16
Reineringen Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Verschijnt driemaal per jaar • Jaargang 2, nummer 1 (maart 2011) Voorwoord Hier is nummer vier. We beginnen er een nieuwe jaargang mee. Ditmaal bestaande uit vier nummers. Moet lukken. Stof genoeg! Je mag dat zelfs letterlijk én figuurlijk nemen. Hoe? Dat merk je wel als je verder leest. We willen je nieuwsgierigheid prikkelen. En ook bevredigen natuurlijk. Dit is een blad voor mensen met weethonger. Soms vragen we ons af: wat zouden onze verdwenen voorgangers ervan vinden als ze nog leefden? We hebben de stichter van de Kring voor Heemkunde Jozef Van Herck nog gekend: hij was een rusteloos onderzoeker op vele terreinen. Sinds hij in Kontich als deken was aangesteld, werd ook onze gemeente onderwerp van zijn studie. Hij deelde zijn kennis mee: aan de leden die hij met zorg uit de dorpsgemeenschap had geplukt, via talrijke artikels en publicaties aan een ruimer publiek. Hij gaf inzicht in wat hier had geleefd en nog leefde. Hij bracht zijn geestdrift over op eenieder in zijn omgeving en prikkelde hen zo onbewust om hun kennis en inzicht te verdiepen. Willen wij dat met Reineringen ook niet bereiken? Onze tweede voorzitter, Robert Van Passen, heeft de geschiedenis van Kontich en Waarloos uitgeschreven in lijvige boekdelen, iets wat vele gemeenten ons benijden. En toch hield hij niet op om nog voortdurend kanttekeningen te plaatsen, aspecten uit te diepen, nieuwe gegevens te zoeken en te presenteren. Ook daar willen wij mee voortgaan. Onze eerste conservator Joris Olyslaegers was niet alleen een intelligent en belezen heemkundige met vaak een originele visie, een autoriteit in Vlaanderen, maar ook een dorpsfiguur die heel aanspreekbaar was en op wiens raad en daad men mocht rekenen. Wij hopen dat wij op een even creatieve manier aan volkskunde kunnen doen en ons lokaal patrimonium de uitstraling kunnen geven die het verdient. En er zijn nog zoveel pioniers wier werk we graag willen voortzetten. Af en toe duiken ze nog eens op in sommige bijdragen. Zoals in de reeks over de vijf Kontichnaren op zoek naar hun bataljon bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. En nu weer in het avonturenverhaal van de andere Kontichnaars op hun tocht naar en door de Sahara. Aloïs Jacobs was een van de eerste leden van de Kring en heeft de fakkel doorgegeven aan zijn zoon Miel die op zijn beurt voor een dubbele opvolging heeft gezorgd. Laat je meeslepen door hun avonturen en door de andere boeiende en merkwaardige wetenswaardigheden in de andere bijdragen. Terloops weze even vermeld dat Agnes Dehandschutter de raad van bestuur heeft verlaten om het wat rustiger aan te gaan doen. Wij denken met dankbaarheid terug aan haar jarenlange opbouwende medewerking, en zijn blij dat we nog elke week op haar mogen blijven rekenen. En meteen verwelkomen wij als nieuw raadslid Guido Pede die met zijn veelzijdige deskundigheid ongetwijfeld een aanwinst betekent. Guido Theys (conservator), Paul Wyckmans (secretaris), Pieter Celis, Chris Claes en Frank Hellemans mogen nog enkele jaartjes voor de continuïteit blijven zorgen. Op deze pagina geven we jullie ook telkens een minder gekend of verrassend stukje Kontich of Waarloos mee. Op de bijgaande foto zie je deze keer een van de Baddenbroekse hoeves langs de Groeningelei. Frank Hellemans, Paul Catteeuw en Paul Wyckmans D u i v e n s t r a a t 2 2

Reineringen - 2/1 (2011)

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Citation preview

Page 1: Reineringen - 2/1 (2011)

ReineringenTijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde KontichVerschijnt driemaal per jaar • Jaargang 2, nummer 1 (maart 2011)

Voorwoord✎Hier is nummer vier. We beginnen er een nieuwe jaargang mee. Ditmaal bestaande uit vier nummers. Moet lukken. Stof genoeg! Je mag dat zelfs letterlijk én figuurlijk nemen. Hoe? Dat merk je wel als je verder leest. We willen je nieuwsgierigheid prikkelen. En ook bevredigen natuurlijk. Dit is een blad voor mensen met weethonger.Soms vragen we ons af: wat zouden onze verdwenen voorgangers ervan vinden als ze nog leefden? We hebben de stichter van de Kring voor Heemkunde Jozef Van Herck nog gekend: hij was een rusteloos onderzoeker op vele terreinen. Sinds hij in Kontich als deken was aangesteld, werd ook onze gemeente onderwerp van zijn studie. Hij deelde zijn kennis mee: aan de leden die hij met zorg uit de dorpsgemeenschap had geplukt, via talrijke artikels en publicaties aan een ruimer publiek. Hij gaf inzicht in wat hier had geleefd en nog leefde. Hij bracht zijn geestdrift over op eenieder in zijn omgeving en prikkelde hen zo onbewust om hun kennis en inzicht te verdiepen. Willen wij dat met Reineringen ook niet bereiken?Onze tweede voorzitter, Robert Van Passen, heeft de geschiedenis van Kontich en Waarloos uitgeschreven in lijvige boekdelen, iets wat vele gemeenten ons benijden. En toch hield hij niet op om nog voortdurend kanttekeningen te plaatsen, aspecten uit te diepen, nieuwe gegevens te zoeken en te presenteren. Ook daar willen wij mee voortgaan.Onze eerste conservator Joris Olyslaegers was niet alleen een intelligent en belezen heemkundige met vaak een originele

visie, een autoriteit in Vlaanderen, maar ook een dorpsfiguur die heel aanspreekbaar was en op wiens raad en daad men mocht rekenen. Wij hopen dat wij op een even creatieve manier aan volkskunde kunnen doen en ons lokaal patrimonium de uitstraling kunnen geven die het verdient.En er zijn nog zoveel pioniers wier werk we graag willen voortzetten. Af en toe duiken ze nog eens op in sommige bijdragen. Zoals in de reeks over de vijf Kontichnaren op zoek naar hun bataljon bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. En nu weer in het avonturenverhaal van de andere Kontichnaars op hun tocht naar en door de Sahara. Aloïs Jacobs was een van de eerste leden van de Kring en heeft de fakkel doorgegeven aan zijn zoon Miel die op zijn beurt voor een dubbele opvolging heeft gezorgd. Laat je meeslepen door hun avonturen en door de andere boeiende en merkwaardige wetenswaardigheden in de andere bijdragen.Terloops weze even vermeld dat Agnes Dehandschutter de raad van bestuur heeft verlaten om het wat rustiger aan te gaan doen. Wij denken met dankbaarheid terug aan haar jarenlange opbouwende medewerking, en zijn blij dat we nog elke week op haar mogen blijven rekenen. En meteen verwelkomen wij als nieuw raadslid Guido Pede die met zijn veelzijdige deskundigheid ongetwijfeld een aanwinst betekent. Guido Theys (conservator), Paul Wyckmans (secretaris), Pieter Celis, Chris Claes en Frank Hellemans mogen nog enkele jaartjes voor de continuïteit blijven zorgen.

