92
INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES MOS NL 1337-4 NIBE™ SPLIT 431164 NIBE™ SPLIT ACVM 270, AMS 10 LEK LEK LEK

MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

  • Upload
    others

  • View
    14

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIESMOS NL 1337-4NIBE™ SPLIT431164 NIBE™ SPLIT

ACVM 270, AMS 10

LEK

LEK

LEK

Page 2: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

LEK

LEK

1

2

LEK

LEK

7

LE

K

5

6

LE

K

3

4

LE

K

LEK

LEKLEK

LE

K

LE

K

Page 3: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Voor huiseigenaren

Algemeen3

Installatiegegevens 3

Informatie over de installatieProductinformatie 4Eigenschappen van NIBE SPLIT 4WerkingsprincipeNIBE SPLIT 4

Bedieningspaneel, binnendeelHet gebruik van het bedieningspaneel 6Menutypes 6Snel verplaatsen door menu 6Knopvergrendeling 6

Comfortinstelling verwarmingAlgemeen 7Bedrijfsstatus 7De ruimtetemperatuur handmatig wijzigen 7Standaardinstelling 8Bijstellen van de standaardinstellingen 9

Comfortinstelling koelingAlgemeen 10Koeling aangestuurd vanuit buitensensor in bedrijfsstandAutoK. 10Aansturing van modus koeling met behulp van de ruimtesen-sor 10

Comfortinstelling warmtapwaterBeschikbaar volume (ACVM 270 met AMS 10-8) 11Beschikbaar volume (ACVM 270 met AMS 10-12) 11Voorrang 11Extra warmtapwater 11

OnderhoudControleren van de overstortventielen in de ACVM270 12Drukmeter in de ACVM 270 12Legen van de boiler 12Het reservoir legen 12Onderhoud van de AMS 10 12Bespaartips 12

Comfortproblemen aanpakkenBedrijfsstand "Alleen bijverwarming" 14Noodstand 14

AlarmsignaleringenWat gebeurt er bij een alarm? 15Aanbevolen maatregelen 15Alarmmeldingen bevestigen 15

Voor de installateur

Algemene informatie voor de installateurTransport en opslag 16Geleverde componenten 16Montage 16

Afmetingen expansievat 17Handmatig shunten 17Het reservoir legen 17Aanbevolen installatievolgorde 17

Leidingen installerenAlgemeen 18Systeemvereisten 18Afmetingen en leidingaansluitingen 18Grafiek pompcapaciteit 18Aansluiten van het afgiftesysteem 18De boiler aansluiten 19Aansluiting van externe warmtebron 19Afvoer wisselaar 20Aansluiten van koudemiddelleidingen (niet bijgele-verd) 20Koppelingen 23

Elektrische installatieAlgemeen 28Elektrische onderdelen 28Aansluiten van de voeding 29Automatische zekering 29Maximaalthermostaat 29Verbinding tussen de ACVM 270 en de AMS 10 29Instellen maximaal vermogen, elektrische bijverwar-ming 30Instellen maximale boilertemperatuur 30EBV-kaart, klem en bedradingsschema 30Aansluiten van de buitensensor 30Aansluiten van de stroombegrenzer 30Aansluiten van centrale vermogensregeling/tariefrege-ling 31Aansluiten van externe contacten 31Alarmuitgangen 31Koppeling specifieke aansluiting 31

Inbedrijfstelling en inspectieVoorbereidingen 33Inbedrijfstelling 33Instellen van systeemdebiet verwarming 33Instellen van systeemdebiet koeling 34Inbedrijfstelling van de ACVM 270 zonder AMS 10 34Controleren van externe bijverwarming met intern verwar-mingselement geblokkeerd. 34Controleren van externe bijverwarming (niet geregeld doorde ACVM 270) met intern verwarmingselement als back-up 34Inspectie van de installatie 34Vuilfilter reinigen 34Secundaire afstelling 34Checklijst: Controles vóór inbedrijfstelling 35

Diversen

BedieningDisplay 36Menutypes 36Menubeheer 36Menustructuur 37

1NIBE™ SPLIT

Inhoudsopgave

Page 4: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Hoofdmenu’s 451.0 [N] Warmwater temp. 462.0 [N] Verw Toevoertemp 473.0 [N] Verw Toevoertemp 2 484.0 [N] Buitentemperatuur 495.0 [N] Warmtepomp 496.0 [N] Ruimte temperatuur 507.0 [N] Klok 508.0 [N] Andere instellingen 519.0 [S] Service menu 52

AlarmlijstAlarmmeldingen bevestigen 59Alarm met automatische reset 59Alarm maximaalthermostaat 59ACVM 270 alarm 59AMS 10 alarm 60Alarm warmtapwater 62Aanvoertemperatuur alarm 62Alarm buitensensor 63

Elektrisch schemaACVM 270 64AMS 10 69

Plaats van de onderdelenBinnendeel 71Buitendeel 73

TemperatuursensorSensorplaatsing 75Data voor de sensoren in de AMS 10 75Data voor de sensor in de ACVM 270 75

AfmetingenBinnendeel ACVM 270 76Buitendeel 77

Technische gegevensTechnische gegevens 79

Accessoires83

VeiligheidsmaatregelenLet op 85Zorgvuldigheid 85Met name voor eenheden bedoeld voor R410A 86

Index 87

NIBE™ SPLIT2

Inhoudsopgave

Page 5: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

AlgemeenDe NIBE SPLIT is een systeem voor verwarming, koeling en de productie van warmtapwater voor kleine woningen. Hetsysteem bestaat uit een buitendeel (AMS 10) die de energie in de buitenlucht benut en afgeeft aan het binnendeel (ACVM270), die de regeling en warmtedistributie in het huis verzorgt.

Voor optimale prestaties van het NIBE SPLIT-systeem, is het raadzaam het hoofdstuk 'Voor huiseigenaren' door te lezen indeze handleiding voor installatie en onderhoud.

NIBE SPLIT is een kwaliteitssysteem met een lange levensduur en een betrouwbare werking.

Installatiegegevens

Wordt ingevuld door de installateur wanneer het sys-teem wordt geïnstalleerd.

Installatiegegevens en installatiechecklijst op pagina 35moeten worden ingevuld door de installateur, omdat an-ders de garantie niet van kracht is.

Het serienummer moet bij alle correspondentie met NIBE worden vermeld.

Buitenunit:Binnenunit:

Installatiedatum:

Checklijst, pagina 35, ingevuld

Installateurs:

VerwarmingRadiator Vloer Ventilatorconvector

KoelingOverig Vloer Ventilatorconvector Niet beschikbaar

Externe warmtebronZon Gas Olie Hout Pellets Elektriciteit

AccessoiresKVR 10 RE 10 RG 10 ESV 22 VCC 22 ACK 22 SRB 22

Instellingen

Voer afwijkingen t.o.v. standaardinstellingen in.

InstellingMenuInstellingMenu

..........................................................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................................................

Datum __________ Handtekening __________________________________

Dit apparaat kan worden gebruikt door kin-deren vanaf 8 jaar of door personen metbeperkingen van psychische, zintuigelijke oflichamelijke aard, of door personen met ge-brek aan kennis en ervaring, wanneer zijonder toezicht staan en instructies hebbenontvangen om het apparaat veilig te gebrui-ken en zij de bijkomende gevaren begrijpen.Kinderen mogen niet met het apparaatspelen. Het reinigen en onderhoud dat doorde gebruiker mag worden uitgevoerd, kanniet zonder toezicht door kinderen wordenuitgevoerd.Rechten om ontwerpwijzigingen door tevoeren zijn voorbehouden.

©NIBE 2013.

3NIBE™ SPLIT

Voor huiseigenaren

Algemeen

Page 6: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Informatie over de installatie

ProductinformatieDe NIBE SPLIT is een volledig, modern warmtepompsys-teem dat een effectieve energiebesparing combineert meteen lagere CO2-uitstoot. Klimaatregeling is veilig en ren-dabel met een geïntegreerde boiler, elektrische bijverwar-ming, circulatiepomp en regelsysteem in het binnendeel.De

De warmte wordt onttrokken aan de buitenlucht via eenbuitendeel (AMS 10), waarbij het koudemiddel, dat in eengesloten systeem circuleert, de warmte van de warmtebron(buitenlucht) overbrengt op het binnendeel (ACVM 270).Hierdoor zijn boorgaten en bodemcollectoren in de grondniet meer nodig.

Eigenschappen van NIBE SPLITOptimaal jaarlijks rendement (COP)dankzij de inverter-gestuurde compressor.Buitendeel met compacte afmetingen.Toereninstelbare circulatiepomp.Geoptimaliseerd energieverbruik. Het toerental van decompressor wordt aangepast aan de vraag.Ingebouwde warmte buffer met tapwater spiraal inACVM 270.Geïntegreerde klok voor het tijdelijk verhogen of verla-gen van de tapwater- en/of aanvoerleidingtemperatuur.Voorbereid voor regeling van twee afgiftesystemen.Ingebouwde actieve koelfunctie.Mogelijkheid voor aansluiting van externe warmtebron-nen.

WerkingsprincipeNIBE SPLIT

1 2

4

3

Functie

NIBE SPLIT is een systeem dat warmte, warmtapwater enkoeling kan produceren.

Het principe tijdens verwarming kan het meest eenvoudigals volgt worden weergegeven:1. Het koudemiddel in AMS 10 onttrekt warmte aan de

buitenlucht, om die vervolgens te comprimeren endaarmee de temperatuur nog verder op te voeren.

2. Het warme koudemiddel (inmiddels gasvormig) wordtin de ACVM 270 geleid.

3. Het koudemiddel geeft de warmte af voor verderedistributie binnen het systeem.

4. Het koudemiddel (inmiddels vloeibaar) worden terug-geleid naar de AMS 10, waarna het proces wordtherhaald.

Door het proces om te draaien, waardoor het koudemiddelin de AMS 10 warmte aan het circulerend water kan ont-trekken en af kan geven aan de buitenlucht, kan dewarmtepomp indien nodig ook koelen.

De ACVM 270 bepaalt wanneer de AMS 10 wel en nietmoet werken en doet dit op basis van de verzamelde ge-gevens vanuit de diverse temperatuursensoren. Bij extrawarmtevraag kan de ACVM 270 bijverwarming inschakelenin de vorm van de interne elektrische bijverwarming ofeen andere aangesloten externe bijverwarming.

NIBE™ SPLIT4

Voor huiseigenaren

Informatie over de installatie

Page 7: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Bedieningspaneel, binnendeel

A BI II III I II

13.431.0

A

5 0 . 0 ° C

1.0

5NIBE™ SPLIT

Voor huiseigenaren

Bedieningspaneel, binnendeel

Page 8: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Het gebruik van het bedieningspaneelVanaf het paneel kunt u alle reguliere instellingen uitlezenof wijzigen om de regelingen van comfort enz. van hetwarmtepompsysteem aan uw wensen te laten voldoen.

Om de installatie optimaal te kunnen gebruiken, moetenenkele basisinstellingen zijn ingesteld (zie pagina 8). Bo-vendien moet de installatie in het algemeen worden uit-gevoerd volgens de aanwijzingen en de aanbevelingenvan de fabrikant.

Menu1.0 (de temperatuur in de boiler)wordt normaalgesproken op de display weergegeven.

Met de plus- en de minknop en de enterknop kuntu door het menusysteem bladeren en in bepaaldemenu’s de ingestelde waarde wijzigen.

MenutypesDe regeling is onderverdeeld in verschillende menutypes,afhankelijk van hoe "diep" u moet gaan.

Normaal [N]: De instellingen die u als klant vaaknodig hebt.

Uitgebreid [U]: Toont alle gedetailleerde menu’s, metuitzondering van de servicemenu’s.

Service [S]: Geeft alle menu's weer.

Wijziging van het menutype kan in menu 8.1.1

Snel verplaatsen door menu

Om vanuit een submenu snel terug te komen in hethoofdmenu kunt u één van de volgende knoppen in-drukken:

KnopvergrendelingIn de hoofdmenu’s kan de knopvergrendeling wordengeactiveerd door tegelijkertijd de plus- en de minknop inte drukken. Er verschijnt dan een sleutelsymbool op de

display.

Het uitschakelen doet u op dezelfde manier.

NIBE™ SPLIT6

Voor huiseigenaren

Bedieningspaneel, binnendeel

Page 9: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Comfortinstelling verwarming

AlgemeenDe temperatuur binnenshuis is afhankelijk van meerderefactoren.

Tijdens het voor- en naseizoen zijn de naar binnen stra-lende zon en de warmteafgifte van de in huis aanwezigepersonen en apparaten voldoende om het huis optemperatuur te houden.Wanneer het buiten kouder begint te worden, moet hetafgiftesysteem worden aangezet. Hoe kouder het buitenwordt, hoe meer warmte radiatoren en vloerverwar-mingssystemen moeten afgeven.

Aansturing van warmteproductie

Normaal gesproken verwarmt de warmtepomp het water(warmtedrager) naar de temperatuur die nodig is bij eenbepaalde buitentemperatuur. Dit gebeurt automatisch opbasis van de verzamelde temperatuurwaarden vanuit debuitentemperatuursensor en sensoren op de leidingennaar het afgiftesysteem (aanvoertemperatuursensoren).Extra accessoires, zoals ruimtetemperatuursensoren, kun-nen van invloed zijn op de instelling van de aanvoertem-peratuur.

Eerst moeten echter de juiste standaardinstellingen voorde warmtepomp worden verricht, zie het hoofdstuk"Standaardinstellingen".

De temperatuurinformatie die de buitensensor (op eenbuitenmuur van het huis gemonteerd) naar de regelingvan de warmtepomp stuurt, registreert variaties in debuitentemperatuur in een vroeg stadium. Het hoeft nietkoud te zijn in het huis, voordat het regelsysteem wordtgeactiveerd. Zodra de gemiddelde buitentemperatuurgaat dalen, wordt de temperatuur van het water voor hetafgiftesysteem (aanvoertemp.) in het huis automatischopgevoerd.

De aanvoertemperatuur van de warmtepomp (menu 2.0)zal rond de theoretisch gewenste waarde schommelen.Deze staat tussen haakjes op de display.

Temperatuur van het afgiftesysteem

De verhouding tussen de temperatuur van het afgiftesys-teem en de buitentemperatuur kan worden aangepastmet de knop 'Verschuiving stooklijn' op het bedieningspa-neel van de warmtepomp.

Bedrijfsstatus

Met de knop "Bedrijfsstand" stelt u de gewenste be-drijfsstand in voor het toestaan/blokkeren van de cir-culatiepomp en de elektrische bijverwarmingsenergie.

De wijziging hoeft niet te worden bevestigd met deenter-knop.

Bij een druk op de knop wordt de huidige bedrijfsstandop de display van het bedieningspaneel weergegeven.Door vaker op de knop te drukken, wijzigt u de stand.

Als de enter-knop wordt ingedrukt, schakelt de displayterug naar de normale weergavestand.

De bijverwarming wordt alleen gebruikt in de vorstbevei-ligingsstand, wanneer deze is uitgeschakeld in het menu-systeem. Dit geldt voor alle bedrijfsstanden.

Dit zijn de verschillende bedrijfsstanden:1. ”Auto”

De ACVM 270 selecteert automatisch de bedrijfs-stand door rekening te houden met de buitentem-peratuur. Dit betekent dat de bedrijfsstand schakelttussen "Verwarming" en "Warmtapwater". De huidi-ge bedrijfsstand wordt tussen haakjes aangegeven.De circulatiepomp mag draaien wanneer dat nodigis.

2. ”AutoK”*De ACVM 270 selecteert de bedrijfsstand automa-tisch (ook koeling kan nu worden geselecteerd) methet oog op de buitentemperatuur. Dit betekent datde bedrijfsstand schakelt tussen "Verwarming","Koeling" en "Warmtapwater".De circulatiepomp mag draaien wanneer dat nodigis.

3. "Warmte" / "Bijverwarming"Alleen productie van verwarming en koeling.De circulatiepomp draait voortdurend.Als "Bijverwarming" wordt weergegeven, mag debijverwarming indien nodig draaien.

4. "Koeling"* / "Superkoeling"Indien bijverwarming is toegestaan, wordt "Super-koeling" weergegeven. De compressor draait danalleen in de modus koeling. Als dat niet het geval is,schakelt de modus over op koeling of de productievan warmtapwater.De circulatiepomp draait voortdurend.Warm water wordt alleen geproduceerd door deelektrische bijverwarming.

5. "Warmtapwater"Alleen productie van warmtapwater.Alleen de compressor is in bedrijf.

6. “Alleen bijverwarming”Compressor geblokkeerd. De functie wordt geacti-veerd door de "bedrijfsstandknop" gedurende 7 se-conden ingedrukt te houden.

7. Deactiveer de functie door nog een keer 7 secondenlang op de knop 'Bedrijfsstand' te drukken.

* Om de koelfuncties te kunnen gebruiken, moet het sys-teem bestand zijn tegen lage temperaturen en moet'Koeling' worden geactiveerd in menu 9.3.3.

De ruimtetemperatuur handmatig wijzigenAls u de binnentemperatuur tijdelijk of permanent wiltverhogen of verlagen, draait u de knop "Verschuivingstooklijn" rechtsom of linksom. Één streepje komt ongeveerovereen met een wijziging in de ruimtetemperatuur van1 graden.

Voorzichtig!Een verhoging van de ruimtetemperatuur kan wor-denbeperkt doorde thermostaten voorde radiatorenof de vloerverwarming. Hiervoor moeten deze dan

hoger worden gedraaid.

7NIBE™ SPLIT

Voor huiseigenaren

Comfortinstelling verwarming

Page 10: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

StandaardinstellingGebruik voor de basisinstelling menu 2.1.2 en de knop“Verschuiving stooklijn”.

Indien de ruimtetemperatuur niet wordt gerealiseerd,moet u wellicht de ingestelde waarden bijstellen.

Als u de juiste instellingen niet kent, gebruikt u de basisge-gevens van de grafiek voor het automatische regelsysteemvoor de verwarming hiernaast.

Verschuiving stooklijn

Stooklijn2 . 1 . 2

9

Menu 2.1.2 Stooklijn

Voorzichtig!Wacht één dag na elke instelling, zodat de tempera-

turen de tijd krijgen om zich te stabiliseren.

Instelling aan de hand van stooklijn

De grafiek is gebaseerd op basis van de gemeten buiten-temperatuur in het gebied en de berekende aanvoertem-peraturen van het afgiftesysteem. Op het punt waar dezetwee waarden elkaar snijden, kan de stooklijn voor deverwarmingsregeling worden afgelezen. Dit kunt u instel-len in menu 2.1.2, “Stooklijn”. Beperkingen (niet in degrafieken) zijn meegenomen in de toegestane minimum-en maximumtemperaturen van het regelsysteem.

15 14 13 12 11 10

9

8

7

6

5

4

3

2

1

- 40

UTETEMPERATUR

- 10010

- 5

+ 5

30

40

50

60

70

FR

AM

LED

NIN

GS

TE

MP

ER

AT

UR

- 20 - 30

FÖRSKJUTNINGVÄRMEKURVA (-2)

VÄRMEKURVASTOOKLIJN

BUITENTEMPERATUUR

AANVOERTEMPERATUUR

VERSCHUIVING STOOKLIJN ���-2

30

40

50

60

70

FR

AM

LED

NIN

GS

TE

MP

ER

AT

UR

- 40

UTETEMPERATUR

- 10010 - 20 - 30

15 14 13 12 11 10 9

8

7

6

5

4

3

2

1

VÄRMEKURVA

- 5

+ 5

FÖRSKJUTNINGVÄRMEKURVA (0)

STOOKLIJN

BUITENTEMPERATUUR

AANVOERTEMPERATUUR

VERSCHUIVING STOOKLIJN ���0

1514 13 12 11 108

7

6

5

4

3

2

1

- 40

UTETEMPERATUR

- 10010

- 5

+ 5

30

40

50

60

70

FR

AM

LED

NIN

GS

TE

MP

ER

AT

UR

- 20 - 30

FÖRSKJUTNINGVÄRMEKURVA (+2)

9

VÄRMEKURVASTOOKLIJN

BUITENTEMPERATUUR

AANVOERTEMPERATUUR

VERSCHUIVING STOOKLIJN ���+2

NIBE™ SPLIT8

Voor huiseigenaren

Comfortinstelling verwarming

Page 11: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Bijstellen van de standaardinstellingenIndien de ruimtetemperatuur niet wordt gerealiseerd,moet u wellicht de ingestelde waarden bijstellen.

Koude weersomstandighedenBij een te lage ruimtetemperatuur verhoogt u de waarde“Stooklijn” in menu 2.1.2 met één stap.Bij een te hoge ruimtetemperatuur verlaagt u de waarde“Stooklijn” in menu 2.1.2 met één stap.

Warme weersomstandighedenBij een te lage ruimtetemperatuur verhoogt u de instel-ling “Verschuiving stooklijn” met één stap rechtsom.Bij een te hoge ruimtetemperatuur verlaagt u de instel-ling “Verschuiving stooklijn” met één stap linksom.

9NIBE™ SPLIT

Voor huiseigenaren

Comfortinstelling verwarming

Page 12: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Comfortinstelling koeling

AlgemeenDe voorwaarde voor het activeren van de koeling is dat“Aan” is gekozen in menu 9.3.3 Koelsysteem.

Voorzichtig!Het afgiftesysteemmoet de koeling aansturen. Deinstellingenmoetenworden verricht door de installa-

teur bij de inbedrijfstelling van het systeem.

Wanneer een ruimtesensor is aangesloten, start en stoptdeze de koeling samen met de buitentemperatuur. Delaagste berekende aanvoertemperatuur wordt ingesteldin menu 2.2.4.

Koeling aangestuurd vanuit buitensensor inbedrijfsstand AutoK.Als het koelsysteem is ingesteld op "Aan" in menu 9.3.3en de buitentemperatuur hoger dan of gelijk is aan de in-gestelde starttemperatuur voor koeling in menu 8.2.4,start de koeling.

De koeling stopt wanneer de buitentemperatuur zakt totonder de ingestelde waarde minus de ingestelde waardein menu 8.2.5.

De berekende aanvoerleidingtemperatuur wordt bepaaldop basis van de geselecteerde koelcurve in menu 2.2.2 ende verschuiving voor de koelcurve, menu 2.2.1. Beperkin-gen (niet in de grafiek) zijn meegenomen in de toegestaneminimumtemperatuur van het regelsysteem.

00

°C

20 °C30

5

10

20

framlednings-temp.

Utetemp40

15 k=1

k=2

k=3

+ 5

- 5

FÖRSKJUTNINGKYLKURVA (0)

Aansturing vanmodus koelingmet behulp vande ruimtesensorAls RG 10 aanwezig is, is de voorwaarde voor koeling datde ruimtetemperatuur de ingestelde ruimtetemperatuur(menu 6.3) heeft overschreden met de waarde die inge-steld is in menu 8.2.5 en dat de buitentemperatuur hogerdan of gelijk is aan de ingestelde waarde voor de buiten-temperatuur (menu 8.2.4).

Als de ruimtetemperatuur onder de ingestelde ruimtetem-peratuur in menu 6.3 is gezakt met de ingestelde waardein menu 8.2.5 of als de buitentemperatuur onder de inge-stelde waarde in menu 8.2.4 zakt met de ingesteldewaarde in menu 8.2.5, wordt de koeling uitgeschakeld.

NIBE™ SPLIT10

Voor huiseigenaren

Comfortinstelling koeling

Page 13: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Comfortinstelling warmtapwaterDe ingebouwde boiler is een model met een tapspiraal enwordt verwarmd door circulatie van water dat verwarmdwordt door de warmtepomp.

Tijdens "normaal" verbruik is het voldoende om de com-pressor van de warmtepomp te laten draaien om de ver-schillende tappunten in het huis van warmtapwater tevoorzien. De temperatuur van het geleverde warmtapwa-ter schommelt dan tussen de ingestelde waarden.

In hoofdstuk 1.0 [N] Warmwater temp. op pagina 46 vindtu een volledige beschrijving van de menu-instellingen voorwarmtapwatertemperaturen.

Beschikbaar volume (ACVM 270 met AMS 10-8)

8 l/min

12 l/min

16 l/min

0

100

200

300

400

Beschikbaar volume (ACVM 270 met AMS 10-12)

0

100

200

300

400

8 l/min

12 l/min

16 l/min

VoorrangAls het water in de boiler moet worden opgewarmd, geeftde warmtepomp hieraan voorrang en schakelt deze overop de warmtapwatermodus met zijn volledige vermogen.

In deze modus vind er geen verwarming of koeling plaats.

De voorrang kan worden beïnvloed via instellingen in hetbedieningspaneel.

Zie "1.0 [N] Warmwater temp." op pagina 46.

Extra warmtapwaterBij alle ”Extra warmtapwater”-functies stijgt de tempera-tuur van het warmtapwater tijdelijk. De temperatuur wordteerst door de compressor verhoogd naar een instelbaarniveau (menu 1.5), waarna de elektrische bijverwarmingde temperatuur verder verhoogd tot de stoptemperatuuris bereikt (menu 1.4).

Tijdelijk ”Extra warmtapwater” wordt handmatig geacti-veerd, terwijl tijdsafhankelijk extra warmtapwater wordtgeactiveerd met behulp van de instellingen in de regeling.

Wanneer:

”A” verschijnt boven het pictogram , is tijdelijkwarmtapwater actief.

”B” verschijnt boven het pictogram , is tijdsafhankelijkwarmtapwater actief.

Voorzichtig!"Extra warmtapwater" houdt normaal gesproken indat de elektrische bijverwarming is geactiveerd,

waardoor het stroomverbruik toeneemt.

”Extra warmtapwater” kan op drie verschillende ma-nieren worden geactiveerd:1. Periodiek tijdsafhankelijk extra warmtapwater

Interval tussen verhogingen geselecteerd in menu1.7. Menu 1.8 geeft aan wanneer de volgende ver-hoging plaatsvindt.De verhoogde temperatuur wordt gedurende eenuur aangehouden door de elektrische bijverwar-ming.

2. Tijdsafhankelijk extra warmtapwater inplannenDe start- en stoptijden voor de dag van de weekwaarop de verhoging nodig is, worden ingesteld inde submenu's van menu 7.4.0.De verhoogde temperatuur wordt gedurende degeselecteerde periode aangehouden door de elek-trische bijverwarming.

3. Tijdelijk extra warmtapwaterDe huidige modus ”extra warmtapwater” wordtaangegeven op de display (A) wanneer de knopwordt ingedrukt en wanneer u de knop blijft indruk-ken, schakelt de modus tussen 3 uren en reserve-stand.De verhoogde temperatuur wordt door de elektri-sche bijverwarming aangehouden tot de periode isverstreken.

11NIBE™ SPLIT

Voor huiseigenaren

Comfortinstelling warmtapwater

Page 14: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

OnderhoudACVM 270 en AMS 10 hebben na inbedrijfstelling mini-maal onderhoud nodig.

De NIBE SPLIT bevat een diverse onderdelen. Daarom zijner bewakingsfuncties ingebouwd om u te helpen.

IWanneer er zich een storing voordoet, wordt er een mel-ding over de storingen weergegeven in de vorm van ver-schillende "alarm"-teksten op de display.

Controleren van de overstortventielen in deACVM 270De ACVM 270 is door de installateur voorzien van eenoverstortventiel voor de boiler alsmede een overstortven-tiel voor het afgiftesysteem.

