Upload
vera-verhoeven
View
217
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Randstad WerkMonitorstate of mind arbeidsmarkt (werknemer perspectief)
Februari 2006
B6459-1
2
Voorwoord
Voor u ligt een rapport van Blauw Research. In dit rapport worden de resultaten beschreven van een onderzoek uitgevoerd in opdracht van Randstad naar de mentale mobiliteitstoestand van werknemers gehouden onder 863 werkenden. De resultaten van het onderzoek worden in dit rapport geïntegreerd gepresenteerd in de vorm van een index. Deze index dient als graadmeter voor de mate waarin werknemers op korte termijn van baan denken te gaan wisselen (mobiliteit).
In tegenstelling tot de 15 eerder uitgevoerde onderzoeken (lopend sinds juli 2003) zal deze mobiliteitsindex echter niet meer alleen centraal staan in de tweemaandelijkse metingen.
Wij hopen dat dit rapport bijdraagt aan een goed inzicht t.a.v. de state of mind van de arbeidsmarkt, gezien vanuit het perspectief van de werknemer, en dien ten gevolge bijdraagt aan het opinieleiderschap van Randstad.
Rotterdam, februari 2006Maaike Philipsen, senior projectmanagerBram Jonkheer, business unit manager Marketing
Research
3
Management Samenvatting -1
Mobiliteit De mobiliteitsindex is ten opzichte van 2 maanden geleden gestegen van 91 naar 97. Hiermee komt ze weer dicht in de buurt van het niveau van een jaar geleden. In Duitsland is de sinds mei 2005 stijgende index op het niveau van 115 gebleven is daarmee nog steeds ruim hoger dan in Nederland. In werkelijkheid is 10% de afgelopen 6 maanden van baan veranderd. Dat is iets minder dan de helft van het percentage dat had verwacht binnen die periode te switchen. Redenen voor een overstap zijn voornamelijk de nieuwe uitdaging, maar ook de sfeer bij de vorige werkgever die niet als prettig werd ervaren. Onder de mobiliteitsindex gaat een aantal indicatoren schuil. De ontslagangst -één daar van- is licht afgenomen en het zelfvertrouwen in het vinden van een baan elders is stabiel gebleven, waarmee een eind lijkt ze zijn gekomen aan een neerwaartse trend. Vrouwen, middelbaar opgeleiden en mensen in de overheidssector lijken aan vertrouwen te winnen; bij jongeren daarentegen daalt het vertrouwen iets (waar dat het hoogst was).
4
1 Mobiliteitsindex 1.1 Index voor mobiliteit: stijging
INDEX VOOR MOBILITEIT GESTEGEN
De mobiliteitsindex geeft een indicatie van het aantal werkenden dat verwacht binnen nu en 6 maandenhetzelfde of vergelijkbaar werk te doen bij een andere werkgever.
• Het aandeel werkenden dat verwacht ‘zeker ofwaarschijnlijk wel’ elders werkzaam te zijn binnen
nu en zes maanden bedraagt in februari 22%.
• Binnen de verschillende sectoren dan wel tussen verschillende opleidingsniveaus dan wel tussen (Nielsen) regio’s zijn geen verschillen in verwacht switchgedrag waar te nemen Wél zijn er
aantoonbare verschillen gelet op leeftijd én tussen mannen en vrouwen: ‘jongeren’ (<= 45 jaar) verwachten eerder van baan te switchen dan ouderen van 45 jaar of ouder (28% en 22% versus 16%) én mannen verwachten eerder te switchen binnen nu en 6 maanden dan vrouwen (25% versus 18%).
• De mobiliteitsindex voor Nederland van februari is gestegen in vergelijking met november tot een
niveau iets onder het niveau van de eerste helft van vorig jaar (jan-mrt-mei 2005).
• Sinds mei vorig jaar steeg de index voor Duitsland. De index ligt daarmee op een hoger niveau dan de index van Nederland.
De index is gebaseerd op de verwachtingen van mensen ten aanzien van het elders werkzaam zijn binnen nuen zes maanden. Op elk van de antwoordcategorieën wordt een verschillend gewicht toegepast (zie ook de onderzoeksverantwoording).
In het volgende hoofdstuk zal gekekenworden naar de achterliggende indicatorenvan de mobiliteitsindex.
In Duitsland heeft in september 05 geenonderzoek plaatsgevonden.
Elders werkzaam
5%
7%
7%
6%
17%
15%
17%
18%
43%
41%
37%
31%
35%
38%
38%
44%
5%
8%
9%
5%
7%
6%
6%
7%
7%
6%
6%
3%
14%
16%
15%
20%
14%
15%
17%
17%
14%
16%
12%
16%
39%
45%
36%
43%
44%
42%
42%
39%
38%
37%
42%
41%
42%
31%
40%
34%
38%
36%
36%
39%
42%
41%
40%
38%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
feb
nov
sept
jul
mei
mrt
jan
nov
sept
jul
mei
mrt
jan
nov
sept
jul
zeker wel waarschijnlijk wel waarschijnlijk niet zeker niet
2005
2004
2003
n=810
2006
Mobiliteitsindex
70
80
90
100
110
120
130
jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
Nederland (n=863) Duitsland (n=883)
2003 2004 2005 2006
5
1.2 Nieuwe uitdagingen en werksfeer belangrijke redenen om te switchen op de arbeidsmarkt.
WERKNEMERS BIJ DE OVERHEID MEER HONKVAST DAN WERKNEMERS UIT PRODUCTIE/ INDUSTRIE EN HANDEL/DISTRIBUTIE.
