59
Memorandum Gemeente & OCMW Zwijndrecht Met dit document ondersteunt het management van gemeente en OCMW de politieke beleidsmakers bij de opmaak van een bestuursakkoord voor de nieuwe legislatuur 2019- 2024. Het bestuursakkoord zal op zijn beurt dienen als voorbereiding voor de opmaak van een meerjarenplanning voor de periode 2020-2025. September 2018

Memorandum van Gemeente en OCMW Zwijndrechtzwintranet.zwijndrecht.be/sites/default/files/Memorandum... · 2018-09-25 · Gemeente & OCMW Zwijndrecht Met dit document ondersteunt het

  • Upload
    others

  • View
    3

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

  • 1

    Memorandum Gemeente & OCMW Zwijndrecht

    Met dit document ondersteunt het management van gemeente en OCMW de politieke beleidsmakers bij de opmaak van een bestuursakkoord voor de nieuwe legislatuur 2019-2024.

    Het bestuursakkoord zal op zijn beurt dienen als voorbereiding voor de opmaak van een meerjarenplanning voor de periode 2020-2025.

    September 2018

  • 5

    10

    15

    20

    25

    30

    35

    40

    45

    Inhoud 0. Inleiding ................................................................................................................4

    1. Plan van aanpak.................................................................................................... 1.1. Projectdossier.................................................................................................................... 5

    2. Duurzame ontwikkelingsdoelstellingen.................................................................8

    3. Beleidsthema’s m.b.t. de dienstverlening ..............................................................9 3.1. Maatschappelijke kwetsbaarheid....................................................................................

    Subthema 1: Kansarmoede ................................................................................................... 10 Subthema 2: Maatschappelijke kwetsbaarheid in Burcht ....................................................... 13 Subthema 3: Diversiteit......................................................................................................... 14 Subthema 4: Intergemeentelijke samenwerking..................................................................... Subthema 5: ontwikkelingssamenwerking............................................................................. 16

    3.2. Klimaat en duurzaamheid ............................................................................................. 17 Subthema 1: Afval ................................................................................................................ 17 Subthema 2: Leefomgeving .................................................................................................. 18 Subthema 3: Energie en duurzaam aankopen........................................................................ Subthema 4: Handhaving ..................................................................................................... 23

    3.3. Infrastructuurgebonden leefbaarheid.............................................................................. 24 Subthema 1: Mobiliteit ......................................................................................................... 24 Subthema 2: Openbaar domein............................................................................................. Subthema 3: Oosterweel....................................................................................................... 26

    3.4. Persoonsgebonden leefbaarheid ..................................................................................... 28 Subthema 1: Vrije tijd ........................................................................................................... 28 Subthema 2: Zorg................................................................................................................. Subthema 3: Kinderopvang, onderwijs en opvoeding............................................................. 31

    3.5. Dienstverlening ............................................................................................................... 35 Subthema 1: Digitalisering.................................................................................................... Subthema 2: Toegankelijke dienstverlening............................................................................ 36 Subthema 3: Aanbod en kwaliteit van de dienstverlening ...................................................... 37 Subthema 4: Patrimoniumbeheer .......................................................................................... 38 Subthema 5: Tarieven ........................................................................................................... 39

    3.6. Ondernemen en werken.................................................................................................. Subthema 1: (Digitaal) Loket lokale economie ....................................................................... 40 Subthema 2: Ontwikkeling kernwinkelgebied ........................................................................ 41 Subthema 3: Meer beschikbare bedrijventerreinen voor KMO ................................................ 42 Subthema 4: Een faire fiscaliteit ............................................................................................ 43 Subthema 5: Land- en tuinbouw .......................................................................................... 43

    3.8. Participatie van de burger en externe communicatie ...................................................... 44 Subthema 1: Nieuwe verwachtingen van burgers en medewerkers......................................... 44 Subthema 2: Organisatie van participatie .............................................................................. Subthema 3: Kennis van belanghebbenden ........................................................................... 46 Subthema 4: Externe communicatie ...................................................................................... 46

    2

  • 4. Managementvisie op interne werking.................................................................48 4.1. Inleiding.......................................................................................................................... 48

    4.2. Beoogde organisatiecultuur en werking van de diensten................................................ 48 Resultaten behalen............................................................................................................... 49 Tevreden medewerkers ......................................................................................................... 51 Professionele, kwaliteitsvolle manier van werken ................................................................... 51 Organisatiewaarden en -normen........................................................................................... 53 Vertaling organisatievisie naar een klantgerichte dienstverlening ........................................... 53

    4.3. Nieuwe wetgeving .......................................................................................................... 54 Decreet lokaal bestuur (DLB): integratie OCMW en gemeente................................................ 54 Aanpassing Beleids- en BeheersCyclus (BBC 2020) ............................................................... 54

    5. Meerjarenplanning 2020-2025............................................................................55 5.1. Financieel kader .............................................................................................................. 55

    Financieel evenwicht ............................................................................................................ 55 Investeringscapaciteit en leningsvolume................................................................................ 55 Belangrijkste financiële stromen en financiële risico’s ............................................................ 56

    5.2. Organisatorisch kader ..................................................................................................... 57

    6. Wat nu? ..............................................................................................................58

    3

  • 0. Inleiding

    De opmaak van een omgevingsanalyse is een verplichting in het raam van de nieuwe meerjarenplanning 2020-2025. De omgevingsanalyse is een instrument om de omgeving in kaart te brengen en geeft een lokaal bestuur een beeld van de noden en behoeften van de interne en externe belanghebbenden.

    Met het oog op de gemeenteraadsverkiezing van 14 oktober 2018 heeft de administratie er (in overleg met de gemeenteraad) voor gekozen een stap verder te gaan en een memorandum op te maken als inspiratie van de nieuwe bestuursploeg (legislatuur 2019-2024). Deze inspiratienota kan een insteek geven bij de voorbereiding van het nieuwe bestuursakkoord en kan bijdragen tot de opmaak van een kwaliteitsvolle meerjarenplanning 2020-2025. Het gaat hier wel degelijk enkel over een inspiratienota aangezien de beleidskeuzes door de nieuwe bestuursploeg zullen bepaald worden.

    Het memorandum bevat niet enkel de interne en externe omgevingsanalyse, maar geeft ook weer welke vi-sie het management op de interne werking van het bestuur heeft. We vinden het belangrijk om de nieuwe bestuursploeg ook hierover te informeren. Omdat het over een inspiratienota gaat, ligt de nadruk van de nota niet op de interne werking maar op de dienstverlening van het bestuur en hoe we die verder kunnen blijven verbeteren.

    Vanaf 2019 geldt het nieuwe decreet lokaal bestuur, dat onder andere een maximale integratie van OCMW en gemeente inhoudt. Het spreekt dan ook voor zich dat deze nota zowel over de werking van het OCMW- als het gemeentebestuur gaat, net zoals dit het geval zal zijn voor de nieuwe meerjarenplanning 2020-2025.

    De administratieve werking van de lokale politiezone Zwijndrecht volgt de federale regelgeving en niet het decreet lokaal bestuur. De politie van Zwijndrecht is een aparte entiteit maar de dienstverlening, samen-werking, en zelfs administratieve vervlechting zijn zo groot, dat we hen als interne dienst van de gemeente kunnen beschouwen. De medewerkers van de politie werden mee betrokken in de gesprekken over de ver-schillende thema’s, maar de toekomstvisie op de eigen werking van de politie zit niet mee vervat in onder-staande tekst. Deze toekomstvisie werd neergeschreven in de opdrachtenbrief 2017-2021 van de korpschef en geven we integraal mee als bijlage.

    Inle

    idin

    g

    4

  • Plan

    van

    aan

    pak

    1. Plan van aanpak

    1.1. Projectdossier

    Het memorandum kwaliteitsvol uitschrijven met inhoud die gedragen wordt door de organisatie is een hele klus. Om die reden hebben we dit dossier projectmatig aangepakt. Een duidelijke omschrijving van de doel-stelling, het vastleggen van verantwoordelijken en een duidelijk stappen- en communicatieplan vormden hiervoor de basis.

    De doelstelling van het project is de administratieve voorbereiding meerjarenplanning 2020-2025 OCMW en gemeente. Het management heeft de nodige ambtelijke voorbereidingen getroffen voor de ondersteu-ning van de politieke beleidsmakers bij de opmaak van een bestuursakkoord voor de nieuwe legislatuur 2019-2024. Het bestuursakkoord dient tevens ter voorbereiding van de opmaak van de meerjarenplanning 2020-2025.

    De opmaak van het memorandum is geen doel op zich en beperkt zich tot het eerste luik van de opdracht. Volgende korte inhoud beschrijft het volledige dossier:

    DEEL 1: Uitwerken van een managementrapport ter voorbereiding van de nieuwe legislatuur 2019-2024.

    Dit managementrapport omvat minimaal volgende onderdelen:

    ANALYSE INTERNE WERKING

    • Visie van het management op de organisatie

    • Interne omgevingsanalyse

    - Bevragingen interne experten m.b.t. de interne werking/visie

    ANALYSE DIENSTVERLENING

    • Externe omgevingsanalyse

    - Maatschappelijke tendensen in cijfers (statistisch materiaal)

    - Bevragingen verwachtingen externe partners, organisaties, bedrijven, adviesraden, …

    • Interne omgevingsanalyse

    - Bevragingen interne experten m.b.t. dienstverlening

    DEEL 2: In samenwerking met de nieuwe bestuursploeg wordt een bestuursakkoord uitge-schreven, dat resulteert in de nieuwe meerjarenplanning 2020-2025.

    De projectverantwoordelijken werden als volgt vastgelegd:

    Ken Van Dyck Projectcoördinatie en –opvolging

    Boekhoudkundige vertaling bestuursakkoord naar meerjarenplanning 2020-2025

    Dennis Van den Broeck Verantwoordelijke interne werking

    Martine Roothooft Verantwoordelijke optimalisatie dienstverlening

    Ilse Weynants Verantwoordelijke bestuursakkoord

    5

  • Er werd een projectteam opgericht om het plan van aanpak en de verdere organisatie van het geheel vorm te geven en om tussentijdse resultaten te bespreken en af te stemmen. Het projectteam bestaat uit de projectverantwoordelijken aangevuld met Dirk Verelst, Ine Bettens, Steve Vereecken en Marc van Daele.

    De MT+-leden werden geïnformeerd en bevraagd en namen ook een actieve rol op bij de verdere uitwer-king van het project. Ad hoc werden ook mensen met expertenfuncties uit de organisatie betrokken en tot slot konden alle personeelsleden deel uitmaken van de verschillende werkgroepen.

    Volgende communicatie werd voorzien:

    • Algemene communicatiemomenten voor alle personeel: kick-off / aanpak SWOT’s (Strengths, Weaknes-ses, Opportunities, Threats) / resultaten gemeentemonitor.

    • Tussentijdse besprekingen met MT+ (managementteam plus) leden of met de diensten zelf (dienst-hoofden hebben hierin een rol m.b.t. de communicatie).

    • Alle relevante documenten werden verzameld op een centrale plaats op de server.

    • Alle personeel werd uitgenodigd deel uit te maken van de verschillende werkgroepen (zie plan van aanpak).

    1.2. Plan van aanpak

    Na de voorstelling van het project werd er aan de MT+ leden gevraagd om volgende zaken op te lijsten:

    • Wat zijn de te bespreken beleidsthema’s?

    • Wie zijn de te contacteren stakeholders?

    • Welke bronnen van statistisch materiaal zijn er allemaal beschikbaar?

    • Welke interne beleidskaders bestaan er reeds?