Het overstortventiel van het afgiftesysteem

LEK

Het overstortventiel van het afgiftesysteem (FL2) moetgoed afdichten en mag niet doorlekken. Regelmatigmoeten de volgende controles worden uitgevoerd:

Open de klep.Controleer of er water door de klep stroomt. Als dat niethet geval is, vervangt u het overstortventiel.Sluit de klep weer.Het afgiftesysteem moet wellicht worden bijgevuld nahet controleren van het overstortventiel, zie sectie 'Vullenvan het afgiftesysteem”. Neem contact op met de instal-lateur voor het bijvullen van het afgiftesysteem.

Overstortventiel boiler

Het overstortventiel van de boiler laat soms een beetjewater door na het gebruik van warmtapwater. Dit komtdoordat het koude water, dat de boiler binnenkomt omhet warmtapwater te vervangen, uitzet wanneer het verhitwordt. Daardoor neemt de druk toe en gaat het overstort-ventiel open.

Controleer ook het overstortventiel van de boiler regelma-tig. Het uiterlijk en de plaatsing van het overstortventielzijn per installatie verschillend. Het overstortventiel is inde koudwateraanvoerleiding gemonteerd. Raadpleeg uwinstallateur voor informatie.

Drukmeter in de ACVM 270Het werkbereik van het afgiftesysteem is normaal gespro-ken 0,5-1,5 bar bij een gesloten systeem. Controleer ditbij de drukmeter (BP5).

Legen van de boilerDe spiraal van de boiler wordt afgetapt met behulp vanhet hevelprincipe. Dit kan worden gedaan door een aftap-klep op de binnenkomende koudwaterleiding te monterenof door een slang in de koudwateraansluiting te stoppen.Zie pagina 17.

Het reservoir legenNeem contact op met uw installateur indien het reservoirin de ACVM 270 geleegd moet worden.

Onderhoud van de AMS 10De AMS 10 is voorzien van regel- en bewakingsapparatuur.Toch is enig extern onderhoud vereist.

Controleer in de loop van het jaar regelmatig of het inlaat-rooster niet verstopt zit met bladeren, sneeuw of iets an-ders. Controleer tijdens de koude maanden van het jaarof er zich geen ijs of rijp ophoopt onder de AMS 10. Doorde sterke wind in combinatie met hevige sneeuwval kun-nen de inlaat- en afvoerluchtroosters verstopt raken. Zorgervoor dat er geen sneeuw op de roosters zit.

Controleer ook of de afvoer voor condenswater onder deAMS 10 niet verstopt zit.

Indien nodig kan de buitenste behuizing worden gereinigdmet een vochtige doek. Wees bij het reinigen voorzichtig,zodat u geen krassen veroorzaakt op de warmtepomp.Spuit geen water in de roosters of de zijkanten, zodat ergeen water binnendringt in de AMS 10. Zorg ervoor datde AMS 10 niet in aanraking komt met alkalische schoon-maakmiddelen.

! PAS OP!Rotatieventilator in de AMS 10.

BespaartipsUw NIBE SPLIT-installatie produceert warmte en warmtap-water op basis van uw behoeften. Ook wordt geprobeerdop basis van de regelinstellingen alle behoeften te realise-ren met alle beschikbare "hulpmiddelen".

De binnentemperatuur heeft natuurlijk invloed op hetstroomverbruik. Stel daarom de temperatuur niet hogerin dan nodig is.

Andere bekende factoren die van invloed zijn op hetstroomverbruik zijn, bijvoorbeeld, het warmtapwaterver-bruik en het isolatieniveau van het huis alsmede het dooru gewenste comfortniveau.

Vergeet verder niet om:De thermostaatkranen volledig te openen (behalve inde ruimtes die om verschillende redenen kouder moetenblijven, bijv. slaapkamers).

De thermostaatkranen in de radiatoren en vloerlussenkunnen een negatieve invloed hebben op het stroomver-bruik. Deze vertragen de doorstroming in het afgiftesys-teem, wat de warmtepomp wil compenseren met hogeretemperaturen. Deze gaat vervolgens harder werken enverbruikt meer elektriciteit.

NIBE™ SPLIT12

Voor huiseigenaren

Onderhoud

Page 15: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Comfortproblemen aanpakkenGebruik de volgende lijst om problemen met verwarmingof warmtapwater te vinden en te verhelpen.

MaatregelOorzaakSymptoom

Controleer of er een zekering gesprongenis en vervang deze.

Hoofdzekering (miniature circuit breaker,MCB) gesprongen.

Lage warmtapwatertemperatuur of gebrekaan warmtapwater.

Controleer en vervang evt. gesprongengroep- en hoofdzekeringen.

Warmtepomp en elektrische bijverwarmingverwarmen niet.

Reset de aardlekschakelaar. Indien deaardlekschakelaar herhaaldelijk de stroomonderbreekt, moet u een elektrotechnischinstallateur raadplegen.

Mogelijk is de aardlekschakelaar uitgeval-len.

Zet de schakelaar op 1.Schakelaar (SF1) staat op stand 0.

Wacht enkele uren en controleer of dewarmwatertemperatuur omhoog gaat.

Grote warmtapwatervraag.

Pas de instelling van de starttemperatuuraan in menu 1.2.

Te lage instelling starttemperatuur voorhet regelsysteem.

Reset de aardlekschakelaar. Indien deaardlekschakelaar herhaaldelijk de stroomonderbreekt, moet u een elektrotechnischinstallateur raadplegen.

Mogelijk is de aardlekschakelaar uitgeval-len.

Lage ruimtetemperatuur.

Controleer en vervang evt. gesprongengroep- en hoofdzekeringen.

Warmtepomp en elektrische bijverwarmingverwarmen niet.

Pas de instelling aan.Onjuiste instelling van "Stooklijn", "Verschui-ving stooklijn" en/of "Verschuiving koelcur-ve".

Controleer of er een zekering gesprongenis en vervang deze.

Hoofdzekering (miniature circuit breaker,MCB) gesprongen.

Verander bedrijfsstand in "Auto" of "Au-toK".

Warmtepomp in onjuiste bedrijfsstand"Warmtapwater" of "Koeling".

Schakelt een of meerdere stroomverbrui-kers uit.

De stroombegrenzer heeft de stroom be-perkt omdat er veel stroomverbruikers ingebruik zijn in het pand.

Pas de instelling aan.Onjuiste instelling van "Stooklijn", "Verschui-ving stooklijn" en/of "Verschuiving koelcur-ve".

Hoge ruimtetemperatuur.

Verander bedrijfsstand in "AutoK".Warmtepomp in onjuiste bedrijfsstand.

Pas de instellingen aan. Controleer menu2.2.1, 2.2.2 en 8.2.4.

Onjuiste instellingen voor koeling.

Wacht 30 minuten en controleer of decompressor start.

Minimale tijd tussen compressorstarts danwel tijd na niet-gerealiseerde stroominscha-keling.

De compressor start niet.

Zie de sectie “Alarmsignalen”.Alarm geactiveerd.

Activeer bedrijfsstand "Alleen bijverwar-ming".

Alarm kan niet worden gereset.

Controleer en vervang evt. gesprongengroep- en hoofdzekeringen.

Display niet verlicht.

Controleer of de stroomonderbreker voorde binneninstallatie uit is.

Controleer of de schakelaar (SF1) in denormale stand staat (1).

13NIBE™ SPLIT

Voor huiseigenaren

Comfortproblemen aanpakken

Page 16: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Bedrijfsstand "Alleen bijverwarming"Bij storingen die een lage binnentemperatuur veroorzaken,kunt u normaal gesproken "Alleen bijverwarming" active-ren in de ACVM 270. Dit betekent dat de verwarming al-leen plaatsvindt met de elektrische bijverwarming.

Activeer de modus door de bedrijfsstandknop inge-drukt te houden gedurende 7 seconden.

Wij wijzen u erop dat dit slechts een tijdelijke oplossing is,aangezien verwarmen met de elektrische bijverwarminggeen besparing oplevert.

Deactiveer de functie door nog een keer 7 seconden langop de knop 'Bedrijfsstand' te drukken.

NoodstandDe noodstand wordt geactiveerd door de schakelaar in testellen op ” ”. Deze wordt gebruikt als het regelsysteemen daarmee bedrijfsstand "Alleen bijverwarming" niet naarbehoren functioneren. De noodstand wordt geactiveerddoor de schakelaar (SF1) in te stellen op ” ”.

In de noodstand geldt het volgende:Het bedieningspaneel brandt niet en de regeling in deACVM 270 is niet aangesloten.De AMS 10 staat uit en alleen de circulatiepomp enelektrische bijverwarming in de ACVM 270 zijn actief.Er is een elektrische stap van 4 kW aangesloten. Deelektrische bijverwarming wordt aangestuurd door eenafzonderlijke thermostaat (BT30).Het automatische regelsysteem voor de verwarmingreageert niet en dus is een handmatige shuntbedieningvereist. Bel de installateur.

NIBE™ SPLIT14

Voor huiseigenaren

Comfortproblemen aanpakken

Page 17: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

AlarmsignaleringenEr zijn vele bewakingsfuncties ingebouwd in de NIBE SPLITom te wijzen op eventuele storingen. De regeling verstuurtalarmsignalen die kunnen worden afgelezen op de displayvan het bedieningspaneel.

Wat gebeurt er bij een alarm?De achtergrondverlichting van de display gaat knipperenen de statuslamp wordt rood.Alarmmeldingen van compressoren en storingen inbuitensensoren veranderen de bedrijfsstand in "Anti-vries" en verlagen de aanvoertemperatuur naar de mini-maal toegestane temperatuur om aan te geven dat eriets mis is.

Verschillende soorten alarmmeldingenAlarmmeldingen met automatische reset (hoeven niette worden bevestigd wanneer de oorzaak is verdwenen).

Bestaande alarmmeldingen waarvoor maatregelen ver-eist zijn van u of de installateur.Een volledige lijst van alarmmeldingen vindt u op pagina59.

Aanbevolen maatregelen1. Lees op de display van de warmtepomp af welk alarm

is opgetreden.2. Als gebruiker kunt u bepaalde alarmmeldingen verhel-

pen. Zie de onderstaande tabel voor de betreffendemaatregelen. Als het alarm niet is verholpen of niet inde tabel staat, kunt u contact opnemen met uw instal-lateur.

Controle/oplossing voordat u belt metinstallateurs/servicemonteurs

Beschrijving alarmAlarmtekst op de display

Controleer of de thermostaten voor de ra-diatoren/vloerverwarmingssystemen nietgesloten zijn (alleen tijdens koelen).

Lagedrukpressostaat geactiveerd.LP-LARM

Controleren of de thermostaten voor deradiatoren/vloerverwarmingssystemen nietgesloten zijn.

Hogedrukpressostaat geactiveerd.HP-LARM

Als koeling in bedrijf is: Controleer of deluchtstroom naar de AMS 10 niet wordtbelemmerd.

Controleer of de stroomonderbrekers voorde buitendeel niet uit zijn.

Buitendeel krijgt geen stroom / Communi-catie verbroken

BE stroomuitval / BE Com. fout

Controleer en vervang evt. gesprongengroep- en hoofdzekeringen.

Display niet verlicht.

Controleer of de stroomonderbreker voorde binneninstallatie uit is.

Controleer of de schakelaar (SF1) in denormale stand staat (1).

Alarmmeldingen bevestigenHet bevestigen van een alarm kan geen kwaad. Als deoorzaak van het alarm blijft bestaan, verschijnt het alarmopnieuw.

Als een alarm is geactiveerd, kan dit worden geresetdoor de ACVM 270 uit en weer in te schakelen met deschakelaar (SF1). Als de stroom wordt ingeschakeld, startde warmtepomp weer op met een vertraging van 30minuten. Een andere mogelijkheid is dat het alarm viahet menu 9.7 (onderhoudsmenu) wordt gereset.Als het alarm niet kan worden gereset met behulp vande schakelaar (SF1), kan de bedrijfsstand "Alleen bijver-warming" worden geactiveerd om weer een normaaltemperatuurniveau in het huis te krijgen.De eenvoudigste manier om dit te doen is de knop "Be-drijfsstand" gedurende 7 seconden ingedrukt te houden.Deactiveer de functie door nog een keer 7 secondenlang op de knop 'Bedrijfsstand' te drukken.

Voorzichtig!Wanneer ermeerderemalen eenalarmsignaal gege-venwordt, betekent dit dat er een fout in de installa-

tie is.

Neem contact op met uw installateur!

15NIBE™ SPLIT

Voor huiseigenaren

Alarmsignaleringen

Page 18: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Algemene informatie voor de installateur

Transport en opslag

Buitendeel AMS 10

De AMS 10 moet verticaal worden getransporteerd enopgeslagen.

Gebruik, als de warmtepomp zonder verpakking moetworden geheven met behulp van banden, de in de afbeel-ding aangegeven bescherming.

De rechterkant van de warmtepomp (van voren gezien)is het zwaarst.

Binnendeel ACVM 270

De ACVM 270 kan verticaal of horizontaal worden getrans-porteerd, maar mag alleen verticaal en onder droge om-standigheden worden opgeslagen.

Geleverde componenten

Verbindingsbruggen voor1-faseaansluiting

Buitensensor

LEK

LEK

LEK

Overstortventiel met manome-ter

Stroomsensor, 3-fasen

KabelbandjesDirecte aansluiting op over-stortventiel

De bijgeleverde set vindt u achter het voorste servicepaneelin de ACVM 270.

Montage

Buitendeel AMS 10

Plaats de AMS 10 buiten, vastgezet op een stevig opper-vlak, bij voorkeur een betonnen fundering bij muren metgrondhouder of wandbevestiging.

De eenheid moet dusdanig worden geplaatst dat de on-derrand van de verdamper op dezelfde hoogte is als degemiddelde plaatselijke sneeuwdiepte, met een minimalehoogte van 200 mm. Plaats de AMS 10 niet in de buurtvan geluidsgevoelige muren, bijvoorbeeld naast eenslaapkamer. Zorg er ook voor dat de plaatsing geen over-last oplevert voor de buren. Wees bij de installatie voor-zichtig, zodat u geen krassen veroorzaakt op de warmte-pomp.

Er kunnen grote hoeveelheden condenswater en smeltwa-ter door ontdooiing worden geproduceerd. Zorg voor eengoede afwatering in het installatiegebied en zorg ervoordat het water niet kan wegstromen op paden en dergelijkegedurende periodes waarin ijsvorming mogelijk is.

De afstand tussen de AMS 10 en de muur van het huismoet minimaal 150 mm bedragen. Houd ten minste 1meter ruimte boven de AMS 10 aan. Plaats de AMS 10zo, dat recirculatie van buitenlucht niet mogelijk is.Plaats de AMS 10 niet op een winderige locatie waardeze wordt blootgesteld aan directe harde wind. Ditzorgt voor een lager vermogen, minder efficiëntie enbeïnvloedt de ontdooifunctie negatief.

Zorg dat er bij montage aan de wand of gevel voor dattrillingen geen gevolgen hebben voor de binnenkant vanhet huis. Zorg er ook voor dat de wand en de bevestiginghet gewicht van de warmtepomp kunnen dragen.

150 mm

300 mm 300 mm

5 m

NIBE™ SPLIT16

Voor de installateur

Algemene informatie voor de installateur

Page 19: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Binnendeel ACVM 270Aanbevolen wordt om de ACVM 270 te installeren ineen ruimte met afwatering in de vloer. Een bijkeuken ofboilerruimte is erg geschikt.Het oppervlak moet stevig zijn, bij voorkeur een beton-nen vloer of fundering.De ACVM 270 moet in een niet-geluidsgevoelige ruimtemet de rugzijde tegen een buitenmuur worden gezetom storende geluiden tegen te gaan. Indien dit nietmogelijk is, moet de opstelling in nabijheid van slaapka-mers of andere geluidsgevoelige kamers worden verme-den.De eenheid kan met behulp van de verstelbare potenworden uitgelijnd.Laat leidingen zodanig lopen dat ze niet worden beves-tigd aan binnenmuren die aan een slaap- of woonkamergrenzen.Zorg ervoor dat er ong. 500 mm vrije ruimte voor en 220mm boven het product zit voor eventuele service in detoekomst.

Afmetingen expansievatIntern volume in ACVM 270 voor berekenen expansievatis 280 l. Het volume van het expansievat moet minimaal5% zijn van het totale volume.

Voorbeeldtabel

Volume Expansievat (l)Totaal volume (l)

14280

16320

18360

Begindruk en max. hoogteverschil

De begindruk van het expansievat moet worden bepaaldop basis van de maximale hoogte (H) tussen het vat en dehoogst geplaatste radiator (zie afbeelding). Een begindrukvan 0,5 bar (5 mwk) betekent een maximaal toegestaanhoogteverschil van 5 m.

Als de standaard begindruk in het drukvat niet hoog ge-noeg is, kan deze worden verhoogd door bij te vullen viade klep in het expansievat. De standaard begindruk vanhet expansievat moet worden ingevuld in de checklijst oppagina 35.

Veranderingen in de begindruk hebben gevolgen voor demate waarin het expansievat de uitzetting van het waterkan opvangen.

H

Handmatig shuntenWanneer de ACVM 270 is ingesteld op de noodstand, ishet regelsysteem voor verwarming niet in bedrijf en ishandmatige shuntbediening vereist.1. Druk de knop op (QN11) in en vergrendel deze.2. Draai de mengklep handmatig naar de gewenste

stand.

Het reservoir legenHet reservoir in de ACVM 270 wordt geleegd door hetopenen van de klep (QM1) en overstortventiel (FL2).

Voorzichtig!Wanneer het reservoir in de ACVM 270 wordt ge-leegd via de klep (QM1) blijft er wat water achter inde warmtapwater spiraal en in de warmtewisselaar.

Dit betekent dat het gevaar bestaat dat de warmte-wisselaar, de leidingen ende kleppenbij lage tempe-raturen bevriezen en dat er sprake is van een hygië-nerisico voor de spiraal in het warmtapwaterdeel.

Aanbevolen installatievolgorde1. Sluit de ACVM 270 aan op het afgiftesysteem, leidin-

gen voor koud en warm water alsmede eventuele ex-terne warmtebronnen. Zie pagina 18. Zie ook koppe-lingsbeschrijvingen op pagina 23 e.v.

2. Installeer de koudemiddelleidingen volgens de beschrij-ving op pagina 20.

3. Sluit de stroombegrenzer, buitentemperatuursensor,eventuele centrale vermogensregeling en externecontacten alsmede de kabel tussen de ACVM 270 ende AMS 10 aan. Zie pagina 29.

4. Sluit elektrische voeding aan op de ACVM 270. Ziepagina 28.

5. Volg de instructies voor inbedrijfstelling op pagina 33.

17NIBE™ SPLIT

Voor de installateur

Algemene informatie voor de installateur

Page 20: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Leidingen installeren

AlgemeenDe installatie van de leidingen moet worden uitgevoerdin overeenstemming met de huidige normen en richtlijnen.De ACVM 270 functioneert bij een temperatuur tot 65 °C.Voor goede besparingen raden wij aan dat het afgiftesys-teem wordt afgesteld op max. 55 °C.

De ACVM 270 is niet voorzien van afsluiters. Deze moetenbuiten het binnendeel worden geïnstalleerd voor eventu-ele service in de toekomst.

De ACVM 270 kan worden aangesloten op het radiatorsys-teem, het vloerverwarmingssysteem en/of (ventilator)con-vectoren.

Installeer het bijgeleverde overstortventiel en manometer.

Overstortventiel

Voorzichtig!Er is een vrije doorstroming nodig voor alle koppe-lingsopties, wat inhoudt dat er een overstortventiel

moet zijn geïnstalleerd.

SysteemvereistenVoor een minimale configuratie is het volgende vereist:

Voor een correcte werking moet het volume van het afgif-tesysteem aan de installatievereisten voldoen. Zie pagina23. Als hieraan niet wordt voldaan, moet een buffervat(NIBE UKV) worden geïnstalleerd.

Zie voor meer opties de koppelingsbeschrijving op pagina23.

Afmetingen en leidingaansluitingen

32 3255 95 65 52 18540 (42)

660

3060

Afgiftesysteem, aanvoer Ø 22 mmXL1Afgiftesysteem, retour Ø 22 mmXL2Koud water, Ø 22 mmXL3Warm water, Ø 22 mmXL4Koudemiddel vloeistofleiding, flare 3/8'XL13Koudemiddel gasleiding, flare 5/8'XL14Aansluiting overstortventiel, manometerXL15

Grafiek pompcapaciteit

0

10

20

30

40

50

60

0 0,05 0,11 0,16 0,22 0,28 0,33 0,39 0,44 0,5 0,55 flö

dp [kPa]

In het schema worden de max. prestaties weergegeven.Dit kan worden beperkt in menu 2.0.

Aansluiting van extra circulatiepomp

Voor het aansluiten van extra circulatiepomp GP10 omeen hogere flow te behalen, raadpleegt u de optie'Vloerverwarming' op pagina 25. De maximale flow magniet worden overschreden.

Aansluiten van het afgiftesysteemDe leidingen voor het afgiftesysteem moeten aan de bo-venzijde worden aangesloten.

Alle benodigde veiligheidsvoorzieningen en afsluitersmoeten zo dicht mogelijk bij de ACVM 270 worden ge-plaatst.Breng waar nodig de ontluchtingskleppen aan.Het overstortventiel (FL2) moeten worden geïnstalleerdop (XL15) volgens de afbeelding. De volledige lei-dinglengte van de overloopleiding vanaf het overstort-ventiel moet hellend zijn om waterzakken te voorkomenen moet ook vorstbestendig zijn.

LEK

Bij aansluiting op een systeem met thermostatisch be-diende radiatorkranen op alle radiatoren moet eenoverstortventiel worden gemonteerd of moet er eenaantal thermostaatkranen worden verwijderd om vol-doende doorstroming te waarborgen.Zie sectie Koppelingen op pagina 23 voor een schemati-sche weergave.

Voorzichtig!De term 'Afgiftesysteem' wordt in deze installatie-en onderhoudsinstructies gebruikt en verwijst naarverwarmings- of koelingssystemen die van warm ofkoudwaterwordenvoorziendoordeACVM270voor

verwarming of koeling.

NIBE™ SPLIT18

Voor de installateur

Leidingen installeren

Page 21: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

De boiler aansluitenDe boiler in de ACVM 270 moet worden voorzien van debenodigde kleppen.

Het is aan te bevelen moet een mengklep te plaatsenals de temperatuur hoger wordt dan 60 °C.Het overstortventiel moet een maximale openingsdrukvan 10,0 bar hebben en worden geïnstalleerd op debinnenkomende koudwaterleiding volgens de schema-tische weergave. De volledige leidinglengte van deoverloopleiding vanaf het overstortventiel moet hellendzijn om waterzakken te voorkomen en moet ook vorstvrijaangelegd zijn.Zie hoofdstuk Koppelingen op pagina 23 voor schema-tische weergave.

Extra boiler met elektrisch bijverwarmingselement

Bij installatie van een bad of een andere grote warmtap-waterverbruiker kan de warmtepomp worden uitgebreidmet een extra elektrische boiler.

Als de boiler is voorzien van een klepaansluiting Ø 15 mmmoet deze worden vervangen door een overeenkomendeØ 22 mm.

Kv

Vv från värmepump

BackventilBlandningsventil

Aansluiting van externe warmtebronSluit een externe warmtebron, zoals een gas- of olie ge-stookte boiler aan op (XL8) (in) en (XL9) (uit) van de ACVM270 (afmeting G1 binnenmaat). Om deze aansluitingente kunnen gebruiken, moeten de bijbehorende "uittikbare"delen van het buitenpaneel worden verwijderd. Snijd ookde isolatie af boven de aansluitingen.

Zie ook Installatievereisten op pagina 23.

Voorzichtig!Realiseer de aansluitingen onder een hoek van 45°.

19NIBE™ SPLIT

Voor de installateur

Leidingen installeren

Page 22: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Afvoer wisselaarDe ACVM 270 heeft een afvoer bij de wisselaar. Eventueellekwater wordt via een slang langs de elektronica van hetproduct geleid om het gevaar voor beschadiging tot eenminimum te beperken. Indien nodig kan een verlengslangworden aangesloten.

Aansluiten van koudemiddelleidingen (nietbijgeleverd)Installeer de koudemiddelleidingen tussen het buitendeelAMS 10 en de ACVM 270.

De installatie moet worden uitgevoerd volgens de gelden-de normen en voorschriften.

BegrenzingenMaximale leidinglengte, AMS 10-8 en AMS 10-12 (L):30 m.Maximaal hoogteverschil (H): ±7 m.

L

H

L

H

Afmetingen leidingen en materialen

VloeistofleidingGasleiding

Ø9,52 mm (3/8")Ø15,88 mm (5/8")Afmeting leiding

Flare - (3/8")Flare - (5/8")Aansluiting

Koper kwaliteit SS-EN 12735-1 ofC1220T, JIS H3300

Materiaal

0,8 mm1,0 mmMinimale dikte ma-teriaal

Aansluiting van de leidingenVoer aansluiting van leidingen uit met de servicekleppen(QM35, QM36) gesloten.AMS 10-8

Verwijder tijdens installatie het zijpaneel van de AMS10 om beter toegang te hebben.

LEK

AMS 10-12

Verwijder een "uittikbaar" deel uit het buitenpaneel vande AMS 10 waar de leidingen langs moeten. In de afbeel-ding hieronder ziet u mogelijke leidinguitgangen.

Zorg ervoor dat er geen water of vuil in de leidingenkomt.Buig de leidingen met een zo groot mogelijke straal(minimaal R100~R150). Zorg ervoor dat u geen leidingenherhaaldelijk buigt. Gebruik een buiggereedschap.Sluit de flare-connector aan en haal deze aan tot hetvolgende moment. Gebruik de "Aanhaalhoek" als ergeen momentsleutel beschikbaar is.

Aanbevolenlengtegereed-schap (mm)

Aanhaalhoek(°)

Aanhaalmo-ment (Nm)

Buitendiame-ter, koperlei-ding (mm)

20030~4534~42Ø9,52

30015~2068~82Ø15,88

NIBE™ SPLIT20

Voor de installateur

Leidingen installeren

Page 23: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Voorzichtig!Gebruik bij het solderen een gasafscherming.

Flare-aansluitingen

Uitzetting:A

A (mm)Buitendiameter, koperleiding (mm)

13,2Ø9,52

19,7Ø15,88

Uitwerping:

B

B,meteen conven-tioneel gereed-schap (mm)

B, met een R410A-gereedschap (mm)

Buitendiameter,koperleiding (mm)

0,7~1,30~0,5Ø9,52

Ø15,88

Druktest en lekkagetest

Zowel de ACVM 270 als de AMS 10 hebben af fabriek druk-en lekkagetests ondergaan, maar de leidingaansluitingentussen de producten moeten na installatie worden gecon-troleerd.

Voorzichtig!De leidingaansluiting tussen de producten moet nainstallatie een druk- en lekkagetest ondergaan vol-

gens de toepasselijke voorschriften.

Er mag onder geen enkele voorwaarde een andermiddel dan stikstof worden gebruikt bij het op druk

brengen of doorspoelen van het systeem.