• In september 2005 (een half jaar geleden) verwachtte een vijfde (22%) van werkend Nederland (>24 uur) over zes maanden van werkgever te zijn gewisseld. Uiteindelijk
heeft 10% daadwerkelijk in de afgelopen 6 maanden de stap gezet.
• In de handel en distributie branche (11%) en in de productie/industrie branche (11%) zijn meer werknemers de afgelopen 6 maanden geswitched dan bij de overheid (6%).
• Niet verrassend is dat jongeren (18 t/m 30 jaar) vaker van baan zijn gewisseld (22%) dan werk- nemers tussen de 31 en 45 jaar (10%) en werk- nemers ouder dan 46 jaar (3%).
• Tussen de verschillende (Nielsen) regio’s zijn geen verschillen geconstateerd in switchgedrag van de afgelopen 6 maanden
• Meer dan een kwart is op zoek gegaan naar een andere baan omdat men toe was aan een nieuwe uitdaging (met name jongeren onder 30 en personen uit de dienstverlening). Een kwart vond de sfeer bij de vorige werkgever niet prettig en
een tiende wilde betere primaire arbeidsvoor- waarden (dit lijkt met name te gelden voor de lager en middelbaar opgeleiden en geldt eerder
voor werknemers in de productie/industrie en dienstverlening dan voor werknemers uit de andere sectoren).
Reden switch arbeidsmarkt
27%
25%
11%
9%
8%
7%
6%
4%
3%
3%
2%
2%
2%
34%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
toe aan nieuweuitdaging/functie
sfeer vorige werkgeverniet prettig
betere primairearbeidsvoorwaarden
ontslagen vorigewerkgever
aanbod
meer ruimte vooropleidingen
betere secundairearbeidsvoorwaarden
vorige werkgever failliet
vorige baan te druk
vorige baan te rustig
mocht bij vorigewerkgever niet in
deeltijdwerken
verhuizing werkgever
persoonlijke verhuizing
anders
n=74
6
2 Indicatoren 2.1.1 Mate van vertrouwen in vinden werk elders (NL):
stabiel
MATE VERTROUWEN VINDEN VERGELIJKBAAR OF ANDER WERK: STABIEL
• Op de vraag “Denkt u dat u binnen nu en zes maanden een baan bij een andere werkgever zou kunnen krijgen” antwoordt bijna een derde van de werkenden in februari 2006 ‘zeker wel’. Daarnaast antwoordt bijna 40% ‘waarschijnlijk wel’. Overall heeft 70% in het algemeen vertrouwen in het vinden van werk elders. Ten opzichte van november is dit algemene vertrouwen gelijk gebleven. Sinds mei 2005 is het vertrouwen licht aan het stijgen.
• Kijkend naar het vertrouwen dat werkenden hebben in het vinden van een ander soort baan, zien we een zeer lichte stijging sinds juli vorig jaar. Bijna 70% heeft vertrouwen in het vinden van een ander soort baan.
• Het vertrouwen dat men heeft in het vinden van een zelfde of vergelijkbare functie bij een andere werkgever is in februari 2006 hetzelfde als in november vorige jaar (aftopping stijging is niet significant). Dus, ondanks deze lichte aftopping van de stijging, is het vertrouwen sinds mei 2005 licht stijgend.
Vertrouwen in vinden werk elders
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
algemeen vertrouwen in vinden werk elders
vertrouwen vinden zelfde werk of vergelijkbaar werk
vertrouwen in vinden ander soort werk
(% zeker wel + % waarschijnlijk wel) n=863
2003 2004 2005 2006
7
VERTROUWEN STABIEL
• Op de vraag “Denkt u dat u binnen nu en zes maanden een baan bij een andere werkgever zou kunnen krijgen” antwoordt 30% van de Duitse werkenden in februari 2006 ‘zeker wel’. Daarnaast antwoordt 33% ‘waarschijnlijk wel‘. Daarmee heeft 63% in het algemeen vertrouwen in het vinden van werk elders. Het vertrouwen is stabiel.
• Kijkend naar het vertrouwen dat werkenden hebben in het vinden van een ander soort baan, zien we dat dit eveneens stabiel is (65% in juli, 63% in november en 64% in februari van dit jaar).
• In november had 55% vertrouwen in het vinden van een zelfde of vergelijkbare functie bij een andere werkgever. Sinds mei vorig jaar is een lichte stijging te zien in dit vertrouwen.
