114
Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 4 / 2012 Jaargang 8 Paul Frissen, Paul ’t Hart en Stijn Sieckelinck Reputaties gewogen Research Memoranda 2012 - nr 4 Reputaties gewogen Beelden over de rechtspraak bij beslissers en publieke opinieleiders omslag research memoranda 2012-4 nieuw 12-10-12 09:09 Pagina 1

Reputaties gewogen

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Raad voor derechtspraak

Research MemorandaNummer 4 / 2012Jaargang 8

Paul Frissen, Paul ’t Hart en Stijn SieckelinckR

eputaties g

ewo

gen

Research M

emo

randa

2012 - nr 4

Reputaties gewogenBeelden over de rechtspraak bij beslissers en publieke opinieleiders

omslag research memoranda 2012-4 nieuw 12-10-12 09:09 Pagina 1

NSOB in opdracht van de Raad voor de rechtspraak

Auteurs: prof.dr. Paul Frissen (projectleider), prof.dr. Paul ’t Hart en dr. Stijn Sieckelinck

Met medewerking van: Nancy Chin-A-Fat MSc, prof.dr. Michel van Eeten, drs. Jorren Scherpenisse, prof.dr. Mark van Twist en ir. Ellen Wiemer

Reputaties gewogen

Beelden over de rechtspraak bij beslissers en publieke opinieleiders

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 1

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 2

1. De rechtspraak: hoelang nog een ‘sterk merk’? 5

2. Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader 102.1 Reputaties: aard en functies 102.2 Reputatie in context: strategische positionering van publieke organisaties 15

3. Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews 233.1 Opzet van het onderzoek 233.2 De publieke waardepropositie van de rechtspraak 243.3 De operationele capaciteit van de rechtspraak 263.4 Het institutionele draagvlak voor de rechtspraak 293.5 Van diagnoses naar remedies: adviezen voor reputatieversterking 37

4. De rechtspraak van bolwerk tot netwerk: analyse en reflectie 444.1 Reputatie en positie onder druk? 444.2 De wegen naar reputatieversterking 464.3 Naar evenwichtig reputatiemanagement 52

Bibliografie 54

3

Inhoudsopgave

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 3

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 4

Inleiding

De rechtspraak heeft zich in de afgelopenjaren meer dan gewoonlijk in het brandpuntvan de media bevonden. Sommige rechters,rechterlijke processen en rechterlijke uitspra-ken gingen, ondanks de mores van de TriasPolitica, regelmatig kritisch over de tong vanpolitici. Naar aanleiding van een aantalgeruchtmakende zaken kwamen houding,optreden en in de Chipshol-zaak zelfs de integriteit van bepaalde rechters ter discussiete staan. Ook kwamen enkele ernstige justi -tiële dwalingen aan het licht. Er brak daarnaastook recentelijk nog politiek rumoer uit overenkele rechterlijke topbenoemingen (Burumain de Hoge Raad; Donner in de Raad vanState; Silvis in Straatsburg). Kortom, het ‘merkrechtspraak’ had het moeilijk. Sommigen spreken over 2010 zelfs als een ‘annus horri -bilis’ voor de zittende magistratuur (Klijn, 2011).

Uniek in het meer dan tweehonderdjarigebestaan van de institutie is dergelijke turbulen-tie echter niet. De rechtspraak staat per defini-tie in een spanningsvolle verhouding tot deandere staatsmachten. Rechterlijke uitsprakenbotsen van tijd tot tijd bijna onvermijdelijk metstromingen in de publieke opinie. En net zoalsdat gebeurt bij andere maatschappelijke elites,worden de positie en het functioneren vanrechters soms indringend ter discussie gesteld.In de late jaren zestig van de vorige eeuw ginghet over ‘klassenjustitie’. Begin jaren tachtigvan de vorige eeuw ging het over de anachro-

nistische bedrijfsvoering. In 1991 over 62%van de rechters (en officieren van justitie) die,zoals blijkt uit een enquête in Vrij Nederland,links van het midden stemden (waarvan nietminder dan 39% D66) en er ‘softe’ opvattingenover strafrecht op na hielden. In 1996 ging hetom nevenfuncties van rechters-plaatsvervangersen om andere vormen van vermeende ‘partijdigheid’ van rechters, gehekeld in nietsminder dan een ‘zwartboek’. En in 2002 omde zaakstoewijzing in het strafproces tegen demoordenaar van Pim Fortuyn (Huls, 2004),waaruit volgens LPF-parlementariër FerryHoogendijk opnieuw de progressieve bias vande rechterlijke macht zou blijken.

Dat er ‘altijd wel wat is’ in de beeldvormingover de rechtspraak, maakt de pieken in aandacht en kritiek die zich voordoen nietminder betekenisvol. Een institutie die ondermeer de gezaghebbende beslechting vangeschillen en de borging van de rechtsstaattot haar kernfuncties rekent, kan niet zondereen robuust maatschappelijk vertrouwen in dewijze waarop zij functioneert. Dat geldt a fortiori voor een rechtspraak die langs eenaantal wegen een steeds grotere reikwijdte enrechtsvindende rol heeft gekregen; juist dangeldt: geen bevoegdheid zonder verantwoor-delijkheid, geen verantwoordelijkheid zonderverantwoording, en – zo kan eraan wordentoegevoegd – zonder verantwoording geengezag of legitimiteit (vergelijk Smilde, 2003).

5

De rechtspraak: hoelang nog een ‘sterk merk’?

1research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 5

Publiek vertrouwen

Hoe stevig zijn (grond)wettelijke positie ookmag zijn – de rechtspraak kan alleen duurzaamgezaghebbend functioneren als hij over eenzeker surplus aan publiek vertrouwen beschikt.Daarbij doelen wij op vertrouwen in niet-per-sonalistische zin. Het gaat erom dat burgerszeker zijn van de institutie, haar professionali-teit en haar integriteit, maar ook weten dat deinstitutie onderdeel uitmaakt van de staat endus leed kan toevoegen. De wetenschap datdit het geval is, sterkt rechters in hun onafhan-kelijke opstelling ten opzichte van justitia -belen, maar vooral ook tegenover de anderestaatsmachten (die zich immers ook baserenop publieke legitimatie van hun handelen) ofandere invloedrijke partijen en belangen(Bovend’Eert, 2012). Erkenning van het belangvan publiek vertrouwen voor de institutienoopt rechters ertoe zich bij de totstand -koming en motivatie van hun oordelen reken-schap te geven van maatschappelijke opvat-tingen (zo vinden zij ook zelf, zie Husken &Kagie, 2003) en zich actief toegankelijk op testellen (Docters van Leeuwen, 1998: 46-47).Het noopt de rechterlijke organisatie alsgeheel om rekenschap af te leggen over haareigen organisatie en werkwijze (Stuiveling,2010).

Zeker in de huidige samenleving vol ‘mondigeburgers’ (Van den Brink, 2009) komt publiekvertrouwen in instituties – inclusief de recht-spraak – te voet, maar kan het te paard

vertrekken. Oordelen over het vertrouwen inconcrete rechtspraaksituaties (‘trust’ – vertrou-wen op) hebben directe invloed op het ver-trouwen in het systeem (‘confidence’ – vertrou-wen in), aldus Van den Bos en Brenninkmeijer(2012). Zoals blijkt uit de breed opgezetteoverzichtsstudie van het WODC, het CBS ende Raad voor de rechtspraak (Eshuis et al.,2011) behoeft de zittende magistratuur zichgeen acute zorgen te maken dat de kracht vanhaar brand onder het Nederlandse publiekgevaar loopt. Anderen menen zelfs dat allegegevens over vertrouwen in de rechtspraakbetekenisloos zijn, en dat de zogenoemde vertrouwenscrisis een product is van ‘Haagswantrouwen, door politici en de media gepro-jecteerd op de maatschappij’ (Griffiths, 2011).

Maar tegelijkertijd groeide recentelijk wel hetaantal klachten en lijkt er een stijgende trendin het aantal wrakingsverzoeken (Hertogh,2012).1 Ook ondervonden enkele rechters inhet Wilders-proces (Tom Schalken & JanMoors) hoe in de glazen stolp van de transpa-rante rechtszaal en een ‘mediaproces’ enkeletactische of verbale ‘uitglijders’ hun in decen-nia opgebouwde professionele reputaties ernstig kunnen compromitteren. Bovendienmoesten hun collega’s toezien hoe het per-soonlijk optreden van individuele rechters ingezichtsbepalende zaken de reputatie van deinstitutie sterk kan beïnvloeden.

Dit ambigue beeld past bij een samenlevingdie instituties steeds minder vanuit eerbied

6

1 Overigens betekent dit niet dat er ook een stijgende trend te zien is in het aantal gehonoreerde wrakings -

verzoeken, zo blijkt uit onderzoek dat op dit moment in opdracht van de Raad voor de rechtspraak wordt verricht.

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 6

voor vanzelfsprekende autoriteit benadert ensteeds meer transactioneel of op basis vanveronderstelde gelijkwaardigheid. Een onderzoek naar de reputatie van de recht-spraak kan in de context worden geplaatst vanhet zoeken naar antwoorden op toenemendedruk vanuit de samenleving op grotendeelsonaantastbaar gewaande instituten zoals depolitiek, de geneeskunde, de wetenschap ofde media. Zelfs klassieke professies en institu-ties krijgen niet langer automatisch het voor-deel van de twijfel. Ook zij moeten hun legiti-miteit steeds weer opnieuw verdienen doorhun prestaties en de beeldvorming over dieprestaties, zo hielden de oude journalistiekerotten Jensma (2010) en Chavannes (2012)hun rechterlijke gehoren recent nog maar eensvoor. In de hedendaagse mediacratie is denotie van een ‘gezagsbolwerk’ een anachro-nisme geworden. Een in de tijd samenvallendereeks incidenten die via uitvergroting en ver-breding in de media aanzwellen tot een publi-citeitsgolf leidt via het internet en de socialemedia sneller dan vroeger het geval was totpublieke verantwoordingsdruk en politiekmicromanagement.

Als in zo’n periode van hyperaandacht cathar-sische zuiverings- en overtuigende leerrituelenvan de kant van de betrokken bestuurders enorganisatie(s) uitblijven, kunnen vertrouwens-problemen tot institutionele crises escaleren.In de strafrechtsector kregen bijvoorbeeld depolitie en het Openbaar Ministerie in 1993-1994 met zo’n escalatieproces te maken ten

tijde van de IRT-affaire, maar het fenomeen isveel wijder verbreid (Bovens et al., 1998; Boinet al., 2000). In zo’n institutionele crisis raaktde sector de controle over zijn lot kwijt, en kaner hem van alles worden aangedaan: onder-zoek, ondercuratelestelling, onthoofding, reorganisatie, fusie, overname, opheffing. Designificante erosie van het publieke vertrouwenin de jaren zestig van de vorige eeuw (zie Hoekema, 1971) was destijds de motor vooreen diepgaand en langdurig proces van zelf-onderzoek en verandering in de rechterlijkeorganisatie (Brommet, 2002). Ook toen in dejaren negentig van de vorige eeuw de recht-spraak deelde in de algemene daling van hetvertrouwen in publieke instituties in Nederland(Van der Meer, 2004), bleven opnieuw institu -tionele reacties niet uit. Zo werd er geïnves-teerd in modernisering van de organisatie, ver-steviging van het management, actieverepubliekscommunicatie en stroomlijning van deinterne governance.

Externe oriëntatie

Het is beter om dergelijke ontwikkelingenvoor te zijn dan erdoor overvallen te worden.Zelfs een ‘sterk merk’ als de rechtspraak doeter verstandig aan zijn omgeving te bevragenop het eigen functioneren en proactief de dialoog aan te gaan. ‘De externe oriëntatie isvoor de rechtspraak belangrijker dan ooit’, zoschrijft de Raad voor de rechtspraak in haarprogrammaplan Rechtspraak en Samenleving.‘Rechtspraak is er niet voor zichzelf maar staat

7

De rechtspraak: hoelang nog een ‘sterk merk’?

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 7

ten dienste van de samenleving. Wanneerechter de samenleving een beeld heeft datschuurt met de werkelijkheid van de recht-spraak, leidt dit naar verwachting tot toe -nemende reputatieschade. Presidenten -vergadering en Raad hebben besloten eenprogramma te starten met diverse projectenen activiteiten die erop gericht zijn het beeldvan de rechtspraak naar buiten te verduide -lijken en te verbeteren.’ Het interne doel vandit programma is een betere oriëntatie van derechtspraak op de samenleving te ontwikkelen.Extern beoogt het programma meer kennisvan en begrip voor het werk van de recht-spraak in de samenleving te genereren.

In dat licht gaf de Raad voor de rechtspraakde Nederlandse School voor OpenbaarBestuur begin 2012 opdracht onderzoek tedoen naar de reputatie van de rechtspraak.Het onderzoek moest de beeldvorming onder‘beslissers’ en ‘opinieleiders’ (hooggeplaatstevertegenwoordigers van de belangrijkste stakeholders van de rechtspraak) in kaart brengen. Inzet was de vraag hoe deze eliteshet functioneren van de zittende magistratuurervaren en beoordelen. Deze vraag bevat eenaantal onderdelen. • In welke mate vervult de zittende magis-

tratuur in de ogen van gesprekspartnersde haar toegedachte maatschappelijkekernfuncties?

• In welke mate belichaamt zij de kernwaar-den die essentieel zijn om die kernfunctieseffectief te vervullen?

• Moet zij zich zorgen maken over haarreputatie?

• Wat zou zij kunnen doen om deze waarnodig te verstevigen?

Op verzoek van de Raad hebben wij dezeopdracht uitgewerkt in een studie, gebaseerdop interviews, ondersteund door analyse vande inhoud van recente jaargangen (2008-2012)van de belangrijkste vakbladen op het terrein(waaronder Nederlands Juristenblad, Trema,Rechtstreeks, Delikt en Delinkwent en hetTijdschrift voor Civiele Rechtspleging). Ana-lyse van de algemene mediaberichtgeving vielbuiten het bestek van de opdracht (en wordtbestudeerd door de WRR als onderdeel vaneen verkennende studie van de WRR over derechtsstaat).

Het vervolg van dit rapport kent de volgendeopbouw.

In hoofdstuk 2 schetsen wij het analysekaderwaarmee we de vraagstelling van het onder-zoek tegemoet zijn getreden. Dat bevat tweeonderdelen: een duiding van de strategischeopgaven voor de rechterlijke organisatie alspublieke institutie, en daarbinnen een verbij-zondering van de dynamiek en beïnvloedingvan haar reputatie.

In hoofdstuk 3 worden de opzet van de interviewstudie en haar bevindingen gepresen-teerd.

8

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 8

Achtereenvolgens komen aan bod: • de opzet van het onderzoek; • de uitkomsten aangaande de publieke

waardepropositie van de rechtspraak; • de uitkomsten aangaande operationele

capaciteit van de rechtspraak; • het institutionele draagvlak voor de recht-

spraak.

Uiteindelijk wordt de stap gezet van diagnosesnaar remedies.

In hoofdstuk 4 reflecteren wij met behulp vanhet in hoofdstuk 2 geschetste kader op debetekenis van de bevindingen, inclusief dehandelingsperspectieven voor de rechterlijkemacht die aan de bevindingen kunnen wordenontleend.

9

De rechtspraak: hoelang nog een ‘sterk merk’?

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 9

Inleiding

In hoofdstuk 1 typeerden wij de rechtspraakals een vanouds ‘sterk merk’, dat zich in begin-sel om zijn reputatie weinig tot geen zorgenhoeft te maken. Tegelijkertijd maakten wij duidelijk dat de rechtspraak in een potentieelspanningsvolle relatie tot andere staatsmach-ten en (delen van) de publieke opinie opereert.Dat betekent dat het functioneren van derechtspraak van tijd tot tijd met argusogen zalworden bekeken en gewogen in de media, depolitiek en de samenleving. Ook een sterk merkis in zo’n situatie kwetsbaar. Zelfs wanneerrechters hun werk goed doen, haalt hen datsoms de woede van justitiabelen, belangen-groepen, politici en overheidsdiensten op dehals. En wanneer zij hun werk niet goed doen– of tenminste het beeld ontstaat dat er ietsmis is met hun functioneren – kunnen er mededaarom snel scheuren ontstaan in het gezagvan rechtspraak. Wie anderen beroepshalvevoortdurend de maat neemt, moet zelf altijden in alle opzichten aan de maat zijn – al washet maar om die ‘anderen’ geen zwaard inhanden te geven. In dit hoofdstuk presenterenwij een tweeledig analysekader waarmee wijde ontwikkeling van de reputatie van de recht-spraak zullen duiden.

1 Reputaties: aard en functies

In het algemeen wordt reputatie beschouwdals ‘iets’ dat iemand ‘heeft’. Dat iets of iemandeen goede of slechte reputatie heeft, is niet

alleen een taalkundig gegeven, het bepaaltvoor een groot deel hoe wij reputatie begrijpen:reputatie is in het bezit van iemand of van eeninstituut. En hoewel reputatie descriptief tehanteren is, is het feit dat men een reputatieheeft zelden een neutrale vaststelling. Iemandheeft vrijwel altijd een goede of slechte – ofop zijn minst: een dubieuze – reputatie. Naastdeze normatieve lading zien we bij een nauw-keurige blik ook dat reputatie iets is dat doorde tijd heen accumuleert. We zeggen immers:“Iemand heeft een goede of slechte reputatieopgebouwd.” Grotendeels komt dit conven -tionele perspectief op reputatie overeen metwat in de wetenschappelijke literatuur als ‘rationele’ definitie wordt aangeduid. Volgensdeze definitie is reputatie “de mate waarineen actor op betrouwbare wijze zijn verplich-tingen nakomt, gebaseerd op zijn gedrag inhet verleden” (Sharman, 2007). Het voordeelvan dit perspectief is niet alleen dat het naad-loos aansluit bij ons taalgebruik, het maakt hetreputatiebegrip ook maakbaar en hanteerbaar.Op het moment dat namelijk iemand eenslechte reputatie heeft, betekent dat ook dathij een goede reputatie kan verkrijgen. Hijmoet dan zijn slechte reputatie afbouwen enwerk maken van zijn goede reputatie.

Complex systeem

In de wetenschappelijke literatuur heeft mendeze rationele definitie grotendeels losgelatenen ruimte gemaakt voor een constructivistischebenadering van het reputatiebegrip. De

10

Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader

2research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 10

definitie van reputatie is dan “een algemeengedeeld geloof in het karakter of de natuurvan een bepaalde actor, gebaseerd op eenscala aan informatie, associatie en social clues(Sharman, 2007). In deze zin is “reputatie eenrelationeel begrip, een sociaal feit met eenintersubjectief karakter en een op associaties,gevoelens en sociale verwijzingen gebaseerdfenomeen” (idem). Dit perspectief sluit mindernatuurlijk aan op ons dagelijks taalgebruik enheeft ook consequenties voor de manierwaarop reputatie kan worden onderzocht enbeïnvloed.

In de hedendaagse literatuur wordt reputatieals ‘complex systeem’ aangeduid waarin “vele,individuele actoren lokaal op elkaar inwerkenin een inspanning om zich aan te passen aande actuele situatie. Deze lokale aanpassingenaccumuleren en vormen zo grootschaligepatronen die de maatschappij in den bredebeïnvloeden, vaak op onvoorspelbare wijze”(Murphy, 2010). Deze onvoorspelbaarheid isvolgens diverse onderzoeken gelegen in hetfeit dat reputatie inherent instabiel is: ze wordtvoortdurend betwist, aangevochten, onder-handeld en uitgetest in een groot en onover-zichtelijk netwerk van ontvangers (gebaseerdop Murphy, 2010).

Van Tulder en Van der Zwart drukken het opbasis van hun onderzoek naar ondernemings-reputatie als volgt uit: “Reputatie is (…) eendynamisch fenomeen dat gestalte krijgt in derelatie en interactie met stakeholders. Een

unanieme weergave van een ondernemings -reputatie is onmogelijk, elke stakeholdermaakt immers een beoordeling op basis vaneen individuele perceptie, eigen ervaringen,belangen en verwachtingen” (2003, p.140).Daarbij baseren stakeholders de reputatie opeen combinatie van verschillende factoren(Fombrun & Shanley, 1990, geciteerd in: Van Tulder & Van der Zwart, 2003) die wederomgebaseerd zijn op diverse, moeilijk te beheer-sen, bronnen. De belangrijkste zijn media,internet, vrienden en collega’s (Saxton, 1998,in: Van Tulder & Van der Zwart, 2003). “(…)Stakeholders gebruiken alle gedachten,gedragingen, geruchten en uitingen van eenonderneming uit heden en verleden om eeninschatting te maken van het te verwachtengedrag van de onderneming. De perceptievan stakeholders wordt verder gevormd enbeïnvloed door ervaringen, beelden en symbolen”, waarbij “ervaringen die men meteen onderneming heeft belangrijker [zijn] dankennis” (Van Riel, 2001, in: Van Tulder & Vander Zwart, 2003, p. 143).

In tegenstelling tot hoe men voorheen dacht,wordt reputatie dus niet door één grote actor,zoals een invloedrijke krant of opinieleider,‘gemaakt’, maar bouwt zich op in een diffuusnetwerk van actoren – wat overigens niet weg-neemt dat een invloedrijke krant of opinielei-der substantiële invloed op de reputatie kanuitoefenen. Onderkennen dat reputatie eencomplex systeem is, betekent allereerst dat jemoet onderkennen dat reputatie een lastig

11

Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 11

grijpbaar en onderzoekbaar concept is. Ditmaakt “reputatie bijzonder moeilijk te meten”(Van Tulder & Van der Zwart, 2003, p.147),maar het betekent niet dat reputatie niet kanworden onderzocht. Doel van het onderzoekmoet dus niet zijn een unaniem beeld vanreputatie te vinden, maar een mozaïek te creëren dat zich samenstelt uit de perceptiesvan de diverse actoren in het relevante net-werk.

Het betekent evenmin dat reputatie op geenenkele manier kan worden beïnvloed of gemanaged. Voor een deel kan reputatie– met name als we het hebben over media -reputatie – beïnvloed worden door framing.Maar ook framing is onderhevig aan onvoor-spelbare en oncontroleerbare media-uitingenen kan daarmee ook geen of negatieve effec-ten hebben op een reputatie. Want ook in hetgeval van de media wordt reputatie gevormddoor de interactie van verschillende perspec-tieven: public relations, nieuwswaarde,omstandigheden (Murphy, 2010). In deze zinwijkt reputatie overigens af van het verwantebegrip ‘imago’. In het geval van imago gaathet om doelgerichte, bewuste inspanningenom een voordelig beeld te stimuleren in dehoop dat het publiek dit beeld meeneemt inde beoordeling van de reputatie (Pruzan,2001, in: Murphy, 2010). Los van gerichtebeeldvorming en framing kan reputatie volgens Van Tulder en Van der Zwart (2003)worden beïnvloed – weliswaar niet altijd voor-spelbaar en onmiddellijk – door:

• het gedrag van de organisatie aan te passen;• de perceptie van de buitenstaander te

beïnvloeden.

De tempel der reputatie

Een veelgebruikte conceptualisering in hetonderzoek naar de reputatie van ondernemin-gen in de afgelopen jaren is de zogenoemdeReputation Quotient (Fombrun & Gardberg,2000) die ook wel uitgebeeld wordt als ‘detempel der reputatie’. Daarbij stoelt reputatieop een zestal pilaren: 1 emotionele aantrekkingskracht;2 producten en diensten; 3 financiële prestaties; 4 visie en leiderschap; 5 werkomgeving; 6 sociale en milieuverantwoordelijkheid.

Figuur 2.1. De ‘tempel’ der reputatie.

12

eerlijkheid, geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid

emotionele aantrekkingskracht

producten en diensten

financiële prestaties

visie en leiderschap

werkomgeving

sociale en milieuverantwoordelijkheid

REPUTATIE

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 12

Ook deze pilaren berusten weer op een funda-ment – de kernwaarden – van eerlijkheid,geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid. “Op het moment datconsumenten of beleggers gaan vinden dateen ondernemer onverantwoord, oneerlijk enongeloofwaardig opereert, en op die manierhet vertrouwen beschaamt, zal het fundamentvan de pilaren ondergraven worden. De tem-pel gaat dan wankelen en de continuïteit vande onderneming komt op de tocht te staan”(Van Tulder & Van der Zwart, 2003, p. 143).Interessant is dat de auteurs opmerken dat hetin principe niet uitmaakt of de perceptie vande stakeholder op ‘controleerbare feiten’berust of niet. Dus, zowel de zes pijlers als hetfundament van reputatie zijn gebaseerd oppercepties en niet op daadwerkelijk goedgedrag in normatieve zin – al kan het natuurlijkwel zo zijn dat eerlijk, geloofwaardig, betrouw-baar en verantwoordelijk gedrag de perceptievan de organisatie beïnvloedt.

Ook adviesbureau Berenschot verwijst naar deReputation Quotient: “De zes criteria latenzien waarop de stakeholders het bedrijf beoor-delen en hoe kwetsbaar een goede reputatiekan zijn. Een hoge score op alle zes criteria isde basis voor duurzaam zakelijk succes. Maarzodra een onderneming met een sterke reputatie sociaal onmaatschappelijk handelt ofde klanten klagen over de kwaliteit van hetproduct, is het met die reputatie gauw gedaan”(Berenschot, 2003, p. 104, gebaseerd op:www.reputationinstitute.com en Van der Jagt,

2002). Berenschot voegt eraan toe dat de factor ‘vertrouwen’ van de pilaar emotioneleaantrekkingskracht het zwaarst weegt in debeoordeling. Ook wijst Berenschot er explicietop dat de zes pilaren niet alleen voor hetbedrijfsleven van belang zijn, maar ook voorde overheid van nut kunnen zijn: “‘financiëleprestaties’ kan dan worden vervangen door‘efficiëntie’ of ‘verstandig omgaan met belas-tinggeld’” (Berenschot, 2003, p. 104).

Deze inzichten over reputatie in de bedrijfs -wereld kunnen niet zonder vertaalslag wordenovergeplant naar de publieke sector en in hetbijzonder het domein van de rechterlijkemacht. Ook uitkomsten uit recente reputatie-onderzoeken bij andere non-profitorganisaties(ngo’s, kerken) en publieke instituties (politie,media, Openbaar Ministerie) leveren nog teweinig op. Wel is het mogelijk om aan dehand van deze eerste inzichten over hetbegrip ‘reputatie’ te kijken met welke begrip-pen en eenheden de reputatie van de recht-spraak geoperationaliseerd kan worden. Wanneer we de reputatietempel toepassen opde rechtspraak ontstaat het volgende beeld.1 Emotionele aantrekkingskracht: burgers,

organisaties en andere instituties hebbenvertrouwen in het functioneren van derechtspraak en aanvaarden positief enactief de taak en de positie van de recht-spraak in de bredere constitutie.

2 Producten en diensten: burgers, organisa-ties en andere instituties appreciëren deinhoudelijke en de normatieve kwaliteit

13

Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 13

van rechterlijke uitspraken en zijn tevredenover de procesmatige kwaliteit en efficiën-tie van het rechtspreken.

3 Financiële prestaties: burgers, organisatiesen andere instituties aanvaarden de kostenvan de rechtspraak en zijn ervan overtuigddat de rechtspraak doelmatig met belas-tinggeld omgaat (er is sprake van zuinig-heid en soberheid, maar op kwaliteit wordtniet bezuinigd).

4 Visie en leiderschap: rechters en recht-spraak zijn onafhankelijk. Burgers, organi-saties en andere instituties stellen dezewaarde niet fundamenteel ter discussie.De betekenis van onafhankelijkheid voorhet functioneren van de rechtspraak wordtconsistent naar buiten gebracht, door indi-viduele rechters en door de Raad voor derechtspraak voor de institutie als geheel.

5 Werkomgeving: burgers, organisaties enandere instituties weten dat de belastingvan rechters en rechtspraak in overeen-stemming is met de zwaarte van de functieen de kwaliteitseisen die worden gesteld.Er is geen sprake van systematische over-belasting.

6 Sociale en milieuverantwoordelijkheid:burgers, organisaties en andere institutiesherkennen en waarderen dat rechters enrechtspraak maatschappelijk responsief zijnzonder dat dit de onafhankelijkheid ingevaar brengt.

Figuur 2.2. De reputatietempel van de rechtspraak

De functies van de reputatie van de Recht-spraak zouden dan kunnen zijn (naar: Van Tulder & Van der Zwart, 2003:144): • bindende en magnetische factor: reputatie

als vertrouwensfundament en reservoir vangoodwill in de (inherent spanningsvolle)relatie tussen de rechtspraak enerzijds ende uitvoerende en wetgevende macht enjustitiabelen anderzijds. Een goede reputa-tie draagt bij aan een goede relatie metburgers, organisaties en andere instituties;

• basis van continuïteit: omdat slechtgedrag kan worden bestraft met eenslechte reputatie, zal opportunistischgedrag door bijvoorbeeld een individuelerechter of griffier doorgaans niet herhaal-delijk optreden. Reputatie werkt corrigerenden disciplinerend;

14

onafhankelijkheid, onpartijdigheid, integriteit, professionaliteit, deskundigheid

emotionele aantrekkingskracht –

met name vertrouwen

rechtsgang, proces en

(consequentie) uitspraak

verstandig omgaan met

belastinggeld

visie en leiderschap, belichaamd door

rechters en Raad voor de rechtspraak

arbeidsbelasting rechters en griffie

maatschappelijke verantwoordelijk-

heid; bijv. responsieve rechtspraak

REPUTATIE

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 14

• overbrugging van informatieasymmetrieen kwaliteitssignaal: omdat de burger ende uitvoerende en wetgevende machtaltijd een informatieachterstand hebbenten opzichte van de rechtspraak, dientreputatie als middel om deze te overbrug-gen. Een goede reputatie maakt commu-nicatie en transacties gemakkelijker;

• overbrugging legitimiteitstekort: eengoede reputatie draagt positief bij aan deperceptie van legitimiteit en vermindertdaardoor de ervaren behoefte aan toezichten controle;

• immateriële hulpbron van strategischvoordeel: reputatie is minder grijpbaar danbijvoorbeeld financiering of allocatiebeleid,maar kan van grote onderscheidendewaarde zijn voor de strategische slagkrachtvan het instituut rechtspraak;

• positieve spiraal: reputatie rechtspraakbevordert het gezag van de rechter: eengoede reputatie van de rechtspraak alsgeheel bevordert het gezag van de individuele rechter of het rechtscollege.Omgekeerd werken de reputaties vanrechters en rechtscolleges door in de algemene beeldvorming over de institutieals zodanig.

2 Reputaties in context: strategischepositionering van publieke organisa-ties

De reputaties van publieke instellingen zoalsde rechtspraak staan niet op zichzelf. Zij

moeten begrepen worden in termen van de bredere positionering van die organisaties inhun maatschappelijke en politiek-bestuurlijkeomgeving. Er is daarbij sprake van een wissel-werking. Enerzijds beïnvloedt de manierwaarop organisaties zijn gepositioneerd in hetstaatsbestel resp. het publieke domein hetverwachtingspatroon waarmee hun stake -holders hun feitelijk functioneren bekijken enbeoordelen. Zo bezien geeft de positioneringvan een organisatie dus richting aan het ‘merk’ dat zij wil en kan zijn. Anderzijds heeftde reputatie die een organisatie op een gegeven moment geniet potentieel invloedop haar strategische positie. Simpel gezegd:een organisatie die een ‘sterk merk’ is, zal veelminder moeite hebben om haar bestaan terechtvaardigen en te financieren dan eenorganisatie met een slechte reputatie. Diegrondgedachte wordt hieronder nader uitgewerkt.

Maatschappelijke opgaven

Het is gebruikelijk om de strategische positievan de rechtspraak staatkundig te duiden.Gemeenschappelijk vertrekpunt daarbij is detriasleer. Vanuit die optiek concentreert deaandacht zich op de evenwichtskunst die dooralle betrokkenen moet worden betracht in hetdynamische verkeer tussen wetgever, uitvoe-rende macht en rechtspraak (Witteveen, 1991;WRR, 2002). De sterkte van het merk recht-spraak hangt in deze constitutionele optiek afvan de prudentie waarmee rechters opereren

15

Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 15

als check op de macht van politiek en bureau-cratie: onafhankelijk, integer, moedig, maarook met een intelligente kijk op het syste-misch effect van hun interventies en eenempathisch vermogen voor de waarden,opgaven en dilemma’s van de andere staats-machten.

