13
Arbeidsmarkt Opdrachten hoofdstuk 1 Opdracht 1.1 a. Geef in de onderstaande gevallen aan of er sprake is van vraag naar arbeid of aanbod van arbeid. I. een werkgever biedt een baan aan. II. een ontslagen docent vraagt op jouw school of er werk voor hem is. In onderstaand schema zijn vraag en aanbod op de arbeidsmarkt weergegeven in de vorm van vlakken. b. Geef aan welk vlak elk van de volgende begrippen voorstelt: de werkgelegenheid, de vacatures, de werklozen, werknemers + zelfstandigen. c. Kan de werkloosheid toenemen terwijl de werkgelegenheid groeit? Verklaar het antwoord. Opdrachten hoofdstuk 2 Opdracht 2.1 Van Werkland zijn de volgende gegevens bekend: - De potentiële beroepsbevolking bestaat uit 10 miljoen personen. - De beroepsbevolking telt 8 miljoen personen. - In Werkland zijn 1 miljoen personen werkloos met een volledige uitkering. - Van de niet-beroepsbevolking krijgt 80% een (volledige) uitkering. - In Werkland zijn er precies evenveel vrouwen als mannen die werken. - Bij de vrouwen is de gemiddelde deeltijdfactor 0,4 en bij de mannen is dat 0,8. a. Bereken de gemiddelde deeltijdfactor in Werkland. b. Bereken de p/a-ratio in Werkland. c. Bereken de bruto participatiegraad in Werkland. d. Bereken de netto participatiegraad in Werkland. e. Bereken de i/a-ratio in Werkland. Berekeningen van het centraal planbureau van Werkland wijzen uit dat bij een verhoging van het loon met 4% het aanbod van arbeid toeneemt met 1,5%.

Opdrachten arbeidsmarkt

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Economie

Citation preview

Page 1: Opdrachten arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt

Opdrachten hoofdstuk 1Opdracht 1.1a. Geef in de onderstaande gevallen aan of er sprake is van vraag naar arbeid of aanbod van arbeid.

I. een werkgever biedt een baan aan.II. een ontslagen docent vraagt op jouw school of er werk voor hem is.

In onderstaand schema zijn vraag en aanbod op de arbeidsmarkt weergegeven in de vorm van vlakken.

b. Geef aan welk vlak elk van de volgende begrippen voorstelt: de werkgelegenheid, de vacatures, de werklozen, werknemers + zelfstandigen.

c. Kan de werkloosheid toenemen terwijl de werkgelegenheid groeit? Verklaar het antwoord.

Opdrachten hoofdstuk 2

Opdracht 2.1Van Werkland zijn de volgende gegevens bekend:- De potentiële beroepsbevolking bestaat uit 10 miljoen personen.- De beroepsbevolking telt 8 miljoen personen.- In Werkland zijn 1 miljoen personen werkloos met een volledige uitkering.- Van de niet-beroepsbevolking krijgt 80% een (volledige) uitkering.- In Werkland zijn er precies evenveel vrouwen als mannen die werken.- Bij de vrouwen is de gemiddelde deeltijdfactor 0,4 en bij de mannen is dat 0,8.

a. Bereken de gemiddelde deeltijdfactor in Werkland.b. Bereken de p/a-ratio in Werkland.c. Bereken de bruto participatiegraad in Werkland.d. Bereken de netto participatiegraad in Werkland.e. Bereken de i/a-ratio in Werkland.

Berekeningen van het centraal planbureau van Werkland wijzen uit dat bij een verhoging van het loon met 4% het aanbod van arbeid toeneemt met 1,5%.f. Bereken op basis van bovenstaande gegevens de loonelasticiteit van het aanbod.g. Bereken met hoeveel procent het arbeidsaanbod toeneemt als de lonen met 10% stijgen.h. Wat zal er hoogst waarschijnlijk met de participatiegraad in Westland gebeuren indien de

regering besluit de pensioengerechtigde leeftijd met 2 jaar te verhogen. Motiveer het antwoord.