    De beschikbare documenten werden op een centrale plaats op de server verzameld en er werd een defini-tieve lijst opgemaakt van de te bespreken beleidsthema’s en de te bevragen stakeholders.

    Als beleidsthema’s werden weerhouden:

    • Maatschappelijke kwetsbaarheid: armoedebestrijding, buurtgerichte zorg, omgaan met diversiteit, (sociale) tewerkstelling, gemeenschapsvorming

    • Leefbaarheid infrastructuurgebonden: mobiliteit, wonen, groen en openbare ruimte in de gemeente

    • Leefbaarheid persoonsgebonden: zorg en vrijetijdsbeleving

    • Klimaat en duurzaamheid: groene energie, lage emissiezone, CO2 neutrale gebouwen/wagenpark, omgaan met de gevolgen van een wisselend klimaat

    • Dienstverlening: digitalisering/efficiëntieverbetering, kwantiteit en kwaliteit van het aanbod, meten van klanttevredenheid, uitbesteding dienstverlening, toegankelijke dienstverlening voor iedereen (Zwijnd-recht en Burcht), efficiënt patrimoniumbeheer

    • Ondernemen en werken: grote bedrijven, jong ondernemerschap

    • Burgerparticipatie en externe communicatie: burgers informeren via diverse kanalen, burgers betrekken bij beleidsopmaak en -uitvoering, online discussie fora

    De lijst stakeholders was heel uitgebreid en werd na overleg onderverdeeld in een lijst van verplicht te bevragen stakeholders en een lijst van vrij te bevragen stakeholders.

    Plan

    van

    aan

    pak

    6

  • Hieronder volgt een overzicht van de verplicht te bevragen stakeholders die we per thema hebben overge-houden:

    Bij alle bevragingen doorheen het traject hebben we steeds de systematiek van een SWOT-analyse toe-gepast (inventaris van interne sterkten en zwakten en externe kansen en bedreigingen). Het uiteindelijke rapport is in een gewone tekstvorm weergegeven.

    Eerst werden de stakeholders bevraagd, daarna de eigen diensten (interne experten werden bevraagd over de beleidsthema’s die tot hun werkingsgebied behoren) en tot slot werden er nog organisatiebrede bevragingen georganiseerd per beleidsthema (interne bevraging over alle diensten heen, maar steeds met aanwezigheid van een interne expert).

    Als ondersteunend statistisch materiaal werd vooral de informatie uit de gemeentemonitor1 gebruikt , aangevuld met de andere bronnen die de diensten ter beschikking hadden.

    De belangrijkste items beschikbaar uit statistisch materiaal en uit de verschillende bevragingen vormden de bron voor het opmaken van de definitieve tekst. De teksten werden per thema besproken door de projectle-den, aangevuld met de interne experten.

    Plan

    van

    aan

    pak

    1 De gemeentemonitor is eenvoudig raadpleegbaar via volgende website: https://www.gemeente-en-stadsmonitor.vlaan-deren.be/

    7

    http:deren.behttps://www.gemeente-en-stadsmonitor.vlaan

  • 2. Duurzame ontwikkelingsdoelstellingen

    In 2015 gingen alle lidstaten van de Verenigde Naties, dus ook België, akkoord met een ambitieuze Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling. Een nieuwe set ontwikkelingsdoelen zag het licht: de duurzame ontwik-kelingsdoel(stelling)en of SDG’s (Sustainable Development Goals).

    De SDG’s bestaan uit 17 duurzame ontwikkelingsdoelen in functie van een wereld “vrij van armoede, honger, ziekte, waarin elk individu een vervullend leven kan leiden”. De ‘Agenda 2030’ steunt op 5 pijlers: mens (leven in waardigheid), planeet (de planeet beschermen), voorspoed (een leven dat ontplooiingskan-sen biedt), vrede (vrij van angst en geweld) en partnerschap (een vernieuwde mondiale solidariteit waar iedereen aan meedoet opdat niemand achterblijft).

    De SDG’s dienen een kapstok te zijn om globale uitdagingen op lokaal niveau aan te pakken. Het gaat over volgende thema’s:

    VVSG stelt een aantal werkwijzen voor om deze te integreren in het memorandum, de omgevingsanalyse en de uiteindelijke meerjarenplanning 2020-2025.

    Wij hebben beslist om enkel een basisintegratie van de SDG’s te doen door toetsing omdat we onze beleidsthema’s al bepaald hadden en omdat de SDG’s wel een heel uitgebreid werkingsgebied beschrijven maar toch niet allesomvattend en op maat van een gemeente zijn.

    Per beleidsthema vermelden we de SDG’s die er mee gelinkt zijn.

    Duu

    rzam

    e on

    twik

    kelin

    gsdo

    elst

    ellin

    gen

    8

  • 3. Beleidsthema’s m.b.t. de dienstverlening

    Per beleidsthema worden er verschillende subthema’s besproken. We geven telkens een korte stand van zaken van de huidige situatie en vullen deze aan met een gewenst (toekomst)perspectief. We geven daarenboven ook meer praktische voorbeeldacties aan die in de verschillende werkgroepen geformuleerd werden, maar we benadrukken dat deze steeds in een breder geheel dienen bekeken te worden en enkel als inspiratie dienen aangezien ze niet voldoende uitgewerkt zijn (voor- en nadelen, alternatieven,…).

    1. Maatschappelijke kwetsbaarheid: armoedebestrijding, buurtgerichte zorg, omgaan met diversiteit, (sociale) tewerkstelling, gemeenschapsvorming

    2. Leefbaarheid infrastructuurgebonden: mobiliteit, wonen, groen en openbare ruimte in de ge-meente

    3. Leefbaarheid persoonsgebonden: zorg en vrijetijdsbeleving

    4. Klimaat en duurzaamheid: groene energie, lage emissiezone, CO2 neutrale gebouwen/wagenpark, omgaan met de gevolgen van een wisselend klimaat

    5. Dienstverlening: digitalisering/efficiëntieverbetering, kwantiteit en kwaliteit van het aanbod, me-ten van klanttevredenheid, uitbesteding dienstverlening, toegankelijke dienstverlening voor iedereen (Zwijndrecht en Burcht), efficiënt patrimoniumbeheer

    6. Ondernemen en werken: grote bedrijven, jong ondernemerschap

    7. Burgerparticipatie en externe communicatie: burgers informeren via diverse kanalen, burgers betrekken bij beleidsopmaak en -uitvoering, online discussie fora

    Bele

    idst

    hem

    a’s

    m.b

    .t. d

    e di

    enst

    verl

    enin

    g

    9

  • 3.1. Maatschappelijke kwetsbaarheid

    Maa

    tsch

    appe

    lijke

    kw

    etsb

    aarh

    eid

    Het lokale niveau staat het dichtst bij de mensen en is vaak het best geplaatst om een antwoord te for-muleren op hun noden. Lokale besturen staan ten dienste van alle inwoners met bijzondere aandacht voor die inwoners die zich op één of andere manier in een kwetsbare positie bevinden, zij het door financiële, lichamelijke, sociale en andere redenen.

    Subthema 1: Kansarmoede Waar staan we nu?

    De cijfers van de Vlaamse overheid geven aan dat Zwijndrecht tot de groep van gemeenten behoort met een grote maatschappelijke kwetsbaarheid. Onze kansarmoede-index1 van 11,7 % in 2017 (Vlaams Gewest 13,76 %) geeft aan dat er heel wat Zwijndrechtse kinderen in kansarme gezinnen worden geboren. Dit is bovendien een verdubbeling ten opzichte van 2010 toen de kansarmoede-index in Zwijndrecht 5,6 % bedroeg.

    Sinds 2008 is het gemiddelde aantal (equivalent) leefloontrekkers gestegen van 69 naar 94.

    In de groep (equivalent) leefloontrekkers tussen 18 en 24 jaar zien we in Zwijndrecht dat er momenteel (2017) 18,7 (equivalent) leefloontrekkers zijn per 1 000 inwoners van dezelfde leeftijdsgroep, dit betekent een verdubbeling ten opzichte van de situatie in 2008. Het Vlaamse gemiddelde ligt nog hoger op 22,4 per 1 000 inwoners.

    Ruim 10 % van de inwoners behoort tot een huishouden dat het afgelopen jaar problemen had om één of meerdere rekeningen te betalen (Vlaams gemiddelde is 9 %).

    De gemeente kreeg een budget vanuit de Vlaamse overheid om kinderarmoede aan te pakken. Dit budget is in het gemeentebudget duidelijk omschreven en expliciet voorzien voor de werking m.b.t. armoede.

    De armoede in Zwijndrecht is vaak onzichtbaar. Ze speelt zich af achter gesloten deuren. Bijkomend is er in onze gemeente geen vereniging waar armen het woord nemen, waardoor de doelgroep nog moeilijker te bereiken is. De mensen kennen de weg naar de dienstverlening vaak nog te weinig of de drempel naar de dienstverlening is te hoog. Het contact met ervaringsdeskundigen zou het gemakkelijker maken om gerichte acties te voorzien.

    Het OCMW is de enige aanbieder van eerstelijnshulpverlening in Zwijndrecht. Door onze unieke ligging is er weinig aanbod van andere eerstelijnsorganisaties. Alle vragen komen bij het OCMW terecht en er is niet altijd binnen de werking van het OCMW een gepaste maatregel of oplossing voorhanden. Er zijn vanuit het OCMW weinig doorverwijsmogelijkheden op korte termijn. Andere instanties werken vaak met wachtlijsten.

    De dienst Welzijn (het OCMW en de voormalige dienst sociale zaken van de gemeente) beschikt zelf over een breed dienstverleningsaanbod om tegemoet te komen aan deze diverse, uiteenlopende en vaak met elkaar verweven problematieken. Er bestaat een duidelijke spanning tussen de omvang en frequentie van de hulpvragen enerzijds tegenover de beschikbare middelen (personeel en financieel) anderzijds. In zeer grote lijnen wordt gewerkt binnen deze domeinen:

    • Wonen (woonloket, samenwerking Crisisinterventie netwerk Antwerpen, noodwoning OCMW, hulp en bemiddeling bij dreigende uithuiszetting, partner Sociaal Verhuurkantoor Waasland, structureel over-

    1 Registratie Kind en Gezin: kansarmoede op zes domeinen. Het gaat om het maandinkomen van het gezin, de opleiding van de ouders, het stimulatieniveau van de kinderen, de arbeidssituatie van de ouders, de huisvesting en de gezondheid. Wan-neer een gezin zwak scoort op drie of meer criteria spreken we over kinderen die in kansarmoede leven.

    10

  • Maa

    tsch

    appe

    lijke

    kw

    etsb

    aarh

    eid

    leg met huisvestingsmaatschappij, woningkwaliteitsbewaking, verplichting conformiteitsattesten voor woningen op de private huurmarkt, …)

    • Energie (premies en tussenkomsten al dan niet uit het energiefonds, samenwerking IGEAN voor rente-loze leningen, stookoliepremie, …)

    • Werken (arbeids- en trajectbegeleiding cliënten, samenwerking VDAB en Wijk-werken, integratietrajec-ten voor OCMW-cliënten, ...)

    • Sociale bijstand (financiële steun, leefloon, aanvullende steun, huur- of bankwaarborgen, dringende steunverlening, …)

    • Schuldhulpverlening (sociaal beheer, budgetbegeleiding, opmaak doorverwijzing naar Collectieve Schuldenregeling, ...)