• Wanneer we een vergelijking maken tussen Nederland en Duitsland, valt op dat Nederlandse werkenden meer dan Duitse werkenden vertrouwen hebben in het vinden van een baan elders (sig).
2.1.2 Mate van vertrouwen in vinden werk elders (DE): stabiel
Vertrouwen in vinden werk elders (DE)
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jan '05 mrt '05 mei '05 jul '05 sept '05 nov '05 feb '06
algemeen vertrouwen in vinden werk elders
vertrouwen vinden zelfde werk of vergelijkbaar werk
vertrouwen in vinden ander soort werk
(% zeker wel + % waarschijnlijk wel)
n=883
8
2.1.3 Wie heeft meer vertrouwen?JONGEREN ONDER DE 30 VERLIEZEN EEN STUKJE VERTROUWEN IN VINDEN WERK ELDERS
Het aandeel mensen dat binnen nu enzes maanden al dan niet een baan bijeen andere werkgever denkt te kunnenkrijgen, is uitgesplitst naar diverseachtergrondkenmerken.
• Zeven op de tien mannen denkt zeker een baan te kunnen vinden bij een andere werkgever binnen nu en zes maanden. Dit komt overeen met het aandeel onder vrouwen (69%). T.o.v. november vorig jaar heeft het verschil tussen mannen en vrouwen zich
genivelleerd tot een niveau overeen- komstig dezelfde periode vorig jaar.
• Werkenden met een middelbare op-leiding hebben meer vertrouwen
gekregen in het vinden van een baan elders dan in november vorig jaar.
Men bevindt zich nu min of meer op het niveau van hoogopgeleiden. Tussen hoog- en laag-opgeleiden is het verschil
t.o.v. november stabiel gebleven. Wel wordt een lichte trend zichtbaar sinds juli 2005: een stijgend vertrouwen onder middelbaar opgeleiden, een dalende trend onder hoog opgeleiden.
• Sinds november 2005 is het stijgende vertrouwen onder jongeren 18-30 jaar omgebogen tot het niveau van de
middengroep 31-45 jaar. Onder de oudste groep blijft het vertrouwen nog
steeds ver achter bij degenen jonger dan 45 jaar; het dalende vertrouwen
in deze groep, dat sinds juli 2003 zicht- baar is, heeft zich echter wel in het afgelopen half jaar gestabiliseerd.
• Het vertrouwen onder mensen werkzaam bij de overheid is sinds mei
2005 aan het stijgen. In de overige sectoren is het vertrouwen min of
meer gelijk gebleven aan dat van de voorgaande metingen in 2005.
• Mensen uit de zuidelijke regio hebben minder vertrouwen in het vinden van werk elders (29% heeft geen
vertrouwen in het vinden van werk elders) dan mensen uit het oosten van
het land (20%).
Vertrouwen in vinden werk elders
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
man (n=465) vrouw (n=398)(% zeker wel +
% waarschijnlijk wel)
2003 2004 2005 2006
Vertrouwen in vinden werk elders
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
laag (n=240) midden (n=381) hoog (n=242)
2003 2004 2005
(% zeker wel + % waarschijnlijk wel)
2006
Vertrouwen in vinden werk elders
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jul sept nov jan jan mrt jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
productie/industrie (n=161) handel/distributie (n=165)
overheid/non-profit (n=344) dienstverlening (n=193)(% zeker wel +
% waarschijnlijk wel)
200520042003 2006
Vertrouwen in vinden werk elders
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jul sept nov jan jan mrt jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
18 t/m 30 jaar (n=185) 31 t/m 45 jaar (n=312)
46 jaar en ouder (n=366)
2003 2004 2005
(% zeker wel + % waarschijnlijk wel)
2006
9
ONTSLAGANGST DALEND
“Hoe groot acht u de kans dat u binnen nuen zes maanden uw baan verliest of datuw contract niet wordt verlengd?”
• Van de Nederlandse werkenden acht 5% de kans ‘groot’ om de eigen baan te verliezen. Dit aandeel is nu al enige tijd stabiel. In totaal acht 17% de kans groot of ‘niet groot, maar
ook niet klein’ om de eigen baan te verliezen. Omdat dit percentage significant is gedaald (24% -> 17%), dit dus niet wordt veroorzaakt door een daling van het percentage ‘groot’ én
daarbij het percentage ‘klein’ licht gestegen is (van 74% naar 79%), kan de ontslagangst licht dalend genoemd worden.
• Van de Duitse werkenden acht 5% de kans groot dat zij hun baan verliezen binnen 6 maanden. In totaal is 25% in enige mate of zeer bang om zijn of haar baan te verliezen. Dit aandeel is iets lager dan het niveau van november. Al met al hebben Duitse werken-
den meer angst om hun baan te verliezen dan de werkenden in Nederland (25% vs. 17%) (sig).
