14
Over pubers, adolescenten en infantilisering Willem Koops PED 37 (): 7588 DOI: 10.5117/PED2017..KOOP Abstract On puberty, adolescence and infantilisation In this paper adolescence is seen as a cultural historical phenomenon and not as a biological unavoidable developmental stage. It is demonstrated that in earlier centuries there was no such thing as adolescence; that since the 18 th century adolescence as a developmental stage became longer and longer; and that adolescence does not exist within pre-industrial countries. It is claimed that the classical adolescence, as described by Stanley Hall is in our time disappearing. This is a slower process in the USA than in Western Europe, because of the commercial importance of adolescence in the USA. It is concluded that adolescence researchers should start from the conviction that adolescents are full-fledged interlocutors, who should carry societal responsibility. Keywords: puberty, adolescence, infantilisation, reversed generation conflict Inleiding Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten te be- doelen. Reden dus om eerst even kort stil te staan bij deze beide termen. De kindertijd wordt beëindigd door de puberteit, afgeleid van het La- tijnse pubescere, dat verwijst naar bedekt met haaren naar het geslachts- rijp worden van jongens en meisjes. Adolescentie is de overgangsperiode tussen de puberteit en de volwas- senheid. Het woord is afgeleid van het Latijnse werkwoord adolescere, dat opgroeien en volwassen worden betekent. 75 VOL. 37, NO. 2, 2017 PEDAGOGIEK www.pedagogiek-online.nl Uitgave: Amsterdam University Press

Over pubers, adolescenten en infantilisering · Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten

  • Upload
    others

  • View
    3

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Over pubers, adolescenten en infantilisering · Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten

Over pubers, adolescenten en infantilisering

Willem Koops

PED 37 (2): 75–88

DOI: 10.5117/PED2017.2.KOOP

Abstract

On puberty, adolescence and infantilisation

In this paper adolescence is seen as a cultural historical phenomenon and not

as a biological unavoidable developmental stage. It is demonstrated that in

earlier centuries there was no such thing as adolescence; that since the 18th

century adolescence as a developmental stage became longer and longer;

and that adolescence does not exist within pre-industrial countries. It is

claimed that the classical adolescence, as described by Stanley Hall is in our

time disappearing. This is a slower process in the USA than inWestern Europe,

because of the commercial importance of adolescence in the USA. It is

concluded that adolescence researchers should start from the conviction

that adolescents are full-fledged interlocutors, who should carry societal

responsibility.

Keywords: puberty, adolescence, infantilisation, reversed generation conflict

Inleiding

Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bijnadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten te be-doelen. Reden dus om eerst even kort stil te staan bij deze beide termen.

De kindertijd wordt beëindigd door de puberteit, afgeleid van het La-tijnse pubescere, dat verwijst naar “bedekt met haar” en naar het geslachts-rijp worden van jongens en meisjes.

Adolescentie is de overgangsperiode tussen de puberteit en de volwas-senheid. Het woord is afgeleid van het Latijnse werkwoord adolescere, datopgroeien en volwassen worden betekent.

75VOL. 37, NO. 2, 2017

PEDAGOGIEK

www.pedagogiek-online.nl

Uitgave: Amsterdam University Press

Page 2: Over pubers, adolescenten en infantilisering · Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten

Er is nog een derde begrip dat ik in het volgende nodig zal hebben: infanti-lisering. Deze term wordt in de geschiedwetenschap die zich toelegt opkinderen (“the history of childhood”) gebruikt om het historische procesaan te duiden dat ertoe heeft geleid dat vanaf de 17de eeuw de kindertijdsteeds langer is gaan duren en dat de afstand tussen kinderen en volwas-senen steeds groter geworden is (zie Koops, 2016, hfst. 3) De adolescentienu is de overbrugging van de periode tussen de kindertijd en de volwassen-heid, en ook die periode is vanaf de 17de eeuw geïnfantiliseerd, dus steedslanger geworden.

Een wat strikter woordgebruik vereist dat de geslachtelijke rijping aan-geduid wordt als de puberteit en dat de periode vanaf de puberteit tot aande volwassenwording wordt aangeduid met de term adolescentie. In hethedendaagse taalgebruik van psychologen en pedagogen echter worden determen nogal slordig door elkaar gebruikt. Als adolescenten zich lastig ge-dragen, althans als de ouders hun gedrag als lastig ervaren, dan zeggenzulke ouders niet zelden dat hun kinderen aan het “puberen” zijn (maarze zijn dan eigenlijk aan het adolesceren).

In deze bijdrage staat de vraag centraal in hoeverre de langdurige mo-derne adolescentie de maatschappelijke betrokkenheid en burgerschaps-vorming van adolescenten in de weg staat. In de zoektocht naar een ant-woord wordt achtereenvolgens de geschiedenis van de adolescentie be-schreven; wordt de adolescentie als cultuurverschijnsel aan de orde ge-steld; wordt beschreven wat de infantilisering van de adolescentieinhoudt en wat we er misschien tegen kunnen doen. Na enkele opmerkin-gen over het onderzoek van het puberbrein wordt afgesloten met conclu-sies.

