Upload
others
View
4
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Rapport audit onderwijs
ondersteuningsprofiel IVO
Naam onderwijsvoorziening: De Kleine Akkers
Datum bezoek: 22 augustus 2013
In opdracht van: SWV PO 30-04 Tilburg e.o.
Rapporteur: Ina Latuputty
M&O-groep, ‘s-Hertogenbosch
Augustus 2013
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 1
Inhoudsopgave
1. Inleiding .................................................................................................................... 2
2. De opbrengsten van het schoolbezoek ..................................................................... 4
2.1 Het onderwijsconcept .......................................................................................... 4
2.2 De voorzieningen op de vijf velden ...................................................................... 9
3. Grenzen en groeimogelijkheden van de school ....................................................... 14
3.1 Groeimogelijkheden en grenzen v.w.b. onderwijsconcept ................................. 14
3.2 Karakterisering van de voorzieningen op de vijf velden ..................................... 18
4. Tot slot .................................................................................................................... 22
Bijlage 1: Enkele landelijke kengetallen ...................................................................... 23
Bijlage 2: Speciale onderwijsondersteuning per schoolprofiel ..................................... 24
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 2
1. Inleiding
Uw school1 biedt onderwijsondersteuning aan leerlingen die speciale
onderwijsbehoeften hebben. Wanneer uw school tegen haar grenzen aanloopt, is er de
mogelijkheid om de leerling en zijn of haar ouders2 te verwijzen naar een andere
school, een school voor speciaal (basis)onderwijs.
Scholen verschillen in de onderwijsondersteuning die zij (kunnen) bieden. Uit
verwijsgedrag van scholen bijvoorbeeld blijkt dit heel duidelijk: een leerling waarbij de
ene school tegen de grenzen van haar onderwijsondersteuning aanloopt, kan op een
andere school zonder al te veel inspanning passend onderwijs krijgen. Soms is de
reden makkelijk aanwijsbaar: een school in een gebouw met veel trappen en weinig
ruimte is niet zomaar passend voor een leerling in een rolstoel. Maar meestal is het
lastiger om aan te geven wanneer een leerling niet, en wanneer wel, op de school
terecht kan.
Zowel voor de school zelf, als voor ouders en voor de bovenschoolse organisatie die
het bovenschoolse netwerk van ondersteuningsvoorzieningen inricht (schoolbestuur,
samenwerkingsverband po, regionaal netwerk Passend Onderwijs), is het van belang
te weten waar de school staat voor wat betreft de onderwijsondersteuning en wat
mogelijkheden zijn om de onderwijsondersteuning te versterken en eventueel uit te
breiden.
In de audit is gekeken naar de ‘match’ tussen de onderwijsbehoeften3 van de
leerlingen uit het voedingsgebied van de school met het onderwijsaanbod van de
school. Deze match tussen vraag en aanbod is in kaart gebracht in termen van
kenmerken van het ondersteuningsaanbod, van de school dus.
Het profiel van het ondersteuningsaanbod van een reguliere school wordt bepaald
door:
de mate waarin het onderwijsconcept bijdraagt aan het zich geaccepteerd voelen
van de leerling met speciale onderwijsbehoeften;
de positie op vijf velden van onderwijsbehoefte:
1. de hoeveelheid aandacht/handen in de groep;
2. speciale onderwijsmaterialen;
3. de ruimtelijke omgeving;
4. expertise;
5. samenwerking met externe instanties die zich ook met de ondersteuning
voor het kind bezighouden.
1 Waar in dit rapport kortheidshalve staat ‘school’ wordt steeds bedoeld ‘school of andere eenheid van
onderwijsondersteuning’. 2 Waar in dit rapport kortheidshalve staat ´ouders´ wordt steeds bedoeld ´ouders of verzorgers´. 3 De onderwijsbehoefte is de instructie en ondersteuning die de leerling in de onderwijssituatie nodig heeft
om een volgende stap te kunnen maken in het eigen proces van cognitieve en sociaal-emotionele
ontwikkeling.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 3
Informatie over deze kenmerken is verzameld door:
een documentenanalyse (schoolplan, schoolgids, inspectierapport, website);
een half gestructureerd interview/gesprek, het gesprek is gevoerd met: Roel
Paridaans (directeur), Engelbert Zoontjes (intern begeleider en leerkracht) en Astrid
Pragt (ouder/voorzitter MR);
half gestructureerde observaties in de stamgroepen 1-2, 3-4-5, 6-7-8, met name ter
ondersteuning van de bevindingen over het gehanteerde onderwijsconcept en het
daarbij horende klassenmanagement;
een gesprek met een gedeelte van het schoolteam waarin de opvattingen rond en
het draagvlak voor het onderwijs aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeften
aan de orde komt.
In het gesprek met het schoolteam zijn de eerste indrukken vanuit het interview en de
observaties verwerkt.
In dit rapport doen wij verslag van onze bevindingen. Wij wijzen er op dat de
informatieverzameling weliswaar uitgebreid en veelzijdig was, maar beperkt is door het
karakter van een momentopname.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 4
2. De opbrengsten van het schoolbezoek
2.1 Het onderwijsconcept
Korte karakterisering van de school
Jenaplanschool De Kleine Akkers is een kleine school (116 leerlingen) gelegen midden
in Goirle. De school is zowel een buurt- als een regioschool. De helft van de leerlingen
komen uit de wijk en de andere leerlingen komen uit de regio (heel Goirle, Riel, Alphen,
Tilburg en Poppel). Ouders kiezen om diverse redenen bewust voor deze school
vanwege het Jenaplanconcept, de kleinschaligheid, de buurtschool en de onderlinge
sfeer.
De school heeft een continurooster en zij werkt volgens het Jenaplanprincipe en is
aangesloten bij de Nederlandse Jenaplanvereniging. De Kleine Akkers heeft drie
stamgroepen, te weten de onderbouw (groep 1-2), de middenbouw (2 groepen 3-4-5)
en de bovenbouw (2 groepen 6-7-8). De groepsgrootte varieert tussen de 15 en 20
leerlingen per stamgroep. De school heeft de intentie om tot maximaal 25 leerlingen
per stamgroep te groeien waardoor de kleinschaligheid en aandacht voor alle
leerlingen wordt gewaarborgd. De Kleine Akkers stelt het kind centraal als een uniek
individu. Binnen de mogelijkheden van de school biedt het team een zo optimaal
mogelijke begeleiding aan elke leerling.
Sinds mei 2010 zijn de teamleden en de leerlingen gehuisvest in het nieuwe
schoolgebouw. Op deze locatie is de school al vele jaren gevestigd.
In hoeverre heeft de school te maken met verschillen tussen leerlingen?
Naar schatting van de geïnterviewde medewerkers is het niveau van leren over het
geheel van de school op het landelijk gemiddelde niveau van de Cito score (gemiddeld
Cito B laag - C). De afgelopen jaren is er een stijgende lijn op het niveau van leren.
Binnen de groep is er sprake van een grote spreiding van het niveau van leren. Dit is
inherent aan het Jenaplanprincipe, omdat binnen een stamgroep twee of drie groepen
participeren. De laatste paar jaren is te zien dat de opbrengsten van het leerniveau
hoger is en op dit moment nog steeds in een stijgende lijn is. De school heeft hard
gewerkt aan opbrengstgericht werken en scoort op dit onderdeel volgens het
inspectierapport voldoende. Het team is bijzonder trots op dit resultaat.
Enkele vragen in het interview richtten zich op de leerlingen die vanwege hun gedrag
zodanig speciale aandacht nodig hebben, dat dit structureel extra inzet vraagt van de
leerkracht. De schatting van het aantal van deze leerlingen is hoog. Voorheen was dit
aantal zelfs zeer hoog.
De aandacht die op gedrag gevraagd wordt richt zich vooral op het begrenzen van
gedrag, inzicht krijgen op eigen gedrag en op anderen, het stimuleren tot activiteit en
taakgericht werken. De school heeft de beschikking tot een time-outplek buiten de klas.
Momenteel wordt er weinig gebruik van gemaakt voor leerlingen met externaliserend
gedrag. De leerkrachten zijn door ervaring veel beter in staat het gedrag binnen de klas
te begrenzen. Zij begeleiden leerlingen hierin en zij leren hen verantwoordelijkheid te
dragen voor hun eigen gedrag. Tijdens de klassenbezoeken is opgemerkt dat dit
leerkrachtgedrag behoort tot de routine binnen de school. De leerkrachten
complimenteren de leerlingen veelvuldig en het geven van correcties is beperkt.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 5
In plaats daarvan stellen leerkrachten een vraag of maken zij opmerking die leerlingen
stimuleren en uitdagen gewenst gedrag te vertonen.