2.2.1 Angst voor ontslag: licht dalend
Angst om baan te verliezen
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
% groot + % niet groot, maar ook niet klein % groot
2003 2004 2005
n=863
2006
Angst om baan te verliezen (DE)
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jan '05 mrt '05 mei '05 jul '05 sept '05 nov '05 feb '06
% groot + % niet groot, maar ook niet klein % groot n=883
10
2.2.2 Wie heeft meer angst? ONTSLAGANGST BINNENOVERHEID-NON PROFIT GEDAALD NAAR ALL TIME LOW NIVAU
• In Februari 2006 is er nauwelijks sprake van een verschil tussen mannen en vrouwen in de mate waarin zij angst hebben om hun baan te verliezen. Mannen lijken minder angst voor ontslag te hebben dan eind vorig jaar (indicatief: 20% naar 15%); sinds september vorig jaar is een licht dalende trend zichtbaar.
• De stijging in angst van laag opgeleide werknemers van de afgelopen maanden is afgenomen en weer terug op het niveau van september 2005. Middelbaar opgeleide werknemers laten ook een daling zien in ‘angst’ en bevinden zich nu op een vergelijkbaar
niveau als hoger opgeleiden. • In het verleden was de angst onder
jongeren een tijdlang wat hoger dan onder andere leeftijdsgroepen; dit verschil is sinds mei 2005 niet meer waarneembaar. Personen tussen de
31 en 45 jaar hebben minder angst hun baan te verliezen dan in november vorig jaar. Deze groep laat een afwijkend patroon zien van de andere leeftijdsgroepen.
• De angst voor ontslag is binnen de verschillende sectoren, behalve
overheid/non-profit, vergelijkbaar. Voor deze laatst genoemde sector is de angst indicatief afgenomen t.o.v. november vorig jaar, tot een even laag niveau als in juli 2003. Binnen de sector dienstverlening heeft de daling van de ontslagangst zich doorgezet.
Angst om baan te verliezen
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
man (n=465) vrouw (n=398) (% groot + % niet groot, maar ook niet klein)
200520042003 2006
Angst om baan te verliezen
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
laag (n=240) midden (n=381) hoog (n=242)(% groot + % niet groot,
maar ook niet klein)
200520042003 2006
Angst om baan te verliezen
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
18 t/m 30 jaar (n=185) 31 t/m 45 jaar (n=312)
46 jaar en ouder (n=366)
(% groot + % niet groot, maar ook niet klein)
200520042003 2006
Angst om baan te verliezen
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
productie/industrie (n=161) handel/distributie (n=165)
overheid/non-profit (n=344) dienstverlening (n=193)(% groot + % niet groot,
maar ook niet klein)
200520042003 2006
11
2.3.1 Mate van zoeken naar nieuwe uitdaging: stabiel
WERKENDEN IN NEDERLAND NOG WEL VAKER TOE AAN NIEUWE UITDAGING DAN WERKENDEN IN DUITSLAND. HET VERSCHIL WORDT IETS KLEINER
• De mate waarin men in Nederland toe is aan een nieuwe uitdaging is al anderhalf jaar nagenoeg stabiel. Ruim de helft (52%) is enigszins of sterk toe aan een nieuwe uitdaging. Een zevende (14%) is sterk toe aan een nieuwe uitdaging.
• De mate waarin Duitse werkenden toe zijn aan een nieuwe uitdaging is stabiel (47%). 15% is sterk toe aan een nieuwe uitdaging.
• Wanneer we beide landen vergelijken zien we dat het aandeel dat sterk toe is aan een nieuwe uitdaging in Nederland even hoog is als in Duitsland. Inclusief degenen die enigszins toe zijn aan een nieuwe uitdaging, zijn Nederlanders vaker toe aan een nieuwe uitdaging dan Duitsers (52% vs. 47%) (sig). Het verschil wordt echter kleiner.
Toe aan nieuwe uitdaging
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
% sterk + enigszins toe aan nieuwe uitdaging
% sterk toe aan nieuwe uitdaging
DE % sterk + enigszins toe aan nieuwe uitdaging
DE % sterk toe aan nieuwe uitdaging
NL (n=863)DE (n=883)
2003 2004 2005 2006
12
2.3.2 Wie is er op zoek naar een nieuwe uitdaging?
OUDERE WERKNEMERS MINDERTOE AAN NIEUWE UITDAGING
• Mannen en vrouwen hebben een gelijke behoefte aan nieuwe uitdagingen. In november van vorig jaar was nog een verschil tussen mannen en vrouwen te constateren. Dit verschil is, als gevolg van een indicatieve daling in het aandeel van mannen tot aan het niveau van september 2005, nu verdwenen.
• Hoger opgeleiden zijn vaker toe aan een nieuwe uitdaging dan middelbaar opgeleiden of lager opgeleiden. Ten opzichte van november 2005 lijken de verschillen weer iets groter te worden (echter niet significant)
• Werkende mensen boven de 46 jaar zijn over het algemeen in mindere mate toe aan een nieuwe uitdaging dan personen van 45 jaar of jonger (sig). T.o.v. november 2005 zijn er geen significante verschillen.
• Er zijn geen verschillen te constateren tussen werknemers uit de verschillende branches indien het gaat om de mate waarin men toe is aan een nieuwe uitdaging. Ook t.o.v. recente voorgaande metingen zijn de scores stabiel.