De geschiedenis van de adolescentie

Natuurlijk is de puberteit er historisch gesproken altijd geweest; zonderpuberteit geen voortplanting. Maar is de adolescentie er ook altijd ge-weest? Het antwoord is neen!1 In de gehele middeleeuwen bestond zoietsniet, voor het eerst treft men een aanduiding aan bij Jean Jacques Rousseau(1712-1778), die zo zwaar zijn stempel drukte op ons hedendaagse denkenover ontwikkeling en opvoeding. Het was Rousseau die er op wees dat zijnÉmile niet een keer maar twee keer werd geboren. De eerste geboorte is dieuit de moeder, de tweede is de psychische volwassenwording. Rousseaubeschreef de adolescentie als een periode van crisis. Ik citeer:

76 VOL. 37, NO. 2, 2017

PEDAGOGIEK

Page 3: Over pubers, adolescenten en infantilisering · Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten

Het kind is humeurig, wisselvallig en heeft gewoonlijk een sterke aversie van

ouderlijke autoriteit. In deze periode is het kind niet goed toegankelijk voor de

volwassenen, het is onredelijk, opstandig, kortom onopvoedbaar. Men dient

echter wel te bedenken dat dit alles van de grootste betekenis is; het kind wordt

volwassen, na deze crisis is niets menselijks hem meer vreemd. (vindplaatsen

in Van den Berg, 1956, p. 29)

Deze beschrijving door Rousseau sluit goed aan bij de algemene opvattingin onze tijd. Het enige punt, waarover een moderne lezer van Rousseauzich verbaast, is dat Rousseau spreekt over een kortstondige crisis (letter-lijk: “ . . . ce moment de crise, bien qu’assez court . . .”). Vanaf Rousseau is deadolescentie langer en langer geworden. Een aardige impressie geeft devolgende figuur, gebaseerd op 27 papers van 33 geleerden, allen gespeciali-seerd in adolescentie-onderzoek, afkomstig uit 16 West- en Oost-Europeselanden, voor het eerst bijeen te Parijs in 1988. Uit deze workshop kwam denog altijd bestaande European Association for Research of Adolescence(EARA) voort.

De figuur toont dat in 1988 onder adolescentie kennelijk de leeftijdsperiodevan 10 tot 30 jaar wordt verstaan, met bijzondere aandacht voor de leef-tijden 12 jaar en 15-16 jaar, op te vatten als de top van de puberteit en de topvan de adolescentie. Die tweede top zou nu, bijna dertig jaar later, welweer wat verderop kunnen liggen. Overigens is sinds Rousseau de adoles-centie niet alleen langer geworden, maar ook veel intenser. Dat begint metde omschrijving van Granville Stanley Hall (1844-1924), die het eerste door-

77KOOPS

OVER PUBERS, ADOLESCENTEN EN INFANTILISERING

Page 4: Over pubers, adolescenten en infantilisering · Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten

slaggevend belangrijke tweedelige boek van 1300 bladzijden over de ado-lescentie schreef in 1904 (Hall, 1904). Halls boek is de eerste empirischestudie van de adolescentie, die tot op heden invloed heeft op de ontwikke-lingspsychologie. Hij introduceerde het begrip adolescentie in zijn moder-ne betekenis. Hij beschreef de adolescentie als volgt:

Adolescence is a time of oscillations and oppositions, between inertness and

excitement, pleasure and pain, self-confidence and humility, selfishness and

altruism. Society and solitude, sensitiveness and dullness, knowing and doing,

conservatism and iconoclasm, and sense and intellect. (Hall 1904, p. 40; White,

1994, p. 119)

Het denken van Hall was sterk biologisch van aard en daarmee heeft zijnwerk er in hoge mate toe bijgedragen dat de adolescentie vaak wordtopgevat als een noodzakelijke, biologisch verankerde universele ontwikke-lingsfase van de menselijke ontwikkeling. Hall had zijn ideeën opgedaan inDuitsland, want in zijn tijd gingen Amerikaanse studenten naar Duitslandom het vak psychologie te leren, tegenwoordig gaan Duitse studenten naarAmerika om het vak te leren. Hij pikte in Duitsland de aanduiding Sturmund Drang op, een verwijzing naar een beweging van kunstenaars, die zichvolgens de normen van die tijd onmaatschappelijk gedroegen. Ze kleeddenzich bohemienachtig, verruilden hun partners af en toe met die van hunvrienden, enzovoort. Hij vertaalde Sturm und Drang tot Storm and Stress.

Volgens Hall is er aan de storm en stress niet te ontkomen, er zonder isvolwassen worden onmogelijk. Sinds Stanley Halls werk hanteert mengraag en veel de term normative turmoil. Deze term houdt dus in dat deroerige adolescentie de norm is. Het is overigens vooral Anna Freud (1895-1982), de dochter van Sigmund Freud (1856-1939), geweest die dit idee vande “normative turmoil” tot in het extreme heeft doorgetrokken. Ze conclu-deerde, en dat is aanmerkelijk extremer dan Hall, dat: “to be normal duringthe adolescent period is by itself abnormal” (Freud, 1958, p. 275). OndanksHalls idee van de zich biologisch noodzakelijk voordoende “normativeturmoil” ligt het meer voor de hand zijn belangstelling voor de adolescentiecultuurhistorisch te begrijpen.