De culturele en taalachtergrond van de leerlingen is nagenoeg homogeen. De
meeste leerlingen zijn van autochtone afkomst. Een enkele leerling komt uit Irak,
Aruba, België en er zijn twee Spaanstalige leerlingen.
De sociaaleconomische achtergrond van de leerlingen wordt gekenmerkt door zowel
lage, gemiddelde als hoge opleiding van de ouders.
Twee leerlingen hebben een leerlingengewicht van 0,3. Er zijn geen leerlingen met een
gewicht van 1,2.
Hiermee heeft 1,7 procent leerlingen een gewicht, landelijk is dit 12,8 procent.
De aantallen ‘rugzakjes’ op de school zijn als volgt:
2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013
Blinden en slechtzienden - - - -
Communicatieve
beperkingen
- - - -
Lichamelijke en
verstandelijke beperkingen
2 1 1 1
Gedragsproblemen en
psychiatrische stoornissen
4 8 8 6
okt. 2010 okt. 2011 okt. 2012 okt. 2013
Aantal zittenblijvers 2 2 4 3
Er zijn 7 leerlingen op De Kleine Akkers met een ‘rugzakje’: 1 leerling vanuit cluster 3
en 6 leerlingen vanuit cluster 4. In vergelijking met het landelijk beeld is dit zeer ruim
(6% tegenover 1% landelijk). Daarnaast zijn bij ongeveer 20% van alle leerlingen met
specifieke ondersteuningsbehoeften waar geen LGF voor is aangevraagd een
onderzoek, observatie en/of interventie verricht door o.a. GGZ, SMW, Bureau Vroeg,
BJZ. Deze leerlingen hebben te maken met problematiek en/of kenmerken op het
gebied van een benedengemiddeld of hoog IQ, spraak-taal, externaliserend gedrag,
DCD, angststoornis, autisme spectrum stoornis, NLD, reactieve hechtingsstoornis,
dyscalculie en dyslexie.
Over het geheel genomen, is de leerlingenpopulatie van De Kleine Akkers te
karakteriseren als relatief sterk heterogeen (in vergelijking met Nederlandse scholen in
het algemeen).
Hoe wordt binnen de school op speciale onderwijsbehoeften gereageerd?
De leerlingen die speciale aandacht nodig hebben krijgen dit vooral:
met individuele aandacht geïntegreerd in de groepsaanpak
met individuele aandacht, in een andere ruimte dan de groep (RT-er, IB-er,
ondersteuning dyslexie)
met individuele aandacht, in dezelfde ruimte, maar apart van de groep (hulpronde)
met groepsaandacht in homogene subgroepen (niveaugroepen)
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 6
De Kleine Akkers heeft als uitgangspunt individuele aandacht binnen de stamgroep te
geven. De school differentieert op niveau, tempo en interesse en houdt rekening met
leerlingen visueel en/of auditief zijn ingesteld. Leerlingen werken zowel individueel als
samen in een groep. Afhankelijk van de leerkracht differentieert men in enige mate op
leerstijl.
Bij de aanname van leerlingen met LGF of een speciale onderwijsbehoefte, worden de
leerlingen op grond van de volgende afwegingen verdeeld over de groepen:
Volgorde
van
afweging
1. De speciale behoefte van de leerling.
2. De onderwijsondersteuning expertise van de leerkracht.
3. De vraag van de ouders.
4. De limitering van aantallen leerlingen met LGF per groep.
De school zal altijd de zorgvraag bij de school van herkomst inventariseren en binnen
het team overleggen of de leerkracht de leerling kan begeleiden in zijn of haar speciale
onderwijs- en ondersteuningsbehoeften.
In de volgende tabel staat per regel een dimensie weergegeven, met links en rechts de
uitersten op de dimensie. Tijdens het interview is gevraagd aan te geven waar de
school staat: duidelijk links, enigszins links, enigszins rechts, duidelijk rechts. Gevraagd
werd om globaal te kijken naar de school en zo mogelijk een duidelijke richting aan te
geven.
Onderwijsconcept
Jenaplanschool De Kleine Akkers
1 2 3 4
Overdragen van kennis Zelf ontdekken
Kennis verwerven Werken met kennis
Klassikaal leren Individueel en groepsleren
Sturing van het leren door de lkr 4 Kinderen sturen eigen leren
Alle leerlingen op bepaald
basisniveau brengen
Maximale uit elke leerling halen
Leerstof bepaalt de leerweg
Beginsituatie van de leerling
bepaalt de leerweg
Nadruk op gestructureerde
opdrachten
5 6 Nadruk op vrije opdrachten
Beoordeling van prestaties o.b.v.
gelijke normering
Beoordeling van leervorderingen
o.b.v. beginsituatie van leerlingen
Beoordeling door de leerkracht Zelfbeoordeling door de leerling
Evaluatie onderwijs o.b.v.
leervorderingen groep
Evaluatie onderwijs o.b.v.
leervorderingen individuele leerling
Evaluatie onderwijs door de lkr Evaluatie samen met leerlingen
Zoals gezegd werkt De Kleine Akkers volgens het Jenaplanprincipe waarbij ieder kind
uniek is en de mogelijkheid krijgt zich te ontwikkelen tot een individu in de
maatschappij. Leerlingen worden actief betrokken in het onderwijsleerproces.
4 geldt voor een aantal leerlingen 5 geldt voor de cognitieve vakken 6 geldt voor de creatieve vakken en wereldoriëntatie
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 7
In de onderbouw gebruiken de leerlingen het planbord en in de midden- en bovenbouw
een weektaak. Er is sprake van zelfontdekkend leren met een kanttekening voor het
vak wereldoriëntatie. Het team wil ook voor dit vakgebied de leerlingen uitdagen tot
zelfontdekkend leren. De leerlingen werken met kennis, hoewel de mate waarin dit
verschilt bij de leerkrachten. De school is gericht op individueel en groepsleren,
conform het Jenaplanconcept. Leerlingen met een benedengemiddelde intelligentie
krijgen de minimale leerstof, methoden worden uitgekleed en de leerling krijgt een
ander verwerkingsblad. Meer- en hoogbegaafde leerlingen krijgen extra aandacht en
begeleiding m.b.t. instructie en werk op maat. In het interview wordt aangegeven dat
de school zich ervan bewust is dit nog op een meer structurele wijze aan te bieden. Er
wordt gedifferentieerd op leerstof, niveau, tempo, aanpak en interesse. Bij
samenwerken houdt men rekening met de samenstelling van de leerlingen. In veel
mindere mate wordt gedifferentieerd volgens de meervoudige intelligentie (Gardner).
De leerling stuurt zijn eigen leren. Samen met de leerkracht bepaalt de leerling het doel
Verwachtingen worden van tevoren uitgesproken. De wens van de school is dat alle
leerlingen maximaal zijn eigen leren construeert. De leerkrachten zijn erop gericht het
maximale uit de leerling te halen in de breedste zin. Hiervoor schrijft de leerkracht
individuele en groepshandelingsplannen waarin doelen zijn beschreven. De
beginsituatie van de leerling bepaalt de leerweg. De nadruk ligt op vrije opdrachten
voor de creatieve vakken en in mindere mate voor de cognitieve vakken en
wereldoriëntatie.
Op basis van de beginsituatie van de leerling worden de leervorderingen bepaald. De
vaardigheidscore geeft aan wanneer er reden is voor interventie. Dit geldt voor alle
leerlingen functionerend op elk leerniveau.
De leerling beoordeelt zichzelf. De leerkracht voert kindgesprekken, echter deze zijn
niet structureel ingepland. Bij zorgleerlingen is de leerkracht eerder geneigd een
kindgesprek te voeren. De beoordeling is niet zichtbaar in een rapportage. De leerling
werkt niet met een portfolio.
Het onderwijs wordt geëvalueerd op basis van zowel de leervorderingen van de groep
als de individuele leerling. De school maakt trendanalyses. Om de twee jaar is er een
tevredenheidsonderzoek onder leerlingen, ouders en leerkrachten. Deze wordt
besproken met leerlingen uit groep 5, 6, 7 en 8. Tevens is er een veiligheidsonderzoek.