Toe aan nieuwe uitdaging
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
man (n=465) vrouw (n=398)(% sterk +
% enigszins)
2003 2004 2005 2006
Toe aan nieuwe uitdaging
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
laag (n=240) midden (n=381) hoog (n=242)(% sterk +
% enigszins)
2003 2004 2005 2006
Toe aan nieuwe uitdaging
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
18 t/m 30 jaar (n=185) 31 t/m 45 jaar (n=312)
46 jaar en ouder (n=366)
2003 2004 2005
(% sterk + % enigszins)
2006
Toe aan nieuwe uitdaging
0%
20%
40%
60%
80%
100%
jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb
productie/industrie (n=161) handel/distributie (n=165)
overheid/non-profit (n=344) dienstverlening (n=193)
2003 20052004
(% sterk + % enigszins)
2006
13
2.4.1 Tevredenheid: stabiel / 2.4.2 Wie is meer tevreden?
TEVREDENHEID STABIEL
De tabel hiernaast toont de tevreden-heid van werkend Nederland en Duitsland met hun huidige werkgever, uitgedrukt in een rapportcijfer.
• Werkenden in Nederland geven hun werkgever gemiddeld een 7,2, hetzelfde cijfer als men in januari en juli van het vorige jaar gaf.
• Duitse werkenden beoordelen hun werkgever gemiddeld met een 6,8. Sinds vorig jaar januari is dit cijfer stabiel (op een lichte stijging in
mei 2005 na). Overall is men in Duitsland iets minder tevreden over de werkgever dan in Nederland.
• In het algemeen zijn de verschillen tussen de diverse groepen en
branches niet erg groot. Mannen zijn iets meer tevreden dan vrouwen
over hun werkgever en werknemers uit de dienstverlening- en overheidssector
zijn iets meer tevreden dan werknemers uit de handel/ distributie sector.
Tevredenheid huidige werkgever februari 2006 NL DE
man (n=465/ n=442) 7,3 6,8vrouw (n=398/ n=441) 7,1 6,8
18-30 jaar (n=185/ n=193) 7,2 6,931-45 jaar (n=312/ n=381) 7,2 6,946 jaar en ouder (n=366/ n=309) 7,2 6,5
laag (n=240/ n=138) 7,2 7,0midden (n=381/ n=510) 7,2 6,8hoog (n=242/ n=235) 7,2 6,7
productie/industrie (n=161/ n=193) 7,2 6,8handel/distributie (n=165/ n=124) 7,1 6,6overheid/non-profit (n=344/ n=292) 7,3 6,7dienstverlening (n=193/ n=274) 7,3 6,9
Totaal 7,2 6,8
Waardering Werkgever7,4
7,2
7,3
7,1
7,1
7,0
7,4
7,3
7,2
7,2
7,0
7,0
7,2
7,1
7,0
7,2
6,8
6,8
6,9
6,8
6,8
6,8
1 3 5 7 9
jul
sept
nov
jan
mrt
mei
jul
nov
jan
mrt
mei
jul
sept
nov
feb
Nederland (n=863) Duitsland (n=883)
2003
2004
2005
2006
14
HET GAAT BETER IN DE DIENSTVERLENINGS-SECTOR. WERKNEMERS ERVAREN EEN POSITIEF ECONOMISCH KLIMAAT DAT VERBETERD IS T.O.V. VORIG JAAR
• Indien werknemers wordt gevraagd hoe zij de economische situatie van hun eigen bedrijf ervaren, antwoordt meer dan de helft (54%) goed of zelfs zeer goed. Ca. een derde ervaart de huidige situatie als redelijk
en 14% als matig of zelfs slecht.
• Werknemers uit de handel/distributie sector én uit de dienstverlening sector zijn over het algemeen positiever over de situatie van hun bedrijf dan werknemers uit de productie/
industrie of werknemers uit de overheid- sector.
• T.o.v. vorig jaar is voor meer dan eenderde (37%) de economische situatie bij de werk- gever hetzelfde gebleven; één-derde (34%) geeft aan dat het iets beter gaat en 11% vindt dat het veel beter gaat. In totaal is dus
45% positief over de economische ontwikkeling die de werkgever heeft doorgemaakt ten opzichte van vorig
jaar.
• Meer dan de helft van alle werknemers binnen de overheid-sector heeft het
gevoel dat de economische situatie t.o.v. vorig jaar hetzelfde is gebleven. In de dienstverlening-sector ervaart meer dan de helft van de
werknemers dat het iets of zelfs veel beter gaat. Dit geldt in (iets) mindere mate ook voor werknemers uit de productie en uit de handel/distributie.