    Binnen de OCMW-werking zijn er behalve de wettelijk voorziene steunmaatregelen (leefloon, huurwaar-borg, verminderd tarief kinderopvang, …) nog aanvullende ondersteuningsmaatregelen: gratis eerste leeftijdsmelk, samenwerking met B-asiel voor voedselbedeling, geefkast, samenwerking met dienst aange-past vervoer, terugbetaling socio-culturele activiteiten (abonnement zwembad, Zoo, bioscooptickets, …), tussenkomst in schoolfacturen, …

    Met ondersteuning van Arktos werd een stuurgroep maatschappelijke kwetsbaarheid opgericht naar aanleiding van de middelen die in het kader van kansarmoedebestrijding in 2014 aan Zwijndrecht werden toegekend als één van de gemeenten in Vlaanderen met een hoog (kinder)kansarmoedecijfer.

    Deze stuurgroep bundelde de bestaande initiatieven en ontwikkelde nieuwe initiatieven:

    • Z-pas: De Vrijetijdspas bestond al langer in Zwijndrecht. Met deze pas kregen inwoners met een laag inkomen korting bij activiteiten van de gemeente. De uitbreiding naar de Z-pas kwam er na overleg met socio-culturele en sportverenigingen en met de scholen. Alle inwoners van Zwijndrecht met een Z-pas krijgen 75 % korting op het lidgeld van deelnemende verenigingen, kinderen en jongeren krijgen 75 % korting op kampen bij die verenigingen en op de maximumschoolfactuur in de basisscholen in Zwijndrecht.

    • Het school ondersteuningsproject Sint Martinus met Arktos: ondersteuning van maatschappelijk kwets-bare kinderen en hun gezinnen, training aan leerkrachten en werking i.v.m. speelplaatsbeleid.

    • buurtgericht werken: Buurt aan Zet, Pretcamionette.

    • nieuwkomers, anderstaligen: Babbelplus, buddywerking erkende vluchtelingen, taalstimulering speel-plein.

    • Huis van het Kind: Speelbabbel, Speelotheek, vorming voor personeel, subsidie aan de scholen voor indicatorleerlingen, vormingsaanbod Huis van het Kind, partneroverleg Huis van het Kind,

    • vorming voor verenigingen en gemeentepersoneel (gemeente, OCMW en politie).

    Daarnaast ondersteunt de gemeente het project NewBees in Nieuwland en de Feniks geefwinkel in Burcht (Herleving). Door een derdebetalersregeling met De Lijn is het openbaar vervoer in Zwijndrecht erg voordelig.

    Perspectieven

    • De opmaak van een beleidsplan Maatschappelijke Kwetsbaarheid, gekoppeld aan een actieplan zorgt voor een systematische aanpak van deze problematiek.

    • De hulp die vanuit de gemeente, OCMW en verenigingen wordt aangereikt, heeft nog te vaak een vrijblijvend karakter. Kansarme mensen zouden rechtstreeks moeten worden aangesproken. Er is nood aan een meer aanklampende aanpak. Dit vraagt expertise van de medewerkers en vooral veel tijd om deze methode in de gemeente te implementeren.

    11

  • • De aanpak van kansarmoede zou op middellange termijn de provinciegrenzen moeten overstijgen en regionaal moeten worden ondersteund.

    • Er is behoefte aan een degelijke coördinatie in de gemeente op het vlak van maatschappelijke kwets-baarheid, er is nood aan iemand die een regierol opneemt.

    • De kracht van het slagen van een dienstverlening zoals de Z-pas zit in de samenwerking tussen ver-schillende diensten. Het aantal producten met korting kan worden uitgebreid.

    • De subsidie voor kinderarmoedebestrijding wordt toegekend zonder oormerk, waardoor het in de grote pot terechtkomt. Het risico bestaat dat hierdoor geen prioriteit wordt gegeven aan kansarmoedebestrij-ding. We kunnen ons hiertegen wapenen door een budget te voorzien, specifiek voor kansarmoedebe-strijding met duidelijke doelstellingen en acties.

    Voorbeeldacties

    • Vinden en verbinden: we moeten ervoor zorgen dat we de maatschappelijk kwetsbare burgers op zoveel mogelijke manieren en plaatsen bereiken en ze aanspreken aan bijvoorbeeld de schoolpoort, de buitenspeeldag, bij het aanvragen van een premie, op de braderij, ... Samen dingen doen om een band te creëren en vanuit die band luisteren naar wat echt leeft, inspraak geven en dingen aanpakken/ aankaarten. Dit is niet alleen een taak van de gemeentelijke diensten, maar kan best ook samen met het verenigingsleven en vrijwilligers gebeuren.

    • Onderzoeken of een samenwerkingsverband met de vereniging voor en door armen van de stad Ant-werpen een meerwaarde kan bieden voor Zwijndrecht.

    • Vrijwilligers inzetten zorgt voor een betere verankering van het sociale netwerk in de gemeenschap. Vrijwilligers vinden, opleiden en ondersteunen vraagt tijd en inzet van professionele medewerkers.

    • Opzetten van een betere samenwerking met de huisvestingsmaatschappij die meer aandacht geeft aan de sociale problematiek. De recente fusie van de Zwijndrechtse Huisvestingsmaatschappij met Schelle tot Woonpunt Schelde-Rupel biedt kansen.

    • Het stigma van de Z-pas wegwerken door het lidmaatschap uit te breiden met andere activiteiten. We verwijzen naar de A-kaart van de stad Antwerpen.

    • De modaliteiten van de Z-pas uitbreiden met terugbetaling voor middag- of avondtoezicht in scholen.

    • Samenwerken met lokale winkels en handelaars om voedseloverschotten ter beschikking te stellen van kansarmen.

    • Het ophalen van grofvuil op afroep voor mensen met een Z-pas.

    • Het organiseren van een mobiel containerpark.

    • Opstart van een project burenbemiddeling.

    • Degelijk woningbeleid voor kwetsbare groepen, waaronder (erkende) vluchtelingen en migranten.

    Maa

    tsch

    appe

    lijke

    kw

    etsb

    aarh

    eid

    12

  • Maa

    tsch

    appe

    lijke

    kw

    etsb

    aarh

    eid

    Subthema 2: Maatschappelijke kwetsbaarheid in Burcht Waar staan we nu?

    De kansarmoedecijfers (Kind en Gezin) liggen in Burcht systematisch hoger dan in Zwijndrecht. In 2017 werden in Burcht 13,3 % van de kinderen geboren in een kansarm gezin ten opzichte van 10,5 % in Zwijndrecht. In Burcht komt kansarmoede voornamelijk voor op basis van inkomen, arbeid en opleiding. Ook op het vlak van huisvesting scoort Burcht opmerkelijk slechter dan Zwijndrecht.

    Ook via de lagere school Sint Martinus merken we dat de kansarmoede onder de kinderen sterk(er) aan-wezig is in de deelgemeente Burcht. Via de schoolindicatoren kwam naar boven dat de Sint-Martinusschool gigantisch hoog scoort op de indicator buurt. 79,5 % van de leerlingen in Sint-Martinus kwam in 2016 uit een buurt met veel schoolse vertraging. De koepel van het Katholiek onderwijs meldde ook dat Burcht op deze indicator bij de top 5 hoort van de slechtste scores in Vlaanderen. Naast de objectieve cijfers kwamen ook subjectieve signalen naar boven in Burcht: geen of beschimmelde boterhammen mee naar school, geen materiaal bij voor uitstappen van school, briefjes in de boekentas die weken niet worden gelezen, kinderen die een hele week met dezelfde kleren naar de kinderopvang komen, … Bovendien verdwijnt er steeds meer dienstverlening (winkels, banken, gemeentelijke dienstenaanbod) uit Burcht waardoor het spanningsveld m.b.t. de maatschappelijke kwetsbaarheid daar toeneemt.

    De problemen in Burcht gaan zowel over ruimtelijke aspecten (woningkwaliteit, geografisch isolement,…) over aanbod en functies (openbaar vervoer, gemeentelijke dienstverlening, handelszaken,…), over demografische kenmerken (werkloosheid, inkomen, …) als over betekenisgeving en subjectieve kenmerken (“we zijn de vergeetput”). Dit samenspel van mechanismen en dynamieken brengt maatschappelijke kwetsbaarheid teweeg.

    Naast de algemene werking tegen maatschappelijke kwetsbaarheid voor het hele grondgebied ondersteunt de gemeente specifiek in Burcht de werking van de geefwinkel Feniks en het ondersteuningsproject van de school Sint Martinus met Arktos (ondersteuning van maatschappelijk kwetsbare kinderen en hun gezinnen en training aan leerkrachten en werken i.v.m. speelplaatsbeleid). Er worden ook speelbabbels georganiseerd in Burcht (Kobbe). maar deze hebben niet de verwachte resultaten.

    Perspectieven

    • We willen prioritair buurtgericht werken in Burcht omdat de cijfers en signalen duidelijk maken dat de problemen zich vooral daar concentreren en zich over verschillende beleidsdomeinen heen uitstrekken.

    • Opteren voor een meer toegankelijke dienstverlening. Dit kan door de dienstverlening aan huis aan te bieden, het organiseren van mobiele loketten of het aanbod van dienstverlening in de bestaande gemeentelijke voorzieningen te verruimen. Deze manier van werken geeft meerwaarde voor burgers met beperkte mobiliteit ongeacht hun woonplaats, dit kan zowel in de deelgemeente Burcht zijn als in wijken in Zwijndrecht die verder gelegen zijn van de dienstverlening.

    • Het bestaande aanbod bundelen, versterken en uitbreiden. Dit gaat niet enkel over gemeentelijke dienstverlening, maar ook over het aanbod van verenigingen en zelfs van externe sociale partners. Door het aanbod te bundelen, breng je mensen samen, verbind je hen met elkaar, de buurt en de ruime omgeving. Hierdoor kan ontmoeting plaatsvinden, is er iemand om vragen aan te stellen, kan er beter doorverwezen worden.

    Voorbeeldacties

    • In een socio-culturele cluster komen ontmoeting en dienstverlening samen. Hier kan bestaand aanbod worden ondergebracht en gecoördineerd (Geefwinkel, Babbelplus, Speelbabbel, verenigingen, mu-ziekschool, bibliotheek, groepslessen sport, buurtcafé, VDAB, OCMW, toegankelijke computers in een bestaande voorziening).

    • Een samenwerking met het WZC Craeyenhof opstarten met als doel soep of maaltijden aan de scholen te bedelen.

    13

  • Maa

    tsch

    appe

    lijke

    kw

    etsb

    aarh

    eid

    Subthema 3: Diversiteit Waar staan we nu?

    Diversiteit is een heel ruim maatschappelijk begrip en gaat over meer dan anderstaligheid of migratie. Het gaat over verschillende aspecten: armoede, religie, personen met een handicap,… We leggen hier de focus op het gedeelte waar de gemeente als organisatie vat op heeft.

    Op 1 januari 2016 wonen 3 321 personen met een niet-Belgische herkomst2 in Zwijndrecht op een totale bevolking van 18 961. 17,5 % van de bevolking heeft dus een niet-Belgische herkomst. Het provinciale gemiddelde is 16,2 %. Ze komen uit 101 verschillende herkomstlanden. Als we de bevolking van Nederlandse herkomst buiten beschouwing laten, heeft in Zwijndrecht nog 15,4 % van de bevolking een buitenlandse herkomst, ook dat ligt hoger dan het provinciale gemiddelde van 11,6 %.

    Bij de bevolking van Belgische herkomst is de vergrijzing duidelijk te merken in de bevolkingspiramide: vooral de groep van 55 tot 59 jaar is wat groter (9,1 %). 10,4 % van de mannen en 12,9 % van de vrouwen van Belgische herkomst is ouder dan 65 jaar.