Daarnaast kan de rechtspraak ook wordenopgevat als een (verzameling) taakorganisa-tie(s) binnen het publieke domein, met alskernfunctie gezaghebbende geschilbeslech-ting, al dan niet als ‘last resort’. De sterkte vanhet merk rechtspraak hangt in deze organisatie-kundige optiek af van de mate waarin derechtspraak erin slaagt dit op effectieve enlegitieme wijze te doen. Wij achten de staat-kundige variant voldoende bekend. De orga-nisatiesociologische variant geniet in rechter-lijke kringen minder bekendheid en krijgt hier-onder dus enige uitwerking.

Wij sluiten hiervoor aan bij het werk van PhilipSelznick (1957) en Mark Moore (1995). Deeffectiviteit van publieke organisaties verwijstnaar de mate waarin zij hun maatschappelijkeopgaven vervullen. De aard van die opgavenkan verschillen, variërend van beleidsontwikke-ling en ondersteuning van politieke besluitvor-mingsprocessen (zoals in een typisch beleids-departement), het realiseren van publiekegedragsbeïnvloeding (zoals in een typischeuitvoeringsorganisatie als de politie of eenschoolsysteem), publieke dienstverlening (diein hedendaagse non-profitorganisaties

centraal is komen te staan) en collectievebelangenbehartiging (een traditionele functievan de sociale bewegingen waaruit non-profitorganisaties zijn voortgekomen). Veel organi-saties vervullen een mix van deze functies, enhet begrip ‘publieke waardepropositie’ (naaranalogie met de ‘business proposition’ vaneen bedrijf vis a vis zijn financiers en klanten) iswel gebruikt om de omschrijving van de missievan een publieke organisatie te duiden (Moore1995; Alford & O’Flynn, 2009; Benington &Moore, 2010).

De effectiviteit van een organisatie is verderafhankelijk van wat Selznick haar ‘technologie’noemt en Moore haar ‘operationele capaciteit’.Beide termen verwijzen naar de werkwijze vande organisatie (alleen en in samenwerking metpartners). Centraal staat de vraag of de orga-nisatie beschikt over een uitgekiende hande-lingslogica die bijdraagt aan de realisatie vanhaar publieke waardepropositie, en of deleden van de organisatie over de middelen,motivatie en managementsystemen beschikkenom die handelingslogica in de praktijk waar temaken.

De legitimiteit van publieke organisaties verwijst naar het draagvlak voor hun missie(publieke waardepropositie) en realisatie (operationele capaciteit en werkwijze) in watMoore (1995) de ‘authorizing environment’noemt: het geheel aan stakeholders (cliënten,opdrachtgevers, toezichthouders en opinie -leiders) wier instemming en steun onontbeerlijk

16

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 16

zijn voor de organisatie om te kunnen functio-neren.

Figuur 2.3. Strategische positionering van publieke

organisaties: missie, realisatie en draag-

vlak

Effectiviteit en legitimiteit versterken elkaar,zowel in positieve als in negatieve zin. Selznickhanteerde de term ‘institutie’ voor organisatiesdie worden gekenmerkt door een positievedynamiek van effectiviteit en legitimiteit. Der-gelijke organisaties worden gekenmerkt dooreen coherente missie, een daarop perfect toe-gesneden organisatievorm en werkwijze, enbreed gedeelde steun zowel binnen als buitende organisatie. Een institutie is wat wij in dezestudie een ‘sterk merk’ noemen. Geïnstitutio-naliseerde organisaties en hun werkwijzenstaan simpelweg niet ter discussie – en dit ver-sterkt weer de effectiviteit van deze instituties.Een institutie beschikt dan ook over een stevige ‘reputatiebuffer’ die de organisatie

beschermt tegen kritiek op suboptimale pres-taties.

De strategische driehoek

Voor bestuurders en managers binnenpublieke organisaties komt het erop aan werk-bare evenwichten te vinden in drie strategischespanningsvelden waarmee iedere publiekeinstelling van tijd tot tijd onvermijdelijk temaken krijgt.

• Willen versus moeten: de sturingsspanningtussen de eigen opvatting van de missieen het draagvlak voor die opvatting binnende ‘authorizing environment’.

• Willen versus kunnen: de prestatiespanningtussen de in kernwaarden, plannen enprestatieafspraken geconcretiseerde missievan de organisatie en haar daadwerkelijkeoperationele capaciteit voor de realisatievan die missie.

• Kunnen versus mogen: de autorisatie -spanning tussen de feitelijke capaciteit enwerkwijze van de organisatie en het draag-vlak dat daarvoor binnen de authorizingenvironment bestaat.

Figuur 2.4 laat zien hoe in een volwaardige‘institutie’ ieder van de polen van de strategi-sche driehoek positieve waarden aanneemt,waardoor de geschetste spanningen tot vooralle betrokkenen aanvaardbare proporties zijnteruggebracht.

17

Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader

draagvlak:ratio eisen/steun

vanuit de ‘authorizingenvironment’

realisatie:operationele capaciteit

missie:publieke waarde -

propositie

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 17

Figuur 2.4 De strategische driehoek van een ‘sterk

merk’: de publieke institutie

In hoofdstuk 1 werd al aangegeven dat derelatie tussen effectiviteit en legitimiteit geeneenrichtingsverkeer is. Er kan ook een neer-waartse spiraal ontstaan van de-institutionali-sering. Dat kan langs twee wegen gebeuren.Afnemende effectiviteit kan uiteindelijkgepaard gaan met een erosie van interne enexterne steun voor de missie en de bijbeho-rende werkwijzen. De reputatie en dus hetdraagvlak van de rechterlijke organisatie kun-nen bijvoorbeeld worden ondermijnd dooraanhoudende negatieve signalen – bijvoor-beeld door gezaghebbende instanties als deAlgemene Rekenkamer of hoge circulatieme-dia als De Telegraaf of Hart van Nederland –over groei van wachttijden, klachten overbejegening ter zitting, of matige motivatiesvan oordelen. Omgekeerd kan afnemendesteun bij centrale stakeholders zich vertalen inafkalving van mandaat, autonomie en midde-

len. Een rechtspraak die – terecht of tenonrechte, dat doet er niet toe – door genoegparlementariërs en bewindspersonen als ‘las-tig’, ‘wereldvreemd’, ‘partijdig’ of ‘incompe-tent’ wordt ervaren, kan bijvoorbeeld tenprooi vallen aan opgelegde budgetkortingen,interventies in het benoemingsbeleid, micro-management van de bedrijfsvoering door hetdepartement. Dit ondermijnt de operationeleslagkracht van de organisatie en belemmerthaar effectiviteit waardoor de steun verderafneemt, en zo verder. Figuur 2.5 schetst desituatie van een organisatie die op alle puntenin de driehoek strategische problemen onder-vindt, waardoor het onmogelijk wordt omwerkbare evenwichten in de spanningsveldente creëren.

Figuur 2.5 De strategische driehoek van een

dolende organisatie: de permanent

falende organisatie

18

draagvlak:respect, ruimte,

rust

operationele capaciteit:

bekend, erkend,effectief

publieke waarde -propositie:

urgent, coherent, consistent

draagvlak:kritiek, interventie,negatieve publiciteit

operationele capaciteit:

onduidelijk, omstre-den, ontoereikend

publieke waarde -propositie:

onhelder, omstreden,verbrokkeld

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 18

Veel organisaties doorlopen in de loop van detijd ontwikkelingscycli: van creatie (of hervor-ming/fusie) tot institutionalisering, via erosienaar de-institutionalisering. Dit is geen wet vanMeden en Perzen. De snelheid en volgordewaarin organisaties deze cyclus doorlopen,variëren. Sommige ‘sterk merk’-organisatiesrealiseren een langdurige positieve relatie methun omgeving. Andere organisaties staan min-der sterk en ondergaan de cyclus van opbouw,kritiek en heruitvinding schijnbaar keer opkeer. Veel publieke organisaties komen boven-dien niet zo heel ver op het institutionaliserings-pad. Hun missie of manier van werken is inherent controversieel, waardoor een posi-tieve effectiviteit-legitimiteitspiraal zelden vande grond komt. Denk bijvoorbeeld aan sociaalwerk, welzijnsorganisaties, reclassering, kinder-bescherming. Het gezag van deze organisatieswordt constant op de proef gesteld. Hunclientèle (sociaaleconomisch achtergestelden,gedetineerden, drop-outs, etc.) geniet niet

altijd of automatisch steun in brede lagen vande bevolking. Dit maakt het moeilijk om aandeze organisaties leiding te geven – Hargroveen Glidewell (1990) spreken zelfs van een‘impossible job’. In een pure marktsituatie zouden deze organisaties ten onder gaan; inde publieke sector leiden ze een schraalbestaan als ‘permanently failing organizations’(Meyer & Zucker, 1989).

Wat is er aan de hand?We kunnen met behulp van dit kader de stra-tegische posities waarin publieke organisaties(of onderdelen daarvan) zich bevinden nadertyperen. In figuur 2.6 onderscheiden we vierideaaltypische combinaties van effectiviteit enlegitimiteit, die tot vier typen van ‘reputaties’leiden. Bij elk van die reputatieconditiesbehoort een bepaald type prioritaire positio-neringsopgaven voor de bestuurders enmanagers van de betrokken organisatie.

19

Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader

Figuur 2.6. Institutionele positionering en reputatie van publieke organisaties

effectiviteit (van missie laag hoog

en werkwijze)

legitimiteit (interne en externe steun)

laag reputatiecrisis: reputatiegat:

permanent falende organisatie ondergewaardeerde parel

strategische opgave: strategische opgave:

overleven en diepgaand hervormen bekendmaken en bekend raken

hoog reputatieballon: rotsvaste reputatie:

keizer zonder kleren publieke institutie

strategische opgave: strategische opgave:

prestaties in overeenstemming met dynamisch consolideren van ‘sterk

verwachtingspatroon brengen merk’

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 19

De belangrijkste uitdaging voor volwaardige‘publieke instituties’ die een rotsvaste reputa-tie genieten (box rechtsonder), is het voorko-men van gemakzucht en conservatisme. Allesgaat goed, maar dat betekent niet dat niksmag veranderen. Integendeel. De uitdaging isom de kernwaarden van de organisatie tebehouden, maar wel haar missie en vormgevingconstant aan te passen aan veranderingen inde omgeving (Terry, 2003) en aldus haargoede reputatie te bewaken. De AmerikaanseFBI zag zich voor deze uitdaging gesteld tij-dens de jaren vijftig van de vorige eeuw. In devoorliggende decennia was de FBI onder hetambitieuze leiderschap van J. Edgar Hooveruitgegroeid tot een bijna mythische, heroïschebestrijder van de georganiseerde misdaad.Het probleem was dat in de naoorlogse periode Amerikanen zich nauwelijks nog drukmaakten over misdaad. De organisatie moestop zoek naar een verbreding van haar missieop een terrein dat wel tot de verbeeldingsprak. Hoover maakte slim gebruik van dediepe angst voor het communistische gevaaren eiste een actieve rol op voor de FBI in decontraspionage (en de daaruit voortvloeiendeheksenjacht van de Senaatscommissie onderleiding van senator McCarthy). Door mee tebewegen met de schuivende publieke percep-tie, wist de FBI haar reputatie als borger vande veiligheid van Amerikanen te consolideren.

De positioneringsvragen worden indringenderwanneer de organisatie te maken heeft metspanningen tussen haar effectiviteit en haar

legitimiteit. Dit kan allereerst gebeuren wanneerin de omgeving onvoldoende begrip en waar-dering is ontstaan (of is overgebleven) vooreen organisatie die een op zichzelf valide missie en adequaat niveau van realisatie heeft.De box rechtsboven benoemt zo’n situatie alseen reputatiegat. Hier staat de leiding van deorganisatie voor de opgave om het gat tussende feitelijke en gepercipieerde prestaties vande organisatie te dichten. Strategisch reputatie-management komt in dit geval neer opgerichte beïnvloeding van het beeld dat debuitenwereld over de organisatie krijgt enheeft.

Een derde ideaaltypische patroon is dat vande reputatieballon (cel linksonder). Daarvan issprake wanneer de missie en realisatiecapaci-teit (en dus de feitelijke prestaties) geengelijke tred houden met het bestaande ver-wachtingspatroon. De gunstige beeldvormingover de organisatie is gestoeld op ervaringenen verhalen uit het verleden, terwijl haar heden-daagse functioneren veel problematischer ofminder passend is dan haar reputatie sugge-reert. Deze situatie kan bijvoorbeeld ontstaanwanneer een organisatie met grote financiëlekrimp te maken krijgt bij gelijkblijvende pres-tatie-eisen. Vroeg of laat barst de reputatie -ballon die aldus ontstaat, namelijk wanneerpubliekelijk zichtbaar wordt dat het gat tussenmissie en realisatiecapaciteit niet eindeloosgedicht kan worden door ‘efficiencywinst’. Zijkan ook het gevolg zijn van verschuivendeexterne verwachtingspatronen. De FBI kwam

20

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 20

eind jaren zestig van de vorige eeuw terecht ineen dergelijke fase toen zij in een periode vandetente (politieke ontspanning) tussen desupermachten te lang en te obsessief gerichtbleef op het communistische gevaar, hoewelde Amerikanen zich inmiddels drukker maak-ten over de rassenkwestie en de oorlog inVietnam. De FBI had weliswaar nog eengoede reputatie, maar voelde de tijdgeestniet tijdig aan, hield vast aan een irrelevantgeworden missie en kwam daardoor steedsmeer bekend te staan als een anachronistischen diep conservatief bolwerk.

Wanneer zowel de effectiviteit als de legitimi-teit van de organisatie laag is, is een reputatie-crisis onafwendbaar (cel linksboven). Deze crisis kan de missie, de werkwijzen en zelfs hetvoortbestaan van de organisatie fundamenteelbedreigen. Wanneer een organisatie moetvechten voor haar bestaansrecht, is het vaakeerst een zaak om haar van de voorpagina’s afte krijgen. De organisatie moet nieuwe inci-denten voorkomen en tegelijkertijd zichzelfopnieuw ontdekken (waar staan wij eigenlijkvoor?) en opnieuw uitvinden (hoe kunnen wijweer vertrouwenwekkend optreden?). Zij moethet verloren krediet onder bijvoorbeeld toe-zichthouders, politieke opdrachtgevers, mediaen cliënten terugwinnen in een strategischeheksenketel van mediadruk, publiek cynisme,harde kritiek en politieke drang om ‘orde opzaken te stellen’ (Boin, Otten & Kuipers, 2000).Na Hoovers overlijden in 1972 kwam voor deFBI de geest uit de fles. De publieke en poli-

tieke verontwaardiging waren groot toen deonder zijn leiding gepraktiseerde verwerpe-lijke en soms illegale methoden van de organi-satie aan het licht kwamen. Zijn opvolgersmoesten vechten voor het voortbestaan vande organisatie. Het kostte meer dan tien jaarom het blazoen van de FBI enigszins op tepoetsen.

Het is bij dit alles van belang te beseffen datstrategische posities en reputaties van organi-saties niet zonder meer stabiel zijn. Sterkemerken kunnen eroderen (zoals de ontwikke-ling van de FBI laat zien). Reputatiecrises kunnen worden overwonnen (zoals de ontwik-keling van het Openbaar Ministerie in de periode 1993-2012 heeft laten zien). Er zijnmet andere woorden vanuit longitudinaal perspectief allerlei ‘paden’ door figuur 2.6denkbaar. De leiding van publieke organisatiesmoet zich daarom van tijd tot tijd via strategischzelfonderzoek vergewissen van de actuelepositionering en reputatie van de organisatie,en de trendmatige ontwikkeling daarin.

Tot zover de uiteenzetting van het tweeledigeanalysekader dat wij in dit onderzoek hanteren: • de aard en werking van reputaties en

functies; • de strategische positionering van publieke

organisaties.

Beide invalshoeken kunnen met elkaar in verband worden gebracht door de sociaal -constructivistische opvatting van reputatie in

21

Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 21

herinnering te roepen. De reputatie van derechtspraak in Nederland staat niet op zichzelf,maar moet(en) worden begrepen in termen vanhaar bredere positionering in de maatschap-pelijke en politiek-bestuurlijke omgeving.Reputatie is een cruciaal aspect van positione-ring en een bepaalde positionering, zoals wijin figuur 2.6 duidelijk maakten, heeft implica-ties voor de reputatie. Deze twee bestandde-len komen in hoofdstuk 4 opnieuw aan deorde in een systematische analyse van debeeldvorming over de strategische positie vande rechtspraak. Maar eerst rapporteren wij inhet volgende hoofdstuk de resultaten uit deinterviewronde.

22

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 22

1 Opzet van het onderzoek

In de opdrachtformulering voor dit onderzoeklag van tevoren vast dat het empirisch deelvan de verkenning zou moeten plaatsvinden inde vorm van interviews. Tussen 1 maart en 4juli 2012 zijn 33 interviews ( waaronder eenduo-interview en een groepsinterview) gehou-den met beslissers en publieke opinieleiders.De geïnterviewden waren geselecteerd methet oog op een gewenste spreiding over rele-vante maatschappelijke domeinen en partijen.Achterliggend doel daarvan was een fijnmazigeindruk te krijgen van de beeldvorming over derechtspraak onder relevante maatschappelijkeelites en belangrijke stakeholders. Bij de selec-tie van gesprekspartners werd de volgendecategorisering aangehouden: • politiek (Tweede Kamerleden): 4 personen;• openbaar bestuur (bewindspersonen,

ambtenaren, burgemeesters): 7 personen;2

• politie en Openbaar Ministerie: 4 perso-nen;

• overige ketenpartners (advocatuur, slacht-offerhulp): 6 personen;

• adviesorganen: 2 personen;• bedrijfsleven: 2 personen;• sociale partners: 2 personen;• maatschappelijke organisaties (grote

instellingen): 3 personen;• media (kranten, televisie, internet): 3 per-

sonen.

Veertig beoogde respondenten waren perbrief door de voorzitter van de Raad voor derechtspraak uitgenodigd deel te nemen aanhet onderzoek. Op deze uitnodiging werd metuiteenlopende bereidheid tot deelnamegereageerd. We noteerden vooral uit politiekehoek veel afzeggingen, die misschien ook kunnen worden verklaard door de actualiteitwaarin het Catshuisoverleg plaatsvond, depolitieke samenwerking binnen de regerings-coalitie werd opgeblazen en nieuwe verkiezin-gen werden uitgeschreven. In groot contrasthiermee en uit heel andere hoek klonk danweer wanneer gevraagd werd naar de redenvan deelname dat “men wel een heel goedereden moet hebben om tegen zo’n verzoek‘nee’ te zeggen” (interview 27).3

Als instrument werd gekozen voor een semi-gestructureerde vragenlijst, opgedeeld in devolgende vijf blokken.1 Algemeen: waarin de intuïtie en het

gevoel van de respondent wordt opgete-kend.

2 Kwaliteit van de rechtspraak: waarin hetweloverwogen oordeel over de recht-spraak centraal staat.

3 (discussie over) Reputatie van de recht-spraak: waarin het hedendaagse publiekedebat wordt besproken.

4 Advies: waarin de Raad ongevraagdadvies wordt aangeboden.

5 Casuïstiek: waarin enkele recente, spraak-makende cases worden uitgelicht.

23

2 Eén gesprek werd in een rondetafelsetting gevoerd met vier hoge ambtenaren van een groot ministerie. Hun ant-

woorden zijn als één interview geteld in de analyse.

3 De nummers van de interviews staan vanaf nu tussen haakjes vermeld. Zo is elke uitspraak te herleiden naar de

betreffende (geanonimiseerde) geïnterviewde.

Reputatie van de rechtspraak inbeeld: bevindingen uit de interviews

3research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 23

Nagenoeg alle interviews werden afgenomendoor een senior-onderzoeker op hoogleraar -niveau (prof.dr. P. Frissen, prof.dr. P. ’t Hart,prof.dr. M. van Twist, prof.dr. M. van Eeten).De vraaggesprekken duurden gemiddeld eenuur. Verslag werd ter plekke opgetekend dooreen junior-onderzoeker. Per uitzondering werdeen audio-opname gemaakt. De geïnterview -den werden uitgenodigd maximale openhar-tigheid te betrachten en om dit te bevorderenwerd hen strikte anonimiteit in het vooruitzichtgesteld. Er is daarom ook geen lijst van geïnterviewden aan dit rapport toegevoegd.Van alle interviews werden vervolgens geanonimiseerde gespreksverslagen gemaaktdoor de betrokken onderzoekers. Sommigegesprekspartners wilden het betreffendegespreksverslag van tevoren zien en goed -keuren; aan dit verzoek is gehoor gegeven.Deze verzameling van 33 gespreksverslagendient als rijke bron voor het overzicht van debevindingen in de volgende paragrafen.

2 De publieke waardepropositie vande rechtspraak

We begonnen de interviews met het peilenvan de beeldvorming over kernfuncties enkernwaarden van de rechtspraak. Welke kern-functies en -waarden schrijven de geïnter-viewden toe aan de rechtspraak en hoe maat-schappelijk zinnig en dus ‘waardevol’ vindenzij deze kernfuncties en -waarden? Op de vraag wat men als kernfuncties van derechtspraak ziet, worden het vaakst genoemd:

• het onafhankelijk beslechten van geschillen;• normbewaking tegen grensoverschrijdend

gedrag;• ankerpunt in de democratische rechtsstaat

(in de zin van de triasleer);• toepassing van de algemene wet- en

regelgeving in concrete gevallen; • zorgen dat mensen goed met elkaar

omgaan;• de ‘laatste halte’ in de samenleving, waar

moeilijke knopen worden doorgehakt.

De geïnterviewden articuleren met anderewoorden verschillende opvattingen over dekernfuncties van de rechtspraak. Dit is deelseen gevolg van positiegebonden verschillen in‘insteek’: een bestuurder van een grote onder-neming zal geneigd zijn de civiele rechtspraakals referentiepunt te nemen bij het denkenover de kernfunctie(s) van ‘de’ rechtspraak, terwijl een politiechef voor zijn beeldvormingeerder de strafrechtspraak als uitgangspuntneemt. De bovengenoemde variatie in beeldenkan echter ook duiden op het belang van eenscherpe positionering van wat de rechtspraakzelf wil dat de samenleving ziet als de kern vanhaar publieke waardepropositie. Is die kern-functie enkelvoudig te benoemen of nood -zakelijkerwijs meerledig? Indien dat laatste hetgeval is, hoe verhouden dan de verschillendeonderdelen van de waardepropositie zich totelkaar? En waar vindt de kernfunctie van derechtspraak haar begrenzing?

24

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 24

Hoewel er dus verschillende meningen overde kernfuncties van de rechtspraak in omloopzijn, bestaat er onder de geïnterviewden geenenkele twijfel over de publieke waarde vanadequate vervulling van deze functies. Niemand relativeert het belang van de recht-spraak in de samenleving, integendeel. Welwordt hier en daar (6 en 12) genoemd dat ermeer aandacht zou moeten zijn voor media-tion, al wijzen andere geïnterviewden (19 en29) er juist op dat mediation een heel anderefunctie heeft dan de rechtspraak en dus nietzomaar als alternatief daarvoor kan wordeningezet.

Op de vraag naar de kernwaarden die vanbelang zijn voor de adequate vervulling vande kernfunctie(s) van de rechtspraak en naarde mate waarin de rechters in Nederland dezein praktijk weten te brengen, luidt het ant-woord in verreweg de meeste gesprekken datonafhankelijkheid de belangrijkste kernwaardeis van de rechtspraak en dat die goed gewaar-borgd is. Getuige citaten als “In de huidige samen -leving hebben mensen nog weinig besefwaarom we een onafhankelijke rechterlijkemacht hebben, het EHRVM hebben” (14) en“Nog steeds staat voorop dat het Neder-landse recht onafhankelijk is” (32). Op detweede plaats komen onpartijdigheid en integriteit. Ook over die twee kernwaarden iser bijna eensgezindheid dat ze niet in hetgeding zijn in Nederland. Zie bijvoorbeeld uitspraken als “Dat er juiste en integere

mensen werken en met de juiste intenties hunpositie invullen” (32) en “Haar reputatie is desom van kwaliteit en integriteit” (27). Geïnter-viewden benadrukken niet alleen dat dezekernwaarden belangrijk zijn, maar dat verdedi-ging ervan ook eisen stelt aan de opstelling enhet gedrag van rechters. Een geïnterviewdeobserveert: “De schijn van partijdigheid is algevaarlijk. Dan moet je al ingrijpen. Rechtersmoeten zich realiseren dat het vergrootglas ophen is gericht” (31). Een ander benadrukt datonafhankelijkheid ook een zekere tol impli-ceert: “Dokters schrobben heel overdrevenhun handen voordat ze naar de operatiekamergaan. Ze schrobben echt, ze wassen niet ‘nor-maal’ hun handen. Dat moeten rechters ookdoen. Die moeten ook schrobben, die bevin-den zich in een zekere quarantaine om eenzekere onafhankelijke positie te bewaren.Maatschappelijke quarantaine is de prijs die jeervoor betaalt” (5). En het is nog maar devraag of er wel zo’n groot dilemma bestaat:“Een goede professional is in deze samen -leving nog steeds onafhankelijk. Dat geldt ookvoor de rechter: ze moeten ook echt deel -nemen aan de samenleving. Daar wordt menniet automatisch afhankelijk van” (17).

Op het eerste gezicht lijkt er dus helemaalgeen reden te zijn om de bestaande set vankernwaarden uitgebreider te bekijken en/of aan te scherpen.Maar dan zouden we enigszins voorbijgaanaan het feit dat onafhankelijkheid ook meerderekeren genoemd wordt als een kernwaarde die

25

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 25

door rechters zo stevig is geïnternaliseerd enwordt uitgedragen dat dit tot perverse effec-ten schijnt te leiden, die de reputatie van derechtspraak juist verzwakken in plaats van verstevigen. Een geïnterviewde zegt het kort en bondig:“Onafhankelijkheid moet men niet verwarrenmet eigenwijsheid” (11). Een ander concreti-seert: “Onafhankelijkheid is een groot goedvoor rechters. Maar het kan ook doorschieten.Dit kwam bijvoorbeeld expliciet tot uiting toendat zij weigerden aan de HRM-afdeling hunvakantieperiode door te geven, ze warenimmers onafhankelijk in hun doen en laten” (7). Weer een ander situeert de problematiek vanhet doorgeschoten onafhankelijkheidsdenkenbinnen de rechtspraak in het verleden: “Deonafhankelijkheid verhinderde dat men zichactief met de eigen bedrijfsvoering zou moeten bemoeien” (13). Een volgende geïnterviewde wijst op de inherente spanningtussen onafhankelijkheid op afzonderlijk rech-ters- en zaaksniveau enerzijds, en het belangvan patroonmatig handelen door de rechter-lijke organisatie als geheel: “Het grootstepluspunt van de rechtspraak is de onafhanke-lijkheid, het grootste minpunt is de onvoor-spelbaarheid” (24). Een laatste verzucht datpersisteren op onafhankelijkheid ook fungeertals alibi voor ‘prima donna’-gedrag: “Al tevaak is het eerst de Lieve Heer, dan de rech-ters en veel later de rest van de wereld”(8).

De eerste tussenconclusie luidt dat de waarde-propositie van de rechtspraak nog een betrek-

kelijk rustig bezit is. De twijfels en de vragendie maatschappelijk beslissers en opinieleidersbij de rechtspraak hebben, richten zich inieder geval niet op het fundamentele niveauvan missie en kernwaarden. Toch stemt debaaierd aan vertalingen van ‘de kernfunctie’van rechtspraak die uit het totaal van de inter-views oprijst wel tot reflectie: is dit een wel-kome meerduidigheid en meervoudigheid ofeen potentieel positioneringsprobleem? En alsde rechtspraak dan “different things to differentpeople and different times” wil en moet betekenen, hoe vertaalt zich dit dan in haarorganisatie en werkwijzen? Dit brengt ons bijde operationele prestaties van het rechterlijkbedrijf.

3 De operationele capaciteit van derechtspraak

In welke mate slaagt de rechtspraak erin dezijn toebedachte kernfuncties effectief te ver-vullen? Zijn daadwerkelijke prestaties kunnenhier worden begrepen als een indicator vanzijn capaciteit. Het algemene kwaliteitsoordeelvan geïnterviewden over het feitelijk functio-neren van de rechter is overwegend positief,maar niet zonder kwalificaties. Hier volgt eersteen greep uit de algemeen positieve reacties.In de antwoorden van de respondenten die derechtspraak als zeer goed beoordelen, wordtbijvoorbeeld benadrukt dat de professionali-teit hoger is dan in omringende landen: “Derechtspraak in Nederland is opmerkelijk goedin vergelijking met heel veel landen ter

26

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 26

wereld. De rechtspraak is bij ons zeer profes -sioneel: er gelden hoge eisen voor opleidingen integriteit” (33). “Natuurlijk is er wel kritiekmogelijk, maar het is een goed stelsel” (16).“Gemiddeld genomen is onze rechtspraak vanbuitengewoon fatsoenlijk niveau” (15). Eenander is overtuigd van de kwaliteit en wijtzwaktes aan externe factoren: “Ik heb eenheel goed beeld. Die paar dingen die ik nietgoed vind, hebben te maken met hoe ande-ren de rechtspraak gebruiken” (20). Een derdebrengt het allemaal mooi samen. “Zeer pro-fessioneel, gebalanceerd, en een belangrijkorgaan. Niet gepolitiseerd, echt zoals hethoort. Weinig in- en uitvliegers, toegewijd.Weinig roeptoeters. Over het algemeen: heelgenuanceerd, mooie traditie vanenerzijds/anderzijds” (22).

Wanneer we de reacties relateren aan de achtergronden van de geïnterviewden, valt opdat de geïnterviewde politici de rechtspraakeen ruime voldoende geven, terwijl een terug-kerende inschatting van veel andere geïnter-viewden is dat juist politici de rechtspraak alsondermaats beoordelen. Ter illustratie enkeleuitspraken van politici: “De kwaliteit van deNederlandse rechtspraak is goed. Vergelijkmaar met andere landen. Burgers en bedrijvenkunnen binnen redelijke termijn uitspraak ver-wachten. Ook is er een zeer lage graad vancorruptie. Dat geldt voor alle rechtsgebieden.Overall ben ik positief ”(21). Dit wordt onder-schreven door een collega van een anderepolitieke partij: “Ik ben erg tevreden over hoe

we het in Nederland hebben georganiseerd:kwalitatief hoog” (26). Een derde politicuszegt dan weer minder optimistisch te zijn overde toekomst van de rechtspraak, omdat “in depolitiek steeds meer wordt ingespeeld op datonbehagen. Het is risicovol om deze ontevre-denheid te voeden” (31). Deze geïnterviewderefereert vervolgens aan de PVV en haar uit-spraken over minimumstraffen en dat rechtersD66’ers zijn: “Het gevolg kan zijn dat er geenvertrouwen is in de rechtspraak en dat eigen-richting dreigt.” Het is dan ook zaak om hiertegengewicht aan te bieden: “Als ik naar derechtspraak kijk, dan kijk ik naar mijn eigenverantwoordelijkheid, namelijk erop letten datde rechtspraak niet beschadigd wordt. Ik denkdat dit nodig is, omdat de publieke opiniesoms niet blij is met de rechtspraak. Als politi-cus moet ik dit wantrouwen niet voeden” (31).