Vacuümpomp

Gebruik een vacuümpomp om alle lucht te verwijderen.Laat het vacuüm minimaal een uur werken. De einddrukna verwijdering moet 1 mbar (100 Pa, 0,75 droog of 750micron) absolute druk zijn.

Als er nog vocht in het systeem zit of een lek, zal de vacu-ümdruk na het vacuümeren gaan stijgen.

Vacuumpump

Serviceventil, gas

Mätuttag

Manometer

Serviceventil, vätska

TIPHoudt u voor een beter eindresultaat en een snellere

verwijdering aan de volgende punten:Van de aansluitleidingen moeten de bochten zoruim mogelijk en de lengte van de leidingen zo

kort mogelijk zijn.Vacuümeer het systeem tot 4 mbar en vul het sys-teemmet droge stikstof tot atmosferische druk om

het vacuümeerproces af te ronden.

21NIBE™ SPLIT

Voor de installateur

Leidingen installeren

Page 24: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Koudemiddel bijvullen

De AMS 10 wordt compleet geleverd met het koudemiddeldat nodig is voor de installatie van koudemiddelleidingentot een lengte van 15 m.

Als de koudemiddelleidingen langer dan 15 m (AMS 10-8 en AMS 10-12) zijn, moet er extra koudemiddel wordenbijgevuld met 0,06 kg/m. Dit geldt voor de onderdeelnum-mers 064 031, 064 033 en 064 034. Dit geldt niet vooronderdeelnummer 064 030.

Voorzichtig!Voor installatiesmet koudemiddelleidingenmet eenlengte tot 15 m hoeft de geleverde hoeveelheid

koudemiddel niet te worden bijgevuld.

Na het uitvoeren van het aansluiten van de leidingen,druktests, lekkagetests en vacuümzuigen kunnen de servi-cekleppen (QM35, QM36) worden geopend om de leidin-gen en de ACVM 270 te vullen met koudemiddel.

Isoleren van koudemiddelleidingenIsoleer koudemiddelleidingen (zowel gas- als vloeistof-leidingen) voor warmte-isolatie en om condensatie tevoorkomen. De leidingen moeten dampdicht geïsoleerdworden.Gebruik isolatie die bestand is tegen minimaal 120 °C.Slecht geïsoleerde leidingen kunnen isolatiegerelateerdeproblemen en onnodige kabelslijtage veroorzaken.

Principe:or connecting indoortdoor units Exterior t

Gas pipi

Insulation

Liquid piping

Aansluitingen:

and (accessory) Pipe cover (accesso

NIBE™ SPLIT22

Voor de installateur

Leidingen installeren

Page 25: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Koppelingen Algemeen

De NIBE SPLIT kan op verschillende manieren wordenaangesloten, waarvan enkele op de volgende pagina'sworden weergegeven. Zie voor nadere systeembeschrijvin-gen www.nibenl.nl.

Installatievereisten

AMS 10-12AMS 10-8

0,25 MPa (2,5 Bar)Max. druk, afgiftesysteem

55/45 °CHoogst aanbevolen aanvoer-/retourtemperatuur bij aangegeven buitentem-peratuur

+65 °CMax. temperatuur in ACVM 270

+58 °CMax. aanvoertemperatuur met compressor

+7 °CMin. aanvoertemperatuur koeling

+25 °CMax. aanvoertemp. koeling

80 l50 lMin. volume, afgiftesysteem tijdens verwarming, koeling*

100 l80 lMin. volume, afgiftesysteem tijdens vloerkoeling*

0,57 l/s0,38 l/sMax. debiet, afgiftesysteem

0,29 l/s0,19 l/sMinimale stroming in afgifte systeem bij maximale (100%) snelheid van decirculatiepomp (t.b.v.ontdooien).

0,15 l/s0,12 l/sMin. debiet, verwarmingssysteem

0,20 l/s0,16 l/sMin. debiet, koelsysteem

ACVM 270Koppelen van externe bijverwarming

9–18 kWVermogen externe bijverwarming

0,17–0,22 l/sAanbevolen koppeldebiet

+65 °CMax. temperatuur vanuit externe warmtebron

* Betreft circulerend volume

Externe circulatiepomp moet worden gebruikt wanneer de drukval in het systeem groter is dan de beschikbare externedruk. In dergelijke gevallen moet een omloopleiding met terugslagklep worden geïnstalleerd.

Er moet een overstortventiel worden gebruikt als het min. systeemdebiet niet gegarandeerd kan worden.

Symboolverklaring

BetekenisSymbool

Ontluchtingsklep

Afsluiter

Terugslagklep

Regelklep

Overstortventiel

Temperatuursensor

Expansievat

DrukmeterP

Circulatiepomp

Regelafsluiter/wisselklep

Ventilator

23NIBE™ SPLIT

Voor de installateur

Leidingen installeren

Page 26: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

NIBE SPLIT met afgiftesysteem en bijverwarming

BT 1

RG10/

RE10

Erf. säker-

hetsutr.

FL1

FQ1

Tillsats

Klimatsystem

Voorzichtig!Dit zijn schematische weergaven. Daadwerkelijkeinstallaties moeten worden gepland conform van

toepassing zijnde regelgeving.

NIBE™ SPLIT24

Voor de installateur

Leidingen installeren

Page 27: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Afgiftesysteem

Radiator

CM1

Extra system volym

CP1

Överströmningsventil Överströmningsventil Överströmningsventil

Radiator- och golvvärme för värme och fläktkonvektor för kyla

Golvvärme

CM1

Fläktkonvektor

CM1

CM1

Överströmningsventil Överströmningsventil

Kyla

EP22-QN12

A

B

AB A

B

ABEP21-QN25

EP21-GP20

EP21-BT2

EP21-BT3

Dubbla golvvärme för värme och fläktkonvektor för kyla

CM1

Kyla

EP22-QN12

EP21-QN25

EP21-GP20

EP21-BT2

EP21-BT3

CP1 CP1

Extra system volym

CP1

Extra system volym

CP1

UitlegBuffervat UKVCP1Afgiftesysteem 3EP22Afgiftesysteem 2EP21LaadpompGP12Wisselklep, koelen/verwarmenQN12Temperatuursensor, aanvoerleidingBT2TerugslagklepRMDiversenTemperatuursensor, retourBT3

Temperatuursensor, buitenBT1CirculatiepompGP20ExpansievatCM1RegelafsluiterQN25

25NIBE™ SPLIT

Voor de installateur

Leidingen installeren

Page 28: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Externe bijverwarming

Gaspanna Olje-/pelletspanna

Solfångare

EP8

RM5

ALT 1 GAS V.

ALT 2

HQ

EB1

EM2RM5

RM5

On/off

Frånluftsvärmepump

On/off

Vedpanna med ackumulator

CP1

CM5

GP31

GP32

EM1

FL1

GP12 GP12

RM

CP2

Extern styrning Extern styrning

UitlegPompstation, begrenst lage tempera-tuur

GP32Olie-/pelletgestookte ketelEM2ExpansievatCM5

VuilfilterHQOverstortventielFL1AccumulatortankCP1TerugslagklepRM5LaadpompGP12Elektrische bijverwarmingEB1

Pompstation, begrenst hoge tempe-ratuur

GP31Houtgestookte ketelEM1

NIBE™ SPLIT26

Voor de installateur

Leidingen installeren

Page 29: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Hydraulische principes voor NIBE Solar Split FP215P/PL

-EP30

-BT24

-EP30

-BT54

-EP30

-BT55

-GP31

-RM1 -GP15-QN50

-EB100

-EB101

-CP1

-CM1

-EP30-BT53

-EP8

-CM5

-GP4

-QM45

-RM1

-QM43

-QM44

-RM2 T T

-FL4

P

-XD1

-GP30-AA25-EP30

(T1)

(T2)

(T3)

(T4)

Afkortingen

BedieningseenheidAA25

(T4)Temp.sensor, koppelingBT24

(T1)Temp.sensor, zonnecollectorBT53

(T2)Temp.sensor, zonnespiraalBT54

(T3)Temp.sensor, zonnepiekBT55

Expansievat, afgiftesysteemCM1

Expansievat, zonCM5

Buffervat, zon UKVS 230CP1

NIBE SPLIT binnendeel ACVMEB100

ZonnecollectorEP8

Zonneset SCU 10EP30

NIBE SPLIT buitendeel AMSE 10

Veiligheidsklep, zonFL4

Circulatiepomp, zonGP4

LaadpompGP15

Pompstation SPS 10, SPS 20GP30

Pompstation MCU 10GP31

AfsluiterQM4X

RegelklepQN50

TerugslagklepRMX

Schakelkast (SRB 22)XD1

27NIBE™ SPLIT

Voor de installateur

Leidingen installeren

Page 30: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Elektrische installatie

AlgemeenDe ACVM 270 moet worden geïnstalleerd via een werk-schakelaar met minimaal 3 mm schakelafstand.

De overige elektrische apparatuur, met uitzondering vande buitensensoren, stroomsensoren en het buitendeelAMS 10 zijn af fabriek aangesloten.

Ontkoppel het binnendeel ACVM 270 en buitendeelAMS 10 voordat u een isolatietest van de bedrading inhet pand uitvoert.Kijk voor de zekeringcapaciteit bij de technische gege-vens bij “Zekering".Als het gebouw is uitgerust met een aardlekschakelaar,moet de ACVM 270 worden voorzien van een afzonder-lijke aardlekschakelaar.De elektrische installatie en eventuele servicewerkzaam-heden moeten worden uitgevoerd met toestemmingvan de energieleverancier en onder toezicht van eenerkende elektrotechnische installateur.Er moet een 5x2,5 mm2-kabel worden gebruikt voor deaansluiting tussen deACVM 270 en de AMS 10.Breng de kabels zo aan dat ze niet beschadigd rakendoor metalen kanten of beklemd zitten tussen panelen.De AMS 10 is voorzien van een enkelfasige compressor.Dit houdt in dat op fase L3 tijdens bedrijf van de com-pressor 15 A wordt afgenomen. De

Voorzichtig!De elektrische installatie en het onderhoud moetenworden uitgevoerd onder toezicht van een erkendelektrotechnisch installateur. De elektrische installatieendebedradingmoetenwordenuitgevoerd conform

de geldende voorschriften.

Voorzichtig!De schakelaar (SF1) mag niet in stand "1" of " "worden gezet voordat de boilermetwater is gevuld.De circulatiepomp en de elektrische bijverwarming

kunnen beschadigd raken.

Principetekening, elektrische installatie

LPEN 1 L2 L3

* Alleen in een 3-fase-installatie.

Elektrische onderdelen

LE

K

1 mm

5,5 mm

UitlegAanstriplengtevan leiding (mm)

TypeAandui-ding

-KabeldoorvoerUB1,2,418Klemmenstrook, ingaande

netvoedingX1

9Klemmenstrook, uitgaandevoeding en communicatie

X2

9Klemmenstrook, externe bijver-warming

X3

-SchakelaarSF1-Automatische zekering, regel-

systeemFA1

-Automatische zekering, buiten-deel

FA2

-Thermostaat, reservestandBT30-MaximaalthermostaatFD1

NIBE™ SPLIT28

Voor de installateur

Elektrische installatie

Page 31: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Aansluiten van de voedingDe ingaande voeding wordt aangesloten op klemmen-strook (X1) via kabeldoorvoer (UB1). De kabelafmetingenmoeten voldoen aan de toepasselijke normen.

De ACVM 270 kan worden aangesloten met 400 V 3NACof 230 V 1AC.

400 V 3NAC: Sluit de ingaande voeding aan volgens demarkeringen op klem (X1).

Voorzichtig!Afhankelijk van de hoofdzekering in huis en om tevoorkomendatdevermogensschakelaarde compres-sor vertraagt,moetenanderegrote stroomverbruikers

in huis worden verplaatst van L3 naar L1 en L2.

230 V 1AC: Installeer de bijgeleverde doorverbindingentussen klemmen L1 en L2 alsmede tussen L2 en L3 op in-gaande klemmenstrook (X1). Sluit de ingaande voedingaan volgens de klemmarkeringen.

N 0 L L1 L2 L3

PELN

N 0 L L1 L2 L3

PEL3L2L1N

400 V 3NAC

230 V 1AC

Automatische zekeringHet automatische regelsysteem voor de verwarming, decirculatiepompen en hun kabels in de ACVM 270 zijn interngezekerd met een automatische zekering (FA1).

Buitendeel AMS 10 en apparatuur zijn intern gezekerd inde ACVM 270 met een automatische zekering (FA2).

MaximaalthermostaatDe maximaalthermostaat (FD1) onderbreekt de stroom-toevoer naar de elektrische bijverwarming indien de tem-peratuur stijgt tot ergens tussen de 90 en 100°C. Dit kanhandmatig worden gereset.

Resetten

De maximaalthermostaat (FD1) is toegankelijk achter deafdekking aan de voorzijde. De maximaalthermostaat kanworden gereset door de knop ervan hard in te drukken.

Voorzichtig!Reset demaximaalthermostaat. Deze kan tijdens het

transport zijn geactiveerd.

Verbinding tussen de ACVM270 en de AMS 10De kabel tussen de eenheden moet worden aangeslotentussen klemmenstrook voor ingaande voeding (TB) in deAMS 10 en klemmenstrook (X2) in de ACVM 270 via kabel-doorvoer (UB2).

Voorzichtig!De AMS 10 moet worden geaard voordat de bedra-

ding tussen de eenheden wordt aangesloten.

De bedrading moet zo worden bevestigd dat deklemmenstrook niet wordt belast.

Schaallengte van leiding is 8 mm.

AMS 10-8

LEK

Sluit fase (bruin), nul (blauw), communicatie (zwart engrijs) en de aarde (geel/groen) aan volgens de illustratie.

N L 1 2 3

L N 2 3 PE

(AMS

29NIBE™ SPLIT

Voor de installateur

Elektrische installatie

Page 32: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

AMS 10-12

Sluit fase (bruin), nul (blauw), communicatie (zwart engrijs) en de aarde (geel/groen) aan volgens de illustratie.

L N 1 2 3

L N 2 3 PE

(AMS 10-12:-X1)

(ACVM 10-

Instellen maximaal vermogen, elektrische bij-verwarmingDe verschillende maximumvermogens voor elektrischebijverwarming worden ingesteld met de knop (R25) opde EBV-kaart (AA22). Instelwaarde getoond in menu 8.3.2.De volgende tabel geldt alleen wanneer menu 9.2.8 Bijver-warming type is ingesteld op “Intern vermogen 1” (fabrieks-instelling).

L3 (A)

Compressor

L2 (A)L1 (A)Aandui-ding inmenu

Knop-stand

Elektri-schebijver-war-ming,vermo-gen(kW)

uitop

015000-0,0

0154,35,31-2,0

0158,79,72A4,0

01513143B6,0

13-13144C9,0

Instellen maximale boilertemperatuurHet instellen van de verschillende maximale boilertempe-raturen vindt plaats met de knop (R26) op de EBV-kaart(AA22). Instelwaarde weergegeven in menu 9.3.1.

KnopstandBoilertemperatuur

A55

B60

C65

D65

E65

F65

EBV-kaart, klem en bedradingsschemaDe volgende verbindingen vinden plaats op de EBV-kaart(AA22).

Zie pagina 68 voor volledig bedradingsschema van deprint.

Aansluiten van de buitensensorDe buitentemperatuursensor moet op een beschaduwdeplaats aan noord- of noordwestzijde worden geplaatst,zodat de werking ervan niet kan worden verstoord doorde ochtendzon. Sluit de sensor aan op klemmenstrookX1:1 en X1:2 op de EBV-kaart (AA22) via kabeldoorvoerUB4. Gebruik een 2-aderige kabel van minimaal 0,5 mm2.

Indien de kabel van de buitensensor in de nabijheid vanstroomkabels komt te liggen, moet een afgeschermdekabel worden gebruikt.

Indien er een mantelbuis wordt gebruikt, moet deze wor-den afgesloten om condens in de behuizing van de sensorte voorkomen.

Aansluiten van de stroombegrenzer

Voorzichtig!Geldt alleen voor 3 X 400 V.

Wanneer er in het pand veel stroomverbruikers zijn aan-gesloten terwijl de elektrische bijverwarming in bedrijf is,bestaat het gevaar dat de hoofdzekering van het panddoorslaat. De ACVM 270 is voorzien van een ingebouwdestroombegrenzer die de elektrische stappen en de com-pressor regelt. Indien nodig worden de elektrische stappen

NIBE™ SPLIT30

Voor de installateur

Elektrische installatie

Page 33: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

uitgeschakeld en/of wordt de compressorfrequentie be-perkt.

Om de stroom te meten, moet een stroomsensor wordengemonteerd op iedere ingaande faseleiding in de verdeel-kast. De verdeelkast is een prima plek voor de installatie.

Sluit de stroomsensoren aan op een meeraderige kabel ineen behuizing naast de verdeelkast. Gebruik een niet-af-geschermde, meeraderige kabel met minimaal 0,50 mm2

tussen de behuizing en de ACVM 270.

In de ACVM 270 sluit u de kabel aan op de EBV-kaart(AA22) op klem X1:8–11.

L1 wordt aangesloten op X1:8 en X1:11.

L2 wordt aangesloten op X1:9 en X1:11.

L3 wordt aangesloten op X1:10 en X1:11.

De X1:11 is de gezamenlijke klemmenstrook voor de driestroomsensoren.

1 2 3 4 5 6 7 8AA22-X1

L1

L2

L3

9 10 11 12 13 14 15 16 17

De grootte van de hoofdzekering van het pand wordt in-gesteld met de knop (R24) op de EBV-kaart (AA22). Deinstelling kan worden afgelezen in menu 8.3.1.

Aansluitenvan centrale vermogensregeling/ta-riefregelingBij centrale vermogensregeling of tariefregeling kan dezeworden aangesloten op klemmenstrook (X1) op de EBV-kaart (AA22), die zich achter de afdekking aan de voorzijdebevindt.

Tarief A, de elektrische bijverwarming wordt uitgeschakeld.Sluit een potentiaalvrije contactfunctie aan op klem X1:5en X1:7.

Tarief B, de compressor in de AMS 10 wordt uitgeschakeld.Sluit een potentiaalvrije contactfunctie aan op klem X1:6en X1:7.

Tarief A en Tarief B kunnen worden gecombineerd.

Een gesloten contact betekent dat het elektrisch vermogenis uitgeschakeld.

Aansluiten van externe contacten

RG10, sensor voorwijzigingvande ruimtetemperatuur

Er kan een externe sensor (BT50) op de ACVM 270 wordenaangesloten om de aanvoertemperatuur en daarmee deruimtetemperatuur te wijzigen, bijvoorbeeld een ruimte-sensor (RG 10, accessoire). Sluit de sensor aan op deklemmenstrook van X4:1 tot X4:3 op de EBV-kaart (AA22)volgens het bedradingsschema.

Wordt geactiveerd in menu 9.3.6.

De aanvoertemperatuur wordt bepaald aan de hand vanhet verschil tussen de ruimtetemperatuur en de ingestelderuimtetemperatuur. De gewenste ruimtetemperatuurwordt ingesteld met de knop op de RG 10 en kan wordenafgelezen in menu 6.3.

Contact voor wijziging van de ruimtetemperatuur

Afgiftesysteem 1:

Er kan een externe schakelfunctie op de ACVM 270 wordenaangesloten om de aanvoertemperatuur en daarmee deruimtetemperatuur te wijzigen, bijvoorbeeld een ruimte-thermostaat of een schakelklok. Het contact moet poten-tiaalvrij en niet-vergrendelbaar zijn en zijn aangeslotenop klemmenstrook X1:3 en X1:4 op de EBV-print (AA22).

Als het contact sluit, wordt de verschuiving van de stooklijngewijzigd met het aantal stappen dat hier wordt weerge-geven. De waarde kan worden ingesteld tussen -10 en+10. De waarde voor de wijziging wordt ingesteld in menu"2.4, "Externe instelling".

Afgiftesysteem 2:

Er kan een externe schakelfunctie op de ACVM 270 wordenaangesloten om de aanvoertemperatuur en daarmee deruimtetemperatuur te wijzigen, bijvoorbeeld een ruimte-thermostaat of een schakelklok. Het contact moet poten-tiaalvrij en niet-vergrendelbaar zijn en zijn aangeslotenop klemmenstrook X1:14 en X1:15 op de EBV-print (AA22).

Als het contact sluit, wordt de verschuiving van de stooklijngewijzigd met het aantal stappen dat hier wordt weerge-geven. De waarde kan worden ingesteld tussen -10 en+10. De waarde voor de wijziging wordt ingesteld in menu"3.5, "Externe instelling 2".

Contact voor activeren van “Extra warmtapwater”

Een externe schakelfunctie kan op de ACVM 270 wordenaangesloten om de functie “Tijdelijk extra warmtapwater”te activeren. Het contact moet potentiaalvrij en niet-ver-grendelbaar zijn en zijn aangesloten op klemmenstrookX6:1 en X6:2 op de EBV-kaart (AA22).

Als het contact minimaal een seconde wordt gesloten,wordt de functie “Tijdelijk extra warmtapwater” geacti-veerd. Na 3 uur wordt automatisch teruggeschakeld naarde eerder ingestelde functie.

AlarmuitgangenExterne weergave van hoofdalarmen is mogelijk via derelaisfunctie van de EBV-kaart (AA22), klemmenstrookX2:1–2.

Het bedradingsschema op pagina 68 toont het relais inde alarmstand.

Met schakelaar (SF1) in stand " 0" of “ ” staat het relaisin de alarmstand.

Koppeling specifieke aansluitingDe ACVM 270 is voorbereid voor de regeling van een ex-terne circulatiepomp (GP10), externe shunt (QN11), wissel-klep voor koeling (QN12) alsmede externe bijverwarming,bijvoorbeeld olie, gas of pellets.

Externe circulatiepomp (max. 50W)

Sluit externe circulatiepomp (GP10) aan op klemmenstrookX3:1 (230 V), X3:4 (N) en X3:5 (PE).

De circulatiepomp (GP10) is actief wanneer de circulatie-pomp (GP1) in ACVM 270 actief is.

Het accessoire HR 10 kan worden gebruikt als het aansluit-vermogen 50W overschrijdt. Zie sectie Plaats van de onder-delen op pagina 71.

Externe shunt (accessoire)

Aansluiting en werking worden beschreven in de Installa-tie-instructies voor accessoire ESV 22.

31NIBE™ SPLIT

Voor de installateur

Elektrische installatie

Page 34: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Wisselklep, koeling (accessoire)

Aansluiting en werking worden beschreven in de Installa-tie-instructies voor accessoire VCC 22

Externe bijverwarming

De ACVM 270 kan een externe bijverwarming aansturen.

De sensor BT19 moet worden verplaatst naar sensorpocketBT24 tussen de aansluitingen XL8 en XL9 (geldt niet voorzonne-energie of houtgestookte koppeling). Zie hoofdstukPlaats van de onderdelen op pagina 71.

Ext. 1 stap1. Verwijder de doorverbinding op klemmenstrook X3:2

en X3:3. Zie sectie Plaats van de onderdelen op pagina71 en sectie Elektrisch schema op pagina 63.

2. Sluit de fase van de bijverwarming aan op klemmen-strook X3:2 (230 V) en X3:4 (N) (max. 0,2 A).

3. Gebruik het accessoire HR10 bij gebruik van signalenen/of bij regeling van de externe laadpompen.

4. Stel ”Ext. 1 stap" in menu 9.2.8 in.

NIBE™ SPLIT32

Voor de installateur

Elektrische installatie

Page 35: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Inbedrijfstelling en inspectie

VoorbereidingenSluit de AMS 10 aan op de ACVM 270 (koudemiddelleidingen bedrading) en sluit de ACVM 270 aan op het afgiftesys-teem.

Vullen van het afgiftesysteem1. Zorg ervoor dat de drukmeter (BP5) zichtbaar is.2. Sluit een slang aan op de vulklep (QM1) en open de

klep om de -boiler en het afgiftesysteem te vullen.3. Let erop dat de druk op de -drukmeter (BP5) na een

tijdje oploopt.4. Als de druk ongeveer 0,25 MPa (2,5 bar) bedraagt, zal

er een lucht-watermengsel uit het overstortventiel(FL2) komen. Sluit de vulklep (QM1).

LEK

LEK

Ontluchten van het afgiftesysteem

Ontlucht de ACVM 270 met het overstortventiel (FL2), deontluchtingskleppen (QM20, QM24 en QM60) en de restvan het afgiftesysteem met de betreffende ontluchtings-kleppen.

Blijf bijvullen en ontluchten totdat alle lucht is verwijderden de juiste druk is verkregen.

Warmwaterspiraal vullen

De warmwaterspiraal wordt gevuld door een warmtapwa-terkraan te openen.

Inbedrijfstelling

AMS 10

Voorzichtig!Schakel de AMS 10 niet in bij buitenluchttemperatu-

ren van -20 C of minder.

1. Controleer of de automatische zekering (FA2) in deACVM 270 is ingeschakeld.

ACVM 2701. Controleer of de maximaalthermostaat (FD1) niet is

uitgeschakeld.2. Schakel de werkschakelaar in en controleer of de au-

tomatische zekering (FA1) in ACVM 270 is ingescha-keld.

3. Stel schakelaar (SF1) in op "1" (de schakelaar moet 6uur ingeschakeld zijn voordat de compressor kanworden gestart).

Wanneer schakelaar (SF1) wordt ingesteld op "0"wacht u minimaal 1 minuut voordat u deze weer op"1" stelt.

4. Selecteer bedrijfsstand "Alleen bijverwarming" doorde bedrijfsstandknop gedurende 7 seconden ingedruktte houden.

5. Stel de datum en tijd in 7.1 en 7.2 in.6. Selecteer “Service” in menu 8.1.1.7. Selecteer type bijverwarming in menu 9.2.8.8. Stel de grootte van de zekering in met knop (R24).

Controleer de waarde in menu 8.3.1.9. Stel het maximale vermogen voor de elektrische bijver-

warming in met knop (R25). Controleer de waarde inmenu 8.3.2.

10. Selecteer de gewenste helling voor de stooklijn inmenu 2.1.2 en stel de parallelle verschuiving in metde knop. Zie ook hoofdstuk Standaardinstelling oppagina 8.

11. Controleer of de warmtapwatertemperatuur in menu1.0 hoger is dan 25 °C.

12. Als punt 11 is uitgevoerd, selecteert u bedrijfsstand"Auto".

De warmtepomp start 30 minuten nadat het buitendeelis ingeschakeld wanneer er vraag is.

Instellen van systeemdebiet verwarming

1. Zorg ervoor dat de warmtepomp verwarming gene-reert voor het afgiftesysteem.

2. Selecteer “Aan” in menu 9.6.2.3. Selecteer "40" in menu 9.6.1.4. Controleer de aanvoer- en retourleidingtemperaturen

in menu 2.5. Stel het toerental van de circulatiepompin menu 2.1.5 zo in dat het verschil tussen deze tem-peraturen conform de onderstaande grafiek is.

5. Selecteer "Uit" in menu 9.6.2.

0

2

4

6

8

10

12

-15 -10 -5 0 5 10 15 20 25

Δ T (°C)

Utomhustemperatur (°C)

33NIBE™ SPLIT

Voor de installateur

Inbedrijfstelling en inspectie

Page 36: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Instellen van systeemdebiet koelingEen temperatuurverschil van dt=7 K wordt in de meestegevallen aanbevolen. Om dit te bereiken, kan de volgendeinstelling worden geselecteerd:

9753kWGedimensioneerd koelvermo-gen Qc

90706060%Menu 2.2.5

De tabel geeft het aanbevolen vermogen aan, afhankelijkvan het gedimensioneerde koelvermogen. Ga naar menu2.2.5 voor een nadere afstelling van de pompsnelheid.