    Op het vlak van diversiteit heeft onze gemeente nog een weg af te leggen. Deze is nog te weinig aanwezig in het interne personeelsbestand bij de gemeente en bij de lokale politie. Niettegenstaande dit gegeven zijn er reeds tal van initiatieven met succes opgestart.

    • Via de speelpleinwerking wordt er aan taalstimulering gedaan, 30-40 % van de deelnemers van de speelpleinwerking komt uit een maatschappelijk kwetsbaar gezin.

    • De Speelbabbel en Babbelplus zijn mooie initiatieven om de integratie van anderstaligen in onze gemeente te stimuleren. Babbelplus werd in 2015 opgestart onder de vleugels van het lokaal dien-stencentrum Houtmere en onder begeleiding van Vormingplus Antwerpen. Het is een vrijwilligerswer-king die wekelijks een groep anderstaligen samenbracht om aan de hand van thema’s uit hun eigen leefwereld de Nederlandse taal te oefenen. Vanaf het najaar 2018 gaat de vrijwilligersgroep zonder hulp van Vormingplus verder met ondersteuning van de dienst Welzijn. Ze komen wekelijks samen in Den Trechter.

    • Ook het buddyproject erkende vluchtelingen werpt zijn vruchten af. Nieuwkomers in de gemeente krijgen een buddy toegewezen, een vrijwilliger die met hen op stap gaat en hen wegwijs maakt in onze gemeente.

    Perspectieven

    • De samenwerking met andere geloofsgemeenschappen, bijvoorbeeld via SAFA, kan verder worden uitgediept.

    • Een grotere diversiteit bij aanwerving van gemeente en OCMW personeel nastreven. Op dit moment is er enkel sprake van diversiteit bij de lagere uitvoerende functieniveaus. Diversiteit in personeel maakt dat er meer wederzijds begrip is voor andere culturen en gewoonten.

    • De diversiteit neemt toe waardoor de behoefte aan een inclusief beleid (beleid voor iedereen) toe-neemt.

    • Al onze diensten bekijken de door hun aangeboden dienstverlening door een diversiteitsbril en hebben dus aandacht voor verschillen en gelijkenissen van inwoners en gebruikers.

    2 Dit gaat over inwoners die ofwel een huidige buitenlandse nationaliteit hebben, ofwel een buitenlandse nationaliteit hadden bij hun geboorte, ofwel van wie de vader of moeder geboren is met een buitenlandse nationaliteit.

    14

  • Voorbeeldacties

    • Nauwer samenwerken met het Huis van het Nederlands voor anderstaligen

    • Personeelsadvertenties laten nalezen door anderstaligen uit hoofde van verstaanbaarheid.

    • Leesbaarheid van ophaalkalender voor afval toegankelijker maken voor anderstaligen of blinden (brail-le)

    • Anderstaligen worden gesensibiliseerd om hen te laten deelnemen aan het verenigingsleven

    Subthema 4: Intergemeentelijke samenwerking Waar staan we nu?

    Onder andere op het vlak van eerstelijnsgezondheidszorg (CAW), tewerkstelling (VDAB), huisvesting (noodopvang/crisisopvang) (vzw KINA), inburgering en integratie (Huis van het Nederlands) ervaren we dat de ligging van de gemeente naast een grote stad niet altijd een troef is. Grotere organisaties centraliseren hun dienstverlening in de stad Antwerpen en verwachten dat alle inwoners zich naar Antwerpen begeven. Voor de meest kwetsbare inwoners betekent dit vaak dat ze niet tot bij de hulpverlening geraken. Het is moeilijk om op deze organisaties invloed uit te oefenen, omdat ze door samenwerkingsovereenkomsten en subsidies gebonden zijn aan de stad Antwerpen. Daarnaast is er het aanbod in het Waasland dat vaak toegankelijker is (ook zijn de wachtlijsten daar minder lang). Maar daar stoten we vaak op de provinciegrenzen en de afbakening van de zorgregio’s.

    Als gevolg van onze geografische situering concentreert alle dienstverlening zich in Zwijndrecht bij gemeente en OCMW (en nog één mutualiteit en vakbond) en vinden anderzijds heel wat organisaties de weg naar Zwijndrecht niet.

    Perspectieven

    • De nieuwe samenwerkingen in het Waasland, zoals Drugpunt, Eerstelijnszone Zorg, Zorgpunt Waasland, Interwaas (Voedsaam) bieden opportuniteiten.

    • Er is behoefte aan intergemeentelijke samenwerking om deze maatschappelijke tendensen in goede banen te leiden. We moeten actief op zoek gaan naar mogelijke samenwerkingsverbanden.

    • Ook als het kleine broertje van Antwerpen kunnen we zelf het initiatief nemen om samenwerkingsver-banden aan te gaan.

    Voorbeeldacties

    • Meer inzetten op samenwerking met (private) partners in de gemeente, naar analogie met het !R!S project waar private partners aangepast vervoer organiseren voor inwoners die mindermobiel zijn. De gemeente ondersteunt het project met een subsidie van een bepaald bedrag per inwoner.

    • Werking i.v.m. voedselverspilling: overeenkomsten sluiten met lokale winkeliers en grotere ketens, vzw’s en sociale actoren zoals Welzijnsschakels.

    • Bij Interwaas kansarmoede op de agenda zetten

    Maa

    tsch

    appe

    lijke

    kw

    etsb

    aarh

    eid

    15

  • Subthema 5: ontwikkelingssamenwerking Wat doen we nu?

    De gemeente Zwijndrecht is een koploper in Vlaanderen op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. Sinds 1999 besteedt de gemeente hieraan 1 % van het werkingsbudget. In 2018 kwam dit neer op een bedrag van 219 626 euro.

    Van dit bedrag wordt maximaal 20 % in de gemeente zelf (rechtstreeks en onrechtstreeks) uitgegeven (ondersteuning Zwijndrechtse ontwikkelingshelpers, noodhulp, vierdepijlerprojecten, leefreis, wereldwinkel, …). Het overige budget wordt aan 11.11.11 overgemaakt als centrale partner van de gemeente Zwijndrecht voor de besteding van de kredieten voor ontwikkelingssamenwerking.

    De derdewereldraad is de gemeentelijke adviesraad die het mondiaal beleid in de gemeente mee opvolgt en advies uitbrengt. Zij organiseren jaarlijks ook talrijke activiteiten om ontwikkelingssamenwerking in de kijker te zetten. De bevolking sensibiliseren over de derdewereldproblematiek is een zaak van lange adem. De derdewereldraad zorgt regelmatig voor artikels over ontwikkelingssamenwerking in het gemeentelijk infomagazine. Sinds enkele jaren wordt er ook een bedrag vrijgemaakt voor zogenaamde sensibilisatie door derden. Via dit kanaal kunnen Zwijndrechtse verenigingen, die activiteiten voor de derde wereld inrichten, een subsidie krijgen in functie van het type activiteit.

    In 2005 heeft Zwijndrecht als een van de eerste gemeenten in Vlaanderen de titel behaald van ‘FairTrade gemeente’.

    Perspectieven

    • De Duurzame OntwikkelingsDoelen zijn een uitstekend kader om toekomstige beslissingen (in alle beleidsdomeinen) te onderwerpen aan een mondiale toets. Dit wil zeggen lokale maatregelen en beslissingen aftoetsen op hun globale impact: in hoever dragen zij bij tot een meer duurzame en rechtvaardige wereld?

    Voorbeeldacties

    • Duurzaam aankoopbeleid voor de (werk)kledij van personeel, bij bedrijven die lid zijn van Fair Wear Foundation.

    • Sportclubs en verenigingen aanmoedigen om een duurzaam aankoopbeleid te voeren bij aankoop van sportkledij.

    • Bevordering van het korte ketensysteem voor voeding om de omslag te maken naar (meer) seizoensge-bonden en lokaal geproduceerd voedsel.

    • De koppeling van het toelagebudget voor ontwikkelingssamenwerking met exploitatiebudget verlaten en een transparante werkwijze in de plaats stellen (jaarlijks forfait, al dan niet geïndexeerd). De huidige koppeling zorgt voor verwarring, kans op fouten en is niet logisch.

    Maa

    tsch

    appe

    lijke

    kw

    etsb

    aarh

    eid

    16

    http:11.11.11

  • 3.2. Klimaat en duurzaamheid

    Klim

    aat

    en d

    uurz

    aam

    heid

    Subthema 1: Afval Waar staan we nu?

    Afval is een moeilijk thema in de huidige maatschappij. We produceren samen enorme hoeveelheden afval door onze levensstijl, maar worden hier niet graag mee geconfronteerd. Een goed afvalbeleid is dan ook altijd een evenwichtsoefening.

    Voor de werking i.v.m. huishoudelijk afval (en vergelijkbaar bedrijfsafval) werkt de gemeente samen met de buurgemeenten Beveren en Kruibeke en de private partner Indaver. De opdrachthoudende vereniging Ibogem staat in voor de ophaling van afval en het beheer van de containerparken.

    Bedrijven moeten voor specifiek bedrijfsafval een beroep doen op een private afvalstoffeninzamelaar.

    Ibogem verzorgt de algemene afvalcommunicatie.

    Alle afvalfracties (PMD, GFT, glas, papier, restafval, snoeihout, grofvuil) worden momenteel opgehaald aan huis. Het DIFTAR-principe (geDIFferentieerd Tarief) wordt maar gedeeltelijk toegepast. DIFTAR gaat uit van het principe “de vervuiler betaalt”. Je betaalt meer naarmate je meer afval produceert.

    Zwerfvuil/sluikstort/hondenpoep wordt regelmatig opgeruimd door de gemeentelijke diensten en sociale partners. Ook doet de gemeente mee aan een jaarlijkse zwerfvuilopruimactie en worden er GAS-boetes uitgeschreven.

    In enkele nieuwe verkavelingen zijn al sorteerstraten met ondergrondse containers voorzien.

    Perspectieven

    • De bestaande samenwerking binnen Ibogem loopt nog tot 31 augustus 2019. Dit betekent dat er bin-nen afzienbare tijd een beslissing moet genomen worden over de verdere werking. Er dient nagedacht te worden over het al dan niet voortzetten van de huidige rechtsvorm.

    • De ophaling van afval kan ook herbekeken worden. De ophaling aan huis heeft voordelen voor men-sen die minder mobiel zijn en deze werking wordt door de burgers doorgaans ook geapprecieerd. Anderzijds zitten de vuilniswagens mee op de toch al druk bereden wegen en is de ophaalfrequentie misschien te laag voor inwoners met weinig stockageruimte. Sorteerstraten kunnen hier een oplossing bieden.

    • Afval wordt best vermeden en als dat niet mogelijk is, hergebruikt. Vervolgens kiest men best voor recyclage, gevolgd door verbranding (liefst met energierecuperatie). Als allerlaatste optie kan het afval worden gestort. Dit principe, ook gekend als de Ladder van Lansink, wordt best maximaal gevolgd en toegepast. Communicatie en sensibilisatie over preventie, hergebruik en recyclage zijn cruciaal bij het implementeren van dit principe.

    • De huidige prijzen die de burgers betalen voor het verwerken van restafval en GFT zitten onder de kostprijs. Prijsverhogingen liggen echter gevoelig. Er moet een prijzenbeleid komen: of de vervuiler be-taalt (DIFTAR toepassen, kostprijzen doorrekenen), of de gemeenschap betaalt (alles onder de kostprijs wordt bijgepast door de gemeente waardoor de belastingbetaler betaalt).

