Upload
others
View
1
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg
Vlaamse Gezondheidsinspectie - domein Gezondheid en Milieu
&
AMINALCel MER
MilieuEffectRapport
Discipline ‘Mens-Gezondheid’
Praktisch
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
Administratie Gezondheidszorg
2
Inhoud
Inhoud ...................................................................................................................................2
I Inleiding..............................................................................................................................4
II Omschrijving discipline ‘Mens-Gezondheid’...................................................................8
II.1 Omschrijving van de discipline ....................................................................................8
II.2 Reikwijdte van de discipline 'Mens-Gezondheid' .........................................................9
II.3 Gezondheidsrisicoanalyse ..........................................................................................11
II.4 Invulling van het luik ‘Mens-Gezondheid’ door de Vlaamse overheid .......................14
III Gebruikswijzer ...............................................................................................................16
III.1 Algemene opbouw praktisch gedeelte .......................................................................16
III.2 Toetsingskader.........................................................................................................17III.2.A Normen en Advieswaarden......................................................................................................................17
III.2.B Parameters ...................................................................................................................................................19
III.2.C Aard van het effect .....................................................................................................................................20
IV Praktische richtlijnen ....................................................................................................22
IV.1 Identificatie van de relevante wijzigingen in het milieu.............................................22IV.1.A Scheikundige agentia ................................................................................................................................23
IV.1.B Fysische agentia .........................................................................................................................................26
IV.1.C Biologische agentia ...................................................................................................................................28
IV.2 Beschrijving van het studiegebied en de risicopopulatie ............................................28IV.2.A Te onderzoeken geografische zones.......................................................................................................29
IV.2.B Fysisch-geografische beschrijving van het studiegebied....................................................................29
IV.2.C Beschrijving van het ruimtegebruik in de omgeving...........................................................................29
IV.2.D Beschrijving van de historiek van het ruimtegebruik ..........................................................................30
IV.2.E Opgave van de blootgestelde groepen....................................................................................................30
IV.2.F Beschrijving van de blootgestelde groepen...........................................................................................31
IV.3 Bepaling van blootstelling en lichaamsbelasting........................................................31IV.3.A Te onderzoeken blootstellingen ..............................................................................................................32
IV.3.B Indeling van de blootstellings-/belastingsbeschrijving........................................................................33
IV.3.C Te onderzoeken blootstellingsperioden .................................................................................................34
3
IV.3.D Te onderzoeken blootgestelde groepen .................................................................................................34
IV.3.E Methodiekbepaling.....................................................................................................................................35
IV.3.F Karakteristieken van de belasting en de opname ..................................................................................35
IV.3.G Evaluatie risicoperceptie burgers ............................................................................................................36
IV.3.H Synthesetabel..............................................................................................................................................37
IV.4 Identificatie van de relevante gezondheidseffecten in de risicopopulatie ...................38
IV.5 Bespreking van de te verwachten gevolgen; ..............................................................41
determinatie en implementatie van milderende maatregelen. ...........................................41IV.5.A Populatie-effect weging............................................................................................................................42
IV.5.B Milderende maatregelen............................................................................................................................44
IV.5.C Opvolging, monitoring en surveillance..................................................................................................44
Definities .............................................................................................................................45
Referenties...........................................................................................................................48
Auteurs ................................................................................................................................49
Bijlage I ...............................................................................................................................50
Bijlage II..............................................................................................................................52
4
I Inleiding
Op initiatief van het domein ‘Gezondheid en Milieu’ van de Afdeling Preventieve en
Sociale Gezondheidszorg (APSG) werd een verkenning uitgevoerd die tot doel had de
wensen van APSG inzake de inhoud van de discipline ‘Mens-Gezondheid’ van het
milieueffectrapport (MER) te verwoorden. Dit rapport bundelt de besluiten. Het dient
opgevat te worden als een werkinstrument ter opstelling, advisering en beoordeling van de
discipline ‘Mens-Gezondheid’ in het MER.
De APSG valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse minister bevoegd voor de
gezondheidszorg, Mieke Vogels. De gezondheidsinspectie binnen deze afdeling kent twee
belangrijke werkdomeinen: ‘Infectieziekten’ en ‘Gezondheid en Milieu’. Beide domeinen
vindt men terug op provinciaal niveau en worden centraal gecoördineerd vanuit Brussel.
De taak van het domein 'Gezondheid en Milieu' is op te treden bij verstoringen van het
leef- en woonmilieu die de gezondheid van de mens in gevaar kunnen brengen, o.a. in het
kader van de Vlaamse milieureglementering.
De Cel MER van de afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid (Administratie Milieu-,
Natuur-, Land-, en Waterbeheer: AMINAL) van het departement Leefmilieu en
Infrastructuur (LIN) begeleidt de milieueffectenrapportage; elke rapportage leidt finaal tot
een conform verklaard MER. De overige administraties worden ook betrokken bij de
opvolging van de MER’s. Een medisch milieukundige, de domeinverantwoordelijke van
het domein milieu en gezondheid, stelt op uitnodiging van de cel MER in samenspraak met
zijn collega’s adviezen op. De gezondheidsinspectie adviseert zowel de startnota als de
ontwerp-MER. (fig. 1) Als lid van de provinciale milieuvergunningscommissie (PMVC)
beoordeelt zij vervolgens ook de effecten op de mens en het milieu van de activiteit
waarvoor de eigenlijke milieuvergunningsprocedure werd ingezet.
5
Het rapport verwoordt, binnen de discipline ‘Mens-Gezondheid’, de visie en de
beleidslijnen van de gezondheidsinspectie inzake de inhoud van een MER. Deze vormen
een invulling van de groeiende belangstelling voor de relatie gezondheid-milieu waarvan
ook het strategisch Mira-plan (Mira-S) en het federale plan voor duurzame ontwikkeling
getuigen. APSG wenst via dit rapport eenduidigheid te creëren in de inhoud van een MER
discipline ‘Mens-Gezondheid’. Dit zowel voor externen (de initiatiefnemers van de m.e.r.-
plichtige bedrijven, de studiebureaus, de milieudeskundigen, de geïnteresseerde burger) als
voor internen (de bevoegde adviserende en inspecterende instanties). In die optiek is het
tevens zeer belangrijk de publieke participatie in het m.e.r. te verhogen. De lokale
bevolking moet op basis van het voorliggende MER in staat zijn de voor- en nadelen van
het project eigenhandig in te schatten en te spiegelen aan zijn verwachtingen,
bezorgdheden en ideën. (Bijlage II van dit document omschrijft de inhoud van de niet-
technische samenvatting in een addendum van het MER, discipline ‘Mens-Gezondheid’.)
Vanuit de overheid wordt er op deze manier op een duidelijke en gestructureerde manier
klantvriendelijk werk afgeleverd. Dit rapport geeft praktische, concrete richtlijnen en
aanbevelingen voor het opstellen van een kwalitatief goed MER voor de discipline ‘Mens-
Gezondheid’. In die zin wordt in voorliggend rapport voortgebouwd op het
Richtlijnenboek Milieueffectrapportage.
APSG voorziet voor de implementatie van dit document naar de praktijk het volgende
tijdsschema :
q voorstelling rapport ‘MilieuEffectRapportering Discipline ‘Mens-Gezondheid’:
Praktisch,’ op de Medische Milieudag d.d. 19 april 2001;
q evaluatie van het rapport door de externe deskundigen: dr. Maurits De Ridder
(UG), dr. Koen De Schrijver (APSG/UA), prof. dr. Luc Hens (VUB), prof. dr.
Benoit Nemery (KUL);
q verzamelen en verwerken van kritieken en suggesties ten laatste tegen 1 juli 2001;
q ter validering bezorgen (aan alle erkende deskundigen discipline ‘Mens en
Gezondheid’) + praktijkimplementatie van het definitieve rapport d.d. 1 december
2001. Gedurende de werkingsperiode zullen verdere kritieken en suggesties op het
rapport en zijn werking verzameld worden;
q herziening en aanpassing van het rapport d.d. 1 december 2002;
q implementatie van een gerevalueerde versie d.d. 1 januari 2003.
6
Zoals uit het bovenstaande tijdsschema blijkt is het de bedoeling een praktisch toepasbaar
en dynamisch rapport te creëren. Dynamisch in die zin dat er periodiek ruimte bestaat voor
aanpassingen ingegeven door de praktijkervaring en eventuele nieuwe
milieuwetenschappelijke inzichten.
Figuur 1. Stroomdiagram MER-proces
7
30 dagen
termijn onbepaald
termijn onbepaald
15 (30) dagen
initiatief tot m.e.r.-plichtig project
college van deskundigen
mededeling cd niet volledig
voorstudie,
milieueffectnota
of haalbaarheidsMER
kennisgeving :
- summiere omschrijving project
- ruimtelijke situering
- lijst deskundigen
- eventuele startnota
administratie onderzoekt of college van deskundigen (cd) volledig is
mededeling cd volledig
startnota wordt opgesteld
en voorgesteld aan administratie
startnota en verslag van
startvergadering zijn richtlijnen
voor het opstellen van het MER
cd stelt MER op
ontwerp MER wordt ingediend bij administratie
en besproken op vergadering
definitief MER wordt ingediend bij administratie
in drie exemplaren
administratie onderzoekt volledigheid MER
- MER volgens procedure
- informatie volledig
- conform richtlijnen
MER niet volledig MER volledig : conformiteitsattest
procedure vergunningsverlening
8
II Omschrijving discipline ‘Mens-Gezondheid’
II.1 Omschrijving van de disciplineDe discipline 'Mens-Gezondheid' is de discipline die in het kader van de
milieueffectrapportage instaat voor de studie van de effecten op de volksgezondheid
evenals op de kwaliteitsverandering van de leefomgeving, voor zover deze
kwaliteitsverandering betrekking heeft op de volksgezondheid.
De inhoudsbepaling van de discipline 'Mens-Gezondheid' vertrekt van een ruime
omschrijving :
q somatische gezondheid
q (sociaal)-psychologische aspecten (met inbegrip van de psychosomatiek)
q sociaal-organisatorische aspecten
q sociaal-economische aspecten ~ status
q de milieubeleving
Deze indeling weerspiegelt twee benaderingswijzen. Enerzijds worden de effecten op de
mens als individueel wezen bestudeerd (gezondheid en psychologische aspecten).
Anderzijds beschouwt men de mens en de samenleving als een interactioneel geheel met
sociale, economische en ruimtelijk organisatorische aspecten, de mens als groep binnen
zijn leefmilieu.