Het resultaat moet worden gecontroleerd en indien nodignader worden aangepast.

Inbedrijfstelling vandeACVM270 zonderAMS10

ACVM 2701. Controleer of de maximaalthermostaat (FD1) niet is

uitgeschakeld.2. Schakel de werkschakelaar in en controleer of de au-

tomatische zekering (FA1) in ACVM 270 is ingescha-keld.

3. Stel schakelaar (SF1) in op ”1”.4. Selecteer bedrijfsstand "Alleen bijverwarming" door

de bedrijfsstandknop gedurende 7 seconden ingedruktte houden.

5. Stel de datum en tijd in 7.1 en 7.2 in.6. Selecteer “Service” in menu 8.1.1.7. Selecteer type bijverwarming in menu 9.2.8.8. Stel de grootte van de zekering in met knop (R24).

Controleer de waarde in menu 8.3.1.9. Stel het maximale vermogen voor de elektrische bijver-

warming in met knop (R25). Controleer de waarde inmenu 8.3.2.

10. Selecteer de gewenste helling voor de stooklijn inmenu 2.1.2 en stel de parallelle verschuiving in metde knop. Zie ook hoofdstuk Standaardinstelling oppagina 8.

Controleren van externe bijverwarming metintern verwarmingselement geblokkeerd.1. Selecteer ”Ext. 1 stap" in menu 9.2.8.2. Selecteer bedrijfsstand "Alleen bijverwarming" door

de bedrijfsstandknop gedurende 7 seconden ingedruktte houden.

3. Zorg ervoor dat de maximale temperatuur vanuit debijverwarming niet hoger wordt dan 65 °C.

4. Selecteer bedrijfsstand "Auto" door de bedrijfsstand-knop in te drukken.

Controleren van externe bijverwarming (nietgeregelddoordeACVM270)met internverwar-mingselement als back-up1. Stel de starttemperatuur van de bijverwarming zo af

dat deze start bij een hogere temperatuur dan de in-terne elektrische bijverwarming (zie instelwaarde inmenu 1.2).

2. Stel de stoptemperatuur van de bijverwarming zo afdat de temperatuur in de ACVM 270 niet hoger wordtdan 65 °C.

Inspectie van de installatieVolgens de geldende voorschriften moet de verwarmings-installatie aan een controle worden onderworpen voordatdeze in gebruik wordt genomen. Deze controle mag alleendoor daartoe bevoegde personen worden uitgevoerd endient te worden gedocumenteerd. Gebruik de checklijstop de volgende pagina. Het bovenvermelde geldt voorgesloten afgiftesystemen.

Onderdelen van het split-systeem mogen niet wordenvervangen zonder nieuwe controles uit te voeren.

Vuilfilter reinigenReinig na installatie het vuilfilter (HQ1).1. Sluit de klep QM31 en de klep bij het vuilfilter (HQ1).2. Open het overstortventiel (FL2) om ervoor te zorgen

dat de druk in de boiler zakt.3. Reinig het vuilfilter (HQ1) zoals weergegeven.

Secundaire afstellingGedurende de eerste tijd komt er lucht vrij uit het warm-tapwater en het kan nodig zijn om het systeem te ontluch-ten. Indien er borrelende geluiden uit de ACVM 270 of uithet afgiftesysteem worden waargenomen, kan het nodigzijn om het hele systeem nogmaals te ontluchten.

Voorzichtig!Gebruik ontluchtingskleppen (QM20, QM24 en

QM60), eventuele externe ontluchtingskleppen enveiligheidsklep (FL2). De laatstgenoemde moet

voorzichtig worden bediend, aangezien deze snelopen gaat. Als het systeem stabiel is (juiste druk envolledigontlucht) kanhet automatische regelsysteemvoorde verwarmingnaarbehoefteworden ingesteld.

Zie Standaardinstelling op pagina 8.

NIBE™ SPLIT34

Voor de installateur

Inbedrijfstelling en inspectie

Page 37: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Checklijst: Controles vóór inbedrijfstelling

GecontroleerdOpmerkingenWarmtapwater

Terugslagklep

Overstortventiel

Mengklep

Afsluiters

GecontroleerdOpmerkingenVerwarming

Systeemvolume

Expansievat

Overstortventiel

Interne bijverwarming

Externe bijverwarming

GecontroleerdOpmerkingenKoeling

Leidingsysteem, condensatie-isolatie

Driewegventiel (QN12) koeling/verwarming

GecontroleerdOpmerkingenKoudemiddelsysteem

Leidinglengte

Hoogteverschil

Druktest

Lekkagetest

Einddruk vacuüm

GecontroleerdOpmerkingenElektrische installatie

Hoofdzekering pand

Groepszekering

Stroombegrenzer/stroomsensor

KVR 10*

GecontroleerdOpmerkingenAccessoires

Externe circulatiepomp

UKV

Overstortventiel

Ruimtesensor

Lekbakverwarming

Zonneregeling

KVR 10*

*Softwareversie 1.05 of later vereist.

35NIBE™ SPLIT

Diversen

Inbedrijfstelling en inspectie

Page 38: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Bediening

Display

A BI II III I II

13.431.0

A

5 0 . 0 ° C

MenutypesDe regeling is onderverdeeld in verschillende menutypes,afhankelijk van hoe "diep" u moet gaan.

Normaal [N]: De instellingen die u als klant vaaknodig hebt.

Uitgebreid [U]: Toont alle gedetailleerde menu’s, metuitzondering van de servicemenu’s.

Service [S]: Geeft alle menu's weer.

Wijziging van het menutype kan in menu 8.1.1

Menubeheer

Met de plusknop bladert u vooruit naar het vol-gende menu op het huidige menuniveau enverhoogt u de waarde van de parameter in me-nu's waar dat kan.

Met de minknop bladert u terug naar het voor-gaande menu op het huidige menuniveau enverlaagt u de waarde van de parameter in menu'swaar dat kan.

De Enter-knop wordt gebruikt om het gewenstesubmenu van het huidige menu te selecteren,om wijzigen van parameters toe te staan en omwijzigingen in parameters te bevestigen. Als hetmenucijfer eindigt op een nul, betekent dat dater een submenu is.

Wijziging van parametersWijziging van parameter (waarde):Open het gewenste menu.Druk op de enter-knop. De cijferwaarde gaat knipperen.Verhogen of verlagen met behulp van de plus-/minknoppen.Druk op de enter-knop om te bevestigen.Als er 30 minuten niet op een knop is gedrukt, wordtautomatisch teruggeschakeld naar menu 1.0.

Voorbeeld

Wijzigen van de helling van de stooklijn, menu 2.1.Uitgangspositie is menu 1.0.Druk op de plusknop om naar menu 2.0 te gaan.Druk op de enter-knop om naar menu 2.1 te gaan.Druk op de enter-knop om de waarde te wijzigen.Wijzig de waarde door op de plus- of minknop te druk-ken.Druk op de enter-knop om de geselecteerde waarde tebevestigen.Druk op de knop snel verplaatsen om naar menu 1.0 tegaan.

Snel verplaatsen door menu

Om vanuit een submenu snel terug te komen in hethoofdmenu kunt u één van de volgende knoppen in-drukken:

Knopvergrendeling

In de hoofdmenu’s kan de knopvergrendeling wordengeactiveerd door tegelijkertijd de plus- en de minknop inte drukken. Er verschijnt dan een sleutelsymbool op de

display.

Het uitschakelen doet u op dezelfde manier.

NIBE™ SPLIT36

Diversen

Bediening

Page 39: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Menustructuur

1.0 [N] Warmwater temp.

1.1 [N] Max WW/Periode tijd

1.2 [N] Start temperatuur WW

1.3 [N] Stop temperatuur WW

1.4 [U] Stop temperatuurXWW

1.5 [U] Warmtepomp stopXWW

1.6 [U] Max tijd WP voorXWW*

1.7 [U] Interval periode XWW

1.8 [U] Volgende XWW perio-de

1.9 [U] Draaiuren WW prod

1.10.1 [S] WW prod temp in-stel1.10.0 [S] WW prod act / instel

1.10.2 [S] CP snelheid WWprod

1.10.3 [S] Circ-pomp handbe-dien

1.10.4 [S] WW regeling CP min

1.10.10 [S] Terug

1.11.1 [S] ComprFreq WW in-stel

1.11.0 [S] ComprFreq WWprod

1.11.2 [S] ComprFreq WWhand

1.11.3 [S] ComprFreq WW+20°

1.11.4 [S] ComprFreq WW -5°

1.11.5 [S] Terug

1.12 [N] Terug

*Wordt niet gebruikt vanaf programmaversie 1.04.

37NIBE™ SPLIT

Diversen

Bediening

Page 40: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

2.0 [N] Verw Toevoertemp

2.1.1 [N] Stookl. verschuiving2.1.0 [N] Verwarming instel

2.1.2 [N] Stooklijn

2.1.3.1 [U] Toevoer T bij +20°2.1.3.0 [U] Eigen stooklijn

2.1.3.2 [U] Toevoer T bij -20°

2.1.3.3 [U] Knikpunt temp buiten

2.1.3.4 [U] Toevoer T knikpunt

2.1.3.5 [U] Terug

2.1.4 [U] Min toevoer T verw

2.1.5 [U] Circ-pomp snelh verw

2.1.6 [N] Terug

2.2.1 [N] Koelcurve verschuiv2.2.0 [N] Koeling instellingen

2.2.2 [N] Koelcurve

2.2.3.1 [U] Toevoer T bij +20°2.2.3.0 [U] Eigen koelcurve

2.2.3.2 [U] Toevoer T bij +40°

2.2.3.3 [U] Terug

2.2.4 [U] Min toevoer T koelen

2.2.5 [U] Circ-pomp snelh koel

2.2.6 [N] Terug

2.3 [U] Max toevoer T verw

2.4 [U] Externe instelling

2.5 [U] Debiet / Retour T

2.6 [U] Graadminuten

2.7 [N] Terug

NIBE™ SPLIT38

Diversen

Bediening

Page 41: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

3.0 [N] Verw Toevoertemp 2

3.1 [N] Stookl. verschuiv. 2

3.2 [N] Stooklijn 2

3.3 [U] Min toevoer T 2

3.4 [U] Max toevoer T 2

3.5 [U] Externe instelling 2

3.6.1 [U] Toevoer T bij +20°3.6.0 [U] Eigen stooklijn 2

3.6.2 [U] Toevoer T bij -20°

3.6.3 [U] Knikpunt temp bui-ten

3.6.4 [U] Toevoer T knikpunt

3.6.5 [U] Terug

3.7 [U] Debiet / Retour T 2

3.8 [N] Terug

4.0 [N] Buitentemperatuur

4.1 [N] Gemiddelde buiten T

4.2 [U] Berekentijd Buiten T

4.3 [U] Gem. Buiten T 1 min.

4.4 [N] Terug

39NIBE™ SPLIT

Diversen

Bediening

Page 42: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

5.0 [N] Warmtepomp

5.1 [N] Aantal starts

5.2 [N] Draaiuren compressor

5.3 [U] Tijd tot start

5.4 [U] Buiten temp Tho-A

5.5 [U] Warmtewis. T Tho-R1

5.6 [U] Warmtewis. T Tho-R2

5.7 [U] Zuiggas T Tho-S

5.8 [U] Persgas T Tho-D

5.9 [U] Vloeistofleiding T

5.10 [U] Condensor T uit/max

5.11 [U] Hogedruk HP

5.12 [U] Lagedruk LP LPT

5.13 [U] Ventilatorsnelheid

5.14.1 [U] I fase buitenunit CT5.14.0 [U] ComprFreq act/in-stel

5.14.2 [U] Inverter temp Tho-IP

5.14.3 [U] Terug

5.15.1 [S] Com storingen %5.15.0 [S] BuiUnit communica-tie

5.15.2 [S] Com storingen n

5.15.3 [S] Reset com storingen

5.15.4 [S] Terug

5.16 [N] Terug

6.0 [N] Ruimte temperatuur*

6.1 [U] Ruimte compensatie

6.2 [U] Verwarmingsysteem

6.3 [N] Ruimte T instelling

6.4 [U] Ruimte T gem. 1 min.

6.5 [U] Rmt integratietijd

6.6 [N] Terug

*Accessoire en activering in menu 9.3.6 vereist.

NIBE™ SPLIT40

Diversen

Bediening

Page 43: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

7.0 [N] Klok

7.1 [N] Datum

7.2 [N] Tijd

7.3.1 [U] Dag tijdswijzigingen7.3.0 [U] Tijdsinstellingen

7.3.2 [U] Dag stookl wijziging

7.3.3 [U] Verwarmingsysteem

7.3.4 [U] Terug

7.4.1 [U] XWW maandag7.4.0 [U] Extra warm waterXWW

7.4.2 [U] XWW dinsdag

7.4.3 [U] XWW woensdag

7.4.4 [U] XWW donderdag

7.4.5 [U] XWW vrijdag

7.4.6 [U] XWW zaterdag

7.4.7 [U] XWW zondag

7.4.8 [U] Terug

7.5.1 [U] Vakantie begindatum7.5.0 [U] Vakantie instelling

7.5.2 [U] Vakantie einddatum

7.5.3 [U] Verwarmingsysteem

7.5.4 [U]

Verschuiving stookl.

Ruimte T verandering

7.5.5 [U] Warm water produc-tie

7.5.6 [U] Terug

7.6.1 [N] Dag tijdswijzigingen7.6.0 [N] Tijdsinstellingen*

7.6.2 [N] Terug

7.7 [N] Terug*

*Menu 'Stille stand' verkrijgbaar vanaf programmaversie1.04.

8.0 [N] Andere instellingen

8.1.1 [N] Menu type8.1.0 [N] Bedien.paneel instel

8.1.2 [N] Taal

8.1.3 [N] Display contrast

8.1.4 [N] Lichtintensiteit

8.1.5 [N] Terug

8.2.1 [N] Functie E bijverw.8.2.0 [N] Instel autom bedrijf

8.2.2 [N] Vrijgave E bijverw.

8.2.3 [U] Stop T verwarming

8.2.4 [U] Start T koeling

8.2.5 [U] Hysteresis

8.2.6 [N] Terug

8.3.1 [U] Zekering waarde8.3.0 [U] Vermogensregeling

8.3.2 [U] Max verm E element

8.3.3 [U] Stroom fase 1

8.3.4 [U] Stroom fase 2

8.3.5 [U] stroom fase 3

8.3.6 [U] Omzetwaarde EBVtra-fo

8.3.7 [U] Terug

8.5.1 [U] periode duur8.5.0 [U] WW en Verw perio-des

8.5.2 [U] Max WW periodetijd

8.5.3 [U] Terug

8.6 [N] Terug

41NIBE™ SPLIT

Diversen

Bediening

Page 44: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

9.0 [S] Service menu

9.1.1 [S] GM start WP verw9.1.0 [S] Warmtepomp instel

9.1.2 [S] GM start WP koeling

9.1.3 [S] StopT verw Tbui laag

9.1.4 [S] StopT verw Tbui hoog

9.1.5 [S] StopT koel Tbui laag

9.1.6 [S] StopT koel Tbui hoog

9.1.7 [S] Tijd tussen starts

9.1.8 [S] Min CompFre act/inst

9.1.9 [S] Max CompFre act/inst

9.1.10 [S] BU Amp verw act/max

9.1.11 [S] BU Amp koel act/verw

9.1.12 [S] Tank ontdooi temp

9.1.13 [S] Terug

9.2.1 [S] GM start bijverwarm9.2.0 [S] Bijverwarming instel

9.2.2 [S] Bedrijfstijd bijverw

9.2.6 [S] Shunt versterking 1

9.2.7 [S] Shunt versterking 2

9.2.8 [S] Bijverwarming type

9.2.9 [S] Terug

9.3.1 [S] Max ketel temp9.3.0 [S] Operationele instel

9.3.2 [S] Logger

9.3.3 [S] Koelsysteem

9.3.4 [S] Verwamingsyst 2

9.3.5 [S] Ruimte thermostaat

9.3.6 [S] Type ruimte sensor

9.3.7.1 [S] Handmatige regeling9.3.7.0 [S] Handmatige regeling

9.3.7.2 [S] K1

9.3.7.3 [S] K2

9.3.7.4 [S] K3

9.3.7.5 [S] K4

9.3.7.6 [S] K5

9.3.7.7 [S] K6

9.3.7.8 [S] K7

9.3.7.9 [S] K8

9.3.7.10 [S] K9

9.3.7.11 [S] K10

9.3.7.12 [S] K11

9.3.7.13 [S] K12

9.3.7.14 [S] K13

9.3.7.15 [S] K14

9.3.7.16 [S] Alarm 1

9.3.7.17 [S] Alarm 2

9.3.7.18 [S] Terug

9.3.8 [S] Fabrieks instelling

9.3.9 [S] Bedrijfsstatus

9.3.10.1 [S] Vloer drogen9.3.10.0 [S] Vloer drogen instel.

9.3.10.2 [S] Aantal dagen per. 1

NIBE™ SPLIT42

Diversen

Bediening

Page 45: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

9.0 [S] Service menu

9.3.10.3 [S] Temp. periode 1

9.3.10.4 [S] Aantal dagen per. 2

9.3.10.5 [S] Temp. periode 2

9.3.10.6 [S] Terug

9.3.11 [S] Circ-pomp bedrijf

9.3.12 [S] Aanv ΔT in/uit compr

9.3.13 [S] ΔT inschak bijverw

9.3.14 [S] Blokkeren WW / Verw

9.3.15 [S] Warmteprod. alarm

9.3.16 [S] Type WW sensor

9.3.17 [S] Vries beveiliging

9.3.18 [S] Terug

9.4 [S] Snel start

9.5.1 [S] Warmtepomp type9.5.0 [S] Systeem info

9.5.2 [S] CPU-belasting %

9.5.3 [S] Com berichten / 1000

9.5.4 [S] Com probleem unit

9.5.5 [S] Bedrijfst. E bijverw

9.5.6 [S] Bedrijfst. WW prod

9.5.7 [S] Programma versie

9.5.8 [S] Com 106-card versie

9.5.9 [S] Display versie

9.5.10 [S] Relais kaart versie

9.5.11 [S] Laagste aanvoer temp

9.5.12 [S] Bedrijfstijd % compr

9.5.13 [S] Periode teller

9.5.14 [S] Bedrijfsstatus BU

9.5.15 [S] Vorige bedrijfsstat.

9.5.16 [S] Tijd na laatste stat

9.5.17 [S] Terug

9.6.1 [S] ComprFreq9.6.0 [S] Verw regeling instel

9.6.2 [S] Handmatige ComprFreq

9.6.3 [S] Max ΔF warmtereg

9.6.4 [S] ComprFreq regP

9.6.5 [S] Tijd min freq start

9.6.6 [S] Tijd min freq verw

9.6.7 [S] Max ΔT Ttoev / Tber.

9.6.8 [S] ComprFreq GM dynam.

9.6.9 [S] Terug

9.7 [S] Reset alarm

9.8.x.1 [S] Tijd9.8.1.0 [S] Alarmlog 19.8.0 [S] Alarm log

9.8.x.2 [S] Alarm type (nr)

9.8.x.3 [S] Bedrijfsstatus

9.8.x.4 [S] Vorige bedrijfsstat.

9.8.x.5 [S] Tijd na laatste stat

9.8.x.6 [S] Draaitijd compr

9.8.x.7 [S] Gem buitenT 1 min.

9.8.x.8 [S] Buitentemp Tho-A

43NIBE™ SPLIT

Diversen

Bediening

Page 46: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

9.0 [S] Service menu

9.8.x.9 [S] Debiet / Retour T

9.8.x.10 [S] Condensor T uit

9.8.x.11 [S] Warmwater temp

9.8.x.12 [S] ComprFreq act/instel

9.8.x.13 [S] Warmtewis. T Tho-R1

9.8.x.14 [S] Warmtewis. T Tho-R2

9.8.x.15 [S] Zuiggas T Tho-S

9.8.x.16 [S] Persgas T Tho-D

9.8.x.17 [S] Vloeistofleiding T

9.8.x.18 [S] Hogedruk HP

9.8.x.19 [S] Lagedruk LP LPT

9.8.x.20 [S] I fase buitenunit CT

9.8.x.21 [S] Inverter temp Tho-IP

9.8.x.22 [S] CP snelheid

9.8.x.23 [S] Relais status 1 - 8

9.8.x.24 [S] Relais status 9 -14

9.8.x.25 [S] Program status 1 - 8

9.8.x.26 [S] Program status 9-16

9.8.x.27 [S] Terug

9.8.2.0 [S] Log 2

9.8.3.0 [S] Log 3

9.8.4.0 [S] Log 4

9.8.5 [S] Alarm log wissen

9.8.6 [S] Terug

9.9 [S] Terug

NIBE™ SPLIT44

Diversen

Bediening

Page 47: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Hoofdmenu’s

Menu 1.0 [N] Warmwater temp.

Hier wordt de huidige warmtapwatertemperatuur in deboiler aangegeven.

Menu 2.0 [N] Verw Toevoertemp

Hier wordt de actuele aanvoertemperatuur voor het afgif-tesysteem getoond, met de berekende aanvoertempera-tuur tussen haakjes.

Menu 3.0 [N] Verw Toevoertemp 2

Hier wordt de actuele aanvoertemperatuur voor afgifte-systeem 2 getoond, met de berekende aanvoertempera-tuur tussen haakjes.

Menu 4.0 [N] Buitentemperatuur

Hier wordt de actuele buitenluchttemperatuur weergege-ven.

Menu 5.0 [N] Warmtepomp

Afleeswaarden met betrekking tot de status van het bui-tendeel worden weergegeven in de submenu's bij ditmenu.

Op de display wordt de volgende tekst weergegeven.

BetekentTekst

Weergegeven wanneer er geen compressor-vraag is en geen van de volgende zaken vantoepassing is.

Uit

Weergegeven tijdens normaal bedrijf met decompressor.

Aan

Weergegeven terwijl de compressor in bedrijfis.

Opstart compr.

Weergegeven bij tijdelijke communicatiepro-blemen.

Com. pro-bleem

Weergegeven tijdens ontdooien.Ontdooien

Weergegeven bij rotatie van de compressorvoor smering.

Olieretour

Weergegeven wanneer de compressor in eenbepaalde veiligheidsstand staat of tijdens eenstartvertraging van 30 minuten.

Bescherming

Weergegeven bij een alarm, tarief B of bedrijfs-stand Alleen bijverwarming.

Uitgeschakeld

Weergegeven wanneer de buitentempera-tuur buiten het werkbereik van de compressorligt (temperatuur te hoog of te laag).

Gestopt

Menu 6.0 [N] Ruimte temperatuur

Hier wordt de ruimtetemperatuur getoond, met de inge-stelde ruimtetemperatuur tussen haakjes. De ruimtesen-sorfactor en welk afgiftesysteem de sensor moet aanstu-ren, worden ingesteld in de submenu's bij dit menu.

Menu 7.0 [N] Klok

In de bijbehorende submenu’s worden instellingen inge-voerd m.b.t. datum en tijd. Ook worden onder dit menuverschillende temperatuurverlagingen/-verhogingen opgeselecteerde tijdstippen ingesteld.

Menu 8.0 [N] Andere instellingen

In de bijbehorende submenu’s worden instellingen inge-voerd m.b.t. menutype, taal, instellingen voor de bedrijfs-stand en het aflezen van de vermogensschakelaar.

Menu 9.0 [S] Service menu

Dit menu en de bijbehorende submenu’s worden alleenop de display weergegeven als deze zijn geselecteerd inmenu 8.1.1.

In de bijbehorende submenu’s kunnen diverse waardenworden afgelezen en verschillende instellingen wordeningevoerd.

Voorzichtig!Deze instellingen mogen alleen worden ingevoerd

door bevoegde personen.

Normaal, wat de normale gebruiker nodig heeft.[N]

Uitgebreid, toont alle menu’s, met uitzondering vande servicemenu’s.

[U]

Service, toont alle menu’s, schakelt automatisch terugnaar normaal als er 30 minuten niet op een knop isgedrukt.

[S]

45NIBE™ SPLIT

Diversen

Bediening

Page 48: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

1.0 [N] Warmwater temp.

Menu 1.1 [N] Max WW/Periode tijd

Hier worden de tijd van de warmtapwaterperiode en detijd voor de gehele periode weergegeven. Wordt zonodigvermeld voor zowel warmtapwaterproductie als verwar-ming:

Tijd verwarming/Max. tijdens verwarmingsproces.

Tijd warmtapwaterproductie/Max. tijdens warmtapwater-productie.

Menu 1.2 [N] Start temperatuur WW

Hier wordt de temperatuur ingesteld waarbij de warmte-pomp start met de productie van warmtapwater.

Instelbereik: 25 – 55 °C

Standaardwaarde: 47 °C

Menu 1.3 [N] Stop temperatuur WW

Hier wordt de temperatuur ingesteld waarbij de warmte-pomp stopt met de productie van warmtapwater.

Instelbereik: 30 – 60 °C

Standaardwaarde: 53 °C

Menu 1.4 [U] Stop temperatuur XWW

Hier wordt de gewenste temperatuur tijdens extra warm-tapwater gekozen.

Instelbereik: 40 – 65 °C

Standaardwaarde: 65 °C

Menu 1.5 [U] Warmtepomp stop XWW

Hier wordt de gewenste stoptemperatuur tijdens extrawarmtapwater voor de warmtepomp gekozen.

Instelbereik: 40 – 60 °C

Standaardwaarde: 58 °C

Menu 1.6 [U] Max tijd WP voor XWW*

Hier selecteert u de maximale tijdsduur voor de productievan warmtapwater door de warmtepomp tijdens extrawarmtapwater.

Instelbereik: 0 – 60 min

Standaardwaarde: 50 min

*Wordt niet gebruikt vanaf programmaversie 1.04.

Menu 1.7 [U] Interval periode XWW

Hier wordt periodiek tijdsafhankelijk extra warmtapwatergeselecteerd.

Extra warmtapwater wordt uitgeschakeld bij de waarde"Uit". Extra warmtapwater wordt gestart als de waardewordt bevestigd.

Instelbereik: Van - 90 dagen

Standaardwaarde: Uit

Menu 1.8 [U] Volgende XWW periode

Hier wordt de volgende periodieke verhoging naar hetniveau “Extra warmtapwater” weergegeven.

Menu 1.9 [U] Draaiuren WW prod

Geeft aan hoe lang de productie van warmtapwater metde compressor actief is geweest (cumulatief).

Menu 1.10.0 [S] WW prod act / instel

Geeft de actuele en gewenste waarden voor de tempera-tuur voor warmtapwaterproductie weer.

In de submenu's bij dit menu worden instellingen verrichtvoor de productie van warmtapwater.

Menu 1.10.1 [S] WW prod temp instel

Geeft de ingestelde waarde voor de temperatuur voorwarmtapwaterproductie weer.

De instelwaarde voor temperaturen boven het stopniveauvoor warmtapwaterproductie wordt tussen haakjes gese-lecteerd.