    17

  • Klim

    aat

    en d

    uurz

    aam

    heid

    • Vanaf 1 januari 2019 wordt het opgehaalde GFT afval gewogen en betalen de bewoners per gewicht in plaats van per ophaling. Deze meer doorgedreven toepassing van het ‘vervuiler betaalt’-principe kan ook naar andere fracties uitgebreid worden. Hierdoor betalen de grootste vervuilers meer naarmate hun grotere afvalproductie, maar dit kan leiden tot het vergroten van de sluikstortproblematiek.

    • Sluikstorten en hondenpoep zijn frequent terugkerende frustraties van inwoners. Er kan gekeken wor-den naar een andere aanpak hiervan als beleidskeuze.

    Voorbeeldacties

    • Sorteerstraatjes en nachtelijke afvalrondes verbeteren de verkeersdoorstroming. Slimme afvalbakken geven aan wanneer ze geledigd moeten worden.

    • Blijvend inzetten op sorteren in de gebouwen van gemeente, OCMW en lokale politie.

    • Een afvalbeleid uitwerken voor verenigingen en evenementen.

    • Lokale handelaren ondersteunen die het gebruik van plastic zakjes afschaffen en alternatieven voor-zien.

    • Hondenpoepplan (bijvoorbeeld meer hondentoiletten en sensibilisatie van de baasjes).

    • Ondersteuning van zwerfvuilopruimacties.

    • Stimuleren van de circulaire economie: ondersteunen van deelinitiatieven, opstart van een lokale kring-winkel (filiaal van Ibogem), stimuleren van de aankoop van diensten in plaats van producten.

    • Specifieke maatregelen voor maatschappelijk kwetsbare buurten: het organiseren van een mobiel con-tainerpark, sensibilisatie via buurt aan zet, korting op afvaltarieven voor mensen met Z-pas.

    • Inzetten van milieuvriendelijke straatveegmachines en vuilniskarren.

    Subthema 2: Leefomgeving Waar staan we nu?

    Water is een kostbaar goed. Binnen de bestaande beleidsplannen (federaal, Vlaams, gemeentelijk,...) wordt er dan ook volop ingezet op het veilig stellen van de watervoorraad en op de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater.

    Om het risico op overstromingen in de gemeente te verminderen, werden al een aantal maatregelen genomen. Onder andere de beperking van nieuwe verhardingen en de aanleg van bufferbekkens en infiltratievelden. Er wordt tevens ingezet op de buffercapaciteit van groendaken. Ze worden waar wenselijk als voorwaarde opgelegd in de bouwvergunning. Er kunnen subsidies voor aangevraagd worden en op enkele gemeentelijke gebouwen werden groendaken geplaatst.

    Nieuwe en hernieuwde riolering wordt gescheiden aangelegd. De DWA (droogweerafvoer) voert afvalwater af naar een zuiveringsstation terwijl de RWA (regenweerafvoer) hemelwater doet uitmonden in grachten of waterlopen. Deze scheiding draagt bij tot het voorkomen van wateroverlast en overstromingen.

    Woningen die niet of nog niet zijn aangesloten op riolering (zoals bepaald in het zoneringsplan) dienen een septische put en/of een individuele zuiveringsinstallatie voor de behandeling van afvalwater (IBA) te plaatsen. De gemeente ziet hierop toe en biedt subsidies.

    Duurzaam watergebruik in de gemeentelijke gebouwen gebeurt onder andere door de recuperatie van hemelwater.

    Door haar ligging staat de gemeente onder verhoogde druk inzake luchtkwaliteit. Factoren die hierbij meespelen zijn de snelwegen, een drukke spoorverbinding en veel zware industrie.

    In de gemeente wordt er getracht duurzame groenblauwe netwerken te creëren. Ook werd er voor de gemeente een bosbeheersplan opgesteld. Deze elementen worden meegenomen in het aankoopbeleid en

    18

  • Klim

    aat

    en d

    uurz

    aam

    heid

    het beheer van gemeentelijke gronden. Zo wordt er bij aanplantingen zoveel mogelijk rekening gehouden met de aanbevelingen in het bosbeheersplan (zoals het gebruik van inheemse planten). Toch ligt bij het groenbeheer de nadruk soms nog te veel op andere factoren (bijvoorbeeld onderhoudsvriendelijkheid en esthetische aspecten) in plaats van het creëren van uitgebreide groenblauwe netwerken met aandacht voor biodiversiteit.

    De gemeente is erkend als bijenvriendelijke gemeente door het ondertekenen van het bijencharter.

    Er worden subsidies gegeven voor het aanplanten voor geveltuinen, maar deze hebben de afgelopen jaren maar weinig succes gekend.

    De gemeente heeft twee samentuinen opgericht. Hier krijgen bewoners uit de buurt de kans om te tuinieren op gronden van de gemeente waarbij wordt ingezet op ecologische én sociale aspecten.

    Ook de behandeling van milieuklachten is een belangrijke taak voor het gemeentebestuur als deze een aangename leefomgeving wil creëren. Enkele vaak voorkomende klachten en de behandeling ervan zijn:

    • Sluikstort en hondenpoep

    • Ratten. De gemeente doet aan rattenbestrijding op het openbaar domein via een onderhoudscontract en stelt gratis blokjes rattenvergif ter beschikking van de bewoners.

    • Geluids- en geurhinder. Er wordt op zoek gegaan naar de oorzaak van de hinder, maar vaak is de hinder op dat moment al verdwenen. Indien mogelijk wordt de veroorzaker vastgesteld en aangespro-ken. De gemeente bekijkt dan of verdere stappen noodzakelijk zijn. Frequent gaan deze klachten echter over een burengeschil waarin de gemeente niet mag optreden.

    • Zwerfkatten: Deze worden gevangen, gesteriliseerd en terug uitgezet.

    De kwaliteit van de leefomgeving wordt ook gevrijwaard door het afleveren van vergunningen. De gemeente is verantwoordelijk voor het toekennen van omgevingsvergunningen aan ingedeelde inrichtingen of activiteiten van klasse 2 en 3 (de meest hinderlijke inrichtingen en gemeentegrensoverschrijdende projecten worden op provinciaal, gewestelijk of federaal niveau behandeld). Bij aanvragen tot het bekomen van een omgevingsvergunning bij de gemeente worden de effecten van de vooropgestelde inrichtingen en activiteiten op de leefomgeving ingeschat en eventueel worden extra voorwaarden opgelegd of wordt de vergunning niet afgeleverd. Een knelpunt hierbij vormt echter de handhaving van opgelegde voorwaarden.

    Perspectieven

    • De klimaatverandering stelt alle besturen voor een uitdaging. De heersende weersomstandigheden zullen extremer worden: lange periodes van heet en droog weer zullen afwisselen met lange natte periodes met intense en hevige regenbuien. Een goed waterbeleid is dus van uiterst belang. Infiltratie- en buffermogelijkheden voor hemelwater voorkomen overstromingen, vullen de grondwatervoorraad aan en zorgen voor minder belasting op het rioleringsnet. Ondersteuning van deze maatregelen zorgt dus voor de matiging van de gevolgen van de klimaatopwarming in zowel droge als natte periodes. Groenblauwe netwerken dragen ertoe bij dat in de lokale woonomgeving de effecten van uitzonderlijke weersomstandigheden gemilderd worden.

    • Nieuwe verkavelingen vormen een opportuniteit om de leefomgeving op die plaats te herzien door voorschriften op te leggen in functie van meer groen, buffercapaciteit,… Met een stedenbouwkundige verordening kunnen deze voorschriften eventueel ook opgelegd worden buiten verkavelingen.

    • Het betonrapport van Natuurpunt plaatst de gemeente Zwijndrecht bij de 10 % meest gebetonneerde steden en gemeenten in Vlaanderen. Deze vaststelling, samen met de aankomende betonstop, maakt het noodzakelijk de betonnering van de gemeente eens onder de loep te nemen.

    • Het Oosterweelproject zal significante (tijdelijke en permanente) effecten hebben op de leefomgeving in de gemeente. Anticipatie op deze veranderingen (positief én negatief) is dan ook essentieel om een aangename leefomgeving te vrijwaren voor de inwoners, zowel tijdens als na de werken.

    19

  • Klim

    aat

    en d

    uurz

    aam

    heid

    • Het CurieuzeNeuzenproject mat onlangs de luchtkwaliteit in heel Vlaanderen. Deze gegevens kunnen een middel zijn om de probleemgebieden inzake lucht in de gemeente op te sporen en aan te pakken.

    • De bijensterfte is de jongste jaren in onze streken alarmerend. Om de erkenning als bijenvriendelijke gemeente wat meer in de bloemetjes te zetten, kunnen er nog bijkomende acties ondernomen worden.

    • Sinds 2017 worden omgevingsvergunningen afgeleverd. Deze zijn, behalve in uitzonderlijke gevallen, niet beperkt in de tijd. Dit betekent dat er extra aandacht moet gaan naar handhaving van de afgele-verde vergunningen om misbruik te voorkomen.

    Voorbeeldacties

    • Waterbufferende maatregelen ondersteunen en implementeren in zowel gemeentelijke als private bouwprojecten: bufferbekkens, groendaken, infiltratievelden, verhardingen verwijderen, onverharde oppervlakken voorzien van groen.

    • Scheiding van de riolering verder doorvoeren.

    • Uitbreiden van groenblauwe netwerken met aandacht voor bebossing, biodiversiteit, trage wegen, waterlopen.

    • Informeren en sensibiliseren van de inwoners in verband met verschillende thema’s: verhardingen en infiltratie, beschikbare subsidies, groenbeheer, de gemeentelijke aanpak van bepaalde problematieken.

    • Meer handhaving voor elementen met impact op de leefomgeving: illegale verhardingen, nakijken van IBA’s, sluikstort.

    • Handhaving met betrekking tot de omgevingsvergunning ondersteunen.

    • Invoeren van een Lage Emissie Zone in Zwijndrecht.

    • Groenbeheer herbekijken: meer groen in het straatbeeld, focus op biodiversiteit, inheemse planten, bermbeheerplan opstellen.

    • De bijenpopulatie ondersteunen: Week van de Bij, bijenvriendelijk groenbeheer, bijenhotels onderhou-den.

    • Oprichten van meer volks- en samentuinen.

    • Beleid en ondernomen acties bijsturen aan de hand van klachten.

    Subthema 3: Energie en duurzaam aankopen Waar staan we nu?

    Een goed klimaatbeleid moet inzetten op twee luiken: klimaatmitigatie en -adaptatie. Mitigatie betreft maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te beperken. Maar zelfs bij een drastische vermindering van deze uitstoot blijven de gevolgen inzake klimaatverandering niet uit. Iedereen zal ermee te maken krijgen en aanpassing aan de gevolgen ervan is gekend als klimaatadaptatie.

    De gemeente ondertekende in 2014 het Europese Burgemeestersconvenant (Mayors Adapt). Er is in deze context een klimaatadaptatieplan opgemaakt. Inzake mitigatie heeft de gemeente een energie- en klimaatactieplan opgesteld met maatregelen om de uitstoot van CO2 op haar grondgebied met minstens 20 procent terug te dringen tegen 2020. Dit plan omvat onder andere het beperken van het energieverbruik, het stimuleren van en investeren in groene stroomproductie, het onderzoeken van de mogelijkheden voor groene warmte en het opstellen van een masterplan voor openbare verlichting (waarbij een overschakeling naar LED-verlichting voorzien wordt).

    De gemeente neemt ook deel aan het provinciaal initiatief ‘Klimaatneutrale Organisatie 2020’ en enga-geert zich hierbij als organisatie tegen 2020 klimaatneutraal te zijn. Dit wil zeggen dat de eigen uitstoot

    20

  • van broeikasgassen zo veel mogelijk beperkt wordt en de resterende uitstoot dient gecompenseerd te worden.