De mens leeft in zijn leefruimte, een 'huis' binnen de samenleving. De dimensies van de
leefruimtes van de verschillende groepen van de samenleving zijn verschillend. Daarom is
het noodzakelijk, zeker in de m.e.r., een goed begrip te hebben van de grenzen van die
leefruimte. Ieder effect op de leefruimte beïnvloedt de samenleving, de samenleving blijft
immers afhankelijk van de draagkracht van haar leefruimte. In het MER worden de
interacties nagegaan van verschillende projectparameters die een relevant effect uitoefenen
op de leefruimte en dus ook op de samenleving in casu de mens. Onder de koepel
9
volksgezondheid worden de verschillende effecten ingedeeld als hoger beschreven in de
inhoudsbepaling van de discipline ‘Mens-Gezondheid’.
De discipline 'Mens-Gezondheid' kan men als volgt omschrijven:
Het deel van de milieueffectrapportage dat zich bezighoudt met het verzamelen, verwerken
en interpreteren van informatie over wijzigingen in de leefomgeving ten einde de gevolgen,
op korte en lange termijn, voor de volksgezondheid in te schatten.
De wijzigingen in de leefomgeving die hier bestudeerd worden omvatten fysische,
scheikundige en biologische agentia: de uitstoot van schadelijke stoffen, geluidsproductie,
ziekteverwekkende organismen en straling. Er wordt eveneens aandacht besteed aan
raadgevingen en maatregelen om schadelijke effecten te vermijden, te milderen of te
saneren. Het is niet alleen de bedoeling de effecten te bespreken maar ook
bevolkingsgroepen die een verhoogd risico lopen te identificeren. Een degelijk uitgewerkte
risicocommunicatie behoort tot de instrumenten om dit proces vlot te laten verlopen.
II.2 Reikwijdte van de discipline 'Mens-Gezondheid'Levende organismen staan in permanente wisselwerking met de omgeving waarin zij zich
bevinden. Het is duidelijk dat het welzijn van deze organismen in belangrijke mate bepaald
zal worden door de kwaliteit van hun leefomgeving. Ook de menselijke gezondheid is
onverbrekelijk verbonden met de leefomgeving. Bij de beoordeling van m.e.r.-plichtige
activiteiten is het dus noodzakelijk een grondige kennis te verwerven over de kwaliteit van
deze omgeving. Dit is ook belangrijk voor de studie van de gezondheidseffecten die in
grote mate afhankelijk is van gegevens die afkomstig zijn uit andere disciplines. Dit houdt
in dat er een fasering plaatsvindt. De gezondheidseffecten kunnen pas efficiënt bestudeerd
worden wanneer de verschillende facetten van het menselijke leefmilieu zijn beschreven.
In het bijzonder ontleent de discipline 'Mens-Gezondheid' nodige en voldoende gegevens
aan de disciplines 'water', 'bodem', 'lucht', 'geluid en trillingen', ‘licht,warmte en straling' en
'fauna en flora' voor zover ze relevant zijn voor het bepalen van de blootstelling en het
inschatten van de gezondheidsrisico's. Conclusies uit de discipline 'Mens-Gezondheid'
kunnen op hun beurt een bron van inzicht betekenen voor de andere disciplines. Er moet
als het ware een interactief netwerk ontstaan tussen de verschillende disciplines onderling.
10
De wetenschap die zich bezighoudt met de studie van schadelijke effecten van stoffen op
een organisme wordt de toxicologie genoemd, afgeleid van het Griekse woord voor gif
'toxicon'. Het probeert een verband te zoeken tussen de dosis waaraan men wordt
onderworpen en het effect (of de effecten) dat eruit voortkomt. Tevens wordt getracht de
werkingsmechanismen van de toxiciteit te achterhalen. Het is een multidisciplinair
vakgebied gebaseerd op kennis uit de fysiologie en de pathologie. Daarbij gaat men te rade
in o.a. de biochemie, de moleculaire biologie en de genetica.
De milieutoxicologie houdt zich in het bijzonder bezig met de studie van de effecten van
stoffen op de leefomgeving. Zij probeert ondermeer een schatting te maken van de
gezondheidsrisico's die verbonden zijn aan de aanwezigheid van stoffen in lucht, bodem,
water en voeding.
In de discipline ‘Mens-Gezondheid’ is de weging van de gezondheidseffecten gebaseerd
op toxicologisch en epidemiologisch onderzoek. Een eerste stap omvat de bepaling van de
dosis waaraan de inwoners van het studiegebied worden blootgesteld. De grootte van de
blootstelling wordt mede bepaald door de blootstellingswegen, het menselijk gedrag
(beroepsactiviteit, vrijetijdsbesteding, levensstijl), de leeftijd. De opgenomen dosis wordt
vergeleken met de geldende richtwaarden. Vervolgens wordt bepaald welke
gezondheidseffecten door deze dosis veroorzaakt worden. De dosis-effectrelatie is het
resultaat van toxicologisch en epidemiologisch onderzoek op zowel mensen als
proefdieren. De manier waarop men, vertrekkende van blootstelling over belasting, de
gezondheidsrisico's inschat staat in de literatuur bekend als gezondheidsrisicoanalyse.
Milieutoxicologisch en epidemiologisch onderzoek vullen elkaar aan. Het toxicologisch
onderzoek tracht aan de hand van de blootgestelde dosis de effecten te voorspellen. Er
wordt daarbij rekening gehouden met de verspreiding doorheen de verschillende
milieucompartimenten. Epidemiologie bestudeert een populatie en beschrijft welke
effecten voorkomen. Dit gecombineerd onderzoek maakt het mogelijk enkel de relevante
volksgezondheidseffecten in beschouwing te nemen. Aan de hand van deze gegevens kan
het volksgezondheidsrisico in het studiegebied ingeschat worden. Het is verder nodig in
het studiegebied risicogroepen aan te duiden waaraan een verhoogde aandacht dient
besteed te worden. Eens de te verwachten volksgezondheidseffecten zijn omschreven kan
11
men een evaluatie maken. Er kunnen milderende maatregelen voorgesteld worden. Vanuit
praktisch oogpunt vormen zij zelfs de kern van het MER. Het zijn elementen die zouden
moeten doorwerken in de vergunningen.
Milderende maatregelen kunnen in verschillende fasen van de m.e.r. ingebracht worden:
q de initiatiefnemer bouwt ze in zijn voorstel in.
q de experten geven ze aan in het MER.
q ze vloeien voort uit het openbaar onderzoek.
Vele van de gezondheidseffecten zijn indirect en cumulatief. Sommige effecten zullen
slechts op langere termijn merkbaar zijn. Bovendien zijn deze effecten moeilijk toe te
wijzen aan een welbepaalde, aanwijsbare milieuoorzaak wegens hun multifactorieel
karakter. Het MER als dynamisch en levend document laat een permanente evaluatie toe
van de mogelijke gezondheidseffecten als gevolg van het bestudeerde project. Het m.e.r.-
proces mag niet eindigen bij de conformiteitverklaring van een eerste document.
Regelmatige opvolging en revisie is noodzakelijk.
II.3 GezondheidsrisicoanalyseDe term gezondheid is een veelomvattend begrip.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) omschrijft milieu-gezondheid als volgt:
"Environmental health comprises those aspects of human health, including quality of life,
that are determined by physical, chemical, biological, social and psychosocial factors in
the environment. It also refers to the theory and practice of assessing, correcting and
preventing those factors in the environment that can potentially affect adversely the health
of present and future generations."
(WH0-1993)
12
Deze definitie is terecht zeer ruim maar laat geen operationele domeinomschrijving toe. De
huidige invulling van de discipline 'Mens-Gezondheid' (toxicologie) beschouwt, in het
kader van de milieueffectrapportage, de psychologische aspecten enkel indien er
lichamelijke effecten te verwachten zijn. In een milieueffectrapport moet ook rekening
gehouden worden met het geestelijk en sociaal welzijn. Dit is met name belangrijk voor die
activiteiten waar sprake is van hinder (geur, lawaai, ... ) of van gepercipiëerde risico’s.
De wijzigingen in de leefomgeving kunnen onder verschillende vormen optreden. In de
eerste plaats is er de aanwezigheid van verontreinigende stoffen. Verder kunnen er ook
fysische agentia, zoals geluid, trillingen en straling, een invloed hebben op de gezondheid.
Sommige ziekteverwekkende organismen zijn in staat toxische bestanddelen uit te
scheiden en op die manier intoxicaties te veroorzaken die beschreven kunnen worden.
Inzake biologische agentia moet men verder rekening houden met specifieke
gezondheidseffecten onder de vorm van infecties zoals een infectie met vrij levende
amoeben ter hoogte van warmwaterlozingen.
De aard en ernst van het effect zijn in de eerste plaats afhankelijk van de mate waarin de
leefomgeving is gewijzigd en in welke mate het organisme hieraan is blootgesteld. Een
tweede bepalende factor is de mate waarin het organisme deze wijzigingen verwerkt.
Gezondheidsrisicoanalyse kan omschreven worden als de studie van de risico's van de
impact van fysische, scheikundige en biologische agentia in de leefomgeving op de
gezondheid. Het doel is deze risico's in een MER te detecteren, te omschrijven en te
kwantificeren. Zodoende kan geanticipeerd worden op de effecten en is men in staat
gezondheidsschade te vermijden of op zijn minst tot een aanvaardbaar minimum te
beperken. De gezondheidsrisicoanalyse gebeurt dan ook in twee stappen. Enerzijds is er de
bepaling van de blootstelling en de opgenomen dosis. Anderzijds is er de schatting van het
risico dat deze dosis vertegenwoordigt door gebruik te maken van de dosis-effectrelatie of
de dosis-responsrelatie.
Vele gezondheidseffecten zijn het resultaat van blootstelling aan een combinatie van
factoren. Sommige factoren zijn additief, andere synergetisch of antagonistisch. Veel
effecten komen pas na een zekere latentieperiode tot uiting. Beide elementen moeten
voldoende aandacht krijgen in een MER.
13
De beschrijving van de gezondheidseffecten berust op een multidisciplinaire
samenwerking. Om de blootstellingsgraad te kunnen bepalen is het in eerste instantie
noodzakelijk een duidelijke karakterisering van de leefomgeving op te stellen. Zowel
eigenschappen van de omgeving, van de agentia als van de populatie zullen de
blootstelling bepalen. Vanaf de introductie van deze agentia zal een bepaalde weg afgelegd
worden die uiteindelijk bepalend is voor de mate waarin het organisme, in casu de mens,
wordt blootgesteld aan oorspronkelijke agens of aan een afgeleide daarvan. De dosis is niet
gelijk aan de blootstelling. Een groot deel van de agentia waaraan het organisme is
blootgesteld, zal geen identificeerbaar gezondheidseffect kunnen uitoefenen.