Opdracht 2.2 Korte werkweek tempert toename arbeidsparticipatieVrouw werkt gemiddeld maar 25,5 uur per week

Werkende vrouwen zonder kinderen gaan steeds minder uren werken. Zij beginnen met een deeltijdbaan en bouwen die verder af als er kinderen komen. Dat blijkt uit doorberekeningen van de Macro Economische Verkenningen (MEV).In 1992 waren vrouwen met een baan gemiddeld 26,8 uur per week actief. In 2005 was dat teruggelopen naar 25,5 uur. Nergens in Europa hebben vrouwen een dergelijke korte werkweek.

Page 2: Opdrachten arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt

Deze tendens staat haaks op het kabinetsbeleid dat er juist op is gericht meer vrouwen meer uren te laten werken. Het kabinet wil het aantal vrouwen dat werkt verhogen van 52 procent in 2000 naar 65 procent in 2010.Het aantal vrouwen dat werkt neemt in de praktijk inderdaad toe, maar dat succes wordt getemperd door de afnemende duur van de werkweek. Daardoor stagneert de groei van het aantal uren dat de Nederlandse vrouw werkt. In 2000 was dat 12 uur, in 2005 13,3 uur: een toename van slechts 1,3 uur.

a. Welke twee ontwikkelingen betreffende het arbeidsaandeel van vrouwen worden genoemd in het artikel?

b. Stel dat 50 % van de vrouwen werkt en hun werkweek bedraagt 30 uur gemiddeld, hoeveel uur is dan de gemiddelde werkweek voor alle vrouwen samen.

c. Verklaar nu het verschil tussen de beide gemiddelden voor 2005 namelijk de 25,5 in alinea 2 en de 13,3 in alinea 4.

d. Leid uit bovenstaand gegeven het deelnemingspercentage af voor 2005.

e. Wat is arbeidsparticipatie en waarom zou het regeringsbeleid erop gericht zijn om de arbeidsparticipatie te vergroten?

Opdracht 2.3In Kleinland werken 100.000 personen. Al deze personen hebben een fulltimebaan en werken (voor het gemak) 40 uur per week. De arbeidsproductiviteit per jaar bedraagt 10.000 Klein (de munteenheid van Kleinland). Aan premies en belastingen betaalt iedere werkende 25% van het bruto-inkomen.a. Bereken het nationaal product ( = nationaal inkomen) van Kleinland?b. Bereken het gemiddeld netto inkomen per werkende? c. Bereken de belasting- en premie-inkomsten van de overheid van Kleinland?

De overheid gebruikt de belasting- en premie-inkomsten om de uitkeringen te financieren van de 50.000 inactieven in Kleinland.d. Bereken de uitkering per inactieve?

Ook Kleinland wordt in de toekomst geconfronteerd met vergrijzing. De i/a-ratio zal verslechteren en de overheid van Kleinland verwacht dat over niet al te lange termijn het aantal inactieven met 25% zal stijgen terwijl het aantal actieven en het nationaal product onveranderd blijven. e. Bereken de uitkering per inactieve als het aantal inactieven met 25% toeneemt.

Een lagere uitkering per inactieve vindt de overheid van Kleinland niet aanvaardbaar. De overheid wenst ook niet te tornen aan het huidige premie- en belastingpercentage. Dus moet er iets anders gebeuren. Volgens de overheid van Kleinland zijn er drie mogelijkheden om de stijgende lasten van de vergrijzing in de toekomst op te vangen. De eerste mogelijkheid is om alle actieven langer te laten werken.f. Bereken het aantal uren dat de werknemers meer moeten gaan werken om de uitkeringen aan

de inactieven te kunnen financieren?

Een andere manier om het probleem van de vergrijzingskosten op te lossen is het aantal actieven ten opzichte van het aantal inactieven te vergroten.