Op deze pagina geven we jullie ook telkens een minder gekend of verrassend stukje Kontich of Waarloos mee. Op de bijgaande foto zie je deze keer een van de Baddenbroekse hoeves langs de Groeningelei.Frank Hellemans, Paul Catteeuw en Paul Wyckmans

Duivenstraat 22

Page 2: Reineringen - 2/1 (2011)

2 • Reineringen 3 Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Een tocht door de Sahara vereist een minutieuze voorbereiding. Een dergelijke reis met een wagen ondernemen is een echte sport. Men moet een goede chauffeur hebben of zelf zeer goed op de hoogte zijn van de mechaniek en van de manier van rijden op de verschillende woestijnoppervlakten. (Raadgevingen van Michelin)

Bijna tachtig jaar geleden, op nieuwjaarsdag 1933, een zondag, vertrokken vier Kontichnaren: Nathalis en Paul Boelens, Louis Jacobs en John Gonthier, met een Ford V8-cylinder op avontuur doorheen Frankrijk en Spanje naar de toenmalige Noord-Afrikaanse protectoraten (het huidige Marokko en Algerije) tot in de Sahara.

Wie waren deze heren? Nathalis Boelens (1895-1952) was een tijdje ontvanger van de Registratie en Domeinen te Kontich maar had daarna ook een

textielatelier. Paul Boelens was zijn broer. Aloïs Jacobs (1897-1968), mijn grootvader, ook gekend als Louis, was in die tijd uitbater van het gekende Kontichse café “De Eendracht” (toen nog op de hoek van de Mechelsesteenweg en het Gemeenteplein) en de zaal “Vlaamse Kring”. John Gonthier was de broer van Joseph Gonthier, Ford-concessionaris en stichter van de naar hem genoemde garage. Deze was oorspronkelijk gevestigd op de Mechelsesteenweg.

Zij waren alle vier lid van de “A.M.C.”, de “Auto-Motoclub van Contich”, die op dat ogenblik 216 leden had! De tocht werd financieel gesteund door deze A.M.C. en door een aantal sponsors: de Ford Motor Company, Gevaert Photoproducten, Englebert-banden, Texaco Motoroil en de “Sportwereld” (van Karel Van Wijnendaele en Pol Jacquemijns). De “Sportwereld” zou met een artikelenreeks verslag uitbrengen over de reis.

De reis gebeurde met een gewone seriewagen Ford V8; de vering was wel versterkt en voor- en achteraan op de schokbrekers waren reservebussen en kanisters aangebracht waarin drinkwater, benzine en olie kon. Achteraan op de koffer waren een paar reservewielen bevestigd. De expeditie had ook zestien kilo wisselstukken bij!

Dat een dergelijke onderneming in die tijd niet zo simpel was, blijkt uit de raadgevingen aangebracht op de door hen gebruikte Michelinkaart. Op deze kaart zijn onder meer de waterputten met drinkbaar water in de Sahara aangeduid!

Voorzitter Van Goethem wenste de vier vertrekkende leden “eene gelukvolle en voorspoedige reis. De naam onzer sport-vereeniging is reeds in gansch Europa bekend, getuige de Internationale wedstrijden “Trophée F.N.” waaraan acht landen deelnamen, en waar onze

Enkele raadgevingen voor een tocht door de Sahara …

De vier leden van de expeditie (vlnr) Paul Boelens, Louis Jacobs, Nathalis Boelens en John Gonthier

Café “De Eendracht” op het Gemeenteplein, waar de “Auto-Moto Club van Contich” gevestigd was

Page 3: Reineringen - 2/1 (2011)

Reineringen 3• 3Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

renners in 1928 en 1929 de overwinnaars van waren. Nu trekken onze vier buiten Europa, en gaan in het zonnige Afrika de schoonheden, alsook de gevaren der natuur leren kennen. Daar, in het land der woestijn planten ze de vlag onzer club die reeds op den wachtenden auto wappert! Kontich en de Sahara zal door dit symbool, dit zinnebeeld vereenigd zijn!”

Ik denk dat het verloop en de belevenissen van deze reis niet beter kunnen beschreven worden dan aan de hand van de brieven en postkaarten die door mijn grootvader naar huis en naar de Club werden gestuurd.

Hij begon zijn brieven steevast met “Beste Del en kinderen”. “Del”, eigenlijk Delphine Peeters (1897-1974), de “waardin” van De Eendracht, was mijn grootmoeder.

Zoals jullie kunnen vaststellen heb ik de originele spelling van de brieven behouden. Het duurde ook enkele dagen voor mijn grootvader doorhad dat het al 1933 in plaats van 1932 was!

Herman Jacobs

Hotel Norte y LondresBurgos, Teléfono 42Burgos 3 Jan. 1932

Beste Del en kinderen,Wij zijn hedenavond te Burgos aan-gekomen na een reis van 494 Kms door ongelooflijke schoone streken. Het is niet te beschrijven wat schoons hier te zien is. Wij waren van morgen om 8 uur uit Bordeaux vertrokken na een rit van 175 Kms door de Landes kwamen wij waar langs eene rechte baan niets te zien is dan pijnbomen met nog alle twee uren geen huis kwamen wij rond 11 u te Bayonne en gingen zoo verder naar Biarritz waar wij 2 uren bleven

om te kust te bezoeken. Een wonder van schoonheid! Dan ging het verder naar Saint Jean de Luz en Hendaye. Prachtig! En eindelijk kwamen wij in Irun aan de spaansche grens en douanen. Uitpakken? Geen pakje moeten opendoen; nog zelfs niet in de auto komen zien; gendarmen overhoop welke uwe passen nazien maar voor de vreemdeling – de vrienden – de beleefdheid in persoon. Dan op St. Sebastian dat moest ge zien, schoon buitengewoon. Eene pracht van eene stad archiproper en een wonder van een strand.

Dan verder naar Vittoria langs bergen en dalen. Lijk wij de stad binnen komen worden wij bestormd door een bende jongens welke op de treden springen en achterna loopen voor een hotel te wijzen, kwestie van drinkgeld. ’t Schijnt dat dat hier de mode is in Spagne. Na eene ferme pint beste bier gaat het verder naar Burgos. Maar opeens “hoe moeten we rijden?” We kunnen het op de kaart niet meer vinden. Ha daar nen agent; ruit omlaag gedraaid en el ruto por Burgos caballero. Ha el ruto croisa de la sierra cubisca con pueros del tampo el crampo in dos bichos enta borreles pakos vastos en da gaat als eene mitrailleuse. Ge ziet van hier dat we nu seffens de weg wisten. Enfin het kwam klaar en na nog verder langs tooverstreken afgronden en slingerwegen kwamen wij te Burgos waar wij in een prachthotel voor weinig geld als koningen gediend worden. Den Jonh is ne pracht-chauffeur; heeft het stuur nog niet losgelaten en de Ford is een wonderkar. Ieder is in beste gezondheid en ik hoop dat alles bij u goed gaat vele groeten aan de vrienden en tot de volgende maal. ’t Zal niet lang duren eer we weer schrijven.

Louis

Page 4: Reineringen - 2/1 (2011)

4 • Reineringen 3 Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Het vriesweer rond Kerstmis en Nieuwjaar ligt gelukkig al een tijdje achter ons. Het was werkelijk geen weer om een hond door te jagen. Dat heb ik dan ook maar niet gedaan. Trouwens, de meeste dieren hadden nog maar net die vreselijke oudejaarsnacht achter de rug. Onze poes droomt er ´s nachts nog van.

In Nederland zijn ze het al een tijdje gewoon. Daar wordt bij de overgang van oud naar nieuw al eeuwen

Van bloemkolen, kindjesboten en ooievaars

In deze aflevering van Vol Chloor gaat Paul Wolff de nostalgische toer op. Hij probeert te achterhalen hoe nieuw leven nu precies tot bij ons komt. Via lucht, water of grond. Eigenlijk maakt het niet zoveel uit, zolang we maar blijven geloven in het ongelofelijke.