Enerzijds leveren de meer technische disciplines de nodige gegevens aan de discipline
'Mens-Gezondheid'. Deze integreert de informatie en trekt er de besluiten uit die relevant
zijn voor de gezondheidseffecten. De discipline 'Mens-Gezondheid' kan pas echt beginnen
werken nadat de gegevens uit de relevante andere disciplines beschikbaar zijn. Anderzijds
geeft deze discipline mee richting aan de inhoud van de meer technische disciplines.
Fundamenteel omvat de gezondheidsrisicoanalyse vijf stappen:
I. identificatie van de relevante wijzigingen in het milieu;
II. beschrijving van het studiegebied (fysisch, geografisch, historisch, ...) en
van de populatie;
III. identificatie en kwantificatie van blootstelling en belasting;
IV. identificatie van de relevante gezondheidseffecten in de bestudeerde
populatie;
V. bespreking van de te verwachten gevolgen voor de gezondheid van de
populatie in kwestie plus voorstelling van milderende maatregelen.
De praktische aanpak verschilt sterk van project tot project. Het project wordt in
verschillende stadia opgesplitst. In bovenvermelde vijf fundamentele stappen dient men tot
een beoordeling van de risico’s te komen. Allereerst wordt een beschrijving gegeven van
alle relevante wijzigingen in één of meerdere milieucompartimenten die zich ten gevolge
van de uitwerking van het beschouwde project zullen voordoen. Dit levert een basis om het
studiegebied en de populatie te omschrijven die mogelijk hinder of schade van deze
activiteit kunnen ondervinden. Om de effecten op de mens als individu te kunnen
14
beschrijven moet eerst de blootstelling aan de verspreide polluenten gekend zijn. In laatste
instantie wordt de risicoanalyse vervolledigd door de gevolgen van de effecten te
bespreken op de gedefinieerde risicopopulatie. Ten slotte worden milderende maatregelen
voorgesteld en eventuele leemten in de kennis aangegeven; deze kunnen betrekking
hebben op de kennis van de activiteit, van de inventarisgegevens of van de methode.
II.4 Invulling van het luik ‘Mens-Gezondheid’ door de Vlaamse
overheidHet richtlijnenboek voor het opstellen en beoordelen van milieueffectrapporten van de Cel
MER (Deel 3: Algemene methodologie Discipline mens-gezondheid ) geeft mooi weer wat
de Vlaamse overheid in een MER verwacht. De punten II.1, II.2 en II.3 in dit voorliggend
werk geven de algemene denkpistes aan. Theoretisch en als achtergronddocument is deze
tekst zeer betekenisvol; dit gedachtegoed in praktijk brengen blijkt een hele opgave maar
ziet de Vlaamse overheid als een noodzaak.
De Vlaamse overheid wenst immers dat voor de discipline ‘Mens-Gezondheid’ een
duidelijkere, striktere en meer wetenschappelijke weg bewandeld wordt dan tot hiertoe het
geval was. Dit zal zich in praktijk moeten vertalen naar een professionelere - meer ‘to the
point’ - behandeling van de verschillende onderwerpen onder de discipline ‘Mens-
Gezondheid’ uit de m.e.r. De verantwoordelijkheid wordt gelegd bij de m.e.r.-plichtigen en
de studiebureaus. De cel MER en de Vlaamse gezondheidsinspectie wensen hiertoe bij te
dragen door praktische en concrete richtlijnen ter beschikking te stellen. Het resultaat moet
niet alleen voelbaar worden in de m.e.r.-startvergaderingen en de opvolgvergaderingen
maar ook in de advisering van milieuvergunningsaanvragen. Dit zal uiteindelijk moeten
bijdragen tot een kwalitatief betere onderbouwing en verantwoording van het bestaansrecht
van m.e.r.-plichtige inrichting ten aanzien van de Vlaamse bevolking.
Bij de adviserings- en inspectieopdrachten wil de Vlaamse overheid enkele lange
termijnvisies realiseren. Deze kunnen ons inziens verwezenlijkt worden door op korte
termijn de verder in dit rapport uitgeschreven m.e.r.-onderwerpen in toekomstige
milieuvergunningsaanvragen strikt toe te passen.
15
De lange termijn visies van de Vlaamse overheid inzake gezondheid en milieu en de m.e.r.:
q in een MER verwacht de Vlaamse overheid, voor de toxische en carcinogene
stoffen aanwezig in het bedrijf, een overzicht van de imissieconcentraties. Dit
zowel op de grenzen van het bedrijfsterrein als in de omliggende woonkernen.
Eventueel kan dit initieel gebeuren op basis van berekeningen met gevalideerde
modellen indien meetgegevens ontbreken doch de modelberekeningen dienen
later, wanneer de activiteit plaatsvindt, gevalideerd te worden;
q een MER neemt, voor wat betreft de discipline ‘Mens-Gezondheid’, het bedrijf
in zijn geheel in beschouwing. Dit volgens het gedachtengoed van de in
Vlarem II gestipuleerde definitie van milieutechnische eenheden;
q een MER moet een volledig uitgewerkte weergave bieden van de ingreep-
effecten relaties: opgeslagen stoffen – mens, toegepaste procédés – mens,
emissies-mens, … ;
q er dient zowel een kwantitatieve als kwalitatieve inschatting van de risico’s te
gebeuren, rekening houdende met de bestaande toestand en met het geplande
project in zijn omgeving;
q de discipline ‘mens-gezondheid’ geeft een concreet beeld van de gevolgen van
de beschreven activiteit op de mens. Dit uitsluitend volgens de verschillende
bepalende parameters in de keten milieu-mens-gezondheid, zonder rekening te
houden met eventuele economische, sociale of andere factoren. Deze factoren
worden apart meegenomen in een aanvullend gedeelte;
q een uitgewerkt voorstel tot risicocommunicatie maakt steeds deel uit van het
MER.
16
III Gebruikswijzer
In het MER dient, voor de discipline ‘Mens-Gezondheid’, steeds van de algemene
beleidslijnen en visies van de Vlaamse overheid (beschreven onder deel II) te worden
uitgegaan.
III.1 Algemene opbouw praktisch gedeelteHet deel Praktische richtlijnen omvat vijf onderdelen, overeenkomstig de vijf
fundamentele stappen van de gezondheidsrisicoanalyse. Elk onderdeel wordt
onderverdeeld in twee delen:
q een omschrijvend gedeelte: waarin de Vlaamse overheid haar verwachtingen
bekend maakt betreffende de in het MER voor dit onderdeel te verwerven
inzichten met betrekking tot de relatie ‘milieu-gezondheid’;
q een praktisch gedeelte: een concretisering van het richtlijnenboek, waarin de
Vlaamse overheid een aantal praktische eisen stelt qua invulling van het MER.
Het praktisch gedeelte behandelt op een zeer concrete wijze de minimaal te
onderzoeken onderwerpen. Indien de exploitant gevraagde elementen niet
expliciet in het MER kan behandelen moet hij steeds motiveren waarom die
bepaalde onderzoeksonderdelen niet relevant zijn.
Een onderwerp moet niet noodzakelijk volledig uitgewerkt worden indien dit reeds
gebeurd is in een andere discipline van het MER. In dit geval wordt, met inbegrip van een
korte conclusie in de discipline ‘Mens-Gezondheid’, op eenduidige wijze verwezen naar
het desbetreffende onderdeel van het MER met behulp van een paginaverwijzing.
De overheid beseft dat het niet altijd mogelijk is om wetenschappelijk correcte gegevens te
verzamelen over immissies, emissies, afstanden, demografie, geologie, toxicologie,
epidemiologie. De wetenschap zelf vertoont nog leemten in haar kennis. Toch wensen we
17
de lat vrij hoog te leggen. De inspanningen en resultaten van het opgestelde MER zullen
door de medisch milieukundigen van de gezondheidsinspectie beoordeeld worden tijdens
het m.e.r.-proces. Indien correcte wetenschappelijke informatie niet beschikbaar is dient
overgegaan te worden tot gevalideerde modelberekeningen. Daarbij worden steeds de
referenties van het model op zich als de gebruikte vooronderstellingen vermeld.
Van de m.e.r.-plichtige exploitanten wordt verwacht het praktisch gedeelte van dit rapport
volgens de visies van de Vlaamse overheid en de regels der goede praktijk in het MER uit
te werken.
III.2 ToetsingskaderConcentraties worden in het MER steeds vermeld in µg/m³, g/l en ppm (~ ppb).
Vuilvrachten op basis van meer dan een uur worden steeds omgezet (of geschat) naar
effectieve emissie/immissie concentraties.
III.2.A NORMEN EN ADVIESWAARDEN
Gemeten of berekende immissie- of belastingswaarden aan fysische, chemische en
biologische agentia moeten steeds getoetst worden aan zowel een wettelijke norm als aan
een wetenschappelijke advieswaarde, met vermelding van bron, jaartal en doelgroep van
de normering.
Voor vele agentia zijn doelspecifieke wettelijke normen of wetenschappelijke
advieswaarden echter nog niet voorhanden: zo zijn de arbeidsblootstellingsadvieswaarden
zijn niet van toepassing op de bedrijfsexterne bevolking. Wanneer zij nageleefd worden,
beschermen deze waarden bijna alle werknemers, doch niet de potentieel meer gevoelig en
langer blootgestelde algemene bevolking. Bij gebrek aan specifieke milieunormen -en
advieswaarden wordt, voor een uniforme benadering van het gestelde probleem en om alle
mogelijkheden tot vergelijking open te houden toch een beroep gedaan op
arbeidsblootstellingsadvieswaarden, met name op de Threshold Limit Values (TLV) van
ACGIH. De hierbij gebruikte omreken -of veiligheidsfactoren zijn vanuit wetenschappelijk
oogpunt bediscussieerbaar – zoals alle veiligheidsfactoren – maar laten een in de praktijk
18
aanvaardbare en uniforme aanpak toe. Naarmate er meer wetenschappelijk gefundeerde
agens -en doelspecifieke milieuadvieswaarden het levenslicht zien zal de nood om gebruik
te maken van arbeidsvlaatstellingswaarden ook afnemen.