De school is laagdrempelig. Ouders lopen gemakkelijk de school binnen met hun
vragen en zij delen hun opmerkingen met het schoolteam op een informele manier. Dit
is inherent aan het kenmerk van een kleine school. Daarnaast maken ouders ook via
de MR hun standpunten t.a.v. het onderwijs kenbaar.
Hoe wordt de continuïteit van de onderwijsondersteuning voor elke leerling verzekerd?
Het ‘eigenaarschap’ van de onderwijsondersteuning
De groepsleerkracht is verantwoordelijk voor de onderwijsondersteuning van alle
leerlingen in zijn of haar groep. De leerkracht signaleert, analyseert, schrijft handelings-
en groepsplannen en biedt de ondersteuning in de groep.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 8
De plannen zien er overzichtelijk uit en bevatten de benodigde relevante
leerlinggegevens, zoals de positieve en stimulerende factoren en de
onderwijsbehoeften van de leerling omschreven a.d.h.v. de Groslijst
Onderwijsbehoeften.
In het leerlingdossier vermeldt de leerkracht wat de leerling nodig heeft m.b.t.
medische handelingen. De school heeft hiervoor geen protocol opgesteld. De lijnen zijn
in de kleine school zeer kort en informatie hierover wordt mondeling doorgegeven.
De taken van de interne begeleiding
De IB-er coördineert de zorg. Leerkrachten kunnen bij hem terecht voor collegiale
consultatie, hij begeleidt de leerkrachten in het plannen en uitvoeren van
onderwijsondersteuning in de klas en hij coacht hen indien nodig. In sommige gevallen
treedt de IB-er in contact met een individuele leerling en voert gesprekken.
De IB-er geeft RT aan een individuele leerling of een groepje leerlingen. Eén dag in de
week geeft hij les aan één van de klassen.
De IB-er is belast met het aanvragen voor een leerlinggebonden financiering.
De school participeert in het IB-netwerk van het samenwerkingsverband en binnen het
bestuur. Laatstgenoemde IB-netwerk functioneert beter, omdat dit in combinatie is met
het directeurenoverleg.
Het gebruik van leerlingvolgsystemen voor leren en voor de sociaal-emotionele
ontwikkeling
Het Cito leerlingvolgsysteem wordt gebruikt om de leervorderingen in kaart te brengen.
De school maakt trendanalyses en kijkt naar de vaardigheidsscores van de leerling.
Elke leerling wordt m.b.t. de leerprestatie gevolgd en ondersteund, ook wanneer de
meerbegaafde leerling zich minder ontwikkelt dan verwacht.
De school heeft een dyslexieprotocol. Er zijn zeven leerlingen met dyslexie. Zij krijgen
een intensieve begeleiding m.b.v. diverse methoden (o.a. Connect woord en klank,
Ralfi lezen). In het handelingsplan worden doelen en aanbod beschreven. Vanaf groep
5/6 werken de leerling met Kurzweil. Een protocol voor dyscalculie is niet aanwezig.
Twee leerlingen hebben dyscalculie. Hulp wordt geboden door de basisbegrippen aan
te leren, uit te gaan van leerlijnen, het geven van extra tijd en extra begeleiding.
Binnenkort zal de school de Sociale Competentie ObservatieLijst (SCOL) invoeren, het
leerlingvolgsysteem voor sociale competentie.
De procesbewaking gedurende het schooljaar en over de schooljaren heen
De school werkt volgens de 1-zorgroute waardoor het onderwijs wordt afgestemd op
de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Het handelingsgericht en planmatig werken
(PDCA-cyclus) heeft geleid tot het vergroten van opbrengstgericht werken en is
daarmee een grote verbetering van het onderwijs op De Kleine Akkers. Dit proces
wordt bewaakt door de directeur en de IB-er.
Per schooljaar houdt de intern begeleider drie groepsbesprekingen met de leerkracht,
gevolgd door een klassenbezoek. Voorafgaand aan de groepsbespreking krijgt elke
klas een bliksembezoek . De leerkrachten kunnen de IB-er consulteren m.b.t. het
pedagogisch en didactisch handelen in de klas.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 9
De rol van ouders en de mate van betrokkenheid
De wijze waarop ouders worden geïnformeerd (mate van betrokkenheid/partnerschap):
Ouders voelen zich betrokken bij de school. De school is laagdrempelig. Ouders lopen
gemakkelijk de school binnen met hun vragen en opmerkingen en zij delen dit met het
schoolteam vaak op een informele manier. Volgens het team is dit inherent aan het
kenmerk van een kleine school. Daarnaast maken ouders ook via de MR hun
standpunten t.a.v. het onderwijs kenbaar. Sommige ouders willen meer betrokken
worden bij het schoolontwikkelingsplan.
Ouders van zorgleerlingen worden op de hoogte gesteld m.b.t. de zorgvraag. Samen
met de leerkracht en de ambulant begeleider bespreken zij de hulpvragen en bepalen
zij de ondersteuningsbehoeften. De doelen en interventies worden in het handelings-
plan vastgelegd en geëvalueerd.
De school in haar netwerk
Deling voedingsgebied met andere scholen
De Kleine Akkers deelt het voedingsgebied met zes andere scholen in Goirle.
Verhoudingsgewijs heeft de school veel meer leerlingen met speciale
ondersteuningsbehoeften dan de andere scholen. De oorzaak hiervan is dat het
onderwijs anders is georganiseerd en er meer rust en structuur wordt geboden.
De begeleiding vanuit het samenwerkingsverband en/of vanuit andere instanties
De school werkt samen met diverse instanties. Met het SMW en de revalidatiekliniek
heeft de school een gemeenschappelijk handelingsplan voor de leerling.
De school is tevreden over de ambulante begeleiders. De expertise van de AB-er
vanuit het SBO en de REC-school wordt ingevlogen als de school er om vraagt.
De verwijzingen naar sbo en so en de contacten met andere scholen:
1 okt. 2010 1 okt. 2011 1 okt. 2012 1 okt. 2013
Verwijzingen SBO 2 2 1 0
Verwijzingen SO cluster 1 0 0 0 0
Verwijzingen SO cluster 2 0 0 0 0
Verwijzingen SO cluster 3 1 0 0 0
Verwijzingen SO cluster 4 1 3 2 0
De extra ondersteuning voor leerlingen wordt georganiseerd in de keten school –
schoolbestuur – samenwerkingsverband. In het interview is gevraagd naar waar de
sturing ligt van de (inrichting van) de extra ondersteuning. De school heeft de wens dat
in de toekomst hulp op afroep beschikbaar is voor de leerlingen en het team. Het
schoolteam geeft aan dat zij vanuit het Jenaplanconcept in staat is goed om te gaan
met diversiteit.
2.2 De voorzieningen op de vijf velden
Wij beschrijven hier de voorzieningen van de school tegen de achtergrond van alle
mogelijke voorzieningen die op dit moment op scholen, van wat voor soort dan ook,
bestaan. In de praktijk heeft geen enkele school alle voorzieningen.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 10
Van reguliere scholen kan, in de huidige verdeling van mensen en middelen onder de
schoolsoorten, verwacht worden dat zij maar beperkt kunnen ‘scoren’ op deze velden
van ondersteuningsvoorzieningen. De basisvoorzieningen die elke reguliere school
heeft uitgaande van een minimale rijksbekostiging, veronderstellen we aanwezig, en
vermelden we dus niet.
Bij de flexibilisering van waar en hoe de ‘extra’ mensen en middelen vanuit
ondersteuningsbekostiging worden ingezet, is het interessant na te gaan waar voor
een school groeimogelijkheden liggen, en waar de grenzen zijn.
Veld 1: de hoeveelheid aandacht/handen in de klas
Dit veld gaat over de hoeveelheid aandacht, uitgedrukt in beschikbare menskracht
(‘handen’) bij het lesgeven in de klas. We tellen de uren die feitelijk beschikbaar zijn
voor leerlingen.
Groep Functionaris(sen) Aantal uren per week Aantal betrokken lln.
4 (lezen) RT/IB, ouder 2 5
5 (lezen) LIO-er, ouder 1 3
5 (lezen) RT/IB 40 minuten 1 (cluster 3 leerling)
6-7 (lezen) leesouder 40 minuten 4
8 RT 40 minuten 1 (cluster 4 leerling)
4 en 5 (rekenen) IB 1,5 3
7 (rekenen) IB 1,5 4
5 (spelling) RT 50 minuten 2
7 (spelling) RT 0,5 4
LGF-leerlingen RT 1 2 (clusterleerlingen)
In totaal geeft de school ongeveer 10 uur extra begeleiding per week in de klas. Dit is 2
uur per week per klas gemiddeld.