Vol Chloor

Hotel Regina, Córdoba (España)Cordoba 4 Jan. 1932

Beste Del en kinderen,Heden morgend om 8 uur te0 Burgos vertrokken na de kathedraal en andere merkwaardigheden gezien te hebben. De kathedraal een wonder aan niets in België te vergelijken; pracht en rijkdom onbeschrijflijk. Het zou werkelijk spijtig zijn moest zoo iets door de revolutionairen vernield worden. Zoo gaat de weg verder over Madrid langs bergen en dalen. Op zeker oogenblik hebben wij op 1480 meter onze handen in de sneeuw gewasschen.

Eindelijk komen wij rond den middag in Madrid; eene beweging!! ’t Schijnt volgens het zeggen der anderen aan Parijs te vergelijken. Wij hebben daar gezien het Prado, het paleis van den koning, en de post te vergelijken aan een paleis. Ook heb ik hier de eerste maal met een ondergrond[se] gereden. Dan verder naar Aranguez. Onder de weg hebben wij een spoorwegongeluk bijgewoond: enige wagons (marchandises) bolden van

het spoor en waren in splinters geslagen. Nu is de weg uren en uren kaarsrecht met enkel dorpen – bijna geene huizen. Hier zitten wij werkelijk in het hartje van Spagne. Alles heeft hier eene speciale kleur aan niets anders in de wereld te vergelijken. De menschen hebben een donkerbruine kleur en de dorpen en huizen zijn gebouwd in moorschen stijl. Eindelijk komen wij in Valdepeñas waar wij willen overnachten. Doch daar de hotels ons niet aanstaan rijden wij verder naar Cordoba langs verder bergen en dalen waar wij midden in den nacht aankomen en in het grootste hotel loogeren aan fatsoenlijke prijzen. Ford is een wonder en onze chauffeur een der zeven wonderen van de wereld. Overdag kopen wij brood, kaas en vleesch, nemen koffie mee in onze termossen, koopen eenige flesschen wijn (hier voor niets) 1.50 fr voor eene flesch en eten buiten of in auto. ’s Avonds souperen wij in het hotel. Werkelijk een wonder leven. Vandaag gaan we naar Sevilla en Cadix naar Algesiras en morgen het doel onzer reis Afrika!! Morgen meer nieuws over Cordoba welk wij nu gaan afzien. Vele groeten aan de vrienden en kussen voor U en de kinderen.

Louis(wordt vervolgd)

Herman Jacobs

Onderweg in Frankrijk.

De “Giralda”, de toren van de kathedraal van Sevilla.

Page 5: Reineringen - 2/1 (2011)

Reineringen 3• 5Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

(want wat is tegenwoordig een traditie?) een fortuin aan vuurwerk de lucht in geschoten. De laatste jaren lijdt echter ook het Vlaamse zwerk meer en meer onder deze ernstige (en ook niet ongevaarlijke) vorm van lucht- en lichtpollutie. Om nog maar van het aantal decibels na 10 uur ́ s avonds te zwijgen. Onder het motto harder, hoger en duurder wordt de argeloze medemens tijdens het drinken van flauwe, want veel te zoete Glühwein tot oh’s en ah’s verleid, wat zeg ik, verplicht.

Maar wij - ook al zijn we het met al die toestanden niet eens - weten tenminste wat er ons te wachten staat. Het is een onomkeerbaar fenomeen. Dat lijkt zo’n beetje een algemene tendens te worden met wat uit het noorden komt. Zelfs de oranje schaatsgekte gaat niet onopgemerkt aan ons voorbij. Deze keer komt het licht wel letterlijk uit deze windstreek aangewaaid. We zullen er dus wel - desnoods tegen heug en meug - mee moeten leren leven.

Onze huis- en andere dieren worden echter door al dat onverwachte lawaai tot op de rand van een bestiale depressie gebracht. Tussen 23.00 uur en 00.45 uur heeft onze poes in haar voortdurende vlucht alle hoekjes van ons huis wel minstens vijf keer gezien, eigenlijk niet wetende wat er aan de hand was en waarvoor ze eigenlijk op de vlucht moest. Schichtig als een getergd dier. Gelukkig was de voordeur dicht. Anders zat ze nu al in Frankrijk.

En buiten was het al niet veel beter. In een aanpalende wei liep een paard hinnikend zijn angsten te exterioriseren, af en toe eens met de achterpoten (de achterhand voor hippofielen) slaand. De enige reden waarom het tweede paard schokschouderend stil bleef staan, heeft met zijn ouderdom te maken. Het paard heeft een respectabele leeftijd bereikt en staat meestal ergens stil op zijn uitkijkpost. Ik vermoed dat het daarna met zijn vier hoeven wegens de extreme vrieskou in deze buitenwei vastvroor. Arm dier.

Het zijn inderdaad zware tijden voor de dieren. Ik denk hierbij ook onmiddellijk aan de ooievaars. Vogels die van oudswege naar het zuiden trekken als ze nog maar de deur van een ijskast zien open gaan. In het warme zuiden willen die beestjes bekomen van al die noordse kou. Het zit in hun (oestro)genen. Waarom zou je in de Scandinavische (en bij uitbreiding soms West-Europese) vrieskou blijven rondklooien, als je aan de Afrikaanse kusten een lekker bruin korstje kunt halen. En transportkosten hebben die gevleugelde dieren niet. Wat uithoudingsvermogen en instinct volstaan reeds.

Een fikse wandeling door het nieuwjaarslandschap leerde mij echter dat ook daar de moderne mens lelijk heeft huisgehouden. En deze keer niet met bovenvermelde pollutie. Maar met een luier. Dat ruikt natuurlijk ook naar pollutie. Maar dan van een andere soort.

Een luier. Wablief? Jawel. Met een ouderwetse luier. Nee, geen merkproduct van Pampers of Zitcomfort. Maar zo’n lap stof die je vroeger in series van twintig aan de Vlaamse waslijn zag hangen.

Wel met zo’n doek wordt de snavel van de ooievaars toegesnoerd. Ze kunnen zelfs niet meer klepperen van de kou. Een geluid dat mij anders veel aangenamer in de oren klinkt dan een voetzoeker op oudejaar. Her en der, vooral in jonge wijken, vind je deze vogels dan ook versteven van de kou in een ijzig voorhofje of op een tochtig terras. Muisstil.

En worden ze gevoederd, hoor ik de GAIA-mens in jou vragen. Het antwoord is negatief. Hoe kun je immers eten als je snavel is dichtgesnoerd met een luier.

Page 6: Reineringen - 2/1 (2011)

6 • Reineringen 3 Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Je moet al erg handig zijn, wil je dan nog iets door je strot krijgen. Neen, ze zijn veroordeeld tot een stille hongerdood.

Gelukkig maar voor deze vogels is het geboortecijfer hier te lande erg laag. Het is immers de enige manier om al deze mooie dieren voor een verschrikkelijk lot te behoeden. Want wat blijkt. Telkens als er in ons land een broertje of een zusje de familie komt verrijken, dan moet er tegenwoordig een vogel in de tuin.

Ik denk dat de eerste vogels hier in de praktijk zo’n dertig jaar geleden neer zijn gestreken. We schrijven het begin van de jaren tachtig. We kenden de diertjes wel uit Planckendael, maar in onze voortuin? Nee, toch. De eerste beesten werden dan ook vol ongeloof en argwaan bekeken. Het ene dier bracht echter al vlug een ander in zijn kielzog mee. Zo gaat dat meestal. En ondertussen kunnen we al rustig van een echte kolonie praten. Voor de schijn heet een materniteit nu wel dienst neonatologie. In werkelijkheid is het gewoon de afdeling kraamvogel.