Instelbereik: 0 – 10 °C

Standaardwaarde: 2,0 °C

Menu 1.10.2 [S] CP snelheid WW prod

Hier wordt de snelheid van de circulatiepomp verwarmings-systeem tijdens warmtapwaterproductie weergegeven.

Menu 1.10.3 [S] Circ-pomp handbedien

Selecteer "Aan" als u de HW-pomp handmatig wilt regelen.

Instelbereik: Uit, Aan

Standaardwaarde: Uit

Menu 1.10.10 [S] Terug

Terug naar menu 1.10.0.

Menu 1.11.0 [S] ComprFreq WW prod

Hier wordt de compressorfrequentie weergegeven diewordt gebruikt tijdens warmtapwaterproductie.

In de submenu's bij dit menu kunnen instellingen wordenverricht met betrekking tot de compressorfrequentie tij-dens warmtapwaterproductie.

Menu 1.11.1 [S] ComprFreq WW instel

Hier wordt de compressorfrequentie voor warmtapwater-productie ingesteld.

Hier selecteert u de compressorfrequentie voor warmtap-waterproductie tijdens handmatige bediening.

Deze instelling is van kracht vanaf het moment waarop"Aan" wordt geselecteerd in menu 1.11.2.

AMS 10-12AMS 10-8

25 – 85 Hz20 – 81 HzInstelbereik--Fabrieksinstelling

Menu 1.11.2 [S] ComprFreq WW hand

Selecteer ”Aan” om de compressorfrequentie voor warm-tapwaterproductie handmatig te regelen.

Instelbereik: Uit, Aan

Standaardwaarde: Uit

Menu 1.11.3 [S] ComprFreq WW +20°

Hier wordt de compressorfrequentie voor warmtapwater-productie bij een buitenluchttemperatuur van 20°C gese-lecteerd.

AMS 10-12AMS 10-8

25 – 85 Hz20 – 81 HzInstelbereik40 HzFabrieksinstelling

NIBE™ SPLIT46

Diversen

Bediening

Page 49: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Menu 1.11.4 [S] ComprFreq WW -5°

Hier wordt de compressorfrequentie voor warmtapwater-productie bij een buitenluchttemperatuur van -5°C gese-lecteerd.

AMS 10-12AMS 10-8

25 – 85 Hz20 – 81 HzInstelbereik80 HzFabrieksinstelling

Menu 1.11.5 [S] Terug

Terug naar menu 1.11.0.

Menu 1.12 [N] Terug

Terug naar menu 1.0.

2.0 [N] Verw Toevoertemp

Menu 2.1.0 [N] Verwarming instel

In de submenu's bij dit menu worden instellingen verrichtvoor de verwarming.

Menu 2.1.1 [N] Stookl. verschuiving

Hier wordt de gekozen stooklijnverschuiving weergegeven.

Hier wordt eveneens de totale verschuiving van de stooklijnweergegeven. Dit is inclusief planning, buitencompensatieen eventuele ruimteregeling.

Voorzichtig!De waarde wordt gewijzigd met de knop “Verschui-

ving stooklijn”.

Instelbereik: -10 – 10

Menu 2.1.2 [N] Stooklijn

Hier wordt de geselecteerde stooklijn weergegeven. Bijwaarde 0 wordt de functie “Eigen stooklijn” geactiveerd,zie menu 2.1.3.0.

Instelbereik: 0 – 20

Standaardwaarde: 9

Menu 2.1.3.0 [U] Eigen stooklijn

Hier kunt u een zelfgedefinieerde stooklijn selecteren. Ditis een individuele lineaire curve met een knikpunt. U kiesteen knikpunt en de bijbehorende temperaturen.

Voorzichtig!Voor het activeren vandeze functiemoet “Koelcurve”

in menu 2.1.2 zijn ingesteld op 0.

Menu 2.1.3.1 [U] Toevoer T bij +20°

Hier wordt de aanvoertemperatuur geselecteerd bij eenbuitenluchttemperatuur van +20 °C.

Instelbereik: 0 – 80* °C

Standaardwaarde: 20 °C

Menu 2.1.3.2 [U] Toevoer T bij -20°

Hier wordt de aanvoertemperatuur geselecteerd bij eenbuitenluchttemperatuur van -20 °C.

Instelbereik: 0 – 80* °C

Standaardwaarde: 35 °C

Menu 2.1.3.3 [U] Knikpunt temp buiten

Hier wordt gekozen bij welke buitenluchttemperatuur hetknikpunt moet liggen.

Instelbereik: -15 – 15 °C

Standaardwaarde: 0 °C

Menu 2.1.3.4 [U] Toevoer T knikpunt

Hier wordt de gewenste aanvoertemperatuur gekozenvoor het knikpunt.

Instelbereik: 0 – 80* °C

Standaardwaarde: 30 °C

Menu 2.1.3.5 [U] Terug

Terug naar menu 2.1.3.0.

Menu 2.1.4 [U] Min toevoer T verw

Hier wordt het ingestelde minimumniveau voor de aan-voertemperatuur naar het afgiftesysteem getoond.

De berekende aanvoertemperatuur daalt nooit benedenhet ingestelde niveau, ongeacht de buitentemperatuur,de helling (stooklijn) of de verschuiving stooklijn.

Instelbereik: 20 – 65 °C

Standaardwaarde: 25 °C

Menu 2.1.5 [U] Circ-pomp snelh verw

Hier wordt de snelheid van de circulatiepomp verwarmings-systeem tijdens verwarming van het pand geselecteerd.

Instelbereik: 1 – 100

Standaardwaarde: 60

Menu 2.1.6 [N] Terug

Terug naar menu 2.1.0.

Menu 2.2.0 [N] Koeling instellingen

In de submenu's bij dit menu worden instellingen verrichtvoor de koeling.

Menu 2.2.1 [N] Koelcurve verschuiv

Hier wordt de gekozen verschuiving van de koelcurve ge-wijzigd.

Hier wordt eveneens de totale verschuiving van de koel-curve weergegeven. Dit is inclusief planning, buitencom-pensatie en eventuele ruimteregeling.

Instelbereik: -10 – 10

Standaardwaarde: -1

Menu 2.2.2 [N] Koelcurve

Hier wordt de geselecteerde helling (koelcurve) weerge-geven. Bij waarde 0 wordt de functie “Eigen koelcurve”geactiveerd, zie menu 2.2.3.0.

Instelbereik: 0 – 3

Standaardwaarde: 1

* Beperkt door menu 2.3 Max toevoer T verw.

* Beperkt door menu 2.3 Max toevoer T verw.

47NIBE™ SPLIT

Diversen

Bediening

Page 50: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Menu 2.2.3.0 [U] Eigen koelcurve

Hier kunt u een zelfgedefinieerde curve selecteren.

Voorzichtig!Voor het activeren vandeze functiemoet “Koelcurve”

in menu 2.2.2 zijn ingesteld op 0.

Menu 2.2.3.1 [U] Toevoer T bij +20°

Hier wordt de aanvoertemperatuur geselecteerd bij eenbuitenluchttemperatuur van +20 °C.

Instelbereik: 0 – 25* °C

Standaardwaarde: 20 °C

Menu 2.2.3.2 [U] Toevoer T bij +40°

Hier wordt de aanvoertemperatuur geselecteerd bij eenbuitenluchttemperatuur van +40 °C.

Instelbereik: 0 – 25* °C

Standaardwaarde: 10 °C

Menu 2.2.3.3 [U] Terug

Terug naar menu 2.2.3.0.

Menu 2.2.4 [N] Min toevoer T koelen

Hier wordt het ingestelde minimumniveau voor de aan-voertemperatuur naar het afgiftesysteem tijdens koelengetoond.

De berekende aanvoertemperatuur daalt nooit benedenhet ingestelde niveau, ongeacht de buitentemperatuur,de helling (stooklijn) of de verschuiving stooklijn.

Instelbereik: 7 – 25 °C

Standaardwaarde: 10 °C

Menu 2.2.5 [N] Circ-pomp snelh koel

Hier wordt de snelheid van de circulatiepomp verwarmings-systeem tijdens koeling van het pand geselecteerd.

Instelbereik: 1 – 100

Standaardwaarde: 60

Menu 2.2.6 [N] Terug

Terug naar menu 2.2.0.

Menu 2.3 [U] Max toevoer T verw

Hier wordt het ingestelde maximumniveau voor de aan-voertemperatuur naar het afgiftesysteem getoond.

De berekende aanvoertemperatuur stijgt nooit boven deingestelde waarde, ongeacht de buitentemperatuur, destooklijn of de verschuiving stooklijn.

Instelbereik: 25 – 65 °C

Standaardwaarde: 55 °C

Menu 2.4 [U] Externe instelling

Door een extern contact aan te sluiten, bijvoorbeeld eenkamerthermostaat (accessoire) of een timer, kan de ruim-tetemperatuur tijdelijk of periodiek worden verhoogd ofverlaagd. Als het externe contact is gesloten, wordt deverschuiving van de stooklijn gewijzigd met het aantalstappen dat hier wordt weergegeven.

Als ruimteregeling actief is, is er een wijziging in gradenvoor de ingestelde ruimtetemperatuur.

Instelbereik: -10 – 10

Standaardwaarde: 0

Menu 2.5 [U] Debiet / Retour T

Hier worden het/de huidige daadwerkelijke debiet en re-tourleidingtemperaturen weergegeven.

Menu 2.6 [U] Graadminuten

Actuele waarde van het aantal graadminuten. Dezewaarde kan worden gewijzigd om bijv. de start van dewarmteproductie of koeling te bespoedigen.

Instelbereik: -32000 – 32000

Menu 2.7 [N] Terug

Terug naar menu 2.0.

3.0 [N] Verw Toevoertemp 2

Menu 3.1 [N] Stookl. verschuiv. 2

Hier wordt de gekozen stooklijnverschuiving 2 geselec-teerd.

Hier wordt eveneens de totale verschuiving van stooklijn2 weergegeven. Dit is inclusief planning, buitencompensa-tie en eventuele ruimteregeling.

Instelbereik: -10 – 10

Standaardwaarde: -1

Menu 3.2 [N] Stooklijn 2

Hier wordt de geselecteerde stooklijn weergegeven. Bijwaarde 0 wordt de functie “Eigen stooklijn 2” geactiveerd,zie menu 3.6.0.

Instelbereik: 0 – 20

Standaardwaarde: 6

Menu 3.3 [U] Min toevoer T 2

Hier wordt het minimumniveau voor de aanvoertempera-tuur naar afgiftesysteem 2 getoond.

De berekende aanvoertemperatuur daalt nooit benedenhet ingestelde niveau, ongeacht de buitentemperatuur,de helling (stooklijn) of de verschuiving stooklijn.

Instelbereik: 10 – 65 °C

Standaardwaarde: 15 °C

Menu 3.4 [U] Max toevoer T 2

Hier wordt het maximumniveau voor de aanvoertempera-tuur naar afgiftesysteem 2 getoond.

De berekende aanvoertemperatuur stijgt nooit boven deingestelde waarde, ongeacht de buitentemperatuur, destooklijn of de verschuiving stooklijn.

Instelbereik: 10 – 65 °C

Standaardwaarde: 45 °C

Menu 3.5 [U] Externe instelling 2

Door een extern contact aan te sluiten, bijvoorbeeld eenkamerthermostaat (accessoire) of een timer, kan de ruim-tetemperatuur tijdelijk of periodiek worden verhoogd ofverlaagd. Als het externe contact is gesloten, wordt deverschuiving van de stooklijn gewijzigd met het aantalstappen dat hier wordt weergegeven.

Als ruimteregeling actief is, is er een wijziging in gradenvoor de ingestelde ruimtetemperatuur.

Instelbereik: -10 – 10

Standaardwaarde: 0

NIBE™ SPLIT48

Diversen

Bediening

Page 51: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Menu 3.6.0 [U] Eigen stooklijn 2

Hier kunt u een zelfgedefinieerde stooklijn selecteren. Ditis een individuele lineaire curve met een knikpunt. U kiesteen knikpunt en de bijbehorende temperaturen.

Voorzichtig!Voor het activeren vandeze functiemoet “Koelcurve”

in menu 3.2 zijn ingesteld op 0.

Menu 3.6.1 [U] Toevoer T bij +20°

Hier wordt de aanvoertemperatuur geselecteerd bij eenbuitenluchttemperatuur van +20 °C.

Instelbereik: 0 – 80* °C

Standaardwaarde: 20 °C

Menu 3.6.2 [U] Toevoer T bij -20°

Hier wordt de aanvoertemperatuur geselecteerd bij eenbuitenluchttemperatuur van -20 °C.

Instelbereik: 0 – 80* °C

Standaardwaarde: 35 °C

Menu 3.6.3 [U] Knikpunt temp buiten

Hier wordt gekozen bij welke buitenluchttemperatuur hetknikpunt moet liggen.

Instelbereik: -15 – 15 °C

Standaardwaarde: 0

Menu 3.6.4 [U] Toevoer T knikpunt

Hier wordt de gewenste aanvoertemperatuur gekozenvoor het knikpunt.

Instelbereik: 0 – 80* °C

Standaardwaarde: 30 °C

Menu 3.6.5 [U] Terug

Terug naar menu 3.6.0.

Menu 3.7 [U] Debiet / Retour T 2

Hier worden het huidige, actuele debiet en de huidige,actuele retourleidingtemperaturen voor afgiftesysteem 2getoond.

Menu 3.8 [N] Terug

Terug naar menu 3.0.

4.0 [N] Buitentemperatuur

Menu 4.1 [N] Gemiddelde buiten T

Dit menu toont de gemiddelde buitentemperatuur volgensde instelwaarde in menu 4.2 (fabrieksinstelling: 24 u).

Menu 4.2 [U] Berekentijd Buiten T

Hier selecteert u gedurende hoe lang de gemiddeldetemperatuur in menu 4.1 wordt berekend.

Instelbereik: 1 min, 10 min, 1 u, 2 u, 4 u, 6 u, 12 u, 24 u

Standaardwaarde: 24 u

Menu 4.3 [U] Gem. Buiten T 1 min.

Geeft de gemiddelde buitentemperatuur gedurende deafgelopen minuut weer.

Menu 4.4 [N] Terug

Terug naar menu 4.0.

5.0 [N] Warmtepomp

Menu 5.1 [N] Aantal starts

Hier wordt het totale aantal starts van de compressor inde AMS 10 weergegeven.

Menu 5.2 [N] Draaiuren compressor

Hier wordt de totale bedrijfstijd van de compressor in deAMS 10 weergegeven.

Menu 5.3 [U] Tijd tot start

In dit menu wordt de tijd totdat de compressor start in deAMS 10 weergegeven.

Menu 5.4 [U] Buiten temp Tho-A

Dit menu toont de door de warmtepomp gemeten buiten-luchttemperatuur.

Menu 5.5 [U] Warmtewis. T Tho-R1

Dit menu toont de verdampertemperatuur in de warmte-pomp bij sensor Tho-R1.

Menu 5.6 [U] Warmtewis. T Tho-R2

Dit menu toont de verdampertemperatuur in de warmte-pomp bij sensor Tho-R2.

Menu 5.7 [U] Zuiggas T Tho-S

Dit menu toont de aanzuiggastemperatuur in de warmte-pomp.

Menu 5.8 [U] Persgas T Tho-D

Dit menu toont de heetgastemperatuur in de warmte-pomp.

Menu 5.9 [U] Vloeistofleiding T

Dit menu toont de vloeistofleidingtemperatuur in dewarmtepomp.

Menu 5.10 [U] Condensor T uit/max

Toont de huidige en maximaal toegestane temperatuurna de condensor.

Menu 5.11 [U] Hogedruk HP

Hier worden de huidige hoge druk en bijbehorende tem-peratuur tijdens verwarming weergegeven. Tijdens koelingworden de huidige lage druk en de bijbehorende tempe-ratuur weergegeven.

Menu 5.12 [U] Lagedruk LP LPT

Hier wordt de actuele lage druk weergegeven.

Menu 5.13 [U] Ventilatorsnelheid

Geen functie.

Menu 5.14.0 [U] ComprFreq act/instel

Hier worden de huidige waarde en de instelwaarde voorde compressorfrequentie weergegeven.

Menu 5.14.1 [U] I fase buitenunit CT

Hier wordt de huidige fasestroom naar de AMS 10 weer-gegeven.

Menu 5.14.2 [U] Inverter temp Tho-IP

Hier wordt de actuele invertertemperatuur weergegeven.* Beperkt door menu 3.4 Max toevoer T 2.

49NIBE™ SPLIT

Diversen

Bediening

Page 52: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Menu 5.14.3 [U] Terug

Terug naar menu 5.14.0.

Menu 5.15.0 [S] BuiUnit communicatie

In de submenu's bij dit menu kunnen meldingen met be-trekking tot communicatiestoringen worden afgelezen.

Menu 5.15.1 [S] Com storingen %

Toont het percentage onjuiste communicaties met de AMS10 sinds het opstarten.

Menu 5.15.2 [S] Com storingen n

Toont het totale aantal onjuiste communicaties met deAMS 10 sinds het opstarten.

Menu 5.15.3 [S] Reset com storingen

Selecteer hier "Ja" om de tellers te resetten in menu 5.15.1en 5.15.2. De instellingen gaan terug naar "Nee" nadat deopdracht is uitgevoerd.

Instelbereik: Ja, Nee

Menu 5.15.4 [S] Terug

Terug naar menu 5.15.0.

Menu 5.16 [N] Terug

Terug naar menu 5.0.

6.0 [N] Ruimte temperatuur*

Menu 6.1 [U] Ruimte compensatie

Hier wordt een factor geselecteerd die bepaalt in hoeverrede aanvoertemperatuur wordt beïnvloed door het verschiltussen de ruimtetemperatuur en de ingestelde ruimtetem-peratuur. Een hogere waarde resulteert in een groterewijziging.

Instelbereik: 0 – 10,0

Standaardwaarde: 2,0

Menu 6.2 [U] Verwarmingsysteem

Kies hier of de ruimtesensor afgiftesysteem 1 (menu 2.0)en/of afgiftesysteem 2 (menu 3.0) moet activeren.

Instelbereik: Uit, Systeem 1, Systeem 2, Systeem 1+2

Standaardwaarde: Uit

Menu 6.3 [N] Ruimte T instelling

Hier wordt de gewenste ruimtetemperatuur weergegeven.

Instelbereik: 10 – 30 °C

Menu 6.4 [U] Ruimte T gem. 1 min.

Geeft de gemiddelde ruimtetemperatuur gedurende deafgelopen minuut weer.

Menu 6.5 [U] Rmt integratietijd

Hier selecteert u de integratietijd voor ruimteregeling.

Instelbereik: 0 – 120

Standaardwaarde: 0

Menu 6.6 [N] Terug

Terug naar menu 6.0.

7.0 [N] Klok

Menu 7.1 [N] Datum

Hier wordt de actuele datum ingesteld.

Menu 7.2 [N] Tijd

Hier wordt de actuele tijd ingesteld.

Menu 7.3.0 [U] Tijdsinstellingen

In de bijbehorende submenu's kunnen instellingen voorbijv. nachtverlaging worden ingesteld.

Menu 7.3.1 [U] Dag tijdswijzigingen

Hier wordt de tijd gekozen voor de dagelijkse wijziging,bijv. nachtverlaging.

Menu 7.3.2 [U] Dag stookl wijziging

Hier wordt de verandering van de stooklijn geselecteerdvoor een periode van 24 uur (bijv. verlaging 's nachts).

Instelbereik: -10 – 10

Standaardwaarde: 0

Menu 7.3.3 [U] Verwarmingsysteem

Hier wordt het afgiftesysteem gekozen waarvoor de dage-lijkse wijziging moet gelden. Als shuntgroep 2 aanwezigis, kan het menu worden ingesteld op “Uit”, “Systeem 1”,“Systeem 2” of “Systeem 1+2”. In andere gevallen kunnenalleen “Uit” en “Systeem 1” worden gekozen.

Instelbereik: Uit, Systeem 1, Systeem 2, Systeem 1+2

Standaardwaarde: Uit

Menu 7.3.4 [U] Terug

Terug naar menu 7.3.0.

Menu 7.4.0 [U] Extra warm water XWW

In de bijbehorende submenu’s wordt ingesteld of er vooreen bepaalde dag extra warmtapwater gewenst is.

Menu 7.4.1 – 7.4.7 [U] XWWmaandag – XWWzondag

Hier wordt de periode voor de betreffende dag gekozenwaarin extra warmtapwater moet worden geactiveerd.Uren en minuten voor start en stop worden weergegeven.Gelijke waarden betekenen dat extra warmtapwater nietis geactiveerd. De tijd kan worden ingesteld tot na midder-nacht.

Instelbereik: 00:00 – 23:45

Standaardwaarde: 00:00 – 00:00

Menu 7.4.8 [U] Terug

Terug naar menu 7.4.0.

*Accessoire en activering in menu 9.3.6 vereist.

NIBE™ SPLIT50

Diversen

Bediening

Page 53: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Menu 7.5.0 [U] Vakantie instelling

In de submenu's bij dit menu worden vakantie-instellingenverricht.

Als de vakantiefunctie actief is, wordt de aanvoerleiding-temperatuur verlaagd op basis van de instelling en kan dewarmtapwaterproductie worden uitgeschakeld.

Als de vakantiefunctie is uitgeschakeld, verwarmt dewarmtepomp het water gedurende een uur om vervolgensperiodiek extra warmtapwater te activeren (als periodiekextra warmtapwater is geactiveerd in menu 1.7).

Voorzichtig!De vakantie-instelling schakelt de koeling niet uit.

Menu 7.5.1 [U] Vakantie begindatum

Hier wordt de startdatum voor vakantiewijziging ingesteld.U verandert de datum door de enter-knop in te drukken.De vakantiewijziging gaat in op 00:00 op de geselecteerdedatum.

Met dezelfde datum in menu 7.5.1 en 7.5.2 wordt de va-kantiefunctie uitgeschakeld.

Menu 7.5.2 [U] Vakantie einddatum

Hier wordt de einddatum voor vakantiewijziging ingesteld.U verandert de datum door de enter-knop in te drukken.De vakantiewijziging eindigt op 23:59 op de geselecteerdedatum.

Met dezelfde datum in menu 7.5.1 en 7.5.2 wordt de va-kantiefunctie uitgeschakeld.

Menu 7.5.3 [U] Verwarmingsysteem

Hier wordt het afgiftesysteem gekozen waarvoor terug-stellen in de vakantie moet gelden. Als shuntgroep 2aanwezig is, kan het menu worden ingesteld op “Uit”,“Systeem 1”, “Systeem 2” of “Systeem 1+2”. In andere ge-vallen kunnen alleen “Uit” en “Systeem 1” worden geko-zen.

Instelbereik: Uit, Systeem 1, Systeem 2, Systeem 1+2

Standaardwaarde: Uit

Menu 7.5.4 [U]

Verschuiving stookl.

Ruimte T verandering

Hier kunt u instellen hoeveel de stooklijn moet wordenverschoven tijdens de vakantieperiode.

Als het betreffende afgiftesysteem een ruimtetempera-tuursensor heeft, wordt de wijziging aangegeven in gra-den.

Instelbereik: -10 – 10

Standaardwaarde: -5

Menu 7.5.5 [U] Warm water productie

Hier wordt ingesteld of de warmtapwaterproductie moetworden uitgeschakeld tijdens de vakantieperiode.

Instelbereik: Nee, Ja

Standaardwaarde: Ja

Menu 7.5.6 [U] Terug

Terug naar menu 7.5.0.

Menu 7.6.0 [N] Tijdsinstellingen*

De periode voor de stille stand, waarbij de warmtepompop het laagste geluidsniveau werkt door de compressoren ventilatorsnelheden te beperken, wordt in het submenugeselecteerd.

Menu 7.6.1 [N] Dag tijdswijzigingen*

Hier wordt het tijdsinterval voor de stille stand ingesteld.De periode wordt geselecteerd met een maximum van23:45 (uu:mm) en verhoogd met stappen van 15 min. Defunctie wordt uitgeschakeld wanneer dezelfde tijd wordtgeselecteerd voor stoppen en starten.

Standaardwaarden: uit

Menu 7.6.2 [N] Terug*

Terug naar menu 7.6.0.

Menu 7.7 [N] Terug*

Terug naar menu 7.0.

8.0 [N] Andere instellingen

Menu 8.1.0 [N] Bedien.paneel instel

In de bijbehorende submenu’s worden instellingen inge-voerd m.b.t. taal en menutype.

Menu 8.1.1 [N] Menu type

Hier kiest u het gewenste menutype.

Normaal, wat de normale gebruiker nodig heeft.[N]

Uitgebreid, toont alle menu’s, met uitzondering vande servicemenu’s.

[U]

Service, toont alle menu’s, schakelt automatisch terugnaar normaal menuniveau als 30 minuten niet op eenknop is gedrukt.

[S]

Voorzichtig!Onjuiste instellingen in de servicemenu's kunnen

schade aan het pand en/of dewarmtepomp veroor-zaken.

Instelbereik: N, U, S

Standaardwaarde: N

Menu 8.1.2 [N] Taal

Hier kunnen taalinstellingen worden ingevoerd.

Menu 8.1.3 [U] Display contrast

Hier wordt het contrast van de display ingesteld.

Instelbereik: 0 – 31

Standaardwaarde: 20

Menu 8.1.4 [U] Lichtintensiteit

Hier wordt de lichtintensiteit van de display in de stand-bystand ingesteld. De stand-bystand start 30 minuten nade laatste druk op een knop.

Instelbereik: 0=uit, 1=laag, 2=gemiddeld.

Standaardwaarde: 1

Menu 8.1.5 [N] Terug

Terug naar menu 8.1.0.

*Menu 'Stille stand' verkrijgbaar vanaf programmaversie 1.04.

51NIBE™ SPLIT

Diversen

Bediening

Page 54: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Menu 8.2.0 [N] Instel autom bedrijf

In de bijbehorende submenu’s worden instellingen voorde automatische stand ingevoerd.

Menu 8.2.1 [N] Functie E bijverw.

Hier wordt geselecteerd bij welke bedrijfsstand de elektri-sche bijverwarming warmtapwater mag produceren enindien nodig moet verwarmen.

Instelbereik: Uit, Verwarming, Verwarming + Koeling,Koeling

Standaardwaarden: Verwarming

Menu 8.2.2 [N] Vrijgave E bijverw.

Wordt geselecteerd als elektrische bijverwarming moetworden gebruikt voor productie warmtapwater en verwar-ming.

Instelbereik: Uit, Aan

Standaardwaarde: Uit

Menu 8.2.3 [U] Stop T verwarming

De gemiddelde buitenluchttemperatuur waarbij dewarmtepomp (in automatische stand) de warmteproductiemoet stopzetten.

Als de gemiddelde buitenluchttemperatuur daalt tot onderStop T verwarming – Hysteresis (menu 8.2.5), start de ver-warming weer.

Instelbereik: 1 – 43 °C

Standaardwaarde: 17 °C

Menu 8.2.4 [U] Start T koeling

De gemiddelde buitenluchttemperatuur waarbij dewarmtepomp (in automatische stand) de koeling moetstarten.

Als de gemiddelde buitentemperatuur hierboven komt,Start T koeling (menu 8.2.5), start de koeling.

Als de gemiddelde buitenluchttemperatuur daalt tot onderStart T koeling – Hysteresis (menu 8.2.5), stopt de koeling.