We kunnen twee grote groepen onderscheiden:
q Wettelijke immissie- of belastingsnormen in dalende rangorde van voorkeur:
§ Vlaanderen
§ Europa
§ België
§ Nederland/Duitsland
§ VSA
§ Andere
q Wetenschappelijke advieswaarden voor externe milieublootstelling in dalende
rangorde van voorkeur:
§ WHO – advieswaarden voor blootstelling of inname (TDI)
§ TLV-waarden:
è Voor de algemene bevolking:
• 1/10e van deTLV voor niet carcinogenen
• 1/x van de TLV voor carcinogenen met x die waarde die het
risico terugbrengt tot het niveau 10-6 bij een levenslange
blootstelling. Indien er onvoldoende wetenschappelijke
gegevens zijn om x te bepalen stelt men x gelijk aan 1000.
è voor gedefinieerde risicogroepen:
• 1/200e van de TLV voor niet carcinogenen
• 1/5000e van de TLV voor carcinogenen
§ Advieswaarden uit de peergereviewde internationale wetenschappelijke
literatuur
19
q Wetenschappelijke advieswaarden voor interne milieublootstelling in dalende
rangorde van voorkeur:
§ WHO–belastingswaarden (body burden, biomerkerconcentratie, …)
§ Advieswaarden uit de peergereviewde internationale wetenschappelijke
literatuur
Bij de bepaling van de geluidshinder worden beoordelingsniveau’s (meetwaarden
aangepast aan de aard van het geluid) en grenswaarden met elkaar vergeleken.
Voor de bepaling van het risicoprofiel van een mogelijk verschillende risicoperceptie
tussen burgers (ervaringsdeskundigen) en experten (themadeskundigen) met betrekking tot
de bestudeerde activiteit, wordt een toetsingskader gebruikt dat gebaseerd is op de door
Bennett (Bennett P, Calman K 1999) naar voor geschoven fright factors, zie verder tabel 4
p36.
III.2.B PARAMETERS
Tabel 1: toetsingsparameters voor de effecten op te nemen in het MER
D/R-curves dosis-respons curves
NOEL no-observed effect level, geen aantoonbaar effect
NOAEL no-observed adverse effect level, drempelwaarde voor geen
gevonden schadelijk effect
LOAEL lowest observed adverse effect level, laagste drempelwaarde
TDI totale dagelijkse inname
LD50 lethale dosis 50, de dosis waarbij de helft van de proefdieren
overlijdt binnen 48 uur na een eenmalige toediening
mutageniteit veranderingen in het genetisch materiaal (DNA)
carcinogeniteit kankerverwekkend vermogen: het aanvaard extra risico van 1 op
106 . Het normale risico op kanker gedurende het leven is 25.104
op 106.
Indeling op basis van het International Agency for Research on
Cancer (IARC) en het Environmental Protection Agency (EPA)
fertiliteit vruchtbaarheid
20
teratogeniteit verstoring van de foetale ontwikkeling
irritatie prikkeling
asfyxie verstikking
sensibilisatie (over)gevoelig maken van het lichaam voor een bepaalde stof
acute toxiciteit giftigheid na eenmalige blootstelling
chronische toxiciteit giftigheid na langdurige of herhaalde blootstelling
Ook de beoordeling van de effecten dient te gebeuren onder een toetsingskader. De
gebruikte criteria worden ontleend uit de literatuur van de epidemiologie, de toxicologie en
de volksgezondheid. Vanuit deze disciplines vergelijkt het MER op een wetenschappelijk
relevante wijze de impact, in al zijn vormen, van de beschreven effecten via kwantificeren
en toetsen.
Concreet worden in het MER de parameters vermeld in tabel 1, indien relevant
(beargumenteerd) opgenomen.
III.2.C AARD VAN HET EFFECT
De volgende toetsingscriteria geven een weging van de aard en de ernst van het
gedetermineerde effect en zijn impact op de gezondheid van de mens en zijn
gezondheidsbeleving.
q acuut / chronisch: Bij het inschatten van effecten is het belangrijk te weten
wanneer deze kunnen optreden; snel na een blootstelling (uren of dagen) of
slechts na enkele weken of maanden ? Acute effecten zijn meestal het gevolg van
blootstelling aan een relatief hoge dosis.
q lokaal / systemisch: Blijft het effect beperkt tot een plaatselijke werking of is de
werking eerder verspreid over verschillende orgaansystemen, of beiden ? Lokale
effecten komen meestal alleen voor bij blootstelling aan hoge concentraties of aan
erg reactieve stoffen.
q niet stochastisch / stochastisch: Bestaat er voor het al dan niet optreden van
schade een drempeldosis of niet?
21
q ernst: Wat is de ernst van de blootstellingseffecten? Zowel een kwantitatieve als
kwalitatieve uitwerking van dit gedeelte zal aanleiding geven tot een meer
globaliserende toetsing van de blootstellingseffecten. De omkeerbaarheid van een
effect, door herstelmechanismen van het organisme, is van belang. Mutagene,
carcinogene, teratogene effecten en schade aan het centraal zenuwstelsel worden
beschouwd als onomkeerbaar.
§ sterfte
§ irreversibele gezondheidsschade (ernstig lichamelijk letsel, herstel slechts
binnen enkele weken tot maanden en enige dagen tot weken
ziekenhuisopname, de gezondheid van de blootgestelden komt ernstig in
gevaar)
§ reversibele gezondheidsschade (lichamelijk letsel, herstel binnen de 24 uur
zonder enige blijvende effecten, de gezondheid van de blootgestelden loopt
gevaar)
§ ernstige irritatie (ondraaglijk, maar houdt onmiddellijk op na einde
expositie, de gezondheid van de blootgestelden loopt licht gevaar)
§ lichte irritatie (er blijkt blootstelling aan schadelijke stoffen maar zonder
echt relevante effecten voor de gezondheid, de gezondheid van de
blootgestelden loopt geen merkbaar gevaar)
§ geen effecten (geen aantoonbare effecten na blootstelling aan schadelijke
stoffen, de gezondheid van de blootgestelden loopt geen gevaar)
22
IV Praktische richtlijnen
IV.1 Identificatie van de relevante wijzigingen in het milieu
In dit gedeelte wordt een overzicht gegeven van de relevante wijzigingen. Met de gegevens
uit de andere disciplines kan worden nagegaan via welke weg agentia zich door de
omgeving bewegen (lucht, bodem, water) en in welke hoeveelheid ze in de verschillende
milieucompartimenten voorkomen. Dit is belangrijk om verspreiding en omvang van de
verontreiniging te bepalen.
Voor de beoordeling van de gezondheidseffecten zullen niet enkel de mogelijke gevolgen
van de lucht-, bodem en waterverontreinigingen worden onderzocht maar ook de effecten
die rechtstreeks hinder met zich meebrengen voor de mens (geurhinder, geluidshinder,
verkeersveiligheid, veiligheidsgevoel, …).
Gemeten of berekende immissiewaarden van fysische, chemische en biologische agentia
zullen steeds getoetst worden aan zowel een wettelijke norm als aan een wetenschappelijke
advieswaarde, met vermelding van bron, jaartal en doelgroep van de normering. Dit
toetsingskader wordt aangereikt onder punt III.2.
Alle onderstaande elementen dienen expliciet in het MER behandeld te worden of er
dient gemotiveerd te worden waarom een bepaald onderzoeksonderdeel niet relevant is.
De wijzigingen in de leefomgeving die hier bestudeerd worden omvatten zowel de
fysische, de chemische als de biologische agentia.
23
IV.1.A SCHEIKUNDIGE AGENTIA
CHEMISCHE STOFFEN
Identificatie van de chemische stoffen en hun concentraties:
In dit onderdeel wordt een opsomming gegeven van de mogelijke chemische stoffen die in
de verschillende milieucompartimenten geïntroduceerd worden door het project en hun
concentratie in deze compartimenten waarmee mensen in contact kunnen komen, zoals
bodem, binnen- en buitenlucht, recreatie- en drinkwater en voedsel.
De concentratie van elke chemische stof wordt weergegeven voor een biologisch -
klinisch relevante termijn. Deze termijn dient net zoals het percentiel waarin de
concentraties worden uitgedrukt, gemotiveerd te worden.
Tabel 2: Concentraties van de aanwezige chemische stoffen
Chemische
stoffen
Achtergrond-
concentraties
Concentraties
na de
veranderingen
Worst case Normen Advies-
waarden
24
Standaard kunnen volgende percentielwaarden en gegevensbronnen gehanteerd worden:
q achtergrondconcentraties van de bestaande situatie: 95e percentielwaarde
§ resultaten overheidsmetingen
§ literatuurgegevens over de site-omgeving
andere MER’s
(inter)nationale wetenschappelijke studies en publicaties
§ eigen metingen
q verwachte concentraties na de geplande situatie: 95e percentielwaarde
§ modelberekeningen
§ metingen in vergelijkende situaties elders
q worst case concentraties: 99e percentielwaarde
§ resultaten overheidsmetingen
§ eigen metingen
§ modelberekeningen
§ metingen in vergelijkende situaties elders
q normen en advieswaarden: immissie (zie toetsingskader, punt III.2)
Eigenschappen van de chemische stoffen:
Na de identificatie van de potentieel verontreinigende factoren is het belangrijk te weten in
welke mate deze verontreiniging aanwezig is. De immissie op de plaats van het onderzoek
is afhankelijk van de emissie, het transport, de transformatie tijdens het transport en de
eliminatie. Tussen het moment van uitstoot en de impact kunnen wijzigingen optreden in
concentratie en in aard. Deze wijzigingen zijn afhankelijk van de fysische en scheikundige
eigenschappen van de agentia en van de milieucompartimenten.
Voor elke chemische stof wordt een fiche met eigenschappen toegevoegd (zie bijlage I).
De geraadpleegde referenties moeten steeds worden bijgevoegd.
Iso-contourkaarten van de chemische stoffen:
De verspreiding in het milieu wordt bepaald door de eigenschappen van dit milieu. De
transportwijze, de windrichting en -snelheid, de neerslag, de topografie, de hydrogeologie
en de bodemsamenstelling zijn maar enkele factoren die de verspreiding en de uiteindelijke
immissie beïnvloeden.
25
Voor elke chemische stof wordt er een iso-contourkaart opgesteld waarop duidelijk wordt
aangegeven welke norm- en advieswaarden (zie toetsingskader) worden gehanteerd.