We wisten wel dat dit best in andere landen een verheven, want levensbrengende functie had. Je zag dat zelfs al op de geboortekaartjes. Nu zijn ze echter alomtegenwoordig.

Bij dit verhaal brandt natuurlijk slechts één vraag op de lippen van de Vlaamse jeugd die na 1980 geboren is. Indien de ooievaar pas rond de jaren ‘80 hier is neergestreken, waar komen onze oudere broers en zussen dan vandaag? Een goede vraag. Toch niet zomaar uit de lucht gevallen. Neen. Er waren inderdaad volwaardige alternatieven.

Ongeveer de helft van onze Vlaamse jeugd kwam uit de kolen. Rode kolen, witte kolen, bloemkolen, het maakt maar niet uit, als het maar geen Limburgse of Waalse kolen waren. Een mooi beeld. Eerst groeiden de kolen. En daarna groeiden wij als kool. Alles was toen nog duidelijk en rechtlijnig. En moestuintjes waren toen nog volop voorradig.

Het andere gedeelte van de Vlaamse bevolking werd met de boot meegebracht. Het spreekt vanzelf dat geografische gegevens hier een erg belangrijke rol speelden. Woonden je ouders ver van een waterloop, dan volstonden de kolen in de volkstuintjes ruimschoots. Maar had je stromend water in de buurt, dan moest je niet in de zompige tuin rond ploeteren. Je werd gewoon aan de loskade franco afgehaald. Vrachtbrieven waren niet nodig. Daarna voer de kindjesboot verder naar zijn volgende bestemming.

Het leek allemaal zo eenvoudig toen. Tot die verdomde vogels roet in de kolen, pardon het eten, kwamen strooien en wij elke vorm van seksuele voorlichting moesten aanpassen aan de nieuwe norm.

Onze kinderen van nu hebben nog nauwelijks weet van de kolen of de kindjesboot. Dit traditioneel volkskundig gegeven sterft een stille dood. Het is een gevecht tegen de bierkaai.

En toch zou het mooi zijn, indien we terug konden keren naar die oude waarde. Wat is er immers mis met onze oude zinnebeelden? Geen mens die het me kan vertellen. En toch moeten kool en boot wijken voor het nieuwe, gevederde luchtschip.

Deze gedachte spookte voortdurend door mijn nostalgische hoofd tijdens mijn Nieuwjaarswandeling op keiharde vorstbodem langs de stilaan dichtvriezende Kleine Nete. Onze gebruiken zijn - zoals overigens de echte ooievaar - met uitsterven bedreigd. We moeten ze eigenlijk daarom eerder koesteren dan overboord gooien.

In gepeins verzonken dwaalde mijn blik af. En ik zag het ijs op de Kleine Nete. Ik zag een aantal bootjes. Ze lagen vastgevroren in het Antwerpse pakijs. En toen werd het me plotseling allemaal duidelijk. De gedachte aan de afgenomen binnenvaart speelde door mijn hoofd. Die ooievaar is dus eigenlijk gewoon een geval van heirkracht. Want alle kindjesboten lagen gewoon vast. En in de moestuinen is het al niet veel beter. Alles zit vast. Steenhard tot 50 cm onder de oppervlakte. Misschien is het nog niet zo’n slechte zaak dat de ooievaar in deze barre tijden een snaveltje komt toesteken.

Paul Wolff

Page 7: Reineringen - 2/1 (2011)

Reineringen 3• 7Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

administratief rond 1953 uit en het personenvervoer diende verder opgevangen door een private autobuslijn van Boom tot Lier. De aanleg van de E19 en de autoweg tussen Boniverlei (Edegem) en Pierstraat (Reet) maakten de sloop van het station van Kontich-West en het opbreken van de sporen tot in Boom noodzakelijk.

Foto 07: Lijn 61 Oude-God-Kontich-Boom: René Geerts aan de aftakking naar de loskade voor de Aciéries Anversoises

Uit de talrijke voorwerpen uit hun primitieve maar goed uitgeruste laboratorium blijkt dat ze vindingrijkheid konden koppelen aan economische rendabiliteit. Dat dit van jongs af aan al aangekweekt werd blijkt uit de toevallige vondst (in het jeugdlaboratorium) van een eenvoudige alcohollamp, gemaakt van een oude inktpot, een stukje koperen buis en een wiek.

Tussen 1925 en 1932 (begin van de wereldwijde economische crisisperiode) werkten er 160-200 arbeiders in deze staalfabriek die met 2 bessemerconvertoren (‘peiren’ in het Kontichs dialect), 2 koepelovens voor het smelten van het staal en één voor het gieten van ijzer in een enorme productie kon voorzien.

Het procédé bedacht door ene Bessemer is één van de toenmalig gebruikte methoden voor staalbereiding. De bessemerconvertor is een peervormig of conisch-cilindervormig vat, aan de binnenzijde bekleed met vuurvast materiaal van wisselende samenstelling (zuur, basisch, enz.). Door de convertor, gevuld met gloeiend ruw ijzer wordt zuurstof geperst die de temperatuur nog verhoogt en zich daardoor kan verbinden met toevoegingen als aluminium, chroom, silicium e.a.

waardoor oxiden ontstaan. Deze oxiden, ook slakken genoemd, zijn lichter dan het staal, drijven er boven op en worden er nadien afgegoten. Afgekoeld kunnen deze slakken vermalen worden tot meststoffen of verpulverd tot grondstoftoevoeging bij de productie van cement. Hierdoor verkrijgt het staal bepaalde kwaliteiten. Vandaag zijn er honderden staalsoorten, al naargelang van de additieven. De staalgieterij van Kontich werkte uitsluitend volgens het zuurprocedé.

In een eerste aflevering leerden we de familie Geerts kennen, zagen we hoe vader en zijn drie zonen verschillende bedrijven opstartten en hoe zijn zonen bij zijn overlijden in 1919 de ijzergieterij in Borgerhout uitbreidden met een vestiging te Hemiksem en die laatste na een paar jaren naar Kontich in de Pierstraat tegenover het Schranshof verhuisden. We spreken dan van 1925.

Groeiende Kontichse ijzer- en staalproductie

Het beleid van de staalgieterij berustte bij de drie gebroeders, waarvan Oscar en Edgard als ingenieurs vanzelfsprekend de technische kant verzorgden, en polyglot René Geerts met vaste hand het commerciële beleid stuurde en de boekhouding verzorgde. De ligging tussen Pierstraat en spoorlijn 61 van Kontich-Kazerne over Kontich-Centrum naar Boom en verder vormde een troef, het bedrijf beschikte zo immers over een laadstation, bereikbaar via een aftakking van deze spoorlijn.

Spoorlijn 61 liep oorspronkelijk van Kontich-West (centrum) naar Edegem en Oude-God waar ze aansloot op de hoofdlijn Antwerpen-Mechelen-Brussel. De NMBS liet deze lijn bij de elektrificatie in 1930 doorheen Oude-God ingraven, en de aansluiting naar Edegem bleek niet meer mogelijk. Lijn 61 tussen Oude-God en Kontich-centrum verdween effectief. Na Kontichs protest haastte de spoorwegmaatschappij zich om van Kontich-West (Molenstraat) de rails met een bocht achter het Vrij Technisch Instituut naar Kontich-Kazerne te herleggen, zodat men van Boom weer tot op de lijn naar Antwerpen-Brussel kon sporen. Toch schakelde de NMBS het station Kontich-West

Kontich, staalconcurrent voor Wallonië? Deel 2

Oude-God-Kontich-Boom: René Geerts aan de aftakking naar de loskade voor de Aciéries Anversoises

Page 8: Reineringen - 2/1 (2011)

8 • Reineringen 3 Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Het bessemerprocedé wordt hoofdzakelijk toegepast voor groot verbruik van staal, terwijl het martinprocedé eerder wordt aangewend voor fijnere toepassingen.