Instelbereik: 10 – 43 °C

Standaardwaarde: 25 °C

Menu 8.2.5 [U] Hysteresis

Zie menu 8.2.3 en menu 8.2.4. Beïnvloedt ook regelingmet ruimtesensor.

Instelbereik: 1,0 – 10,0

Standaardwaarde: 1,0

Menu 8.2.6 [N] Terug

Terug naar menu 8.2.0.

Menu 8.3.0 [U] Vermogensregeling

In de bijbehorende submenu’s worden instellingen inge-voerd en gegevens afgelezen m.b.t. de vermogensschake-laar.

Menu 8.3.1 [U] Zekering waarde

Hier wordt de instelling weergegeven die is gekozen voorde EBV-kaart (AA22) knop (R24).

Menu 8.3.2 [U] Max verm E element

Hier wordt de instelling weergegeven die is gekozen voorde EBV-kaart (AA22) knop (R25).

Menu 8.3.3 [U] Stroom fase 1

Hier wordt de gemeten stroom van fase 1 weergegeven.Als de waarde daalt tot onder 2,8 A, wordt “laag" weerge-geven.

Menu 8.3.4 [U] Stroom fase 2

Hier wordt de gemeten stroom van fase 2 weergegeven.Als de waarde daalt tot onder 2,8 A, wordt “laag" weerge-geven.

Menu 8.3.5 [U] stroom fase 3

Hier wordt de gemeten stroom van fase 3 weergegeven.Als de waarde daalt tot onder 2,8 A, wordt “laag" weerge-geven.

Menu 8.3.6 [U] Omzetwaarde EBVtrafo

Op basis van de voor de EBV-kaart gebruikte stroomsenso-ren moet de omzetwaarde worden gedefinieerd.

Instelbereik: 100 – 1250

Standaardwaarde: 300

Menu 8.3.7 [U] Terug

Terug naar menu 8.3.0.

Menu 8.5.0 [U] WW en Verw periodes

In de submenu's bij dit menu worden de periodes voorverwarming en warmtapwaterproductie ingesteld.

Menu 8.5.1 [U] periode duur

Hier wordt de duur van de warmtapwaterproductie enverwarming ingesteld.

Instelbereik: 5 – 60 min

Standaardwaarde: 60 min

Menu 8.5.2 [U] Max WW periodetijd

Hier wordt geselecteerd welk deel van de periodetijd(menu 8.5.1) moet worden gebruikt voor warmtapwater-productie als zowel verwarming als warmtapwater nodigzijn.

Instelbereik: 0 – 60 min

Standaardwaarde: 40 min

Menu 8.5.3 [U] Terug

Terug naar menu 8.5.0.

Menu 8.6 [N] Terug

Terug naar menu 8.0.

9.0 [S] Service menu

Menu 9.1.0 [S] Warmtepomp instel

In de submenu's bij dit menu worden instellingen voor deAMS 10 verricht.

Menu 9.1.1 [S] GM start WP verw

Instelling graadminuten voor starten van warmtepomp,verwarming.

Instelbereik: -120 – 0

Standaardwaarde: -60

NIBE™ SPLIT52

Diversen

Bediening

Page 55: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Menu 9.1.2 [S] GM start WP koeling

Instelling graadminuten voor starten van warmtepomp,koeling.

Instelbereik: 0 – 120

Standaardwaarde: 60

Menu 9.1.3 [S] StopT verw Tbui laag

Onderste parameter voor werkbereik warmtepomp tijdensverwarming. Deze stopt onder deze buitenluchttempera-tuur.

De warmtepomp mag weer starten wanneer de buiten-luchttemperatuur stijgt tot twee graden boven de ingestel-de waarde.

Instelbereik: -25 – 43 °C

Standaardwaarde: -25 °C

Menu 9.1.4 [S] StopT verw Tbui hoog

Bovenste parameter voor werkbereik warmtepomp tijdensverwarming. Deze stopt boven deze buitenluchttempera-tuur.

De warmtepomp mag weer starten wanneer de buiten-luchttemperatuur daalt tot twee graden onder de ingestel-de waarde.

Instelbereik: -25 – 43 °C

Standaardwaarde: 43 °C

Menu 9.1.5 [S] StopT koel Tbui laag

Onderste parameter voor werkbereik warmtepomp tijdenskoeling. Deze stopt onder deze buitenluchttemperatuur.

De warmtepomp mag weer starten wanneer de buiten-luchttemperatuur stijgt tot twee graden boven de ingestel-de waarde.

Instelbereik: 10 – 43 °C

Standaardwaarde: 10 °C

Menu 9.1.6 [S] StopT koel Tbui hoog

Bovenste parameter voor werkbereik warmtepomp tijdenskoeling. Deze stopt boven deze buitenluchttemperatuur.

De warmtepomp mag weer starten wanneer de buiten-luchttemperatuur daalt tot twee graden onder de ingestel-de waarde.

Instelbereik: 10 – 43 °C

Standaardwaarde: 43 °C

Menu 9.1.7 [S] Tijd tussen starts

Minimaal tijdsinterval in minuten tussen compressorstartsin de warmtepomp.

Instelbereik: 0 – 60 min

Standaardwaarde: 0 min

Menu 9.1.8 [S] Min CompFre act/inst

Selecteer hier de minimale compressorfrequentie. Weer-gave van zowel huidig als ingesteld.

AMS 10-12AMS 10-8

20 – 80 Hz20 – 81 HzInstelbereik20 HzFabrieksinstelling

Menu 9.1.9 [S] Max CompFre act/inst

Selecteer hier de maximumgrens voor de compressorfre-quentie. Weergave van huidig en ingesteld via de display.

AMS 10-12AMS 10-8

25 – 85 Hz20 – 86 HzInstelbereik85 Hz86 HzFabrieksinstelling

Menu 9.1.10 [S] BU Amp verw act/max

Hier worden de fasestroom naar de AMS 10 en de maxi-maal toegestane, in te stellen stroom bij verwarmen ge-toond.

AMS 10-12AMS 10-8

7 – 177 – 16Instelbereik15Fabrieksinstelling

Menu 9.1.11 [S] BU Amp koel act/verw

Hier worden de fasestroom naar de AMS 10 en de maxi-maal toegestane, in te stellen stroom bij koelen getoond.

Instelbereik: 7 – 17

Standaardwaarde: 15

AMS 10-12AMS 10-8

7 – 177 – 15Instelbereik1514Fabrieksinstelling

Menu 9.1.12 [S] Tank ontdooi temp

Als het systeem kouder is dan de instelwaarde, vindt ont-dooien plaats met aansluiting op WW. Als WW kouder is,start de elektrische bijverwarming.

Instelbereik: 20 – 30 °C

Standaardwaarde: 20 °C

Menu 9.1.13 [S] Terug

Terug naar menu 9.1.0.

Menu 9.2.0 [S] Bijverwarming instel

Instellingen met betrekking tot bijverwarming en shuntin de ACVM 270 en eventuele extra shunt kunnen wordenverricht in de submenu's bij dit menu.

Menu 9.2.1 [S] GM start bijverwarm

Hier wordt het tekort aan graadminuten ingesteld datmoet worden gerealiseerd voordat de voeding bijverwar-ming wordt geactiveerd.

Instelbereik: -1000 – -30

Standaardwaarde: -400

Menu 9.2.2 [S] Bedrijfstijd bijverw

De bedrijfstijd van de elektrische bijverwarming sinds deeerste keer opstarten wordt hier weergegeven. De waardewordt opgeslagen en wordt niet gereset, ook niet als deboiler wordt uitgeschakeld met de hoofdschakelaar.

Menu 9.2.6 [S] Shunt versterking 1

Geldt voor shunt 1 (QN11). Bijv. 2 graden verschil en 2versterking betekent 4 sec/min regeling van de shunt.

Instelbereik: 0,1 – 5,0

Standaardwaarde: 1,0

53NIBE™ SPLIT

Diversen

Bediening

Page 56: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Menu 9.2.7 [S] Shunt versterking 2

Geldt voor eventuele shunt 2 (accessoire vereist). Bijv. 2graden verschil en 2 versterking betekent 4 sec/min rege-ling van de shunt. Deze functie compenseert voor desnelheidsvariatie in verschillende eventueel geïnstalleerdeshuntmotoren.

Instelbereik: 0,1 – 5,0

Standaardwaarde: 1,0

Menu 9.2.8 [S] Bijverwarming type

Selecteer het te gebruiken type bijverwarming.

Instelbereik: Intern vermogen 1, Ext. 1 stap, Ext. Lin 3, Ext.Bin 3

Standaardwaarden: Intern vermogen 1

Menu 9.2.9 [S] Terug

Terug naar menu 9.2.0.

Menu 9.3.0 [S] Operationele instel

In de bijbehorende submenu’s worden onder andere in-stellingen ingevoerd m.b.t. accessoires, bediening bijver-warming, vloerdroging en het terugschakelen naar de fa-brieksinstelling.

Menu 9.3.1 [S] Max ketel temp

Hier wordt de instelling weergegeven die is gekozen voorde EBV-kaart (AA22) knop (R26).

Menu 9.3.2 [S] Logger

Voorzichtig!Alleen voor servicewerkzaamheden, speciaal acces-

soire vereist.

Selecteer hier "Aan" als logger is geïnstalleerd.

Instelbereik: Uit, Aan

Standaardwaarde: Uit

Menu 9.3.3 [S] Koelsysteem

Selecteer "Aan" als koelsysteem is geïnstalleerd (accessoirevereist).

Instelbereik: Uit, Aan

Standaardwaarde: Uit

Menu 9.3.4 [S] Verwamingsyst 2

Kies hier hoe afgiftesysteem 2 is geïnstalleerd. Als “Uit” inmenu 9.3.3 is gekozen, kan alleen “Uit” of “Warmte”worden gekozen (accessoire vereist).

Instelbereik: Uit, Verwarming, Verwarming + Koeling,Koeling

Standaardwaarde: Uit

Menu 9.3.5 [S] Ruimte thermostaat

Hier selecteert u of de Ruimte-eenheid (RE 10) moet wor-den geactiveerd of niet (accessoire vereist).

Instelbereik: Uit, Aan

Standaardwaarde: Uit

Menu 9.3.6 [S] Type ruimte sensor

Hier wordt het type ruimtesensor geselecteerd. Menu 6.0kan worden geopend.

Instelbereik: Uit, RG10, RE10

Standaardwaarde: Uit

Menu 9.3.7.0 [S] Handmatige regeling

In de bijbehorende submenu’s worden instellingen inge-voerd m.b.t. handmatige aansturing van de relais in dewarmtepomp.

Menu 9.3.7.1 [S] Handmatige regeling

Als in dit menu ”Aan” wordt geselecteerd, neemt de ge-bruiker tijdelijk de controle over de relais in de warmte-pomp over. De instelling schakelt 30 minuten na de laatstedruk op een knop of na herstarten automatisch terug naar"Uit".

Instelbereik: Uit, Aan

Standaardwaarde: Uit

Menu 9.3.7.2 – 9.3.7.15 [S] K1 – K14

Hier kunt u handmatige aansturing van de relais selecteren.

Instelbereik: Uit, Aan, Auto

Standaardwaarde: Auto

Menu 9.3.7.16 [S] Alarm 1

Hier kunt u handmatige test van alarmrelais 1 selecteren.

Instelbereik: Uit, Aan, Auto

Standaardwaarde: Auto

Menu 9.3.7.17 [S] Alarm 2

Hier kunt u handmatige test van alarmrelais 2 selecteren.

Instelbereik: Uit, Aan, Auto

Standaardwaarde: Auto

Menu 9.3.7.18 [S] Terug

Terug naar menu 9.3.7.0.

Menu 9.3.8 [S] Fabrieks instelling

Hier kunt u ervoor kiezen om de fabrieksinstellingen in deACVM 270 te herstellen.

Als u terugkeert naar de fabrieksinstellingen, springt detaal weer naar Engels.

Instelbereik: Ja, Nee

Standaardwaarde: Nee

NIBE™ SPLIT54

Diversen

Bediening

Page 57: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Menu 9.3.9 [S] Bedrijfsstatus

Beschrijft de bedrijfsstatus van de ACVM 270 en de AMS10.

Uitschakeling: Bijverwarming en warmtepomp wordenuitgeschakeld vanwege een alarm.

Wisselend: De warmtepomp produceert warmte en scha-kelt, indien nodig, tussen warm water en het afgiftesys-teem.

Gecombineerdemodus:Vanwege een grote warmtevraagwordt de bijverwarming gebruikt voor warmtapwater enproduceert de warmtepomp warmte. Indien nodig biedtde bijverwarming ondersteuning met warmteproductie.

Koeling:De warmtepomp produceert koeling en schakelt,indien nodig, tussen warmtapwater en koelsysteem.

Superkoeling: Alleen koeling. Dit wordt uitgevoerd doorde warmtepomp. Warmtapwater geproduceerd door bij-verwarming.

Warmtapwater: Alleen productie van warmtapwater. Ditwordt uitgevoerd door de warmtepomp.

Bijverwarming:De warmtepomp is uit en zowel warmtap-water als warmte worden geproduceerd door de bijver-warming.

Menu 9.3.10.0 [S] Vloer drogen instel.

In de bijbehorende submenu’s worden instellingen voorhet vloerdroogprogramma ingevoerd.

Menu 9.3.10.1 [S] Vloer drogen

Vanuit dit submenu wordt “Aan” of “Uit” geselecteerdvoor het vloerdroogprogramma. Na periode 1 wordt auto-matisch overgeschakeld naar periode 2 en vervolgens weerterug naar de normale instellingen.

Instelbereik: Uit, Aan

Standaardwaarde: Uit

Menu 9.3.10.2 [S] Aantal dagen per. 1

Aantal dagen kiezen in de periode 1.

Instelbereik: 1 – 5 dagen

Standaardwaarde: 3 dagen

Menu 9.3.10.3 [S] Temp. periode 1

Aanvoertemperatuur kiezen in de periode 1.

Instelbereik: 15 – 50 °C

Standaardwaarde: 25 °C

Menu 9.3.10.4 [S] Aantal dagen per. 2

Aantal dagen kiezen in de periode 2.

Instelbereik: 1 – 5 dagen

Standaardwaarde: 1 dagen

Menu 9.3.10.5 [S] Temp. periode 2

Aanvoertemperatuur kiezen in de periode 2.

Instelbereik: 15 – 50 °C

Standaardwaarde: 40 °C

Menu 9.3.10.6 [S] Terug

Terug naar menu 9.3.10.0.

Menu 9.3.11 [S] Circ-pomp bedrijf

Hier kan de pompwerking worden uitgeschakeld. Pompis in bedrijf gedurende 2 minuten, 12 uren na laatste ge-bruik.

Instelbereik: Uit, Aan

Standaardwaarde: Aan

Menu 9.3.12 [S] Aanv ΔT in/uit compr

Als de actuele aanvoertemperatuur afwijkt van de ingestel-de waarde vergeleken met de berekende aanvoer, wordtde warmtepomp gedwongen om te stoppen/starten, on-geacht het aantal graadminuten.

Modusverwarming: Indien de actuele aanvoertemperatuurboven de berekende instelwaarde stijgt met de ingesteldewaarde, wordt de waarde van graadminuten ingesteld op1. De compressor stopt wanneer er slechts één verwar-mingsvereiste is.

Indien de actuele aanvoertemperatuur onder de bereken-de aanvoer met instelwaarde zakt, wordt het aantalgraadminuten ingesteld op de waarde in menu 9.1.1 min1. Dit betekent dat de compressor start.

Modus koeling: Indien de actuele aanvoertemperatuuronder de berekende instelwaarde daalt, wordt de waardevan graadminuten ingesteld op -1. De compressor stoptwanneer er slechts een koelingsbehoefte is.

Instelbereik: 3 – 25 °C

Standaardwaarde: 10 °C

Menu 9.3.13 [S] ΔT inschak bijverw

Als bijverwarming is toegestaan (menu 8.2.1) en de huidigeaanvoerleidingtemperatuur onder de de berekende instel-waarde plus de waarde van menu 9.3.12 zakt, wordt dewaarde in graadminuten ingesteld op de waarde in menu9.2.1 plus 1, totdat de compressor op volle snelheid is ge-komen. Als de compressor op volle snelheid is gekomen,wordt de waarde in graadminuten ingesteld op de instel-waarde in menu 9.2.1 en wordt bijverwarming toegestaan.Dit betekent dat de bijverwarming onmiddellijk kan inscha-kelen.

Instelbereik: 1 – 8 °C

Standaardwaarde: 3 °C

Menu 9.3.14 [S] Blokkeren WW / Verw

Als er geen verwarming of warmtapwater nodig is, kunnendeze hier worden uitgeschakeld.

Bedrijfsstand Warmtapwater of Alleen bijverwarmingmoet worden geselecteerd indien verwarming is uitgescha-keld.

Instelbereik: Geen HW, Geen verwarming, HW+Verwar-ming

Standaardwaarde: HW+Verwarming

Menu 9.3.15 [S] Warmteprod. alarm

Hier selecteert u of de warmteproductie moet wordengereduceerd bij een alarm.

Instelbereik: Ja, Nee

Standaardwaarde: Ja

55NIBE™ SPLIT

Diversen

Bediening

Page 58: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Menu 9.3.16 [S] Type WW sensor

Hier kunt u selecteren of u warmtapwatersensoren wiltgebruiken die hogere temperaturen beheren (boven 90°C).

Standaard: Standaardinstelling

Hoge temp: Berekening voor HW-mantelsensor (BT6). Bij-verwarmingssensor (BT19) alsmede aanvoersensor (BT2)worden vervangen door een sensor die hogere tempera-turen beheert (tot 110 °C). Wordt gebruikt indien er eennieuwe sensor wordt geïnstalleerd in verband met de in-stallatie van zonneverwarming.

Instelbereik: Standaard, Hoge temp

Standaardwaarde: Standaard

Menu 9.3.17 [S] Vries beveiliging

Selecteer hier of antivries warmtewisselaar moet wordengeactiveerd of niet.

Instelbereik: Aan, Uit

Standaardwaarde: Aan

Menu 9.3.18 [S] Terug

Terug naar menu 9.3.0.

Menu 9.4 [S] Snel start

Als "Ja" is geselecteerd, start de compressor in de warmte-pomp binnen 4 minuten indien er vraag is. Er is echter altijdeen startvertraging van 30 minuten voor de compressorals de stroom is uitgeschakeld.

Instelbereik: Nee, Ja

Standaardwaarde: Nee

Menu 9.5.0 [S] Systeem info

De submenu's bij dit menu bevatten informatie die wordtgebruikt bij het oplossen van problemen.

Alleen voor servicepersoneel.

Menu 9.5.1 [S] Warmtepomp type

Hier wordt het type aangesloten warmtepomp weergege-ven.

Menu 9.5.2 [S] CPU-belasting %

Hier wordt CPU-belasting weergegeven.

Menu 9.5.3 [S] Com berichten / 1000

Hier wordt het aantal communicatiedoorgiften weergege-ven.

Menu 9.5.4 [S] Com probleem unit

Hier worden eventuele communicatieproblemen voor eeneenheid weergegeven alsmede de betreffende eenheid.

Menu 9.5.5 [S] Bedrijfst. E bijverw

Hier wordt de totale bedrijfstijd van de elektrische bijver-warming getoond sinds de eerste keer opstarten.

Menu 9.5.6 [S] Bedrijfst. WW prod

Hier wordt de totale bedrijfstijd in uren voor warmtapwa-terproductie met compressor weergegeven sinds de eerstekeer opstarten.

Menu 9.5.7 [S] Programma versie

Hier wordt de huidige softwareversie in ACVM 270 weer-gegeven.

Menu 9.5.8 [S] Com 106-card versie

Hier wordt het versienummer van de communicatiekaartweergegeven (AA23).

Menu 9.5.9 [S] Display versie

Hier wordt het versienummer van de display weergegeven.

Menu 9.5.10 [S] Relais kaart versie

Hier wordt het versienummer van de relaiskaart weerge-geven.

Menu 9.5.11 [S] Laagste aanvoer temp

Hier wordt de minimale aanvoerleidingtemperatuur sindshet opstarten weergegeven.

Menu 9.5.12 [S] Bedrijfstijd % compr

Bedrijfstijdpercentage van de compressor.

Menu 9.5.13 [S] Periode teller

Periodeteller voor schakelen tussen warmtapwater enverwarming/koeling.

Menu 9.5.14 [S] Bedrijfsstatus BU

Geeft de actuele bedrijfsstatus weer van de AMS 10

De display kan het volgende weergeven: Uit, Warmtapwa-ter, Verwarming, Koeling, Ontdooien, Olieretour of XHW.

Menu 9.5.15 [S] Vorige bedrijfsstat.

Geef de voorgaande bedrijfsstatus weer van de AMS 10

De display kan het volgende weergeven: Uit, Warmtapwa-ter, Verwarming, Koeling, Ontdooien, Olieretour of XHW.

Menu 9.5.16 [S] Tijd na laatste stat

De tijd sinds de laatste wijziging van de bedrijfsstatus.

Menu 9.5.17 [S] Terug

Terug naar menu 9.5.0.

Menu 9.6.0 [S] Verw regeling instel

In de bijbehorende submenu’s kunnen de instellingen metbetrekking tot de verwarmingsregelaar verricht worden.

Menu 9.6.1 [S] ComprFreq

Hier wordt de huidige instelwaarde frequentie voor decompressor weergegeven.

Instellen van het instelpunt tijdens handmatige regelingvan de compressorfrequentie wordt geactiveerd in menu9.6.2.

AMS 10-12AMS 10-8

20 – 85 Hz20 – 86 HzInstelbereik

Menu 9.6.2 [S] Handmatige ComprFreq

Selecteer ”Aan” om de compressorfrequentie handmatigte regelen in menu 9.6.1.

Instelbereik: Uit, Aan

Standaardwaarde: Uit

Menu 9.6.3 [S] Max ΔF warmtereg

Hier wordt de parameter voor de maximale wijziging vanhet instelpunt voor de warmteregelaar geselecteerd.

Instelbereik: 1 – 10 Hz

Standaardwaarde: 3 Hz

NIBE™ SPLIT56

Diversen

Bediening

Page 59: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Menu 9.6.4 [S] ComprFreq regP

Selecteer P-deel voor warmteregelaar.

Instelbereik: 1 – 60

Standaardwaarde: 5

Menu 9.6.5 [S] Tijd min freq start

Selecteer hier de tijd gedurende welke de compressor opminimale snelheid moet draaien na start aansluiting ophet afgiftesysteem.

Instelbereik: 10 – 120 min

Standaardwaarde: 70 min

Menu 9.6.6 [S] Tijd min freq verw

Selecteer hier de tijd gedurende welke de compressor opeen vaste frequentie moet draaien na het overschakelenop verwarming. De compressor draait dan op minimalefrequentie of op de frequentie die deze had vóór de pro-ductie van warmtapwater.

Instelbereik: 3 – 60 min

Standaardwaarde: 3 min

Menu 9.6.7 [S] Max ΔT Ttoev / Tber.

Selecteer hier de beperking van het debiet als de graadmi-nutenregelaar ver van het instelpunt ligt. Max. verschiltussen het gemeten debiet vóór beperking en het bereken-de debiet.

Instelbereik: 2,0 – 10,0 °C

Standaardwaarde: 4,0 °C

Menu 9.6.8 [S] ComprFreq GM dynam.

Hier selecteert u een waarde voor de dynamiek in degraadminutenregelaar.

Instelbereik: 95 – 127

Standaardwaarde: 126

Menu 9.6.9 [S] Terug

Terug naar menu 9.6.0.

Menu 9.7 [S] Reset alarm

Selecteer hier "Ja" om alarmen in de ACVM 270 te reset-ten/bevestigen. De instellingen gaan terug naar "Nee"nadat de opdracht is uitgevoerd.

Instelbereik: Ja, Nee

Menu 9.8.0 [S] Alarm log

In de submenu’s voor dit menu wordt een alarmlogweergegeven met de laatste 4 alarmen.

Menu 9.8.1.0 – 9.8.4.0 [S] Alarmlog 1 – Log 4

In de submenu’s voor dit menu wordt een alarmlogweergegeven. Log 1 is het laatste alarm, log 2 het op éénna laatste enz.

Menu 9.8.x.1 [S] Tijd

Menu 9.8.x.2 [S] Alarm type (nr)

Zie hoofdstuk Alarmlijst op pagina 59 voor meer informatieover alarmmeldingen.

AlarmAlarmnum-mer

Hogedrukalarm1Lagedrukalarm2TB-alarm3BE stroomuitval4Laag condensor uit5Hoog KF6Antivries HX7Hoge HW-temp.8Hoge AH-temp.9Hoog VBF110Hoog VBF211Hoog VBR112Hoog VBR213OU niet compatibel15Ontdooien onderbroken16Sensorfout UG30S.fout HP31Sensorfout KF32S.fout Vloeist.leiding33S.fout HW34S.fout AH35Sensorfout VBF136Sensorfout VBF237Sensorfout VBR138Sensorfout VBR239BE fasefoutE34Hoge HX-temp.E35Hoog heetgasE36Sensorfout BEE37Sensorfout BEE38Sensorfout BEE39HogedrukalarmE40InverterfoutE41InverterfoutE42InverterfoutE45InverterfoutE47VentilatoralarmE48LagedrukalarmE49InverterfoutE51Sensorfout BEE53LagedrukalarmE54Laag koudemiddelE57InverterfoutE59

57NIBE™ SPLIT

Diversen

Bediening

Page 60: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Menu 9.8.x.3 [S] Bedrijfsstatus

Menu 9.8.x.4 [S] Vorige bedrijfsstat.

Menu 9.8.x.5 [S] Tijd na laatste stat

Menu 9.8.x.6 [S] Draaitijd compr

Menu 9.8.x.7 [S] Gem buitenT 1 min.

Menu 9.8.x.8 [S] Buitentemp Tho-A

Menu 9.8.x.9 [S] Debiet / Retour T

Menu 9.8.x.10 [S] Condensor T uit

Menu 9.8.x.11 [S] Warmwater temp

Menu 9.8.x.12 [S] ComprFreq act/instel

Menu 9.8.x.13 [S] Warmtewis. T Tho-R1

Menu 9.8.x.14 [S] Warmtewis. T Tho-R2

Menu 9.8.x.15 [S] Zuiggas T Tho-S

Menu 9.8.x.16 [S] Persgas T Tho-D

Menu 9.8.x.17 [S] Vloeistofleiding T

Menu 9.8.x.18 [S] Hogedruk HP

Menu 9.8.x.19 [S] Lagedruk LP LPT

Menu 9.8.x.20 [S] I fase buitenunit CT

Menu 9.8.x.21 [S] Inverter temp Tho-IP

Menu 9.8.x.22 [S] CP snelheid

Menu 9.8.x.23 [S] Relais status 1 - 8

Menu 9.8.x.24 [S] Relais status 9 -14

Menu 9.8.x.25 [S] Program status 1 - 8

Menu 9.8.x.26 [S] Program status 9-16

Menu 9.8.x.27 [S] Terug

Terug naar menu 9.8.x.0.

Menu 9.8.5 [S] Alarm log wissen

Selecteer "Ja" om het gehele alarmlog te wissen. De instel-lingen gaan terug naar "Nee" nadat de opdracht is uitge-voerd.

Instelbereik: Ja, Nee

Menu 9.8.6 [S] Terug

Terug naar menu 9.8.0.