De cultuurhistorische context van de adolescentie

Epstein (2010) maakt duidelijk dat de adolescentie, die Hall beschrijft voor-al een uitkomst van de 19de eeuwse industrialisatie is. De factoren die hij

PEDAGOGIEK

78 VOL. 37, NO. 2, 2017

Page 5: Over pubers, adolescenten en infantilisering · Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten

uitvoerig bespreekt en documenteert zijn onder meer: de verzorgingsdrangvan vrouwen en mannen om kinderen te beschermen tegen lange urenarbeid in de nieuwe fabrieken; de nieuwe aannamen over de zwakte, hul-peloosheid en incompetentie van jonge mensen; de weloverwogen pogin-gen van de nieuwe vakbonden de banen van oudere werknemers te be-schermen door jongeren buiten te sluiten; de wens van leidende industrië-len om nieuwe generaties geschoolde arbeiders te creëren door massaeducatie; de creatie van nieuwe op de jeugd toegespitste bedrijven en in-dustrieën die een nieuwe jeugdcultuur creëerden (Disney; Fisher-Price, depop-muziek industrie, jongeren-kleding, gaming en heel veel speelgoedin-dustrieën). Zowel de uitsluiting van werken in de fabriek als het creërenvan speciaal op de jeugd afgestemde industrieën hebben samen de jeugdbuiten de volwassen wereld geplaatst. In de taal van De Winter (1995)werden de adolescenten steeds minder mede-burger en begon hiermee de“problematisering van de jeugd” (De Winter, 2011).

Stanley Hall, zo mag aangenomen worden, ontdekte niet een biologischbepaalde, noodzakelijk te doorlopen ontwikkelingsfase, maar beschreefeen cultuur historisch relatief nieuw fenomeen.

De eerste en meest succesvolle auteur over de culturele bepaaldheidvan de adolescentie was de cultureel antropologe Margaret Mead (1901-1978). Het boek dat Mead onmiddellijk beroemd maakte, het boek overopgroeien op Samoa (Mead, 1928) is hier het meest interessant. Het heeftwereldwijd de gedachte doen postvatten dat Mead heeft bewezen dat deadolescentie een cultureel fenomeen is, dat wij in het Westen gecreëerdhebben. Het was voor een breed publiek bedoeld en het was succesvol: erwerden meer dan een miljoen exemplaren van verkocht en het is nogsteeds in druk. De kern van Meads boodschap is aan te treffen in de Inlei-ding van haar boek (hier geciteerd uit de Nederlandse vertaling van 1976):

Moeders werden gewaarschuwd dat “teen-age-dochters” speciale problemen

opleverden. Dit is een moeilijke periode, zeiden de theoretici. De fysieke ver-

anderingen die plaats vinden in jullie jongens en meisjes, gaan gepaard met

bepaalde psychologische verschijnselen. Noch het een, noch het ander is te

vermijden; als het lichaam van je dochter van een kinderlichaam verandert in

een vrouwenlichaam, zal onvermijdelijk haar geest ook veranderen en wel

stormachtig. De theoretici keken weer om zich heen en zij herhaalden met veel

overtuiging: ja, inderdaad stormachtig. (Mead, 1976, p. 16)

De boodschap zit ’m in de ironische toon, die aangeeft dat die “theoretici”er weinig van hadden begrepen en dat wat ze schreven en zeiden het pro-

OVER PUBERS, ADOLESCENTEN EN INFANTILISERING

79KOOPS

Page 6: Over pubers, adolescenten en infantilisering · Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten

bleem creëerde, wat niet nodig was geweest. Want Mead, die veldwerkverrichtte op het Samoaanse eiland Ta’u, had gegevens verzameld van intotaal 68 meisjes tussen 8 en 20 jaar oud. Op basis van haar gegevensconcludeerde ze dat volwassen worden op Samoa niet gepaard ging metwat Hall “storm and stress” had genoemd. In tegenstelling tot de Ameri-kaanse meisjes leden de Samoaanse meisjes helemaal niet aan een geeste-lijke crisis in de adolescentie. Samoaanse pubers en adolescenten gingenzorgeloos en ontspannen door het leven. Verklarende factoren voor hetontbreken van storm en stress waren volgens Mead (1976, pp. 162-181): “dealgemene gemoedelijkheid van de Samoaanse samenleving”; en de “volle-dige bekendheid van de Samoanen met de seksualiteit”; en het ontbrekenvan een “voorkeur voor het reserveren van seksuele activiteiten voor be-langrijke verhoudingen”.

Meads werk op Samoa heeft haar weliswaar wereldberoemd gemaakt,maar vanaf 1983 tegelijk ook verdacht. Haar werk is radicaal bekritiseerddoor Freeman (1983, 1999), die meende dat Mead van de Samoaanse sek-sualiteit en intimiteit niets had begrepen. Het debat over Freemans dis-kwalificatie van Meads onderzoek is het hevigste debat in de cultureleantropologie geworden. Dit debat is uitstekend samengevat door Mom-mersteeg (2014) (zie ook Koops, 2016, pp. 324 e.v.).