STOF
Zowel de hinder die de mensen kunnen ondervinden van opwaaiend en zwevend stof als de
neerslag van stof moeten bekeken worden. De efficiëntie waarmee deeltjes worden
opgenomen in het lichaam is afhankelijk van de deeltjesgrootte. De schade die deeltjes
veroorzaken hangt uiteraard ook af van hun samenstelling.
Volgende informatie wordt opgenomen in het MER:
q verdeling deeltjesgrootte
q samenstelling van deeltjesfractie
q profiel over dag-avond-nachtcyclus
q concentraties aan PM10 en PM2,5
q normen en advieswaarden
q klachten: zowel de historische en recente klachten in de streek rond het bedrijf als
de algemene klachten rond het project worden genoteerd
Aan de hand van een iso-contourkaart kan worden aangetoond in welke mate de omgeving
schade of hinder kan ondervinden van stof.
GEUR
Geuroverlast kan vele oorzaken hebben. In het project is de volgende informatie van
belang:
q bronnen
q frequentie/ tijdsrange van de geur ~ profiel over dag-avond-nachtcyclus
q afstand bron tot waarnemen hinderlijke geur
q normen en advieswaarden
q klachten
Tevens dient er een geur-contourkaart te worden opgesteld van de omgeving. Hierop kan
duidelijk worden aangetoond welke populatie hinder zal ondervinden. De auteurs geven
aan welk percentage van de bevolking gedurende hoeveel percentage van de tijd gehinderd
wordt. Het percentiel dat gebruikt wordt, moet gemotiveerd worden.
26
IV.1.B FYSISCHE AGENTIA
De disciplines ‘geluid en trillingen’ en ‘licht, warmte en straling’ leveren informatie over
de mogelijke hinder die de mens kan ondervinden tijdens de verschillende fasen van het
project. Aan de hand van deze gegevens kan worden nagegaan welke invloed een relevant
effect heeft op de volksgezondheid.
GELUID
Geluidsoverlast kan vele oorzaken hebben. In het project is de volgende informatie van
belang:
q bronnen
q geluidssterkte
q profiel over dag-avond-nachtcyclus
q afstand bron tot waarnemen hinderlijk geluid
q normen en advieswaarden
q klachten
Er dient van de omgeving een geluidsdruk-contourkaart opgesteld te worden met
vermelding van de gehanteerde norm- en advieswaarden.
STRALING
q bronnen
q profiel over dag-avond-nachtcyclus
q stralingstypen
q uitwendige / inwendige bestraling
q dosis
q normen en advieswaarden
27
TRILLINGEN
q bronnen
q profiel over dag-avond-nachtcyclus
q klachten
q normen en advieswaarden
LICHT
q bronnen
q profiel over dag-avond-nachtcyclus
q helderheid van de sterrenhemel op de donkerheidsschaal
q klachten
q normen en advieswaarden
VISUELE HINDER
Visuele hinder is de hinder die de omwonenden ondervinden van het proces waarbij
nieuwe elementen (zoals gebouwen, wegen) gaan disharmoniëren met de bestaande situatie
en als dusdanig negatief worden beleefd.
q hoogte en oppervlakte van de verticale structuren boven het maaiveld
q klachten
VERKEERSVEILIGHEID
Er dient nagegaan te worden welke wegen gebruikt of gekruist worden zowel door
goederenverkeer als door personenvervoer, voornamelijk werknemers en bezoekers. In
functie van het gebruik van deze wegen door vooral zwakke weggebruikers en voor
bewoning enerzijds en de intensiteit van de aan- en afvoer ten gevolge van het project
anderzijds kan men kwantitatief de verkeershinder schatten.
q gevolgde routes
q intensiteit / densiteitprofiel tegenover de tijd ~ over dag-avond-nachtcyclus
q kritische punten inzake bewoners- en schoolverkeer
q klachten
28
VEILIGEIDSASPECTEN
Om na te gaan met welke veiligheidsaspecten er rekening dient gehouden te worden in het
project, kunnen de besluiten uit het veiligheidsrapport worden overgenomen.
Als geen veiligheidsrapport werd of wordt opgesteld, moet de veiligheid van de
omwonende risicopopulaties worden geëvalueerd aan de hand van een eenvoudige
veiligheidsstudie.
IV.1.C BIOLOGISCHE AGENTIA
De transmissierisico's van bepaalde infectieziekten, via vectoren zoals vliegen, moeten
beschreven worden. Bepaalde projecten kunnen een aantrekkingskracht uitoefenen op
verschillende diersoorten zoals ratten, vliegen, kakkerlakken. De louter fysieke
aanwezigheid van deze dieren kan door de omwonenden als hinderlijk ervaren worden en
kan specifieke ziekterisico’s inhouden. Dit kan een mogelijk ernstige
gezondheidsbedreigende toestand vormen.
q aard van de organismen
q hun voorkomen in de verschillende compartimenten (vooral recreatiewater,
drinkwater en voedsel)
q concentraties
q klachten
IV.2 Beschrijving van het studiegebied en de risicopopulatie
Het doel is een concreet beeld te scheppen van de omgeving, in relatie tot de te verwachten
impact van het project op de mens en zijn gezondheid.
Alle onderstaande elementen dienen expliciet in het MER behandeld te worden of er
dient gemotiveerd te worden waarom een bepaald onderzoeksonderdeel niet relevant is.
29
IV.2.A TE ONDERZOEKEN GEOGRAFISCHE ZONES
q de afbakening van de grenzen van het studiegebied kunnen afgeleid worden uit de
overige disciplines: 'lucht', 'bodem', 'water', 'geluid en trillingen', 'licht, warmte en
stralingen'.
q in het bijzonder voor de scheikundige agentia geldt als richtlijn voor de bepaling
van de geografische invloedssfeer de contour inzake blootstelling aan
concentraties in lucht, bodem en water waarbinnen 1/10e van de strengste norm
overschreden wordt.
IV.2.B FYSISCH-GEOGRAFISCHE BESCHRIJVING VAN HET STUDIEGEBIED
Dit gebeurt in functie van de blootstellingswijzen aan de fysische, de chemische en de
biologische agentia en in functie van de verwachte hinder (visueel, geluid, trilling, geur,
licht, verkeer, …).
Topografie, kwetsbaarheid grondwater kunnen hier bijvoorbeeld aan bod komen.
IV.2.C BESCHRIJVING VAN HET RUIMTEGEBRUIK IN DE OMGEVING
Het MER doet opgave van het ruimtegebruik in het studiegebied met vermelding van
afstand en windrichting ten opzichte van de bron evenals van de lokaties met gevoelige
populaties (kinderdagverblijven, kleuter-, lagere en middelbare scholen, speeltuinen en -
terreinen, ziekenhuizen, instellingen voor minder-validen, bejaardentehuizen, …).
Teneinde ook de blootstellingsmedia in het studiegebied volledig te beschrijven dient het
MER ook inzicht te geven in:
q water
§ waterwinning
§ putwatergebruik/ aansluitingsgraad op het leidingennet
§ recreatiewater (aanwezigheid)
§ visvangst
• recreatief
• commercieel (kweekvijvers)
30
q voedingsproductie
§ individueel (volkstuinen)
§ commercieel
• akkerbouw
• veeteelt
• tuinbouw
§ jacht
Voor wat betreft de aspecten bodem en lucht kan naar hoger verwezen worden.
IV.2.D BESCHRIJVING VAN DE HISTORIEK VAN HET RUIMTEGEBRUIK
Het MER beschrijft het gebied en de wijzigingen in ruimtelijk gebruik met het oog op het
detecteren van historisch relevante milieubelasting.
IV.2.E OPGAVE VAN DE BLOOTGESTELDE GROEPEN
Op basis van de procesbeschrijving en aan- en afvoerroutes van grondstoffen en producten
en de mogelijke blootstellingswijzen beschrijft het MER welke functioneel betrokken
doelgroepen van de bevolking aan verontreiniging/hinder kunnen blootgesteld worden.
Gedacht kan worden aan:
q omwonenden
q mensen die op een andere manier van de omgeving gebruik maken (winkelen,
recreatie)
q werknemers van bedrijf
q werknemers van buurbedrijven
q werknemers van transportbedrijven
q omwonenden van de transportwegen
31
IV.2.F BESCHRIJVING VAN DE BLOOTGESTELDE GROEPEN
Het MER beschrijft algemeen de bevolkingsopbouw. Meer in het bijzonder zullen
volgende risicogroepen geconcretiseerd worden:
q opname door grondgebonden kinderen
§ aantal kinderen ≤ 5 jaar
§ kleuterscholen
§ speeltuinen en -terreinen
q kinderen in de omgeving
§ aantal kinderen 6 jaar – 18 jaar
§ lagere en middelbare scholen
q volwassenen
§ aantal blootgestelden
§ aantal vrouwen in reproductieve leeftijd
q bejaarden
§ aantal ≥ 65 jaar
§ bejaardentehuizen
q agensspecifieke risicogroepen, afhankelijk van de onder IV.3.A geselecteerde
agentia zoals: het aantal nierpatiënten bij cadmiumverontreiniging, het aantal hart-
longlijders bij PM2.5 emissie.
IV.3 Bepaling van blootstelling en lichaamsbelasting
Het is duidelijk dat zonder blootstelling zelfs de meest toxische stof geen risico inhoudt.
Anderzijds kunnen relatief onschuldige stoffen bij massale blootstelling een bijzonder
zware impact hebben. Blootstellinganalyse is dan ook een belangrijke stap in de effect-
voorspelling.
Waar praktisch haalbaar en relevant, moet zoveel mogelijk de interne blootstelling of
belasting bepaald worden. Het is een theoretisch betere maat voor de latere effectbepaling,
32
voor zover er tenminste belastings-effectrelaties bekend zijn – dat wil zeggen dat er een
toetsingskader bekend is – maar tevens is ze een stuk moeilijker te bepalen.
Soms zal men zich dus tevreden moeten stellen met het kwantificeren van de externe
blootstelling.
Het bepalen van de blootstelling en de belasting gebeurt preferentieel aan de hand van
voldoende en relevante metingen. Indien dat onmogelijk is, kan beroep gedaan worden op
modellen – die uiteraard steeds een vereenvoudiging van de werkelijkheid zijn – voor
zover ze gevalideerd zijn
Gemeten of berekende immissie- of belastingswaarden zullen steeds getoetst worden aan
zowel een wettelijke norm als aan een wetenschappelijke advieswaarde, met vermelding
van bron, jaartal en doelgroep van de normering. Dit toetsingskader wordt aangereikt
onder punt III.2.