Meestal werkte men in de gieterij volgens plan van de opdrachtgever en voor alle stappen (van schroot tot afgewerkt product) kon men terecht in het eigen bedrijf.

De maximale productiecapaciteit bedroeg 25 convertoren van 1,5 ton per dag. Werknemers-schrijnwerkers construeerden de gietvormen (mallen) in hout in de bedrijfschrijnwerkerij. In feite was het meer dan een schrijnwerkerij, want men moest hout draaien, uitsteken en beitelen, waarbij het beroep meer weg had van een meubelmaker. De mensen die hier werkten, waren dan ook echte meesters in hun vak. Voor het gieten werden deze mallen beschermd met een mengsel van zand, grafiet en melasse.

Kontich kon het eigenlijke nikkel- of chroomstaal niet zelf aanmaken, maar deze metalen werden wel mee verwerkt om bepaalde eigenschappen toe te voegen aan het afgewerkte product, afhankelijk van de eisen gesteld door de opdrachtgever. Om dezelfde reden voegden de arbeiders ook kleine hoeveelheden ferromangaan, ferrosilicium, aluminium enz. toe.

Onder de opdrachtgevers vermelden we: “Minerva’ (autofabriek te Mortsel) en scheepswerf ‘De Schelde’ Hemiksem (schroeven). Verder fabriceerde het bedrijf ook afsluiters voor brouwerijen, wielen en steunblokken voor mijnwagentjes en freesbruggen voor de steenkoolproductie. De gebroeders Geerts hadden een eenvoudig vormgevingssysteem voor de fabricage van scheepsschroeven bedacht, namelijk het uitgieten van het staal in voorgevormd zand, zodat men niet telkens een nieuwe mal diende te maken.

De familie Geerts vormde duidelijk een dynastie van zakenmensen die van aanpakken wisten. Getuige hiervan de bestelbon uit 1929 voor een Minerva-chassis met motor waarvoor de carrosserie bij de Brusselse firma Van den Plas ontworpen en gerealiseerd werd voor de som van 39.500 frank (zie ook Reineringen 2010 nr.3).

Een hoofdcompressor leverde via diverse verdeelsystemen de nodige drijfkracht voor allerhande machines waarbij, zoals in die tijd gebruikelijk was, lederen riemen de wielen, die op stangen gemonteerd stonden, draaiende hielden en die in verschillende combinaties konden ingeschakeld worden, alnaargelang de noodzaak. Verlichting kwam van stroomgeneratoren, alles op de eerste verdieping.

Rechts een bessemerconvertor van eigen fabricaat, uit één stuk gegoten. De linkse als bouwdoos met bouten gemonteerd.

De schrootvoorraden

Het houtatelier voor de fabricatie van gietvormen

Snijmachineonderdelen voor kolen en snijbonen in opdracht van Piccolo-conserven (Stabroek)

Page 9: Reineringen - 2/1 (2011)

Reineringen 3• 9Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

De staalfabriek was zijn tijd ver vooruit op het vlak van de veiligheidswetgeving. De bedrijfsleiding voorzag speciale kledingstukken en speciale maskers ter bescherming tegen het fijne stof bij het zandstralen. Zo vermeed men dat arbeiders werden aangetast door silicose of stoflong, iets wat op dat moment zeker nog niet in het wettelijk arbeidsreglement was voorzien. Zelfs een afzuigkap voor stof was aangebracht.

Arbeiders in de gieterij moesten verplicht houten klompen dragen. Bij het ijzer gieten sprongen er wel eens ‘druppels’ witgloeiend ijzer weg. Wanneer die op gewoon schoeisel terechtkwamen, brandden ze direct door en liepen door naar beneden tot onder de voet om daar te stollen met zeer ernstige brandwonden tot gevolg. Wanneer nu onmiddellijk het schoeisel kon worden afgeworpen, was de verbranding veel minder

ernstig en eerder bovenaan op de wreef. Klompen konden onmiddellijk bij onheil worden uitgesmeten. De veiligheidsmaatregelen kregen gestalte op de werkvloer zelf en werden zowel bedacht door de zaakvoerders als aangebracht door de werknemers.

De vindingrijkheid van deze ingenieurs kende geen grenzen, want op een bepaald ogenblik moesten ze een metalen kuip vervaardigen die zowat acht ton woog. Als men weet dat het vermogen van hun twee bessemerconvertoren samen 3 ton bedroeg, dan is het wel een hele toer geweest om het zaakje op temperatuur te houden tot de 12 ton samengesmolten waren.Al bij al een heuse heksentoer.

Bij staalfabricage is de samenstelling van de cokes die worden gebruikt om het koolstofgehalte aan te

Bestelbon nieuw Minerva-chassis met carrosserie Van den Plas (latere D’Ieteren-Audi) in Brussel

Ontmantelde drijfkrachtcentrale met generatoren Centrale compressor met drijfwiel en lederen drijfriem

Page 10: Reineringen - 2/1 (2011)

10 • Reineringen 3 Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

brengen, enorm belangrijk. In de Pierstraat maakte het bedrijf verschillende staalsoorten, met wisselend koolstofgehalte.

De analyse van de cokes hiervoor gebeurde in een eigen labo. René, de zoon van Oscar Geerts, kreeg als werktuigkundig ingenieur hierover de leiding.

Zonderlinge mensen met speciale voorkeuren of bijzondere gaven hebben altijd al bestaan. Hun gedachtegang kunnen we niet altijd doorgronden, laat staan begrijpen. Ten onrechte beschouwt de goegemeente hen vaak als zonderling, alhoewel die mensen vaak hun idealen met de beste bedoelingen trachten te verwezenlijken.

Zo was er eens een vrouw, Irma Maes genaamd. Zij leefde wat in de schaduw van de mannelijke telgen uit haar (brouwers)familie. Zij was namelijk één van de drie zusters van Michel Maes, vader van Theo, de laatste telg aan het hoofd van de voormalige brouwerij Maes in Waarloos.

Irma Maes werd geboren in 1910 en woonde in Antwerpen. Ze is nooit getrouwd geweest, maar was wel zeer bemiddeld. En ook heel bedrijvig in caritatieve instellingen. Ze werd daarom alom heel erg geprezen. Ze bewonderde mateloos Pater Pio, een Italiaanse kapucijnerpater die tal van wonderen verrichtte in het klooster van San Giovanni Rotondo. Pio leefde van 1887 tot 1968 en was gestigmatiseerd, hij vertoonde namelijk dezelfde wonden aan handen en voeten en in de lende als Jezus Christus na zijn kruisiging. Pater Pio werd door paus Johannes-Paulus II in 2002 heilig verklaard.

Ook voor Leonie Van den Dijck, een merkwaardige vrouw uit het Oost-Vlaamse Onkerzele (een dorpje nabij Geraardsbergen), had Irma Maes veel bewondering en

De research spitste zich vooral toe op het fosfor- en zwavelgehalte, twee stoffen die nadelig zijn in het “zure” bessemerprocédé. Ook in het laboratorium gebruikten de werknemers zelf ontworpen toestellen.