Uit al deze uitspraken blijkt dat men er nietalleen buiten maar ook binnen politieke kringen mee zit dat er kritiek geleverd wordtdie de reputatie ondermijnt. De meeste res-pondenten hebben een heldere kijk op depositionering van de verschillende institutiesen kijken kritisch naar een aantal recentepublicitaire incidenten. “Ze moeten hen vooralniet afvallen, maar wel rekening houden metde scheiding der machten. Ze moeten uitleg-gen dat ze elke uitspraak van elke rechter respecteren, want zo zit het in elkaar. Je moetwel het instituut beschermen, niet zozeeringaan op individuele uitspraken. Als hetbeeld van de instituties goed is, dan maakt

27

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 27

dat de rechtsstaat ook mogelijk. Het is heelgevaarlijk om te morrelen aan het instituut.Dat zal enorme consequenties hebben. Het isbelangrijk dat de rechters zich daar ookbewust van zijn. Al die instituties bestaan bijde gratie van elkaar” (32). Opmerkelijk is dat wij niemand hebbengesproken die openlijk toegaf dat de politiekook de rol toekomt om de rechtspraak hetvuur na aan de schenen te leggen. Mogelijkspeelt voor een belangrijk deel de electoralemedialogica wanneer volksvertegenwoordigerstoch van zich laten horen over rechtszaken opeen manier die mogelijk het gezag van derechter of rechtspraak aantast.

Ook in andere respondentcategorieën wordtoverwegend positief geoordeeld over de kwaliteit van de rechtspraak. Wel lijkt het eropdat de actoren die het meest en het vaakstmet de rechtspraak in aanraking komen, ookde meeste kritiek uiten op de operationeleaspecten van het bedrijf. Dat geldt vooral voorde categorie ‘politie en Openbaar Ministerie’en de categorie ‘andere ketenpartners’. Uitdie hoek klinkt bijvoorbeeld de volgendewaarschuwing: “Rechters moeten zich voor -bereiden op een ingewikkeldere samenleving.Zij moeten toegroeien naar een Angelsaksischesamenleving in plaats van de Rijnlandse cul-tuur. Alles wordt stuk geprocedeerd om zosnel mogelijk recht te halen. De rechtbankmoet oppassen dat die niet achter gaat lopenop een aantal terreinen” (16). Een collega uitdezelfde groep gaat een stap verder: “Ik heb

sterk het idee dat de rechtspraak niet aange-past is aan huidige vraagstukken. (...) Het veldis te zeer afhankelijk geworden van deskundig-heid. Is de rechter nog wel in staat om tebeoordelen? (...) De deskundigheidsproblemenzitten niet in de grote bulk, wel in heel speci-fieke kwesties en thema’s. Dit heeft te makenmet te dikke kolommen tussen verschillendevormen van rechtspraak. Die verschottinghelpt niet mee. De externe onafhankelijkheidis groot, maar intern wordt er ook meegeschermd. “Wij rechters van A. hoeven onsniet bezig te houden met het werk van rechtersvan B. Dat is niet wenselijk”(17).

Ondanks de overwegend positieve antwoor-den op de vraag naar de kwaliteit van derechtspraak, kraken dezelfde gesprekspartnersna licht doorvragen geregeld kritische notenover de operationele capaciteit van het rechts-bedrijf. We maakten een selectie van debelangrijkste kritieken op de operationelekwaliteit van de rechtspraak. Een eerste criticusmaakt meteen onderscheid tussen problemenveroorzaakt door professionals en problemendie voortvloeien uit de context waarin zij wer-ken: “[de oorzaak] is niet zozeer gelegen bijde rechters, die zijn deskundig en toegewijd,maar het is meer gelegen bij het systeem” (7).Een tweede maakt hetzelfde organisatiepro-bleem heel concreet door te verwijzen naar dedoorlooptijden: “Dat bepaalde zaken gemid-deld tien jaar kunnen duren. (...) In elke stapwordt het uitgeprint, gedigitaliseerd, aange-bracht bij de volgende stap, uitprinten,

28

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 28

digitaliseren. Dat gebeurt echt. Het wordt vijfkeer uitgeprint en gelezen en gedigitaliseerd”(9). Veel andere geïnterviewden onderschrij-ven ditzelfde euvel: “Een groot minpunt is delange doorlooptijd. (…) er kan veel meer digi-taal dan nu” (20). En: “Het duurt alleen veel telang, het duurt véél te lang. Daar moet menecht over zijn eigen schaduw heen stappen”(13). Een laatste beschrijft een eigen ervaringdie weinig aan de verbeelding overlaat: “Ein-deloos traag, rampzalig dat stukken kwijt zijn,dat je tig keer moet bellen met de griffie (…)Tijdens een WOB: pogingen om procedureste versnellen mislukken, zittingen wordenslecht voorbereid, stukken worden slecht gelezen, het huiswerk moet opnieuw wordengedaan” (10). Soms signaleren geïnterviewdenniet alleen problemen, ze diagnosticeren zeook. Daarbij wordt nogal eens gewezen naarde ‘cultuur’ binnen de rechterlijke organisatie:“Zonder innovatie zijn we ten dode opge-schreven. Het probleem is dat rechters nietwillen experimenteren. En dat niemand de lei-ding neemt om ze dit aan het verstand tebrengen” (6).

Deze opmerkingen plaatsen de brede waarde-ring die er bestaat voor de algemene (maarkennelijk vooral in termen van deskundigheiden onafhankelijkheid opgevatte) kwaliteit vande rechtspraak toch in een ander daglicht.Desgevraagd heeft meer dan een kwart vande geïnterviewden soms stevige kritiek opaspecten van de organisatorische capaciteitvan de rechtspraak (bedrijfsvoering, tijdsplan-

ning, etc.), of op de kwaliteit van het publiekeoptreden (bejegening van justitiabelen c.q.positionering in ketens en netwerken). Opmer-kelijk is dat de voor de rechtspraak belangrijk-ste partijen nogal eens kritischer zijn over deoperationele capaciteit van de organisatie dangesprekspartners afkomstig uit organisatiesdie op grotere afstand van de rechtspraakfunctioneren. Uiteraard kan dit niet alleen opeen beter perspectief, maar ook op eengeprononceerder eigen belang en van naturespanningsvolle relatie met de rechtspraak duiden (denk bijvoorbeeld aan de politie, hetOM, de advocatuur of slachtofferorganisaties).Maar er zijn wel meer actoren in de omgevingdie kritisch zijn op de rechtspraak. Dat roeptde vraag op hoe het nu eigenlijk zit met hetdraagvlak voor de rechtspraak onder deze ver-tegenwoordigers van wat in hoofdstuk 2 de‘authorizing environment’ werd genoemd.

4 Het institutionele draagvlak voor derechtspraak

Tijdens de interviews peilden wij het draagvlakvoor de rechtspraak op twee manieren. Wijvroegen de gesprekspartners niet alleen eenalgemeen kwaliteitsoordeel te noemen, maarook om te specificeren welke aspecten zijexpliciet cruciaal en/of problematisch achtenin het beeld dat zij van de organisatie koester-den. Ook werd hen gevraagd of zij vanmening zijn dat de rechtspraak publiekelijk terdiscussie was komen te staan, en zo ja waar-door en in welke opzichten.

29

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 29

Dit leidde tot een veelheid aan reacties, diewe hier presenteren in de vorm van wat ruw-weg een vierledige ‘schaal’ zou kunnen wor-den genoemd. De vier posities op die schaalhebben we afgeleid uit de in figuur 2.6 gepresenteerde typologie. Deze vier positieszijn als volgt te karakteriseren.

1 Er is niets mis: de rechtspraak heeft een‘rotsvaste reputatie’ en is een ‘sterk merk’.

2 De rechtspraak functioneert wel goed,maar maakt dat onvoldoende zichtbaar envoelbaar. Er bestaat (of dreigt) een reputa-tiegat.

3 Op bepaalde onderdelen gaat het aan-toonbaar niet goed genoeg: de recht-spraak heeft manifeste effectiviteits- en/oflegitimiteits problemen. Het is dus vooraloppassen geblazen dat er zich geen reputatieballon vormt.

4 Het gaat slecht met de rechtspraak en zowordt dat ook gevoeld. Er is sprake vaneen reputatiecrisis.

Van het overgrote merendeel van de respon-denten vallen de opvattingen binnen de cate-gorieën 2 en 3. De aard van de beelden dienaar voren werden gebracht, wordt hierondervoor elk van de vier typen geïllustreerd.

De rechtspraak als ‘sterk merk’

Er is bijna niemand (uitgezonderd 2 en 25) dieaangeeft dat het onderzoek volledig uit delucht komt vallen, omdat er in werkelijkheid

eigenlijk niets aan de hand is. De meest opti-mistische geïnterviewden verwoorden hun vertrouwen als volgt: “Sommige partijen wak-keren de maatschappelijke achterdocht aan...Toch zie ik nu nog geen aanwijzingen dat dezedruk al zodanig stijgt, dat de rechtspraakwordt aangetast. Het systeem kan tegen eenstootje en als de nood aan de man is, gaan weerop vertrouwen” (2). Een ander ziet in dekeuze voor dit onderzoek zelf zijn oordeel overde rechtspraak bevestigd: “Ik vind het welmooi: dit [onderzoek] bevestigt het beeld vande rechtspraak die zich kwetsbaar durft op testellen. Bij mij roept de rechtspraak geennegatieve associaties op” (25).

Ook de gegroeide case load wordt wat datbetreft niet direct problematisch geacht:“Werkdruk speelt in elke professionele organi-satie. Ik vraag weleens aan rechters: ‘Heb jehet druk?’ Dan zeggen zij: ‘Ja!’ Ik vraag: ‘Kunje het aan?’ Zij zeggen dan: ‘Ja, net.’ Dat lijktme de optimale situatie” (2). Een andermeent: “De rechtspraak is niet altijd traag. Ikdenk wel dat je terecht hoort over doorloop -tijden. Ik heb tien zaken, en negen zijn heelsnel weggewerkt, maar die ene is nu net mijnbelangrijkste zaak. En dat ligt niet alleen aande rechtspraak” (25).

De rechtspraak moet op de beeldvorming letten die over haar bestaat

Het dominante beeld in dit cluster van opiniesis dat de rechtspraak op zichzelf gesproken

30

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 30

niet slecht presteert, maar te maken heeftgekregen met een veranderende omgevingdie de rechtspraak niet automatisch het voor-deel van de twijfel geeft; en dat kan in elkgeval de perceptie van deze prestaties sterkbeïnvloeden. Dit patroon is zichtbaar in de uit-spraken van niet minder dan 19 van de 33geïnterviewden.

Een belangrijke plaats in deze gedachtegangis weggelegd voor politieke en culturele fac -toren die het gezag van instituties en gezags-dragers ondermijnen. Een geïnterviewde han-teert een maritieme metafoor: “Het systeemals zodanig zit in de problemen. Je hebt schepen die onder water stabilisatoren hebben. Dit land, en de rechterlijke macht enhet openbaar bestuur in het algemeen, varenmomenteel zonder stabilisatoren” (8). Eenander verzucht dat ook de rechter wordt mee-gezogen in een algehele gezagserosie: “Is ernog gezag ergens? Ik zie het niet. Waar is hetgezag? Er is behoefte aan gezag, maar we willen ook geen gezag. De sfeer is er een van‘ik laat me door niets en niemand wat vertel-len’, zeg maar. Zijn er nog wel instituties diehet goed doen? Het onbehagen over graaiende bestuurders, de zelfverrijking, debonuscultuur, falende ziekenhuisbestuurders,woningcorporaties… Ja, vind je het gek dat ergeen gezag meer is?” (10).

Wie in een dergelijk klimaat toch gezag -hebbend moet opereren, staat dan voor eenlastige opgave:

“De verleiding is groot om in de populistischediscussie mee te gaan en mee te praten metde man op straat. Dat is een gevaarlijke ont-wikkeling... Wij moeten in Nederland zuinigzijn op de paar overgebleven achterkamersdie we nog hebben waarin verstandige men-sen bij elkaar komen die zich niet gek latenmaken” (1). Dat geldt bij uitstek voor de recht-spraak: “Een mate van onverstoorbaarheid isvan belang. Ik vind het enigszins zorgwekkendals de rechterlijke macht zich zorgen maaktover wat voor beeld ze in de media neerzet-ten. Het beïnvloedt het onafhankelijk oordeel.Ik vind het juist goed als het volk over derechtspraak heen komt en het niet eens is metde uitspraak” (11). Een andere respondent sig-naleert eerst hetzelfde probleem, maar komttot een diametraal tegenovergesteld hande-lingsperspectief voor de rechtspraak: “De dis-cussie omtrent de reputatie van de recht-spraak roept bij mij irritaties op als er welwordt aangevallen maar er geen reactie komt.De irritatie is dan jegens degene die niet rea-geert. Het wordt er namelijk niet minder van,zwijgzaamheid levert niet een verminderingvan de discussie op. Het is een gemakkelijkediscussie als je jezelf niet afvraagt wat je er nuzelf aan gedaan hebt. Daarom is zelfbewustzijnzo belangrijk. Niet altijd roepen van ‘wij heb-ben gelijk, en we hebben in wijsheid beslo-ten’. Zoek even wat je zelf eraan zou kunnendoen” (3). Voor die laatste positie is meersteun te vinden, zoals bij deze geïnterviewde:“Het feit dat je onafhankelijk bent en voor hetleven benoemd, moet ertoe leiden dat je in

31

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 31

het teken van het recht staat. Maar het mag erniet toe leiden dat je je van de rest niets aan-trekt” (8).

Over het basisprincipe van grotere transparan-tie als reputatieversterkend schild in een kriti-scher, veeleisender omgeving, bestaat weinigmeningsverschil. Geslotenheid en zwijgen zijngeen optie meer: “De vraag naar meer trans-parantie lijkt mij onomstreden. En dat derechtspraak nog geen soepele manier heeftom daarmee om te gaan ook” (3). Een anderbenadrukt dat onzichtbaarheid verdacht over-komt: “Als rechters niet responsief zijn, heeftmen weleens de indruk dat er iets geheimsachter de geslotenheid schuilgaat. Dat menniet capabel genoeg is, of dat het bijvoor-beeld niet op orde is” (7). Meer positief gefor-muleerd: “Meer maatschappelijke verantwoor-ding is belangrijk: wachttijden, transparantieover de werkwijze, daar valt een hoop verbe-tering te halen” (19). En diezelfde gedachteheel concreet gemaakt: “Ik vind dat in eengrote stad een rechtbank moet zijn, het moetzichtbaar voor de burgers zijn. Ik ben heelenthousiast over de rijdende rechter, ik denkdat het heel goed is als burgers zien hoe deafweging wordt gemaakt” (15). (De rijdenderechter dook overigens opvallend vaak spon-taan op in de interviews – bijna in de helft vande gevallen – en werd meestal aangehaald alseen vorm van ‘good practice’):

De rechter komt bij je thuis: tv-rechters inNederland en de VS

Hoe ogenschijnlijk ‘afstandelijk’ rechtersook mogen zijn, in veel opzichten zijn zeonvermijdelijk een reflectie van de samen-leving waarin ze functioneren. Dat wordtgoed zichtbaar bij een vergelijking van‘tv-rechters’. De Amerikaanse Judge Judyis ‘dichtbij’ in die zin dat haar court roomgeheel transparant is voor de huiskamer.Maar haar taakopvatting en attitude tenopzichte van justitiabelen is er nietbepaald eentje van de (civiele) rechter alsresponsieve probleemoplosser. Zij is eenhard-nosed judge die in houding engedrag ervan blijk geeft dat zij alle listen,lagen en laagheden van de mens kent ener wel zo’n beetje klaar mee is. Justitia -belen moeten haar geen onzin verkopen,want dat komt ze op een stevige tonguelashing te staan. En nadat ze uitspraakheeft gedaan, is de al dan niet uitgespro-ken boodschap er eentje in de trant van:‘And now get out of my sight…’ Haarpublieke gezag is gebaseerd op haar no-nonsense houding.

Hoe anders gaat het bij de Nederlandse‘rijdende rechter’? Mr. Frank Visser heeftde uitstraling van een wijze kennis ofoom. Hij is in alle opzichten laagdrempe-lig. Hij luistert niet alleen aandachtig en inieder geval ogenschijnlijk welwillend naarieders verhaal en als hij dat nodig acht

32

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 32

gaat hij ter plaatse poolshoogte nemen.Hij schrikt zeker niet terug voor het vellenvan oordelen en zegt dan onveranderlijk‘daar zult u het mee moeten doen’, maarhij laat het bijna klinken alsof hij datbetreurt. Zijn publieke gezag is gebaseerdop zijn imago als laagdrempelige, empa-thische geschilbeslechter.

De door sommigen bepleite groteretransparantie van de rechtspraak krijgt inhet verschijnsel van tv-rechters een zeerdirecte vertaling. De ‘pars pro toto’-wer-king die daarvan uitgaat, kan niet wordenonderschat, getuige de frequentie waar-mee in onze vraaggesprekken de ‘rij-dende rechter’ als referentiepunt opduikt.Naarmate de transparantie van niet alleenproducten maar ook processen van recht-spraak de komende jaren vermoedelijk zaltoenemen, is de vraag aan de orde welkbeeld van ‘de rechtspraak’ precies dehuiskamer binnenkomt, hoe dat beeldaansluit bij het door de rechterlijke orga-nisatie als geheel gewenste beeld en hoedat op zijn beurt weer aansluit bij de bredere culturele verwachtingspatronenbetreffende geschilbeslechting en de rolvan de rechter daarbinnen.

Volgens deze tweede categorie vindt de echtetest plaats wanneer de rechter in het hier ennu van een concrete casus in de vuurlinie komtte liggen. Dan komt het eropaan dat er slim

wordt gereageerd, want de aanvallen zijnsoms niet mals. Of zoals enkele respondentenhet verwoorden: “Het is een vorm van journa-listiek: er is geen nieuws, dus je gaat nieuwsmaken. Dat de discussie dan over de recht-spraak gaat, komt voor een deel omdat derechters tot schietschijf worden gebombar-deerd door procesadvocaten die denken daarvoordeel bij te hebben. En dat veroorzaaktreputatieschade” (3). “Er zijn ook media diealleen trachten de rechters van de wijs tebrengen. Met geweldig opgeblazen publici-teit, die berust op van de advocaat verkregenkennis, wordt geprobeerd druk uit te oefenen”(33). En: “Alle incidenten worden als ammuni-tie aangepakt om de hele beroepsgroep categorisch af te serveren” (22). Hoe gaat de rechter om met wel of niet gefun-deerde of terechte kritiek op zijn functioneren? Meteen duikt een aantal problemen op: “Dit is de enige sector waar je nog in toga werkt,waar depersonificatie heerst, terwijl dezedepersonificatie tegelijkertijd door de woord-en gedragskeuze van individuen verdwijnt. Devraag is of je de persoon achter de rechter welmoet leren kennen, het gaat om depersonifi-catie versus individualisering” (4). Andere pro-blemen die soms verhinderen dat er op kritiekkan worden ingespeeld zijn: “Mijn eigenopvatting is dat het imago achteruitgaat dooronterechte veroordelingen, vermeende integriteitsschendingen en doordat de meerderheid vrouw is. Net zoals het feit datbasisscholen nu door vrouwen wordenbestuurd ervoor zorgt dat je anders opgroeit.

33

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 33

Dus ik denk dat het imago aan het dalen is,maar dat de kwaliteit van de rechtspraak ophetzelfde niveau blijft... Dit is eigenlijk tochgek” (28). De zaak tegen Geert Wilders werdvaak aangehaald als voorbeeld van rechtersdie de volle laag kregen en een rechterlijkeorganisatie die daar onbeholpen mee omging.Een geïnterviewde analyseert: “De rechterlijkemacht maakte een onbegrijpelijke fout. Degang van zaken in het proces tegen de heerWilders, waarbij een eerste combinatie van alsvoortreffelijk bekendstaande rechters (…) zichtotaal niet gerealiseerd heeft wat 24/7 mediacoverage betekende voor wat je wel of nietkon zeggen en hoe je je wel of niet voor hetoog van Nederland kon gedragen. Dat vervol-gens de Rechtbank Amsterdam niet voorzagdat het weleens tot wrakingsverzoeken zoukunnen leiden, en dat toen het eenmaal zo verwas, men in het geheel niet voorbereid leek.Dat de president van de rechtbank onzicht-baar was. Dan denk je toch, jongens toch! Hadeven van tevoren nagedacht! Dat was allemaalonnodig. Ik vind dat dus ook te verwijten aande Raad voor de rechtspraak, want die hadmoeten nadenken en met de president van derechtbank moeten bellen en moeten vragen:‘Hoe heb je het nu georganiseerd omtrent deWilders-zaak?’ Nee, het is gewoon onschuld,niet aan gedacht, oh jeetje” (13).

De rechtspraak staat er minder goed voor dandikwijls wordt gedacht

Het derde perspectief wordt in grote lijnenzichtbaar in de antwoorden van 9 van de 33geïnterviewden. Wat deze geïnterviewdenbindt, is dat zij allemaal wel één of meeraspecten in de rechterlijke organisatie noemenwaar het naar hun stellige indruk aantoonbaarniet goed gaat, los van het vigerende opinie-klimaat: er is niet alleen rook, maar ook vuur.Het is opvallend dat het hier vooral internezaken betreft. Waar het in de vorige categorievooral om communicatie ging (uitleg, verdedi-ging, fouten toegeven) en dan in hoofdzaakbinnen het rechtsgebied van het strafrecht,wordt binnen deze categorie veel minder decommunicatie en ook minder het strafrechtgenoemd. Het zijn integendeel juist relatiefvaak de civiele en bestuursrechtspraak die hetmoeten ontgelden. De kritiek spitst zich toeop bekende, maar daarom niet minder rele-vante kwesties: bedrijfsvoering, bejegening endwalingen. We laten de geïnterviewden voorzichzelf spreken.

– Management en bedrijfsvoering“Het lukt ons niet om de doorlooptijden teversnellen en dat is echt héél hard nodig, datheeft prioriteit. Daar zit een heel groteafbreukschade aan. En als je daar goed oververtelt, dan kan dat ook wel een positieverbeeld opleveren. Als je kan laten zien dat je ineen bepaald jaar een hele slag hebt kunnendoen, dan zullen mensen dat ook positief

34

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 34

beoordelen. Maar ik vind dat het maatschap-pelijk gezien ook gewoon moet. Het is eenorganisatieprobleem” (9). Een ander: “Er zit nog wel een verschil tussen geaccep-teerd bestuur en effectief bestuur. Het bestuuris veel meer geaccepteerd, het zijn eigen collega’s, maar de hoeveelheid tijd die daaringaat zitten... Omdat het in feite toch getalen-teerde amateurs zijn, die geen enkele voor -ervaring hebben” (13). “In dat soort culturenwaar de rechter in zit, wordt ook te veel ver -gaderd en dergelijke. Dat kan allemaal veelminder” (19). Tot slot: “Bij de kapper accep-teer je suboptimale processen ook niet.Tegenwoordig wordt bij elke bushalte aange-geven hoe lang je nog moet wachten, maar bijde rechtspraak… Dat is gewoon slechtmanagement” (30).

De uitdaging die hierin besloten ligt, is duide-lijk: “De rechtspraak moet door middel vantrial and error innovatie invullen” (6). En: “Ikben verbaasd over hoe ouderwets het in derechtspraak eraan toe gaat. Volgens mij kanveel meer digitaal dan nu gebeurt. Die slagmoeten rechtbanken maken” (31). Wellicht zijndeze beelden niet in overeenstemming metde binnen de rechtspraak zelf ervaren ontwik-kelingen op het gebied van de bedrijfsvoering.Maar dat is niet het punt: de beelden bestaanen vormen als zodanig sociale feiten.

– Bejegening van justitiabelen en partnersvoor, tijdens en na de zitting

Een ruime meerderheid van de geïnterview denonderschrijft dat zowel de administratievebejegening voorafgaand aan als de feitelijkebejegening ter zitting cruciale onderdelen vormen van de beelden die justitiabelen zichvormen van hun ervaring met de rechter. Vandie meerderheid zijn er velen die aangevendat er op deze vlakken nog een wereld te winnen valt: “De ervaring bij procespartijen iserg afhankelijk van hoe een zitting is verlopen.Komen ze goed aan het woord, zijn ze geres-pecteerd, hebben ze hun zegje kunnen doen?Nog los van hoe zo’n zaak uitdraait (…) Daarstaan rechters niet bij stil, hoe dat overkomtbij rechtzoekenden. Men heeft er geen gevoelbij hoe dat overkomt bij die mensen” (19). Eenander meent: “De burgers stellen hoge eisenaan de rechtspraak. Ze willen respectvol bejegend worden. Dan kan het niet als ze hetgevoel krijgen dat de rechter niet luistert, ofdat het te lang duurt of dat ze na lang wachtennaar mediation worden gestuurd. Het publiekis meedogenlozer geworden” (30).

– Dwalingen en controversiële vonnissenOver dit thema is de afgelopen jaren in demedia en in de wetenschap zeer veel te doengeweest. Bijna alle geïnterviewden beamendat dit feit alleen al een serieus te nemen pro-bleem vormt, nog los van de achterliggendevraag of er sprake is van meer dwalingen respectievelijk kwalitatief aanvechtbare vonnis-sen. “De rechtspraak heeft zich zeer kwetsbaar

35

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 35

gemaakt door dwalingen, waarin er sprakewas van actieve vertrouwenskwesties, afne-mend vertrouwen in de rechtspraak” (4). En:“De laatste tijd zijn er wel veel incidentenzoals strafzaken waar verkeerde uitspraken zijngedaan. Dat vind ik fnuikend, ook voor de perceptie van integriteit. Ik heb zaken meege-maakt waar bewijs heel overtuigend is, maarde verdachte toch is vrijgesproken omdat zeiets niet konden uitrekenen. Het is gek dat datgebeurt. Dit maakt veel emoties los in dezaal” (28). Sommigen trekken ook conclusies over hoebeter geborgd kan worden dat dit soort dwalingen – met name in het strafrecht – min-der voorkomt: “Het zou goed zijn als de offi-cier kritische tegenspraak krijgt; niet alleenvanuit de advocatuur, maar ook vanuit de zit-tende magistratuur. Ik houd van kruisverhoor-achtige settings. Ik ben er heilig van overtuigddat de uitspraak daar beter van wordt” (30).

De rechtspraak verkeert in een reputatiecrisis

We zagen al dat slechts enkele respondentengeen vuiltje aan de lucht zien. Dat geldt ookvoor het aantal respondenten dat alleen maarkommer en kwel vaststelt. Ook het andereuiterste in het reputatiespectrum blijft dus vrijwel onbezet. Er zijn slechts twee geïnter -view den (6 en 12) die aan de rechtspraak over -wegend negatieve kwalificaties toekennen endie een potentieel verstrekkende publieke discussie over de rechtspraak bespeuren (ofwensen).

Geïnterviewde 6 stelt: “De taak van de recht-spraak is gebaseerd op een lange traditie vandegelijkheid. Daardoor is er ook inertie inge-slopen waardoor men moeilijk tot innovatiekomt. Er is sprake van zelfgenoegzaamheid eneen onvermogen open te staan voor prikkelsen signalen om goed onderhoud en innovatiete kunnen garanderen. Daarnaast maken weeen erosie van de reputatie van de rechtermee. Er heerst een tunnelvisie met betrekkingtot strafzaken. Er zijn rechters die de foutingaan, crises die slecht gemanaged wordenen ongelukkige zaken die lang in het collec-tieve geheugen blijven hangen.” Geïnterviewde 12 komt langs andere lijnen toteen vergelijkbaar oordeel: “Mijn beeld van derechtspraak is dat het vooral een arrogantzootje is. Ik heb er een slecht beeld van. Veelte vaak denk ik, wat gebeurt hier voor mallig-heid... Ik zie hier niet een echte trend in, hetbeeld van arrogantie blijft hetzelfde tenopzichte van 20 tot 25 jaar geleden. Het is eenconservatieve groep, de opleiding verandertook niet... Het is geen communicatiekwestie.Voordat gewerkt wordt aan meer transparan-tie, moet gekeken worden naar de kwaliteit.Daar moet aan gewerkt worden.”

Tussenbalans

Het goede nieuws is dat de rechtspraak in deogen van vrijwel alle geïnterviewden zich zekerniet in een reputatiecrisis bevindt. In een tijd-perk waarin er voor publieke gezagsdragersen instellingen niet veel voor nodig is publie-

36

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 36

kelijk te worden gehekeld en gefileerd (afzonderlijke rechters zoals mr. Tom Schalkenkunnen erover meepraten), is dat winst te noemen. Maar evengoed is het glas halfleeg:de rechtspraak is ook alweer lang het puntvoorbij dat die als nagenoeg onaantastbaar‘sterk merk’ mag gelden. Deelt zelfs de recht-spraak in de algemene erosie van publiekgezag? (Zie Van der Meer, 2004; ’t Hart, 2005.)Het lijkt erop. Overigens is het zeker niet deeerste keer in de recente geschiedenis datvelen kanttekeningen plaatsen bij de organisa-tie en werkwijze van de rechtspraak (zie hoofd-stuk 1). Maar er is meer aan de hand, zo leertde clustering van respondenten bij de catego-rieën II en III (zie figuur 3.1).

Figuur 3.1 De frequentieverdeling van de opinie -

clusters

Categorie I

Categorie II

Categorie III

Categorie IV

0% 50% 100%

van de geïnterviewden

I. = rotsvaste reputatie

II. = opnemen voor reparatiegat

III. = opnemen voor reparatieballon

IV. = reparatiecrisis

De implicatie van het categorie II-perspectiefis dat de rechtspraak zich effectiever moetgaan verhouden tot een veeleisender maat-schappelijke omgeving. De implicatie van hetcategorie III-perspectief is dat verbetering vanzowel de eigen bedrijfsvoering als de bedrijfs-cultuur moet worden doorgezet en nadrukke-lijker moet worden gecommuniceerd. In deslotparagraaf van dit hoofdstuk inventariserenwe welke adviezen de geïnterviewden opbeide vlakken in petto hadden.

5 Van diagnoses naar remedies: adviezen voor reputatieversterking

Tijdens de interviews werd ook explicietgevraagd naar manieren waarop de recht-spraak zijn reputatie actief zou kunnen (ofmoeten) bewaken en verstevigen. Dat leiddetot de nodige adviezen. Deze worden hier -onder besproken.

Overeind blijven in de toeschouwers -democratie

Wie reputatie zegt, zegt media. Het eerste watde Rechtspraak te doen staat, is volgens demeeste geïnterviewden dan ook meer inzichtverwerven in hoe media werken, en dan metname op momenten dat het er echt op aan-komt. De volgende drie citaten illustreren deheersende opvattingen over de werking vande media: “Er is een cynisch spel gaande tussen de rechtspraak, politiek en media.

37

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 37

Journalisten zijn gemakzuchtig, vaak slechtgeïnformeerd en moeten gewoon de krant volhebben. Dus moet je die journalisten voeren,anders doet iemand anders het wel... De Raadis in die discussie volledig afwezig. Het gaat– in debatten – steeds alleen om een advocaatnamens zijn cliënt” (26). “De negatieve media-aandacht en het gemak waarmee de politiekachter die publieke kritiek aanloopt, makendat een veel scherpere en bredere kritiek zichontwikkelt in het publieke domein dan wan-neer je het zou baseren op algemene presta-ties. De media bespelen het publieke domein.Er is voornamelijk aandacht voor de zaken dieniet goed gaan, die komen onder een ver-grootglas. Er komt natuurlijk zelden in de krantdat er een mooie goedlopende beslissing isgeweest die goed is gemotiveerd” (23). En totslot: “De wig zit hem in de media. Terwijl rechters steeds zwaarder straffen, is het beeldin de media dat rechters voor een gruwelijkeverkrachting één week huisarrest opleggen. Enrechters praten zich de blaren op de tong omuit te leggen dat dit niet zo is.”