Alle onderstaande elementen dienen expliciet in het MER behandeld te worden of er
dient gemotiveerd te worden waarom een bepaald onderzoeksonderdeel niet relevant is.
IV.3.A TE ONDERZOEKEN BLOOTSTELLINGEN
De mens in het omschreven studiegebied wordt blootgesteld aan diverse invloeden. Ze
worden opgesomd onder punt IV.1.
Afhankelijk van de beschouwde activiteit kan de waaier aan polluerende agentia en
hinderaspecten zeer groot zijn. Om het MER niet uit zijn voegen te laten barsten en om
“belangrijke” blootstellingen niet te verdrinken in een veelheid van niet relevante
gegevens, vraagt de Vlaamse overheid om enkel de relevante blootstellingen aan fysische,
chemische en biologische agentia te karakteriseren. Dit levert vervolgens de basis voor de
latere effectschatting. Tabel 3 geeft aan voor welke van de in punt IV.1 gedetecteerde
agentia de blootstelling verder gekarakteriseerd moet worden. Blootstelling aan of het
initiëren van psychische druk door de bestudeerde activiteit zal hoe dan ook steeds
onderzocht worden. Deze gehanteerde percentages hebben de bedoeling rekening te
houden met oa. het feit dat de beschouwde activiteit nooit de alleenvervuiler is, of zal
33
blijven, in een bepaalde regio, het begrip “substantiële bijdrage” tot de totale of
aanvaardbare polutieniveau’s, de beleidsnota’s betreffende cumulatieve effecten (zowel op
gemeentelijk – milieubeleidsplannen – provinciaal, gewestelijk – Mira S, als globaal
niveau Kyoto), fluctuaties op de meetwaarden (oa. maximumwaarden boven de norm of
advieswaarde), foutmarges van de meetwaarden (statistische spreiding).
Tabel 3: selectiecriteria voor verder te karakteriseren blootstellingen aan fysische, chemische enbiologische agentiaBlootstelling verder
onderzoeken indien:
Wettelijke
norm
Wetenschappelijke
advieswaarde
Huidige
toestand
Achtergrondimmissie ≥ 8O% OF ≥ 80 % / /
OF
Bijdrage door de
beschouwde activiteit
≥ 1 % OF ≥ 1 % OF ≥ 1 %
OF
Reeds bestaande klachten
OF
Reeds bestaande onrust bij
de bevolking
IV.3.B INDELING VAN DE BLOOTSTELLINGS-/BELASTINGSBESCHRIJVING
Bepaling en motivering relevante blootstellings- of belastingsparameter
Al naargelang het type agens zal de blootstellings- of belastingsparameter die het best een
effectvoorspelling toelaat, verschillen. Dit kan ondermeer zijn:
q de over welbepaalde tijd uitgemiddelde immissieconcentratie in één of meerdere
milieumedia (lucht, bodem, drinkwater, oppervlaktewater, voeding) in het
studiegebied (cf. punt IV.1)
q totale ingenomen dosis
q geaccumuleerde dosis (body burden of lichaamsbelasting)
q blootstellingsbiomerker
34
Voor iedere te onderzoeken blootstelling wordt de meest geschikte blootstellings- of
belastingsparameter gekozen en gemotiveerd. Het is mogelijk dat voor eenzelfde agens
meerdere blootstellingsparameters van essentieel belang zijn (zoals piek en continu niveau
voor geluid)
Interacties bij blootstelling en belasting
Het is mogelijk dat agentia die vrijgesteld worden bij de bestudeerde activiteit met elkaar,
of met andere agentia aanwezig in het studiegebied, interageren op blootstellings-,
belastings- of effectniveau. In het MER dient de opsteller dit aspect na te gaan en te
beschrijven.
Opsporen en inventariseren van immissies, uitgemiddeld naar biologisch gemotiveerde
blootstellingstermijn1, van agentia met:
q gelijkaardig werkingsmechanisme
q gekende synergetische werking
q gelijk targetorgaan of -systeem
zowel reeds in het milieu aanwezige agentia als agentia die geëmitteerd worden bij de
bestudeerde m.e.r.-plichtige activiteit.
IV.3.C TE ONDERZOEKEN BLOOTSTELLINGSPERIODEN
q niet accumuleerbare stoffen: relevante en in het MER gemotiveerde perioden voor
effect
q persistente stoffen: aanrijking milieumedia op 20 jaar (= klassieke
vergunningstermijn)
q biologisch accumuleerbare stoffen: inschatting extra body burden na 20 jaar
IV.3.D TE ONDERZOEKEN BLOOTGESTELDE GROEPEN
De blootstelling en/of belasting wordt in relatie gebracht met de algemene bevolking en
met de specifieke gedetecteerde risicogroepen, beschreven onder punt IV.2.
1 Korte termijn voor vooral acuut werkende agentia; lange termijn voor vooral chronisch werkendeagentia
35
Bij het berekenen van de belasting zullen steeds de randveronderstellingen vermeld
worden. We denken hierbij aan het ademvolume, standaardgewichten van personen,
inname van zwemwater bij recreatie, grootte van de groenteconsumptie, inname van stof
via hand-mond bewegingen.
IV.3.E METHODIEKBEPALING
Voor iedere blootstellings- of lichaamsbelastingswaarde wordt aangegeven hoe ze bepaald
werd:
q metingen overheid
q eigen metingen
q gevalideerde modelberekening
q interview
q afgeleid uit analoge situaties
IV.3.F KARAKTERISTIEKEN VAN DE BELASTING EN DE OPNAME
Per agens worden volgende aspecten aangegeven:
q voornaamste blootsellingsroute voor de mens
q bijdrage van de bestudeerde activiteit aan de voornaamste blootstellingsroute
q bijdrage van de bestudeerde activiteit aan de totale blootstelling/opname van het
agens
q targetorgaan
q halfwaardetijd (t1/2)
q opslagorgaan
36
IV.3.G EVALUATIE RISICOPERCEPTIE BURGERS
Tabel 4: Evaluatiemethode voor de risicoperceptie van de burger
EvaluatieRisicokarakteristieken Toelichting
Aanwezig Afwezig
Onvrijwillig pollutie versus roken
Onevenredig verdeeld sommigen de baten, anderen de risico’s
Onontkoombaar geen persoonlijke impact op risicobeheersing
Onvertrouwde bron
Irreversibele schade
Initieel onzichtbare schade lange latentie tussen blootstelling en ziekte
Antropogeen industrie versus storm
Gevaar voor kinderen
Gevaar voor volgende generaties
Specifieke schade bijvoorbeeld kanker
Tegenstrijdige berichten
Wetenschappelijk onzeker
Beschrijvende eindbeoordeling:
37
IV.3.H SYNTHESETABEL
Immissie in voornaamste
milieumedium
Opname Andere stoffen in milieumedia in het
studiegebied met
Voor
accumuleerbare
stoffen
Voor persistente
agentia
Agens Risico
groep
Blootstellings
route
Totale
concentratie
Wetenschap
pelijke
advieswaarde
TDI Ingeschatte
dagelijkse
opname
Target
orgaan
Gelijkaardig
werkings-
mechanisme
Synergetische
werking
Gelijkaardig
targetorgaan
Opslag
orgaan
t1/2 Body-
burden
na 20
jaar
Aangerijkt
milieu-
medium
Aanrijking
na 20 jaar
38
IV.4 Identificatie van de relevante gezondheidseffecten in de
risicopopulatie
Aan de hand van blootstelling en/of belasting worden de effecten voorspeld van de
verschillende agentia op de gezondheid van de blootgestelde populatie (gezondheidsrisico-
analyse). Een knelpunt is echter het feit dat veel effecten indirect of cumulatief optreden of
eventueel later in tijd optreden.
Belangrijk is vooral welke schadelijke effecten relevante gevolgen zijn van de
blootstelling. Uitgaande van een normaal blootstellingsscenario (95e percentiel), het worst
casescenario met maximale expositiedosis vanuit de verschillende milieucompartimenten
en toegangswegen worden in het MER met alle mogelijke effecten op het fysisch,
psychisch en sociaal welzijn omschreven, gekwalificeerd en zo mogelijk gekwantificeerd.
epidemiologisch onderzoek ~ methodiek
Binnen de epidemiologie worden gezondheidseffecten op groepsniveau en niet vanuit
individueel niveau opgezocht. Naast een kwantitatieve beschrijving wordt vooral inzicht
gezocht in de mechanismen of de pathogenese van blootstellingsfactoren met een
onbekend (determinant) of bekend (oorzakelijke factor) werkingsmechanisme. Men
beschrijft directe, indirecte, secundaire en cumulatieve effecten op korte, middellange en
lange termijn, permanent of tijdelijk, positief of negatief door het bestaan van het project,
het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de lozing van verontreinigende stoffen, het
ontstaan van milieuhinder en de eliminering van afvalstoffen. Ook de gebruikte methode
moet worden beschreven.
(bijlage 4, info overeenkomstig art. 5, lid 1 van Vlarem I)
Psychosociale stoornissen (geluidshinder, geurhinder, visuele hinder) en risicoperceptie
mogen in dit concept niet worden vergeten.
toxicologisch onderzoek ~ methodiek
De toxiciteit van stoffen is afhankelijk van de dosis. Op basis van de LD50 worden stoffen
klassiek onderling vergeleken. Uiteraard gaat in het kader van een m.e.r. echter de meeste
39
aandacht naar de effecten van langdurige blootstelling aan lage dosis waarvoor de LD50
geen goede maatstaf is. Chronische toxiciteit wordt benaderd via de toegediende
hoeveelheid per lichaamsgewicht per dag. De wijze van toediening is veelal in grote mate
bepalend voor de uitwerking. De mortaliteit als gezondheidseffect is niet echt aan de orde
in een m.e.r. Een effect treedt meestal pas op vanaf een bepaalde dosis. Belangrijk in de
toetsing is hier dan ook vooral dosis waaronder geen effecten worden waargenomen
(NOEL) of waaronder geen schadelijke effecten worden waargenomen (NOAEL).
Het toetsingskader i.v.m. de identificatie van de relevante gezondheidseffecten in de
risicopopulatie wordt aangereikt onder punt III.2.
Alle onderstaande elementen dienen expliciet in het MER behandeld te worden of er
dient gemotiveerd te worden waarom een bepaald onderzoeksonderdeel niet relevant is.
