosteron C Leptine D Geen van bovenstaandeA fout: insuline zorgt juist voor hypoglycemieB fout: steroïdehormoon, heeft niet echt iets met glucosehomeostase te maken veronderstel ikC fout: heeft gelijkaardige werking als insuline en zorgt voor een verzadigingsgevoelD juist: want ik zou glucagon antwoorden en het staat er niet tussen

17) Welk is een artificieel door de mens gesynthetiseerd trans-onverzadigd vetzuur? A Elaïdinezuur. B Arachidonzuur C Fytaanzuur D Linoleïnezuur

18) Adrenogenitaal syndroom wordt meestal veroorzaakt door een enzymdefect in: A 20,22 lyase B 21 hydroxylase C 11 hydroxylase D 17 hydroxylaseB meest waarschijnlijke (door 11 bovendien ook wel mogelijk staat in Schuit zijn boekje)

19) De vorm van het PGE afgeleid uit eicosapentaeenzuur is: A PGE1 B PGE2 C PGE3 D PGE4B is het hier niet C? Omdat dat vijf dubbele bindingen heeft waarvan er twee verloren gaan? Ja C for the win

20) Het effect van glucocorticoïden is: A Vermindering van glucoseproductie B Verhoging van de eiwitsynthese C Verhoging van de DNA-synthese D Vermindering van de immuniteitD

21) Kallikreïne is een: A Hormoon B Neuropeptide C Protease

A.

D Cofactorik denk een protease en dus C

22) Angiotensinogeen wordt omgevormd tot Angiotensine I door: A Renine B Angiotensin Converting Enzyme C Aminopeptidase D AldosteronA

23) Activatie van het Inhibitor-I remt op directe of indirecte manier... A Fosforylase kinase B Fosforylase C Glycogeen synthase D Fosfofructokinase 1

24) Het desmolase is gelegen in: A Cytoplasma B Mitochondriën C Desmosomen D ERB

25) Welke reactie wordt gekatalyseerd door het Heemoxygenase? A Bilirubine naar biliverdine B Bilverdine naar bilirubine C Heem naar biliverdine D Protoporfirine IX naar heemC

26) Waaruit zijn galstenen opgebouwd? A Galzouten B Galzuren C Lecithine D CholesterolD? D

31) Vit K helpt bij de aanmaak van al deze bloedstollingsfactoren behalveA) fibrinogeen (I)B) protrombine (II)C) proconvertine (VII)D) stuart factor (X)A

35) Wat is het meest schadelijk bij atherosclerose?A) VLDLB) chylomicronenC) LDLD) HDLC LDL concentratie is risicofactor

A.

37) Een schuimkraag op een bloedstaal wordt veroorzaakt door:A) LDLB) HLD (ja, letterlijk HLD en niet HDL)C) ChylomicronenD) VLDLC

39) Hoe kunnen we een vitamine B6 deficientie vast stellen?A) de uitscheiding van kenynurine in de urine metenB) na orale toediening trp, de uitgescheiden xanthureenzuur conc. metenB

8) Waar vind je tocoferolen vooral terug?A) LeverB) gistC) maïsolieD) fruitC → tocoferolen in vitamine E en dus maïsolie, noten e.d.

9) AvidineA) is een proteïne met een hoge affiniteit voor biotineB) is een vitamine, voor het eerst gezien in kippenC) ...D) ...A

10) Waar vinden we detoxificatiereacties niet terug?A) gastrointestinaal stelselB) nierC) miltD) leverChoe zo niet in de milt? daar gebeurt toch de initiële afbraak van heem? Heemafbraak is volgens mij geen detoxificatie

11) Welk van onderstaande is een fase I reactie?A) methylatieB) vorming van sulfaatesterC) dealkylatieD) acetyleringC

12) een tekort aan cholesterolA) komt symptomatisch niet tot uitingB) kan te wijten zijn aan een tekort aan LDLC) komt nooit voor bij jonge kinderenD) ...B

13) welk eiwit is verantwoordelijk voor de werking van LCAT?A) APO A-1B) APO A-2C) APO C-1D) APO C-2A

A.

14) Een patiënt biedt zich aan met het "burning foot syndrome". Wat raadt u aan?A) pyridoxineB) foliumzuurC) panthoteenzuurD) niacineC

15) Zet de volgende macronutriënten in de juiste volgorde naar naar afnemende energiecapaciteit.A) vetten - koolhydraten - alcoholB) koolhydraten & eiwitten - alcohol - vettenC) vetten - alcohol - koolhydraten & eiwittenD) alcohol - vetten - koolhydraten & eiwittenC

20) welk lipoproteïne bevat vooral de cholesterol?A) HDLB) chylomicronenC) LDLD) VLDLC

16) welke stelling is juist?A) bioelectrical impediance is een indirecte meetmethode.B) CT- en MRI-scanning zijn directe meetmethodes.C) skinfold metingen zijn indirecte meetmethodesD) Bod pod is een indirecte meetmethode.D

17) Wat is de definitie van "ondervoeding"?A) een toestand waarbij de BMI < 18,5 en dit de enige waardevolle indicator is.B) het "wegteren" ten gevolge van metabole, hormonale en cytokine veranderingen.C) een tekort aan nutriënten met als resultaat een verminderde biologische en mentale functie.D) een verhoog verlies aan nutriënten.C