Er bestaan dus duidelijke ideeën over hoe hetniet zou moeten. Maar hoe zou de rechter welop kritiek moeten reageren? Meer mediawijs-heid stimuleren is één, maar daarin opererenop een manier die de organisatie past is twee.Hier staan bij de geïnterviewden meerdereopvattingen naast elkaar. Zij zijn weliswaarbetrekkelijk eenduidig van mening dat derechtspraak zich niet kwetsbaar moet makenvoor het verwijt dat hij niet bereid en in staat

is fouten toe te geven, of overwegingen dietot controversiële uitspraken hebben geleid inde openbaarheid te brengen. Geïnterviewde 4verwoordt een alom opgetekend geluid:“Als je open bent, moet je ook echt open zijn.Toegeven van fouten is geen probleem, hetdraagt zelfs bij aan de waardering. De wijzewaarop je met je fouten omgaat, is belang-rijk.” (4). De ene waarschuwt voor te hoge verwachtingen van transparantie: “Ik ben ergtegen allerlei pogingen om aan eeniedersteeds maar uit te leggen hoe ontzettendgoed we zijn, maar je moet ervoor zorgen datwat je doet begrijpelijk is. Dat staat zo totaalhaaks op de manier waarop in het land derechtspraak is georganiseerd” (13). De anderwaarschuwt tegen ‘verkleutering’: “Als je op tveen ingewikkelde zaak uitlegt, moet dat simpel. Maar oversimplificatie, dat middel iserger dan de kwaal. Er is een grens aan demate van vereenvoudiging van het verhaal. Ditis lastig in media-intensieve zaken. Het zoekenis naar de balans tussen goede bewaking vannuance in de rechtspraak, maar ook in twaalfseconden in het NOS-journaal de zaak goedkunnen toelichten” (23).

Met een rechter die op een laagdrempeligemanier processen en uitkomsten toelicht die inde publieke vuurlinie (kunnen) komen te liggen, heeft geen van de geïnterviewden eenprobleem. Maar een rechter die zichzelf of zijncollega’s al te nadrukkelijk gaat verdedigen,dat ligt gevoeliger. Het luistert nauw quamaatvoering: “Ik vind het dramatisch dat het

38

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 38

OM met een officier van Justitie bij Hart vanNL gaat zitten. Dit is te populistisch. De over-heid moet niet al te schreeuwerig in hetpublieke discours positie nemen. Zij dientbescheiden te zijn, een nederige instantie.Tot het moment dat je ten onrechte wordtaangepakt: dan moet je terugknokken met hetjuiste medium en de juiste taal, etc.” (16).

Sommige geïnterviewden onderbouwen hunvisie op de gewenste vorm en mate waarin derechtspraak zich in de media moet laten zienmet verwijzing naar de specifieke functie vande rechter in de samenleving: “De rechterheeft ook de taak om te mishagen, om tegende opinie in te gaan. Series over rechtspraakzijn allemaal zeer integer, de afwegingenkomen goed aan bod en ze worden goedbekeken. Daar ben ik dus niet bang voor. Maarik snap de angst. Buruma bijvoorbeeld legtdingen goed uit, ook moeilijke dingen. Jekunt bijvoorbeeld iemand van buiten de clubinhuren die dilemma’s goed kan voorleggenen daar vrijer in kan zijn” (26). Het idee om‘iemand in te huren’ vindt zijn oorsprong in degedachte dat media makkelijker kleven aanpersoonlijkheden: “Instituties hebben een persoonlijk gezicht nodig. Beeldinformatie iszo ontzettend belangrijk. Probleem is dat bijrechtspraak te veel gezichten te zien zijn.Beter gezegd: of geen of veel. Het OM voertslechts één gezicht op bij RTL – haar naam isSusanne Terporten. Zij is persofficier van justitie in Utrecht. Die aanpak werkt. Dus menmoet dringend op zoek naar iemand die

gezaghebbend het verhaal van de rechtspraakkan vertellen. Nu heb je de vijf hoogstebestuursrechters en die zitten heel de tijd omelkaar heen te friemelen, wat de reputatie nietten goede komt” (6). Ook de Raad van derechtspraak zelf krijgt in dit verband de nodigepraktische pr-adviezen:4 “De voorzitter van deRaad zou wel een wat meer onafhankelijke rolkunnen spelen. Hij zou wel wat bekendermogen zijn, dat hij zegt hoe moeilijk het was.Misschien zou het ook goed zijn om in eengoed praatprogramma te zitten om te vertel-len hoe het er nou aan toe gaat. Daar zittenook advocaten, daar zou dus ook een voorzit-ter van de Raad voor de rechtspraak aanwezigkunnen zijn. Dat doet hij nu niet, maar ik denkdat als hij het aanbiedt, dat hij door eeniedergevraagd wordt. Ik denk dat als ze dat doenmet een goede mediastrategie, dat ze daarwel goed aan zouden doen” (15).

Deze opvatting wordt elders bijna woordelijkherhaald. Het Openbaar Ministerie wordtdaarbij telkens expliciet als voorbeeldgenoemd: “Een van de problemen van derechtspraak is dat die niet één gezicht heeft,geen woordvoerder heeft; er is geen baas vande rechter. Dat is een gevolg van de versplin-tering van de organisatie en van de organisa-tie in de top. Er is ook onenigheid wie watmag zeggen en hoe ver men daarin maggaan. Als ze wat zeggen, dan gebeurt dat ineen forum van eigen kring. Of je moet zeggendat de voorzitter van de Raad van de recht-spraak alle controversiële uitspraken van de

39

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

4 Meer organisatorisch getinte adviezen komen in de volgende paragraaf uitvoerig aan bod.

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 39

rechtspraak kent en die kan uitleggen. Dewoordvoerder moet een goed spreker zijn,niet te belazerd de minister in zijn rol en in zijnfunctioneren toe te spreken. Het veronderstelteen beroepsgroep die dat ook een geschikterol vindt. Het is een nieuwe realiteit die via,met en door de media wordt vormgegeven endat veronderstelt ervaring en een soortantenne ervoor. En dat is momenteel allemaalniet aanwezig. Als je zou willen weten wat jezou kunnen doen, kijk naar het OM. Die heb-ben leergeld betaald, dat zijn deelnemersgeworden. Dat hebben de rechters niet endus staan ze altijd op achterstand ” (5).

Anderen benadrukken echter dat de keuzevoor ‘reputatiemanagement’ kritisch moetworden bekeken: “Waar de rechtspraak numee te maken heeft, mag niet verengd wor-den tot reputatie en reputatiemanagement;dan zijn we niet goed bezig. Als je namelijkdoet alsof je uitleg geeft, maar niet geïnteres-seerd bent in de reactie, dan is het fake” (8).Hier klinkt dus een ander geluid waarbij hetaccent niet zozeer ligt op leren van de ervarin-gen van andere instituties, maar zelf een vormvinden die past bij de eigenheid van de insti-tutie die de rechtspraak vormt: “Ik denk datde Raad voor de rechtspraak een gestructu-reerde vorm van communicatie moet ontwik-kelen en vooral ook een visie daarop. Niet percasus uitleggen, maar meer uitleggen wat jedoet op lokaal niveau. Er zijn veel momentengeweest in de afgelopen jaren, waarop niemand iets uitlegde. Ze moeten zichtbaarder

worden. Dat moet je wel met verstand doen”(9). Zinvol communiceren, betekent misschienook dat men bepaalde zaken niet moet doen,volgens deze twee voorbeelden: “De vraagvoor de raad is of hij niet moet proberen zijneigen regels te schrijven. Bij Pauw en Wittemangaat de raad het niet winnen. Die wedstrijdmoet de raad niet willen spelen. De recht-spraak moet goed blijven in wat hij is, en opzijn eigen manier communiceren” (27). Derechtspraak moet volgens een ander eeneigen vorm van pr ontwikkelen waarin respon-siviteit naar de burger toe centraal staat, zonder dat de rechtspraak daarbij moet zwich-ten voor meerderheidsopvattingen zoals degedachte dat slachtoffers meer rechten toeko-men: “Het gevaar is dat reputatiemanagementwellicht tot meer slachtoffercultus gaat leiden.Daar ben ik mordicus tegen. De magistrate-lijke kwaliteit moet voorop staan. In de huidigesamenleving hebben mensen nog weinigbesef waarom we een onafhankelijke rechter-lijke macht hebben, een EHRVM, etc. Wie datgaat vertellen? Charisma, nuance en toegan-kelijkheid zijn van belang. Iemand die gezaguitstraalt” (14).

Ook, of misschien wel juist voor dit type bood-schappen is het van essentieel belang dat jeals institutie ‘een gezicht’ naar voren kuntschuiven: “Misschien moet er wel een commu-nicerende rechter zijn die namens het systeemoptreedt. Het mag best een ‘rechter’ zijn, gamaar op zoek naar een communicatieve rechter die in duidelijke termen kan uitleggen.

40

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 40

Dat doe je niet meer met de toevallige voor-zitter van de raad. Weten hoe communicerenwerkt, zoek maar je eigen Robbert Dijkgraaf,die het prima kan uitleggen. Zo iemand isdenk ik een antwoord: hij is authentiek, heeftgezag, is van deze tijd, en spreekt aan buitenzijn peergroup” (4). Een andere ondervraagdebenadrukt nog concreter het belang van eeneigen profiel en een eigen communicatie -beleid dat niet aanvangt in de media, maar opscholen: “De raad moet zorgen dat er bijzaken met een hoog mediaprofiel rechtersgeselecteerd worden die daar goed in zijn endaaromheen goede persbegeleiding geven.Ook moet hij bezig blijven met zachtere com-municatie, zoals voorlichting, lesmateriaal voorscholen en kennisoverdracht over het staats-systeem. Kortom: meer coöperatie met hetonderwijs” (23).

De rol van de Raad voor de rechtspraak

Tot slot van dit hoofdstuk staan wij stil bij hetbredere tableau aan adviezen op het gebiedvan (de organisatie van) reputatiemanagementdie geïnterviewden voor de Raad voor derechtspraak in petto hebben. Dat de raad ertien jaar na zijn oprichting in dat opzicht noglang niet is, mag duidelijk zijn, althans volgenssommige ondervraagden: “Bij de raad heerstehet gevoel dat men toch goed bezig was,onder meer met het technologisch ontwikke-len, het professionaliseren van rechters, kwaliteitsmanagement, etc. Toen gaf ik al aan:‘ik weet niet of jullie het zo zullen redden in

het debat dat eraan zit te komen’” (7). DeRaad voor de rechtspraak is weliswaar niet ‘debaas’ van de rechtspraak, maar kan veel doenom de reputatie van de institutie te verster-ken, op allerlei terreinen. Te beginnen met decommunicatieve capaciteit van de institutie:“De raad kan rechtbanken uitdagen om opeen bepaalde manier te communiceren en hijkan rechters begeleiden, ook door middel vanscholing. Want de werelden van het recht ende pr liggen te vaak nog te ver uit elkaar” (24).En: “Ik vind wel dat als je het hebt over hetbegrip ‘legitimiteit’ en meer begrip willen voorje instituut, dat daarbij hoort dat je veel meermoet uitleggen wat je doet en waarom je hetdoet. (…) De ervaring leert dat daar waar deorganisatie een goede communicatiestrategieheeft, dat je dat ontzettend helpt” (9).

Sommigen leggen in hun advies aan de Raadvoor de rechtspraak de nadruk op meer acti-vistische pr en voorlichting. “Er ligt hier eentaak voor de Raad voor de rechtspraak om alsspreekbuis op te treden en daar wel iets aante doen” (25). Meestal worden heldere voor-beelden genoemd van contexten en casussenwaarin een actievere rol wenselijk zou zijn.Deze geïnterviewde denkt onder meer aaneen discussie met een advocaat in een praat-programma. “De rol van de Raad voor derechtspraak: de voorzitter zou wel een watmeer onafhankelijke rol kunnen spelen. Hij zouwel wat bekender mogen zijn, dat hij zegt hoemoeilijk het was. Misschien zou het ook wel-eens goed zijn om in een goed praatpro-

41

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 41

gramma te zitten om te vertellen hoe het ernou eens aan toe gaat. Daar zitten ook advo-caten, daar zou dus ook een voorzitter van deRaad voor de rechtspraak aanwezig kunnenzijn. Dat doet hij nu niet, maar ik denk dat alshij het aanbiedt, dat hij door eeniedergevraagd wordt” (15). Een ander denkt terug aan een moment dathet geluid van de raad ontbrak. Als voorbeeldnoemt hij de casus Lucia de B. Volgens hemstonden zorgvuldigheid en kwaliteit hier hetmeest onder druk. Hij had het goed gevondenals de rechtspraak helder had gemaakt wat hijuit deze casus heeft geleerd en welke verbete-ringen zijn toegepast om dit in het vervolg tevoorkomen. Hij ziet hier vooral een rol voor devoorzitter van de Raad voor de rechtspraak (2).

Bij dit alles luistert de toonzetting natuurlijknauw: “De Raad voor de rechtspraak. Die kanwel in constaterende sfeer uitspraken doen:als u dat doet, dan kunnen wij minder... Maaralsjeblieft geen noodkreten van: ‘De rechts-staat is in het geding’. De rechtsstaat lijkt welvoortdurend in het geding. Dan vraag je watprecies het risico is en dan komen er tien defi-nities” (21). Een belangrijk discussiepunt isook de taakverdeling op het gebied vanexterne communicatie binnen de verschillendegeledingen van de rechterlijke organisatie.Moet de raad de regisseur daarvan zijn, of ishet – geheel in de traditie – wenselijker om uitte gaan van een subsidiariteitsbeginsel, zoalsdeze geïnterviewde bepleit: “Als raad kom jeaan bod bij algemene kwesties. Dat komt

alleen niet zoveel voor. Bij specifieke zakenmoet de rechter of president het woord doenof een voorlichter sturen. Het is het beste alsde individuele rechter het bij individuele zakendoet. Tenzij hij onder vuur ligt, dan moet depresident optreden” (29).

Veel adviezen overstijgen het terrein van communicatie en pr. Het is ook een zaak vanbedrijfsvoering: “De rechtspraak heeft echtkansen laten liggen qua organisatie. Ik vindhet jammer dat vanuit de rechtspraak niet naarde voorkant is gelopen. Bijvoorbeeld een e-court: maak een groot court huis, maar zorgwel voor verschillende vormen zodat burgerskunnen kiezen” (25). Sommigen vinden deraad nu nog te veel een primus inter pares:“De raad kan zich wel degelijk met de onaf-hankelijkheid van de rechter bemoeien. Derechter is slechts in loondienst. Je moet jevoegen naar de instructies van de wet zelf. Alshet gaat om gedragingen, uitingen, moet menoppassen. Net zoals het staatshoofd zich ookheeft te voegen naar de volksvertegenwoor -diging” (21). En: “Het zou wel helpen als deburger weet dat de rechters ook onderdeeluitmaken van een structuur.” Het zou helpenals de raad ervoor zorgt dat de rechtspraakzich meer als een eenheid profileert” (31). Eenander zegt: “Maar met de raad alleen ben jeer niet. De rechtbankbesturen hebbendezelfde onmacht. Iedereen verwijst naar deander. Het schommelt te veel en is te veelafhankelijk van individuen. Dat kan niet. Professionele standaarden en eenzelfde basis

42

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 42

in de organisatorische context zijn essentieel.En om dat te handhaven, is een bestuurlijkeverantwoordelijkheid noodzakelijk. Andershoud je je onafhankelijkheid niet droog (…).De onafhankelijkheidsstatus van de recht-spraak staat niet ter discussie, maar wel zijnbedrijfsvoering en professie” (30).

Een laatste advies is dat de raad er simpelwegvoor moet zorgen dat hij voldoende in contactstaat met volksvertegenwoordigers, dieimmers niet alleen een cruciale schakel vor-men in de dynamiek van de publieke beeld-vorming over de rechtspraak, maar ook eencruciale rol spelen in de totstandkoming vande randvoorwaarden waaronder de rechterlijkeorganisatie moet functioneren (wet- en regel-geving, budgettering): “Het is goed dat er‘geregisseerde ontmoetingen’ zijn tussen deraad en bijvoorbeeld de politiek. Maar soms ishet nog waardevoller als je vrijelijk in eeninformele context kunt praten” (31). Met dit laatste advies, dat zo praktisch en een-voudig van aard is dat het zomaar over hethoofd kan worden gezien, besluiten we dithoofdstuk. In het nu volgende slothoofdstukreflecteren we op de betekenis van de empiri-sche bevingen met behulp van het in hoofd-stuk 2 geschetste kader.

43

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 43

Om te onderzoeken wat het orakelbedoelde, moest ik naar alle mensendie de naam hadden iets te weten. En ikzweer bij de Hond, mannen van Athene,want tegen u moet ik de waarheid spreken, dat ik ervaren heb dat zij diede grootste faam hadden, op mij deindruk maakten bijna de minste wijsheidte bezitten, als ik de uitspraak van degodheid toetste. Anderen die minderaanzien genoten, bleken meer verstandte hebben. (Plato in de Apologia, 22a)5

1 Reputatie en positie onder druk?

Waar situeren de geïnterviewden nu de recht-spraak in termen van de strategische driehoekvan Moore (zie figuur 2.3-2.5)? Het is moeilijkdaar een categorisch antwoord op te geven.Hoofdstuk 3 liet zien dat er sprake is van aan-zienlijke perspectief- en meningsverschillentussen de ondervraagden, en dat er vaakonderscheid gemaakt wordt tussen de situatieop verschillende rechtsgebieden. Dat in aan-merking genomen, dringen zich de volgendealgemene observaties op.

1 De missie van de rechtspraak roept bredepositieve gevoelens op, ook al verschillengeïnterviewden in de specifieke omschrij-ving van de kern van die missie. Ook de

met de missie verbonden kernwaarden(onafhankelijkheid, onpartijdigheid, integriteit en professionaliteit) kunnen– afgezien van de vraag om enkele ervanscherper te formuleren – op grote instem-ming van de gesprekspartners rekenen.

2 Het operationele prestatieniveau is eenveel minder rustig bezit. De integriteit,professionaliteit en deskundigheid van degemiddelde rechter worden hoog aange-slagen, maar tegelijkertijd plaatst een niette negeren deel van de ondervraagden kritische kanttekeningen bij de bedrijfs -voering, de niet-uitlegbare grote variatietussen rechters en rechtbanken in uitspra-ken, bejegeningspraktijken, de externecommunicatie (variërend van de uitleg vanvonnissen tot het strategisch opereren inde hedendaagse mediacratie) en hetschijnbaar beperkte zelfreflectieve vermo-gen (zoals blijkt uit de omgang met wrakingen en dwalingen).

3 De ondervraagden achten het politiek-maatschappelijk draagvlak voor de recht-spraak niet zonder meer rotsvast. Zijnreputatie is op dit moment niet vanzelf-sprekend die van een ‘sterk merk’. Meerdan twee derde van de geïnterviewdenmeent dat de rechtspraak zich wat meerzorgen zou mogen maken over de beeld-

44

5 Toelichting bij dit citaat: Socrates’ zoektocht laat volgens Plato zien dat (goede) reputatie en wijsheid uiteenlopende

ascripties zijn. Immers, eerst beschouwde hij zijn gesprekken met politici (met de beste reputatie maar de minste

wijsheid), daarna de dichters: ‘Ook van de dichters had ik algauw begrepen dat hun scheppingen niet voort -

kwamen uit wijsheid, maar dat het hen door hun aanleg ingegeven werd, zoals dat bij profeten en waarzeggers

ook gebeurt. Die doen ook allerlei prachtige uitspraken zonder te begrijpen wat ze zeggen.’ Kortom: zowel

gesprekken met publieke beslissers als met belangrijke entertainers kunnen Socrates niet van de indruk afbrengen

dat reputatie in de weg staat van wijsheid.

De rechtspraak van bolwerk totnetwerk: analyse en reflectie

4research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 44

vorming die over hem kan ontstaan (decategorie ‘reputatiegat’ uit figuur 2.5), danwel dat er ook gegronde redenen zijn omzich zorgen te maken over het functione-ren van de rechterlijke organisatie (de‘reputatieballon’ die zomaar kan barstenuit figuur 2.5). De rechtspraak is meer danvroeger voor zijn politiek-maatschappelijkekrediet afhankelijk geworden van depublieke beeldvorming over zijn functione-ren. Die beeldvorming wordt niet zozeerbepaald door verstandige commentatorendie de ‘big picture’ (patronen in debedrijfsvoering en -resultaten) in het oog houden, als wel door (a) een disproportio-neel aantal mediagenieke en dus per defi-nitie omstreden ‘grote’ dossiers (meestalstraf zaken) en (b) affaires waar het rechter-lijk optreden zelf onderwerp van kritiek is(Wilders, Chipshol, dwalingen, wrakingen,De Graaff).

In hoofdstuk 2 gaven wij aan dat werken aande strategische positionering van eenpublieke organisatie neerkomt op het vindenvan evenwichten in drie centrale spannings -velden, die wij als volgt toelichten.• Willen versus moeten: de sturingsspanning

tussen de eigen opvatting van de missieen het draagvlak voor die opvatting binnende ‘authorizing environment’.

• Willen versus kunnen: de prestatiespanningtussen de in kernwaarden, plannen enprestatieafspraken geconcretiseerde missie van de organisatie en haar daad-

werkelijke operationele capaciteit voor derealisatie van die missie.

• Kunnen versus mogen: de autorisatie -spanning tussen de feitelijke capaciteit enwerkwijze van de organisatie en het draag-vlak dat daarvoor binnen de authorizingenvironment bestaat.

De in hoofdstuk 3 gepresenteerde onderzoeks-resultaten suggereren dat leidinggevenderechters op dit moment vooral prioriteit zoudenmoeten geven aan de twee laatstgenoemdespanningsverhoudingen. De missie, hoewelenigermate ambigu, is onder de ondervraag-den simpelweg onomstreden. Van grote sturingsspanningen (zoals die wel regelmatigaan de orde zijn bij bijvoorbeeld de politie,het onderwijs en de corporatiesector) is rondde rechtspraak geen sprake. Dat maakt demissie ook een natuurlijk aangrijpingspuntvoor strategische beïnvloeding van depublieke beeldvorming over de rechterlijkeorganisatie. Uiteindelijk vindt iedereen hetessentieel dat er rechtspraak is. Wie op eigen-tijdse manier toont en uitlegt dat de organisa-tie waaraan deze taak is toevertrouwd des -kundig en gewetensvol met die opdrachtomgaat, staat al met 1-0 voor ten opzichte vanveel andere publieke organisaties waarvan demissie zelf onderwerp van meningsverschillenis (denk aan de spagaat tussen retributie enresocialisatie die de Nederlandse penitentiairesector moet maken, of aan de spanning tussende hulpverlenende, handhavende en justitiëlecomponenten van de politiefunctie).

45

De rechtspraak van bolwerk tot netwerk: analyse en reflectie

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 45

Het gat tussen missie en realisatievermogen isniet nieuw, maar maakt wel deel uit van eenrealiteit die problematisch kan worden opge-vat. Er zijn in een samenleving met miljoenenmensen natuurlijk altijd meer geschillen endelicten dan rechterlijke capaciteit om ze allemaal, tijdig en diepgaand te kunnenbehandelen. Zolang er echter een beeldbestaat dat de rechter naar vermogen doetwat hij kan, de (voor)selectie van wat wanneerbij de rechter terechtkomt op verdedigbarewijze verloopt en er voldoende alternatieveafdoeningsmodaliteiten en geschilbeslech-tingsmethoden beschikbaar zijn, is de inhe-rente prestatiespanning waar de rechtspraakmee wordt geconfronteerd voor alle partijendraaglijk te maken. Een primair zorgpunt ligtwellicht bij de vraag of de rechterlijke organi-satie wel voldoende in staat is het hoofd tebieden aan de sterk toegenomen technischecomplexiteit en inter nationale verwevenheidvan veel disputen en strafzaken, maar ook aande intrinsieke complexiteit en verwevenheidvan het recht zelf.

De problemen die de geïnterviewden signale-ren, vallen grotendeels op het vlak van demaatschappelijke waardering voor manierwaarop de rechter (rechtsgang) en de rechter-lijke organisatie (rechtspraak) opereert. Er issprake van voelbare – en bij ongewijzigdbeleid ongetwijfeld groeiende – autorisatie-spanning tussen hoe het rechterlijk bedrijfintern en extern functioneert en het verwach-tingspatroon van een ‘goed opererende recht-

spraak’ dat onze gesprekspartners als normhanteren. De een legt de nadruk op dit, en deander op dat specifieke aspect, maar gecom-bineerd rijst het beeld op van een organisatiedie een uiterst nastrevenswaardige missie opeen over het algemeen rechtschapen en toe-gewijde maar op tal van punten aantoonbaarsuboptimale en te reactieve en defensievemanier nastreeft. In termen van de ‘reputatietempel’ van figuur2.2 zijn het vooral de zuilen 2, 4 en 6 die daar-bij in het geding zijn: rechtsgang, visie en leiderschap en maatschappelijke verantwoor-delijkheid. Dit roept het beeld op van eentempel die met de helft van de zuilen die hijnodig heeft, zijn fronton en kroonlijst vangoede reputatie moet zien te dragen. Dan ishet niet ondenkbaar dat bij een stevige stormhet gehele bouwwerk schade oploopt. Maarzover hoeft het niet te komen. Er zijn zekernog voldoende mogelijkheden om tot restau-ratie van het bouwwerk over te gaan.

2 De wegen naar reputatieversterking

Hoe nu om te gaan met deze realisatiespan-ning? Of, breder geformuleerd, welke wegenstaan open voor de (leiding van de) recht-spraak om zijn toch kwetsbaar geworden repu-tatie te versterken, en de weg terug te vindennaar die van een ‘sterk merk’? De zittendemagistratuur is niet de enige die zich met eendergelijke strategische herpositionerings -opgave ziet geconfronteerd. Zo moest hetOM zich in de periode 1993-2010 van veel

46

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 46

verder terugvechten uit de diepe reputatie -crisis waarin het ten tijde van de rapportenVan Traa en Donner was terechtgekomen.

Twee richtingen

De antwoorden uit de interviews zijn in figuur4.1 in een schema geplaatst waarin een onder-scheid wordt gemaakt tussen grofweg tweediagnose- en verbeteringsrichtingen die wijhier typeren met ‘goed je werk doen’ (in ter-men van figuur 2.6: de strategie van prestatiesin overeenstemming met het verwachtings -patroon brengen) en ‘tonen hoe je het doet’(in termen van figuur 2.6: de strategie vanbekendmaken en bekend raken). Het eerstecluster heeft betrekking op primair interngerichte interventies, die tot doel hebben het

functioneren van de rechtspraak zelf te verbe-teren, zowel de inhoudelijke juridische kwali-teit van de uitspraken (ofwel de rechtspraak)als de organisatorische vormgeving van zaken(ofwel de rechtsgang). Het tweede cluster situeert de rechtspraak binnen het brederepublieke domein van opinievorming en debatover samenleving, bestuur en politiek, en steltdaarmee de wijze waarop de rechtspraak zichextern presenteert centraal. Uit figuur 4.1 blijktdat er twee uiteenlopende denkrichtingenworden geschetst om het reputatievraagstukde baas te blijven. Daarvoor is specifieke engerichte aandacht nodig voor prestaties in degebieden rechtspraak en rechtsgang; en voorpercepties in de directe interacties met stake-holders, en in de indirecte beeldvorming.

47

De rechtspraak van bolwerk tot netwerk: analyse en reflectie

Figuur 4.1 Twee denkrichtingen: prestaties en percepties

Prestaties: goed je werk doen Percepties: tonen hoe je het doet

1. In de rechtspraak (het juridisch oordelen): 2. In de directe interacties met justitiabelen en andere stakeholders:

Goede professionele kwaliteit Een mate van bezonkenheid

Juridisch inhoudelijk verstandig Aandacht voor toelichting vonnissen

In wijsheid genomen beslissingen Responsieve houding

Een zekere voorspelbaarheid/vergelijkbaarheid Tijdspaden communiceren

3. In de rechtsgang (interne organisatorische 4. In de indirecte beeldvorming via de publieke opinie:

uitvoering Persrechter heeft al verbetering gebracht

Strakkere bedrijfsvoering staat los van Nu nog meer actief responsief zijn

inhoudelijke onafhankelijkheid van rechter Uitleg geven over wat & hoe, waarom je op een bepaalde wijze

Doorlooptijden blijven doorn in het oog handelt, waarom de rechtspraak zo werkt

Meer innovatief denken en handelen is welkom Tegelijk zelf bewust bepalen wat je naar buiten wil brengen

De rol voor de Raad voor de rechtspraak (Herkenbaar) gezaghebbend gezicht geven aan de rechtspraak

duidelijker positioneren en profileren

Digitaliseren

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 47

Enkele denkrichtingen lijken op het eerstegezicht tegenstrijdig te zijn. Zo treffen we inde interviews meerdere paradoxale uitlatingen.• Een pleidooi voor wel afstand houden en

toch geen afstand bewaren.• Tegen de verwachtingen in durven te

gaan, maar wel doen aan verwachtingen-management.

• Niet doen aan pr-rechtspraak, maar welaan de burger in begrijpelijke taal uit -leggen wat je nu gedaan hebt.

• Een herkenbaar gezicht naar voren schui-ven, maar niet iemand die te aanwezig is.

• Een krachtiger bestuur, maar met respectvoor onafhankelijkheid van de rechters.

Illustratief hierbij is de manier waarop overonafhankelijkheid gepraat wordt. Bijna ieder-een vindt onafhankelijkheid de belangrijkstewaarde van de rechtspraak. Maar zij moet nietmisbruikt worden en doorslaan naar arrogan-tie. Verscheidene keren (n=5) wordt hier hetwoordpaar bolwerk/netwerk gebruikt: “Je kanalleen overleven als je je bewust bent dat jeonderdeel bent van netwerken, van mensen,groepen die naast jou staan. Wat niet wil zeg-gen dat er gelijkheid is op functie, maar welop relaties. Van bolwerk naar netwerk. Je gaatde berg af, en je komt in de horizontale relatie.(...) Maar ik zie die verandering van bolwerknaar netwerk, die is er gewoon, die wordt nietteruggedraaid” (4). Ook: “Reputatie is externkwetsbaar, het laatste bolwerk moet ook mee.Machtscorruptie: elkaar in posities houden.Belangenbehartiging, ook onder rechters. Wat

we zien zijn excessen, maar wel deel van eenproces dat in de hele samenleving heeftplaatsgevonden” (17). En: “Het rechtbank -bestuur moet actiever zijn in de publieke ver-antwoording. Daarmee verweer je je het bestetegen PVV-achtige kritiek dat de rechtspraakeen bolwerk is van D66’ers en mensen metdubbele achternamen” (30). Deze terminologieis interessant in het licht van onze eerdereopmerkingen dat de reputatie van publiekeinstituties voldoende autorisatie vereist. Eenbolwerk hoeft nauwelijks verantwoording af teleggen, behalve intern. In een netwerk zijn erveel vaker en minder voorspelbare contact -momenten tussen de verschillende professio-nele actoren onderling en tussen de institutieen de burger.

Deze respondenten vinden onafhankelijkheidde belangrijkste waarde van de rechtspraak(passend in het op de staatkundige logica vande trias gebaseerde ‘bolwerk’-denken), maarzij moet niet misbruikt worden en ook nietdoorslaan naar arrogantie (een verwijt dat pastin de netwerklogica van het moderne ‘gover-nance’-denken). Dergelijke en/en-kwestiesbrengen uiteraard de nodige dilemma’s mee.Is het mogelijk om hier een balans in te vinden?Het is niet aan ons om het ene antwoord hogerte waarderen dan het andere. Wij registrerenslechts dat deze antwoorden die op het eerstegezicht wezenlijk incoherent lijken, evenredigverdeeld naar voren komen uit de kring van‘authorizers’ en andere stakeholders van derechtspraak. Dat maakt de omgang met

48

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 48

dergelijke paradoxale verwachtingspatronentot de centrale opgave in het strategisch(reputatie)management van de rechtspraak.

Balanceeract

In het inleidend citaat van Plato boven aan dithoofdstuk zagen we dat reputatie die verwijstnaar faam, kan worden gecontrasteerd metwijsheid. Dit zet ons op het spoor van eenreputatiebegrip dat zowel gekenmerkt wordtdoor de zorg om ‘stil te presteren’ enerzijdsals door de aandacht voor percepties,bekendheid en waardering anderzijds. Dezebeide ‘sporen’ worden hieronder toegelicht engeordend in een handelingsgericht model.Reputatievorming door prestaties heeftbetrekking op een aantal van de onderstaandeelementen:• toegankelijkheid/betaalbaarheid;• snelheid, efficiëntie;• responsiviteit/respect/bejegening;• deskundigheid, bewust bekwame uitoefe-

ning van het beroep;• onpartijdigheid, neutraliteit;• motivatie, organisatiecultuur;• omgang binnen de organisatie met eigen

fouten c.q. klachten.