Het MER dient een omschrijving te geven van de mogelijke schade in of aan een bepaald
orgaansysteem. Dit als beschrijving van de effecten op de mens als individu; oorzakelijk
het gevolg van de onder punt IV.3 bepaalde blootstelling en lichaamsbelasting.
q somatisch:
§ ademhalingstelsel
§ spijsverteringstelsel
§ cardiovasculair stelsel
§ lever
§ nier
§ huid
§ spierstelsel
§ zenuwstelsel, zowel de aantasting van het zenuwstelsel zelf als de functies
ervan
§ reproductietoxicologie, inbegrepen teratogene effecten
§ immuunsysteem, inbegrepen allergische reacties
§ andere
q psychosociaal: Effecten als ongemak, welbehagen of milieubeleving zijn soms
minder duidelijk omschrijfbaar, maar zeker niet minder belangrijk. De schatting van dit
soort effecten kan niet louter in termen van blootstelling en dosis worden uitgedrukt. Dit
40
mag niet verhinderen mogelijke psychologische gevolgen in het MER op te nemen.
Daarenboven kunnen fysieke gezondheidsproblemen volgen uit psychische. Beide kunnen
tevens aan de sociale aspecten van het mens-zijn gelinkt worden. Verstoring van onze
leefomgeving kan ook ons sociaal gedrag beïnvloeden door de wijziging van onze
leefomstandigheden. Verpaupering van buurten, doorsnijden van sociale netwerken en
criminaliteit kunnen een gevolg zijn van het project.
De bespreking van de psychosociale effecten gebeurt onder de vorm van een textuele
samenvatting + reflexie gebaseerd op de interpretaties en conclusies van de onder puntje
IV.1 besproken polluerende agentia (stof – geur – geluid – straling – trillingen – licht –
visuele hinder – verkeersveiligheid ).
In het bijzonder is het belangrijk aandacht te geven aan chronobiologische effecten, met
name deze die de dag-nacht cycli van de mens kunnen beïnvloeden.
Tevens geven de opstellers op een gemotiveerde wijze aan welke reactie er vanuit de
bevolking verwacht kan worden (geen reactie, sporadische klachten, algemene klachten,
dreiging met actie, krachtige gemeenschapsactie).
Bij het evalueren van gezondheidseffecten, ergo bij het maken van keuzes, binnen het
project is het nodig de impact op de gezondheidsbeleving van de blootgestelde populatie in
te schatten: hoeveel gezonde levensjaren gaan verloren, hoeveel ziektedagen worden
geïnduceerd, wat met de levenskwaliteit? Er kan een analyse gemaakt worden van de
verschillende gezondheidseffecten in functie van verschillende factoren zoals het
functioneren van de blootgestelden op fysisch, psychisch en sociaal vlak; de resterende
levensduur, gezondheidsbeleving. Dit kan worden weergegeven aan de hand van QALY’s,
"Quality Adjusted Life Years"2, de resterende levensduur gecorrigeerd voor verschillen in
welzijn of kwaliteit van leven. Andere methoden kunnen meer geschikt zijn, dit afhankelijk
van het project en de situatie ter studie.
2 Deze kwaliteit wordt uitgedrukt op een schaal van 0 tot 1, waarin 0 dood betekent en 1 een perfecte
gezondheid. Iemand die nog 10 jaar te leven heeft, met een levenskwaliteit 0,5, dat wil zeggen halfweg
tussen perfecte gezondheid en overlijden, heeft dan nog 5 QALY’s voor de boeg. . QALY-gewichten worden
afgeleid voor gezondheidstoestandbeschrijvingen. De aard van de onderliggende ziekte maakt weinig uit
voor de waardering van de gezondheidstoestand.
41
Kwantitatieve, leeftijdsspecifieke beschrijvingen van de meeste betrokken ziekten en
aandoeningen zijn beschikbaar samen met ziektespecifieke wegingsfactoren in het Global
Burden of Disease-concept van de WHO. In het MER is een omschrijving, samen met de
gevolgde methodiek, van de effecten op de levenskwaliteit een must.
schadelijke concentratieniveaus (toxische belasting, minimale infectieuze dosis)
De letale dosis is voor de beoordeling van langdurige, lage blootstelling ongeschikt. Op
basis van toxicologisch en epidemiologisch onderzoek wordt de relatie bepaald tussen
dosis en effect. Belangrijk is de preventie van gezondheidseffecten, dit wordt uitgedrukt in
een advieswaarde of gezondheidsnorm. Een goede gids zijn de WHO-advieswaarden.
IV.5 Bespreking van de te verwachten gevolgen;
determinatie en implementatie van milderende maatregelen.
Het doel van de discipline ‘Mens-Gezondheid’ in een MER is het determineren,
categoriseren, inschatten en beoordelen van de risico’s die het geplande project met zich
zal meebrengen, op de gezondheid - in de brede zin van het woord - van de risicopopulatie.
Deze risico’s zijn, zowel direct als indirect, onder de vorm van gevolgen extraheerbaar uit
de beschrijving van de relevante gezondheidseffecten.
Theoretisch dient een m.e.r.-plichtig project gescreend te worden op alle mogelijke
‘oorzaak → gevolg reacties’. Deze relatie laat de vertaling toe van alle mogelijke oorzaken
naar de reële gevolgen, door middel van de kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van
de relevante effecten. Deze effecten worden onder punt IV.4 uitgebreid behandeld. De
door het beschouwde project mogelijke oorzaken, voor zowel positieve als negatieve
effecten op de volksgezondheid, worden door de opsteller van het MER behandeld in punt
IV.1. Uiteindelijk dienen deze effecten, eerder beschreven op de mens als individu,
geïmplementeerd te worden op de onder punt IV.2 afgebakende risicopopulatie.
Uiteindelijk geeft het resultaat van deze oefening een inschatting van de mogelijke
42
gevolgen. Deze moeten steeds beschouwd worden vanuit een duale tijdsperspectief: lange
termijn - de gebruikelijke vergunningstermijn van 20 jaar - versus korte termijn.
Belangrijk is te vermijden in de valkuil van de fragmentatie van gegevens te trappen; men
dient de totale gevolgen te beschouwen. Bijvoorbeeld beschouwt men alzo het cumulatief
effect van een bepaalde polluent, de reeds aanwezige polluent plus de door het project
veroorzaakte verandering. Er dient een inschatting te gebeuren van de gevolgen van het
totale project in zijn omgeving.
De aard van de milderende maatregelen is sterk afhankelijk van het gestelde probleem. Een
duidelijke omschrijving van de risico’s is dus noodzakelijk. De noodzaak en eventuele
omvang van de maatregelen wordt rechtstreeks bepaald door de ernst van de
gezondheidsrisico’s. De maatregelen hebben in de eerste plaats een preventief karakter. Dit
sluit echter niet uit dat er ook aan remediërende maatregelen kan gedacht worden.
Alle onderstaande elementen dienen expliciet in het MER behandeld te worden of er dient
gemotiveerd te worden waarom een bepaald onderzoeksonderdeel niet relevant is.
IV.5.A POPULATIE-EFFECT WEGING
Concreet wordt voor ieder effect op de mens als individu, zoals beschreven onder punt
IV.4, een weging gegenereerd ten opzichte van de bestaande volksgezondheidstoestand.
Waar het moeilijk is om deze risico’s te kwantificeren zullen deze kwalitatief verduidelijkt
moeten worden naar de onder punt IV.2 gedefinieerde risicopopulaties toe. We verlaten
dus het domein van de mens als individu. Praktisch worden er per effect (zie deeltje IV.4)
volgende vier punten uitgewerkt:
q incidentie: welke incidenties van de aandoeningen waarvan het voorkomen
potentieel bevorderd wordt door het project zijn aanwezig in de totale en
gedefinieerde risicopopulatie. Zo geeft een stijging van de benzeenconcentraties
met 1 µg/m³ een vermeerdering van het aantal leukemiegevallen of geeft het eten
van met cadmium gecontamineerde groenten uit eigen kweek een mogelijke
verhoging van het aantal nierziekten. In hoeverre betreft het
gezondheidsproblemen waarvoor Vlaamse of WHO-gezondheidsdoelstellingen
43
bestaan en vormt preventie van deze aandoeningen hier een prioriteit voor de
overheid?
q generatie-overdracht van effecten: de onder punt IV gedetermineerde effecten
dienen binnen de beschreven risicopolulatie geëvalueerd, voor generatie-
overdraagbare effecten. Zo deze er zijn worden zij kwalitatief beschreven,
rekening houdende met een termijn van 25 jaar (eerste generatiewissel) en 50 jaar
(tweede generatiewissel). Zijn er mutaties te verwachten in het menselijke
genoom of in deze van lagere soorten die mogelijks gevolgen kunnen hebben voor
de volksgezondheid? Is er ten gevolge van het beschouwde project een cumulatie
te verwachten van vb. carcinogene stoffen in een milieucompartiment of in het
lichaam? Zijn er gevoelige bevolkingsgroepen? Indien deze informatie niet
beschikbaar is (leemten in de kennis) geeft de opsteller van het MER een voorstel
tot invulling van deze leemten. Zo kan de uitwerking van een
biomonitoringsproject een oplossing zijn.
q trends: In hoeverre kaderen verwachte volksgezondheidseffecten in op
populatievlak waarneembare trends inzake incidentie? Is de trend van de
potentieel door het project bevorderde aandoening of gezondheidseffect - zie
definitie gezondheid - dalend of stijgend in de totale populatie en in de
gedefinieerde risicogroepen? De te verwachten trends inzake de effecten van het
project en eventueel toekomstige uitbreidingen, alsmede de te verwachten trends
in immissies van de oorzakelijke polluenten worden hier behandeld. Dit kan
gebeuren onder de vorm van statistisch relevante extrapolaties van de huidig
beschreven effecten, concentraties, demografische parameters., …
q ernst: in het kader van de gedefinieerde risicopopulatie, rekening houdend met het
gezondheidsprofiel van de onder punt II beschreven risicopopulaties, moet een
inschatting gebeuren betreffende de ernst van de te verwachten effecten en
gevolgen (zie toetsingskader). Deze inschatting dient bij voorkeur te gebeuren aan
de hand van de effectieve risicobepaling via de formule 'OMVANG × KANS =
RISICO'.
44
IV.5.B MILDERENDE MAATREGELEN
Finaal worden er milderende maatregelen voorgesteld, voorzien van de nodige
commentaar betreffende de uitwerkingstermijn, de haalbaarheid en de impact op emissies,
immissies en gezondheidseffecten. Onder milderende maatregelen worden nog te nemen
maatregelen verstaan die de risico’s van de implementatie van het project kunnen
reduceren. Dit zowel bekeken in een korte- als in een langetermijns visie.