Freeman’s “smoking gun” bestond uit de bekentenis van een inmiddelshoog bejaarde dame, Fa’apu’aa, die voor de camera bekende dat ze ruim 60jaar eerder op beschamende vragen van Mead, samen met een vriendinvoor hun plezier sterke verhalen hadden verteld over hoe ze de nachtenmet jongens doorbrachten (Freeman, 1999). Hier had Freeman het bewijs,dat Mead voor de gek was gehouden door haar Samoaanse informanten.Maar uit het goed bewaard gebleven archief van Mead, nog steeds beschik-baar voor onderzoekers, bleek dat deze informante nooit door haar wasondervraagd over seks, maar over andere onderwerpen. Was er nu wel ofgeen storm and stress op Somoa? Het antwoord is nog steeds: nee! Ikconcludeer dat ondanks de controverse Mead-Freeman Meads opvattingvan de adolescentie als cultuurverschijnsel toch overeind blijft. Meads oor-spronkelijke beweringen worden trouwens bevestigd door hedendaags on-derzoek van Schlegel en Barry (1991). Deze onderzoekers hebben de ge-gevens over jeugdigen uit 186 pre-industriële samenlevingen bestudeerd.Daaruit blijkt dat: 1) 60% van deze culturen geen woord hebben vooradolescentie en geen termen om te verwijzen naar wat voor “turmoil” danook tussen puberteit en huwelijk; 2) de meeste jonge mensen in dezeculturen het grootste deel van hun tijd besteden aan omgang met volwas-senen van dezelfde sekse en vrijwel niet met leeftijdsgenoten van dezelfde

PEDAGOGIEK

80 VOL. 37, NO. 2, 2017

Page 7: Over pubers, adolescenten en infantilisering · Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten

sekse; 3) antisociaal gedrag van jonge mannen van zeer milde aard is (ver-geleken met hun Amerikaanse leeftijdsgenoten; 4) teenagers in deze cul-turen zich zelden agressief of gewelddadig gedragen, noch pathologischgedrag vertonen Aan deze klassieke, veel geciteerde studie kunnen nogzeer veel cross-culturele gegevens worden toegevoegd. Ik meld alleen noghet werk van Dasen (2000). Hij presenteert studies die onder meer tonendat verwestering van landen altijd samengaat met het ontstaan van Wes-terse adolescentie. Missie en zending en het invoeren van westerse scho-ling in Kenya bijvoorbeeld heeft geleid tot een toename in het aantal jongeongehuwde moeders, evenals in Marokko (Davis & Davis, 1989); ook inAustralië is dit te zien bij de Aborigines, terwijl dat gepaard gaat meternstige conflicten tussen de generaties; bij de Inuits in Canada was deinvoering van Westerse scholing, televisie en een sociaal zorgstelsel vol-doende om de traditionele cultuur te vernietigen en te leiden tot het ont-staan van een moderne adolescentie. Vergelijkbare ontwikkelingen dedenzich voor in Ivoorkust.

Infantilisering van de adolescentie

Epsteins visie is dat de hiervoor besproken verwestering gekenmerkt isdoor een en het zelfde mechanisme, te weten dat de tieners2 in deze lan-den met het invoeren van Westerse scholen en westerse media het vol-gende te zien krijgen:

. . . teens being treated like, and behaving like, irresponsible children [. . . ], they

are cut off from adults and from the centrality of adult culture; they are pre-

vented from working, or at least from making work the center of their lives;

they become controlled by adults rather than part of adult life; teens, rather

than adults, become their role models. (Epstein, 2010, p. 86)

Epstein beschrijft hiermee perfect het infantiliseringsproces, waaruit deadolescentie resulteert. Essentieel en doorslaggevend is het gebrek aancontact van adolescenten met volwassenen. Onderzoek toont dat teen-agers meer dan 35 uur per week doorbrengen in het gezelschap van leef-tijdsgenoten op school, en nog eens 35 uur per week met leeftijdsgenotenbuiten school. Dat is in totaal twee derde van de tijd dat ze niet slapen endat is 60 uur meer dan teenagers in pre-industriële landen samen zijn metleeftijdsgenoten. Deze cijfers onderschrijven de isolatie van de adolescen-

OVER PUBERS, ADOLESCENTEN EN INFANTILISERING

81KOOPS

Page 8: Over pubers, adolescenten en infantilisering · Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten

ten in het Westen, ofwel ze onderschrijven het resultaat van het infantilise-ringsproces. (nadere documentatie is te vinden in Koops, 2016, p. 328)

Maar het ziet er naar uit dat er aan dat infantiliseringsproces een eindekomt. Het ziet er al wat langer naar uit dat de klassieke adolescentie inEuropa in de laatste decennia aan het verdwijnen is. Uit heel veel onder-zoek (samengevat in Koops, 2016, pp. 331-334), blijkt dat adolescenten veelminder opstandig gedrag vertonen dan in het verleden: conflicten tussende generaties zijn duidelijk afgenomen. Ik laat hier een samenvatting zienvan onderzoek over de zogenaamde generatiekloof en de volgens Hall daarbij horende “normative turmoil”. Het samenvattende schema is van Meeus(1994) die zich baseerde op onderzoek van De Goede en Maassen (1986),Maassen en De Goede (1992) en Maassen en Meeus (1994). Deze samen-vatting maakt meteen duidelijk waarom het geloof in generatieconflictenzo hardnekkig is.