Uit de interviews blijkt meerdere keren datdeze elementen een belangrijke rol kunnenspelen in de vorming van ons oordeel over derechtspraak. Wanneer het vertrouwen vancliënten en partners in de rechtspraak afkalft,dan liggen suboptimale prestaties daar hoogst-

waarschijnlijk mede aan ten grondslag. Daar omis het aangewezen om dit spoor te nemen.

Reputatievorming door (gerichte beïnvloedingvan) percepties betreft dan weer de matewaarin en de manier waarop (pers)rechters enpresidenten erin slagen om zich te positionerenals gewaardeerde spreekbuizen van hunberoepsgroep. Zij moeten de buitenwachtervan overtuigen dat zij en hun collega’s hetrechterlijke werk zo goed mogelijk doen.Reputatievorming door communicatie heeftaldus geïnterviewden betrekking op onder-staande elementen: • propaganda, pr;• voorlichting, educatieve functie;• verdediging van de eigen organisatie;• verdediging en toelichting van vonnissen;• maar ook: signaalfunctie over maatschap-

pelijke/beleidsmatige/rechtspolitieke vragen.

Dit waren de meest genoemde elementen inde interviews wat het tweede – externe –spoor betreft. Daarbij is opvallend dat er vande rechtspraak een actievere, maar niet nood-zakelijk populairdere rol wordt verwacht. Responsiviteit is een groot aandachtspunt, entegelijk past het een instituut als de recht-spraak niet om overal op te reageren – ook alwordt dat door sommige partijen gevraagd.Hier tekent zich een uitdaging af die betrek -kelijk veel weg heeft van een hachelijke even-wichtsoefening. De kans is overigens klein datmen zonder struikelen de overkant haalt, maar

49

De rechtspraak van bolwerk tot netwerk: analyse en reflectie

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 49

de oefening weigeren is al helemaal geenoptie. Het meest illustratief zijn de aansporin-gen die uit journalistieke hoek komen. Dezeroepen het beeld op van de ene waakhondvan de macht (de journalistiek) die langs dekant een andere (de rechtspraak) staat aan temoedigen om dapper en strijdvaardig vooruitte komen en niet ongeïnspireerd of bang inhet mediamoeras weg te zinken.6

De beide dimensies van reputatie (de stille ende zichtbare) kennen een andere focus (ziefiguur 4.2). Links in het schema gaat het omnormatieve inbedding van sociale institutieswaarbij een organisatie legitiem is als ze aaneen minimum van de norm voldoet om haarfunctie te kunnen uitoefenen. Normen zijnweliswaar aan verandering onderhevig, maarzijn toch vooral een continue, duurzame factorin het sociale leven. Hier is dus een vrij ouder-wetse vorm van wijsheid gewenst. In de inter-views kwamen de termen ‘bezonkenheid’,‘onverstoorbaar’ en ‘onafhankelijk’ voor, terwijlmedia onvoorspelbaar, wispelturig zijn en

steeds op zoek zijn naar mediafiguren die hetgoed kunnen uitleggen. Rechts gaat het omeen streven naar een maximum aan positiefgewaardeerde zichtbaarheid in het publiekedomein. Hier is dus mediapersoonlijkheidgewenst. In de interviews vielen de termen‘kwetsbaarheid tonen’, ‘fouten toelichten’ en‘verbindingen maken’. Uiteindelijk betekentdit dat voor de rechtspraak reputatie dus altijdsamenhangt met het vinden van de juiste ver-houding tussen wijsheid en persoonlijkheid.

De gekozen figuur hieronder is een ruit. Dit iseen passende metafoor omdat ruiten (inramen) gekenmerkt worden door toegankelijk-heid en zichtbaarheid zonder dat de scheidingtussen binnen en buiten wordt opgegeven.Een nauwkeurig bewaakte vorm van transpa-rantie lijkt ook voor de rechtspraak van belangom tegemoet te komen aan de roep om res-ponsiviteit. Dat betekent niet dat alles ‘opstraat’ hoeft komen te liggen: niet alle ramenopengooien, maar ook niet alles dichttimme-ren opdat ze niet kunnen worden ingegooid.

50

6 Zo tekenden we de volgende antwoorden op: “U leeft in een mediacratie waarin heel veel zenders ook ontvangers

zijn geworden. Elke maatschappelijke organisatie is zich daarop aan het aanpassen en dat moet u ook doen.

U moet zenden, helder communiceren, afscheidnemen van uw vaktaal. Nu communiceert u alleen intern, naar

andere rechters. Hoe? Het kan me niet schelen hoe, en hoe ze dat op tv moeten doen. Zorgt u zelf maar dat u de

burgers bereikt vanuit de kern van uw beroep. Een van de dingen die ik u kan aanbevelen, is om Nederlands te

schrijven...” (journalist 1). Een ander waarschuwt tegen een verkeerd begrip van transparantie: “Transparantie is

niet hetzelfde als alles laten zien. Transparantie gaat om het proces en de verschillende stappen die je laat zien.

Als er openbaarheid van de zitting via de journalistiek binnenkomt, dan gaat het om de manier waarop het

proces wordt uitgelegd. Ik denk dat je veel meer zou moeten uitleggen waarom je tot een bepaalde uitspraak

bent gekomen” (journalist 2). Een derde benadrukt dat leergeld zal moeten worden betaald: “Ik denk dat als je

als rechtspraak naar buiten gaat treden, er nog meer fouten zullen worden gemaakt, wat leidt tot nog meer

reputatieschade. Maar het niet doen, nee… De televisie werkt als een barre werkelijkheid, waarbij je keihard

wordt afgestraft. Te weinig elan, een foute stropdas, niet goed kunnen formuleren... Maar ik denk dat je mensen

wel kan trainen en wel kan leiden. Ben ik een goede woordvoerder? Ben ik geschikt om dit te doen? Die discussie

moet je aangaan. Niet arrogant zijn, wel toelichtend. Zodra je dat pad op gaat, is het evident dat er weer debat

ontstaat, maar het is heel belangrijk dat het gebeurt” (journalist 3).

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 50

Een gave ruit is tegelijk glashelder en tamelijkhard. De rechtspraak van morgen investeert inheldere communicatie (verbinding) en blijfttegelijk onafhankelijk en neutraal (afscheiding).

In de marketingliteratuur wordt gesteld datreputatie geen doel op zich is. In de bedrijfs-kunde stelt men dat reputatie het middel is endat ‘oriëntatie’ (wat hier duidt op het organise-

51

De rechtspraak van bolwerk tot netwerk: analyse en reflectie

Figuur 4.2 De reputatieruit van de rechtspraak

Prestaties: goed je werk doen Percepties: tonen hoe je het doet

onzichtbaar kwaliteit REPUTATIE faam zichtbaar

ambtelijk bestuur media

wijsheid persoonlijkheid

A B

ORIËNTATIE

C

bezonkenheid

onverstoorbaarheid

onafhankelijkheid

kwetsbaarheid

fouten toelichten

verbindingen maken

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 51

ren van verschillende componenten binneneen systeem om meer slagkracht te genere-ren) het doel is. Daarom is oriëntatie hieropgenomen als uiteindelijk gewenste situatie(C): dat men een voldoende gedeeld besefheeft waarom men ertoe doet en waarop mengericht moet zijn als institutie. Afgaand op hetantwoord van de Nederlandse elite zal menhiertoe een dubbel spoor moeten volgen datovereenkomt met de twee veel genoemdesleutelbegrippen voor de reputatie van derechtspraak: onafhankelijkheid en verbinding.

Optimale oriëntatie kan dus uitsluitend wordenbenaderd wanneer men de discussie overreputatie voert langs de twee sporen en mensteeds van geval tot geval een goed berede-neerde afweging maakt wanneer en in welkemate de nadruk op A respectievelijk op Bgewenst is. De rechtspraak moet dan ook zelfin algemene zin bepalen welke momenten,fora, thema’s, zaken, etc. zich lenen voor eentype A- respectievelijk een type B-benadering.Er zal in de toekomst dus sprake zijn van eenconstant oscillerende beweging om tot internen extern verbindende verhalen te komen.

3 Naar evenwichtig reputatie -management

Zo dringt zich nog een beeld op van eenVrouwe Justitia die als product- en proces -bewaakster voortdurend het belang vanafstandelijke wijsheid en verbindende persoonlijkheid afweegt. Vóór de horizontali-

sering van het openbare leven kon zij nog uit-sluitend uit het A-vaatje tappen: gewoon rechtspreken als uitkomst van onafhankelijke wijs-heid zonder meer. Nu de B-wereld aan indrin-gendheid en complexiteit heeft gewonnen enhaar positie in die wereld onder druk staat,moet zij nu bovendien beter toelichten hoe zijhaar rol ziet, hoe zij te werk gaat en waarombepaalde beslissingen genomen zijn. Om dezorgen over haar reputatie enigszins af tezwakken, heeft zij nu beide weegschalennodig om telkens te kijken waar afstand enwaar verbinding geboden is. Uit de interviewskomt naar voren dat als zij hierin geoefendraakt, zij zelfs mogelijk beter dan voorheenhaar werk zal kunnen verrichten.

Tot besluit

Reputatiemanagement binnen overheidsinsti-tuties is nog maar een tamelijk jong en weinigbestudeerd issue. Wij hopen dat we met dezestudie hebben bijgedragen aan de verkenningvan dit pas ontgonnen gebied. Dat de huidigebezorgdheid in termen van reputatie van derechtspraak wordt geuit, zegt mogelijk ietsover de intrede van een andere cultuur in hetopenbaar bestuur: een zekere vermarkting ofvermarketing. Hoe valt die te rijmen met destabiele monopoliecultuur die deze institutievan haar oorsprong kenmerkt? Reputatie alsbegrip komt uit de bedrijfs- of communicatie-wetenschappen. Het is afkomstig uit markt-contexten waarbij sprake is van concurrentieom de gunsten van beleggers en consumen-

52

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 52

ten, mensen met exit-opties. Dit overplantennaar de rechterlijke organisatie, een klassiekemonopolist die opereert in de staatkundigetraditie van de trias politica, is zeer gecompli-ceerd, zo niet problematisch. Het strektdaarom tot aanbeveling het discours van dereputatie niet zonder voorzorg te projecterenop de wereld van het recht en de rechtsstaat.Die voorzorg bestaat erin dat we alert blijvenop de bijzondere positie van het instituut dat,mits het georiënteerd blijft op zijn kernwaar-den, een heel eigen functie vervult ten dienstevan een stabiele samenleving. De rechter isecht de laatste beslisser en dat recht komthem alleen toe. Wanneer de rechter kamptmet reputatieproblemen, mag dat in materiëlezin niets veranderen aan de uitoefening vandat recht, maar eventueel wel aan de wijzewaarop het wordt georganiseerd, gecommuni-ceerd en verantwoord.

53

De rechtspraak van bolwerk tot netwerk: analyse en reflectie

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 53

Bibliografie

Alford, J. & J. O’Flynn (2009). ‘Making Sense of Public Value: Concepts, Critiques and EmergentMeanings’. International Journal of Public Administration, 32 (3-4), pp. 171-91.

Benington, J. & H.M. Moore (2010). Public Value: Theory and Practice. Londen: Palgrave MacMillan.

Bos, C. van den & A. Brenninkmeijer (2012). ‘Vertrouwen in wetgeving, de overheid en de recht-spraak’. Nederlands Juristenblad, 87/21, pp. 1451-57.

Boin, R.A., M.H.P. Otten & S.L. Kuipers (red.) (2000). Institutionele Crises: Breuklijnen in Beleids-sectoren. Alphen aan den Rijn: Samsom.

Bovend’Eert, P. (2012). ‘Het vertrouwen van de rechter in de rechtspraak’. Nederlands Juristen-blad 87/4, pp. 269-75.

Bovens, M., P. ’t Hart, S. Dekker, G. Verheuvel & E. de Vries (1998). ‘Van persbericht tot politiekschandaal: IRT en de media’. Beleid & Maatschappij, 25/5, pp. 276-84.

Brink, G. van den (2009). Geloofwaardige Rechtspraak: De Rechter als Bruggenbouwer. Recht-spraaklezing 2008. Den Haag: Sdu Uitgevers.

Brommet, E. (2002). Van Rechterlijke Macht naar Rechterlijke Organisatie. Den Haag: Sdu.

Chavannes, M. (2012). Rechtspraak en Publiek Debat: van Speelbal tot Gids en Baken. Recht-spraaklezing 2011. Den Haag: Sdu Uitgevers.

Docters van Leeuwen, A. (1998). ‘De magistraat van de toekomst’. In: R.H.M. Jansen & D.A.C.Koster (red.). De Magistraat van de Toekomst. Nijmegen: Stichting Studiecentrum Rechtspleging,pp. 37-47.

Eshuis, R.J.J., N.E. Heer-de Lange & B.J. Diephuis (red.) (2011). Rechtspleging Civiel en Bestuur2010. Den Haag: Sdu Uitgevers.

54

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 54

Fombrun, C.J. & N. Gardberg (2000). ‘Who’s Tops in Corporate Reputation’. CorporateReputation Review, 3 (1), pp. 13-7.

Fombrun, C.J. & M. Shanley (1990). ‘What’s in the name. Reputation Building andCorporate Strategy’. Academy of Management Journal, vol. 33, nr. 2, pp. 233-58.

Griffiths, J. (2011). ‘Vertrouwen in de rechtspraak?’ Nederlands Juristenblad, 86/11, pp. 1028-31.

Hargrove, E.C. & J.C. Glidewell (1990). Impossible Jobs in Public Management. Lawrence, KS:University Press of Kansas.

Hart, P. ’t (2005). ‘Doing better, feeling worse: Over de erosie van overheidsgezag’. B&M: Tijd-schrift voor Beleid, Politiek en Maatschappij, 32(4), pp. 226-38.

Hertogh, M. (2012). ‘Een betere klachtenprocedure vergroot het vertrouwen in de rechtspraak’.Nederlands Juristenblad, 87/11, p. 742.

Hoekema, A.J. (1971). Vertrouwen in Justitie: Resultaten van een Vergelijkend Onderzoek.Alphen aan den Rijn: Samsom.

Huls, N. (2004). Rechter, Ken Uw Rechtspolitieke Positie! Utrecht: Lemma.

Husken, M. & R. Kagie (2003). ‘Rechters zitten niet op een wereldvreemd eiland’. Vrij Nederland,11 oktober, pp. 48-54.

Jagt, R. van der (2002). ‘De waarde van waarden in het transparantietijdperk’. Holland Manage-ment Review, 83, pp. 71-9.

Jensma, F. (2010). ‘De rechter als doelwit en de mens in een toga’. Trema, 33/7, pp. 283-8.

Klijn, A. (2011). ‘Redactioneel’. Rechtstreeks, 2011/1, pp. 3-6.

Meyer, M.W. & L.G. Zucker (1989). Permanently Failing Organizations. Londen: Sage Publications.

Moore, M. H. (1995). Creating Public Value: Strategic Management in Government. New York:Harvard University Press.

55

Bibliografie

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 55

Murphy, P. (2010). ‘The Intractability of Reputation: Media Coverage as a Complex System in theCase of Martha Stewart’. Journal of Public Relations Research, 22 (2), pp. 209-37.

Plato (2010). Verzameld werk deel 2. Vert.: School voor filosofie. Ars Floreat p. 6, 22a.

Riel, C. van (2001). ‘Reputatie steeds grijpbaarder’. Communicatie, 7 (12), pp. 24-5.

Saxton, K.M. (1998). ‘Where do Reputations come from?’ Corporate Reputation Review,1 (4), pp. 393-9.

Selznick, P. (1957). Leadership in Administration: A Sociological Interpretation. Californië: Harper& Row.

Sharman, J. C. (2007). ‘Rationalist and Constructivist Perspectives on Reputation’. Political Studies:2007 (55), pp. 20-37.

Smilde, M. (2003). ‘De rechter, het oordeel en de stem des volks’. M Magazine/NRC Handels-blad, augustus, pp. 49-58.

Stuiveling, S. (2010). Transparantie en Rechtspraak: kennis delen met de samenleving, Recht-spraaklezing 2009. Den Haag: Sdu.

Terry, L.D. (2003). Leadership of Public Bureaucracies. The Administrator as Conservator. NewYork: M.E. Sharpe.

Tulder, R. van & Zwart, A. van der (2003). Reputaties op het Spel. Maatschappelijk VerantwoordOndernemen in een Onderhandelingssamenleving. Utrecht: Het Spectrum.

Van der Meer, T. (2004). ‘Vertrouwen in de rechtspraak: Empirische bevindingen’. Rechtstreeks,2004/1, pp. 8-55.

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2002). De Toekomst van de NationaleRechtsstaat, Den Haag: Sdu Uitgevers.

Witteveen, W.J. (1991). Evenwicht van Machten. Zwolle: Tjeenk Willink.

www.reputationinstitute.com. Geraadpleegd op 17 mei 2012.

56

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 56

Leden begeleidingscommissie

VoorzitterProf. dr. P. (Pauline) MeursErasmus Universiteit Rotterdam (iBMG)Hoogleraar bestuur van de gezondheidszorg

LedenMr. D.J. (Dick) van DijkGerechtshof ArnhemPresident

Mr. R.G. (Robine) de Lange-TegelaarRechtbank Den Haagvoorzitter sector strafrecht

Dhr. G.J. (Gert Jan) VerhoogRaad voor de rechtspraakHoofd communicatie

Voor leden van de rechterlijke organisatie zijngratis exemplaren beschikbaar.Deze kunnen worden besteld bij:Raad voor de rechtspraakSecretariaat Directie Strategie & OntwikkelingPostbus 906132509 LP Den HaagTel. (070) 361 97 05E-mail: [email protected]

De integrale tekst van dit rapport is gratis tedownloaden van:www.rechtspraak.nl/Organisatie/Raad-Voor-De-RechtspraakRubriek: wetenschappelijk onderzoek

UitgeverSdu Uitgevers BV, Den Haag

VormgevingCorps, Den Haag

Opmaak binnenwerkStudio Typeface, Lelystad

Oplage420 stuks

Oktober 2012

© Staat der Nederlanden (Raad voor de rechtspraak)Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, ineen voor anderen toegankelijk gegevensbestand worden opgeslagen of worden openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van deRaad voor de rechtspraak. De toestemming wordt hier-bij verleend voor het verveelvoudigen, in een gegevens-bestand toegankelijk maken of openbaar makenwaarvoor geen geldelijke of andere tegenprestatiewordt gevraagd en ontvangen en waarbij deze uitgaveals bron wordt vermeld.

Colofon

Raad voor de rechtspraakPostbus 906132509 LP Den Haag

Deze publicatie verschijnt in het kader van het wetenschappelijk onderzoeksprogrammavan de Raad voor de rechtspraak. Uitgave daarvan betekent niet dat de inhoud hetstandpunt van de Raad voor de rechtspraak weergeeft.

omslag research memoranda 2012-4 nieuw 12-10-12 09:09 Pagina 2

NSOB in opdracht van de Raad voor de rechtspraak

Auteurs: prof.dr. Paul Frissen (projectleider), prof.dr. Paul ’t Hart en dr. Stijn Sieckelinck

Met medewerking van: Nancy Chin-A-Fat MSc, prof.dr. Michel van Eeten, drs. Jorren Scherpenisse, prof.dr. Mark van Twist en ir. Ellen Wiemer

Reputaties gewogen

Beelden over de rechtspraak bij beslissers en publieke opinieleiders

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 1

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 2

1. De rechtspraak: hoelang nog een ‘sterk merk’? 5

2. Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader 102.1 Reputaties: aard en functies 102.2 Reputatie in context: strategische positionering van publieke organisaties 15

3. Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews 233.1 Opzet van het onderzoek 233.2 De publieke waardepropositie van de rechtspraak 243.3 De operationele capaciteit van de rechtspraak 263.4 Het institutionele draagvlak voor de rechtspraak 293.5 Van diagnoses naar remedies: adviezen voor reputatieversterking 37

4. De rechtspraak van bolwerk tot netwerk: analyse en reflectie 444.1 Reputatie en positie onder druk? 444.2 De wegen naar reputatieversterking 464.3 Naar evenwichtig reputatiemanagement 52

Bibliografie 54

3

Inhoudsopgave

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 3

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 4

Inleiding

De rechtspraak heeft zich in de afgelopenjaren meer dan gewoonlijk in het brandpuntvan de media bevonden. Sommige rechters,rechterlijke processen en rechterlijke uitspra-ken gingen, ondanks de mores van de TriasPolitica, regelmatig kritisch over de tong vanpolitici. Naar aanleiding van een aantalgeruchtmakende zaken kwamen houding,optreden en in de Chipshol-zaak zelfs de integriteit van bepaalde rechters ter discussiete staan. Ook kwamen enkele ernstige justi -tiële dwalingen aan het licht. Er brak daarnaastook recentelijk nog politiek rumoer uit overenkele rechterlijke topbenoemingen (Burumain de Hoge Raad; Donner in de Raad vanState; Silvis in Straatsburg). Kortom, het ‘merkrechtspraak’ had het moeilijk. Sommigen spreken over 2010 zelfs als een ‘annus horri -bilis’ voor de zittende magistratuur (Klijn, 2011).

Uniek in het meer dan tweehonderdjarigebestaan van de institutie is dergelijke turbulen-tie echter niet. De rechtspraak staat per defini-tie in een spanningsvolle verhouding tot deandere staatsmachten. Rechterlijke uitsprakenbotsen van tijd tot tijd bijna onvermijdelijk metstromingen in de publieke opinie. En net zoalsdat gebeurt bij andere maatschappelijke elites,worden de positie en het functioneren vanrechters soms indringend ter discussie gesteld.In de late jaren zestig van de vorige eeuw ginghet over ‘klassenjustitie’. Begin jaren tachtigvan de vorige eeuw ging het over de anachro-

nistische bedrijfsvoering. In 1991 over 62%van de rechters (en officieren van justitie) die,zoals blijkt uit een enquête in Vrij Nederland,links van het midden stemden (waarvan nietminder dan 39% D66) en er ‘softe’ opvattingenover strafrecht op na hielden. In 1996 ging hetom nevenfuncties van rechters-plaatsvervangersen om andere vormen van vermeende ‘partijdigheid’ van rechters, gehekeld in nietsminder dan een ‘zwartboek’. En in 2002 omde zaakstoewijzing in het strafproces tegen demoordenaar van Pim Fortuyn (Huls, 2004),waaruit volgens LPF-parlementariër FerryHoogendijk opnieuw de progressieve bias vande rechterlijke macht zou blijken.

Dat er ‘altijd wel wat is’ in de beeldvormingover de rechtspraak, maakt de pieken in aandacht en kritiek die zich voordoen nietminder betekenisvol. Een institutie die ondermeer de gezaghebbende beslechting vangeschillen en de borging van de rechtsstaattot haar kernfuncties rekent, kan niet zondereen robuust maatschappelijk vertrouwen in dewijze waarop zij functioneert. Dat geldt a fortiori voor een rechtspraak die langs eenaantal wegen een steeds grotere reikwijdte enrechtsvindende rol heeft gekregen; juist dangeldt: geen bevoegdheid zonder verantwoor-delijkheid, geen verantwoordelijkheid zonderverantwoording, en – zo kan eraan wordentoegevoegd – zonder verantwoording geengezag of legitimiteit (vergelijk Smilde, 2003).

5

De rechtspraak: hoelang nog een ‘sterk merk’?

1research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 5

Publiek vertrouwen

Hoe stevig zijn (grond)wettelijke positie ookmag zijn – de rechtspraak kan alleen duurzaamgezaghebbend functioneren als hij over eenzeker surplus aan publiek vertrouwen beschikt.Daarbij doelen wij op vertrouwen in niet-per-sonalistische zin. Het gaat erom dat burgerszeker zijn van de institutie, haar professionali-teit en haar integriteit, maar ook weten dat deinstitutie onderdeel uitmaakt van de staat endus leed kan toevoegen. De wetenschap datdit het geval is, sterkt rechters in hun onafhan-kelijke opstelling ten opzichte van justitia -belen, maar vooral ook tegenover de anderestaatsmachten (die zich immers ook baserenop publieke legitimatie van hun handelen) ofandere invloedrijke partijen en belangen(Bovend’Eert, 2012). Erkenning van het belangvan publiek vertrouwen voor de institutienoopt rechters ertoe zich bij de totstand -koming en motivatie van hun oordelen reken-schap te geven van maatschappelijke opvat-tingen (zo vinden zij ook zelf, zie Husken &Kagie, 2003) en zich actief toegankelijk op testellen (Docters van Leeuwen, 1998: 46-47).Het noopt de rechterlijke organisatie alsgeheel om rekenschap af te leggen over haareigen organisatie en werkwijze (Stuiveling,2010).

Zeker in de huidige samenleving vol ‘mondigeburgers’ (Van den Brink, 2009) komt publiekvertrouwen in instituties – inclusief de recht-spraak – te voet, maar kan het te paard

vertrekken. Oordelen over het vertrouwen inconcrete rechtspraaksituaties (‘trust’ – vertrou-wen op) hebben directe invloed op het ver-trouwen in het systeem (‘confidence’ – vertrou-wen in), aldus Van den Bos en Brenninkmeijer(2012). Zoals blijkt uit de breed opgezetteoverzichtsstudie van het WODC, het CBS ende Raad voor de rechtspraak (Eshuis et al.,2011) behoeft de zittende magistratuur zichgeen acute zorgen te maken dat de kracht vanhaar brand onder het Nederlandse publiekgevaar loopt. Anderen menen zelfs dat allegegevens over vertrouwen in de rechtspraakbetekenisloos zijn, en dat de zogenoemde vertrouwenscrisis een product is van ‘Haagswantrouwen, door politici en de media gepro-jecteerd op de maatschappij’ (Griffiths, 2011).

Maar tegelijkertijd groeide recentelijk wel hetaantal klachten en lijkt er een stijgende trendin het aantal wrakingsverzoeken (Hertogh,2012).1 Ook ondervonden enkele rechters inhet Wilders-proces (Tom Schalken & JanMoors) hoe in de glazen stolp van de transpa-rante rechtszaal en een ‘mediaproces’ enkeletactische of verbale ‘uitglijders’ hun in decen-nia opgebouwde professionele reputaties ernstig kunnen compromitteren. Bovendienmoesten hun collega’s toezien hoe het per-soonlijk optreden van individuele rechters ingezichtsbepalende zaken de reputatie van deinstitutie sterk kan beïnvloeden.

Dit ambigue beeld past bij een samenlevingdie instituties steeds minder vanuit eerbied

6

1 Overigens betekent dit niet dat er ook een stijgende trend te zien is in het aantal gehonoreerde wrakings -

verzoeken, zo blijkt uit onderzoek dat op dit moment in opdracht van de Raad voor de rechtspraak wordt verricht.

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 6

voor vanzelfsprekende autoriteit benadert ensteeds meer transactioneel of op basis vanveronderstelde gelijkwaardigheid. Een onderzoek naar de reputatie van de recht-spraak kan in de context worden geplaatst vanhet zoeken naar antwoorden op toenemendedruk vanuit de samenleving op grotendeelsonaantastbaar gewaande instituten zoals depolitiek, de geneeskunde, de wetenschap ofde media. Zelfs klassieke professies en institu-ties krijgen niet langer automatisch het voor-deel van de twijfel. Ook zij moeten hun legiti-miteit steeds weer opnieuw verdienen doorhun prestaties en de beeldvorming over dieprestaties, zo hielden de oude journalistiekerotten Jensma (2010) en Chavannes (2012)hun rechterlijke gehoren recent nog maar eensvoor. In de hedendaagse mediacratie is denotie van een ‘gezagsbolwerk’ een anachro-nisme geworden. Een in de tijd samenvallendereeks incidenten die via uitvergroting en ver-breding in de media aanzwellen tot een publi-citeitsgolf leidt via het internet en de socialemedia sneller dan vroeger het geval was totpublieke verantwoordingsdruk en politiekmicromanagement.

Als in zo’n periode van hyperaandacht cathar-sische zuiverings- en overtuigende leerrituelenvan de kant van de betrokken bestuurders enorganisatie(s) uitblijven, kunnen vertrouwens-problemen tot institutionele crises escaleren.In de strafrechtsector kregen bijvoorbeeld depolitie en het Openbaar Ministerie in 1993-1994 met zo’n escalatieproces te maken ten

tijde van de IRT-affaire, maar het fenomeen isveel wijder verbreid (Bovens et al., 1998; Boinet al., 2000). In zo’n institutionele crisis raaktde sector de controle over zijn lot kwijt, en kaner hem van alles worden aangedaan: onder-zoek, ondercuratelestelling, onthoofding, reorganisatie, fusie, overname, opheffing. Designificante erosie van het publieke vertrouwenin de jaren zestig van de vorige eeuw (zie Hoekema, 1971) was destijds de motor vooreen diepgaand en langdurig proces van zelf-onderzoek en verandering in de rechterlijkeorganisatie (Brommet, 2002). Ook toen in dejaren negentig van de vorige eeuw de recht-spraak deelde in de algemene daling van hetvertrouwen in publieke instituties in Nederland(Van der Meer, 2004), bleven opnieuw institu -tionele reacties niet uit. Zo werd er geïnves-teerd in modernisering van de organisatie, ver-steviging van het management, actieverepubliekscommunicatie en stroomlijning van deinterne governance.

Externe oriëntatie

Het is beter om dergelijke ontwikkelingenvoor te zijn dan erdoor overvallen te worden.Zelfs een ‘sterk merk’ als de rechtspraak doeter verstandig aan zijn omgeving te bevragenop het eigen functioneren en proactief de dialoog aan te gaan. ‘De externe oriëntatie isvoor de rechtspraak belangrijker dan ooit’, zoschrijft de Raad voor de rechtspraak in haarprogrammaplan Rechtspraak en Samenleving.‘Rechtspraak is er niet voor zichzelf maar staat

7

De rechtspraak: hoelang nog een ‘sterk merk’?

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 7

ten dienste van de samenleving. Wanneerechter de samenleving een beeld heeft datschuurt met de werkelijkheid van de recht-spraak, leidt dit naar verwachting tot toe -nemende reputatieschade. Presidenten -vergadering en Raad hebben besloten eenprogramma te starten met diverse projectenen activiteiten die erop gericht zijn het beeldvan de rechtspraak naar buiten te verduide -lijken en te verbeteren.’ Het interne doel vandit programma is een betere oriëntatie van derechtspraak op de samenleving te ontwikkelen.Extern beoogt het programma meer kennisvan en begrip voor het werk van de recht-spraak in de samenleving te genereren.

In dat licht gaf de Raad voor de rechtspraakde Nederlandse School voor OpenbaarBestuur begin 2012 opdracht onderzoek tedoen naar de reputatie van de rechtspraak.Het onderzoek moest de beeldvorming onder‘beslissers’ en ‘opinieleiders’ (hooggeplaatstevertegenwoordigers van de belangrijkste stakeholders van de rechtspraak) in kaart brengen. Inzet was de vraag hoe deze eliteshet functioneren van de zittende magistratuurervaren en beoordelen. Deze vraag bevat eenaantal onderdelen. • In welke mate vervult de zittende magis-

tratuur in de ogen van gesprekspartnersde haar toegedachte maatschappelijkekernfuncties?

• In welke mate belichaamt zij de kernwaar-den die essentieel zijn om die kernfunctieseffectief te vervullen?

• Moet zij zich zorgen maken over haarreputatie?

• Wat zou zij kunnen doen om deze waarnodig te verstevigen?