Verder beschikte het bedrijf over proefbanken om de afgewerkte materialen op hun weerstand uit te testen.(wordt vervolgd)

Paul Wyckmans

dat liet ze duidelijk blijken. Tijdens haar leven kreeg Leonie tal van bovennatuurlijke verschijningen van Onze-Lieve-Vrouw. Maar zij was niet de enige. Dat blijkt uit volgende gegevens.

België beleefde een bewogen periode in 1932-1933. Tal van bovennatuurlijke gebeurtenissen hebben toen plaatsgevonden. Zo verscheen tussen 29 november 1932 en 3 januari 1933 de Heilige Maagd Maria aan enkele kinderen in Beauraing. Tussen 11 juni en 15 augustus 1933 beweerde een zekere Tilman Côme dat de H. Maagd ook aan hem was verschenen, ook in Beauraing. Nadien volgden er nog verschijningen te Banneux, tussen 15 januari en 2 maart 1933 aan het meisje Mariëtte Béco. Op 4 augustus 1933 begonnen de verschijningen van Onze-Lieve-Vrouw aan Leonie Van den Dijck te Onkerzele. Aan Jules de Vuyst uit Herzele verscheen de H. Maagd op 2 en 5 oktober 1933 en hij kreeg bij die ontmoeting zelfs de opdracht een pelgrimstocht naar Onkerzele te ondernemen, woonplaats van Leonie Van den Dijck. Te Chaineux verscheen de H. Maagd op 5, 12 en 17 oktober aan twee meisjes. Nog in diezelfde maand, op 9 en 30 oktober, verschijnt Maria te Etikhove aan twee mannen.

In Olsene verkondigt Maurice Van Den Broecke op 29 oktober en 7 november de verschijning van Moeder Maria.

Het klinkt allemaal erg ongeloofwaardig, maar de betrokkenen waren zeer overtuigend in hun verklaringen.

Hal van de staalgieterij

De metalen kuip van 12 ton op een zelf gefabriceerd chassis aangedreven door een Adler-motor

Een zeer merkwaardig testament

Page 11: Reineringen - 2/1 (2011)

Reineringen 3• 11Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Niet verwonderlijk dat er daarna heftige polemieken ontstonden over deze al dan niet bovennatuurlijke verschijningen. De kerk was met deze verschijningen niet altijd even opgezet, en zeker niet wanneer dat - een beetje oneerbiedig uitgedrukt - aan de lopende band gebeurde.

Enkele van die verschijningen werden door de kerk wel “voor echt” verklaard en de plaatsen waar dat gebeurde zijn tot druk bezochte bedevaartsoorden uitgegroeid: Banneux en Beauraing bv. Maar tegenover de meeste verschijningen bleven de kerk en haar leiding zeer sceptisch.

Tijdens haar leven deed Leonie Van den Dijck nochtans zeer opzienbarende voorspellingen. Eind september 1933 kreeg ze een visioen waarbij een vooraanstaand manspersoon van de rotsen werd geduwd, en op 17 januari 1934, nog geen 4 maanden later verongelukt Koning Albert I te Marche-Les-Dames in de bekende verdachte omstandigheden. Zij voorspelde ook het overlijden van Koningin Astrid, gemalin van Koning Leopold III. Zij stierf in een auto-ongeval in Küssnacht (Zwitserland), haar man Leopold zat aan het stuur. Ook diens troonafstand werd door haar in 1946 voorspeld.

Priesters kregen toen orders om zich niet met deze gebeurtenissen in te laten en dit op uitdrukkelijk bevel (?) van de toenmalige kardinaal Van Roey, al dan niet beïnvloed door het koningshuis.

Nog indrukwekkender was de voorspelling die zij over zichzelf deed. Zij verklaarde dat bij opgraving van haar lichaam na haar dood, men haar lichaam na twintig jaar nog ongeschonden zou terugvinden. Leonie Van den Dijck overleed in 1949 en werd in Onkerzele begraven.

Er kan nog meer over haar merkwaardig leven worden verteld, maar laten we hier weer onze aandacht op Irma Maes vestigen. Zij stierf in 1965. Haar testament werd geopend in het bijzijn van de familie en de notaris leest een niet alledaagse wilsbeschikking voor. Haar bezit èn haar 100 aandelen in de brouwerij Maes zullen aan het bisdom Gent worden overgemaakt, maar niet onvoorwaardelijk! Het bisdom Gent moet als tegenprestatie een kapel bouwen op de plaats van de verschijningen van de H. Maagd aan Leonie Van den Dijck te Onkerzele, en daarin moet Leonie worden opgebaard. Indien het bisdom Gent weigert, wordt het geld overgemaakt aan een bepaalde Antwerpse kloosterorde, maar ook hier staat een voorwaarde tegenover. Het bedoelde klooster kreeg de verplichting om voor enkele miljoenen Belgische franken gouden medailles te laten slaan met de afbeelding van Leonie Van den Dijck, en deze moesten gul aan gelovigen

worden uitgedeeld.

Waarschijnlijk was de familie Maes niet erg opgetogen met dit testament, het ging hier ten slotte over een grote som geld. Ondanks dit aanzienlijke fortuin in het vooruitzicht, weigerde het bisdom Gent deze erfenis omwille van onaanvaardbare voorwaarden. De kloosterlingen van het Antwerpse klooster, geconfronteerd met de tweede optie voorzien in het testament, bekeken de zaken wel enigszins anders en kwamen met een merkwaardige oplossing voor de dag.

Zij lieten de gouden penningen met de beeltenis van Leonie Van den Dijck slaan, en dit ter waarde van de opgegeven som zoals beschreven in het testament. Deze werden vervolgens gul uitgedeeld aan de kloosterlingen waarvan verondersteld werd dat zij gelovig waren. Later werden de gouden medailles teruggevorderd, daar de kloosterlingen waarschijnlijk geen of weinig bezittingen mochten hebben (gelofte van armoede). De honderd aandelen van Irma Maes werden door het klooster in dank aanvaard en het goud kreeg een andere bestemming (gesmolten?). Er werd gehandeld zoals het testament vermeldde, dus aan de voorwaarden werd voldaan.

Leonie Van den Dijck, geboren in 1875 en overleden in 1949, moeder van 13 kinderen en door haar man verlaten, werd op 9 juni 1972, 23 jaar na haar overlijden, op vraag van een comité dat onbekend wenst te blijven, opgegraven. Deze opgraving gebeurde in het bijzijn van een zoon en één van de dochters. Ook de politiecommissaris van Geraardsbergen en een aantal priesters en artsen waren aanwezig samen met groot aantal dorpelingen. Televisie, kranten en amateurcineasten waren massaal aanwezig. De dokter die de lijkschouwing verrichtte, verklaarde dat het lichaam zich nog in een goede staat bevond “als zou zij pas zijn overleden”. Ook zij vertoonde duidelijke stigmata. Heel wat aanwezigen hebben er zich persoonlijk van vergewist dat de ledematen nog soepel konden worden bewogen.

De Standaard van 13 juni 1972 verklaarde in een artikel dat het lichaam in een zinken lichter (een kleinere kist) was begraven, op zijn beurt omsloten door een grotere houten kist. Na de opgraving werd het lichaam opnieuw begraven in een betonnen grafkelder op een andere plaats van het kerkhof.

Vandaag nog steeds ijveren bewonderaars van Leonie Van den Dijck voor de bouw van een kapel, ter ere van deze merkwaardige vrouw.