Page 3: Opdrachten arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt

g. Bereken hoeveel inactieven actief moeten worden om de financiering van de uitkeringen rond te krijgen?

Een laatste mogelijkheid is het verhogen van de arbeidsproductiviteit. Het lukt de overheid van Kleinland om de arbeidsproductiviteit met 25% te verhogen.h. Bereken opnieuw de hoogte van de uitkering per inactieve na deze verhoging van de

arbeidsproductiviteit.

Opdrachten hoofdstuk 3

Opdracht 3.1 Winst onder druk ondanks groeiVan 2002 tot 2007 groeide de Nederlandse economie jaarlijks met 2,5% bij een trendmatige groei van 2%. Ondanks deze hoogconjunctuur nam de winstgevendheid van het Nederlandse bedrijfsleven af. Een belangrijke oorzaak daarvan was de loonontwikkeling: de lonen stegen …(a)… dan de …(b)… , waardoor de loonkosten per …(c)… toenamen.Verder kreeg het bedrijfsleven te maken met hogere kosten vanwege de …(d)… prijzen van grondstoffen. Bedrijven konden deze kostenstijgingen …(e)… afwentelen op hun …(f)…, zodat ook hierdoor de winstgevendheid onder druk kwam te staan. Economen verwachtten dat deze ontwikkeling de groei van de werkgelegenheid na 2007 zou …(g)…, doordat bedrijven zouden overgaan op …(h)…-investeringen.Wat moet in plaats van de letters worden ingevuld om een economisch correcte tekst te krijgen?bij (a) meer/minderbij (b) arbeidsproductiviteit/productiecapaciteitbij (c) werknemer/productbij (d) dalende/stijgendebij (e) beperkt/volledigbij (f) klanten/leveranciersbij (g) afremmen/bevorderenbij (h) breedte/diepte

Opdracht 3.2In 2010 bedraagt de productie en omzet van Pinck € 120 miljoen. Bij Pinck werken 400 mensen fulltime en 200 mensen parttime (=50%).a. Bereken de hoogte van de arbeidsproductiviteit bij Pinck.

Door invoering van nieuwe machines stijgt de arbeidsproductiviteit met 50%. De productie/afzet stijgt met 20%. Het overtollige personeel wordt ontslagen, te beginnen met de parttimers.b. Bereken het aantal mensen dat ontslagen wordt.

De werknemers zijn van mening dat door de gestegen arbeidsproductiviteit de lonen ook moeten stijgen. Zij eisen daarom een loonstijging van 20% en dreigen met staken als hun eisen niet ingewilligd worden. De werkgever gaat na lang onderhandelen akkoord met een loonstijging van 20%.c. Bereken met hoeveel procent de loonkosten per product zijn gestegen of gedaald als gevolg van

de stijging van de arbeidsproductiviteit en de stijging van de lonen.

Opdracht 3.3Van Pretland zijn over 2012 de volgende gegevens bekend:- Inflatie: + 1,5%- Productie: + 3%- Loonkosten per werknemer: + 4,5%

Page 4: Opdrachten arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt

- Arbeidsproductiviteit: + 5%- De p/a-ratio bedraagt 1,25.- Werkgelegenheid in personen bedraagt 15 miljoen personen.a. Bereken met hoeveel procent de werkgelegenheid in Pretland in 2012 toe- of afneemt.b. Is de productie in Pretland in 2012 ten opzichte van 2011 kapitaalintensiever of

arbeidsintensiever? Motiveer het antwoord.c. Bereken de werkgelegenheid in arbeidsjaren in 2012.

Opdrachten hoofdstuk 4

Opdracht 4.1John werkt in een fietsenfabriek. In 2000 had John een loon van € 12.000 op jaarbasis. In 2010 was dit gestegen naar € 18.000. Tussen 2000 en 2010 stegen de prijzen gemiddeld met 60%.a. Met hoeveel procent is het loon van John gestegen tussen 2000 en 2010?b. Met hoeveel procent is het reële loon van John verandert in de periode tussen 2000 en 2010? Is

er sprake van een stijging of daling van het reële loon?c. Bereken met hoeveel euro het nominaal loon van John had moeten stijgen om in 2010 dezelfde

koopkracht te hebben als in 2000.