In a zien we dat volwassenen een veel positiever oordeel hebben over huneigen generatie dan over de jongere. Hierbij geldt wel dat ze negatieverover jongens dan meisjes zijn en dat ze het minst negatief zijn over huneigen kinderen. De interessantste gegevens staan op de volgende tweeregels, die tonen dat volwassenen veel negatiever zijn over jongeren danover de eigen generatie, maar de regel daaronder laat zien dat de jongerener net zo over denken! Ze zijn weliswaar iets positiever over hun eigengeneratie dan de volwassenen, maar ze zijn even positief als de volwasse-nen over volwassenen. Meeus heeft dit de “omgekeerde generatie kloof”

PEDAGOGIEK

82 VOL. 37, NO. 2, 2017

Page 9: Over pubers, adolescenten en infantilisering · Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten

genoemd, immers het zijn niet de adolescenten die negatief denken overde volwassenen, maar het zijn de volwassenen die dat over de jongerendoen. Deze omgekeerde generatie kloof is te zien als een universele verkla-ring van het negatieve denken over de “jeugd van tegenwoordig”. Volwas-senen hebben een negatieve mening over de jeugd, mogelijk gebaseerd opde vrees dat ze de culturele en maatschappelijke verworvenheden nietgoed zullen gaan beheren. Vervolgens schrijven ze de negatieve relatiemet de volgende generatie toe aan de jongeren uit die generatie. Dit iskennelijk al eeuwen het geval: al drieduizend jaar geleden hebben Feni-ciërs op een kleitabletje gegrift: “De jeugd van tegenwoordig is verwend. Zeis slecht, goddeloos en lui. Ze zal nooit meer zijn zoals de jeugd in hetverleden, en ze zal er nooit in slagen onze cultuur te behouden.” (Koops& Zuckerman, 2003, p. 351).

Ook is uit onderzoek gebleken dat de veelbesproken stemmingswisse-lingen bij adolescenten niet intenser optreden dan bij andere leeftijdsgroe-pen. De omgang tussen de generaties is veel informeler dan in de afgelopentweehonderd jaar geworden; generatieconflicten zijn niet meer schering eninslag. Dit alles geldt vooral voor de Europese jeugd, misschien moet ikzeggen Noord west Europese jeugd.

En het ziet er naar uit dat de ontwikkelingen in Europa voorlopen opdie uit de V.S. Immers de ver doorgevoerde infantilisering van adolescen-ten kent ook een commerciële oorzaak: het creëren van een speciale marktvoor kinderen en adolescenten bestendigt een aparte, van de volwassenwereld afgescheiden, jeugdcultuur. Dit commerciële fundament van deinfantilisering is nergens in de wereld zo stevig gegrond als in de V.S. Opjaarbasis wordt er meer dan 200 miljard dollar besteed door teenagers(Epstein, 2010, p. 360). Door de marktleiders wordt dit geld aangeduid als“pester money”, dat is zeur-geld, geld voor zaken waarom teenagers zeuren.Een van de drie high school leerlingen beschikt over een eigen creditcard,terwijl dat geldt voor 84% van de college studenten. Een kwart van degsm’s wordt gekocht door jongeren, voor een totaalbedrag van ongeveer35 miljard dollar. Wij kunnen dan ook concluderen: de uitsluiting vanteenagers van de wereld der volwassenen, die tot stand kwam door deIndustriële revolutie is een zegen geweest voor de Amerikaanse business,die de uitsluiting verder heeft verhevigd (Epstein, 2010, p. 361). Toch zienwe in het wetenschappelijk onderzoek en in de media in de V.S. toene-mend kritische beschouwingen over de adolescentie. Het eerder genoemdeboek van Epstein speelt daarin een belangrijke rol.

Kort samengevat komen zijn voorstellen erop neer dat we af moetenvan leeftijdsbepalingen. Ge- en verboden moeten niet berusten op leef-

OVER PUBERS, ADOLESCENTEN EN INFANTILISERING

83KOOPS

Page 10: Over pubers, adolescenten en infantilisering · Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten

tijdsgrenzen, maar op wat Epstein competenties noemt. Zijn boek legthoofdstukken achtereen uit dat de competenties van adolescenten voort-durend zeer ernstig onderschat worden. Jeugdigen, die verantwoordelijkgesteld worden voor ernstige en belangrijke zaken, blijken veel meer ver-antwoordelijkheid aan te kunnen dan standaard wordt aangenomen. Ik zieer van af hier de voorbeelden van Epstein te herhalen en volsta met teverwijzen naar de geschiedenis van zogenaamde “wonderkinderen”.