De school maakt echter de keus om de extra handen in de klas in te zetten in de meest
kwetsbare periode van het leerproces groep 3/4/5. Daar hebben zij ongeveer 8 uur
extra ondersteuning op staan.
Daarnaast kiest de school ervoor om kleine groepen te formeren. Zij hebben 117
leerlingen en 6 groepen, dat is gemiddeld 19 leerlingen per groep. Wanneer zij met
deze bezetting 5 groepen hadden gemaakt, dan hadden zij 25 uur begeleiding extra
binnen de groep gehad.
Veld 2: de onderwijsmaterialen
We kijken bij dit veld alleen naar specifieke materialen voor leerlingen met speciale
onderwijsbehoeften. We laten de materialen die bijna op elke school te vinden zijn
buiten beschouwing en maken dus geen opsomming van de orthotheek. Ook kunnen
we in de audit niet nagaan in welke mate materialen daadwerkelijk gebruikt worden.
De Kleine Akkers heeft het volgende beschikbaar:
Met speciale didactische kenmerken:
Alternatieve methodes, nl. Kurzweil
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 11
Met speciale pedagogisch/psychologische kenmerken:
Materialen voor begrip van sociale interactie, nl. Tim en Flapoor, Kids Skills
In verband met kindspecifieke fysieke belemmeringen zijn beschikbaar:
aangepast meubilair (stoel, tafel), leesstandaard, laptop, wiebelkussen.
Veld 3: de ruimtelijke omgeving
Sinds mei 2010 zijn de teamleden en de leerlingen gehuisvest in het nieuwe
schoolgebouw. Op deze locatie is de school al vele jaren gevestigd. De school heeft
alle ruimten op de begane grond plus een extra kleine ruimte en RT-kamer op de
eerste verdieping die bereikbaar is met een lift. Het gebouw oogt ruim, licht en modern.
Er is een open ruimte met een podium, keuken en ontmoetings-/vergaderruimte voor
het team. Twee aparte werkruimten worden gebruikt door de directeur en de IB-er.
Voorts is er een een speel-/gymlokaal en heeft de school zes klaslokalen tot zijn
beschikking. Hiervan zijn steeds twee lokalen geschakeld middels een kleine tussen-
ruimte waar leerlingen individueel of in een groepje kunnen (samen)werken. De
tussenruimte schakelt de twee midden- of de twee bovenbouwgroepen. De school
heeft de mogelijkheid om te groeien in leerlingenaantal en heeft hiervoor nog een
klaslokaal beschikbaar. Deze wordt momenteel voor diverse doeleinden gebruikt.
Het schoolplein voorziet in een aantal spelmaterialen zoals een groot speelhuis met
klim- en klautermogelijkheden waar veel leerlingen tegelijkertijd op kunnen spelen, een
tafeltennistafel, baskets en kleine voetbalgoaltjes. Daarnaast is er een knikkerpot en
hinkelbaan.
Voor speciale bewegingsbehoeften
rolstoeltoegankelijkheid
time-out ruimte
extra grootte van de lokalen, gangen en speelruimten
Voor verzorging
verzorgingsruimte
revalidatieruimte
rustruimte
Voor speciale leerbehoeften
speel-/gymlokaal
keuken (voor leerlingen)
De school heeft ook een 1e verdieping, met lift bereikbaar. Op deze verdieping bevindt
zich een grote ruimte 8x8 meter voorzien van meubilair. Hier wordt door zowel
leerlingen als het team gebruik van gemaakt.
Er bevindt zich op deze verdieping ook nog een RT-kamer. Hierin staan 8 leerlingsetjes
en deze ruimte wordt vooral ingezet voor begeleiding van kleine groepjes o.l.v. de
RT-er.
Veld 4: de expertise
We onderscheiden teamexpertise en specialistische expertise. Met teamexpertise
wordt gedoeld op kennis en ervaring die geïntegreerd is in de teamaanpak en
geïnternaliseerd in het handelen van alle medewerkers.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 12
Geïntegreerd in de teamaanpak en geïnternaliseerd in het handelen van alle
medewerkers is aanwezig:
kennis over opvattingen en aanpakken in de onderwijszorg (handelingsgericht werken,
werken met leerlijnen, onderwijsconcepten gebaseerd op onderwijsbehoeften van
leerlingen zoals coöperatief leren)
een teamaanpak op gedrag (afspraken op papier en werkend in de praktijk)
competenties om ouders als partner te betrekken bij de onderwijsondersteuning voor
hun kind.
De leerkrachten hebben veel ervaring op het gebied van gedragsproblemen. Uit de
observaties blijkt dat leerkrachten pedagogisch handelen volgens eenduidige routines.
Leerkrachten complimenteren leerlingen veelvuldig en waar nodig corrigeert de leerkracht
om gedrag te begrenzen. Vaak wordt een vraag gesteld aan een leerling, zodat de leerling
bewust wordt van en reflecteert op zijn eigen gedrag. Op deze wijze leert de leerling
verantwoordelijkheid te dragen voor eigen gedrag.
Nog niet in de volle breedte aanwezig is:
Kennis over onderwijszorgvoorzieningen rond de school en in de regio
Een tweede vorm van expertise is de specifieke, bij één of meer collega’s of partners
aanwezige expertise. Deze specialistische expertise kan soms, kortdurend, nodig zijn.
Binnen het team is een taal- en rekencoördinator aanwezig.
De beschikbaarheid van expertise (gecertificeerd) op specifieke gebieden is bij De
Kleine Akkers als volgt:
De school heeft een contract met de pab vanuit cluster 4 waarin zij hebben
afgesproken om hun expertise op afroep te kunnen inzetten wanneer dit om
teamscholing, leerling- of groepsbegeleiding gaat. Zij hebben expertise op veel
gebieden in huis waar het schoolteam gebruik van kan maken.
Binnenschools
Buitenschools
snel toegankelijk
Expertiseveld
nee nee Visuele beperkingen
nee ja Auditieve beperkingen
nee ja Spraakmoeilijkheden en taalstoornissen
ja ja Verstandelijke beperkingen
ja ja Motorische beperkingen
nee ja Beperkingen door chronische ziektes
ja ja Autisme Spectrum Stoornissen (ASS)
ja ja ADHD en ADD
nee ja Angst- en hechtingsstoornissen
nee ja Overige psychiatrische aandoeningen
ja ja Gedragsproblemen
ja ja Dyslexie
nee ja Onderwijsachterstanden andere culturen
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 13
Er zijn 6 rugzakken cluster 4 op school en door goed met deze uren om te gaan blijft er
voldoende ruimte over om de overgebleven uren op een andere manier in te zetten.
Concreet voorbeeld is een onlangs overgeplaatste leerling met gedragsproblemen. De
school heeft de pab hiervoor ingeschakeld waardoor de juiste handvatten werden
verkregen en daardoor op de juiste manier met deze leerling kon worden gestart. Het
schoolteam kan deze expertise dus zowel binnen de school als binnen de klas
inzetten.
Veld 5: de samenwerking met andere instanties
nooit sporadisch regelmatig vaak gemeen-
schappelijk
handelings-
plan
SMW
Bureau Jeugdzorg
GGD
GGZ
MEE
Kinderziekenhuis
Revalidatiekliniek
Justitiële inrichting
KDC
MKD
Gemeente
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 14
3. Grenzen en groeimogelijkheden van de school
3.1 Groeimogelijkheden en grenzen v.w.b. onderwijsconcept
Een basis voor onderwijs aan kinderen met diverse onderwijsbehoeften wordt gelegd
door het onderwijsconcept van de school. Op het gebied van de diversiteit zijn twee
kenmerken van het onderwijsconcept bepalend: het draagvlak binnen het team, en de
mate waarin de lesstof dan wel de individuele onderwijsbehoefte van de leerling
uitgangspunt van het lesprogramma is. Dit laatste kenmerk kan worden gezien als een
dimensie van methodegestuurd naar leerlinggestuurd.
Aan het ene uiterste van die dimensie staan de scholen die bijna de volledige lestijd de
methode als leidraad hanteren7. Leerlingen die onvoldoende uit de weg kunnen met de
standaardmethode krijgen herhalingsstof, extra instructie of verdiepingsstof – zoals die
binnen de methode is gegeven. Het gemiddelde niveau en tempo van de
standaardmethode is maatgevend. Scholen die dit concept welbewust hanteren zijn
vaak van opvatting dat ‘een leerling bij de groep houden’ betekent dat de leerkracht zijn
of haar uiterste best doet om de zwakkere leerling voor wat betreft zijn of haar
prestaties zoveel mogelijk bij de gemiddelde groep aan te laten haken.