4 ‘Gevoelstemperatuur’ economie4.1 Economische situatie werkgever
gaat veel beter
gaat iets beter
ongeveer hetzelfde
gaat iets slechter
gaat veel slechter
zeer goed 4,5% 3,1% 3,6% 0,1% 0,0%
goed 5,2% 19,6% 15,8% 1,6% 0,0%
redelijk 1,0% 9,3% 13,6% 4,8% 0,3%
matig 0,1% 1,6% 3,0% 3,9% 0,8%
slecht 0,2% 0,1% 0,9% 0,8% 2,0%
0 tot 3%
3 tot 5%
5 tot 10%
10 tot 20%
Economische situatie bedrijf t.o.v. vorig jaar
huidige situatie
15
• De belangrijkste tekenen dat het beter gaat met het eigen bedrijf zijn de aanwas van nieuwe collegae, verbeteringen aan de werkplek, salarisverhoging en een verbeterde
stemming.
• Belangrijke tekenen dat het slechter gaat met het bedrijf zijn het snijden in het personeel (oa. ontslag) en het bevriezen van budgetten voor externe activiteiten of salarissen.
38%
34%
27%
26%
26%
25%
24%
15%
15%
14%
7%
5%
5%
3%
22%
8%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
(meer) nieuwe collega's
verbeteringen werkplek
salarisverhogingen
stemming collega's beter
stemming leidinggevendebeter
(meer) geld opleidingen
(meer) arbeidscontractenverlengd
(meer) bewegingsvrijheid
budg./ decl. makkelijkeraccodeerd
meer budget externeactiviteiten
(verhogen v.)reiskostenvergoeding
koffie/thee/fris weer gratis
(meer) leaseregelingen
meer budgetkinderopvang
anders
weet niet
n=352
Tekenen herstel organisatie
42%
41%
38%
33%
29%
26%
26%
18%
17%
13%
7%
7%
6%
3%
3%
29%
4%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
minder of geen nieuwe collega's
mensen ontslagen
minder of geen contractverlengingen
minder of geen budget voor externe activiteiten
bevriezen van salarissen
minder bewegingsvrijheid
toegezegde verbeteringen werkplek nietdoorgevoerd
minder of geen reiskostenvergoeding
minder of geen opleidingsmogelijkheden
budgetten/ declaraties minder snel geaccodeerd
verhogen prijzen koffie/thee/fris
verlagen salarissen
koffie/thee/fris niet meer gratis
minder of afschaffen leaseregelingen
minder of geen budget kinderopvang
anders
weet niet
n=119
Tekenen verslechtering organisatie
4.2 Tekenen herstel of verslechtering economische situatie
16
4.3 Eigen prestaties en werkgever ‘prestaties’WERKNEMERS BIJ DE OVERHEID EN HANDEL/DISTRIBUTIE VOELEN ZICH MEER BETROKKEN BIJ ORGANISATIEBELEID DAN WERKNEMERS UIT PRODUCTIE.
Op een 5 puntsschaal werd men gevraagd de gevoelens weer te geven op een aantal tegengestelde stellingen met betrekking tot de eigen prestaties en de organisatie.
• Tweederde voelt zich betrokken tot zeer betrokken bij het beleid dat het bedrijf waar men werkzaam is voert. Dit geldt meer voor werknemers die bij de over-
heid werken en meer voor hoog opgeleide werknemers.
• Men is neutraal t.a.v. de eigen bijdrage die men heeft aan de prestaties van het bedrijf. Werknemers uit de productie- en handel/ distributie branche zijn positiever dan werknemers uit de andere branches. Lager opgeleiden ervaren de eigen bijdrage minder vaak als hoog dan hoger opgeleiden.
• Meer dan de helft (54%) vindt dat de eigen inspanningen goed tot zeer
goed worden gewaardeerd door de werkgever. Een aanzienlijke groep (22%) voelt zich echter te kort gedaan. Deze groep bestaat vaker uit werknemers uit de
productie- en handel/ distributiesector dan uit werknemers uit de andere sectoren.
• 44% ervaart de werkdruk bij de huidige werkgever gemiddeld genomen als hoog of zelfs te hoog. Dit is vaker bij hoger opgeleiden het geval dan bij lager opgeleiden.
25%
9%
17%
15%
42%
30%
37%
29%
27%
54%
25%
46%
4%
4%
13%
8%
2%
2%
9%
3%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
betrokkenheid bijbeleid
eigen bijdrage aanprestaties
waardering eigenbijdrage aan
prestaties
ervaring werkdruk
5 zeer +/+ 4 3 niet -/-, niet +/+ 2 1 zeer -/-
n=863
1. interesseert me niet
1. draag niets bij
1. niet gewaardeerd
1. te laag
5. zeer betrokken
5. ben de enige die bijdraagt
5. zeer gewaardeerd
5. te hoog
Betrokkenheid en prima prestatie-waardering
17
5. OnderzoekspopulatieGeslacht
51%
49%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
man
vrouw
n=863
Leeftijd
21%
46%
33%
0% 10% 20% 30% 40% 50%
18 t/m 30 jaar
31 t/m 45 jaar
46 jaar en ouder
n=863
Opleiding
24%
47%
29%
0% 10% 20% 30% 40% 50%
laag
midden
hoog
n=863
Branche-indeling
37%
23%
20%
20%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
productie/industrie
handel/distributie
overheid/non-profit
dienstverlening
n=863
18
In dit hoofdstuk zal worden besproken op welke wijze het onderzoek met betrekking tot de state of mind op de arbeidsmarkt is uitgevoerd. Er zal hierbij onder andere worden ingegaan op de steekproeftrekking, het veldwerk, de dataverwerking en indexberekening.