Voor en tijdens de achttiende eeuw waren er zeer veel voorbeelden van,in onze ogen, verbazingwekkend getalenteerde kinderen (Heijboer-Barbas,1956), die op zeer jeugdige leeftijd bijdragen aan de wetenschap leverden,meerdere talen perfect beheersten en ver voor hun twintigste levensjaaraan een top universiteit promoveerden.

Belangrijk is dat zulke wonderkinderen in vroeger tijden zeer positiefgewaardeerd werden door de volwassenen. Pas sinds Rousseau treedt erverwondering op over zulke “kinderlijke” prestaties. De volgende stapwordt gezet door Rousseaus tijdgenoot en navolger Campe (1746-1818), deinvloedrijke Duitse onderwijsvernieuwer, die de klacht uitte,

. . . dat het niet verrukkelijk is een 8- of 10-jarige jongen te zien, die een hele

bibliotheek van boeken gelezen heeft, van dieren en planten praten kan, die in

Indië voorkomen, die vele talen spreekt, alle paradigmata der Latijnse gram-

matica op zijn duimpje kent, rekent als een koopman . . . (zie Van den Berg,

1956, p. 34)

Adolescenten hebben het moeilijk om volwassen te worden, omdat ze niettoegelaten worden tot de volwassen wereld. Adolescenten zijn kortom hetslachtoffer van infantilisering. En, lees Epstein: wij moeten er alles aandoen om de adolescenten weer als serieuze medemensen te beschouwenen te behandelen. Een van de belangrijkste maatregelen die Epstein voor-stelt is het beëindigen van de langdurige leerplicht op jonge leeftijd. Hij wildie vervangen door levenslang leren in samenhang met beroepservaring entraining. Dat zou dan voorkomen dat jongeren zo veel jaren nagenoeguitsluitend omgang hebben met leeftijdsgenoten.

Newt Gingrich, voormalig “Speaker of the United States House of Re-presentatives”, is een enthousiaste volgeling van Epstein. Hij ontwikkeldepolitieke voorstellen om de ontwikkeling van adolescenten te versnellen.Zo stelde hij voor om high school studenten, die een jaar sneller afstudereneen beurs te geven voor een College, en studenten, die twee jaar eerder hundiploma halen een beurs voor twee jaar (Gingrich, 2008).

Het gaat mij hier niet om het concrete programma dat Epstein (of Ging-

PEDAGOGIEK

84 VOL. 37, NO. 2, 2017

Page 11: Over pubers, adolescenten en infantilisering · Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten

rich) voorstelt, ik wil alleen vaststellen dat Epsteins boek uitzonderlijkhelder signaleert dat de adolescentie ook in de V.S. ten einde loopt, althansdat er een krachtige wens is dat dat het geval is.

Komt het allemaal van het puberbrein?

Tenslotte maak ik kort enkele opmerkingen over het moderne hersenon-derzoek, dat het concept “puberbrein” populair heeft gemaakt. Zo populairdat het woord puberbrein in de laatste druk van Van Dales Groot Woor-denboek der Nederlandse Taal uit 2015 is opgenomen. Opmerkelijk genoegluidt de omschrijving: “brein van kinderen in de puberteit, wanneer datnog in ontwikkeling is (veel genoemd als verklaring voor kenmerkendpubergedrag)” (p. 3138). Van Dale suggereert dus dat dit brein het gedragverklaart, ofwel veroorzaakt. Het concept puberbrein, en ook “het pu-berende brein”, is vooral bij de leek terechtgekomen via twee populaireboeken van Crone (2012a,b). Collega Crone uit Leiden is een voortreffelijkeonderzoeker, die baanbrekend onderzoek verricht. Maar in haar populairevoorlichtingsboeken over het puberbrein schiet ze in haar enthousiasmedoor, naar mijn mening (Koops, 2013). Men krijgt bij haar de indruk dat dehersenen de oorzaak van ons gedrag zijn. Bij uitstek het moderne hersen-onderzoek, ook dat van Crone zelf heeft nu juist duidelijk gemaakt dathersenen tot op grote hoogte vooral ook gevolg zijn van ons gedrag. Endan is er de overweging dat als onze hersenen de typische Hall-achtigeadolescentie veroorzaken (Crone spreekt van puberteit als ze adolescentiebedoelt) het dan niet te begrijpen valt dat we honderden jaren geen ado-lescentie aantroffen en in niet geïndustrialiseerde landen nog steeds niet.Evolutionair gesproken is het ondenkbaar dat de structuur van onze her-senen op zo korte termijn, van een paar honderd jaar, veranderd is.

Opmerkelijk genoeg blijkt Jolles (2016), hersenwetenschapper en neu-ropsycholoog, het met mij eens te zijn (Koops, 2017). Hij wijdt zijn boekaan het inzicht dat de hersenontwikkeling vooral resultaat is van omge-vingsinvloeden, opvoeding en scholing. “Ik heb goed nieuws”, aldus Jolles,“het brein is te veranderen, onder meer door de ouders.” (De Telegraaf, 28-11-2016).