Het assembleren van een fiets kost een werknemer gemiddeld 10 uur. Op jaarbasis werken de werknemers in de fietsfabriek 1.600 uur. d. Bereken de loonkosten per fiets in 2010.

Voor 2011 verwacht men een inflatie van 2,25% en een arbeidsproductiviteitsstijging van 2%.e. Bereken de loonruimte.

Door krapte op de arbeidsmarkt is de vakbond er in geslaagd een loonsverhoging van 6% af te dwingen.f. Bereken de loonkosten per fiets in 2011.

Opdracht 4.2

In 2010 steeg het prijspeil (inflatie) met 1,2%.a. Bereken de loonruimte in 2010.b. In welk jaar (jaren) stegen de loonkosten per eenheid product. Motiveer het antwoord.

Page 5: Opdrachten arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt

c. Bereken met hoeveel procent (op twee decimalen nauwkeurig) de loonkosten per uur in 2010 stijgen of dalen. Geef aan of er sprake is van stijging of daling van de loonkosten per uur in 2010.

d. Bereken het indexcijfer van de loonkosten per product eind 2008 met 2005 als basis. Doe dit op twee decimalen nauwkeurig.

Opdracht 4.3De resultatenrekeningen van bakker Herman ziet er als volgt uit.Kosten Resultatenrekening 2010 Opbrengsteninkoop grondstoffeninkoop energielonenrentehuurwinst

€€€€€€

28.0008.000

24.00014.00012.000 ……...

Omzet broodOmzet gebak

€€

62.00064.000

totaal € 126.000 totaal € 126.000

a. Bereken de toegevoegde waarde van bakker Herman in 2010.b. Bereken de winst in procenten van de toegevoegde waarde in 2010c. Bereken het loon in procenten van de toegevoegde waarde in 2010.

In 2011 stijgt de prijs van brood en gebak met 2%. Ook de grondstoffen en de energie zijn 2% duurder in 2011. Door het tekort aan arbeidskrachten in 2011 ziet bakker Herman zich genoodzaakt zijn werknemer in dienst 10% meer loon te betalen. De huur en de rente stijgen beiden met 5% in 2011.d. Bereken opnieuw de winst in procenten van de toegevoegde waarde in 2011.Opdracht 4.4Van Trixland is het volgende bekend:

jaar 2000 2010binnenlands inkomen × 1 miljard € 600 € 960prijsindexcijfer (basis 1995) 120 168indexcijfer inwoners (basis 1995) 108 113,5

In 1995 had Trixland 16 miljoen inwoners.a. Bereken het indexcijfer van het binnenlands inkomen in 2010 met 2000 als basis.b. Bereken het prijsindexcijfer in 2010 met 2000 als basis.c. Bereken het indexcijfer van het reëel binnenlands inkomen in 2010 met 2000 als basis.d. Met hoeveel procent is het reëel binnenlands inkomen tussen 2000 en 2010 gestegen?e. Bereken het indexcijfer van het aantal inwoners in 2010 met 2000 als basis.f. Bereken met hoeveel procent het reëel binnenlands inkomen per inwoner is toegenomen in de

periode 2000 - 2010.g. Bereken met hoeveel euro het gemiddeld inkomen is toegenomen tussen 2000 en 2010.

Opdracht 4.5 Looneis FNV-bondIn een bedrijf stijgt van de arbeidsproductiviteit op 1,8%. De prijsstijging in het land is 2%. Dat percentage geldt ook voor de inkoop- en verkoopprijzen van het bedrijf. De FNVbond eist bij de cao-onderhandelingen 3% meer loon.

a. Leg uit waaruit bestaat het verschil bestaat tussen een vakbond en een vakcentrale.b. Bereken de procentuele verandering van de loonkosten per product in het bedrijf als de looneis

van de vakbond wordt doorgevoerd (op twee decimalen).c. Leg uit hoe de categoriale inkomensverdeling van het bedrijf verandert.