Bob Verrycken

Page 12: Reineringen - 2/1 (2011)

12 • Reineringen 3 Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

In het documentatiecentrum van de Kon. Kring voor Heemkunde te Kontich bewaren we heel wat archivalia die getuigen van een rijk Kontichs verleden. Een aantal mapjes bevatten een weliswaar onvolledig maar toch interessante kijk op enkele wel zeer specifieke ‘kroostrijke gezinnen’ uit de 19e of de 20e eeuw.

Vandaag komt een gezin met zeven kinderen niet zo vaak meer voor, laat staan dat zo een gezin minstens zeven jongens of zeven meisjes zou tellen.

Het getal zeven heeft altijd al een magisch-heilige kracht gehad, denken we maar aan de zeven dagen van de schepping en de dagen van de week, vroeger nog zeven planeten, de zeven vette en de zeven magere jaren, zeven kardinale deugden, zeven hoofdzonden en zeven Blijdschappen van Maria… Ook in de naamkunde. We denken hierbij aan het gehucht de ‘Zeven Huizen’ in Kontich. Geen wonder dat zeven in de volkskunde en het volksgeloof, dus ook bij de geboorte en de levensloop, een belangrijke rol speelde.

Bij een zevende geboorte wordt de koning of de koningin steevast door de burgemeester uitgenodigd om het peter- of meterschap op zich te nemen. Deze zeven opeenvolgend geboren jongens of meisjes moeten dan nog wel allemaal in leven zijn, vermeldt het antwoord van het Hof. Er mag ook geen ‘stoorzendertje’ van het andere geslacht tussen komen. U begrijpt, het vorstenpaar kan ten slotte niet voor half België als peter of meter optreden en er de financiële consequenties van dragen, zij het dat zij hiervoor de kassier van hun ‘Civiele Lijst’ kunnen aanspreken. Het leert ons ook iets over de evolutie van de prijzen, zeg maar het stijgende indexcijfer.

De zevende zoon kreeg vanzelfsprekend meestal de naam van de koning, op onze documenten dus Leopold of Albert, of van de koningin, Elisabeth, tenminste als de ouders vertrouwd waren met deze traditie. De koning of de koningin laten zich dan bij de doop van hun petekind vertegenwoordigen door de burgemeester, zijn echtgenote of één van de notabelen, al of niet uit het dorp.

Zo werd op 4 juni 1870 in het huis De Ploeg (Mechelsesteenweg) Leopold, Louis, Philippe geboren als zevende zoon van het echtpaar J. de Winter-Kips. Vader was er eigenaar van en baatte er een olieslagerij-maalderij uit met ernaast een hoge schoorsteen. Dit huis werd later de woning van dr. Geerts en is vandaag het ‘Volkshuis’. Enkele dagen later trokken allen in een feestelijke stoet naar de kerk van Sint - Martinus. Voorop de harmonie Sint-Cecilia (waarvan burgemeester Peeters voorzitter was), vlag voorop, dan de zevende zoon vergezeld van zijn vader (gedragen laten we hopen) en van de heer J.A. De Mot, consul van Argentinië die de koning verving, en meter Julia Kips-Van der Haegen. Daarna zes oudere jongens als erewacht. Daarna de burgemeester en talrijke dorpelingen. Hij werd gedoopt door pastoor Torfs bijgestaan door de onderpastoors P.F. Meeus en J. Bosch.

Na de doop werd de grote klok geluid (zeer uitzonderlijk) en de Brabançonne gespeeld aan de poort van de toen nog niet verbouwde kerk.

In juli 1886 meende Brigadier Jean Rosschaerts, veldwachter uit Kontich, in aanmerking te komen voor een eervol koninklijk peterschap voor zijn zevende zoon.

Bij de vraag aan het Hof of de koning het peterschap wilde waarnemen, antwoordde de secretaris fijntjes nog een keer met alle voorwaarden, vermits in het verleden hiervan wel eens misbruik werd gemaakt. Vooral de geboorte van een kind van het andere geslacht mocht de rij van zeven NIET onderbreken. Omwille hiervan werd deze aanvraag geweigerd.

Ook Jan Van Doren, poelier van de Mechelsesteenweg en zijn echtgenote Louisa De Bie verwelkomen op 1 september 1913 hun zevende zoon Albert, Frans maar krijgen om dezelfde reden nul op het rekest.

24 November 1913 is een heuglijke dag voor de familie Sels-Crauwels uit de Keizershoek. Vader Sels is dokwerker. Hun zevende zoon Albert, Leopold wordt die dag gedoopt door deken J. De Coster in de kerk van Sint-Martinus. In de doopakte staat burgemeester René Sansen vermeld als peter, optredend als plaatsvervanger voor koning Albert en de weduwe van René della Faille de Waerloos als meter. Pittig detail toch: de koning schenkt een (post)cheque van 150 frank, vraagt aan de burgemeester die in zijn naam te willen overhandigen aan de ouders van Albert. De kassier van zijn Civiele Lijst vraagt de burgemeester wel om ‘verplicht’ het aangehecht strookje

Een koninklijke peter of meter op aanvraag?

Page 13: Reineringen - 2/1 (2011)

Reineringen 3• 13Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

te willen laten aftekenen en het terug te sturen. De zesde zoon van dit gezin, Ludovicus, Petrus, zal al in 1919 overlijden.

In 1930 vraagt burgemeester Schroyens het koninklijke peterschap aan voor de zevende zoon van de familie Vandenbos-Coveliers uit de Duivenstraat. Vader Jan verdient de kost als magazijnbediende. Eigenaardig is wel dat deze zoon, Albert, al geboren werd in 1915 in volle oorlogstijd. De burgemeester vermeldt dit dan ook als reden voor het erg laattijdige aanmelden. Of de koning hierop positief reageerde, is niet duidelijk, vermits geen verdere correspondentie bewaard bleef.

Over Albertus, Maria, Franciscus, geboren in datzelfde 1930 als zevende zoon van Johannes Van Roosenbroek (Mechelsesteenweg aan ‘de Reep) weten we alleen dat het peterschap werd aangevraagd en dat Franciscus De Coninck, de toenmalige burgemeester optrad als peter bij de doop, Maria Corluy als meter.

De familie Peeters-Peeters uit de Drabstraat verwelkomt in 1938 Elisabeth, Astrid, Anna, zevende meisje in het gezin. Weer worden brieven uitgewisseld tussen de burgemeester van Kontich en de secretaris van de koningin. Dit keer mogen de trotse ouders 100 frank van de koningin ontvangen en ‘wat luiergeld’. Heeft dit te maken met de voorbije wereldwijde crisis, het feit dat dit een meisje is of ontvangt de koningin een kleinere dotatie van de regering voor deze heuglijke gebeurtenissen?

De burgemeester en zijn bestuur kunnen ook niet alles weten. Wanneer in het gezin Van den Berghe-Arends in 1939 een dochtertje Astrid, Maria, Cornelia wordt geboren in Antwerpen en inmiddels al is gedoopt, moeten ze post factum de aanvraag nog verrichten. Toch reageert koningin Elisabeth positief en biedt de trotse ouders 250 frank aan.

De familie Liekens-Verschaeren van de Groeningelei doet bij monde van burgemeester Geerts in 1957 een vergelijkbaar verzoek aan koningin Elisabeth voor hun zevende dochter Marcella, Diana. Weer reageert de koningin positief en schenkt 1000 frank en een luiermand met inachtneming van de geijkte procedures ter zake.