Ten slotte: waarom zijn beschouwingen over het puberbrein zo popu-lair? Wel ik denk omdat ze geruststellend zijn. Als ouder en opvoeder hebje er niets mee te maken, het moeilijke gedrag van je kinderen wordtimmers veroorzaakt door de hersenen en het is dus allemaal onvermijde-lijk en gaat vanzelf over. Je kunt rustig gaan slapen.

OVER PUBERS, ADOLESCENTEN EN INFANTILISERING

85KOOPS

Page 12: Over pubers, adolescenten en infantilisering · Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten

Conclusies

Uit het voorgaande kunnen de volgende conclusies worden getrokken. 1)De adolescentie is een cultuur historisch verschijnsel, geen biologischeonafwendbaarheid. 2) De hedendaagse adolescentie is vooral een infantili-seringseffect, gevolg van de industriële revolutie en lange verplichte scho-ling. 3) Generatieconflicten, stemmingswisselingen enzovoort, kortom“normative turmoil”, zijn in Europa inmiddels steeds meer afwezig. 4) DeAmerikaanse adolescentie zet nog steeds krachtig door, vooral ook vanwe-ge de onmisbare business, waarvoor adolescenten zorgen. 5) onderzoekersen beleidsmakers zouden er goed aan doen naar wegen te zoeken omadolescenten echte maatschappelijke verantwoordelijkheid te geven.

Wetenschappelijke onderzoekers, ontwikkelingspsychologen, pedago-gen en onderwijskundigen, zij allen zouden naar die wegen moeten gaanzoeken. Het begint met de erkenning dat kinderen en adolescenten vooralbestudeerd moeten worden als cultuur-historisch en maatschappelijk be-paalde wezens. Dat was de reden dat Koops, Levering en de Winter 10 jaarlang reeksen lezingen organiseerden in het kader van het Studium Gene-rale van de Universiteit Utrecht onder de titel: “Het Kind als Spiegel van deBeschaving”. Een en ander resulteerde in een reeks publicaties, waarin deculturele bepaaldheid van kinderen en jeugdigen is beschreven (Koops &De Winter, 2011; Koops, Levering, & De Winter, 2007, 2008, 2010, 2014).

De volgende stap is dat (kinderen en) adolescenten als volwaardige ge-sprekspartners worden beschouwd (zie De Winter, 1995; De Winter, 2015;Koops, 2016, hfst. 7).

Het betekent tenslotte ook dat het wetenschappelijk onderzoek naaradolescenten onder alle omstandigheden de motieven en intenties van deadolescenten serieus neemt, in plaats van de jeugd te problematiseren (DeWinter, 2011). Ook als die motieven en intenties ons niet bevallen. Immers:de adolescent kan alleen onze gesprekspartner zijn als we die partnerserieus nemen. Voorbeelden van een dergelijke onderzoeks-oriëntatie zijnte vinden in recent onderzoek naar radicalisering (Sieckelinck, Kauling-freks, & De Winter, 2015; Van San, Sieckelinck, & De Winter, 2010).

Het inzicht dat de adolescentie een cultuurhistorisch bepaald feno-meen is, zoals in dit essay wordt verduidelijkt, is de aanzet tot onderzoek,waarin jongeren als serieuze gesprekspartners van volwassenen wordenopgevat en waarin naar wegen wordt gezocht om ze maatschappelijk teengageren.

PEDAGOGIEK

86 VOL. 37, NO. 2, 2017

Page 13: Over pubers, adolescenten en infantilisering · Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten

Noten

1 . Hierbij valt aan te tekenen dat de adolescentie voor de middeleeuwen, in de klassieke(Griekse en Romeinse) Oudheid wel degelijk valt aan te treffen, maar tijdens de middel-eeuwen verdween. Hier ga ik alleen in op de terugkeer van de adolescentie in demoderne tijd (zie Ariès, 1987, p. 399; Koops, 2016, p. 112).

2. Het woord tiener, als vertaling van het Amerikaanse teenager, wordt hier gebruikt alsalgemene aanduiding van een leeftijdsgroep die in het westen puberteit en adolescentieomvat.

Referenties

Ariès, P. (1987). De ontdekking van het kind. Sociale geschiedenis van school en gezin. Amsterdam:Bert Bakker.

Crone, E. (2012a). Het puberende brein. Amsterdam: Bert Bakker.Crone, E. (2012b). Het sociale brein van de puber. Amsterdam: Bert Bakker.Dasen, P. (2000). Rapid social change and the turmoil of adolescence: a cross-cultural perspective.

International Journal of Group Tensions, 29, 17-49.Davis, S., & Davis, D.A. (1989). Adolescence in a Moroccan Town: Making social sense. New Bruns-

wick, NJ: Rutgers University Press.De Goede, P.M., & Maassen, G.H. (1986) Jeugd en jeugdwerklozen in de publieke opinie.Mens en

Maatschappij, 61, 185-198.De Winter, M. (1995) Kinderen als medeburgers. Utrecht: De Tijdstroom.De Winter, M. (2011) Interview onder de titel “Micha de Winter: De jeugd wordt geproblemati-

seerd.” VNG Magazine, 4-2-2011.De Winter, M. (2015) Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding. Vanachter de voordeur naar

democratie en verbinding. Amsterdam: SWP.Epstein, R. (2010). Teen 2.0 Saving our children and families from the torment of adolescence.