Het andere uiteinde van de dimensie wordt bezet door scholen die hun
onderwijsconcept afstemmen op de specifieke groep die op dat moment de klas vormt.
De start ligt bij de individuele onderwijsbehoeften van leerlingen met hun individuele
ontwikkelings- en leerlijnen. Het overzicht van die lijnen in de groep geeft mogelijkheid
tot het bundelen van de leerlijnen waar deze (bijna) samenvallen. De instructieplanning
wordt afgestemd op deze gebundelde leerlijnen. De werkvormen in de groep zijn vaak
heterogeen, waardoor ‘een leerling bij de groep houden’ hier een gelijke betekenis
heeft voor elke leerling. Bij een dergelijk concept worden veelal ook
standaardmethoden en methodegebonden toetsen gebruikt, maar dan als middel
zonder dat zij direct het didactisch en pedagogisch handelen sturen.
Alle scholen hebben te maken met verschillen tussen kinderen. Relevant voor Passend
Onderwijs zijn verschillen tussen leerlingen op het gebied van:
leercompetenties
leerstijlen
gedragscompetenties
gedragsstijlen
culturele achtergronden
gezinsachtergronden
Van een extra vergroting van de range van onderwijsbehoeften in een klas is sprake bij
combinatieklassen.
7 Onderzoek van de SLO wijst uit dat gemiddeld ongeveer tweederde van de lestijd op Nederlandse
scholen met gebruik van standaardmethoden les wordt gegeven.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 15
Leerkrachten op scholen die vooral methodegestuurd werken, rekken naarmate er
meer verschillende kinderen in hun klas zitten, de mogelijkheden van hun
onderwijsaanbod steeds verder op.
Manieren om binnen het methodegestuurde concept onderwijs te bieden aan leerlingen
met verschillende onderwijsbehoeften zijn o.a.:
het groeperen van handelingsplannen;
het werken in niveaugroepen;
zelfstandig werken;
vergroting van de expertise van de leerkracht;
incidentele toepassing van vormen van leren in heterogene groepen;
de keuze van methodes die heel veel ruimte bieden voor gedifferentieerd werken.
Omdat het uitgangspunt van de les bepaald is door de centrale aanpak van de
methode, betekent elke nieuwe onderwijsbehoefte een extra aanpassing bij die
aanpak. Wanneer veel aanpassingen nodig zijn, beleeft de leerkracht dit vaak als een
stapeling van taken, en daarmee als een toenemende belasting. Soms uit zich dit door
de behoefte van de leerkracht aan steeds meer orde en rust in de klas, om de controle
te kunnen houden over alle verschillende activiteiten die gelijktijdig plaatsvinden. Met
het toenemen van de organisatorische belasting van de leerkracht, blijft er minder tijd
en energie over voor het ter plekke inspelen op specifieke behoeften van leerlingen op
het moment dat die zich aandienen.
Het methodegestuurde onderwijsconcept is begrensd in haar capaciteit om kinderen
met andere onderwijsbehoeften op te nemen.
In het volgende schema wordt het onderwijsconcept van Jenaplanschool De Kleine
Akkers weergegeven in de relatie tussen de mate waarin de lesmethode sturend is en
de mate waarin diversiteit van leerlingen opgevangen kan worden.
De gebogen lijn geeft van links naar rechts een mogelijk model van de ontwikkeling
van een onderwijsconcept, startend bij het leerstofjaarklassensysteem met een strakke
hantering van standaardmethoden. Via het oprekken van de methodegestuurde
aanpak toont het model een omslag in de aanpak naar het starten van de lesinhoud bij
de individuele onderwijsbehoeften van de leerlingen in de klas.
Let wel: de richting van links naar rechts geeft alleen een wenselijke richting aan
wanneer:
De school meer ruimte wil bieden aan de bestaande diversiteit onder de leerlingen.
De school meer leerlingen met speciale onderwijsbehoeften onderwijs wil kunnen
bieden.
De leerlingpopulatie van de school steeds meer divers wordt.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 16
Scholen bevinden zich ergens op of onder de gebogen lijn.
Jenaplanschool De Kleine Akkers bevindt zich op positie: ■
Toelichting: Het schoolteam stelt de leerling centraal. De leerkracht is verantwoordelijk
voor de onderwijsondersteuning en voert deze ook uit in de klas en kan desgewenst de
IB-er consulteren. Het team is in staat diversiteit op te vangen en de methodesturing
daarbij los te laten.
Zoals in de inleiding gezegd hebben wij geen opvatting over de wenselijkheid van de
positie van de school: een school kan sterk onderwijs bieden naar tevredenheid van
alle betrokkenen op elke positie van de grafiek. De volgende suggesties als
groeimogelijkheden en grenzen geven wij voor het geval dat de school wil groeien naar
een breder profiel in de zin dat meer verschillen tussen leerlingen mogelijk zijn.
Groeimogelijkheden voor De Kleine Akkers voor wat betreft het onderwijsconcept:
De school heeft een groot aantal leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Het
team heeft een juiste attitude als het gaat om positieve benadering naar deze
leerlingen. Kennis en ervaring voor wat betreft cluster III en cluster IV-problematiek
is deels aanwezig, echter nog niet bij alle leerkrachten gecertificeerd. De directie
kan de teamleden motiveren en de gelegenheid geven zich te scholen, waardoor
nog beter kan worden ingespeeld op de ondersteuningsbehoeften van alle
voorkomende leerstoornissen, psychiatrische stoornissen, gedragsproblemen of
comorbiditeit.
De school gaat de Sociale Competentie ObservatieLijst (SCOL) invoeren. Het team
kan vervolgens schoolbreed een methode gebruiken ter bevordering van de
sociaal-emotionele ontwikkeling.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 17
Het schoolteam kan zich meer richten op de leerlingen door op structurele wijze
kindgesprekken te voeren en meer aan te sluiten bij wat elke individuele leerling
ervaart, wat hij zou willen leren, wat hij daarvoor moet doen en hoe de leerkracht
hem daarbij kan ondersteunen.
In een later stadium zou de school de gesprekken kunnen koppelen aan portfolio's.
Het schoolteam kan zich verdiepen in de vraag hoe zij meer kunnen differentiëren
op leerstijlen, waardoor nog meer wordt aangesloten bij de individuele
onderwijsbehoefte van de leerling.
Voor de meer- en hoogbegaafde leerlingen kan het team onderzoeken hoe
instructie en verwerking op maat wordt geboden.
Grenzen voor De Kleine Akkers voor wat betreft het onderwijsconcept:
Het team stelt zich open voor elke leerling. Men is wel kritisch over het feit wat het
team aankan. Er moet draagvlak zijn bij alle leerkrachten. Grenzen worden bereikt
wanneer een leerling niet tot leren komt.
Het team is in staat een ruim aantal leerlingen met gedragsproblemen te
ondersteunen waaronder ook leerlingen met comorbiditeit. Met de juiste
begeleiding functioneren zij goed. Het team is echter zeer voorzichtig met het
aannemen van nieuwe leerlingen met gedragsproblemen.
Uit de combinatie van de eerstgenoemde groeimogelijkheid en de aangegeven
grenzen komt een punt naar voren waarover het team verder kan gaan in haar
gedachteontwikkeling over Passend Onderwijs.
Opbrengsten uit het teamgesprek
Aan de hand van 12 stellingen heeft het schoolteam van De Kleine Akkers zich
uitgesproken over het draagvlak voor de uitgangspunten van Passend Onderwijs. De
leerkracht doet er toe. Binnen het Jenaplanconcept past heterogeniteit en heeft het
team aandacht voor de individuele leerling. Het team is goed in staat om te gaan met
diversiteit. Samenwerking tussen het team en ouders is van belang. Ouders zijn
verantwoordelijk voor hun kind, de school is verantwoordelijk voor het onderwijs. Het
team geeft hierbij aan wat hun (on)mogelijkheden zijn.
Rangorde Team Jenaplanschool De Kleine Akkers
Sterk argument
Zwak argument
5. De veiligheid in de groep wordt in hoge mate bepaald door leerkrachtvaardigheden.
7. Door de methodesturing in het onderwijs creëren wij ‘buitenbeentjes’.
2. Verschillen binnen de groep zijn een verrijking voor alle leerlingen en voor de
leerkracht.