Methode
Randstad wil uitspraken kunnen doen over ontwikkelingen in de mobiliteit van werknemers in de tijd. Tevens, in aanvulling hierop, zou men graag aandacht besteden aan één of meerdere sentimentindices die het sentiment op de arbeidsmarkt weergeven t.a.v. een aantal mobiliteitsgerelateerde issues én een tweemaandelijks periodiek thema (vooraf geagendeerd). Om deze reden is gekozen voor een kwantitatief onderzoek. Hierbij is gebruik gemaakt van een online vragenlijst. Online onderzoek is voor dit vraagstuk een geschikte methode aangezien er geen aanleiding is om aan te nemen dat de online populatie van de totale populatie verschilt in attitude ten aanzien van het te onderzoeken onderwerp. Met online onderzoek kan zonodig door middel van weegtechnieken representativiteit naar de onderzoekspopulatie bereikt worden. Met de keuze voor deze online methode wordt tijd-efficiëntie bereikt ten aanzien van het veldwerk en de verwerking van de vragenlijsten.
Steekproefprocedure
De onderzoekspopulatie van het onderzoek bestond uit mensen van 18 jaar en ouder die minimaal 24 uur per week betaald werk verrichten en niet zelfstandig werkzaam zijn. De steekproefomvang was in de eerste meting in juli 2003 320. Vanaf de tweede meting in september 2003 tot aan november 2005 is dit aantal op 400 gesteld. De gewenste steekproefomvang in Februari 2006 betrof 800 werknemers. Bij deze steekproefomvang kunnen er met voldoende nauwkeurigheid uitspraken worden gedaan over de belangrijkste subgroepen binnen de steekproef. Aan de zestiende meting hebben 863 mensen meegewerkt. De steekproeftrekking vindt plaats in BlauwNL, het online panel van Blauw Research. BlauwNL is eind 2005 gestart en telt op dit moment 25.000 panelleden waarvan reeds een groot aantal achtergrondkenmerken bekend is.
Verloop van het onderzoek en veldwerk
Om de validiteit van de indicatoren van de mobiliteitsindex te garanderen, is per indicator een drietal variabelen vastgesteld. Een verkennend kwalitatief onderzoek (n=23) voorafgaand aan de eerste meting heeft daarbij als leidraad gediend. Tevens had het kwalitatieve vooronderzoek ten doel eventueel nog bestaande onduidelijkheden in de formulering van de vragen weg te nemen. De juistheid van de onderzoeksmethodiek en vragenlijst is vervolgens beoordeeld en bevestigd door de onafhankelijke hoogleraar Prof. dr. E.A.G. Groenland, verbonden aan de Universiteit Nyenrode. In de tweede meting is besloten hieraan een aantal actuele vraagpunten toe te voegen, welke iedere meting een andere inhoud zullen hebben.
Nadat de vragenlijst online geprogrammeerd was, zijn mensen uitgenodigd mee te werken aan het onderzoek met behulp van een e-mail met een link naar de online vragenlijst. Na vijf dagen veldwerk is een reminder verstuurd. In totaal hebben 863 mensen, die aan de selectiecriteria voldeden, de vragenlijst volledig ingevuld. Het invullen van de vragenlijst duurde gemiddeld 12 minuten en kon geschieden van 3 tot en met 12 februari 2006. Blauw Research onderschrijft de ESOMAR/IKK codes voor het uitvoeren van het veldwerk.
Verwerking, analyse en indexopbouw
Na afloop van het veldwerk is het opgebouwde databestand gecontroleerd op validiteit en consistentie en vervolgens geschikt gemaakt voor statistische analyse. Voor de in dit rapport beschreven zestiende meting van februari 2006 is gewogen naar opleiding, leeftijd, geslacht en branche. De resultaten zijn geijkt naar cijfers van de Gouden Standaard (leeftijd, opleiding, geslacht) en het CBS (branche). Daar in voorgaande metingen de branche-verdeling en de verdeling over de opleidingscategorieën afweek van de gehanteerde verdeling voor de februari 2006 meting, zijn alle voorgaande metingen herwogen naar deze nieuwe verdelingen. Hierdoor wordt uitgesloten dat een ontwikkeling in de index een gevolg is van een afwijking in de steekproef.
De mobiliteitsindex wordt gevormd uit de verdeling van mensen die positief of negatief antwoorden op de vraag of men verwacht binnen nu en zes maanden daadwerkelijk hetzelfde of vergelijkbaar werk te doen bij een andere werkgever.
