1
10 doctor EEN PROMOVENDUS AAN HET WOORD OVER ZIJN ONDERZOEK Promotieonderzoeken voor deze rubriek kunnen gemeld worden bij [email protected], 030-6383880 “Promoveren op latere leeftijd? Ik kan het iedereen aanbeve- len: je hebt minder tijdsdruk, minder financiële druk en geen carrièredruk”, aldus huisarts Bart Schweitzer die op 24 okto- ber als 65-jarige zijn proefschrift verdedigde. “Natuurlijk weet ik niet hoe het was gegaan wanneer ik als jonge dokter al doctor zou zijn geworden, maar zelf heb ik geen spijt van de keuzes in mijn loopbaan.” Niet zo vreemd, want Schweitzers carrière had een bijzonder verloop. Na zijn geneeskundestudie en specialisatie tot huis- arts in Nijmegen zette hij samen met collega’s een gezond- heidscentrum op in Diemen, waar hij 37 jaar lang werkte als huisarts. Ook was Schweitzer opleider en werkte hij 18 jaar als voorzitter bij de Amsterdamse Huisartsen Vereniging en de KNMG-afdeling Amsterdam. De afgelopen zeven jaar was hij parttime huisarts én parttime promovendus aan de VU. “Mijn promotieonderzoek vloeide deels voort uit mijn bestuurswerk”, vertelt Schweitzer. “Ik was lang betrokken bij het opzetten van de huisartsenposten in Amsterdam. Toen die eenmaal draaiden, zag ik een knelpunt: een HAP is vooral gericht op acute medische problemen en veel minder op pal- liatieve zorg. Bedrijfsmatig gezien, valt dat te verklaren, want een palliatief consult is complexer en kost vaak meer tijd dan een regulier consult. Maar bekijk het eens vanuit het per- spectief van de patiënt die palliatieve zorg nodig heeft: zij zijn in een terminaal fase, als ze dán beroep doen op de HAP is het wellicht hun laatste kans op goede medische zorg. Dus moet de huisarts op visite gaan en de tijd nemen, dat is een cruciaal onderdeel van zijn werk, ook buiten kantooruren. Mijn indruk is dat niet alle huisartsen een gevoel van urgen- tie hebben bij palliatieve zorg tijdens hun HAP-dienst. Of dat erg is? Wél als daardoor de kwaliteit en continuïteit van de zorg vermindert. Uit een enquête die ik tijdens mijn onder- zoek heb gehouden, blijkt dat huisartsen de palliatieve zorg op de HAP kwalitatief maar mager vinden. De oorzaak ligt deels bij henzelf en de oplossing ook: ik denk dat huisartsen proactiever moeten worden en moeten zorgen voor een betere overdracht van hun patiënten in de palliatieve fase voor collega’s van de HAP. Dat vergt een gedrags- en mentali- teitsverandering.” Schweitzer keek als onderdeel van zijn studie naar het effect van een speciaal overdrachtsformulier waarop niet alleen de diagnose en het medicatiebeleid staan vermeld, maar ook de wensen van de patiënt en de afspraken die daarover zijn gemaakt met familieleden. Schweitzer: “Dit formulier bleek een gunstig effect te hebben op de informatie die op de HAP beschikbaar was. De landelijke koepelvereniging van de huis- artsenposten heeft een dergelijk formulier opgenomen in een rapport met tips voor het verbeteren van hun palliatieve zorg. Daar ligt een ander deel van de oplossing: bij de organi- satie van de zorg op de HAP.” Hoewel zijn promotie achter de rug is en zijn huisartsentas aan de wilgen hangt, is Schweitzer niet bang voor het beruchte zwarte gat van pensionado’s. “Daarvoor ben ik nog met te veel dingen bezig. Een belangrijk deel van mijn tijd gaat naar het PaTz-project (Palliatieve Thuiszorg, red.), waar- voor we vorig jaar subsidie hebben gekregen van ZonMw. Met PaTz willen we kleinschalig overleg opzetten tussen huis- artsen en wijkverpleegkundigen van de thuiszorg, waarbij die elke twee maanden gezamenlijk hun patiënten met pallia- tieve zorg bespreken. Dit verbetert de onderlinge communi- catie van de hulpverleners én de continuïteit van de pallia- tieve zorg, zo weten we van een evidencebased model uit Groot-Brittannië. Helaas lopen we op dit terrein tien jaar ach- ter op de Britten, maar ik hoop dat Nederland over een paar jaar 150 actieve PaTz-groepen telt. Voor een landelijke dek- king zouden 800 groepen nodig zijn, dus voorlopig zal dat zwarte gat voor mij wel uitblijven.” tekst Arthur vAn zuYlen Beeld hAnS vAn ooStrum fotogrAfIe BART SCHWEITZER: ‘Palliatieve zorg is ook ’s avonds urgent’ Dit najaar promoveerde huisarts Bart Schweitzer (1947) aan de Vrije Universiteit. In zijn proefschrift Out-of-hours palliative care by general practitioners pleit hij voor méér aandacht voor palliatieve zorg op huisartsenposten.