Page 6: Opdrachten arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt

Er zijn leden bij de bond die zeggen dat een veel sterkere loonstijging goed is voor de werkgelegenheid. Werkgevers zeggen dat een forse loonstijging juist slecht is voor de werkgelegenheid.c. Leg het standpunt van de leden uit, die beweren dat een sterke loonstijging goed is voor de

werkgelegenheid.e. Leg het werkgeversstandpunt uit. Opdracht hoofdstuk 5

Betoogvraag

Leidt soepel ontslag tot minder werklozen?Om de arbeidsparticipatie te vergroten en het aantal werklozen te verminderen heeft minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een aantal maatregelen aangekondigd die deze ambities moeten bewerkstelligen. De minister lanceerde de volgende maatregelen:- vereenvoudiging van de ontslagregels;- verlaging van de ontslagvergoeding;- richtlijn passende arbeid.In de visie van minister Donner zullen bedrijven makkelijker mensen aannemen in de wetenschap dat zij die mensen ook makkelijker kunnen ontslaan. En zeker als zij daarbij flink kunnen besparen op de loonkosten indien zij bij een tegenvallende conjunctuur geen torenhoge ontslagvergoedingen hoeven uit te betalen.

Ontslagregels In Nederland is het tot heden zo geregeld dat een werkgever die een werknemer wil ontslaan hiervoor eerst een ontslagvergunning moet aanvragen bij het CWI of de kantonrechter. Alleen indien de werknemer instemt met zijn ontslag of bij ontslag op staande voet is dat niet nodig. Instemmen met het ontslag heeft voor de werknemer als gevolg dat hij/zij het recht op een werkloosheidsuitkering verliest.Bij de kantonrechter of het CWI moet de werkgever aantonen dat het ontslag rechtmatig is. Wordt het ontslag aanhangig gemaakt bij de kantonrechter, dan spreekt deze zich ook uit over de hoogte van de ontslagvergoeding. Maar ook in het geval de werkgever het ontslag aanvraagt bij het CWI kan de werknemer toch een beroep doen op een ontslagvergoeding. Indien nodig kan de werknemer dit aanhangig maken bij de kantonrechter.Minister Donner wil deze regels zo veranderen dat bij (individueel) ontslag de werkgever geen procedure hoeft aan te vragen bij de kantonrechter. Wel heeft de ontslagen werknemer recht op een ontslagvergoeding. De werknemer heeft wel het recht om de ontslagzaak voor te leggen aan de rechter als de werknemer het oneens is met het ontslag. Als de rechter oordeelt dat de werkgever het ontslag ernstig te verwijten valt heeft de werknemer recht op een dubbele vergoeding. Als de werknemer het ontslag ernstig te verwijten valt (diefstal, etc.) heeft de werknemer geen recht op een vergoeding.Bij collectief ontslag (vanaf 20 werknemers) moet ontslag plaatsvinden via het CWI en moeten werknemersorganisaties (vakbonden) worden geraadpleegd (idem huidige situatie).

OntslagvergoedingIn juli 2007 heeft het kabinet advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid over een aantal voorgenomen wijzigingen in de arbeidsovereenkomst zoals een vereenvoudiging van de ontslagregels (zie boven) en de ontslagvergoeding. Minister Donner wilde de ontslagvergoeding beperken tot één jaarsalaris met een maximum van € 75.000 voor werknemers tot 40 jaar en € 100.000 voor oudere werknemers. Op 29 augustus 2007 hebben werkgevers en werknemers uit de Stichting van de Arbeid een verdeeld advies uitgebracht aan het kabinet. De werkgevers waren