11. Dankzij Passend Onderwijs worden leerkrachten deskundiger.
1. Ieder kind heeft recht op regulier en thuisnabij onderwijs.
3. Alle scholen in Nederland kunnen inclusief worden.
9. Leerkrachten kiezen bewust voor een bepaald type onderwijs en moeten niet worden
opgescheept met leerlingen waarvoor ze niet geschikt zijn.
12. Alleen met extra handen in de klas kan ik Passend Onderwijs tot een succes maken.
4. Door Passend Onderwijs krijgt de ‘gewone’ leerling te weinig aandacht.
8. Ouders hebben geen verstand van onderwijs en daarom kan de school beter bepalen
wat een passend onderwijsaanbod is.
6. Hoe homogener de groep, des te veiliger de groep.
10. Hoe homogener de groep, des te beter de leerprestaties.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 18
3.2 Karakterisering van de voorzieningen op de vijf velden
In het licht van Passend Onderwijs kunnen vier schoolprofielen8 binnen het regulier
basisonderwijs worden onderscheiden, te weten:
1. de netwerkschool
2. de smalle ondersteuningsschool
3. de brede ondersteuningsschool en
4. de inclusieve school.
Onder deze vierdeling van schoolprofielen ligt een dimensie die loopt van
gesegregeerd (‘exclusie’) naar geïntegreerd onderwijs (‘inclusie’). In andere woorden:
de netwerkschool profiteert adequaat en optimaal van de geïnstitutionaliseerde
speciale ondersteuning binnen andere instellingen, zoveel mogelijk gelegen in de
directe omgeving van de school. Deze is aanwezig in andere speciale scholen, of in
gespecialiseerde zorginstellingen als een revalidatiecentrum. Op de inclusieve school
daarentegen is in principe alle speciale onderwijsondersteuning ‘in huis’ aanwezig om
leerlingen met speciale onderwijsbehoeften te kunnen handhaven, mede door een
vaste partnerrelatie met zorginstellingen buiten het onderwijs zoals het genoemde
revalidatiecentrum.
De schoolprofielen kunnen ook benaderd worden vanuit een ‘ontwikkelingsperspectief’,
waarbij de netwerkschool als beginfase en de inclusieve school als eindfase wordt
gezien. Op die manier kunnen scholen die zichzelf herkennen in één van de
schoolprofielen, de intentie uitspreken om te streven naar een ander, nabijgelegen
schoolprofiel.
Bedenk dat deze vier schoolprofielen ideaaltypisch zijn. In de praktijk komen er allerlei
(sub)varianten voor die uiteindelijk wel weer zijn te herleiden naar één van
bovenstaande schoolprofielen op het gebied van speciale onderwijsondersteuning.
Uiteraard is het schoolprofiel waartoe de school zich ontwikkelt ook geen statische
grootheid. Schoolprofielen veranderen met de transformatie van de schoolpopulatie en
de schoolkeuzen daaromtrent mee.
Hierna worden de voorzieningen op de school per veld, na een omschrijving, ingedeeld
als passend bij een netwerkschool, een smalle ondersteuningsschool, een brede
ondersteuningsschool of een inclusieve school. We kiezen een karakterisering die zo
dicht mogelijk bij de situatie van uw school komt. De beschrijving in de tabellen betreft
dus niet een exacte beschrijving van de situatie van uw school. De volledige tabellen
van de prototypes staan in de bijlage bij dit rapport.
8 Greven, L.F. en Timmerhuis, A. (2008). Passend Onderwijs. Kansen in beeld! Utrecht: Sardes (Sardes
Speciale Editie 8).
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 19
Veld 1: de hoeveelheid aandacht/handen in de klas
De omschrijving van de huidige situatie past bij het in bijlage 2 omschreven profiel van
een smalle ondersteuningsschool.
Veld Setting
Binnen de klas Binnen de school
1. Hoeveelheid
aandacht en tijd
Er is één paar handen in de
klas, de lk zorgen eventueel
met extra ondersteuning van
oa/ou/mll voor bijv. preteaching,
extra leestijd, op tijdelijke basis
(enkele uren per week).
Er wordt grotendeels gewerkt
met de gegeven groepsgrootte
(± 25 leerlingen).
Voor korte perioden kan de
groep kleiner worden gemaakt
door inzet van oa/ou/mll; de lk
kan dan individuele leerling of
subgroep leerlingen met
speciale onderwijsbehoeften
helpen.
Er is speciale
onderwijsondersteuning door rt’er
en/of ib’er, op tijdelijke basis (een
enkel dagdeel of enkele dag per
week).
Er is speciale
onderwijsondersteuning door
ab’er (gedurende enkele uren per
week).
De hoeveelheid aandacht, ofwel de ‘handen’ in de klas is afhankelijk van:
de beschikbare formatie;
de organisatie van de groepen in de school;
de beschikbare handen van buiten de formatie (ouders, stagiaires…).
De gemiddelde groepsgrootte is nu 19 en loopt op naar 21 leerlingen op het einde van
het schooljaar.
Veld 2: de onderwijsmaterialen
De omschrijving van de huidige situatie past bij het in bijlage 2 omschreven profiel van
een smalle ondersteuningsschool.
Veld Setting
Binnen de klas Binnen de school
2. Onderwijs-
materialen
Er wordt gebruik gemaakt van
niveau- en tempodifferentiatie in
de lesmethoden.
Er is aanvullend remediërend
materiaal, behorend bij de
gebruikte lesmethoden.
Er zijn onderwijsmaterialen
beschikbaar die tegemoet komen
aan specifieke didactische
kenmerken en speciale
pedagogische/ psychologische
kenmerken (bijv.
beloningssysteem).
Er wordt op projectbasis gewerkt
aan het pedagogisch klimaat.
Voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften zijn er aparte methoden beschikbaar.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 20
Veld 3: de ruimtelijke omgeving
De omschrijving van de huidige situatie past bij het in bijlage 2 omschreven profiel van
een brede ondersteuningsschool.
Veld Setting
Binnen de klas Binnen de school
3. Ruimtelijke
omgeving
Er zijn aparte plekken waar één-
op-één begeleiding en
begeleiding van (sub)groepjes
leerlingen met speciale
onderwijsbehoeften kan
plaatsvinden.
Er is een aparte ruimte voor
andere functies (bijv. voor
verzorging of voor een time-out).
Veld 4: de expertise
De omschrijving van de huidige situatie past bij het in bijlage 2 omschreven profiel van
een smalle ondersteuningsschool.
Veld Setting
Binnen de klas Binnen de school
4. Expertise
De lk hebben enige kennis van
en competenties op het gebied
van de speciale
onderwijsbehoeften.
Enkele leerkrachten hebben
zich verdiept in de meest
voorkomende problemen /
aandoeningen /
stoornissen.
De rt’er en/of ib’er hebben kennis
van en competenties op het
gebied van vele speciale
onderwijsbehoeften.
Een deel van het team heeft
kennis van en competenties op
het gebied van de speciale
onderwijsbehoeften
Een manier om naar de groei van de expertise te kijken, is door het onderscheid te
maken tussen teamexpertise en individuele expertise. De inzet van individuele
expertise is altijd zinvol, maar heeft veel meer effect wanneer dit ingebed is in een
expertomgeving van het team. Bijvoorbeeld een team dat een gezamenlijke expertise
heeft op gedrag, weet veel meer opbrengst te halen uit de specifieke expertise van één
van de leerkrachten op autisme, dan een team dat géén teamaanpak heeft.
Binnen de PDCA-cyclus van de 1-zorgroute heeft de leerkracht de mogelijkheid tot
collegiale consultatie met de IB-er. De school heeft bijzonder veel leerlingen (al dan
niet geïndiceerd) met een diversiteit aan speciale onderwijsbehoeften. De ervaring en
inzet van de leerkrachten maakt dat zij erop gericht zijn deze leerlingen zo goed
mogelijk te bedienen. Gecertificeerde kennis op het gebied van stoornissen, cognitieve
en motorische beperkingen is alleen aanwezig bij de IB-er. Zowel schoolbreed als voor
de individuele leerkracht geldt dat het team zich voortdurend wil ontwikkelen.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 21
Veld 5: de samenwerking met andere instanties
De omschrijving van de huidige situatie past bij het in bijlage 2 omschreven profiel van
een smalle ondersteuningsschool.