Fresno, CA: QuillDriverBooks.Freeman, D. (1983) Margaret Mead and Somoa: The Making and unmaking of an Anthropological

Myth. Ringwood: Penguin Books.Freeman, D. (1998) The fateful hoaxing of Margaret Mead: A historical analysis of her Samoan

research. Boulder, CO: Westview Press.Freud, A. (1958). Adolescence. Psychoanalytic Study of the Child, 13, 255–278.Gingrich, N. (2008). Let’s end adolescence. Bloomberg Businessweek, October 29,Hall, G.S. (1904). Adolescence: Its psychology and its relations to physiology, anthropology, sociolo-

gy, sex, crime, religion, and education, 2 vols. New York: AppletonHeijboer-Barbas, M.E. (1956). Een nieuwe visie op de jeugd uit vroeger eeuwen. Nijkerk: Callenbach.Jolles, J., (2016). Het tienerbrein. Over de adolescent tussen biologie en omgeving. Amsterdam:

Amsterdam University Press.Koops, W. (2013). Nieuwe adolescentiepsychologie? Over de kleren van keizer Neuro. De Psycho-

loog, 48, 10-16.Koops, W. (2016). Een beeld van een kind. De ontwikkeling en opvoeding van het kind in historisch

perspectief. Amsterdam: Boom.Koops, W. (2017). Brein of hersenen? Over Het tienerbrein van Jelle Jolles. De Psycholoog, 52, 20-22.

OVER PUBERS, ADOLESCENTEN EN INFANTILISERING

87KOOPS

Page 14: Over pubers, adolescenten en infantilisering · Iedereen heeft het tegenwoordig graag over pubers en puberen. Maar bij nadere beschouwing blijkt men met pubers meestal adolescenten

Koops, W., Levering, B., & De Winter, M. (Red.)(2007). Het kind als spiegel van de beschaving. Eenmoderne antropologie van het kind. Amsterdam: SWP.

Koops, W., Levering, B., & De Winter, M. (Red.)(2008). Opvoeding als spiegel van de beschaving.Een moderne antropologie van het kind. Amsterdam: SWP.

Koops, W., Levering, B., & De Winter, M. (Red)(2010). Darwin, geschiedenis en opvoeding. Amster-dam: SWP.

Koops, W., Levering, B., & De Winter, M. (Red.)(2014). Over kinderen en seks. Amsterdam: SWP.Koops, W., & De Winter, M. (Red.)(2011). Wereldwijd opvoeden. Amsterdam: SWP.Koops, W., & Zuckerman, M. (Eds.)(2003). Introduction: A historical developmental approach to

adolescence. History of the Family, 8, 345-354Maassen, G., & De Goede, M. (1992). Intergenerational and intragenerational perception of ado-

lescents and adults. International Journal of Adolescence and Youth, 3, 269-286.Maassen, G., & Meeus, W. (1993). De verhouding tussen jongeren en volwassenen. In W. Meeus &

H. ’t Hart (Red.) Jongeren in Nederland (pp. 133-156). Amersfoort: Academische UitgeverijAmersfoort.

Mead, M. (1928). Coming of age in Samoa. A psychological study of Primitive Youth for WesternCivilisation. New York: William Morrow & Company.

Mead, M. (1976). De groei naar volwassenheid op Samoa. Utrecht/Antwerpen: Uitgeverij HetSpectrum.

Meeus, W. (1994). Adolescentie. Een Psychosociale benadering. Groningen: Wolters-Noordhoff.Mommersteeg, G. (2014). De Universaliteit van de puberteit: Een stormachtige controverse in de

antropologie. In W. Koops, B. Levering, & M. De Winter (Red.). Over kinderen en seks (pp. 95-113). Amsterdam: SWP.

Schlegel, A., & Barry, H. (1991). Adolescence: An Anthropological Inquiry. New York: Free Press.Shankman, P. (2009). The Trashing of Margaret Mead: Anatomy of an Anthropological Controver-

sy. Madison University of Wisconsin Press.Sieckelinck, S., Kaulingfreks, F., & De Winter, M. (2015). Neither Villains nor victims: Towards an

educational perspective on radicalization. British Journal of Educational Studies, 63, 329-343.De Telegraaf (28-11-2016). Kind niet voor 25ste loslaten.Van Dale. (1995/2015). Groot Woordenboek der Nederlandse Taal. Utrecht/Antwerpen: Van Dale.Van den Berg, J.H. (1956). Metabletica of leer der veranderingen. Nijkerk: Callenbach.White, S.H. (1994). From philosophy to developmental psychology. In R.D. Parke, P.A. Ornstein,

J.J. Rieser, & C. Zahn-Waxler (Eds). A Century of Developmental Psychology (pp 103-127).Washington: APA.

Over de auteur

Willem Koops is emeritus universiteitshoogleraar (Grondslagen en ge-schiedenis van de ontwikkelingspsychologie en de opvoedkunde) aan deUniversiteit Utrecht.E-mail: [email protected]

PEDAGOGIEK

88 VOL. 37, NO. 2, 2017