Op verzoek van de Raad hebben wij dezeopdracht uitgewerkt in een studie, gebaseerdop interviews, ondersteund door analyse vande inhoud van recente jaargangen (2008-2012)van de belangrijkste vakbladen op het terrein(waaronder Nederlands Juristenblad, Trema,Rechtstreeks, Delikt en Delinkwent en hetTijdschrift voor Civiele Rechtspleging). Ana-lyse van de algemene mediaberichtgeving vielbuiten het bestek van de opdracht (en wordtbestudeerd door de WRR als onderdeel vaneen verkennende studie van de WRR over derechtsstaat).

Het vervolg van dit rapport kent de volgendeopbouw.

In hoofdstuk 2 schetsen wij het analysekaderwaarmee we de vraagstelling van het onder-zoek tegemoet zijn getreden. Dat bevat tweeonderdelen: een duiding van de strategischeopgaven voor de rechterlijke organisatie alspublieke institutie, en daarbinnen een verbij-zondering van de dynamiek en beïnvloedingvan haar reputatie.

In hoofdstuk 3 worden de opzet van de interviewstudie en haar bevindingen gepresen-teerd.

8

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 8

Achtereenvolgens komen aan bod: • de opzet van het onderzoek; • de uitkomsten aangaande de publieke

waardepropositie van de rechtspraak; • de uitkomsten aangaande operationele

capaciteit van de rechtspraak; • het institutionele draagvlak voor de recht-

spraak.

Uiteindelijk wordt de stap gezet van diagnosesnaar remedies.

In hoofdstuk 4 reflecteren wij met behulp vanhet in hoofdstuk 2 geschetste kader op debetekenis van de bevindingen, inclusief dehandelingsperspectieven voor de rechterlijkemacht die aan de bevindingen kunnen wordenontleend.

9

De rechtspraak: hoelang nog een ‘sterk merk’?

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 9

Inleiding

In hoofdstuk 1 typeerden wij de rechtspraakals een vanouds ‘sterk merk’, dat zich in begin-sel om zijn reputatie weinig tot geen zorgenhoeft te maken. Tegelijkertijd maakten wij duidelijk dat de rechtspraak in een potentieelspanningsvolle relatie tot andere staatsmach-ten en (delen van) de publieke opinie opereert.Dat betekent dat het functioneren van derechtspraak van tijd tot tijd met argusogen zalworden bekeken en gewogen in de media, depolitiek en de samenleving. Ook een sterk merkis in zo’n situatie kwetsbaar. Zelfs wanneerrechters hun werk goed doen, haalt hen datsoms de woede van justitiabelen, belangen-groepen, politici en overheidsdiensten op dehals. En wanneer zij hun werk niet goed doen– of tenminste het beeld ontstaat dat er ietsmis is met hun functioneren – kunnen er mededaarom snel scheuren ontstaan in het gezagvan rechtspraak. Wie anderen beroepshalvevoortdurend de maat neemt, moet zelf altijden in alle opzichten aan de maat zijn – al washet maar om die ‘anderen’ geen zwaard inhanden te geven. In dit hoofdstuk presenterenwij een tweeledig analysekader waarmee wijde ontwikkeling van de reputatie van de recht-spraak zullen duiden.

1 Reputaties: aard en functies

In het algemeen wordt reputatie beschouwdals ‘iets’ dat iemand ‘heeft’. Dat iets of iemandeen goede of slechte reputatie heeft, is niet

alleen een taalkundig gegeven, het bepaaltvoor een groot deel hoe wij reputatie begrijpen:reputatie is in het bezit van iemand of van eeninstituut. En hoewel reputatie descriptief tehanteren is, is het feit dat men een reputatieheeft zelden een neutrale vaststelling. Iemandheeft vrijwel altijd een goede of slechte – ofop zijn minst: een dubieuze – reputatie. Naastdeze normatieve lading zien we bij een nauw-keurige blik ook dat reputatie iets is dat doorde tijd heen accumuleert. We zeggen immers:“Iemand heeft een goede of slechte reputatieopgebouwd.” Grotendeels komt dit conven -tionele perspectief op reputatie overeen metwat in de wetenschappelijke literatuur als ‘rationele’ definitie wordt aangeduid. Volgensdeze definitie is reputatie “de mate waarineen actor op betrouwbare wijze zijn verplich-tingen nakomt, gebaseerd op zijn gedrag inhet verleden” (Sharman, 2007). Het voordeelvan dit perspectief is niet alleen dat het naad-loos aansluit bij ons taalgebruik, het maakt hetreputatiebegrip ook maakbaar en hanteerbaar.Op het moment dat namelijk iemand eenslechte reputatie heeft, betekent dat ook dathij een goede reputatie kan verkrijgen. Hijmoet dan zijn slechte reputatie afbouwen enwerk maken van zijn goede reputatie.

Complex systeem

In de wetenschappelijke literatuur heeft mendeze rationele definitie grotendeels losgelatenen ruimte gemaakt voor een constructivistischebenadering van het reputatiebegrip. De

10

Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader

2research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 10

definitie van reputatie is dan “een algemeengedeeld geloof in het karakter of de natuurvan een bepaalde actor, gebaseerd op eenscala aan informatie, associatie en social clues(Sharman, 2007). In deze zin is “reputatie eenrelationeel begrip, een sociaal feit met eenintersubjectief karakter en een op associaties,gevoelens en sociale verwijzingen gebaseerdfenomeen” (idem). Dit perspectief sluit mindernatuurlijk aan op ons dagelijks taalgebruik enheeft ook consequenties voor de manierwaarop reputatie kan worden onderzocht enbeïnvloed.

In de hedendaagse literatuur wordt reputatieals ‘complex systeem’ aangeduid waarin “vele,individuele actoren lokaal op elkaar inwerkenin een inspanning om zich aan te passen aande actuele situatie. Deze lokale aanpassingenaccumuleren en vormen zo grootschaligepatronen die de maatschappij in den bredebeïnvloeden, vaak op onvoorspelbare wijze”(Murphy, 2010). Deze onvoorspelbaarheid isvolgens diverse onderzoeken gelegen in hetfeit dat reputatie inherent instabiel is: ze wordtvoortdurend betwist, aangevochten, onder-handeld en uitgetest in een groot en onover-zichtelijk netwerk van ontvangers (gebaseerdop Murphy, 2010).

Van Tulder en Van der Zwart drukken het opbasis van hun onderzoek naar ondernemings-reputatie als volgt uit: “Reputatie is (…) eendynamisch fenomeen dat gestalte krijgt in derelatie en interactie met stakeholders. Een

unanieme weergave van een ondernemings -reputatie is onmogelijk, elke stakeholdermaakt immers een beoordeling op basis vaneen individuele perceptie, eigen ervaringen,belangen en verwachtingen” (2003, p.140).Daarbij baseren stakeholders de reputatie opeen combinatie van verschillende factoren(Fombrun & Shanley, 1990, geciteerd in: Van Tulder & Van der Zwart, 2003) die wederomgebaseerd zijn op diverse, moeilijk te beheer-sen, bronnen. De belangrijkste zijn media,internet, vrienden en collega’s (Saxton, 1998,in: Van Tulder & Van der Zwart, 2003). “(…)Stakeholders gebruiken alle gedachten,gedragingen, geruchten en uitingen van eenonderneming uit heden en verleden om eeninschatting te maken van het te verwachtengedrag van de onderneming. De perceptievan stakeholders wordt verder gevormd enbeïnvloed door ervaringen, beelden en symbolen”, waarbij “ervaringen die men meteen onderneming heeft belangrijker [zijn] dankennis” (Van Riel, 2001, in: Van Tulder & Vander Zwart, 2003, p. 143).

In tegenstelling tot hoe men voorheen dacht,wordt reputatie dus niet door één grote actor,zoals een invloedrijke krant of opinieleider,‘gemaakt’, maar bouwt zich op in een diffuusnetwerk van actoren – wat overigens niet weg-neemt dat een invloedrijke krant of opinielei-der substantiële invloed op de reputatie kanuitoefenen. Onderkennen dat reputatie eencomplex systeem is, betekent allereerst dat jemoet onderkennen dat reputatie een lastig

11

Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 11

grijpbaar en onderzoekbaar concept is. Ditmaakt “reputatie bijzonder moeilijk te meten”(Van Tulder & Van der Zwart, 2003, p.147),maar het betekent niet dat reputatie niet kanworden onderzocht. Doel van het onderzoekmoet dus niet zijn een unaniem beeld vanreputatie te vinden, maar een mozaïek te creëren dat zich samenstelt uit de perceptiesvan de diverse actoren in het relevante net-werk.

Het betekent evenmin dat reputatie op geenenkele manier kan worden beïnvloed of gemanaged. Voor een deel kan reputatie– met name als we het hebben over media -reputatie – beïnvloed worden door framing.Maar ook framing is onderhevig aan onvoor-spelbare en oncontroleerbare media-uitingenen kan daarmee ook geen of negatieve effec-ten hebben op een reputatie. Want ook in hetgeval van de media wordt reputatie gevormddoor de interactie van verschillende perspec-tieven: public relations, nieuwswaarde,omstandigheden (Murphy, 2010). In deze zinwijkt reputatie overigens af van het verwantebegrip ‘imago’. In het geval van imago gaathet om doelgerichte, bewuste inspanningenom een voordelig beeld te stimuleren in dehoop dat het publiek dit beeld meeneemt inde beoordeling van de reputatie (Pruzan,2001, in: Murphy, 2010). Los van gerichtebeeldvorming en framing kan reputatie volgens Van Tulder en Van der Zwart (2003)worden beïnvloed – weliswaar niet altijd voor-spelbaar en onmiddellijk – door:

• het gedrag van de organisatie aan te passen;• de perceptie van de buitenstaander te

beïnvloeden.

De tempel der reputatie

Een veelgebruikte conceptualisering in hetonderzoek naar de reputatie van ondernemin-gen in de afgelopen jaren is de zogenoemdeReputation Quotient (Fombrun & Gardberg,2000) die ook wel uitgebeeld wordt als ‘detempel der reputatie’. Daarbij stoelt reputatieop een zestal pilaren: 1 emotionele aantrekkingskracht;2 producten en diensten; 3 financiële prestaties; 4 visie en leiderschap; 5 werkomgeving; 6 sociale en milieuverantwoordelijkheid.

Figuur 2.1. De ‘tempel’ der reputatie.

12

eerlijkheid, geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid

emotionele aantrekkingskracht

producten en diensten

financiële prestaties

visie en leiderschap

werkomgeving

sociale en milieuverantwoordelijkheid

REPUTATIE

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 12

Ook deze pilaren berusten weer op een funda-ment – de kernwaarden – van eerlijkheid,geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid. “Op het moment datconsumenten of beleggers gaan vinden dateen ondernemer onverantwoord, oneerlijk enongeloofwaardig opereert, en op die manierhet vertrouwen beschaamt, zal het fundamentvan de pilaren ondergraven worden. De tem-pel gaat dan wankelen en de continuïteit vande onderneming komt op de tocht te staan”(Van Tulder & Van der Zwart, 2003, p. 143).Interessant is dat de auteurs opmerken dat hetin principe niet uitmaakt of de perceptie vande stakeholder op ‘controleerbare feiten’berust of niet. Dus, zowel de zes pijlers als hetfundament van reputatie zijn gebaseerd oppercepties en niet op daadwerkelijk goedgedrag in normatieve zin – al kan het natuurlijkwel zo zijn dat eerlijk, geloofwaardig, betrouw-baar en verantwoordelijk gedrag de perceptievan de organisatie beïnvloedt.

Ook adviesbureau Berenschot verwijst naar deReputation Quotient: “De zes criteria latenzien waarop de stakeholders het bedrijf beoor-delen en hoe kwetsbaar een goede reputatiekan zijn. Een hoge score op alle zes criteria isde basis voor duurzaam zakelijk succes. Maarzodra een onderneming met een sterke reputatie sociaal onmaatschappelijk handelt ofde klanten klagen over de kwaliteit van hetproduct, is het met die reputatie gauw gedaan”(Berenschot, 2003, p. 104, gebaseerd op:www.reputationinstitute.com en Van der Jagt,

2002). Berenschot voegt eraan toe dat de factor ‘vertrouwen’ van de pilaar emotioneleaantrekkingskracht het zwaarst weegt in debeoordeling. Ook wijst Berenschot er explicietop dat de zes pilaren niet alleen voor hetbedrijfsleven van belang zijn, maar ook voorde overheid van nut kunnen zijn: “‘financiëleprestaties’ kan dan worden vervangen door‘efficiëntie’ of ‘verstandig omgaan met belas-tinggeld’” (Berenschot, 2003, p. 104).

Deze inzichten over reputatie in de bedrijfs -wereld kunnen niet zonder vertaalslag wordenovergeplant naar de publieke sector en in hetbijzonder het domein van de rechterlijkemacht. Ook uitkomsten uit recente reputatie-onderzoeken bij andere non-profitorganisaties(ngo’s, kerken) en publieke instituties (politie,media, Openbaar Ministerie) leveren nog teweinig op. Wel is het mogelijk om aan dehand van deze eerste inzichten over hetbegrip ‘reputatie’ te kijken met welke begrip-pen en eenheden de reputatie van de recht-spraak geoperationaliseerd kan worden. Wanneer we de reputatietempel toepassen opde rechtspraak ontstaat het volgende beeld.1 Emotionele aantrekkingskracht: burgers,

organisaties en andere instituties hebbenvertrouwen in het functioneren van derechtspraak en aanvaarden positief enactief de taak en de positie van de recht-spraak in de bredere constitutie.

2 Producten en diensten: burgers, organisa-ties en andere instituties appreciëren deinhoudelijke en de normatieve kwaliteit

13

Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 13

van rechterlijke uitspraken en zijn tevredenover de procesmatige kwaliteit en efficiën-tie van het rechtspreken.

3 Financiële prestaties: burgers, organisatiesen andere instituties aanvaarden de kostenvan de rechtspraak en zijn ervan overtuigddat de rechtspraak doelmatig met belas-tinggeld omgaat (er is sprake van zuinig-heid en soberheid, maar op kwaliteit wordtniet bezuinigd).

4 Visie en leiderschap: rechters en recht-spraak zijn onafhankelijk. Burgers, organi-saties en andere instituties stellen dezewaarde niet fundamenteel ter discussie.De betekenis van onafhankelijkheid voorhet functioneren van de rechtspraak wordtconsistent naar buiten gebracht, door indi-viduele rechters en door de Raad voor derechtspraak voor de institutie als geheel.

5 Werkomgeving: burgers, organisaties enandere instituties weten dat de belastingvan rechters en rechtspraak in overeen-stemming is met de zwaarte van de functieen de kwaliteitseisen die worden gesteld.Er is geen sprake van systematische over-belasting.

6 Sociale en milieuverantwoordelijkheid:burgers, organisaties en andere institutiesherkennen en waarderen dat rechters enrechtspraak maatschappelijk responsief zijnzonder dat dit de onafhankelijkheid ingevaar brengt.

Figuur 2.2. De reputatietempel van de rechtspraak

De functies van de reputatie van de Recht-spraak zouden dan kunnen zijn (naar: Van Tulder & Van der Zwart, 2003:144): • bindende en magnetische factor: reputatie

als vertrouwensfundament en reservoir vangoodwill in de (inherent spanningsvolle)relatie tussen de rechtspraak enerzijds ende uitvoerende en wetgevende macht enjustitiabelen anderzijds. Een goede reputa-tie draagt bij aan een goede relatie metburgers, organisaties en andere instituties;

• basis van continuïteit: omdat slechtgedrag kan worden bestraft met eenslechte reputatie, zal opportunistischgedrag door bijvoorbeeld een individuelerechter of griffier doorgaans niet herhaal-delijk optreden. Reputatie werkt corrigerenden disciplinerend;

14

onafhankelijkheid, onpartijdigheid, integriteit, professionaliteit, deskundigheid

emotionele aantrekkingskracht –

met name vertrouwen

rechtsgang, proces en

(consequentie) uitspraak

verstandig omgaan met

belastinggeld

visie en leiderschap, belichaamd door

rechters en Raad voor de rechtspraak

arbeidsbelasting rechters en griffie

maatschappelijke verantwoordelijk-

heid; bijv. responsieve rechtspraak

REPUTATIE

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 14

• overbrugging van informatieasymmetrieen kwaliteitssignaal: omdat de burger ende uitvoerende en wetgevende machtaltijd een informatieachterstand hebbenten opzichte van de rechtspraak, dientreputatie als middel om deze te overbrug-gen. Een goede reputatie maakt commu-nicatie en transacties gemakkelijker;

• overbrugging legitimiteitstekort: eengoede reputatie draagt positief bij aan deperceptie van legitimiteit en vermindertdaardoor de ervaren behoefte aan toezichten controle;

• immateriële hulpbron van strategischvoordeel: reputatie is minder grijpbaar danbijvoorbeeld financiering of allocatiebeleid,maar kan van grote onderscheidendewaarde zijn voor de strategische slagkrachtvan het instituut rechtspraak;

• positieve spiraal: reputatie rechtspraakbevordert het gezag van de rechter: eengoede reputatie van de rechtspraak alsgeheel bevordert het gezag van de individuele rechter of het rechtscollege.Omgekeerd werken de reputaties vanrechters en rechtscolleges door in de algemene beeldvorming over de institutieals zodanig.

2 Reputaties in context: strategischepositionering van publieke organisa-ties

De reputaties van publieke instellingen zoalsde rechtspraak staan niet op zichzelf. Zij

moeten begrepen worden in termen van de bredere positionering van die organisaties inhun maatschappelijke en politiek-bestuurlijkeomgeving. Er is daarbij sprake van een wissel-werking. Enerzijds beïnvloedt de manierwaarop organisaties zijn gepositioneerd in hetstaatsbestel resp. het publieke domein hetverwachtingspatroon waarmee hun stake -holders hun feitelijk functioneren bekijken enbeoordelen. Zo bezien geeft de positioneringvan een organisatie dus richting aan het ‘merk’ dat zij wil en kan zijn. Anderzijds heeftde reputatie die een organisatie op een gegeven moment geniet potentieel invloedop haar strategische positie. Simpel gezegd:een organisatie die een ‘sterk merk’ is, zal veelminder moeite hebben om haar bestaan terechtvaardigen en te financieren dan eenorganisatie met een slechte reputatie. Diegrondgedachte wordt hieronder nader uitgewerkt.

Maatschappelijke opgaven

Het is gebruikelijk om de strategische positievan de rechtspraak staatkundig te duiden.Gemeenschappelijk vertrekpunt daarbij is detriasleer. Vanuit die optiek concentreert deaandacht zich op de evenwichtskunst die dooralle betrokkenen moet worden betracht in hetdynamische verkeer tussen wetgever, uitvoe-rende macht en rechtspraak (Witteveen, 1991;WRR, 2002). De sterkte van het merk recht-spraak hangt in deze constitutionele optiek afvan de prudentie waarmee rechters opereren

15

Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 15

als check op de macht van politiek en bureau-cratie: onafhankelijk, integer, moedig, maarook met een intelligente kijk op het syste-misch effect van hun interventies en eenempathisch vermogen voor de waarden,opgaven en dilemma’s van de andere staats-machten.

Daarnaast kan de rechtspraak ook wordenopgevat als een (verzameling) taakorganisa-tie(s) binnen het publieke domein, met alskernfunctie gezaghebbende geschilbeslech-ting, al dan niet als ‘last resort’. De sterkte vanhet merk rechtspraak hangt in deze organisatie-kundige optiek af van de mate waarin derechtspraak erin slaagt dit op effectieve enlegitieme wijze te doen. Wij achten de staat-kundige variant voldoende bekend. De orga-nisatiesociologische variant geniet in rechter-lijke kringen minder bekendheid en krijgt hier-onder dus enige uitwerking.

Wij sluiten hiervoor aan bij het werk van PhilipSelznick (1957) en Mark Moore (1995). Deeffectiviteit van publieke organisaties verwijstnaar de mate waarin zij hun maatschappelijkeopgaven vervullen. De aard van die opgavenkan verschillen, variërend van beleidsontwikke-ling en ondersteuning van politieke besluitvor-mingsprocessen (zoals in een typisch beleids-departement), het realiseren van publiekegedragsbeïnvloeding (zoals in een typischeuitvoeringsorganisatie als de politie of eenschoolsysteem), publieke dienstverlening (diein hedendaagse non-profitorganisaties

centraal is komen te staan) en collectievebelangenbehartiging (een traditionele functievan de sociale bewegingen waaruit non-profitorganisaties zijn voortgekomen). Veel organi-saties vervullen een mix van deze functies, enhet begrip ‘publieke waardepropositie’ (naaranalogie met de ‘business proposition’ vaneen bedrijf vis a vis zijn financiers en klanten) iswel gebruikt om de omschrijving van de missievan een publieke organisatie te duiden (Moore1995; Alford & O’Flynn, 2009; Benington &Moore, 2010).

De effectiviteit van een organisatie is verderafhankelijk van wat Selznick haar ‘technologie’noemt en Moore haar ‘operationele capaciteit’.Beide termen verwijzen naar de werkwijze vande organisatie (alleen en in samenwerking metpartners). Centraal staat de vraag of de orga-nisatie beschikt over een uitgekiende hande-lingslogica die bijdraagt aan de realisatie vanhaar publieke waardepropositie, en of deleden van de organisatie over de middelen,motivatie en managementsystemen beschikkenom die handelingslogica in de praktijk waar temaken.

De legitimiteit van publieke organisaties verwijst naar het draagvlak voor hun missie(publieke waardepropositie) en realisatie (operationele capaciteit en werkwijze) in watMoore (1995) de ‘authorizing environment’noemt: het geheel aan stakeholders (cliënten,opdrachtgevers, toezichthouders en opinie -leiders) wier instemming en steun onontbeerlijk

16

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 16

zijn voor de organisatie om te kunnen functio-neren.

Figuur 2.3. Strategische positionering van publieke

organisaties: missie, realisatie en draag-

vlak

Effectiviteit en legitimiteit versterken elkaar,zowel in positieve als in negatieve zin. Selznickhanteerde de term ‘institutie’ voor organisatiesdie worden gekenmerkt door een positievedynamiek van effectiviteit en legitimiteit. Der-gelijke organisaties worden gekenmerkt dooreen coherente missie, een daarop perfect toe-gesneden organisatievorm en werkwijze, enbreed gedeelde steun zowel binnen als buitende organisatie. Een institutie is wat wij in dezestudie een ‘sterk merk’ noemen. Geïnstitutio-naliseerde organisaties en hun werkwijzenstaan simpelweg niet ter discussie – en dit ver-sterkt weer de effectiviteit van deze instituties.Een institutie beschikt dan ook over een stevige ‘reputatiebuffer’ die de organisatie

beschermt tegen kritiek op suboptimale pres-taties.

De strategische driehoek

Voor bestuurders en managers binnenpublieke organisaties komt het erop aan werk-bare evenwichten te vinden in drie strategischespanningsvelden waarmee iedere publiekeinstelling van tijd tot tijd onvermijdelijk temaken krijgt.

• Willen versus moeten: de sturingsspanningtussen de eigen opvatting van de missieen het draagvlak voor die opvatting binnende ‘authorizing environment’.

• Willen versus kunnen: de prestatiespanningtussen de in kernwaarden, plannen enprestatieafspraken geconcretiseerde missievan de organisatie en haar daadwerkelijkeoperationele capaciteit voor de realisatievan die missie.

• Kunnen versus mogen: de autorisatie -spanning tussen de feitelijke capaciteit enwerkwijze van de organisatie en het draag-vlak dat daarvoor binnen de authorizingenvironment bestaat.

Figuur 2.4 laat zien hoe in een volwaardige‘institutie’ ieder van de polen van de strategi-sche driehoek positieve waarden aanneemt,waardoor de geschetste spanningen tot vooralle betrokkenen aanvaardbare proporties zijnteruggebracht.

17

Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader

draagvlak:ratio eisen/steun

vanuit de ‘authorizingenvironment’

realisatie:operationele capaciteit

missie:publieke waarde -

propositie

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 17

Figuur 2.4 De strategische driehoek van een ‘sterk

merk’: de publieke institutie

In hoofdstuk 1 werd al aangegeven dat derelatie tussen effectiviteit en legitimiteit geeneenrichtingsverkeer is. Er kan ook een neer-waartse spiraal ontstaan van de-institutionali-sering. Dat kan langs twee wegen gebeuren.Afnemende effectiviteit kan uiteindelijkgepaard gaan met een erosie van interne enexterne steun voor de missie en de bijbeho-rende werkwijzen. De reputatie en dus hetdraagvlak van de rechterlijke organisatie kun-nen bijvoorbeeld worden ondermijnd dooraanhoudende negatieve signalen – bijvoor-beeld door gezaghebbende instanties als deAlgemene Rekenkamer of hoge circulatieme-dia als De Telegraaf of Hart van Nederland –over groei van wachttijden, klachten overbejegening ter zitting, of matige motivatiesvan oordelen. Omgekeerd kan afnemendesteun bij centrale stakeholders zich vertalen inafkalving van mandaat, autonomie en midde-

len. Een rechtspraak die – terecht of tenonrechte, dat doet er niet toe – door genoegparlementariërs en bewindspersonen als ‘las-tig’, ‘wereldvreemd’, ‘partijdig’ of ‘incompe-tent’ wordt ervaren, kan bijvoorbeeld tenprooi vallen aan opgelegde budgetkortingen,interventies in het benoemingsbeleid, micro-management van de bedrijfsvoering door hetdepartement. Dit ondermijnt de operationeleslagkracht van de organisatie en belemmerthaar effectiviteit waardoor de steun verderafneemt, en zo verder. Figuur 2.5 schetst desituatie van een organisatie die op alle puntenin de driehoek strategische problemen onder-vindt, waardoor het onmogelijk wordt omwerkbare evenwichten in de spanningsveldente creëren.

Figuur 2.5 De strategische driehoek van een

dolende organisatie: de permanent

falende organisatie

18

draagvlak:respect, ruimte,

rust

operationele capaciteit:

bekend, erkend,effectief

publieke waarde -propositie:

urgent, coherent, consistent

draagvlak:kritiek, interventie,negatieve publiciteit

operationele capaciteit:

onduidelijk, omstre-den, ontoereikend

publieke waarde -propositie:

onhelder, omstreden,verbrokkeld

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 18

Veel organisaties doorlopen in de loop van detijd ontwikkelingscycli: van creatie (of hervor-ming/fusie) tot institutionalisering, via erosienaar de-institutionalisering. Dit is geen wet vanMeden en Perzen. De snelheid en volgordewaarin organisaties deze cyclus doorlopen,variëren. Sommige ‘sterk merk’-organisatiesrealiseren een langdurige positieve relatie methun omgeving. Andere organisaties staan min-der sterk en ondergaan de cyclus van opbouw,kritiek en heruitvinding schijnbaar keer opkeer. Veel publieke organisaties komen boven-dien niet zo heel ver op het institutionaliserings-pad. Hun missie of manier van werken is inherent controversieel, waardoor een posi-tieve effectiviteit-legitimiteitspiraal zelden vande grond komt. Denk bijvoorbeeld aan sociaalwerk, welzijnsorganisaties, reclassering, kinder-bescherming. Het gezag van deze organisatieswordt constant op de proef gesteld. Hunclientèle (sociaaleconomisch achtergestelden,gedetineerden, drop-outs, etc.) geniet niet

altijd of automatisch steun in brede lagen vande bevolking. Dit maakt het moeilijk om aandeze organisaties leiding te geven – Hargroveen Glidewell (1990) spreken zelfs van een‘impossible job’. In een pure marktsituatie zouden deze organisaties ten onder gaan; inde publieke sector leiden ze een schraalbestaan als ‘permanently failing organizations’(Meyer & Zucker, 1989).

Wat is er aan de hand?We kunnen met behulp van dit kader de stra-tegische posities waarin publieke organisaties(of onderdelen daarvan) zich bevinden nadertyperen. In figuur 2.6 onderscheiden we vierideaaltypische combinaties van effectiviteit enlegitimiteit, die tot vier typen van ‘reputaties’leiden. Bij elk van die reputatieconditiesbehoort een bepaald type prioritaire positio-neringsopgaven voor de bestuurders enmanagers van de betrokken organisatie.

19

Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader

Figuur 2.6. Institutionele positionering en reputatie van publieke organisaties

effectiviteit (van missie laag hoog

en werkwijze)

legitimiteit (interne en externe steun)

laag reputatiecrisis: reputatiegat:

permanent falende organisatie ondergewaardeerde parel

strategische opgave: strategische opgave:

overleven en diepgaand hervormen bekendmaken en bekend raken

hoog reputatieballon: rotsvaste reputatie:

keizer zonder kleren publieke institutie

strategische opgave: strategische opgave:

prestaties in overeenstemming met dynamisch consolideren van ‘sterk

verwachtingspatroon brengen merk’

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 19

De belangrijkste uitdaging voor volwaardige‘publieke instituties’ die een rotsvaste reputa-tie genieten (box rechtsonder), is het voorko-men van gemakzucht en conservatisme. Allesgaat goed, maar dat betekent niet dat niksmag veranderen. Integendeel. De uitdaging isom de kernwaarden van de organisatie tebehouden, maar wel haar missie en vormgevingconstant aan te passen aan veranderingen inde omgeving (Terry, 2003) en aldus haargoede reputatie te bewaken. De AmerikaanseFBI zag zich voor deze uitdaging gesteld tij-dens de jaren vijftig van de vorige eeuw. In devoorliggende decennia was de FBI onder hetambitieuze leiderschap van J. Edgar Hooveruitgegroeid tot een bijna mythische, heroïschebestrijder van de georganiseerde misdaad.Het probleem was dat in de naoorlogse periode Amerikanen zich nauwelijks nog drukmaakten over misdaad. De organisatie moestop zoek naar een verbreding van haar missieop een terrein dat wel tot de verbeeldingsprak. Hoover maakte slim gebruik van dediepe angst voor het communistische gevaaren eiste een actieve rol op voor de FBI in decontraspionage (en de daaruit voortvloeiendeheksenjacht van de Senaatscommissie onderleiding van senator McCarthy). Door mee tebewegen met de schuivende publieke percep-tie, wist de FBI haar reputatie als borger vande veiligheid van Amerikanen te consolideren.

De positioneringsvragen worden indringenderwanneer de organisatie te maken heeft metspanningen tussen haar effectiviteit en haar

legitimiteit. Dit kan allereerst gebeuren wanneerin de omgeving onvoldoende begrip en waar-dering is ontstaan (of is overgebleven) vooreen organisatie die een op zichzelf valide missie en adequaat niveau van realisatie heeft.De box rechtsboven benoemt zo’n situatie alseen reputatiegat. Hier staat de leiding van deorganisatie voor de opgave om het gat tussende feitelijke en gepercipieerde prestaties vande organisatie te dichten. Strategisch reputatie-management komt in dit geval neer opgerichte beïnvloeding van het beeld dat debuitenwereld over de organisatie krijgt enheeft.

Een derde ideaaltypische patroon is dat vande reputatieballon (cel linksonder). Daarvan issprake wanneer de missie en realisatiecapaci-teit (en dus de feitelijke prestaties) geengelijke tred houden met het bestaande ver-wachtingspatroon. De gunstige beeldvormingover de organisatie is gestoeld op ervaringenen verhalen uit het verleden, terwijl haar heden-daagse functioneren veel problematischer ofminder passend is dan haar reputatie sugge-reert. Deze situatie kan bijvoorbeeld ontstaanwanneer een organisatie met grote financiëlekrimp te maken krijgt bij gelijkblijvende pres-tatie-eisen. Vroeg of laat barst de reputatie -ballon die aldus ontstaat, namelijk wanneerpubliekelijk zichtbaar wordt dat het gat tussenmissie en realisatiecapaciteit niet eindeloosgedicht kan worden door ‘efficiencywinst’. Zijkan ook het gevolg zijn van verschuivendeexterne verwachtingspatronen. De FBI kwam

20

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 20

eind jaren zestig van de vorige eeuw terecht ineen dergelijke fase toen zij in een periode vandetente (politieke ontspanning) tussen desupermachten te lang en te obsessief gerichtbleef op het communistische gevaar, hoewelde Amerikanen zich inmiddels drukker maak-ten over de rassenkwestie en de oorlog inVietnam. De FBI had weliswaar nog eengoede reputatie, maar voelde de tijdgeestniet tijdig aan, hield vast aan een irrelevantgeworden missie en kwam daardoor steedsmeer bekend te staan als een anachronistischen diep conservatief bolwerk.