Veld Setting
Binnen de klas Binnen de school
5. Samenwerking
met andere
instanties
De lk onderhouden contacten
met de ib’er om op de hoogte te
blijven.
Er is geregelde samenwerking en
afstemming met professionals uit so
en zorginstellingen.
De behoefte aan samenwerking met andere instanties groeit mee met de
aanwezigheid op school van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften.
Voor een aantal instanties is er een gemeenschappelijk handelingsplan.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 22
4. Tot slot
Over het geheel genomen is De Kleine Akkers te karakteriseren als een smalle
ondersteuningsschool met elementen van een brede ondersteuningsschool.
Voor wat betreft de onderwijsvoorzieningen zijn materialen gemakkelijk te organiseren,
waardoor de school voor dit onderdeel kan groeien naar een brede
ondersteuningsschool.
De aangegeven groeimogelijkheden op het algemene onderwijsconcept van de school
en op de vijf velden bieden een goed perspectief op een ontwikkeling naar een brede
ondersteuningsschool of op een versterking van het bestaande profiel.
Netwerkschool Smalle
ondersteunings-
school
Brede
ondersteunings-
school
Inclusieve
school
Onderwijsconcept
Onderwijsvoorzieningen:
1. Handen in de klas
2. Materialen
3. Ruimtelijke omgeving
4. Expertise
5. Relaties
De aangegeven groeimogelijkheden bieden kansen om meer leerlingen met speciale
onderwijsbehoeften onderwijs te kunnen bieden, maar ook om de ‘gewone’ leerlingen
meer aan hun specifieke onderwijsbehoeften aangepast onderwijs te bieden. Of een
dergelijke groei wenselijk is, is vanzelfsprekend afhankelijk van de opvattingen van de
school, haar schoolbestuur en het samenwerkingsverband waar zij deel van uitmaakt.
De Kleine Akkers toont zich een open, gastvrije school die de discussie rond de
onderwijsondersteuning naar aanleiding van de ontwikkelingen rond Passend
Onderwijs graag aangaat.
Hopelijk ondersteunt dit rapport het team bij deze discussie.
Met dank voor de prettige ontvangst,
Ina Latuputty
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 23
Bijlage 1: Enkele landelijke kengetallen Cijfers schooljaar 2011-2012
Per 100 leerlingen op een basisschool zijn er gemiddeld over het hele land:
~ 2,7 leerlingen sbo
~ 0,5 leerling cluster 2
~ 1,3 leerlingen bekostigingscategorie 1 (langdurig zieken, zeer moeilijk lerenden,
cluster 4)9
~ 0,1 leerlingen bekostigingscategorie 2 (lichamelijke beperkingen)
~ 0,2 leerlingen bekostigingscategorie 3 (meervoudige beperkingen)
~ 1 leerling met een rugzak cluster 3 of 4
~ 0,3 leerling met een rugzak cluster 2
De verblijfsduur van een leerling op het speciaal basisonderwijs is gemiddeld 4 (tot 5)
jaar. Het gemiddelde deelnamepercentage aan het speciaal basisonderwijs bedraagt
2,8%. Bij een verblijfsduur van 4 jaar verwijst een basisschool gemiddeld 2,8% : 4 jaren
= 0,7% per jaar.
Bij een basisschool van bijvoorbeeld 300 leerlingen kan er gemiddeld per jaar een
verwijzing naar het sbo van 0,7% van 300 leerlingen = 2,1 leerling verwacht worden.
De verblijfsduur op het so schatten wij op 5 (tot 6) jaar.
Bij een school van bijvoorbeeld 300 leerlingen zou je dus verwachten dat10:
- eens in de drie jaar een leerling verwezen wordt naar cluster 2;
- twee keer in drie jaar een leerling verwezen wordt naar cluster 3;
- een keer in de twee jaar een leerling verwezen wordt naar cluster 4;
- er 1 leerling is met rugzakje cluster 2;
- er 1 leerling is met een rugzakje cluster 3;
- er 2 leerlingen zijn met een rugzakje cluster 4.
9 Op grond van de cijfers van 2013 zijn de volgende bedragen aan de orde:
< 8 jaar: categorie 1 € 9.111,00; categorie 2 € 13.594,00; categorie 3 € 20.558,00.
> 8 jaar: categorie 1 € 8.385,00; categorie 2 € 14.716,00; categorie 3 € 21.595,00. 10
Deze aantallen zouden gelden wanneer alle leerlingen via het regulier onderwijs naar het speciaal
onderwijs zouden stromen. In werkelijkheid vindt verwijzing soms al plaats vóór dat de leerling een
reguliere school heeft bezocht.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 24
Bijlage 2: Speciale onderwijsondersteuning per schoolprofiel
Tabel 1: Speciale onderwijsondersteuning op de netwerkschool
Veld Setting
Binnen de klas Binnen de school
1. Hoeveelheid
aandacht en tijd
Er is één paar handen in de
klas, de lkr11
zorgt zelf voor bijv.
preteaching, werken aan de
instructietafel, op tijdelijke basis
(een uur per week).
Er wordt gewerkt met de
gegeven groepsgrootte (± 25
leerlingen).
Er is speciale
onderwijsondersteuning door
rt’er en/of ib’er, op tijdelijke basis
(gedurende enkele uren per
week).
2. Onderwijs-
materialen
Er wordt waar nodig gebruik
gemaakt van niveaudifferentiatie
in de lesmethoden.
Er is aanvullend remediërend
materiaal voor de kernvakken,
behorend bij de gebruikte
lesmethoden.
Er zijn onderwijsmaterialen
beschikbaar die tegemoet
komen aan specifieke
didactische kenmerken en
speciale pedagogische/
psychologische kenmerken (bijv.
beloningssysteem).
3. Ruimtelijke
omgeving
Aan de tafel van de leerlingen
met speciale onderwijsbehoeften
wordt één-op-één begeleiding
gegeven.
Er is op de gang ruimte waar
één-op-één begeleiding of
begeleiding van een
(sub)groepje leerlingen kan
plaatsvinden.
4. Expertise De lkr hebben enige kennis van
en competenties op het gebied
van speciale
onderwijsbehoeften.
De rt’er en/of ib’er hebben enige
kennis van en competenties op
het gebied van de meest
voorkomende speciale
onderwijsbehoeften.
5. Samenwerking
met andere
instanties
De lkr onderhouden contacten
met de ib’er om op de hoogte
te blijven.
Er is op basis van behoefte
samenwerking en afstemming
met professionals uit so en
zorginstellingen.
11 In deze tabel en de andere tabellen komen meerdere afkortingen voor. Daarbij staat lkr voor leerkracht,
vlkr voor vakleerkracht, oa voor onderwijsassistent, ou voor ouder, mll voor medeleerling, rt’er voor
remedial teacher, ib’er voor intern begeleider, ab’er voor ambulant begeleider, so voor speciaal onderwijs,
lgf voor leerlinggebonden financiering, pgb voor persoonsgebonden budget, ihp voor individueel
handelingsplan, opp voor ontwikkelingsperspectief.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 25
Tabel 2: Speciale onderwijsondersteuning op de smalle ondersteuningsschool
Veld Setting
Binnen de klas Binnen de school
1. Hoeveelheid
aandacht en tijd
Er is één paar handen in de klas,
de lk zorgen eventueel met extra
ondersteuning van oa/ou/mll voor
bijv. preteaching, extra leestijd,
op tijdelijke basis (enkele uren
per week).
Er wordt grotendeels gewerkt
met de gegeven groepsgrootte (±
25 leerlingen).
Voor korte perioden kan de groep
kleiner worden gemaakt door
inzet van oa/ou/mll; de lk kan dan
individuele leerling of subgroep
leerlingen met speciale
onderwijsbehoeften helpen.
Er is speciale
onderwijsondersteuning door
rt’er en/of ib’er, op tijdelijke basis
(een enkel dagdeel of enkele
dag per week).
Er is speciale
onderwijsondersteuning door
ab’er (gedurende enkele uren
per week).
2. Onderwijs-
materialen
Er wordt gebruik gemaakt van
niveau- en tempodifferentiatie in
de lesmethoden.
Er is aanvullend remediërend
materiaal, behorend bij de
gebruikte lesmethoden.
Er zijn onderwijsmaterialen
beschikbaar die tegemoet
komen aan specifieke
didactische kenmerken (bijv.
picto-grammen) en speciale
pedagogische/ psychologische
kenmerken.
Er wordt op projectbasis gewerkt
aan het pedagogisch klimaat.