‘Palliatieve zorg is ook ’s avonds urgent’

  • View
    216

  • Download
    4

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: ‘Palliatieve zorg is ook ’s avonds urgent’

10  doctor

EEN PrOMOVENDuS AAN HET WOOrD OVEr ZIjN ONDErZOEK

Promotieonderzoeken voor deze rubriek kunnen gemeld worden bij [email protected], 030­6383880

“Promoveren op latere leeftijd? Ik kan het iedereen aanbeve-len: je hebt minder tijdsdruk, minder financiële druk en geen carrièredruk”, aldus huisarts bart Schweitzer die op 24 okto-ber als 65-jarige zijn proefschrift verdedigde. “Natuurlijk weet ik niet hoe het was gegaan wanneer ik als jonge dokter al doctor zou zijn geworden, maar zelf heb ik geen spijt van de keuzes in mijn loopbaan.” Niet zo vreemd, want Schweitzers carrière had een bijzonder verloop. Na zijn geneeskundestudie en specialisatie tot huis-arts in Nijmegen zette hij samen met collega’s een gezond-heidscentrum op in Diemen, waar hij 37 jaar lang werkte als huisarts. Ook was Schweitzer opleider en werkte hij 18 jaar als voorzitter bij de Amsterdamse Huisartsen Vereniging en de KNMG-afdeling Amsterdam. De afgelopen zeven jaar was hij parttime huisarts én parttime promovendus aan de Vu. “Mijn promotieonderzoek vloeide deels voort uit mijn bestuurswerk”, vertelt Schweitzer. “Ik was lang betrokken bij het opzetten van de huisartsenposten in Amsterdam. Toen die eenmaal draaiden, zag ik een knelpunt: een HAP is vooral gericht op acute medische problemen en veel minder op pal-liatieve zorg. bedrijfsmatig gezien, valt dat te verklaren, want een palliatief consult is complexer en kost vaak meer tijd dan een regulier consult. Maar bekijk het eens vanuit het per-spectief van de patiënt die palliatieve zorg nodig heeft: zij zijn in een terminaal fase, als ze dán beroep doen op de HAP is het wellicht hun laatste kans op goede medische zorg. Dus moet de huisarts op visite gaan en de tijd nemen, dat is een cruciaal onderdeel van zijn werk, ook buiten kantooruren. Mijn indruk is dat niet alle huisartsen een gevoel van urgen-tie hebben bij palliatieve zorg tijdens hun HAP-dienst. Of dat erg is? Wél als daardoor de kwaliteit en continuïteit van de zorg vermindert. uit een enquête die ik tijdens mijn onder-zoek heb gehouden, blijkt dat huisartsen de palliatieve zorg op de HAP kwalitatief maar mager vinden. De oorzaak ligt deels bij henzelf en de oplossing ook: ik denk dat huisartsen

proactiever moeten worden en moeten zorgen voor een betere overdracht van hun patiënten in de palliatieve fase voor collega’s van de HAP. Dat vergt een gedrags- en mentali-teitsverandering.”Schweitzer keek als onderdeel van zijn studie naar het effect van een speciaal overdrachtsformulier waarop niet alleen de diagnose en het medicatiebeleid staan vermeld, maar ook de wensen van de patiënt en de afspraken die daarover zijn gemaakt met familieleden. Schweitzer: “Dit formulier bleek een gunstig effect te hebben op de informatie die op de HAP beschikbaar was. De landelijke koepelvereniging van de huis-artsenposten heeft een dergelijk formulier opgenomen in een rapport met tips voor het verbeteren van hun palliatieve zorg. Daar ligt een ander deel van de oplossing: bij de organi-satie van de zorg op de HAP.”Hoewel zijn promotie achter de rug is en zijn huisartsentas aan de wilgen hangt, is Schweitzer niet bang voor het beruchte zwarte gat van pensionado’s. “Daarvoor ben ik nog met te veel dingen bezig. Een belangrijk deel van mijn tijd gaat naar het PaTz-project (Palliatieve Thuiszorg, red.), waar-voor we vorig jaar subsidie hebben gekregen van ZonMw. Met PaTz willen we kleinschalig overleg opzetten tussen huis-artsen en wijkverpleegkundigen van de thuiszorg, waarbij die elke twee maanden gezamenlijk hun patiënten met pallia-tieve zorg bespreken. Dit verbetert de onderlinge communi-catie van de hulpverleners én de continuïteit van de pallia-tieve zorg, zo weten we van een evidencebased model uit Groot-brittannië. Helaas lopen we op dit terrein tien jaar ach-ter op de britten, maar ik hoop dat Nederland over een paar jaar 150 actieve PaTz-groepen telt. Voor een landelijke dek-king zouden 800 groepen nodig zijn, dus voorlopig zal dat zwarte gat voor mij wel uitblijven.”

tekst Arthur vAn zuYlen Beeld hAnS vAn ooStrum fotogrAfIe

bART SCHwEITZER:

‘ Palliatieve zorg is ook ’s avonds urgent’Dit najaar promoveerde huisarts bart Schweitzer (1947) aan de Vrije universiteit. In zijn proefschrift Out-of-hours palliative care by general practitioners pleit hij voor méér aandacht voor palliatieve zorg op huisartsenposten.