Page 7: Opdrachten arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt

fervente voorstanders voor het beperken van de ontslagvergoeding, de werknemers (vakbonden) waren faliekant tegen. Uiteindelijk is op 9 september 2008 een akkoord bereikt tussen minister Donner, de vakcentrale FNV en de ondernemingsorganisatie VNO-NCW over de ontslagvergoeding en de ontslagregels. De uitkomst is dat de ontslagregels niet veranderen maar dat er wel een beperking komt van de ontslagvergoeding voor werknemers met een inkomen boven de € 75.000,- per jaar. In overleg hebben de kantonrechters besloten de ontslagvergoeding volgens de zogenaamde A x B x C-formule enigszins aan te passen en dit moet ingaan medio 2009. Het betekent concreet dat de ontslagvergoeding die een werknemer ontvangt lager is dan voorheen.In de ABC-formule staat A voor het aantal gewogen dienstjaren. De dienstjaren tot de leeftijd van 35 jaar tellen voor ½, van 35 tot 45 jaar voor 1, van 45 tot 55 jaar voor 1½ en vanaf 55 jaar voor 2. B staat voor de beloning: bij de berekening gaat men uit van het bruto maandsalaris inclusief vakantiegeld en een dertiende maand.C staat voor een correctiefactor die ligt tussen 0 en 2 en deze wordt bepaald door de kantonrechter. Bij de afweging houdt de kantonrechter rekening met de arbeidsmarktpositie van de werknemer en de financiële positie van de werkgever. Zo zal een werknemer die werkzaam is in een branche met een groot gebrek aan personeel minder bescherming nodig hebben dan een werknemer in een sector waarin al veel werkloosheid voorkomt. De correctiefactor C zal dan lager zijn.

Voor de berekening van de ontslagvergoeding wordt een vermenigvuldiging gemaakt van A × B × C.De ontslagvergoeding zal nooit hoger zijn dan de verwachte inkomensderving tot de pensioengerechtigde leeftijd. Werknemers met een salaris van meer dan € 75.000 per maand ontvangen bij ontslag maximaal 1 jaarsalaris.

Hiernaast heeft de werknemer ook recht op een werkloosheidsuitkering indien hij niet op eigen initiatief ontslag heeft genomen of te snel heeft ingestemd met het ontslag. Deze uitkering bedraagt de eerste 2 maanden 75% van het laatst verdiende salaris en daarna 70% ervan. De maximale hoogte van de uitkering is € 32.000 per jaar en dat wordt bereikt bij een jaarsalaris van € 46.204. Werknemers die meer verdienen ontvangen de maximale uitkering van € 32.000 per jaar en zij krijgen dus minder dan 70% van het laatst verdiende loon. De duur van de uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden. Bij een arbeidsverleden van 5 jaar heeft men recht op uitkering gedurende 5 maanden. Bij een arbeidsverleden van 10 jaar heeft men recht op een uitkering gedurende 10 maanden en bij een arbeidsverleden van 40 jaar heeft men recht op een uitkering gedurende 38 maanden. Dit is tevens de maximale duur van de uitkering (was 7½ jaar enkele jaren geleden).

Richtlijn passende arbeidVolgens minister Donner draagt de hoogte en de duur van de werkloosheidsuitkering er toe bij dat mensen die een uitkering hebben te weinig inspanning verrichten om een nieuwe baan te zoeken. Zij blijven onnodig lang werkloos. Pas op het einde van de uitkeringsperiode gaan zij naarstig op zoek naar een nieuwe baan.De voorstellen van minister Donner passen in de zienswijze dat deregulering van de arbeidsmarkt de economie alleen maar ten goede komt met als gevolg minder werklozen en meer arbeidsparticipatie en dat alles is goed om de kosten van de vergrijzing op te kunnen vangen.Om langdurig werklozen aan de slag te helpen heeft minister Donner van SZW per 1 juli 2007 “de richtlijn passende arbeid” ingesteld. Dit betekent dat mensen die na 1 juli 2008 werkloos worden en een werkloosheidsuitkering krijgen na 1 jaar werkloosheid verplicht zijn op alle banen te solliciteren die beschikbaar zijn. Alle banen zijn dan passend voor een werkloze en deze kan een baan niet weigeren omdat die baan niet passend zou zijn bij zijn opleiding of beroep. Met deze maatregel wil Donner voorkomen dat werklozen onnodig lang langs de kant staan.