Datzelfde jaar wordt Adelheid, Ingrid, Albrecht geboren als zevende dochter van de heer en mevrouw J. Buyens-Hundeshagen uit de Broekbosstraat. Trouw meldt de Kontichse burgervader dit aan het secretariaat van de koningin. Haar secretaris verwijst opnieuw naar de voorwaarde dat de zeven meisjes allemaal in leven moeten zijn. Toch lezen we in dezelfde brief: ‘Hare Majesteit wil echter een bewijs van haar welwillende aandacht schenken’ en geeft opdracht, ten behoeve van belanghebbende ‘een som van duizend franken te laten geworden’.

De echtgenote van vrederechter Raymond De Ridder, Eleonora Mautner beviel ook in dat jaar van een zevende opeenvolgende dochter, Elisabeth, Maria, Jeanne. Koningin Elisabeth neemt hiervan graag het meterschap op zich en biedt als geboortegeschenk een zilveren kroes aan met het naamcijfer van de koningin. De burgemeester stelt het hof voor dat zijn echtgenote de koningin zal vertegenwoordigen bij de doopplechtigheid.

Onze bronnen eindigen in de Duffelshoek bij het gezin Van Boxel-Teugels waar in 1976 Lydia wordt geboren als zevende dochter. Hierover is geen verdere briefwisseling te vinden.

Ook koning Boudewijn en koningin Fabiola zetten de traditie voort en wanneer ze in 1986 vijfentwintig jaar getrouwd zijn, ontvangen ze al hun petekinderen in het Sportpaleis van Antwerpen.

Paul Wyckmans

Page 14: Reineringen - 2/1 (2011)

14 • Reineringen 3 Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Ook onze tweede prijsvraag leverde twee winnaars. Alle inzendingen gaven het juiste antwoord: een blikopener. Je leest er verder in dit tijdschrift over. Een onschuldige hand duidde Vicky Lodewijks (verlenging abonnement) en Jozef Benoy (fotoboek) als winnaars aan.

Hieronder vind je de afbeelding van onze derde Waddisdaffeuriet. We denken dat het deze keer echt wel moeilijker is.

Weet je waarvoor dit ding werd gebruikt, stuur dan je antwoord (met als onderwerp “Wedstrijd Reineringen”) naar [email protected] – een klassieke gele briefkaart naar ons adres (Reineringen, Duivenstraat 22, 2550 Kontich) telt ook. Laat ons ook weten met welke prijs we jou een plezier kunnen doen: een merklappen-verjaardagskalender, het fotoboek “Archiefbeelden Kontich” of een (verlenging van je) abonnement op

“Reineringen”. We verwachten je mail of briefkaart ten laatste op 31 april! In ons volgende nummer geven we uiteraard de oplossing. En een nieuwe opgave.

Waddisdaffeuriet?

De blikopener kent eigenlijk een vreemde geschiedenis. Je zou eigenlijk verwachten dat die samen met het blik werd uitgevonden, want wat ben je nu met een blik dat je niet kunt openen. En toch is het anders gelopen. In 1810 vonden de Fransen het blik uit. Dat was zo stevig gemaakt dat je het met een sterk mes of zelfs met hamer en beitel moest openen. Niet bepaald handig. Het duurde bijna een halve eeuw tot in 1858 vooraleer de blikopener werd gemaakt. Een primitief geval. Het duurde nog eens twaalf jaar vooraleer een opener met een snijwiel werd gemaakt. Vanaf dan is er steeds verder gezocht naar betere en veiligere toestellen.

In 1966 kwamen de eerste blikken op de markt waarvoor je geen opener meer nodig hebt. De meeste blikken open je nu door aan een lipje te trekken.

Op de bijgaande foto zie je nog een blikopener uit onze collectie. Enige handigheid is wel vereist, wil je daarna niet naar de verbandkast moeten hollen.

Blikopener

Page 15: Reineringen - 2/1 (2011)

Reineringen 3• 15Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Museum voor heem- en oudheidkunde: elke zondag open van 14 tot 17 uur met gids – ook toegankelijk tijdens de openingsuren van de cultuurdienst (op eenvoudige vraag worden alle deuren geopend en alle lichten aangestoken!)

Gesloten: 24 april (Pasen), 12 juni (Pinksteren) en de maanden juli en augustus.

Zondag 1 mei 2011Erfgoeddag “Armoe troef”. Wie meer wil weten verwijzen we naar het cultuurmagazine Uit in Kontich en naar het artikel Armoe troef! van mederedacteur Paul Catteeuw in het informatieblad van de gemeente Kontich.

De beide magazines zijn makkelijk consulteerbaar op www.issuu.com. Op deze webstek tik je bij zoeken gewoon “Kontich” in en je komt zo bij die uitgaves terecht

Vrijdag 10 juni 2011 “Volksculturele uitingen in het licht van traditie en vernieuwing”, openbare lezing door prof. em. dr. Stefaan Top om 20 uur in de Sint-Janszaal (bibliotheek).

De spreker is genoegzaam bekend door de leden van de heemkundige kring. Samen met hem zijn we vaak door het Vlaamse land gereisd. Verder kennen we hem van zijn boeiende commentaren bij volksculturele evenementen op radio en tv.

In een volkskundig cocktail met powerpointpresentatie zal Stefaan Top duidelijk maken dat volkscultuur leeft. Aan de hand van enkele concrete voorbeelden (hekserij, huwelijksgebruiken, feestcultuur, muzikale kindercultuur, volksverhalen) vergelijkt hij de toestand van vroeger met nu. Deze confrontatie leidt tot verrassende ontdekkingen, waaruit blijkt dat volkscultuur een interessant en belangrijk stuk immaterieel erfgoed is met vaak een heel boeiende onderliggende boodschap. Veel stof tot nadenken! En uiteraard uiterst boeiend.

Zondag 12 en zondag 19 juni 2011 Heemkundedagen onder het thema: ‘Ambachten en vrije beroepen in ons dorp’. We gaan hier dieper in op de verdwijning van enkele basisberoepen of de sterke evolutie die ze doormaakten.

Agenda

Interessant tijdschrift?Zin om de volgende nummers te blijven ontvangen?

Schrijf dan €15,00 over oprekening 415-5044221-42 van

Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich vzw2550 Kontich

met vermelding van uw naam, adres, en “Reineringen”.U bent dan meteen ook lid van de “Vrienden van het museum”

Page 16: Reineringen - 2/1 (2011)

16 • Reineringen 3 Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

ColofonReineringen, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, 2 (2011), 1ISSN 2033-2742Redactie: Paul Catteeuw, Frank Hellemans en Paul WyckmansEindredactie: Frank HellemansGrafische vormgeving: Bruno Catteeuw Druk: Drukkerij Hendrickx, Schelle Verantwoordelijke uitgever: Paul Wyckmans, Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich Correspondentieadres: [email protected] © 2011 – Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen bijdrage.Abonnementen (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): 15 euroTe betalen op rekeningnummer 415-5044221-42 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen”Gelieve eventuele adresveranderingen zo snel mogelijk aan ons mee te delen.

Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, DocumentatiecentrumDuivenstraat 22, BE-2550 Kontich,+32 3 457 86 [email protected]

Museum voor Heem- en Oudheidkunde Bibliotheek- en cultuurgebouw Sint-Jansplein, BE-2550 Kontich www.museumkontich.be

INHOUDSTAFEL:Pagina 1 VoorwoordPagina 2 Enkele raadgevingen voor een tocht door de SaharaPagina 4 Vol chloor: an bloemkolen, kindjesboten en ooievaarsPagina 7 Kontich: staalconcurrent voor Wallonië? Deel 2Pagina 10 Een zeer merkwaardig testamentPagina 12 Een koninklijke peter of meter op aanvraagPagina 14 WaddisdafeurietPagina 14 BlikopenerPagina 15 Activiteitenkalender