    Er is een driemaandelijks energieoverleg tussen de diensten Leefomgeving en Uitvoering. Energieverbruik van de gemeentelijke gebouwen wordt overlopen en de mogelijkheden om dit verbruik te doen dalen worden geëvalueerd en indien mogelijk geïmplementeerd. In heel wat gebouwen werden een reeks kleine en grotere ingrepen uitgevoerd om het energieverbruik te beperken (thermostaatkranen, betere beglazing).

    Bij gemeentelijke nieuwbouw- en renovatieprojecten wordt op de eerste plaats ingezet op het sterk beperken van de energievraag door een doorgedreven isolatie en het toepassen van energiezuinige technieken. De resterende benodigde energie wordt zoveel mogelijk plaatselijk op een duurzame manier geproduceerd. De duurzame productie gebeurt onder andere door de plaatsing van zonnepanelen (voorbeelden: administratief centrum, De Wallen, de nieuwe buitenschoolse kinderopvang Kozze, en de aansluitingen zijn aanwezig op de sporthal) en de plaatsing van zonneboilers.

    Er wordt 100 % groene stroom aangekocht voor de gemeente, het OCMW en de lokale politie. Ook inwoners worden gestimuleerd in te zetten op energiebesparing en duurzame energieproductie, bijvoorbeeld door ondersteuning en begeleiding bij provinciale groepsaankopen van groene stroom.

    Duurzame maatregelen inzake energie worden door de gemeente gesubsidieerd, hierbij horen het plaatsen van hoogrendementsbeglazing, dak- en zoldervloerisolatie en zonnepanelen.

    De gemeente streeft ernaar om bij aankopen zo veel mogelijk rekening te houden met duurzame criteria. Dit zijn zowel ecologische als maatschappelijke criteria. Toch is er nog niet altijd de reflex bij diensten om rekening te houden met deze criteria; de duurzaamheidsambtenaar wordt niet automatisch betrokken bij aankopen of de opmaak van bestekken.

    Het wagenpark is vergroend. Het aantal dienstwagens werd gereduceerd en bij aankoop van nieuwe wagens wordt geopteerd voor meer duurzame voertuigen (CNG, LNG of elektrisch). Er heerst een zekere drempelvrees bij het personeel om de milieuvriendelijkere wagens die ter beschikking gesteld worden, te gebruiken wegens de beperkte kennis hierover.

    Perspectieven

    • De klimaatverandering en de slinkende voorraad aan fossiele brandstoffen stellen de gemeente voor de uitdaging om slimmer met energie om te gaan. Energieproductie gebeurt in deze context best lokaal en uit hernieuwbare bronnen, zoals zon en wind.

    • Nieuwe woonprojecten of grondige verbouwingen bieden mogelijkheden om te investeren in een energiezuinige woning. Dit werkt op lange termijn kostenbesparend, maar de initiële aankoop kan ondersteund worden, bijvoorbeeld door subsidies.

    • De invoering van slimme meters en de innovaties op het gebied van tijdelijke energieopslag maken het in de toekomst beter mogelijk om het energiegebruik af te stemmen op de energieproductie. Ook hier kan gekeken worden naar ondersteuning.

    • Stimuleren korteketenprincipe (korte keten betekent: minder schakels tussen producent en consument). Dat heeft niet enkel ecologische, maar ook financiële en maatschappelijke voordelen (verhoogde biodiversiteit door meer variëteit in de gewassen, minder afgelegde kilometers, hoge versheid van de producten…). Bovendien wordt de lokale economie ondersteund en krijgt de producent een eerlijke prijs voor zijn product.

    Klim

    aat

    en d

    uurz

    aam

    heid

    21

  • Voorbeeldacties

    • Begeleiden van groepsaankopen voor inwoners: zonnepanelen, groene stroom, isolatie, elektrische fietsen, …

    • Informeren over en stimuleren van energiezuinig en levenslang wonen bij inwoners die (ver)bouwen.

    • Er wordt verwacht dat collectieve energieoplossingen zoals coöperaties in de toekomst een steeds belangrijkere rol zullen spelen in duurzame energie. Mensen wegwijs maken in deze initiatieven kan de werking ervan versterken.

    • Extra subsidies voor duurzame investeringen in het leven roepen.

    • Meer maatregelen voor energiezuinigheid en -productie in de gemeentelijke en OCMW-gebouwen.

    • Inzetten op kernversterking waarbij alle voorzieningen nabij en dus te voet of met de fiets bereikbaar zijn.

    • Beschikbare ruimte intensiever benutten (bij voorbeeld parkings van winkels doen buiten de openings-uren dienst als buurtparking).

    • Opvolgen van de mogelijkheden voor wijkverwarming (geothermie, warmtenet).

    • Organiseren van testdagen voor elektrische wagens en fietsen bij het gemeentebestuur.

    • Ter beschikking stellen aan de bevolking van de dienstwagens via een autodeelsysteem of de hoeveel-heid poolwagens verminderen en instappen in een bestaand autodeelsysteem.

    • Meer communicatie over de eigen projecten van de gemeente inzake duurzaamheid bij inwoners en personeel.

    • Korteketeninitiatieven stimuleren: organiseren van een lokale boerenmarkt, ondersteuning van buurde-rijen en volks- en samentuinen.

    • Slimme verlichting: gebruik van bewegingssensoren voor de verlichting van fietspaden, dempen van bepaalde verlichting.

    • Investeren in sensoren die luchtkwaliteit meten en die geluidsniveau meten, opdat we vroegtijdig ge-waarschuwd kunnen worden voor vervuiling en andere problemen. Dit kan ook helpen bij de evaluatie van bepaalde acties in het raam van Oosterweel.

    Klim

    aat

    en d

    uurz

    aam

    heid

    22

  • Subthema 4: Handhaving Waar staan we nu?

    Bij de dienst Leefomgeving zijn er verscheidene domeinen waar er handhaving nodig is, bv. omgevingsvergunning, ruimtelijke ordening, milieu, lokale economie, GAS en voetpadborgen.

    Handhaving is verdeeld over de verschillende domeinen en gebeurt voornamelijk ad hoc. Dit wil zeggen op basis van ontvangen klachten of meldingen. Het ontbreekt aan personeelscapaciteit om handhaving op een structureel andere manier op te volgen. Dit uit zich ook in het niet consequent kunnen opvolgen van gestelde problematieken en opgelegde voorwaarden.

    Voor het innen van GAS-boetes werkt de gemeente samen met de stad Antwerpen als sanctionerend ambtenaar.

    Perspectieven

    • Begin 2018 is nieuwe wetgeving voor handhaving in werking getreden. Handhavingsprocedures voor milieu en ruimtelijke ordening zijn daardoor meer op elkaar afgestemd. Dit biedt mogelijkheden om de gehele werking i.v.m. handhaving te herbekijken.

    Voorbeeldacties

    • Extra personeelscapaciteit inzetten voor handhaving.

    • Centralisatie van de verscheidene handhavingsdomeinen.

    • Prioriteiten en strategieën vastleggen in die domeinen.

    • Handhavingscampagne over specifieke onderwerpen (illegale verhardingen, sluikstort,…).

    Klim

    aat

    en d

    uurz

    aam

    heid

    23

  • 3.3. Infrastructuurgebonden leefbaarheid

    Infr

    astr

    uctu

    urge

    bond

    en le

    efba

    arhe

    id

    Subthema 1: Mobiliteit Waar staan we nu?

    De huidige mobiliteitssituatie is complex en kent vele uitdagingen.

    Volgens cijfers van de Vlaamse Overheid (2016) is er in Zwijndrecht sprake van een stijgend aantal verkeersongevallen. De nabijheid van de stad Antwerpen met haar verkeersstromen veroorzaakt veel bovenlokaal maar ook lokaal sluipverkeer. Net zoals in elke verstedelijkte omgeving is de parkeerdruk hoog.

    De gemeente doet belangrijke inspanningen voor een vlottere mobiliteit. Er is een mobiliteitsambtenaar aangesteld en de nodige budgetten worden voorzien.

    Ook op het vlak van verkeersinfrastructuur gebeuren er inspanningen. Zo worden er fietspaden en fietsstraten aangelegd, buurtstallingen voor fietsen en fietsenstallingen voorzien. De schoolomgevingen zijn autoluw gemaakt.

    Volgens de gemeentemonitor vindt slechts 39 % van de inwoners dat er voldoende openbare parkeerplaatsen zijn. 9 op 10 Zwijndrechtse gezinnen heeft minstens één fiets. Tegelijk vindt maar de helft van de inwoners dat het in Zwijndrecht veilig fietsen is. Voor kinderen denkt slechts 28 % dat het veilig is op de fiets. Minder dan de helft is tevreden met het aantal fietspaden en iets meer dan de helft vindt dat de fietspaden in goede staat verkeren.

    Het openbaar vervoer is laagdrempelig door de deelname aan het derdebetalersysteem van De Lijn en de eigen gemeentebus. 3 op 4 inwoners is tevreden over het aanbod aan openbaar vervoer.

    Perspectieven

    • Een meer consequente hantering van het STOP-principe (stappen, trappen, openbaar vervoer, perso-nenwagen) met een bijzondere aandacht voor het fietsbeleid. Een mentaliteitswijziging dringt zich op, in het bijzonder voor het woon-werkverkeer. De gemeente kan hierin het voorbeeld geven met een aanmoedigend en belonend personeelsbeleid.

    • Een globale mobiliteitsvisie, opgemaakt in overleg met buurgemeenten en rekening houdend met de mobiliteitsnoden van de weggebruikers (fietsen, parkeren en sluipverkeer), zorgt voor doordachte maatregelen die toekomstbestendig zijn en gaat het nemen van ad hoc maatregelen/experimenten tegen.

    • Een betere samenwerking en meer overleg met externe partners (Vlaamse Overheid, De Lijn) dragen bij tot een betere mobiliteit. Een betere afstemming van het openbaar vervoer op de noden, een aanpak van het bovenlokaal sluipverkeer en een kwaliteitsverbetering van de fietspaden langsheen de gewest-weg N70 zijn voorbeelden. Ook de nieuwe realiteit van de vervoersregio’s maakt een nieuwe, globale en geïntegreerde visie op openbaar vervoer nodig.

    • Hard inzetten op het vermijden van files via adequate wijkcirculatieplannen en het optimaliseren van centrale assen waarlangs het verkeer maximaal dient te verlopen (Pastoor Coplaan, N70, Krijgsbaan).

    • Een actief grondbeleid voorziet de toekomstige aanleg van zachte verbindingen en trage wegen.

    • Het proactief afstemmen van alle geplande werken (intern onder eigen beheer en externe), evenemen-ten met en op elkaar afstemmen en voordurend onderzoeken wat de impact is inzake leefomgeving (mobiliteit, lokale economie…). Dit moet op een integrale beleidsmatige manier aangepakt worden. Alle diensten moeten zich hiervan bewust worden. Geen eilandvorming meer.