Dit alles geldt voor ieder onder punt IV.4 uitgewerkt effect.
IV.5.C OPVOLGING, MONITORING EN SURVEILLANCE
Naast de karakterisatie van mogelijk te nemen milderende maatregelen is het noodzakelijk
een zeer concrete planning te voorzien met voorstellen betreffende de opvolging van de
beschreven gezondheidseffecten alsook de evolutie van de milieueffecten (oa. via
meetcampagnes), beschreven in dit document. Het is aangewezen om na een aantal jaren
de vergelijking te maken tussen de volgens het MER verwachtte effecten en de effectief
voorkomende effecten. Elementen van deze planning zijn milieumetingen,
gezondheidsregistraties, klachtenregistratie -en behandeling, bevraging van de bevolking,
organisatie van (risico)communicatie, opvolging van wetenschappelijke literatuur,
samenwerking overheidsdiensten, …
45
Definities
MER: Het MilieuEffectRapport is een rapport dat, afhankelijk van de categorie van de
beschouwde inrichting, door de initiatiefnemer bij de milieuvergunningsaanvraag gevoegd
moet worden. Het bevat minstens de volgende elementen:
1) een beschrijving en een verantwoording van het voorgestelde project en van de
vestigingsplaats
2) een beschrijving van de bestaande toestand van de lucht, het water, het
geluidsniveau, de flora en de fauna in de gebieden die door de inrichting of door
de daarbij horende werken kunnen worden getroffen
3) de analyse van de weerslag van de voorgenomen activiteiten en de voorgestelde
alternatieven op de buurt met betrekking tot de luchtverontreiniging, de
geluidshinder, de trillingen, de afvalwaters, de afvalstoffen, stralingen en andere
hinder of ongemakken voor de mens
4) een analyse van de gevolgen op het leefmilieu, meer in het bijzonder op de
landschappen en dorpsgezichten, de fauna, de flora, de natuurgebieden en op het
biologisch evenwicht
5) de maatregelen die de aanvrager en/of de bouwheer zal nemen om de schadelijke
gevolgen van de voorgenomen activiteit op te heffen of te verminderen of op
enige wijze te compenseren
6) een tewerkstellingsrapport, de voorziene investering, de aard en de hoeveelheid
van de geproduceerde goederen
7) een niet-technische samenvatting van de gegevens
m.e.r.: het proces waarbij een MER tot stand komt
gezondheid : toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet
slechts de afwezigheid van ziekte of gebrek. (WHO-definitie)
volksgezondheid: het geheel van gezondheidsdeterminanten, gezondheids- en ziekte-
outcome van de volledige bevolking of van gedefinieerde subpopulaties ervan.
46
gezondheidsdeterminanten: de factoren die de mate van gezondheid van individuen of
populaties bepalen.
gezondheidszorg: zowel de preventieve maatregelen om gezondheidsproblemen te
voorkomen als de medische handelingen om ze te verhelpen (gezondheidszorg in enge
zin). De gezondheidsbescherming die vooral gericht is op de fysieke omgeving maakt deel
uit van de preventieve aanpak.
exogene factoren: (milieu in relatie tot de menselijke gezondheid)
fysieke omgeving : (milieu in enge zin) omvat de compartimenten lucht, water en bodem
met hun biologische, fysische en chemische agentia. De scheiding tussen omgeving en
menselijk lichaam is de huid, het maag-darmstelsel en de ademhalingsstelsel.
leefstijl : persoonlijk gedrag
sociale omgeving : woon- werkomgeving, sociaal-economische status (SES), sociale
netwerken
endogene factoren: persoonsgebonden kenmerken, erfelijk bepaald (geslacht) of
verworven (leeftijd, lichaamsgewicht).
streefwaarden of richtwaarden: een niveau dat is vastgesteld om schadelijke effecten
voor de gezondheid van de mens en/of voor het milieu in zijn geheel op lange termijn te
vermijden, en dat zoveel mogelijk binnen een gegeven periode moet worden bereikt.
grenswaarde: een niveau dat op basis van wetenschappelijke kennis is vastgesteld
teneinde schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en/of voor het milieu in
zijn geheel te voorkomen, te verhinderen of te verminderen en dat binnen een bepaalde
termijn moet worden bereikt en, als het eenmaal is bereikt, niet meer mag worden
overschreden.
percentiel : cumulatieve frequentie op een schaal met 100 rangnummers, waar alle
meetwaarden werden gerangschikt in stijgende volgorde.
95e percentiel (P95): dit is de waarde die 5 % van de tijd wordt overschreden.
47
99e percentiel (P5): dit is de waarde die 1% van de tijd wordt overschreden.
worst case: de voor het milieu en gezondheid ergst mogelijke toestand/waarde ten gevolge
van de uitvoer van het beschouwde project, soms uitgedrukt als 99e percentielwaarde.
PM10 (particulate matter): De concentratie van alle zwevende stofpartikels met een
maximum aërodynamische doorsnede van 10 µm.
TDI (total daily intake): dit is de aanvaardbare dagelijkse hoeveelheid die mag
opgenomen worden. Deze waarde wordt uitgedrukt in mg van de stof per kg
lichaamsgewicht.
MAC (maximal allowable concentration) en TLV (threshold limit value): dit is de
maximale waarde voor de concentratie van een stof in de werkomgeving. Het is gebaseerd
op een blootstellingsduur van 40 jaar, een werkweek van 40 uur met een werkdag van 8
uur. Het is een waarde die specifiek rekening houdt met chronische blootstelling.
LD50: dosis (concentratie) die bij 50 % van de proefdieren binnen 48 uur de dood tot
gevolg heeft.
48
Referenties
AMINABEL-Cel MER. Richtlijnenboek voor het opstellen en beoordelen van
milieueffectrapporten – Deel 3: Algemene methodologie discipline mens : Ministerie van
de Vlaamse Gemeenschap, AMINAL, afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, 1997
AMINAL. Milieueffectrapportage in het Vlaamse Gewest : Ministerie van de Vlaamse
Gemeenschap, AMINAL, afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, 1999
BEIRENS F, SCHOETERS G, VERSCHAEVE L ET AL. Gevolgen voor de mens: in
Milieu- en natuurrapport Vlaanderen 1996 - Wetenschappelijk rapport: VMM – Afdeling
Meetnetten en Onderzoek, 1997
BENNETT P, CALMAN K. Understanding responses to risk: some basic findings in Risk
communications and public health : Oxford University Press, 1999
CALLAN JC, THOMAS JM. Environmental economics and management : Dryden Press,
1996
COPIUS PEEREBOOM JW. Basisboek milieu en gezondheid : Boom, Amsterdam, 1994
DEKETELAERE K, DEKETELAERE M. Codex Milieurecht Vlaams Gewest : Die Keure,
1999-2000
JANSSENS P, HENS L. Mens en Milieu, Onze gezondheid bedreigd? : Monografieën
Stichting Leefmilieu, Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 1997
STUMPEL ARJ, VAN DEN DOEL R. Medische milieukunde : Bohn, Scheltema & Holkema
BV, Utrecht, 1989
49
Auteurs
Bart Bautmans
Geert Pillu
Gerrit Tilborghs
Liesbet Van Rooy
Dirk Wildemeersch
Frank Noorts
50
Bijlage I
Fiche met eigenschappen van de chemische stoffen
Naam:
CAS-nr.:
Fysische en chemische eigenschappen
§ chemische formule:§ molecuulgewicht:§ uitzicht:§ kookpunt:§ smeltpunt:§ dampdruk:§ dichtheid:§ vluchtigheid:§ oplosbaarheid:§ geurdrempel:§ smaakdrempel:§ 1 ppm in lucht:§ 1 mg/m³:
Toxiciteit
§ LD50:§ NOEL:§ LOEL – NOAEL:
Carcinogeniteit
§ IARC:§ EPA:
Mutageniciteit:
Teratogeniciteit:
Ontvlambaarheid:
Ontplofbaarheid:
Advieswaarden of normen (met bronverwijzing)
51
Persistentie in het milieu
§ t1/2 in de verschillende milieucompartimenten:
§ t1/2 in de mens:
Bodemadsorptie-coëfficiënt (KOC):
Wateroplosbaarheid (S):
Bioconcentratiefactor (BCF):
Partitiecoëfficiënt vast-vloeibaar (KSW):
Partitiecoëfficiënt octanol-water (KOW):
Parachor (PCH):
Accumulatie in biota:
Speciatie:
52
Bijlage II
Praktische richtlijnen voor de niet-technische samenvatting
discipline ‘Mens-Gezondheid’.
Het hoofdstukje niet-technische samenvattingen in een MER geeft voor geïnteresseerde
burgers een begrijpbare en interpreteerbare omschrijving van het beschouwde project, en
het effect ervan op de omgeving en zijn bewoners, ten opzichte van de referentiesituatie.
De auteur maakt daarbij minimaal gebruik van technische of wetenschappelijke
terminologie. De toch gebruikte jargonwoorden worden in een verklarende woordenlijst
toegelicht.
De conclusies i.v.m. het risico van het project worden integraal herhaald en zijn volledig
terug te vinden in de niet-technische samenvatting. Het publiek verwacht voor de
discipline ‘Mens-Gezondheid’ een risico-analyse. De centrale vragen hierin: ‘Wat zijn de
eventuele gevolgen voor mij, mijn gezin en mijn omgeving ? Hoe omstreden is deze
inschatting ? Hoe zal de opvolging zijn ? Waar kan ik terecht met vragen en
ongerustheden ?’ Het antwoord inzake verwachte effecten kan zowel positieve als
negatieve elementen bevatten.
In dit gedeelte van het MER moeten minimaal 3 delen terug te vinden zijn:
q Een globale voorstelling van de onderneming, met situering van het
beschouwde project in globale onderneming en in de ruime omgeving.
q Een bespreking van de te verwachten gevolgen, met aangeven van de mate van
zekerheid, voor de gezondheid van de populatie in kwestie. Hier wordt de
terugkoppeling van de mogelijke effecten gemaakt naar de gedefinieerde
populatie, met zijn subpopulaties. Mensen verwachten een eenduidige
opsomming van wie welk risico kan lopen; een bespreking waarin men zichzelf
kan plaatsen en herkennen.
53
q Een opsomming – met inbegrip van een tijdsplanning – van de maatregelen die
het bedrijf wenst te nemen ter reductie en opvolging van de eerder
gedefinieerde risico’s.