Menu 9.9 [S] Terug

Terug naar menu 9.0.

NIBE™ SPLIT58

Diversen

Bediening

Page 61: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Alarmlijst

Alarmmeldingen bevestigenHet bevestigen van een alarm kan geen kwaad. Als deoorzaak van het alarm blijft bestaan, verschijnt het alarmopnieuw.

Een geactiveerd alarm kan worden bevestigd in menu9.7 (servicemenu) door de ACVM 270 uit en in te schake-len met de schakelaar (SF1). Let op: als de stroom wordtingeschakeld, start de warmtepomp weer op met eenvertraging van 30 minuten.Als het alarm niet kan worden gereset met behulp vande schakelaar (SF1), kan de bedrijfsstand "Alleen bijver-

warming" worden geactiveerd om weer een normaaltemperatuurniveau in het huis te krijgen.De eenvoudigste manier om dit te doen is de knop "Be-drijfsstand" gedurende 7 seconden ingedrukt te houden.

Voorzichtig!Wanneer ermeerderemalen eenalarmsignaal gege-venwordt, betekent dit dat er een fout in de installa-

tie is.

Alarm met automatische resetReset alarmActiveert alarmAlarmtekst op de dis-

playAlarmnr.

- Als condensoraanvoer hoger ligt dan 14 °C tij-dens koelen.

Als condensoraanvoer (BT12) lager ligt dan 5 °C.Laag condensor uit70

- Als ontdooien is gestopt. Als het ontdooien hetalarm heeft veroorzaakt (condensoraanvoer tij-dens ontdooien is ca. 10 °C).- Als condensor uit lager ligt dan 51 °C.Als de condensoraanvoer warmer dan 60 C is en

er meer dan 120 seconden zijn verstreken naoverschakelen op het afgiftesysteem.

Hoog KF71

- Als de lage druk hoger is dan 0,83 MPa (8,3 bar)en condensor uit groter dan 14 graden is.

Als de lage druk lager is dan 0,65 MPa (6,5 bar)in de koelstand.

Antivries HX72

- Als de buitentemperatuur stijgt tot boven 1 °C.Als de buitentemperatuur onder 0 °C zakt en debedrijfsmodus geen verwarming toestaat.

Bevr.besch.73

- Als de stroomafgifte afneemt.Te hoge stroomafgifte van het huis.Huidige grens75- Als de fout is verholpen.Communicatie met één of meer platen mislukt.Com.alarm76- Als ontdooien is gestopt.Als de temperatuur in de boiler te laag is (lage

druk is lager dan 0,5 MPa (5,0 bar) tijdens ont-dooien.

Ontdooien onderbroken77

- Als ontdooien is gestopt.Overschreden limietwaardeBescherming78

Alarm maximaalthermostaatHet volgende alarm blokkeert zowel de AMS 10 als de bijverwarming.

Kan de volgende oorzaken hebben:BeschrijvingAlarmtekst op de dis-play

Alarmnr.

- De maximaalthermostaat is tijdens transportgeactiveerd.

Maximaalthermostaat in de ACVM 270 is geacti-veerd.

TB-alarm3

- Hoge temperatuur in de ACVM 270

- Doorgeslagen zekering (L2)

ACVM 270 alarmDe volgende alarmen blokkeren de AMS 10. Bijverwarming draait op min. toegestane aanvoertemperatuur.

Kan de volgende oorzaken hebben:BeschrijvingAlarmtekst op de dis-play

Alarmnr.

- Doorgeslagen circuitzekeringen (L2) en (L3)Geen spanning naar buitendeel vanaf de ACVM270.

BE stroomuitval4

- Geactiveerde automatische zekering (-FA2)- Lage temperatuur tijdens koelingTe lage temperatuur uit vanuit de condensor.Laag condensor uit5

- Laag debiet tijdens koelingTreedt op als alarm 70 binnen een uur 3 keeroptreedt.

59NIBE™ SPLIT

Diversen

Alarmlijst

Page 62: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Kan de volgende oorzaken hebben:BeschrijvingAlarmtekst op de dis-play

Alarmnr.

- Laag debiet tijdens verwarmingTe hoge temperatuur uit vanuit de condensor.Hoog KF6

- Te hoog ingestelde temperaturenTreedt op als alarm 71 binnen een uur 3 keeroptreedt.

- Laag debiet tijdens ontdooienAntivries van warmtewisselaar.Antivries HX7

- Abnormaal lage temperatuur in het afgiftesys-teem

Treedt op als alarm 72 binnen een uur 3 keeroptreedt.

- Laag debiet tijdens ontdooienTreedt op als alarm 77 10 keer achter elkaar op-treedt.

Ontdooien onderbroken14

- Abnormaal lage temperatuur in het afgiftesys-teem

- Onvoldoende koudemiddel of lekkage- Binnendeel en buitendeel zijn niet compatibelmet elkaar.

Binnendeel en buitendeel communiceren nietmet elkaar.

OU niet compatibel15

- Laag debiet tijdens ontdooienTreedt op als alarm 78 10 keer achter elkaar op-treedt.

Ontdooien onderbroken16

- Open circuit of kortsluiting sensoringangSensorfout, hoge druk (BP4).S.fout HP31

- Sensor werkt niet- Open circuit of kortsluiting sensoringangSensorfout, cond. uit (BT12).Sensorfout KF32

- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")- Open circuit of kortsluiting sensoringangSensorfout, vloeistofleiding (BT15).S.fout Vloeist.leiding33

- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")

AMS 10 alarmDe volgende alarmen blokkeren de AMS 10. Bijverwarming draait op min. toegestane aanvoertemperatuur.

Kan de volgende oorzaken hebben:BeschrijvingAlarmtekst op de dis-play

Alarmnr.

- Werkschakelaar(s) voor de AMS 10 uitCommunicatie tussen het buitendeel en de AC-VM 270 is uitgevallen. Er moet 22 volt gelijk-stroom (DC) op de schakelaar CNW2 van deprintplaat (PWB1) staan.

BE Com.foutE5

- Kabeltracé onjuist

- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")

Temperatuurafwijking heetgassensor (Tho-R1/R2), vijf keer binnen 60 minuten of geduren-de 60 minuten.

Hoge HX-temp.E35

- Onvoldoende luchtcirculatie of geblokkeerdewarmtewisselaar

- Defecte regelprint in de AMS 10

- Te veel koudemiddel- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")

Temperatuurafwijking heetgassensor (Tho-D),twee keer binnen 60 minuten of gedurende 60minuten.

Permanent heetgasE36

- Onvoldoende luchtcirculatie of geblokkeerdewarmtewisselaar

- Als de fout tijdens koeling blijft bestaan, is ermogelijk te weinig koudemiddel.

- Defecte regelprint in de AMS 10- Open circuit of kortsluiting sensoringangSensorfout, warmtewisselaar in de AMS 10 (Tho-

R).S.fout Tho-RE37

- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")

- Defecte regelprint in de AMS 10

NIBE™ SPLIT60

Diversen

Alarmlijst

Page 63: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Kan de volgende oorzaken hebben:BeschrijvingAlarmtekst op de dis-play

Alarmnr.

- Open circuit of kortsluiting sensoringangSensorfout, buitensensor in de AMS 10 (Tho-A).S.fout Tho-AE38

- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")

- Defecte regelprint in de AMS 10- Open circuit of kortsluiting sensoringangSensorfout, heet gas in de AMS 10 (Tho-D).S.fout Tho-DE39

- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")

- Defecte regelprint in de AMS 10- Onvoldoende luchtcirculatie of geblokkeerdewarmtewisselaar

De hogedrukpressostaat (63H1) is 5 keer inge-schakeld binnen 60 minuten of doorlopend ge-durende 60 minuten.

HogedrukalarmE40

- Open circuit of kortsluiting op ingang voor ho-gedrukpressostaat (63H1)

- Hogedrukpressostaat defect

- Expansieklep onjuist aangesloten

- Serviceklep gesloten

- Defecte regelprint in de AMS 10

- Laag of geen debiet tijdens verwarming

- Defecte circulatiepomp

- Defecte zekering, F(4A)Kan zich voordoen wanneer de 15 V voedingnaar de inverterprintplaat onstabiel is.

Wanneer de IPM (intelligente vermogensmodule)vijf keer het FO-signaal (uitvoerfout) weergeeftin 60 minuten.

Vermogenstransistor teheet

E41

- Storing ingaande voedingSpanning van de inverter vier keer binnen 30minuten buiten de parameters.

InverterfoutE42

- Serviceklep gesloten

- Onvoldoende koudemiddel

- Compressorfout

- Defecte regelprint voor inverter in de AMS 10- Open circuit in aansluiting tussen platen.Communicatie tussen printplaat voor inverter en

regelplaat uitgevallen.InverterfoutE45

- Defecte regelprint voor inverter in de AMS 10

- Defecte regelprint in de AMS 10- Plotselinge stroomonderbrekingOverstroom, Inverter A/F-moduleInverterfoutE47- De ventilator kan niet vrij ronddraaienAfwijkingen in de ventilatorsnelheid in de AMS

10.VentilatoralarmE48

- Defecte regelprint in de AMS 10

- Defecte ventilatormotor

- Regelplaat in de AMS 10 vuil

- Zekering (F2) doorgeslagen- Open circuit of kortsluiting op ingang voor la-gedrukzender

Te lage waarde op lagedrukzender, 3 keer binnen60 minuten.

LagedrukalarmE49

- Defecte lagedrukzender

- Defecte regelprint in de AMS 10

- Open circuit of kortsluiting op ingang vooraanzuiggassensor (Tho-S)

- Defecte aanzuiggassensor (Tho-S)- Defecte ventilatormotorDoorlopende afwijking op vermogenstransistor

gedurende 15 minuten.InverterfoutE51

- Defecte regelprint voor inverter in de AMS 10

61NIBE™ SPLIT

Diversen

Alarmlijst

Page 64: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Kan de volgende oorzaken hebben:BeschrijvingAlarmtekst op de dis-play

Alarmnr.

- Open circuit of kortsluiting sensoringangSensorfout, aanzuiggas in de AMS 10 (Tho-S).S.fout Tho-SE53

- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")

- Defecte regelprint in de AMS 10- Open circuit of kortsluiting sensoringangSensorfout, lagedrukzender in de AMS 10.S.fout LPTE54

- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")

- Defecte regelprint in de AMS 10

- Fout in het koudemiddelcircuit- Serviceklep geslotenOnvoldoende koudemiddel gedetecteerd tijdens

het opstarten in de koelmodus.Onvoldoende koudemid-del

E57

- Losse verbinding sensor (BT15, BT3)

- Defecte sensor (BT15, BT3)

- Te weinig koudemiddel- Defecte regelprint voor inverter in de AMS 10Start voor compressor misluktInverterfoutE59

- Defecte regelprint in de AMS 10

- Compressorfout

Alarm warmtapwaterDe volgende alarmen blokkeren de warmtapwaterproductie via de AMS 10. De bijverwarming wordt volledig geblokkeerd.

Kan de volgende oorzaken hebben:BeschrijvingAlarmtekst op de dis-play

Alarmnr.

- Magneetrelais voor interne elektriciteit defectTe hoge temperatuur (>90 °C) warmtapwatersen-sor (BT6).

Hoge HW-temp.8

- Onjuiste instelling externe bijverwarming- Magneetrelais voor interne elektriciteit defectTe hoge temperatuur (>90 °C) sensor elektrische

bijverwarming (BT19).Hoge AH-temp.9

- Onjuiste instelling externe bijverwarming- Open circuit of kortsluiting sensoringangSensorfout, warmtapwater (BT6).S.fout HW34

- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")- Open circuit of kortsluiting sensoringangSensorfout, elektrische bijverwarming (BT19).S.fout AH35

- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")

Aanvoertemperatuur alarmDe volgende alarmen schakelen verwarming/koeling uit. Alleen warmtapwaterproductie toegestaan.

Kan de volgende oorzaken hebben:BeschrijvingAlarmtekst op de dis-play

Alarmnr.

- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")

Te hoge temperatuur (>90 °C) sensor aanvoerlei-ding, systeem 1 (BT2).

Hoog VBF110

- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")

Te hoge temperatuur (>90 °C) sensor aanvoerlei-ding, systeem 2.

Hoog VBF211

- Open circuit of kortsluiting sensoringangSensorfout, aanvoer, systeem 1 (BT2).Sensorfout VBF136

- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")- Open circuit of kortsluiting sensoringangSensorfout, aanvoer, systeem 2.Sensorfout VBF237

- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")

NIBE™ SPLIT62

Diversen

Alarmlijst

Page 65: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Alarm buitensensorDe volgende alarmen worden zo ingesteld dat het systeem op de minimaal toegestane aanvoertemperatuur draait.

Kan de volgende oorzaken hebben:BeschrijvingAlarmtekst op de dis-play

Alarmnr.

- Open circuit of kortsluiting sensoringang

- Sensor werkt niet (zie het hoofdstuk "Tempera-tuursensor")

Sensorfout, buitentemperatuur (BT1).Sensorfout UG30

63NIBE™ SPLIT

Diversen

Alarmlijst

Page 66: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Elektrisch schema

ACVM 270

NIBE™ SPLIT64

Diversen

Elektrisch schema

Page 67: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

65NIBE™ SPLIT

Diversen

Elektrisch schema

Page 68: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

NIBE™ SPLIT66

Diversen

Elektrisch schema

Page 69: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

67NIBE™ SPLIT

Diversen

Elektrisch schema

Page 70: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

NIBE™ SPLIT68

Diversen

Elektrisch schema

Page 71: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

AMS 10AMS 10-8

POWER SOURCE230V 50Hz

DH

IPM

OR

GR

L

TO INDOOR UNITX2

BK o

r WH

BK o

r WH

N

2

3

PE

3

t°t°t°t°t° ° t

MS3 ~

CNW(WH)

CNW2(OR)

ORY BL BR RD

CNEEV2(RD)

CNEEV1(WH)

LED1 LED2

CNFAN(WH)

CNQ1(WH)

CNQ1 SW5

SW3 SW7

SW8SW9

1 2 31 2 3 4

1 2 3 1 2 34

ON

ON ON

ON

(WH)

CNQ2(BK)

CNQ2(BK)

CNSP(WH)

CNB(RD)

CNTH(WH)

CNH(P)

8 7 6 5 4 3 2 1

CNN(Y)

CNS(RD)

CNR(WH)

CNA2RD

RD

WH

RD

BL

BL

BL

RDBL

BL

BL

BK

(WH)

CNA1(WH)

CNI3(WH)

CNI2(WH)

(WH) CNG2

CNO2

(BK)

(WH)

F6 (5A)

F(20A)

(4A)

GR

6 5 4 3 2 1 6 5 7 6 5 4 14 3 2 1

BR

11 33

F

T21

WH

RDTB

TB

L1

N

1

2

Y/G

N

Y/GN

RD

RD

WH

WH

WH OR

ORY BL BLBR BRRD RDWH

WH

BK

6

BK

6

SM1

M M M

SM2 FM01

T22

T2 T1T13

T10

T11

CNO1

CNI4

T26

C1

CM

W V

W V U

U

92T 03T

T25

T24

T8

T9

Y

L1

T28 T27(WH)

CNI1(WH)

CNG1(BK)

CNIP(Y)

CH

BR BR BL BK BK BK BK BK BK BK BK BK BK BK BK BK WH

RD BK BKBL

20S

Tho-IPM Tho-R2Tho-DTho-R163H1 Tho-S Tho-A

LPT

+

PWB2 INVERTER

52X1 52X3

52X4

PWB1

F/N 3BWP

AMS 10-12

L1L

N

2

RDX2

TO INDOOR UNIT

F (30A) F (8A)

WH

RD

WH2

1

RD

WH

RD BL

RD

WH

BL

RD

WH

L1o No

TB

TB

N

P1 N1

RDR

D

WH

BL

BL

BK R

D BL

P2 N2U V W

UV W

P N2

DM

NOISE FILTER PWB3

PWB2 INVERTER

1 2 3 4

SW3LED1 SW1LED2

POWER SOURCE 1 ~ 230V

BL

CT

CNW(BK)

CNW2(OR)

CNEEV1(WH)

6

CNI2(WH)

CNI4(WH)

CNI1(WH)

CNI3(WH)

CNA2(WH)

CNACT1(WH)

IPM

CNA1(WH)

BL

RD

BL

RD

BL

PWB1

BL

4

OR

3

Y

2

WH

1

RD

CNEEV2(RD)

CNPS(RD)

CNB(RD)

6

BL

4

OR

3

Y

2

WH

1

WH

RD

BK

CNIP(Y)

Tho-P

BK

BK

OR

CNFAN1(WH)

BL

7

BR

6

WH

5 4

RD

1

CNH(BR)

63H1Two fanunit only

Two fanunit only

BK

BK

CNS(RD)

CNR(WH)

CNF(BK)

BL

BL

CH

BR

BR

Tho-D

BK

BK

Tho-R1

BK

BK

CNTH(WH)

Tho-S

RD

RD

Tho-A

YY

52X1 52X3

DH

BK o

r WH

BK o

r WH

++

+ -

A/F MODULEP

N2L1

L

L2

1

2

3

3

PE

SM1 SM2

MS3~

MM

CM

FM01

20S

CNN1(Y)

BL

BL

SV1LPT

t° t° t° t° t° t°

Tho-R2

BK

BK

OR

CNFAN2(WH)

BL

7

BR

6

WH

5 4

RD

1

M

FM02

M

GNE

GNE

52X2 52X4

F (4A)

Two fan motorunit only

GN

Y/GN

69NIBE™ SPLIT

Diversen

Elektrisch schema

Page 72: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

BeschrijvingAandui-ding

Solenoïde voor 4-wegklep20SHulprelais (voor CH)52X1Hulprelais (voor 20S)52X3Hulprelais (voor DH)52X4Hogedrukpressostaat63H1CondensatorC1CompressorverwarmingCHCompressormotorCMKlemmenstrookCnA~ZStroomsensorCTLekbakverwarmingDHDiodemoduleDMZekeringFVentilatormotorFM01Intelligente vermogensmoduleIPMInductiespoelL/L1WaarschuwingslampLED1

(groen voor de AMS 10-8, rood voor de AMS 10-12)WaarschuwingslampLED2

(rood voor de AMS 10-8, groen voor de AMS 10-12)LagedrukzenderLPTExpansieklep voor koelingSM1Expansieklep voor verwarmingSM2Leeg pompenSW1, 9Lokale instellingenSW3, 5, 7, 8KlemmenstrookTBTemperatuursensor, buitenluchtTho-ATemperatuursensor, heet gasTho-DTemperatuursensor, IPMTho-IPMTemperatuursensor, warmtewisselaar uitTho-R1Temperatuursensor, warmtewisselaar inTho-R2Temperatuursensor, aanzuiggasTho-S

NIBE™ SPLIT70

Diversen

Elektrisch schema

Page 73: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Plaats van de onderdelen

BinnendeelAfbeelding onderdeel

LEK

71NIBE™ SPLIT

Diversen

Plaats van de onderdelen

Page 74: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Lijst met onderdelen

Aansluiting van de leidingenAanvoer afgiftesysteemXL1

Retour afgiftesysteemXL2

Koud waterXL3

WarmtapwaterXL4

Koppeling inXL8

Koppeling uitXL9

Koudemiddel vloeistofleidingXL13

Koudemiddel gasleidingXL14

Aansluiting overstortventiel, manometerXL15

Kleppen enz.WarmtewisselaarEP2

Circulatiepomp, afgiftesysteemGP1

VuilfilterHQ1

DroogfilterHZ2

Klep, aftappen/bijvullen afgiftesysteemQM1

OntluchtingsklepQM20

OntluchtingsklepQM24

OntluchtingsklepQM60

Stelaandrijving, wisselklep, warmtapwaterQM30

Stelaandrijving wisselklep, afgiftesysteemQM31

Stelaandrijving, mengklepQN11

Elektrische onderdelenKlemmenstrook, ingaande netvoedingX1

Klemmenstrook, uitgaande voeding en communicatieX2

Klemmenstrook, externe bijverwarmingX3

SchakelaarSF1

Automatische zekering, regelsysteemFA1

Automatische zekering, buitendeelFA2

Elektrische bijverwarmingEB1

Display-eenheidAA4

RelaiskaartAA6

CPU-kaartAA21

EBV-kaartAA22

R24 Instelling, zekeringformaat

R25 Instelling, max. vermogen, elektrische bijverwar-ming

R26 Instelling, max. boilertemperatuur

CommunicatieprintplaatAA23

MagneetrelaisQA1

MagneetrelaisQA2

MagneetrelaisQA3

MagneetrelaisQA10

Sensor, thermostatenDruksensor, hoge drukBP4

Temperatuursensor, HW-productieBT6

Temperatuursensor, condensator uitBT12

Temperatuursensor, vloeistofleidingBT15

Temperatuursensor, elektrische bijverwarmingBT19

Temperatuursensor, externe (bij)verwarmingBT24

Thermostaat, reservestandBT30

MaximaalthermostaatFD1

DiversenKabeldoorvoerUB1

KabeldoorvoerUB2

KabeldoorvoerUB4

TypeplaatjePF1

SerienummerplaatjePF3

Teken, leidingaansluitingenPF4

Locatie onderdeel volgens IEC 62400.

NIBE™ SPLIT72

Diversen

Plaats van de onderdelen

Page 75: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

BuitendeelAfbeelding onderdeel, AMS 10-8

���

Afbeelding onderdeel, AMS 10-12

LEK

73NIBE™ SPLIT

Diversen

Plaats van de onderdelen

Page 76: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Lijst met onderdelenHogedrukpressostaat63H1

LagedrukzenderLPT

VentilatorFM01

4-wegklep20S

CompressorCM

RegelprintPWB1

InverterprintPWB2

FilterprintPWB3

Serviceklep, vloeistofzijdeQM35

Serviceklep, gaszijdeQM36

Expansieklep, verwarmingEEV-H

Expansieklep, koelingEEV-C

Klemmenstrook, ingaande voeding en communicatieTB

SerienummerplaatjePF3

LekbakverwarmingDH

LEK

NIBE™ SPLIT74

Diversen

Plaats van de onderdelen

Page 77: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Temperatuursensor

Sensorplaatsing

BT 1

BT6

BT15

BT3

BT12

Tho-A

Tho-S

Tho-R2

Tho-

R1

Tho-D

BT2

BT19

ACVM 270AMS 10

Temperatuursensor, buiten (extern)BT1

Temperatuursensor, aanvoerleidingBT2

Temperatuursensor, retourBT3

Temperatuurvoeler, warmtapwaterBT6

Temperatuursensor, condensator uitBT12

Temperatuursensor, vloeistofleidingBT15

Temperatuursensor, elektrische bijverwarmingBT19

Temperatuursensor, buitenluchtTho-A

Temperatuursensor, heet gasTho-D

Temperatuursensor, warmtewisselaar uitTho-R1

Temperatuursensor, warmtewisselaar inTho-R2

Temperatuursensor, aanzuiggasTho-S

Data voor de sensoren in de AMS 10

Tho-D

020406080

100120140160180200

0 20 40 60 80 100 120 140 160 (ºC)

(kΩ)

Tho-S, Tho-R1, Tho-R2

5

10

15

0 20 40 60 80 100 (ºC)

(kΩ)

Tho-A

0

5

10

15

20

25

30

35

0 10 20 30 40 50 (ºC)

(kΩ)

Data voor de sensor in de ACVM 270Spanning (V)Weerstand (k )Temperatuur (°C)

4,78102,35-40

4,7073,51-35

4,6053,44-30

4,4739,29-25

4,3129,20-20

4,1221,93-15

3,9016,62-10

3,6512,71-5

3,389,810

3,097,625

2,805,9710

2,504,7115

2,223,7520

1,953,0025

1,702,4230

1,471,9635

1,271,6040

1,091,3145

0,941,0850

0,700,74660

0,510,52570

75NIBE™ SPLIT

Diversen

Temperatuursensor

Page 78: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Afmetingen

Binnendeel ACVM 270

32 3255 95 65 52 18540 (42)

660

3060

1760

120

350

337

687

127

25-5

0 500 550

600

NIBE™ SPLIT76

Diversen

Afmetingen

Page 79: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Buitendeel

AMS 10-8

Opening for pipes and wiring

Liquid pipe

Gas pipe

Drain hole(Ø20 x 3)

77NIBE™ SPLIT

Diversen

Afmetingen

Page 80: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

AMS 10-12

51

40 36

100

845

10 110

50

195

242

279

970

50 15

55

40

40

410

20

20

55

60

388262

38

60

190 580 200

60 15

103

15

5027

52

110

50

195

5015

70

50

150

40

Gas pipe

Drain hole

Liquid pipe

Opening for pipe and wiring

Opening for pipe and

wiring

Liquid pipe

Gas pipe

Cable glandCable gland

Opening for pipe

and wiring

Cable gland

Opening for pipe and

wiring

( Ø20 x 3)

NIBE™ SPLIT78

Diversen

Afmetingen

Page 81: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Technische gegevens

Technische gegevens3 x 400 V1 x 230 VNIBE SPLIT

-20 – +43 °CWerkbereik tijdens verwarming met compressor (omgevingstemperatuur)

+15 – +43 °CWerkbereik tijdens koeling (omgevingstemperatuur)

65 °CMax. temperatuur aanvoerleiding

58 °CMax. temperatuur aanvoerleiding, alleen compressor

65 °CMax. temperatuur retourleiding

25 °CMin. temperatuur aanvoerleiding tijdens verwarming met compressor endoorlopend bedrijf

7 °CMin. temperatuur aanvoerleiding tijdens koeling

25 °CMaximumtemperatuur aanvoer tijdens koeling en doorlopend bedrijf

16 A44 AMax. stroom

16 A50 AAanbevolen zekeringcapaciteit

5 A5 AStartstroom

-15 – +10 %Ingaande voeding, afwijking

Gasleiding: OD15,88 (5/8")Afmetingen, koudemiddelleiding

Vloeistofleiding: OD9,52 (3/8")

FlareAansluiting van de leidingen

ACVM 270

Max. 9 kWElektrische bijverwarming

4 (2, 4, 6, 9 kW)Mogelijke elektrische stap

9–80 W (variabele snelheid)Circulatiepomp, vermogen

57 kPa (extern)Circulatiepomp, max. beschikbare druk

0,54 l/sCirculatiepomp, max. debiet

0,45 l/sCirculatiepomp, debiet bij 20 kPa externe drukval

AMS 10-12AMS 10-8

0,15 /0,57 l/s0,12 /0,38 l/sMin./max. systeemdebiet, bij verwarmen

0,20 /0,57 l/s0,15 /0,38 l/sMin./max. systeemdebiet, bij koelen

0,29 l/s0,19 l/sMinimale stroming in afgifte systeem bij maximale (100%) snelheid van decirculatiepomp (t.b.v.ontdooien).