    24

  • Infr

    astr

    uctu

    urge

    bond

    en le

    efba

    arhe

    id

    Voorbeeldacties

    • Onderzoeken of er een mogelijkheid bestaat om in te zetten op centrale assen, zonder de Statiestraat hier mee in op te nemen. De Statiestraat wordt niet als centrale as ingericht maar ligt wel in het verlengde van de Pastoor Coplaan. Het doorgaand verkeer wordt er ontmoedigd met een snelheids-beperking, snelheidremmende infrastructuur, brede fietssuggestiestroken en parkerende vrachtwagens die de doorgang belemmeren. Zal de toekomstige parallelweg (Oosterweel) hier een alternatief kunnen vormen? De centrale as, ter hoogte van de Pastoor Coplaan, gaande van kruispunt Verbindingstraat tot aan kruispunt Alice Nahonlaan, zou dan aangelegd worden als boulevard met oog voor de zwakke weggebruiker. Of nog een brug verder gaan en de Statiestraat autoluw maken, weliswaar met een oplossing voor de leveranciers van de winkels.

    • Slimme verkeerslichten installeren die rekening houden met de verkeersstroom.

    • Het parcours van het openbaar vervoer houdt rekening met een aantal missing links (containerpark Ibogem, timing voor schoolvervoer, zorgdiensten). Als de Zwijndrechtbus in twee richtingen rijdt, is het vervoer efficiënter, bv voor leerlingen die ’s morgens van Zwijndrecht naar Burcht rijden.

    • Het aanleggen van een aanlegsteiger in Burcht met stopplaats voor de waterbus.

    • Een gestructureerde verwittiging van de Brandweer over wegenwerken zorgt ervoor dat ze hun aanrij-routes kunnen aanpassen. Actueel houden van GIPOD (Generiek InformatiePlatform Openbaar Domein) is hiervoor een voorwaarde.

    • De kermis van Zwijndrecht wordt op een andere plaats (Vredespark, ex-voetbalplein naast het adminis-tratief centrum,…) ingericht zodat de N70 niet wordt afgesloten.

    • De toegankelijkheidswandeling (met een rolstoel nagaan waar de pijnpunten liggen) op vaste frequen-tie inplannen. Dit zorgt voor een structurele inventaris van nodige aanpassingen. Een actieplan met prioriteiten verbetert de mobiliteit van rolstoelgebruikers.

    • Sorteerstraatjes en nachtelijke afvalrondes verbeteren de verkeersdoorstroming. Slimme afvalbakken geven aan wanneer ze geledigd moeten worden.

    • ANPR-camera’s die ons attent maken op sluipverkeer.

    • Een visueel mobiliteitsloket in het GIS in samenwerking met de buurgemeenten en Interwaas (visuali-seren van haltes openbaar vervoer, stations, laadpalen, autodelen).

    • Fietspaden ijs- en sneeuwvrij maken wordt een prioritaire taak voor de dienst uitvoering.

    • Kinderen die ouders motiveren om de auto thuis te laten (een project in Bonheiden bracht het fiets-gebruik van 15 % naar 60 % door kinderen punten te geven wanneer ze te voet of met de fiets naar school gaan, hiermee verdienen ze gratis ritjes op de kermis).

    Subthema 2: Openbaar domein Waar staan we nu?

    De strateninfrastructuur is in goede staat en er is voldoende straatverlichting. Dit verbetert het veiligheidsgevoel. 76 % van de inwoners vindt de straten en pleinen netjes. Dat is 8 % meer dan het Vlaamse gemiddelde.

    Er zijn te weinig groenverbindingen en ze zouden beter gesitueerd kunnen worden. Bij de planning van de onkruidbestrijding wordt te weinig rekening gehouden met de plaats en functie van het openbaar domein (onkruidbestrijding in Statiestraat is bv. belangrijker dan in de Boskouter).

    Inwoners beoordelen het groenaanbod als onvoldoende. Slechts 64 % is tevreden ten opzichte van het Vlaamse gemiddelde van 81 %. Ook de tevredenheid over de aanwezige groenvoorzieningen scoort laag (57 % tegenover 75 % voor Vlaanderen).

    25

  • Infr

    astr

    uctu

    urge

    bond

    en le

    efba

    arhe

    id

    De straatinfrastructuur degradeert omdat ze vaak wordt opengebroken voor allerlei werken. Er is daarbij onvoldoende handhaving.

    Perspectieven

    • Een beleidsmatige aanpak van de strateninfrastructuur (zowel wat betreft planning als qua concept en gebruik van juiste inrichting en materialen), geënt op de verschillende huidige en toekomstige functies van de straten en pleinen. We wensen dat eenzelfde visie en aanpak over het hele grondgebied toege-past wordt.

    • Er is nood aan een degelijk groenbeleidsplan waarin we alle middelen gericht kunnen inzetten op voor ons belangrijke locaties, waarin we een rangorde opstellen van onderhoudsfrequentie en aard van onderhoud voor al het openbaar groen.

    • Burgerparticipatie met o.a. de adviesraden zorgen voor een grotere betrokkenheid van burgers en andere stakeholders.

    Voorbeeldacties

    • De oprichting van een cel handhaving binnen de diensten uitvoering en leefomgeving om het beheer en de kwaliteit van het openbaar domein te borgen.

    • De opmaak van een inventaris van strategisch belangrijke straten. Daarbij wordt bepaald welke het vereiste kwaliteitsniveau is van de infrastructuur, de potentiële levensduur en een opname in het meerjarenplan voor onderhoud en vernieuwing. Er is daarbij aandacht voor zowel bovengrondse als ondergrondse infrastructuur en voor eventuele gevolgschade in andere domeinen zoals mobiliteit en lokale economie.

    • Ondergrondse parkings voorzien om parkeerdruk te verminderen of om meer open ruimte te creëren voor groen.

    • Het opmaken van een groenbeleidsplan en het blijven voeren van een actief grondbeleid (strategisch aankopen gronden) om groenverbindingen en structuren te kunnen realiseren.

    • Veel werken gebeuren door externe aannemers en door nutsbedrijven. We zetten in op meer opvolging en controle op die werken.

    Subthema 3: Oosterweel Waar staan we nu?

    Het Oosterweelproject gaat de komende vijf jaar in uitvoering. De gemeente Zwijndrecht is hier sterk bij betrokken en heeft een samenwerkingsakkoord afgesloten met BAM en de Vlaamse Overheid.

    Er zijn talrijke leefbaarheidsmaatregelen op het vlak van geluidsbescherming en vanuit het budget van de overkappingsintendant werkte Team West een aantal bijkomende projecten uit (bv. fietsersbrug).

    Er zijn zeer veel voorbereidende werken, nog voor de werken aan de eigenlijke Oosterweelverbinding zullen starten. Een deel van Zwijndrecht zal hierbij een werfzone zijn.

    Het hele project heeft een grote impact op de lokale mobiliteit en er is een verhoogd risico op sluipverkeer.

    Momenteel is de procedure afgewerkt voor het formeel aanstellen van een externe projectcoördinator Oosterweel die de opvolging zal doen van alle afspraken uit de samenwerkingsovereenkomst. Daarenboven dient er ook voldoende aandacht uit te gaan naar de projecten in de rand van dit grote project (bv een grote werf heeft ook bij ons impact voor de diensten Uitvoering en Communicatie en voor de lokale politie inzake adviezen en dergelijke).

    26

  • Perspectieven

    • Door de concrete realisatie van het Oosterweelproject en vooral door de goedgekeurde leefbaarheids-projecten zal het een stuk aangenamer wonen en leven worden in Zwijndrecht. Het grote voorbeeld is de landschappelijke inpassing van E17 en E34 waardoor het geluid met 10 decibel voor alle inwoners van Zwijndrecht daalt, wat een enorme verbetering is van de levenskwaliteit.

    • Bijkomend zal er een sterk uitgewerkt bovenlokaal fietsroutenetwerk komen, dat zal aansluiten op de nieuwe fietsverbinding over de Schelde en waar wij onze lokale fietsverbindingen ook op moeten aansluiten.

    • Door de aanleg van een nieuwe parallelweg, evenwijdig met de E17, zal het sluipverkeer in de woon-kernen verminderen.

    • Door de landschappelijke inpassing van de E17 en de sterke vermindering van het omgevingsgeluid, ontstaan er potentiële nieuwe woongebieden, bijvoorbeeld de site Van Laere, Site Boomgaardstraat / ten zuiden E17 (nieuw woongebied).

    • Door de realisatie van Oosterweel zal de centrale as tussen de 2 woonkernen, Burcht-Zwijndrecht, op een andere manier kunnen ingevuld worden en aangenamer gemaakt worden met fietsinfrastructuur en groenvoorziening.

    • Het stellen van realistische prioriteiten in functie van de uitvoering van het samenwerkingsakkoord en het zoeken naar werkbare oplossingen in samenspraak met alle partijen. Dus geen droomscenario’s maar realiteit en dit gezamenlijk mee helpen uitvoeren. Op tijd inspelen op nieuwe projecten en ten-densen die het gevolg hiervan zijn. Een zeer actieve communicatie over alle facetten van dit project in samenwerking met BAM via een veelvoud aan kanalen en met zeer hoge frequentie.

    Voorbeeldacties

    • De opmaak masterplan site E17 woongebied.

    • De opmaak masterplan site Van Laere.

    • De opmaak RUP voor de site Van Laere, opvolgen krijtlijnen van het samenwerkingsakkoord (geluids-project).

    • De aankoop van cruciale gronden voor landschappelijke inpassing (fase 2) geluidsproject.

    • Het ontwikkelen van een visie (studie) rond de centrale as (Pastoor Coplaan, deel tussen Verbindingstraat en Alice Nahonlaan) en de gefaseerde uitvoering ervan via samenwerking en overeenkomst met BAM.

    • Het inpassen van de lokale fietsinfrastructuur.

    • Het ondersteunen van de goedgekeurde leefbaarheidsprojecten binnen het volledig Oosterweelproject.

    Infr

    astr

    uctu

    urge

    bond

    en le

    efba

    arhe

    id

    27

  • 3.4. Persoonsgebonden leefbaarheid

    Pers

    oons

    gebo

    nden

    leef

    baar

    heid

    Mensen wonen in een bepaalde gemeente om allerlei redenen. Diverse factoren kunnen ervoor zorgen dat dit wonen aangenaam wordt: goedkope bouwgronden, lage gemeentelijke belastingen, rust, veilige wegen, scholen, winkels… Een goed vrijetijdsaanbod draagt hier in belangrijke mate toe bij.

    Subthema 1: Vrije tijd Waar staan we nu?

    Het vrijetijdsaanbod is ruim. In het gemeentelijk vrijetijdsaanbod zitten zowel grote, klassieke activiteiten (Kleur, Buitenspeeldag) als kleinere activiteiten. Een deel van deze activiteiten wordt door verschillende diensten samen georganiseerd (denken we aan de Buitenspeeldag, ZoWiezo). Bepaalde doelgroepen wor-den goed bereikt zoals jongeren tot 12 jaar, medioren en senioren. Het jeugdhuis spreekt vele 15+ers aan.

    Het ruime en goedkope vakantieaanbod voor kinderen krijgt een pluim. De bevolking maakt gretig gebruik van dit aanbod.

    We beschikken over goede infrastructuur (Sportcentrum Den Draver, OC ’t Waaigat, JH Den Trechter, De Wallen, speel-en sportterreinen) om dit te realiseren.

    Met het gebouw van het vroegere WZC Herleving vangt de gemeente heel wat vragen van het verenigings-leven op, maar het is duidelijk dat niet alle lokalen geschikt zijn voor het brede gamma aan activiteiten dat ze ontwikkelen. Het verbeteren van de jeugdbewegingsinfrastructuur is eveneens zeer noodzakelijk. De geplande afbraak van de Kerkstraat 50 zet de speelpleinwerking onder druk.