Wanneer zowel de effectiviteit als de legitimi-teit van de organisatie laag is, is een reputatie-crisis onafwendbaar (cel linksboven). Deze crisis kan de missie, de werkwijzen en zelfs hetvoortbestaan van de organisatie fundamenteelbedreigen. Wanneer een organisatie moetvechten voor haar bestaansrecht, is het vaakeerst een zaak om haar van de voorpagina’s afte krijgen. De organisatie moet nieuwe inci-denten voorkomen en tegelijkertijd zichzelfopnieuw ontdekken (waar staan wij eigenlijkvoor?) en opnieuw uitvinden (hoe kunnen wijweer vertrouwenwekkend optreden?). Zij moethet verloren krediet onder bijvoorbeeld toe-zichthouders, politieke opdrachtgevers, mediaen cliënten terugwinnen in een strategischeheksenketel van mediadruk, publiek cynisme,harde kritiek en politieke drang om ‘orde opzaken te stellen’ (Boin, Otten & Kuipers, 2000).Na Hoovers overlijden in 1972 kwam voor deFBI de geest uit de fles. De publieke en poli-

tieke verontwaardiging waren groot toen deonder zijn leiding gepraktiseerde verwerpe-lijke en soms illegale methoden van de organi-satie aan het licht kwamen. Zijn opvolgersmoesten vechten voor het voortbestaan vande organisatie. Het kostte meer dan tien jaarom het blazoen van de FBI enigszins op tepoetsen.

Het is bij dit alles van belang te beseffen datstrategische posities en reputaties van organi-saties niet zonder meer stabiel zijn. Sterkemerken kunnen eroderen (zoals de ontwikke-ling van de FBI laat zien). Reputatiecrises kunnen worden overwonnen (zoals de ontwik-keling van het Openbaar Ministerie in de periode 1993-2012 heeft laten zien). Er zijnmet andere woorden vanuit longitudinaal perspectief allerlei ‘paden’ door figuur 2.6denkbaar. De leiding van publieke organisatiesmoet zich daarom van tijd tot tijd via strategischzelfonderzoek vergewissen van de actuelepositionering en reputatie van de organisatie,en de trendmatige ontwikkeling daarin.

Tot zover de uiteenzetting van het tweeledigeanalysekader dat wij in dit onderzoek hanteren: • de aard en werking van reputaties en

functies; • de strategische positionering van publieke

organisaties.

Beide invalshoeken kunnen met elkaar in verband worden gebracht door de sociaal -constructivistische opvatting van reputatie in

21

Reputatie van de rechtspraak: een interpretatiekader

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 21

herinnering te roepen. De reputatie van derechtspraak in Nederland staat niet op zichzelf,maar moet(en) worden begrepen in termen vanhaar bredere positionering in de maatschap-pelijke en politiek-bestuurlijke omgeving.Reputatie is een cruciaal aspect van positione-ring en een bepaalde positionering, zoals wijin figuur 2.6 duidelijk maakten, heeft implica-ties voor de reputatie. Deze twee bestandde-len komen in hoofdstuk 4 opnieuw aan deorde in een systematische analyse van debeeldvorming over de strategische positie vande rechtspraak. Maar eerst rapporteren wij inhet volgende hoofdstuk de resultaten uit deinterviewronde.

22

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 22

1 Opzet van het onderzoek

In de opdrachtformulering voor dit onderzoeklag van tevoren vast dat het empirisch deelvan de verkenning zou moeten plaatsvinden inde vorm van interviews. Tussen 1 maart en 4juli 2012 zijn 33 interviews ( waaronder eenduo-interview en een groepsinterview) gehou-den met beslissers en publieke opinieleiders.De geïnterviewden waren geselecteerd methet oog op een gewenste spreiding over rele-vante maatschappelijke domeinen en partijen.Achterliggend doel daarvan was een fijnmazigeindruk te krijgen van de beeldvorming over derechtspraak onder relevante maatschappelijkeelites en belangrijke stakeholders. Bij de selec-tie van gesprekspartners werd de volgendecategorisering aangehouden: • politiek (Tweede Kamerleden): 4 personen;• openbaar bestuur (bewindspersonen,

ambtenaren, burgemeesters): 7 personen;2

• politie en Openbaar Ministerie: 4 perso-nen;

• overige ketenpartners (advocatuur, slacht-offerhulp): 6 personen;

• adviesorganen: 2 personen;• bedrijfsleven: 2 personen;• sociale partners: 2 personen;• maatschappelijke organisaties (grote

instellingen): 3 personen;• media (kranten, televisie, internet): 3 per-

sonen.

Veertig beoogde respondenten waren perbrief door de voorzitter van de Raad voor derechtspraak uitgenodigd deel te nemen aanhet onderzoek. Op deze uitnodiging werd metuiteenlopende bereidheid tot deelnamegereageerd. We noteerden vooral uit politiekehoek veel afzeggingen, die misschien ook kunnen worden verklaard door de actualiteitwaarin het Catshuisoverleg plaatsvond, depolitieke samenwerking binnen de regerings-coalitie werd opgeblazen en nieuwe verkiezin-gen werden uitgeschreven. In groot contrasthiermee en uit heel andere hoek klonk danweer wanneer gevraagd werd naar de redenvan deelname dat “men wel een heel goedereden moet hebben om tegen zo’n verzoek‘nee’ te zeggen” (interview 27).3

Als instrument werd gekozen voor een semi-gestructureerde vragenlijst, opgedeeld in devolgende vijf blokken.1 Algemeen: waarin de intuïtie en het

gevoel van de respondent wordt opgete-kend.

2 Kwaliteit van de rechtspraak: waarin hetweloverwogen oordeel over de recht-spraak centraal staat.

3 (discussie over) Reputatie van de recht-spraak: waarin het hedendaagse publiekedebat wordt besproken.

4 Advies: waarin de Raad ongevraagdadvies wordt aangeboden.

5 Casuïstiek: waarin enkele recente, spraak-makende cases worden uitgelicht.

23

2 Eén gesprek werd in een rondetafelsetting gevoerd met vier hoge ambtenaren van een groot ministerie. Hun ant-

woorden zijn als één interview geteld in de analyse.

3 De nummers van de interviews staan vanaf nu tussen haakjes vermeld. Zo is elke uitspraak te herleiden naar de

betreffende (geanonimiseerde) geïnterviewde.

Reputatie van de rechtspraak inbeeld: bevindingen uit de interviews

3research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 23

Nagenoeg alle interviews werden afgenomendoor een senior-onderzoeker op hoogleraar -niveau (prof.dr. P. Frissen, prof.dr. P. ’t Hart,prof.dr. M. van Twist, prof.dr. M. van Eeten).De vraaggesprekken duurden gemiddeld eenuur. Verslag werd ter plekke opgetekend dooreen junior-onderzoeker. Per uitzondering werdeen audio-opname gemaakt. De geïnterview -den werden uitgenodigd maximale openhar-tigheid te betrachten en om dit te bevorderenwerd hen strikte anonimiteit in het vooruitzichtgesteld. Er is daarom ook geen lijst van geïnterviewden aan dit rapport toegevoegd.Van alle interviews werden vervolgens geanonimiseerde gespreksverslagen gemaaktdoor de betrokken onderzoekers. Sommigegesprekspartners wilden het betreffendegespreksverslag van tevoren zien en goed -keuren; aan dit verzoek is gehoor gegeven.Deze verzameling van 33 gespreksverslagendient als rijke bron voor het overzicht van debevindingen in de volgende paragrafen.

2 De publieke waardepropositie vande rechtspraak

We begonnen de interviews met het peilenvan de beeldvorming over kernfuncties enkernwaarden van de rechtspraak. Welke kern-functies en -waarden schrijven de geïnter-viewden toe aan de rechtspraak en hoe maat-schappelijk zinnig en dus ‘waardevol’ vindenzij deze kernfuncties en -waarden? Op de vraag wat men als kernfuncties van derechtspraak ziet, worden het vaakst genoemd:

• het onafhankelijk beslechten van geschillen;• normbewaking tegen grensoverschrijdend

gedrag;• ankerpunt in de democratische rechtsstaat

(in de zin van de triasleer);• toepassing van de algemene wet- en

regelgeving in concrete gevallen; • zorgen dat mensen goed met elkaar

omgaan;• de ‘laatste halte’ in de samenleving, waar

moeilijke knopen worden doorgehakt.

De geïnterviewden articuleren met anderewoorden verschillende opvattingen over dekernfuncties van de rechtspraak. Dit is deelseen gevolg van positiegebonden verschillen in‘insteek’: een bestuurder van een grote onder-neming zal geneigd zijn de civiele rechtspraakals referentiepunt te nemen bij het denkenover de kernfunctie(s) van ‘de’ rechtspraak, terwijl een politiechef voor zijn beeldvormingeerder de strafrechtspraak als uitgangspuntneemt. De bovengenoemde variatie in beeldenkan echter ook duiden op het belang van eenscherpe positionering van wat de rechtspraakzelf wil dat de samenleving ziet als de kern vanhaar publieke waardepropositie. Is die kern-functie enkelvoudig te benoemen of nood -zakelijkerwijs meerledig? Indien dat laatste hetgeval is, hoe verhouden dan de verschillendeonderdelen van de waardepropositie zich totelkaar? En waar vindt de kernfunctie van derechtspraak haar begrenzing?

24

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 24

Hoewel er dus verschillende meningen overde kernfuncties van de rechtspraak in omloopzijn, bestaat er onder de geïnterviewden geenenkele twijfel over de publieke waarde vanadequate vervulling van deze functies. Niemand relativeert het belang van de recht-spraak in de samenleving, integendeel. Welwordt hier en daar (6 en 12) genoemd dat ermeer aandacht zou moeten zijn voor media-tion, al wijzen andere geïnterviewden (19 en29) er juist op dat mediation een heel anderefunctie heeft dan de rechtspraak en dus nietzomaar als alternatief daarvoor kan wordeningezet.

Op de vraag naar de kernwaarden die vanbelang zijn voor de adequate vervulling vande kernfunctie(s) van de rechtspraak en naarde mate waarin de rechters in Nederland dezein praktijk weten te brengen, luidt het ant-woord in verreweg de meeste gesprekken datonafhankelijkheid de belangrijkste kernwaardeis van de rechtspraak en dat die goed gewaar-borgd is. Getuige citaten als “In de huidige samen -leving hebben mensen nog weinig besefwaarom we een onafhankelijke rechterlijkemacht hebben, het EHRVM hebben” (14) en“Nog steeds staat voorop dat het Neder-landse recht onafhankelijk is” (32). Op detweede plaats komen onpartijdigheid en integriteit. Ook over die twee kernwaarden iser bijna eensgezindheid dat ze niet in hetgeding zijn in Nederland. Zie bijvoorbeeld uitspraken als “Dat er juiste en integere

mensen werken en met de juiste intenties hunpositie invullen” (32) en “Haar reputatie is desom van kwaliteit en integriteit” (27). Geïnter-viewden benadrukken niet alleen dat dezekernwaarden belangrijk zijn, maar dat verdedi-ging ervan ook eisen stelt aan de opstelling enhet gedrag van rechters. Een geïnterviewdeobserveert: “De schijn van partijdigheid is algevaarlijk. Dan moet je al ingrijpen. Rechtersmoeten zich realiseren dat het vergrootglas ophen is gericht” (31). Een ander benadrukt datonafhankelijkheid ook een zekere tol impli-ceert: “Dokters schrobben heel overdrevenhun handen voordat ze naar de operatiekamergaan. Ze schrobben echt, ze wassen niet ‘nor-maal’ hun handen. Dat moeten rechters ookdoen. Die moeten ook schrobben, die bevin-den zich in een zekere quarantaine om eenzekere onafhankelijke positie te bewaren.Maatschappelijke quarantaine is de prijs die jeervoor betaalt” (5). En het is nog maar devraag of er wel zo’n groot dilemma bestaat:“Een goede professional is in deze samen -leving nog steeds onafhankelijk. Dat geldt ookvoor de rechter: ze moeten ook echt deel -nemen aan de samenleving. Daar wordt menniet automatisch afhankelijk van” (17).

Op het eerste gezicht lijkt er dus helemaalgeen reden te zijn om de bestaande set vankernwaarden uitgebreider te bekijken en/of aan te scherpen.Maar dan zouden we enigszins voorbijgaanaan het feit dat onafhankelijkheid ook meerderekeren genoemd wordt als een kernwaarde die

25

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 25

door rechters zo stevig is geïnternaliseerd enwordt uitgedragen dat dit tot perverse effec-ten schijnt te leiden, die de reputatie van derechtspraak juist verzwakken in plaats van verstevigen. Een geïnterviewde zegt het kort en bondig:“Onafhankelijkheid moet men niet verwarrenmet eigenwijsheid” (11). Een ander concreti-seert: “Onafhankelijkheid is een groot goedvoor rechters. Maar het kan ook doorschieten.Dit kwam bijvoorbeeld expliciet tot uiting toendat zij weigerden aan de HRM-afdeling hunvakantieperiode door te geven, ze warenimmers onafhankelijk in hun doen en laten” (7). Weer een ander situeert de problematiek vanhet doorgeschoten onafhankelijkheidsdenkenbinnen de rechtspraak in het verleden: “Deonafhankelijkheid verhinderde dat men zichactief met de eigen bedrijfsvoering zou moeten bemoeien” (13). Een volgende geïnterviewde wijst op de inherente spanningtussen onafhankelijkheid op afzonderlijk rech-ters- en zaaksniveau enerzijds, en het belangvan patroonmatig handelen door de rechter-lijke organisatie als geheel: “Het grootstepluspunt van de rechtspraak is de onafhanke-lijkheid, het grootste minpunt is de onvoor-spelbaarheid” (24). Een laatste verzucht datpersisteren op onafhankelijkheid ook fungeertals alibi voor ‘prima donna’-gedrag: “Al tevaak is het eerst de Lieve Heer, dan de rech-ters en veel later de rest van de wereld”(8).

De eerste tussenconclusie luidt dat de waarde-propositie van de rechtspraak nog een betrek-

kelijk rustig bezit is. De twijfels en de vragendie maatschappelijk beslissers en opinieleidersbij de rechtspraak hebben, richten zich inieder geval niet op het fundamentele niveauvan missie en kernwaarden. Toch stemt debaaierd aan vertalingen van ‘de kernfunctie’van rechtspraak die uit het totaal van de inter-views oprijst wel tot reflectie: is dit een wel-kome meerduidigheid en meervoudigheid ofeen potentieel positioneringsprobleem? En alsde rechtspraak dan “different things to differentpeople and different times” wil en moet betekenen, hoe vertaalt zich dit dan in haarorganisatie en werkwijzen? Dit brengt ons bijde operationele prestaties van het rechterlijkbedrijf.

3 De operationele capaciteit van derechtspraak

In welke mate slaagt de rechtspraak erin dezijn toebedachte kernfuncties effectief te ver-vullen? Zijn daadwerkelijke prestaties kunnenhier worden begrepen als een indicator vanzijn capaciteit. Het algemene kwaliteitsoordeelvan geïnterviewden over het feitelijk functio-neren van de rechter is overwegend positief,maar niet zonder kwalificaties. Hier volgt eersteen greep uit de algemeen positieve reacties.In de antwoorden van de respondenten die derechtspraak als zeer goed beoordelen, wordtbijvoorbeeld benadrukt dat de professionali-teit hoger is dan in omringende landen: “Derechtspraak in Nederland is opmerkelijk goedin vergelijking met heel veel landen ter

26

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 26

wereld. De rechtspraak is bij ons zeer profes -sioneel: er gelden hoge eisen voor opleidingen integriteit” (33). “Natuurlijk is er wel kritiekmogelijk, maar het is een goed stelsel” (16).“Gemiddeld genomen is onze rechtspraak vanbuitengewoon fatsoenlijk niveau” (15). Eenander is overtuigd van de kwaliteit en wijtzwaktes aan externe factoren: “Ik heb eenheel goed beeld. Die paar dingen die ik nietgoed vind, hebben te maken met hoe ande-ren de rechtspraak gebruiken” (20). Een derdebrengt het allemaal mooi samen. “Zeer pro-fessioneel, gebalanceerd, en een belangrijkorgaan. Niet gepolitiseerd, echt zoals hethoort. Weinig in- en uitvliegers, toegewijd.Weinig roeptoeters. Over het algemeen: heelgenuanceerd, mooie traditie vanenerzijds/anderzijds” (22).

Wanneer we de reacties relateren aan de achtergronden van de geïnterviewden, valt opdat de geïnterviewde politici de rechtspraakeen ruime voldoende geven, terwijl een terug-kerende inschatting van veel andere geïnter-viewden is dat juist politici de rechtspraak alsondermaats beoordelen. Ter illustratie enkeleuitspraken van politici: “De kwaliteit van deNederlandse rechtspraak is goed. Vergelijkmaar met andere landen. Burgers en bedrijvenkunnen binnen redelijke termijn uitspraak ver-wachten. Ook is er een zeer lage graad vancorruptie. Dat geldt voor alle rechtsgebieden.Overall ben ik positief ”(21). Dit wordt onder-schreven door een collega van een anderepolitieke partij: “Ik ben erg tevreden over hoe

we het in Nederland hebben georganiseerd:kwalitatief hoog” (26). Een derde politicuszegt dan weer minder optimistisch te zijn overde toekomst van de rechtspraak, omdat “in depolitiek steeds meer wordt ingespeeld op datonbehagen. Het is risicovol om deze ontevre-denheid te voeden” (31). Deze geïnterviewderefereert vervolgens aan de PVV en haar uit-spraken over minimumstraffen en dat rechtersD66’ers zijn: “Het gevolg kan zijn dat er geenvertrouwen is in de rechtspraak en dat eigen-richting dreigt.” Het is dan ook zaak om hiertegengewicht aan te bieden: “Als ik naar derechtspraak kijk, dan kijk ik naar mijn eigenverantwoordelijkheid, namelijk erop letten datde rechtspraak niet beschadigd wordt. Ik denkdat dit nodig is, omdat de publieke opiniesoms niet blij is met de rechtspraak. Als politi-cus moet ik dit wantrouwen niet voeden” (31).

Uit al deze uitspraken blijkt dat men er nietalleen buiten maar ook binnen politieke kringen mee zit dat er kritiek geleverd wordtdie de reputatie ondermijnt. De meeste res-pondenten hebben een heldere kijk op depositionering van de verschillende institutiesen kijken kritisch naar een aantal recentepublicitaire incidenten. “Ze moeten hen vooralniet afvallen, maar wel rekening houden metde scheiding der machten. Ze moeten uitleg-gen dat ze elke uitspraak van elke rechter respecteren, want zo zit het in elkaar. Je moetwel het instituut beschermen, niet zozeeringaan op individuele uitspraken. Als hetbeeld van de instituties goed is, dan maakt

27

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 27

dat de rechtsstaat ook mogelijk. Het is heelgevaarlijk om te morrelen aan het instituut.Dat zal enorme consequenties hebben. Het isbelangrijk dat de rechters zich daar ookbewust van zijn. Al die instituties bestaan bijde gratie van elkaar” (32). Opmerkelijk is dat wij niemand hebbengesproken die openlijk toegaf dat de politiekook de rol toekomt om de rechtspraak hetvuur na aan de schenen te leggen. Mogelijkspeelt voor een belangrijk deel de electoralemedialogica wanneer volksvertegenwoordigerstoch van zich laten horen over rechtszaken opeen manier die mogelijk het gezag van derechter of rechtspraak aantast.

Ook in andere respondentcategorieën wordtoverwegend positief geoordeeld over de kwaliteit van de rechtspraak. Wel lijkt het eropdat de actoren die het meest en het vaakstmet de rechtspraak in aanraking komen, ookde meeste kritiek uiten op de operationeleaspecten van het bedrijf. Dat geldt vooral voorde categorie ‘politie en Openbaar Ministerie’en de categorie ‘andere ketenpartners’. Uitdie hoek klinkt bijvoorbeeld de volgendewaarschuwing: “Rechters moeten zich voor -bereiden op een ingewikkeldere samenleving.Zij moeten toegroeien naar een Angelsaksischesamenleving in plaats van de Rijnlandse cul-tuur. Alles wordt stuk geprocedeerd om zosnel mogelijk recht te halen. De rechtbankmoet oppassen dat die niet achter gaat lopenop een aantal terreinen” (16). Een collega uitdezelfde groep gaat een stap verder: “Ik heb

sterk het idee dat de rechtspraak niet aange-past is aan huidige vraagstukken. (...) Het veldis te zeer afhankelijk geworden van deskundig-heid. Is de rechter nog wel in staat om tebeoordelen? (...) De deskundigheidsproblemenzitten niet in de grote bulk, wel in heel speci-fieke kwesties en thema’s. Dit heeft te makenmet te dikke kolommen tussen verschillendevormen van rechtspraak. Die verschottinghelpt niet mee. De externe onafhankelijkheidis groot, maar intern wordt er ook meegeschermd. “Wij rechters van A. hoeven onsniet bezig te houden met het werk van rechtersvan B. Dat is niet wenselijk”(17).

Ondanks de overwegend positieve antwoor-den op de vraag naar de kwaliteit van derechtspraak, kraken dezelfde gesprekspartnersna licht doorvragen geregeld kritische notenover de operationele capaciteit van het rechts-bedrijf. We maakten een selectie van debelangrijkste kritieken op de operationelekwaliteit van de rechtspraak. Een eerste criticusmaakt meteen onderscheid tussen problemenveroorzaakt door professionals en problemendie voortvloeien uit de context waarin zij wer-ken: “[de oorzaak] is niet zozeer gelegen bijde rechters, die zijn deskundig en toegewijd,maar het is meer gelegen bij het systeem” (7).Een tweede maakt hetzelfde organisatiepro-bleem heel concreet door te verwijzen naar dedoorlooptijden: “Dat bepaalde zaken gemid-deld tien jaar kunnen duren. (...) In elke stapwordt het uitgeprint, gedigitaliseerd, aange-bracht bij de volgende stap, uitprinten,

28

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 28

digitaliseren. Dat gebeurt echt. Het wordt vijfkeer uitgeprint en gelezen en gedigitaliseerd”(9). Veel andere geïnterviewden onderschrij-ven ditzelfde euvel: “Een groot minpunt is delange doorlooptijd. (…) er kan veel meer digi-taal dan nu” (20). En: “Het duurt alleen veel telang, het duurt véél te lang. Daar moet menecht over zijn eigen schaduw heen stappen”(13). Een laatste beschrijft een eigen ervaringdie weinig aan de verbeelding overlaat: “Ein-deloos traag, rampzalig dat stukken kwijt zijn,dat je tig keer moet bellen met de griffie (…)Tijdens een WOB: pogingen om procedureste versnellen mislukken, zittingen wordenslecht voorbereid, stukken worden slecht gelezen, het huiswerk moet opnieuw wordengedaan” (10). Soms signaleren geïnterviewdenniet alleen problemen, ze diagnosticeren zeook. Daarbij wordt nogal eens gewezen naarde ‘cultuur’ binnen de rechterlijke organisatie:“Zonder innovatie zijn we ten dode opge-schreven. Het probleem is dat rechters nietwillen experimenteren. En dat niemand de lei-ding neemt om ze dit aan het verstand tebrengen” (6).

Deze opmerkingen plaatsen de brede waarde-ring die er bestaat voor de algemene (maarkennelijk vooral in termen van deskundigheiden onafhankelijkheid opgevatte) kwaliteit vande rechtspraak toch in een ander daglicht.Desgevraagd heeft meer dan een kwart vande geïnterviewden soms stevige kritiek opaspecten van de organisatorische capaciteitvan de rechtspraak (bedrijfsvoering, tijdsplan-

ning, etc.), of op de kwaliteit van het publiekeoptreden (bejegening van justitiabelen c.q.positionering in ketens en netwerken). Opmer-kelijk is dat de voor de rechtspraak belangrijk-ste partijen nogal eens kritischer zijn over deoperationele capaciteit van de organisatie dangesprekspartners afkomstig uit organisatiesdie op grotere afstand van de rechtspraakfunctioneren. Uiteraard kan dit niet alleen opeen beter perspectief, maar ook op eengeprononceerder eigen belang en van naturespanningsvolle relatie met de rechtspraak duiden (denk bijvoorbeeld aan de politie, hetOM, de advocatuur of slachtofferorganisaties).Maar er zijn wel meer actoren in de omgevingdie kritisch zijn op de rechtspraak. Dat roeptde vraag op hoe het nu eigenlijk zit met hetdraagvlak voor de rechtspraak onder deze ver-tegenwoordigers van wat in hoofdstuk 2 de‘authorizing environment’ werd genoemd.

4 Het institutionele draagvlak voor derechtspraak

Tijdens de interviews peilden wij het draagvlakvoor de rechtspraak op twee manieren. Wijvroegen de gesprekspartners niet alleen eenalgemeen kwaliteitsoordeel te noemen, maarook om te specificeren welke aspecten zijexpliciet cruciaal en/of problematisch achtenin het beeld dat zij van de organisatie koester-den. Ook werd hen gevraagd of zij vanmening zijn dat de rechtspraak publiekelijk terdiscussie was komen te staan, en zo ja waar-door en in welke opzichten.

29

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 29

Dit leidde tot een veelheid aan reacties, diewe hier presenteren in de vorm van wat ruw-weg een vierledige ‘schaal’ zou kunnen wor-den genoemd. De vier posities op die schaalhebben we afgeleid uit de in figuur 2.6 gepresenteerde typologie. Deze vier positieszijn als volgt te karakteriseren.

1 Er is niets mis: de rechtspraak heeft een‘rotsvaste reputatie’ en is een ‘sterk merk’.

2 De rechtspraak functioneert wel goed,maar maakt dat onvoldoende zichtbaar envoelbaar. Er bestaat (of dreigt) een reputa-tiegat.

3 Op bepaalde onderdelen gaat het aan-toonbaar niet goed genoeg: de recht-spraak heeft manifeste effectiviteits- en/oflegitimiteits problemen. Het is dus vooraloppassen geblazen dat er zich geen reputatieballon vormt.

4 Het gaat slecht met de rechtspraak en zowordt dat ook gevoeld. Er is sprake vaneen reputatiecrisis.

Van het overgrote merendeel van de respon-denten vallen de opvattingen binnen de cate-gorieën 2 en 3. De aard van de beelden dienaar voren werden gebracht, wordt hierondervoor elk van de vier typen geïllustreerd.

De rechtspraak als ‘sterk merk’

Er is bijna niemand (uitgezonderd 2 en 25) dieaangeeft dat het onderzoek volledig uit delucht komt vallen, omdat er in werkelijkheid

eigenlijk niets aan de hand is. De meest opti-mistische geïnterviewden verwoorden hun vertrouwen als volgt: “Sommige partijen wak-keren de maatschappelijke achterdocht aan...Toch zie ik nu nog geen aanwijzingen dat dezedruk al zodanig stijgt, dat de rechtspraakwordt aangetast. Het systeem kan tegen eenstootje en als de nood aan de man is, gaan weerop vertrouwen” (2). Een ander ziet in dekeuze voor dit onderzoek zelf zijn oordeel overde rechtspraak bevestigd: “Ik vind het welmooi: dit [onderzoek] bevestigt het beeld vande rechtspraak die zich kwetsbaar durft op testellen. Bij mij roept de rechtspraak geennegatieve associaties op” (25).

Ook de gegroeide case load wordt wat datbetreft niet direct problematisch geacht:“Werkdruk speelt in elke professionele organi-satie. Ik vraag weleens aan rechters: ‘Heb jehet druk?’ Dan zeggen zij: ‘Ja!’ Ik vraag: ‘Kunje het aan?’ Zij zeggen dan: ‘Ja, net.’ Dat lijktme de optimale situatie” (2). Een andermeent: “De rechtspraak is niet altijd traag. Ikdenk wel dat je terecht hoort over doorloop -tijden. Ik heb tien zaken, en negen zijn heelsnel weggewerkt, maar die ene is nu net mijnbelangrijkste zaak. En dat ligt niet alleen aande rechtspraak” (25).

De rechtspraak moet op de beeldvorming letten die over haar bestaat

Het dominante beeld in dit cluster van opiniesis dat de rechtspraak op zichzelf gesproken

30

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 30

niet slecht presteert, maar te maken heeftgekregen met een veranderende omgevingdie de rechtspraak niet automatisch het voor-deel van de twijfel geeft; en dat kan in elkgeval de perceptie van deze prestaties sterkbeïnvloeden. Dit patroon is zichtbaar in de uit-spraken van niet minder dan 19 van de 33geïnterviewden.

Een belangrijke plaats in deze gedachtegangis weggelegd voor politieke en culturele fac -toren die het gezag van instituties en gezags-dragers ondermijnen. Een geïnterviewde han-teert een maritieme metafoor: “Het systeemals zodanig zit in de problemen. Je hebt schepen die onder water stabilisatoren hebben. Dit land, en de rechterlijke macht enhet openbaar bestuur in het algemeen, varenmomenteel zonder stabilisatoren” (8). Eenander verzucht dat ook de rechter wordt mee-gezogen in een algehele gezagserosie: “Is ernog gezag ergens? Ik zie het niet. Waar is hetgezag? Er is behoefte aan gezag, maar we willen ook geen gezag. De sfeer is er een van‘ik laat me door niets en niemand wat vertel-len’, zeg maar. Zijn er nog wel instituties diehet goed doen? Het onbehagen over graaiende bestuurders, de zelfverrijking, debonuscultuur, falende ziekenhuisbestuurders,woningcorporaties… Ja, vind je het gek dat ergeen gezag meer is?” (10).

Wie in een dergelijk klimaat toch gezag -hebbend moet opereren, staat dan voor eenlastige opgave:

“De verleiding is groot om in de populistischediscussie mee te gaan en mee te praten metde man op straat. Dat is een gevaarlijke ont-wikkeling... Wij moeten in Nederland zuinigzijn op de paar overgebleven achterkamersdie we nog hebben waarin verstandige men-sen bij elkaar komen die zich niet gek latenmaken” (1). Dat geldt bij uitstek voor de recht-spraak: “Een mate van onverstoorbaarheid isvan belang. Ik vind het enigszins zorgwekkendals de rechterlijke macht zich zorgen maaktover wat voor beeld ze in de media neerzet-ten. Het beïnvloedt het onafhankelijk oordeel.Ik vind het juist goed als het volk over derechtspraak heen komt en het niet eens is metde uitspraak” (11). Een andere respondent sig-naleert eerst hetzelfde probleem, maar komttot een diametraal tegenovergesteld hande-lingsperspectief voor de rechtspraak: “De dis-cussie omtrent de reputatie van de recht-spraak roept bij mij irritaties op als er welwordt aangevallen maar er geen reactie komt.De irritatie is dan jegens degene die niet rea-geert. Het wordt er namelijk niet minder van,zwijgzaamheid levert niet een verminderingvan de discussie op. Het is een gemakkelijkediscussie als je jezelf niet afvraagt wat je er nuzelf aan gedaan hebt. Daarom is zelfbewustzijnzo belangrijk. Niet altijd roepen van ‘wij heb-ben gelijk, en we hebben in wijsheid beslo-ten’. Zoek even wat je zelf eraan zou kunnendoen” (3). Voor die laatste positie is meersteun te vinden, zoals bij deze geïnterviewde:“Het feit dat je onafhankelijk bent en voor hetleven benoemd, moet ertoe leiden dat je in

31

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 31

het teken van het recht staat. Maar het mag erniet toe leiden dat je je van de rest niets aan-trekt” (8).