35–45 °C (fabrieksinstelling 35 °C)Noodstand thermostaat

98 (-8) °CMaximaalthermostaat

0,25 MPa (2,5 bar)Overstortventiel, afgiftesysteem

IP 21Beschermklasse

270 l ±5 %Volume, totaal

14 lVolume, warmwaterbatterij

Roestvrij staal (AISI316L/AISI316 DIN1.4404/1.4401)

Materiaal, warmwaterbatterij

0,25 MPa (2,5 bar)Max. druk, reservoir

1,0 MPa (10 bar)Max. druk, warmwaterbatterij

4,5 MPaMax. druk, koelsysteem

≤ EU-richtlijn 98/83/EGDe waterkwaliteit, warmtapwater- en afgiftesysteem huis

65 °CMax. bedrijfstemperatuur, reservoir

5–35 °C, max. relatieve vochtigheid 95%Omgevingstemperatuur, binnendeel

Knelkoppeling 22 mmAansluiting, koud water, warmtapwater

Knelkoppeling 22 mmAansluiting, afgiftesysteem

ISO 228/1 G1 internAansluiting, koppeling

1760 mm (+25-50 mm, verstelbare poten)Hoogte

79NIBE™ SPLIT

Diversen

Technische gegevens

Page 82: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

ACVM 270

2050 mmBenodigde opstelhoogte

600 mmBreedte

660 mmDiepte

140 kgGewicht

230 V 1AC 50 Hz ofElektrische aansluitingen

400 V 3NAC 50 Hz

069 040Art. nr.

128AMS 10

Twin RotaryCompressor

25–85 Hz (tps)20-81 Hz (tps)Snelheid, verwarming

20-80 Hz (tps)20-86 Hz (tps)Snelheid, koeling

4380 m3/u3000 m3/uMax. ventilatordebiet (verwarming, nominaal)

86 WVentilatorcapaciteit

ReverserendOntdooien

geïntegreerdgeïntegreerdLekbakverwarming

120 W100 W

4,15 MPa (41,5 bar)Afschakelwaarde hoge druk

0,079 MPa (0,79 bar)Uitschakelwaarde lage druk (15 s)

845 mm750 mmHoogte

970 mm780 mm (+67 mm klepbe-veiliging)

Breedte

370 mm (+ 80 mm metvoetrail)

340 mm (+ 110 mm metvoetrail)

Diepte

74 kg60 kgGewicht

DonkergrijsKleur (twee lagen poedercoating)

5-aderig 2,5 mm2Stroom- en communicatieaansluiting vanaf binnendeel

2,90 kg2,55 kgHoeveelheid koudemiddel (R410A)

30 m*Max. lengte, koudemiddelleiding, één richting

Onder / rechts / achterRechterkantOptie leidingaansluiting

064 034/064 110064 033Art. nr.

* Als de koudemiddelleidingen langer dan 15 m zijn, moet er extra koudemiddel worden bijgevuld bij 0,06 kg/m.

Prestatie, ACVM 270 en AMS 10-8

Max.NominaalMin.Buitentemp.: /Aanvoer-temp.

Verwarming

8,12/1,93/4,226,19/1,41/4,401,75/0,50/3,507/35 °C (vloer)EN14511 ΔT5K Uitgang/ingang/COP5,68/1,70/3,345,48/1,51/3,631,49/0,48/3,122/35 °C (vloer)

5,17/1,84/2,814,04/1,45/2,791,04/0,45/2,31-7/35 °C (vloer)

3,92/1,69/2,322,74/1,18/2,321,25/0,59/2,10-15/35 °C (vloer)

7,72/2,30/3,356,00/1,72/3,502,64/0,81/3,277/45 °C

6,64/2,54/2,614,80/1,77/2,722,14/0,79/2,712/45 °C

5,17/2,35/2,203,74/1,64/2,281,46/0,75/1,95-7/45 °C

3,83/2,08/1,842,68/1,40/1,910,92/0,69/1,33-15/45 °C

7,10/2,73/2,606,09/2,22/2,753,08/1,26/2,457/55 °C

4,25/2,44/1,743,33/2,00/1,661,88/1,14/1,65-7/55 °C

NIBE™ SPLIT80

Diversen

Technische gegevens

Page 83: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Max.NominaalMin.Buitentemp.: /Aanvoer-temp.

Koeling

7,52/2,37/3,175,48/1,69/3,242,06/0,38/5,3827/7 °CEN14511 ΔT5K Uitgang/ingang/EER11,20/3,20/3,508,16/2,28/3,572,71/0,34/7,8827/18 °C

7,10/2,65/2,685,17/1,89/2,732,10/0,55/3,8235/7 °C

10,7/3,19/3,357,79/2,28/3,422,67/0,71/3,7635/18 °C

Prestatie, ACVM 270 en AMS 10-12

Max.NominaalMin.Buitentemp.: /Aanvoer-temp.

Verwarming

11,21/2,80/4,019,27/2,12/4,403,54/0,86/4,147/35 °C (vloer)EN14511 ΔT5K Uitgang/ingang/COP8,25/2,47/3,357,21/1,99/3,663,11/0,82/3,832/35 °C (vloer)

7,46/2,58/2,906,24/2,07/3,053,29/1,07/3,09-7/35 °C (vloer)

6,62/2,69/2,464,51/1,89/2,423,23/1,32/2,47-15/35 °C (vloer)

11,13/3,38/3,299,08/2,58/3,553,45/0,96/3,617/45 °C

8,73/3,20/2,737,05/2,43/2,933,11/1,03/3,042/45 °C

7,22/3,26/2,215,84/2,42/2,443,14/1,40/2,25-7/45 °C

5,95/3,35/1,784,24/2,19/1,963,19/1,72/1,86-15/45 °C

8,97/3,49/2,578,41/3,08/2,754,45/1,64/2,727/55 °C

5,64/3,52/1,604,93/2,80/1,783,50/1,99/1,77-7/55 °C

Max.NominaalMin.Buitentemp.: /Aanvoer-temp.

Koeling

9,87/3,16/3,138,75/1,86/4,722,06/0,63/3,2827/7 °CEN14511 ΔT5K Uitgang/ingang/EER11,7/3,32/3,5210,82/2,21/4,913,41/0,55/6,1727/18 °C

9,45/3,41/2,776,98/2,54/2,751,81/0,70/2,5935/7 °C

11,2/3,58/3,129,37/2,64/3,563,10/0,69/4,4835/18 °C

81NIBE™ SPLIT

Diversen

Technische gegevens

Page 84: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Geluidsdrukniveaus

De AMS 10 wordt normaal gesproken naast een muur vaneen huis geplaatst. Dat levert een geluidsdistributie op ineen bepaalde richting. Hiermee moet rekening wordengehouden. Probeer dan ook altijd om een locatie te vindenlangs de zijde waar de minst geluidsgevoelige zone aangrenst.

De geluidsdrukniveaus worden verder beïnvloed doormuren, stenen, verschillen in bodemniveaus enz. Dezemoeten dan ook puur als richtwaarden worden be-schouwd.

2 m

LEK

Geluid, AMS 10-8

64LW(A)Geluidsniveau in overeenstemming met EN12102 bij 7/45 °C (nominaal)

50dB(A)Geluidsdrukniveau bij 2 m vrijstaand (nominaal)

Geluid, AMS 10-12

64,5LW(A)Geluidsniveau in overeenstemming met EN12102 bij 7/45 °C (nominaal)

50,5dB(A)Geluidsdrukniveau bij 2 m vrijstaand (nominaal)

NIBE™ SPLIT82

Diversen

Technische gegevens

Page 85: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Accessoires

LEK

LE

K

LEK

LE

K

VCC 22SRB 22HR 10RG 10

Wisselklep, koeling.Relaiskast voor regeling opzonne-energie

Hulprelais

Ond.nr. 067 309

Ruimtesensor.

Ond.nr. 018 433 Voor aparte koelings- en ver-warmingssystemen.Ond.nr. 067 109

Onderdeelnr. 067 048

LEK

LEK

LEK

LEK

LEK

LEK

LEK

ACK 22UKVESV 22RE 10

Kabelset als de ESV 22 of deVCC 22 wordt gebruikt.

Buffervat/bedrijfstank vanstaal.

Extra mengklepgroep.

Onderdeelnr. 067 291

Ruimte-eenheid

Ond.nr. 067 004Onderdeelnr. 067 049UKV 40:

Verwarming/koeling

Ond.nr. 088 470

UKV 100:

Verwarming/koeling

Ond.nr. 088 207

UKV 102:

Koeling/verwarming

Ond.nr. 080 310

83NIBE™ SPLIT

Diversen

Accessoires

Page 86: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

LEK

LEK

LEK

LEK

KVR 10WandsteunGrondhouderKoudemiddelleidingset 12m

Leiding condenswater, verschil-lende lengten.

Voor AMS 10

Ond.nr. 067 034

Voor AMS 10

Ond.nr. 067 033

Geïsoleerd

Ond.nr. 067 032KVR 10-10 ACVM, 1 m

Ond.nr. 067 239

KVR 10-30 ACVM, 3 m

Ond.nr. 067 241

KVR 10-60 ACVM, 6 m

Ond.nr. 067 243

NIBE™ SPLIT84

Diversen

Accessoires

Page 87: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Veiligheidsmaatregelen

Let opDe installatiemoetwordenuitgevoerd door een installateurmetde juiste kwalificaties.Als u het systeem zelf installeert, kunnen er als gevolg van een sys-teemstoring ernstige problemen optreden, bijvoorbeeld waterlekka-ge, lekkage van koudemiddel, elektrische schokken, brand en per-soonlijk letsel.

Installeer het systeemvolledig volgens de instructies in de instal-latiehandleiding.Een onjuiste installatie kan leiden tot barsten, persoonlijk letsel, wa-terlekkage, lekkage van koudemiddel, elektrische schokken en brand.

Let op de meetwaarden voordat u aan het koelsysteem gaatwerken,met namebij installatie in kleine ruimtes, zodat de grensvoor dedichtheid vanhet koudemiddel nietwordt overschreden.Raadpleeg een expert voor de interpretatie van de meetwaarden.Als de dichtheid van het koudemiddel boven de grens ligt, kan bijlekkage zuurstofgebrek optreden, wat tot ernstige ongevallen kanleiden.

Let opdemeetwaarden,metnamebij installatie in kleine ruimtes,zodatdegrens voordedichtheid vanhet koudemiddel nietwordtoverschreden.Raadpleeg een expert voor de interpretatie van de meetwaarden.Als de dichtheid van het koudemiddel boven de grens ligt, kan bijlekkage zuurstofgebrek optreden, wat tot ernstige ongevallen kanleiden.

Gebruik voor de installatie originele accessoires en de aangege-ven onderdelen.Indien gebruik wordt gemaakt van niet-aangegeven onderdelen,kunnen waterlekkage, elektrische schokken, brand en persoonlijkletsel optreden doordat de eenheid mogelijk niet correct werkt.

Zorg ervoor dat uw werkgebied goed ventileert. Er kan tijdensde onderhoudswerkzaamheden koudemiddel weglekken.Als het koudelmiddel in aanraking komt met open vuur, ontstaat eengiftig gas.

Zorg ervoor dat uw werkgebied goed ventileert. Er kan tijdensde installatiewerkzaamheden koudemiddel weglekken.Als het koudelmiddel in aanraking komt met open vuur, ontstaat eengiftig gas.

Installeer de eenheid op een locatie met een goede ondersteu-ning.Bij ongeschikte installatielocaties kan de eenheid vallen en leiden totschade en letsel. Installatie zonder voldoende ondersteuning kan ookleiden tot trillingen en lawaai.

Zorg ervoor dat de eenheid bij installatie stabiel is, zodat dezebestand is tegen aardbevingen en krachtige winden.Bij ongeschikte installatielocaties kan de eenheid vallen en leiden totschade en letsel.

Zorg ervoor dat er geen lucht in het procescircuit komt bij instal-latie of verwijdering van de warmtepomp.Als er lucht in het procescircuit komt, wordt de druk te hoog, wat kanleiden tot barsten en persoonlijk letsel.

De elektrische installatie moet worden uitgevoerd door een ge-kwalificeerde elektrotechnicus en het systeemmoet wordenaangesloten als een afzonderlijk circuit.Voeding met onvoldoende capaciteit en een onjuiste werking kunnenleiden tot elektrische schokken en brand.

Gebruik voor de elektrische installatie de aangegeven kabels,zet de kabels goed vast in de klemmenstroken en ontlast de be-drading op de juiste manier om overbelasting van de klemmen-stroken te voorkomen.Losse verbindingen of kabelaansluitingen kunnen leiden tot abnor-male warmteproductie of brand.

Breng de bedrading in de regelkast zo aan dat deze niet per on-geluk verder omhoog kanworden gedrukt in de kast. Breng hetdeksel van het servicepaneel op de juiste wijze aan.Een onjuiste installatie kan leiden tot oververhitting en brand.

Controleer, als u klaar bent met de installatie- of onderhouds-werkzaamheden, of er geen koudemiddel uit het systeem lektin de vorm van gas.Als er koudemiddelgas in het huis lekt en in aanraking komt met eenaerotemp, een oven of een ander heet oppervlak, worden er giftigegassen geproduceerd.

Controleer, als u klaar bentmet de installatie, of er geen koudel-middel uit het systeem lekt in de vorm van gas.Als er koudemiddelgas in het huis lekt en in aanraking komt met eenaerotemp, een oven of een ander heet oppervlak, worden er giftigegassen geproduceerd.

Gebruik voor de R410A het aangegeven leidingtype en wartelsen voor de R410A het aangegeven gereedschap.Het gebruik van bestaande onderdelen (voor R22) kan leiden totstoringen en ernstige ongevallen door barsten in procescircuits.

Haal de wartels volgens de omschrijving aan met een moment-sleutel.Haal aan tot het juiste koppel. Het te strak aanhalen van de wartelkan leiden tot breuken en lekkage van koudemiddel.

Sluit de koelsysteemleiding aan en voltooi de leidinginstallatievoordat u de compressor laat draaien.Als de compressor draait terwijl de serviceklep niet open is en de lei-ding niet is aangesloten, kan het systeem barsten en leiden tot per-soonlijk letsel. Dit komt door de abnormaal hoge druk in het systeem.

Schakel de compressor uit voordat u de leiding ontkoppelt vande pomp.Als de leiding wordt afgesloten terwijl de compressor draait en deserviceklep openstaat, komt er lucht in het procescircuit. Dit leidt totongebruikelijk hoge druk in het procescircuit, die kan leiden tot bar-sten en persoonlijk letsel.

Gebruik alleen originele accessoires. De installatiemoetwordenuitgevoerd door een installateur met de juiste kwalificaties.Als u het systeem zelf installeert, kunnen waterlekkage, elektrischeschokken en brand optreden.

Voer zelf geen reparaties uit. Raadpleegdedealer als het systeemgerepareerd moet worden.Onjuist uitgevoerde reparaties kunnen leiden tot lekkage van wateren koudemiddel, elektrische schokken of brand.

Raadpleeg de dealer of een expert voor verwijdering van dewarmtepomp.Onjuiste installatie kan leiden tot lekkage van water en koudemiddel,elektrische schokken of brand.

Schakel bij service of inspectie de voeding uit.Als de voeding niet wordt uitgeschakeld, bestaat gevaar voor elektri-sche schokken en schade door de draaiende ventilator.

Laat de eenheidniet draaien als er panelenof beschermingsmid-delen verwijderd zijn.Het aanraken van draaiende apparatuur, hete oppervlakken of on-derdelen onder hoge spanning kan leiden tot letsel door beknelling,brandwonden of elektrische schokken.

Schakel de stroomuit voordat u aan elektrischewerkzaamhedenbegint.Als u de stroom niet uitschakelt, kan dit leiden tot elektrische schok-ken, schade en een onjuiste werking van de apparatuur.

ZorgvuldigheidWees zorgvuldig bij het uitvoeren van de elektrotechnischewerkzaamheden.Sluit de massakabel niet aan op de gasleiding, waterleiding, verlich-tingsleiding of de massakabel van de telefoonleiding. Een onjuistemassaverbinding kan leiden tot fouten in eenheden, zoals elektrischeschokken vanwege kortsluiting.

Gebruik een hoofdschakelaar met voldoende uitschakelvermo-gen.Als de schakelaar onvoldoende uitschakelvermogen heeft, kunnenstoringen en brand optreden.

Gebruik altijd een zekeringmet de juiste capaciteit opdeplekkenwaar zekeringen moeten worden gebruikt.Het aansluiten van de eenheid met draad van koper of ander metaalkan leiden tot storing in de eenheid en brand.

Breng de kabels zo aan dat ze niet beschadigd raken doormeta-len kanten of beklemd zitten tussen panelen.Onjuist installeren kan elektrische schokken, warmteontwikkeling enbrand veroorzaken.

Installeer het binnendeel niet in de buurt van locaties waar lek-kage van brandbare gassen mogelijk is.Indien weggelekte gassen zich ophopen rondom de eenheid, kan erbrand ontstaan.

85NIBE™ SPLIT

Diversen

Veiligheidsmaatregelen

Page 88: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Installeer de eenheidniet opplaatsenwaar corrosief gas (bijvoor-beeld nitreuze dampen) of brandbare gassen of stoom (bijvoor-beeld verdunner en petroleumgassen) zich kunnen vormen ofophopen of waar met vluchtige brandbare stoffen wordt ge-werkt.Corrosief gas kan leiden tot corrosie aan de warmtewisselaar, breukenin kunststof onderdelen enz. en brandbare gassen of stoom kunnenbrand veroorzaken.

Gebruik het binnendeel niet opplaatsenwaarwater kan spatten,bijvoorbeeld in wasserijen.Het binnendeel is niet waterdicht en er kan daarom sprake zijn vanelektrische schokken en brand.

Gebruik het binnengedeelte niet voor de opslag van voedsel,het koelen van precisie-instrumenten, conservering door bevrie-zing van dieren, planten of kunst.De artikelen kunnen hierdoor beschadigd raken.

Installeer en gebruik het systeemniet in debuurt van apparatuurdie elektromagnetische velden of hoogfrequente tonen gene-reert.Apparatuur zoals inverters, stand-bysets, hoogfrequente medischeapparatuur en telecomapparatuur kan van invloed zijn op de airco-eenheid en leiden tot storingen en uitval. De airco-eenheid kan ookvan invloed zijn op medische apparatuur en telecomapparatuur, zodatdeze niet goed of helemaal niet werkt.

Installeer de buiteneenheid niet op de hieronder aangegevenlocaties.- Locaties waar lekkage van brandbare gassen kan optreden.- Locaties waar koolstofvezel, metaalpoeder of ander poeder in delucht kan komen.- Locaties waar stoffen kunnen voorkomen die van invloed kunnenzijn op de airco-eenheid, zoals zwavelgas, chloor, zure of alkalischestoffen.- Locaties die direct zijn blootgesteld aan olienevel of stoom.- Voertuigen en schepen.- Locaties waar machines worden gebruikt die hoogfrequente tonengenereren.- Locaties waar vaak cosmetische of speciale sprays worden gebruikt.- Locaties met een mogelijk zoute atmosfeer. In dit geval moet debuiteneenheid worden beschermd tegen direct binnenkomendezoute lucht.- Locaties waar grote hoeveelheden sneeuw voorkomen.- Locaties waar het systeem wordt blootgesteld aan schoorsteenrook.

Als het onderframe van het buitendeel verroest is of op anderewijze beschadigd is door langdurig bedrijf, mag dit niet wordengebruikt.Het gebruik van een oud of beschadigd frame kan de eenheid doenvallen en tot persoonlijk letsel leiden.

Zorg er bij solderen in de buurt van de eenheid voor dat hetsoldeerresidu de lekbak niet beschadigt.Als er tijdens solderen soldeerresidu in de eenheid komt, kunnen erkleine gaten in de bak komen die tot waterlekkage leiden. Laat, omschade te voorkomen, het binnengedeelte in zijn verpakking zittenof dek het af.

Laat de afvoerpijp niet uitlopen in kanalen waar giftige gassen,bijvoorbeeld met sulfiden, kunnen voorkomen.Als de pijp uitloopt in een dergelijk kanaal, zullen eventuele giftigegassen in de ruimte stromen en daar ernstige gevolgen hebben voorde veiligheid en gezondheid van de gebruiker.

Isoleer de aansluitingsleidingen van de koeleenheid zo dat hetvocht uit de omgevingslucht er niet op neerslaat.Onvoldoende isolatie kan leiden tot condensatie, die weer kan leidentot vochtschade aan dak, vloer, meubels en waardevolle persoonlijkespullen.

Installeer het buitendeel niet op een locatie waar insecten enkleine dieren kunnen verblijven.Insecten en kleine dieren kunnen de elektronische onderdelen bin-nendringen en daar schade en brand veroorzaken. Geef de gebruikerde instructie om de omringende apparatuur schoon te houden.

Wees voorzichtig als u de eenheid met de hand draagt.Als de eenheid meer weegt dan 20 kg, moet deze worden gedragendoor twee mensen. Als u de eenheid met de hand draagt, houd dezedan niet vast bij de plastic band, maar altijd bij de draaghandgreep.Draag handschoenen om het gevaar voor snijwonden door de alumi-nium flenzen tot een minimum te beperken.

Gooi verpakkingsmateriaal op de juiste manier weg.Eventueel achterblijvend verpakkingsmateriaal kan leiden tot per-soonlijk letsel. Het bevat namelijk spijkers en hout.

Raak geen knoppen aan met natte handen.Dit kan leiden tot elektrische schokken.

Raak geen koudemiddelleidingen aan met uw handen terwijlhet systeem in bedrijf is.Tijdens bedrijf worden de leidingen uitzonderlijk heet of uitzonderlijkkoud, afhankelijk van de bedrijfsmethode. Dit kan leiden tot brand-wonden of bevriezingswonden.

Schakel de voeding niet uit direct nadat de werking is gestart.Wacht minimaal 5 minuten, omdat anders gevaar bestaat voor wa-terlekkage of uitval.

Bedien het systeem niet met de hoofdschakelaar.Dit kan leiden tot brand of waterlekkage. Bovendien kan de ventilatoronverwacht starten, wat tot persoonlijk letsel kan leiden.

Metnamevoor eenhedenbedoeld voor R410A- Gebruik alleen koudemiddel R410A. R410A houdt in dat de drukongeveer 1,6 keer groter is dan bij conventionele koudemiddelen.

- De vulaansluiting van de serviceklep en de regeluitgang van hetbinnendeel in het systeem voor R410A zijn verschillend van formaat,om te voorkomen dat het systeem per ongeluk wordt gevuld methet verkeerde koudemiddel. De machinaal vervaardigde afmetingenvan het deel met kraag van de koudemiddelleidingen alsmede deafmetingen van de parallelle zijde van de dopmoer zijn gewijzigd omhet systeem beter bestand te maken tegen overdruk.

- Om die reden moeten installateurs en servicemonteurs ervoor zorgendat alleen gereedschap wordt gebruikt dat is goedgekeurd voor hetwerken met R410A.

- Gebruik geen vulflessen (charging bottles). Dit type flessen verandertde samenstelling van het koudemiddel, waardoor de prestaties vanhet systeem verslechteren.

- Bij het bijvullen van koudemiddel moet het koudemiddel altijd invloeibare vorm uit de fles komen.

NIBE™ SPLIT86

Diversen

Veiligheidsmaatregelen

Page 89: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

Index

AAccessoires, 83Afmetingen, 76Alarm, 15Alarmlijst, 59Alarmuitgangen, 31Automatische zekering, 29

BBedieningspaneel, 5Bedrijfsstatus, 7Begindruk, 17Bijstellen, 34Buitensensor, 30

CCentraal vermogen, 31Checklijst, 35

EElektrisch schema, 64Expansievat, 17

GGeleverde componenten, 16Geluidsdrukniveaus, 82Grafiek pompcapaciteit, 18

HHandmatig shunten, 17Heffen, 16Het reservoir legen, 17

IInbedrijfstelling, 33

KKnopvergrendeling, 6, 36Koelingsinstellingen, 10Koppelingen, 23Koudemiddelleiding, 20

LLocatie, 16Locatie onderdelen, 71

MMax. vermogen, elektrische bijverwarming, 30Maximaalthermostaat, 29Maximale boilertemperatuur, 30Menubeheer, 36Menustructuur, 37Menutypes, 6Montage, 16

NNavigatie, 36

OOffshore-afstand, 16Onderhoud, 12

PPrestaties, 80–81Problemen oplossen, 13

SSerienummer, 3Smeltwater, 16Snel verplaatsen door menu, 6, 36Storingen, 13Systeemdebiet, 33

TTariefregeling, 31Technische gegevens, 79

Temperatuursensor, 75Transport, 16

VVeiligheidsmaatregelen, 85Vermogensschakelaar, 30Verstoringen van comfort, 13Verwarmingsinstellingen, 7Vuilfilter, 34

WWarmwaterinstellingen, 11Werkingsprincipe, 4

87NIBE™ SPLIT

Index

Page 90: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

NIBE™ SPLIT88

Page 91: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …
Page 92: MOS NL 1337-4 INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES …

431164

PL

NL

FI

DK

DE

CZ

NIBE Energy Systems OY, Juurakkotie 3, 01510 Vantaa

3C Broom Business Park, Bridge Way, Chesterfield S41 9QG

Puh: 09-274 697 0 Fax: 09-274 697 40 E-mail: [email protected] www.nibe.fi

FRAIT France, 10 rue des Moines, 67500 HaguenauTel : 03 88 06 24 10 Fax : 03 88 06 90 15 E-mail: [email protected] www.nibe.fr

NIBE-BIAWAR Sp. z o. o. Aleja Jana Pawła II 57, 15-703 BIAŁYSTOKTel: 085 662 84 90 Fax: 085 662 84 14 E-mail: [email protected] www.biawar.com.pl

RU © "EVAN" 17, per. Boynovskiy, Nizhny NovgorodTel./fax +7 831 419 57 06 E-mail: [email protected] www.nibe-evan.ru

NIBE Energietechniek B.V., Postbus 2, NL-4797 ZG WILLEMSTAD (NB)Tel: 0168 477722 Fax: 0168 476998 E-mail: [email protected] www.nibenl.nl

Vølund Varmeteknik A/S, Member of the Nibe Group, Brogårdsvej 7, 6920 VidebækTel: 97 17 20 33 Fax: 97 17 29 33 E-mail: [email protected] www.volundvt.dk

NIBE Systemtechnik GmbH, Am Reiherpfahl 3, 29223 CelleTel: 05141/7546-0 Fax: 05141/7546-99 E-mail: [email protected] www.nibe.de

CHNIBE Wärmetechnik AG, Winterthurerstrasse 710, CH-8247 FlurlingenTel: (52) 647 00 30 Fax: (52) 647 00 31 E-mail: [email protected] www.nibe.ch

ATKNV Energietechnik GmbH, Gahberggasse 11, 4861 SchörflingTel: +43 (0)7662 8963-0 Fax: +43 (0)7662 8963-44 E-mail: [email protected] www.knv.at

NIBE AB Sweden, Box 14, Hannabadsvägen 5, SE-285 21 MarkarydTel: +46-(0)433-73 000 Fax: +46-(0)433-73 190 E-mail: [email protected] www.nibe.eu

GBNIBE Energy Systems Ltd,Tel: 0845 095 1200 Fax: 0845 095 1201 E-mail: [email protected] www.nibe.co.uk

NOABK AS , Brobekkveien 80, 0582 Oslo, Postadresse: Postboks 64 Vollebekk, 0516 OsloTel. sentralbord: +47 23 17 05 20 E-mail: [email protected] www.nibeenergysystems.no

Druzstevni zavody Drazice s.r.o, Drazice 69, CZ - 294 71 Benatky nad JizerouTel: +420 326 373 801 Fax: +420 326 373 803 E-mail: [email protected] www.nibe.cz