    Het verdwijnen van de oormerking van de financiële middelen die de Vlaamse Gemeenschap geeft aan de jeugd-, sport- en cultuursector is zeer betreurenswaardig. De uitholling van de decreten voor de vrijetijds-sector legt de volledige verantwoordelijkheid bij het lokale bestuur. Op zich is dat (nog) geen probleem, maar de zogenaamde zachte sector ervaart dit als een potentiële bedreiging.

    Ondanks het succes van het vrijetijdsaanbod stellen we vast dat bepaalde mensen nog steeds niet deelne-men. Een mix van communicatiemiddelen moet ingezet worden om de inwoners permanent op de hoogte te houden van het activiteitenaanbod.

    We merken dat bepaalde doelgroepen zoals de 16-plussers (behoudens het jeugdhuis en enkele sport-verenigingen), jonge gezinnen en de nieuwe Belgen moeilijk of niet worden bereikt. Dat is ook het geval met maatschappelijk kwetsbare mensen. De problematiek is gekend. Er worden inspanningen geleverd om hieraan te verhelpen (Geefwinkel, Z-pas, Buurt aan Zet, Speelbabbels, taalvaardigheid bij ZoWieZo…) maar dit gebeurt niet op een systematische wijze. Het ontbreekt ons aan mankracht en de gepaste expertise om dit op een degelijke manier aan te pakken.

    We zijn ons bewust van de digitale kloof die er is bij verschillende bevolkingsgroepen. We zetten daar op in (estafetteploeg, kortlopende cursussen in de bibliotheek, Coderdojo), maar dit is nog onvoldoende.

    In de startblokken staan enkele initiatieven om mensen met een beperking volop te laten deelnemen aan het vrijetijdsaanbod (G-sport in Den Draver, jeugdvereniging Akabe).

    De realisatie van een filiaal van de kunstacademie is volop bezig en verruimt in aanzienlijke mate het vrije-tijdsaanbod in de gemeente.

    28

  • Perspectieven

    • De realisatie van een herbestemmingsplan voor de Sint-Martinuskerk kan tegemoet komen aan de no-den van de verschillende lokale verenigingen (amateuristische kunstbeoefening, jeugdverenigingen…).

    • De infrastructuurbehoeften van het verenigingsleven (ruime vergaderlokalen, een leskeuken, lokalen voor jeugdverenigingen) én van de vrijetijdsdiensten (leslokalen, speelpleinwerking, kinderopvang) worden in kaart gebracht. Deze noden kunnen niet opgevangen worden door het huidige aanbod, zeker niet in Burcht. Er wordt op korte termijn een actieplan ontwikkeld om een antwoord te vinden op deze vragen. Een socio-culturele cluster in Burcht?

    • De vrijetijdsdiensten en de dienst Welzijn werken meer samen om uitdagingen zoals (kans)armoede, 16+, diversiteit aan te pakken.

    • De digitalisering van de vrijetijdsdiensten wordt verder ontplooid (mogelijkheden van een e-loket).

    • De digitale kloof wordt aangepakt. De bibliotheek speelt hierin een voorname rol. Zij ontwikkelt voor jong en oud een aangepast programma om de vertrouwdheid met deze digitalisering te verhogen. In overleg met de andere vrijetijdsdiensten, ICT, Welzijn en Communicatie worden kort- en langlopende initiatieven aangeboden om de kloof te dichten. De bibliotheek vervult als informatieverstrekker haar opdracht.

    • Het nieuwe decreet op de bovenlokale cultuurwerking treedt in voege vanaf 1 januari 2019 en in werking vanaf 1 januari 2020. De huidige intergemeentelijke samenwerkingsverbanden op het vlak van cultuur-en gemeenschapscentra, bibliotheken… dienen grondig te worden herzien en aangepast. Er moet een nieuwe visie worden ontwikkeld waarbij we enerzijds ten volle kunnen genieten van de financiële voordelen van dit decreet, maar anderzijds de specificiteit van de gemeenschapscentra, bibliotheken, kleine en grotere spelers en de gemeentelijke autonomie bewaren.

    • Samenwerking met scholen, verenigingen, met andere gemeenten, over de schotten van de diensten heen is een toekomstperspectief dat mogelijkheden biedt. Er is heel wat synergie mogelijk. (Web- en nestfunctie)

    • Het gezonde maar delicate evenwicht tussen kwantiteit en kwaliteit is aanwezig. Die bijzondere men-geling is wenselijk om de aantrekkelijkheid en diepgang in het vrijetijdsaanbod te handhaven.

    Voorbeeldacties

    • De opmaak van een overzichtskaart van de buitenterreinen zodanig dat een visie ontstaat over buurt-gerichte en wijkoverschrijdende speel-, sport- en ontmoetingsruimten.

    • Vrijetijdsdiensten en dienst Welzijn werken meer en beter samen met de Geefwinkel en SAFA.

    • De diverse raden werken goed, maar er kan nog meer ingezet worden op betere informatiedoorstro-ming van bestuur naar raad en van raad naar leden.

    • Door het aanbieden van verschillende kortlopende, laagdrempelige PC-opleidingen wordt de digitale kloof verminderd. Uitbouw van een leercentrum, een digidokter, digiklas…

    • Nieuwe digitale toepassingen in de gemeente worden gekoppeld aan opleidingen voor de inwoners.

    • Het herbestemmingsplan Sint-Martinuskerk verhoogt de leefbaarheid van Burcht en zorgt voor aange-paste lokalen voor de verenigingen amateuristische kunstbeoefening.

    Pers

    oons

    gebo

    nden

    leef

    baar

    heid

    29

  • Subthema 2: Zorg Waar staan we nu?

    We beschikken over een groot aanbod en geëngageerde personeelsleden die zich met hart en ziel inzetten. We merken echter dat voor de verschillende dienstverlening nog vaak naast elkaar wordt gewerkt, waar-door bepaalde zorg in gespreide slagorde wordt aangeboden.

    De stijgende zorgbehoefte en vergrijzing van de bevolking, gekoppeld aan de beperkte bezetting van de zorgdiensten veroorzaakt een steeds stijgende druk op de zorgaanbieders. Bijvoorbeeld een verzorgende of poetsvrouw in de thuiszorg neemt anno 2018 vaak een aantal taken op die eerder bij een maatschappelijk assistent / sociaal verpleegkundige horen.

    De insteek van de buurtgerichte zorg zoals voorgesteld in het nieuwe Woonzorgdecreet wordt reeds toege-past zoals vanuit Houtmere en Craeyenhof.

    De oprichting van Zorgpunt Waasland (bundeling van de werking van thuisdiensten, dienstencentra, serviceflats en woonzorgcentra van de gemeenten Zwijndrecht, Kruibeke, Beveren en Sint-Niklaas) is in voorbereiding en zal operationeel worden vanaf 1 januari 2019. We willen Zorgpunt Waasland als sterke zorgaanbieder op de kaart zetten, met groeipotentieel voor de toekomst.

    Er is een tekort aan plaatselijke dokters. Sommigen lassen een patiëntenstop in. Dokters gaan op pensioen en hebben geen vervanging. Hun meestal ook oudere patiënten staan in de kou en moeten uitwijken naar buurgemeenten, wat niet altijd evident is.

    Heel wat woningen in onze gemeente hebben een zekere leeftijd. De woningen zijn niet aangepast aan de nieuwe behoeften van de bewoners.

    Perspectieven

    • De inkanteling van gemeente en OCMW moet uitgroeien tot een hechte samenwerking tussen diverse diensten die elkaar nu reeds kennen, maar nog te weinig hun informatie en expertise delen. Bovendien kan er een laagdrempelig infopunt worden uitgebouwd.

    • Garanderen van geleverde kwaliteit en opvolging van nieuwe doelstellingen en nieuw beleid van het Zorgpunt Waasland. Het bewaken van een redelijke kostprijs voor onze dienstverlening is van het grootste belang. Een toenemend aantal mensen doet een beroep op het OCMW voor een tussenkomst. We merken tevens een commercialisering van de zorg. De openbare sector kan zich in dit debat duide-lijk positioneren.

    • In de nabije toekomst dient sterk ingezet te worden op ELZ (eerstelijnszorg). We gaan het gesprek aan met de zorgbehoevende en de familie om de juiste hulp in te zetten. Er is weliswaar een gecommuni-ceerd aanbod, maar als je op een bepaald moment geen zorg nodig hebt, vergeet men snel de be-staande mogelijkheden. Mantelzorgers gaan tot het uiterste om mensen zolang mogelijk in de thuis-situatie op te vangen. Als het echt niet meer kan, wensen ze de zorg over te dragen. De mantelzorger tijdig ondersteunen, geeft een verlichting van zijn/haar opdracht.

    • Vanuit het WZC Craeyenhof kunnen initiatieven genomen worden voor thuiszorgondersteunend wer-ken. Op langere termijn kan bekeken worden in welke mate in de omgeving van het WZC aanleunflats, assistentiewoningen e.d. kunnen ontwikkeld worden.

    • Het Woonloket, de Mindermobiele Centrale, de thuisdiensten, het WZC,… verrichten formidabel werk, maar er is meer afstemming en doorverwijzing nodig.

    Pers

    oons

    gebo

    nden

    leef

    baar

    heid

    30

  • Pers

    oons

    gebo

    nden

    leef

    baar

    heid

    Voorbeeldacties

    • In het WZC Craeyenhof komen veel mensen langs. Er zijn bezoekers, er zijn mensen die komen eten in het restaurant. Deze lage drempel kan gebruikt worden om ook hun mogelijke zorgbehoeften op te vangen en om kort op de bal te spelen.

    • Onze eigen medewerkers goed op de hoogte houden van het zorgaanbod, zodat de eerste lijn een signaal kan geven.

    • Meer werken met laagdrempelige infopunten, loketten, mensen aansturen vanaf dat er een hulpvraag is. Mogelijks kan de gemeente hier ook faciliterend in optreden zowel digitale als fysieke dienstverle-ning voorzien bv. plaatselijke zitdag

    • Omdat er te weinig dokters zijn is de medische zorg niet altijd bereikbaar. Vanuit het bestuur zouden er meer faciliteiten kunnen worden aangeboden: bijvoorbeeld panden voor groepspraktijken, premies voor startende dokters, … De gemeente onderzoekt het nemen van maatregelen die ervoor kunnen zorgen dat dokters zich in onze gemeente vestigen.

    • Eigenaars en bewoners van oudere woningen kunnen aangeschreven worden over de dienstverlening van het woonloket. Zo hebben ze weet van de premies die bestaan om hun woningen aan te passen.

    Subthema 3: Kinderopvang, onderwijs en opvoeding Waar staan we nu?

    Kinderopvang

    Jaarlijks worden er 200 jonge Zwijndrechtenaren geboren. De meeste van hen gaan naar een kinderdag-verblijf of onthaalouder in onze gemeente. Aansluitend gaan ze naar school en maken gebruik van het naschoolse kinderopvangaanbod en de Zowiezo-activiteiten (zie vrije tijd).

    Tussen 0 en 3 jaar

    Op dit moment is er voldoende opvangcapaciteit voor kinderen tussen 0 en 3 jaar in onze gemeente. Maar als één kinderdagverblijf zijn deuren sluit, kan dit vrij snel een probleem worden. De gemeente stelt een website ter beschikking met de basisinformatie van elk opvanginitiatief. Ook vrije plaatsen kunnen hierop toegevoegd worden. Zo heeft een ouder een beter zicht waar hij terecht kan.

    Er zijn zes kinderdagverblijven, georganiseerd door drie privé-initiatieven (Ons Peuterhuisje, Babyplanet en De Woezeltjes). Zij beantwoorden aan de kwaliteitseisen van Kind en Gezin. Vijf van de zes locaties facture-ren inkomensgerelateerd (dagtarief op basis