18) Wat is de definitie van de glycemische index?A) een waarde voor het bloedglucosegehalte, gemeten met een glucosemeter.B) een maat voor de verandering van de bloedglucosespiegel 2 uur na het eten van een koolhydraatrijke maaltijd.C) een maat voor de verandering van de bloedglucosespiegel 2 uur na het eten van een eiwitrijke maaltijd.D) een maat voor het vermogen om glucose om te zetten tot het bruikbare fructose.B

11. Wat zijn de meest gebruikte parameters om behoefte te beschrijven?a) aanbevolen dagelijkse hoeveelheid, bovengrens inname, geschatte gemiddelde behoefte, adequate intakeb) aanbevolen dagelijkse hoeveelheid, bovengrens inname, gewogen gemiddelde behoefte, adequate intakec) geen ideed) geen idee

12. Wat is de aanbevolen bovengrens voor zoutinname?a) 2.4g/dagb) 6g/dagc) 11g/dag

A.

d) geen limietB

14. Wat is er correct over CytP450a) het niet soortgebondenb) het voert een rol uit tijdens fase I detoxificatiesc) zal altijd leiden tot minder toxiciteitd) geen ideeB

15. Wat is er correct over de kenmerken van detoxificatie?a) geneesmiddelen die niets met elkaar te maken hebben kunnen voor competitie zorgenb) tolerantie en cross-tolerantie zijn irreversibelc) geen ideed) geen ideeA

16. Wat is goedkope, betrouwbare methode om lichaamsvet te meten?a) BIAb) onderwater wegenc) huidplooimetingd) NMR-scanA fout, C fout, B was volgens mij niet zo betrouwbaar en daarom heeft men lucht ipv water gebruikt etc. Ik denk daarom C?18. Wat is de definitie van de glycemische index?a) een waarde voor het bloedglucosegehalte, gemeten met een glucosemeter.b) een maat voor de verandering van de bloedglucosespiegel 2 uur na het eten van een koolhydraatrijke maaltijd.c) een maat voor de verandering van de bloedglucosespiegel 2 uur na het eten van een eiwitrijke maaltijd.d) een maat voor het vermogen om glucose om te zetten tot het bruikbare fructose.B

19. welk lipoproteïne bevat vooral de cholesterol?a) HDLb) chylomicronenc) LDLd) VLDL

11. de glycemische index is :a) glucose concentratie in het bloed 2 uur na innemen van koolhydratenrijk voedselb)glucose concentratiie in het bloed 2u na het innemen van een eiwitrijke maaltijdc) de glucoseconcentratie in het bloed die uitgedrukt wordt in mg/dl en gemeten met een glucosemeterd)geen ideeA

4. Welke D3 vitamine is het meest actief bij mensen?a) cholecalciferolb) 25 OH D3c) 24,25 OH D3d) 1,25 OH D3D juist: synoniem voor calcitriol en dus de actieve vormA fout: want synoniem voor vitamine D3 en dus de voorloper van actieve vorm calcitriolC fout: dit is een afleider want heeft geen belang bij metabolisme van vitamine DD fout: moet nog een keertje gehydroxyleerd worden vooraleer het calcitriol wordt

A.

12. risicofactoren van voeding op gezondheid rangschikken van hoog naar laag A: alcohol, overgewicht, diabetes, hoge bloeddruk, cholesterol

13. welke factoren hebben grootste impact op basal metabolisme? verschillende combinaties met volgende in: leeftijd, geslacht, samenstelling lichaam, klimaat, lengte

15. welke factor bepaalt mee het gehalte aan HDLa) vrouwb) triglyceridenhyperemiec) geen ideed) geen idee

22. Welk enzymetekort geeft xeroftalmie?a) Vitamine Ab) Vitamine Cc) Vitamine Dd) Vitamine EA

8. Wat bevat de meeste TG bij een nuchtere persoon?a) LDLb) chylomicronenc) VLDLd) HDLC

9. Wat loopt er mis bij hyperbètalipoproteïnemie?a) defect in de LDL receptor/mutatie ApoB100b) mutatie in A1, A2c) mutatie in LPLd) geen ideeA

3. Welk vitamine geeft bij een tekort pellagra?a)thiamineb)niacinec)biotined)geen ideeB → vit. B3 niacine dus B

4. Wat is de functie van vitamine B6?a) decarboxylatie van alfa-ketozurenb) decarboxylatie van AZc) carboxylatie van AZd) geen ideeB → co-enzymen van decarboxylasen en transaminasen in aminozuurmetabolisme dus B

5. Wat is de functie van panthoteenzuur?a) decarboxylatie van AZb) onderdeel van ACPc) geen ideed) geen ideeB → A fout want dat doet vit. B6, B juist want onderdeel acylcarrierproteïne-domein van vetzuursynthase

40) Bij orale toediening van INH (isoniacine hydrase) zien we welk effect?

A.

A) deficientie van B3B) deficientie van B6C) geen ideeD) geen ideeB

1. Door welk apolipoproteine wordt LPL geactiveerda) A1b) A2c) C1d) C2D → D

A.