Stel je de volgende situatie voor:

Page 8: Opdrachten arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt

Je bent vakbondsman en moet opkomen voor de belangen van de werknemers. Zoals je wellicht al gemerkt hebt is het standpunt van minister Donner nogal eenzijdig geformuleerd. Jij als vakbondsman wil de zienswijze van Donner aan de kaak stellen en met argumenten toelichten waarom de voorgestelde maatregelen van de minister niet juist zijn.Het betoog begint als volgt:In mijn betoog wil ik de vrij eenzijdige visie van de minister van SZW aan de kaak stellen en zal ik met argumenten toelichten waarom de maatregelen van de minister niet juist zijn.

Schrijf het vervolg van dit betoog.In dit betoog moeten de volgende aspecten aan de orde komen.a. Het feit dat de minister van SZW deregulering van de arbeidsmarkt ziet als het middel om de

arbeidsparticipatie te vergroten en de werkloosheid te verkleinen.b. Wat in het algemeen de gevolgen zijn van de deregulering van de arbeidsmarkt voor de

werknemers.

Daarnaast moet in het betoog naar eigen keuze één van de onderstaande aspecten aan de orde komen. Kies daarbij het aspect dat het best in het betoog past.1. Een argument van de minister van SZW om de ontslagregels te vereenvoudigen.2. Een argument van de minister van SZW om de ontslagvergoeding te beperken.3. Een argument van de minister van SZW om de richtlijn passende arbeid uit te vaardigen.

Vervolgens moet je een gefundeerd tegenargument formuleren waarbij je aandacht besteed aan de belangen van de werknemers.

Aanwijzingen- De onderdelen van het betoog moeten logisch op elkaar aansluiten.- Gebruik voor het vervolg van het betoog 300 woorden; een afwijking van 30 woorden is

toegestaan.

Opdrachten hoofdstuk 6

Opdracht 6.1

Page 9: Opdrachten arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt

Geef met de betreffende hoofdletter aan op wie dat van toepassing is.Hoofdletter

Deze werkgever zal zeer opgetogen zijn; hij boekt een flink werkgeverssurplus.Sociale werkplaatsDeze werknemer is niet bereid om voor minder dan € 25.000 te werken.Deze werknemer boekt een surplus van een paar duizend euro.

Opdracht 6.2In Nederland kan de vraag naar en het aanbod van politieagenten als volgt worden weergegeven:Qv = 6 Qv = vraag naar politieagenten × 10.000.Qa = 0,2L – 2 Qa = aanbod van politieagenten × 10.000.

L = gemiddeld bruto jaarsalaris × € 1.000.

a. Bereken de hoogte van het evenwichtssalaris.b. Hoe groot is het aanbod van politieagenten bij dat evenwichtssalaris?c. Teken de vraaglijn en aanbodlijn in de grafiek.d. Geef een verklaring voor het verticale verloop van de vraagfunctie.e. Beneden welk jaarsalaris is niemand bereid zich op de arbeidsmarkt voor politieagenten aan te

bieden?

Door toegenomen geweld op straat neemt de roep naar blauw op straat toe. De regering besluit het aantal politieagenten drastisch uit te breiden. De nieuwe vraagfunctie wordt:Qv = 8.f. Teken de nieuwe vraaglijn in de grafiek.g. Bij welk jaarsalaris wordt nu evenwicht bereikt tussen vraag en aanbod van politieagenten?

Page 10: Opdrachten arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt

De regering besluit de salarissen van haar ambtenaren met 10% te verhogen.h. Met hoeveel personen overtreft het aanbod de vraag naar politiemensen door de hierboven

genoemde maatregel?