3. Ruimtelijke
omgeving
Er is een aparte plek (bijv.
prikkelarm hoekje) waar één-op-
één begeleiding of begeleiding
van een (sub)groepje leerlingen
met speciale onderwijsbehoeften
kan plaatsvinden.
Er is op de gang ruimte waar
één-op-één begeleiding of
begeleiding van een
(sub)groepje leerlingen met
speciale onderwijsbehoeften kan
plaatsvinden.
4. Expertise De lk hebben enige kennis van
en competenties op het gebied
van de speciale
onderwijsbehoeften.
Enkele leerkrachten hebben zich
verdiept in de meest
voorkomende problemen /
aandoeningen / stoornissen.
De rt’er en/of ib’er hebben
kennis van en competenties op
het gebied van vele speciale
onderwijsbehoeften.
Een deel van het team heeft
kennis van en competenties op
het gebied van de speciale
onderwijsbehoeften.
5. Samenwerking
met andere
instanties
De lk onderhouden contacten
met de ib’er om op de hoogte te
blijven.
Er is geregelde samenwerking
en afstemming met
professionals uit so en
zorginstellingen.
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 26
Tabel 3: Speciale onderwijsondersteuning op de brede ondersteuningsschool
Veld Setting
Binnen de klas Binnen de school
1. Hoeveelheid
aandacht en tijd
Er zijn twee paar handen in de
klas, door oa, voor aanvullende
begeleiding, op tijdelijke basis
(gedurende enkele dagdelen per
week).
De groepen zijn kleiner.
Er is speciale onderwijs-
ondersteuning door rt’er en/of
ib’er, op semi-permanente basis
(gedurende enkele dagen per
week).
Er is speciale onderwijs-
ondersteuning door ab’er
(gedurende enkele dagdelen per
week).
2. Onderwijs-
materialen
Er wordt niveau- en
tempodifferentiatie toegepast
binnen de lesmethoden.
Voor leerlingen met speciale
onderwijsbehoeften zijn er aparte
methoden beschikbaar.
Er is aanvullend remediërend
materiaal, behorend bij de
gebruikte lesmethoden.
Er wordt lesstof aangeboden
vanuit leerlijnen die gebaseerd
zijn op de kerndoelen.
Er is een orthotheek met
onderwijsmaterialen beschik-
baar die tegemoet komen aan
specifieke didactische ken-
merken, speciale pedagogische
/psychologische kenmerken en
fysieke/ lichamelijke kenmerken.
Er wordt door de hele school
gewerkt met een speciaal
programma voor de sociaal-
emotionele ontwikkeling (bijv.
Leefstijl).
3. Ruimtelijke
omgeving
Er zijn aparte plekken waar één-
op-één begeleiding en
begeleiding van (sub)groepjes
leerlingen met speciale
onderwijsbehoeften kan
plaatsvinden.
Er is een aparte ruimte voor
andere functies (bijv. voor
verzorging of voor een time-out).
4. Expertise Meerdere lk hebben veel kennis
en competenties op het gebied
van de stoornissen en
beperkingen van leerlingen met
speciale onderwijsbehoeften.
Via collegiale consultatie en
intervisie blijven lk scherp.
Een groot deel van het team
heeft kennis van en compe-
tenties op het gebied van de
specifieke onderwijsbehoeften
van leerlingen met speciale
onderwijsbehoeften.
Experts m.b.t. voorkomende
stoornissen en beperkingen zijn
direct beschikbaar (bijv.
schoolmaatschappelijk werker,
logopedist).
5. Samenwerking
met andere
instanties
De ib’er, rt’er en lk werken
regelmatig samen met
professionals van externe
instanties (bijv. algemeen maat-
schappelijk werk, RIAG, GG&GD)
Er is op regelmatig
samenwerking en afstemming
met professionals uit so en
zorginstellingen (bijv.
gezamenlijke bijdrage aan
uitvoering van ihp).
Externe experts zijn op afroep
beschikbaar als daar behoefte
aan is (bijv. faalangsttrainer).
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 27
Tabel 4: Speciale onderwijsondersteuning op de inclusieve school
Veld Setting
Binnen de klas Binnen de school
1. Hoeveelheid
aandacht en tijd
Er zijn twee paar handen in de
klas, door lk/oa voor intensieve
(één-op-één) begeleiding, op
permanente basis (gedurende
de gehele week).
Er wordt gewerkt in kleinere
groepen.
Er is speciale
onderwijsondersteuning door vlk,
rt’er en/of ib’er op permanente
basis (gedurende alle dagen).
Er is speciale
onderwijsondersteuning door
ab’er (gedurende enkele dagen
per week).
2. Onderwijs-
materialen
Leerlingen met speciale
onderwijsbehoeften volgen
(individuele) leerlijnen in de
kernvakken, gebaseerd op de
kerndoelen.
Er zijn onderwijsmaterialen
aanwezig met speciale
didactische kenmerken,
speciale pedagogische /
psychologische kenmerken en
fysieke / lichamelijke
kenmerken, tegemoetkomend
aan kindspecifieke
belemmeringen (bijv.
verpleegmateriaal voor
langdurig zieke kinderen).
Er is een rijk geoutilleerde
orthotheek met
onderwijsmaterialen beschikbaar
die tegemoet komen aan
specifieke didactische kenmerken,
speciale
pedagogische/psychologische
kenmerken en fysieke/lichamelijke
kenmerken
Er wordt door de hele school
gewerkt met een speciaal
programma voor de sociaal-
emotionele ontwikkeling
(preventief pedagogisch
schoolklimaat).
3. Ruimtelijke
omgeving
De lokalen zijn aangepast voor
leerlingen met speciale
bewegingsbehoeften (bijv.
rolstoelgebruik), de lokalen zijn
ruim bemeten, bieden
deelruimtes voor diverse
activiteiten.
De binnen- en buitenruimte zijn
volledig aangepast voor leerlingen
met speciale bewegingsbehoeften
(bijv. rolstoelgebruik, time-out),
voor speciale verzorging (bijv.
revalidatie, fysiotherapie) en voor
speciale leerbehoeften (bijv.
schooltuin).
Er zijn meerdere aparte ruimtes
met een eigen functie (bijv. voor
time-out).
IVO rapport ondersteuningsprofiel De Kleine Akkers
M&O-groep 2013 28
4. Expertise De lk zijn experts op het gebied
van speciale
onderwijsbehoeften. Daartoe
zijn scholings- en
certificeringstrajecten gevolgd
(bijv. akte so en master SEN).
De lk laten zich voortdurend bij-
scholen, m.b.v. coaching en
‘training on the spot’ (video-
interactie-begeleiding).
Via externe audits/ex ante
inspectiebezoeken blijven lk
scherp.
Het gehele team heeft kennis
van en competenties op het
gebied van de specifieke
onderwijsbehoeften van de
leerlingen met speciale
onderwijsbehoeften.
Experts vanuit meerdere
disciplines met betrekking tot
alle voorkomende stoornissen
en beperkingen zijn direct
beschikbaar (bijv. schoolmaat-
schappelijk werker,
orthopedagogisch specialist,
logopedist, kinderfysio-
therapeut, schoolpsycholoog).
Er is een ouderconsulent die
belangen behartigt van ouders,
hen wegwijs biedt in de ‘wereld
die zorg/ondersteuning heet’
(bijv. bij aanvragen lgf/pgb).
5. Samenwerking
met andere
instanties
De ib’er, rt’er en lk werken
intensief samen met
professionals van externe
instanties (hogescholen en
universiteiten), benutten nieuwe
wetenschappelijke inzichten en
evidence based behandelings-
methoden (na raadpleging
databank Effectieve
jeugdinterventies*).
Er is op structurele basis
intensieve samenwerking en
afstemming met so en andere
zorginstellingen (ook met
Bureau Jeugdzorg) voor alle
leerlingen met speciale
onderwijsbehoeften (bijv.
gezamenlijke bijdrage aan
uitvoering van ihp).
Externe experts zijn op afroep
beschikbaar (bijv.
speltherapeut, faalangsttrainer,
maar ook wijkagent,
wijkverpleegkundige/schoolarts,
leerplichtambtenaar).
De school biedt i.s.m.
instellingen aantrekkelijke
(opvoedings)cursussen aan
voor ouders.
* Op de webpagina www.jeugdinterventies.nl van het NJi (Nederlands Jeugdinstituut) wordt bijgehouden
wat in de speciale onderwijsondersteuning werkt, wat wetenschappelijk bewezen is in de praktijk.