6 Verantwoording
19
Aan de index worden twee eisen gesteld. Ten eerste dient de index te reageren op ontwikkelingen in iedere antwoordcategorie. Daarnaast dient de index een redelijk verloop te hebben; bij in de toekomst te verwachten waarden dient de index geen extreem hoge of lage waarde aan te nemen. Om deze redenen is gebruik gemaakt van een gewicht voor iedere antwoordcategorie. Gewichten worden vaker gebruikt bij vergelijkbare intentievragen. Degenen die de vraag niet konden beantwoorden zijn in de index achterwege gelaten. De index wordt derhalve berekend zoals getoond in onderstaande tabel.
Ontwikkelingen in de index worden voorspeld uit een aantal variabelen. De verklarende rol van deze variabelen in de voorspelling van de mobiliteit van werknemers (en daarmee het gewicht) is door middel van twee analyses (chaid- en regressieanalyse) in kaart gebracht. De index wordt voorspeld uit vier variabelen: vertrouwen in het vinden van nieuw werk, de angst om ontslagen te worden, het op zoek zijn naar een nieuwe uitdaging en de tevredenheid met de huidige werkgever.
Resultaten
Onderhavig rapport is beschrijvend van aard en bestaat uit een management samenvatting en een beschrijving van de onderzoeksresultaten, grafisch ondersteund door grafieken. Bij de analyses is uitgegaan van een significantieniveau van 10 procent. Daar waar significante verschillen zijn gemeten is dit in de tekst weergegeven door middel van de toevoeging ‘(sign.)’. Als bijlagen zijn de tabellen met de resultaten op geaggregeerd niveau en uitgesplitst naar verschillende achtergrondvariabelen opgenomen. Bij uitsplitsingen naar opleiding is de volgende indeling aangehouden:
Laag= lager onderwijs en lager beroepsonderwijsMidden= middelbaar algemeen onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger algemeen onderwijsHoog= hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs.
% binnen nu en 6 maanden daadwerkelijk hetzelfde of vergelijkbaar werk bijandere werkgever
Juli 2003(1 meting)
Sept. 2003(2 meting)
Nov. 2003(3 meting)
Jan. 2004(4 meting)
Mrt. 2004(5 meting)
Mei. 2004(6 meting)
result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht
zeker wel' 6% 0,9 5,7% 7% 0,9 6,7% 7% 0,9 5,9% 5% 0,9 4,6% 5% 0,9 4,3% 8% 0,9 7,6%
waarschijnlijk wel' 18% 0,6 10,9% 17% 0,6 10,0% 15% 0,6 9,2% 17% 0,6 9,9% 14% 0,6 8,5% 16% 0,6 9,3%
waarschijnlijk niet' 31% 0,2 6,2% 37% 0,2 7,5% 41% 0,2 8,1% 43% 0,2 8,6% 39% 0,2 7,8% 45% 0,2 9,0%
zeker niet' 44% 0,1 4,4% 39% 0,1 3,9% 38% 0,1 3,8% 35% 0,1 3,5% 42% 0,1 4,2% 31% 0,1 3,1%
totaal 27,3% 28,0% 27,0% 26,7% 24,8% 29,0%
index 100 103 99 98 91 106
Juli 2004(7 meting)
Sept. 2004(8 meting)
Nov. 2004(9 meting)
Jan. 2005(10meting)
Mrt. 2005(11meting)
Mei 2005(12meting)
result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht
zeker wel' 9% 0,9 7,8% 4% 0,9 3,2% 5% 0,9 4,4% 7% 0,9 6,0% 6% 0,9 5,6% 6% 0,9 5,6%
waarschijnlijk wel' 15% 0,6 9,2% 20% 0,6 11,9% 14% 0,6 8,3% 15% 0,6 8,8% 16% 0,6 9,5% 16% 0,6 9,5%
waarschijnlijk niet' 36% 0,2 7,1% 43% 0,2 8,5% 44% 0,2 8,8% 42% 0,2 8,5% 41% 0,2 8,1% 41% 0,2 8,1%
zeker niet' 40% 0,1 4,0% 34% 0,1 3,4% 38% 0,1 3,8% 36% 0,1 3,6% 37% 0,1 3,7% 37% 0,1 3,7%
totaal 28,2% 27,0% 25,2% 26,9% 27,0% 27,0%
index 104 99 93 99 99 99
Juli 2005(13meting)
Sept 2005(14meting)
Nov 2005 (15meting)
Feb 2006 (16meting)
result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht
zeker wel' 7% 0,9 5,9% 7% 0,9 6,4% 6% 0,9 5,1% 6% 0,9 5,2%
waarschijnlijk wel' 14% 0,6 8,2% 16% 0,6 9,3% 12% 0,6 7,4% 16% 0,6 9,3%
waarschijnlijk niet' 38% 0,2 7,6% 37% 0,2 7,3% 42% 0,2 8,4% 41% 0,2 8,1%
zeker niet' 42% 0,1 4,2% 41% 0,1 4,1% 40% 0,1 4,0% 38% 0,1 3,8%
totaal 25,8% 27,1% 24,9% 26,4%
index 95 99 91 97