Over het basisprincipe van grotere transparan-tie als reputatieversterkend schild in een kriti-scher, veeleisender omgeving, bestaat weinigmeningsverschil. Geslotenheid en zwijgen zijngeen optie meer: “De vraag naar meer trans-parantie lijkt mij onomstreden. En dat derechtspraak nog geen soepele manier heeftom daarmee om te gaan ook” (3). Een anderbenadrukt dat onzichtbaarheid verdacht over-komt: “Als rechters niet responsief zijn, heeftmen weleens de indruk dat er iets geheimsachter de geslotenheid schuilgaat. Dat menniet capabel genoeg is, of dat het bijvoor-beeld niet op orde is” (7). Meer positief gefor-muleerd: “Meer maatschappelijke verantwoor-ding is belangrijk: wachttijden, transparantieover de werkwijze, daar valt een hoop verbe-tering te halen” (19). En diezelfde gedachteheel concreet gemaakt: “Ik vind dat in eengrote stad een rechtbank moet zijn, het moetzichtbaar voor de burgers zijn. Ik ben heelenthousiast over de rijdende rechter, ik denkdat het heel goed is als burgers zien hoe deafweging wordt gemaakt” (15). (De rijdenderechter dook overigens opvallend vaak spon-taan op in de interviews – bijna in de helft vande gevallen – en werd meestal aangehaald alseen vorm van ‘good practice’):

De rechter komt bij je thuis: tv-rechters inNederland en de VS

Hoe ogenschijnlijk ‘afstandelijk’ rechtersook mogen zijn, in veel opzichten zijn zeonvermijdelijk een reflectie van de samen-leving waarin ze functioneren. Dat wordtgoed zichtbaar bij een vergelijking van‘tv-rechters’. De Amerikaanse Judge Judyis ‘dichtbij’ in die zin dat haar court roomgeheel transparant is voor de huiskamer.Maar haar taakopvatting en attitude tenopzichte van justitiabelen is er nietbepaald eentje van de (civiele) rechter alsresponsieve probleemoplosser. Zij is eenhard-nosed judge die in houding engedrag ervan blijk geeft dat zij alle listen,lagen en laagheden van de mens kent ener wel zo’n beetje klaar mee is. Justitia -belen moeten haar geen onzin verkopen,want dat komt ze op een stevige tonguelashing te staan. En nadat ze uitspraakheeft gedaan, is de al dan niet uitgespro-ken boodschap er eentje in de trant van:‘And now get out of my sight…’ Haarpublieke gezag is gebaseerd op haar no-nonsense houding.

Hoe anders gaat het bij de Nederlandse‘rijdende rechter’? Mr. Frank Visser heeftde uitstraling van een wijze kennis ofoom. Hij is in alle opzichten laagdrempe-lig. Hij luistert niet alleen aandachtig en inieder geval ogenschijnlijk welwillend naarieders verhaal en als hij dat nodig acht

32

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 32

gaat hij ter plaatse poolshoogte nemen.Hij schrikt zeker niet terug voor het vellenvan oordelen en zegt dan onveranderlijk‘daar zult u het mee moeten doen’, maarhij laat het bijna klinken alsof hij datbetreurt. Zijn publieke gezag is gebaseerdop zijn imago als laagdrempelige, empa-thische geschilbeslechter.

De door sommigen bepleite groteretransparantie van de rechtspraak krijgt inhet verschijnsel van tv-rechters een zeerdirecte vertaling. De ‘pars pro toto’-wer-king die daarvan uitgaat, kan niet wordenonderschat, getuige de frequentie waar-mee in onze vraaggesprekken de ‘rij-dende rechter’ als referentiepunt opduikt.Naarmate de transparantie van niet alleenproducten maar ook processen van recht-spraak de komende jaren vermoedelijk zaltoenemen, is de vraag aan de orde welkbeeld van ‘de rechtspraak’ precies dehuiskamer binnenkomt, hoe dat beeldaansluit bij het door de rechterlijke orga-nisatie als geheel gewenste beeld en hoedat op zijn beurt weer aansluit bij de bredere culturele verwachtingspatronenbetreffende geschilbeslechting en de rolvan de rechter daarbinnen.

Volgens deze tweede categorie vindt de echtetest plaats wanneer de rechter in het hier ennu van een concrete casus in de vuurlinie komtte liggen. Dan komt het eropaan dat er slim

wordt gereageerd, want de aanvallen zijnsoms niet mals. Of zoals enkele respondentenhet verwoorden: “Het is een vorm van journa-listiek: er is geen nieuws, dus je gaat nieuwsmaken. Dat de discussie dan over de recht-spraak gaat, komt voor een deel omdat derechters tot schietschijf worden gebombar-deerd door procesadvocaten die denken daarvoordeel bij te hebben. En dat veroorzaaktreputatieschade” (3). “Er zijn ook media diealleen trachten de rechters van de wijs tebrengen. Met geweldig opgeblazen publici-teit, die berust op van de advocaat verkregenkennis, wordt geprobeerd druk uit te oefenen”(33). En: “Alle incidenten worden als ammuni-tie aangepakt om de hele beroepsgroep categorisch af te serveren” (22). Hoe gaat de rechter om met wel of niet gefun-deerde of terechte kritiek op zijn functioneren? Meteen duikt een aantal problemen op: “Dit is de enige sector waar je nog in toga werkt,waar depersonificatie heerst, terwijl dezedepersonificatie tegelijkertijd door de woord-en gedragskeuze van individuen verdwijnt. Devraag is of je de persoon achter de rechter welmoet leren kennen, het gaat om depersonifi-catie versus individualisering” (4). Andere pro-blemen die soms verhinderen dat er op kritiekkan worden ingespeeld zijn: “Mijn eigenopvatting is dat het imago achteruitgaat dooronterechte veroordelingen, vermeende integriteitsschendingen en doordat de meerderheid vrouw is. Net zoals het feit datbasisscholen nu door vrouwen wordenbestuurd ervoor zorgt dat je anders opgroeit.

33

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 33

Dus ik denk dat het imago aan het dalen is,maar dat de kwaliteit van de rechtspraak ophetzelfde niveau blijft... Dit is eigenlijk tochgek” (28). De zaak tegen Geert Wilders werdvaak aangehaald als voorbeeld van rechtersdie de volle laag kregen en een rechterlijkeorganisatie die daar onbeholpen mee omging.Een geïnterviewde analyseert: “De rechterlijkemacht maakte een onbegrijpelijke fout. Degang van zaken in het proces tegen de heerWilders, waarbij een eerste combinatie van alsvoortreffelijk bekendstaande rechters (…) zichtotaal niet gerealiseerd heeft wat 24/7 mediacoverage betekende voor wat je wel of nietkon zeggen en hoe je je wel of niet voor hetoog van Nederland kon gedragen. Dat vervol-gens de Rechtbank Amsterdam niet voorzagdat het weleens tot wrakingsverzoeken zoukunnen leiden, en dat toen het eenmaal zo verwas, men in het geheel niet voorbereid leek.Dat de president van de rechtbank onzicht-baar was. Dan denk je toch, jongens toch! Hadeven van tevoren nagedacht! Dat was allemaalonnodig. Ik vind dat dus ook te verwijten aande Raad voor de rechtspraak, want die hadmoeten nadenken en met de president van derechtbank moeten bellen en moeten vragen:‘Hoe heb je het nu georganiseerd omtrent deWilders-zaak?’ Nee, het is gewoon onschuld,niet aan gedacht, oh jeetje” (13).

De rechtspraak staat er minder goed voor dandikwijls wordt gedacht

Het derde perspectief wordt in grote lijnenzichtbaar in de antwoorden van 9 van de 33geïnterviewden. Wat deze geïnterviewdenbindt, is dat zij allemaal wel één of meeraspecten in de rechterlijke organisatie noemenwaar het naar hun stellige indruk aantoonbaarniet goed gaat, los van het vigerende opinie-klimaat: er is niet alleen rook, maar ook vuur.Het is opvallend dat het hier vooral internezaken betreft. Waar het in de vorige categorievooral om communicatie ging (uitleg, verdedi-ging, fouten toegeven) en dan in hoofdzaakbinnen het rechtsgebied van het strafrecht,wordt binnen deze categorie veel minder decommunicatie en ook minder het strafrechtgenoemd. Het zijn integendeel juist relatiefvaak de civiele en bestuursrechtspraak die hetmoeten ontgelden. De kritiek spitst zich toeop bekende, maar daarom niet minder rele-vante kwesties: bedrijfsvoering, bejegening endwalingen. We laten de geïnterviewden voorzichzelf spreken.

– Management en bedrijfsvoering“Het lukt ons niet om de doorlooptijden teversnellen en dat is echt héél hard nodig, datheeft prioriteit. Daar zit een heel groteafbreukschade aan. En als je daar goed oververtelt, dan kan dat ook wel een positieverbeeld opleveren. Als je kan laten zien dat je ineen bepaald jaar een hele slag hebt kunnendoen, dan zullen mensen dat ook positief

34

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 34

beoordelen. Maar ik vind dat het maatschap-pelijk gezien ook gewoon moet. Het is eenorganisatieprobleem” (9). Een ander: “Er zit nog wel een verschil tussen geaccep-teerd bestuur en effectief bestuur. Het bestuuris veel meer geaccepteerd, het zijn eigen collega’s, maar de hoeveelheid tijd die daaringaat zitten... Omdat het in feite toch getalen-teerde amateurs zijn, die geen enkele voor -ervaring hebben” (13). “In dat soort culturenwaar de rechter in zit, wordt ook te veel ver -gaderd en dergelijke. Dat kan allemaal veelminder” (19). Tot slot: “Bij de kapper accep-teer je suboptimale processen ook niet.Tegenwoordig wordt bij elke bushalte aange-geven hoe lang je nog moet wachten, maar bijde rechtspraak… Dat is gewoon slechtmanagement” (30).

De uitdaging die hierin besloten ligt, is duide-lijk: “De rechtspraak moet door middel vantrial and error innovatie invullen” (6). En: “Ikben verbaasd over hoe ouderwets het in derechtspraak eraan toe gaat. Volgens mij kanveel meer digitaal dan nu gebeurt. Die slagmoeten rechtbanken maken” (31). Wellicht zijndeze beelden niet in overeenstemming metde binnen de rechtspraak zelf ervaren ontwik-kelingen op het gebied van de bedrijfsvoering.Maar dat is niet het punt: de beelden bestaanen vormen als zodanig sociale feiten.

– Bejegening van justitiabelen en partnersvoor, tijdens en na de zitting

Een ruime meerderheid van de geïnterview denonderschrijft dat zowel de administratievebejegening voorafgaand aan als de feitelijkebejegening ter zitting cruciale onderdelen vormen van de beelden die justitiabelen zichvormen van hun ervaring met de rechter. Vandie meerderheid zijn er velen die aangevendat er op deze vlakken nog een wereld te winnen valt: “De ervaring bij procespartijen iserg afhankelijk van hoe een zitting is verlopen.Komen ze goed aan het woord, zijn ze geres-pecteerd, hebben ze hun zegje kunnen doen?Nog los van hoe zo’n zaak uitdraait (…) Daarstaan rechters niet bij stil, hoe dat overkomtbij rechtzoekenden. Men heeft er geen gevoelbij hoe dat overkomt bij die mensen” (19). Eenander meent: “De burgers stellen hoge eisenaan de rechtspraak. Ze willen respectvol bejegend worden. Dan kan het niet als ze hetgevoel krijgen dat de rechter niet luistert, ofdat het te lang duurt of dat ze na lang wachtennaar mediation worden gestuurd. Het publiekis meedogenlozer geworden” (30).

– Dwalingen en controversiële vonnissenOver dit thema is de afgelopen jaren in demedia en in de wetenschap zeer veel te doengeweest. Bijna alle geïnterviewden beamendat dit feit alleen al een serieus te nemen pro-bleem vormt, nog los van de achterliggendevraag of er sprake is van meer dwalingen respectievelijk kwalitatief aanvechtbare vonnis-sen. “De rechtspraak heeft zich zeer kwetsbaar

35

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 35

gemaakt door dwalingen, waarin er sprakewas van actieve vertrouwenskwesties, afne-mend vertrouwen in de rechtspraak” (4). En:“De laatste tijd zijn er wel veel incidentenzoals strafzaken waar verkeerde uitspraken zijngedaan. Dat vind ik fnuikend, ook voor de perceptie van integriteit. Ik heb zaken meege-maakt waar bewijs heel overtuigend is, maarde verdachte toch is vrijgesproken omdat zeiets niet konden uitrekenen. Het is gek dat datgebeurt. Dit maakt veel emoties los in dezaal” (28). Sommigen trekken ook conclusies over hoebeter geborgd kan worden dat dit soort dwalingen – met name in het strafrecht – min-der voorkomt: “Het zou goed zijn als de offi-cier kritische tegenspraak krijgt; niet alleenvanuit de advocatuur, maar ook vanuit de zit-tende magistratuur. Ik houd van kruisverhoor-achtige settings. Ik ben er heilig van overtuigddat de uitspraak daar beter van wordt” (30).

De rechtspraak verkeert in een reputatiecrisis

We zagen al dat slechts enkele respondentengeen vuiltje aan de lucht zien. Dat geldt ookvoor het aantal respondenten dat alleen maarkommer en kwel vaststelt. Ook het andereuiterste in het reputatiespectrum blijft dus vrijwel onbezet. Er zijn slechts twee geïnter -view den (6 en 12) die aan de rechtspraak over -wegend negatieve kwalificaties toekennen endie een potentieel verstrekkende publieke discussie over de rechtspraak bespeuren (ofwensen).

Geïnterviewde 6 stelt: “De taak van de recht-spraak is gebaseerd op een lange traditie vandegelijkheid. Daardoor is er ook inertie inge-slopen waardoor men moeilijk tot innovatiekomt. Er is sprake van zelfgenoegzaamheid eneen onvermogen open te staan voor prikkelsen signalen om goed onderhoud en innovatiete kunnen garanderen. Daarnaast maken weeen erosie van de reputatie van de rechtermee. Er heerst een tunnelvisie met betrekkingtot strafzaken. Er zijn rechters die de foutingaan, crises die slecht gemanaged wordenen ongelukkige zaken die lang in het collec-tieve geheugen blijven hangen.” Geïnterviewde 12 komt langs andere lijnen toteen vergelijkbaar oordeel: “Mijn beeld van derechtspraak is dat het vooral een arrogantzootje is. Ik heb er een slecht beeld van. Veelte vaak denk ik, wat gebeurt hier voor mallig-heid... Ik zie hier niet een echte trend in, hetbeeld van arrogantie blijft hetzelfde tenopzichte van 20 tot 25 jaar geleden. Het is eenconservatieve groep, de opleiding verandertook niet... Het is geen communicatiekwestie.Voordat gewerkt wordt aan meer transparan-tie, moet gekeken worden naar de kwaliteit.Daar moet aan gewerkt worden.”

Tussenbalans

Het goede nieuws is dat de rechtspraak in deogen van vrijwel alle geïnterviewden zich zekerniet in een reputatiecrisis bevindt. In een tijd-perk waarin er voor publieke gezagsdragersen instellingen niet veel voor nodig is publie-

36

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 36

kelijk te worden gehekeld en gefileerd (afzonderlijke rechters zoals mr. Tom Schalkenkunnen erover meepraten), is dat winst te noemen. Maar evengoed is het glas halfleeg:de rechtspraak is ook alweer lang het puntvoorbij dat die als nagenoeg onaantastbaar‘sterk merk’ mag gelden. Deelt zelfs de recht-spraak in de algemene erosie van publiekgezag? (Zie Van der Meer, 2004; ’t Hart, 2005.)Het lijkt erop. Overigens is het zeker niet deeerste keer in de recente geschiedenis datvelen kanttekeningen plaatsen bij de organisa-tie en werkwijze van de rechtspraak (zie hoofd-stuk 1). Maar er is meer aan de hand, zo leertde clustering van respondenten bij de catego-rieën II en III (zie figuur 3.1).

Figuur 3.1 De frequentieverdeling van de opinie -

clusters

Categorie I

Categorie II

Categorie III

Categorie IV

0% 50% 100%

van de geïnterviewden

I. = rotsvaste reputatie

II. = opnemen voor reparatiegat

III. = opnemen voor reparatieballon

IV. = reparatiecrisis

De implicatie van het categorie II-perspectiefis dat de rechtspraak zich effectiever moetgaan verhouden tot een veeleisender maat-schappelijke omgeving. De implicatie van hetcategorie III-perspectief is dat verbetering vanzowel de eigen bedrijfsvoering als de bedrijfs-cultuur moet worden doorgezet en nadrukke-lijker moet worden gecommuniceerd. In deslotparagraaf van dit hoofdstuk inventariserenwe welke adviezen de geïnterviewden opbeide vlakken in petto hadden.

5 Van diagnoses naar remedies: adviezen voor reputatieversterking

Tijdens de interviews werd ook explicietgevraagd naar manieren waarop de recht-spraak zijn reputatie actief zou kunnen (ofmoeten) bewaken en verstevigen. Dat leiddetot de nodige adviezen. Deze worden hier -onder besproken.

Overeind blijven in de toeschouwers -democratie

Wie reputatie zegt, zegt media. Het eerste watde Rechtspraak te doen staat, is volgens demeeste geïnterviewden dan ook meer inzichtverwerven in hoe media werken, en dan metname op momenten dat het er echt op aan-komt. De volgende drie citaten illustreren deheersende opvattingen over de werking vande media: “Er is een cynisch spel gaande tussen de rechtspraak, politiek en media.

37

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 37

Journalisten zijn gemakzuchtig, vaak slechtgeïnformeerd en moeten gewoon de krant volhebben. Dus moet je die journalisten voeren,anders doet iemand anders het wel... De Raadis in die discussie volledig afwezig. Het gaat– in debatten – steeds alleen om een advocaatnamens zijn cliënt” (26). “De negatieve media-aandacht en het gemak waarmee de politiekachter die publieke kritiek aanloopt, makendat een veel scherpere en bredere kritiek zichontwikkelt in het publieke domein dan wan-neer je het zou baseren op algemene presta-ties. De media bespelen het publieke domein.Er is voornamelijk aandacht voor de zaken dieniet goed gaan, die komen onder een ver-grootglas. Er komt natuurlijk zelden in de krantdat er een mooie goedlopende beslissing isgeweest die goed is gemotiveerd” (23). En totslot: “De wig zit hem in de media. Terwijl rechters steeds zwaarder straffen, is het beeldin de media dat rechters voor een gruwelijkeverkrachting één week huisarrest opleggen. Enrechters praten zich de blaren op de tong omuit te leggen dat dit niet zo is.”

Er bestaan dus duidelijke ideeën over hoe hetniet zou moeten. Maar hoe zou de rechter welop kritiek moeten reageren? Meer mediawijs-heid stimuleren is één, maar daarin opererenop een manier die de organisatie past is twee.Hier staan bij de geïnterviewden meerdereopvattingen naast elkaar. Zij zijn weliswaarbetrekkelijk eenduidig van mening dat derechtspraak zich niet kwetsbaar moet makenvoor het verwijt dat hij niet bereid en in staat

is fouten toe te geven, of overwegingen dietot controversiële uitspraken hebben geleid inde openbaarheid te brengen. Geïnterviewde 4verwoordt een alom opgetekend geluid:“Als je open bent, moet je ook echt open zijn.Toegeven van fouten is geen probleem, hetdraagt zelfs bij aan de waardering. De wijzewaarop je met je fouten omgaat, is belang-rijk.” (4). De ene waarschuwt voor te hoge verwachtingen van transparantie: “Ik ben ergtegen allerlei pogingen om aan eeniedersteeds maar uit te leggen hoe ontzettendgoed we zijn, maar je moet ervoor zorgen datwat je doet begrijpelijk is. Dat staat zo totaalhaaks op de manier waarop in het land derechtspraak is georganiseerd” (13). De anderwaarschuwt tegen ‘verkleutering’: “Als je op tveen ingewikkelde zaak uitlegt, moet dat simpel. Maar oversimplificatie, dat middel iserger dan de kwaal. Er is een grens aan demate van vereenvoudiging van het verhaal. Ditis lastig in media-intensieve zaken. Het zoekenis naar de balans tussen goede bewaking vannuance in de rechtspraak, maar ook in twaalfseconden in het NOS-journaal de zaak goedkunnen toelichten” (23).

Met een rechter die op een laagdrempeligemanier processen en uitkomsten toelicht die inde publieke vuurlinie (kunnen) komen te liggen, heeft geen van de geïnterviewden eenprobleem. Maar een rechter die zichzelf of zijncollega’s al te nadrukkelijk gaat verdedigen,dat ligt gevoeliger. Het luistert nauw quamaatvoering: “Ik vind het dramatisch dat het

38

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 38

OM met een officier van Justitie bij Hart vanNL gaat zitten. Dit is te populistisch. De over-heid moet niet al te schreeuwerig in hetpublieke discours positie nemen. Zij dientbescheiden te zijn, een nederige instantie.Tot het moment dat je ten onrechte wordtaangepakt: dan moet je terugknokken met hetjuiste medium en de juiste taal, etc.” (16).

Sommige geïnterviewden onderbouwen hunvisie op de gewenste vorm en mate waarin derechtspraak zich in de media moet laten zienmet verwijzing naar de specifieke functie vande rechter in de samenleving: “De rechterheeft ook de taak om te mishagen, om tegende opinie in te gaan. Series over rechtspraakzijn allemaal zeer integer, de afwegingenkomen goed aan bod en ze worden goedbekeken. Daar ben ik dus niet bang voor. Maarik snap de angst. Buruma bijvoorbeeld legtdingen goed uit, ook moeilijke dingen. Jekunt bijvoorbeeld iemand van buiten de clubinhuren die dilemma’s goed kan voorleggenen daar vrijer in kan zijn” (26). Het idee om‘iemand in te huren’ vindt zijn oorsprong in degedachte dat media makkelijker kleven aanpersoonlijkheden: “Instituties hebben een persoonlijk gezicht nodig. Beeldinformatie iszo ontzettend belangrijk. Probleem is dat bijrechtspraak te veel gezichten te zien zijn.Beter gezegd: of geen of veel. Het OM voertslechts één gezicht op bij RTL – haar naam isSusanne Terporten. Zij is persofficier van justitie in Utrecht. Die aanpak werkt. Dus menmoet dringend op zoek naar iemand die

gezaghebbend het verhaal van de rechtspraakkan vertellen. Nu heb je de vijf hoogstebestuursrechters en die zitten heel de tijd omelkaar heen te friemelen, wat de reputatie nietten goede komt” (6). Ook de Raad van derechtspraak zelf krijgt in dit verband de nodigepraktische pr-adviezen:4 “De voorzitter van deRaad zou wel een wat meer onafhankelijke rolkunnen spelen. Hij zou wel wat bekendermogen zijn, dat hij zegt hoe moeilijk het was.Misschien zou het ook goed zijn om in eengoed praatprogramma te zitten om te vertel-len hoe het er nou aan toe gaat. Daar zittenook advocaten, daar zou dus ook een voorzit-ter van de Raad voor de rechtspraak aanwezigkunnen zijn. Dat doet hij nu niet, maar ik denkdat als hij het aanbiedt, dat hij door eeniedergevraagd wordt. Ik denk dat als ze dat doenmet een goede mediastrategie, dat ze daarwel goed aan zouden doen” (15).

Deze opvatting wordt elders bijna woordelijkherhaald. Het Openbaar Ministerie wordtdaarbij telkens expliciet als voorbeeldgenoemd: “Een van de problemen van derechtspraak is dat die niet één gezicht heeft,geen woordvoerder heeft; er is geen baas vande rechter. Dat is een gevolg van de versplin-tering van de organisatie en van de organisa-tie in de top. Er is ook onenigheid wie watmag zeggen en hoe ver men daarin maggaan. Als ze wat zeggen, dan gebeurt dat ineen forum van eigen kring. Of je moet zeggendat de voorzitter van de Raad van de recht-spraak alle controversiële uitspraken van de

39

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

4 Meer organisatorisch getinte adviezen komen in de volgende paragraaf uitvoerig aan bod.

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 39

rechtspraak kent en die kan uitleggen. Dewoordvoerder moet een goed spreker zijn,niet te belazerd de minister in zijn rol en in zijnfunctioneren toe te spreken. Het veronderstelteen beroepsgroep die dat ook een geschikterol vindt. Het is een nieuwe realiteit die via,met en door de media wordt vormgegeven endat veronderstelt ervaring en een soortantenne ervoor. En dat is momenteel allemaalniet aanwezig. Als je zou willen weten wat jezou kunnen doen, kijk naar het OM. Die heb-ben leergeld betaald, dat zijn deelnemersgeworden. Dat hebben de rechters niet endus staan ze altijd op achterstand ” (5).

Anderen benadrukken echter dat de keuzevoor ‘reputatiemanagement’ kritisch moetworden bekeken: “Waar de rechtspraak numee te maken heeft, mag niet verengd wor-den tot reputatie en reputatiemanagement;dan zijn we niet goed bezig. Als je namelijkdoet alsof je uitleg geeft, maar niet geïnteres-seerd bent in de reactie, dan is het fake” (8).Hier klinkt dus een ander geluid waarbij hetaccent niet zozeer ligt op leren van de ervarin-gen van andere instituties, maar zelf een vormvinden die past bij de eigenheid van de insti-tutie die de rechtspraak vormt: “Ik denk datde Raad voor de rechtspraak een gestructu-reerde vorm van communicatie moet ontwik-kelen en vooral ook een visie daarop. Niet percasus uitleggen, maar meer uitleggen wat jedoet op lokaal niveau. Er zijn veel momentengeweest in de afgelopen jaren, waarop niemand iets uitlegde. Ze moeten zichtbaarder

worden. Dat moet je wel met verstand doen”(9). Zinvol communiceren, betekent misschienook dat men bepaalde zaken niet moet doen,volgens deze twee voorbeelden: “De vraagvoor de raad is of hij niet moet proberen zijneigen regels te schrijven. Bij Pauw en Wittemangaat de raad het niet winnen. Die wedstrijdmoet de raad niet willen spelen. De recht-spraak moet goed blijven in wat hij is, en opzijn eigen manier communiceren” (27). Derechtspraak moet volgens een ander eeneigen vorm van pr ontwikkelen waarin respon-siviteit naar de burger toe centraal staat, zonder dat de rechtspraak daarbij moet zwich-ten voor meerderheidsopvattingen zoals degedachte dat slachtoffers meer rechten toeko-men: “Het gevaar is dat reputatiemanagementwellicht tot meer slachtoffercultus gaat leiden.Daar ben ik mordicus tegen. De magistrate-lijke kwaliteit moet voorop staan. In de huidigesamenleving hebben mensen nog weinigbesef waarom we een onafhankelijke rechter-lijke macht hebben, een EHRVM, etc. Wie datgaat vertellen? Charisma, nuance en toegan-kelijkheid zijn van belang. Iemand die gezaguitstraalt” (14).

Ook, of misschien wel juist voor dit type bood-schappen is het van essentieel belang dat jeals institutie ‘een gezicht’ naar voren kuntschuiven: “Misschien moet er wel een commu-nicerende rechter zijn die namens het systeemoptreedt. Het mag best een ‘rechter’ zijn, gamaar op zoek naar een communicatieve rechter die in duidelijke termen kan uitleggen.

40

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 40

Dat doe je niet meer met de toevallige voor-zitter van de raad. Weten hoe communicerenwerkt, zoek maar je eigen Robbert Dijkgraaf,die het prima kan uitleggen. Zo iemand isdenk ik een antwoord: hij is authentiek, heeftgezag, is van deze tijd, en spreekt aan buitenzijn peergroup” (4). Een andere ondervraagdebenadrukt nog concreter het belang van eeneigen profiel en een eigen communicatie -beleid dat niet aanvangt in de media, maar opscholen: “De raad moet zorgen dat er bijzaken met een hoog mediaprofiel rechtersgeselecteerd worden die daar goed in zijn endaaromheen goede persbegeleiding geven.Ook moet hij bezig blijven met zachtere com-municatie, zoals voorlichting, lesmateriaal voorscholen en kennisoverdracht over het staats-systeem. Kortom: meer coöperatie met hetonderwijs” (23).

De rol van de Raad voor de rechtspraak

Tot slot van dit hoofdstuk staan wij stil bij hetbredere tableau aan adviezen op het gebiedvan (de organisatie van) reputatiemanagementdie geïnterviewden voor de Raad voor derechtspraak in petto hebben. Dat de raad ertien jaar na zijn oprichting in dat opzicht noglang niet is, mag duidelijk zijn, althans volgenssommige ondervraagden: “Bij de raad heerstehet gevoel dat men toch goed bezig was,onder meer met het technologisch ontwikke-len, het professionaliseren van rechters, kwaliteitsmanagement, etc. Toen gaf ik al aan:‘ik weet niet of jullie het zo zullen redden in

het debat dat eraan zit te komen’” (7). DeRaad voor de rechtspraak is weliswaar niet ‘debaas’ van de rechtspraak, maar kan veel doenom de reputatie van de institutie te verster-ken, op allerlei terreinen. Te beginnen met decommunicatieve capaciteit van de institutie:“De raad kan rechtbanken uitdagen om opeen bepaalde manier te communiceren en hijkan rechters begeleiden, ook door middel vanscholing. Want de werelden van het recht ende pr liggen te vaak nog te ver uit elkaar” (24).En: “Ik vind wel dat als je het hebt over hetbegrip ‘legitimiteit’ en meer begrip willen voorje instituut, dat daarbij hoort dat je veel meermoet uitleggen wat je doet en waarom je hetdoet. (…) De ervaring leert dat daar waar deorganisatie een goede communicatiestrategieheeft, dat je dat ontzettend helpt” (9).

Sommigen leggen in hun advies aan de Raadvoor de rechtspraak de nadruk op meer acti-vistische pr en voorlichting. “Er ligt hier eentaak voor de Raad voor de rechtspraak om alsspreekbuis op te treden en daar wel iets aante doen” (25). Meestal worden heldere voor-beelden genoemd van contexten en casussenwaarin een actievere rol wenselijk zou zijn.Deze geïnterviewde denkt onder meer aaneen discussie met een advocaat in een praat-programma. “De rol van de Raad voor derechtspraak: de voorzitter zou wel een watmeer onafhankelijke rol kunnen spelen. Hij zouwel wat bekender mogen zijn, dat hij zegt hoemoeilijk het was. Misschien zou het ook wel-eens goed zijn om in een goed praatpro-

41

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 41

gramma te zitten om te vertellen hoe het ernou eens aan toe gaat. Daar zitten ook advo-caten, daar zou dus ook een voorzitter van deRaad voor de rechtspraak aanwezig kunnenzijn. Dat doet hij nu niet, maar ik denk dat alshij het aanbiedt, dat hij door eeniedergevraagd wordt” (15). Een ander denkt terug aan een moment dathet geluid van de raad ontbrak. Als voorbeeldnoemt hij de casus Lucia de B. Volgens hemstonden zorgvuldigheid en kwaliteit hier hetmeest onder druk. Hij had het goed gevondenals de rechtspraak helder had gemaakt wat hijuit deze casus heeft geleerd en welke verbete-ringen zijn toegepast om dit in het vervolg tevoorkomen. Hij ziet hier vooral een rol voor devoorzitter van de Raad voor de rechtspraak (2).

Bij dit alles luistert de toonzetting natuurlijknauw: “De Raad voor de rechtspraak. Die kanwel in constaterende sfeer uitspraken doen:als u dat doet, dan kunnen wij minder... Maaralsjeblieft geen noodkreten van: ‘De rechts-staat is in het geding’. De rechtsstaat lijkt welvoortdurend in het geding. Dan vraag je watprecies het risico is en dan komen er tien defi-nities” (21). Een belangrijk discussiepunt isook de taakverdeling op het gebied vanexterne communicatie binnen de verschillendegeledingen van de rechterlijke organisatie.Moet de raad de regisseur daarvan zijn, of ishet – geheel in de traditie – wenselijker om uitte gaan van een subsidiariteitsbeginsel, zoalsdeze geïnterviewde bepleit: “Als raad kom jeaan bod bij algemene kwesties. Dat komt

alleen niet zoveel voor. Bij specifieke zakenmoet de rechter of president het woord doenof een voorlichter sturen. Het is het beste alsde individuele rechter het bij individuele zakendoet. Tenzij hij onder vuur ligt, dan moet depresident optreden” (29).

Veel adviezen overstijgen het terrein van communicatie en pr. Het is ook een zaak vanbedrijfsvoering: “De rechtspraak heeft echtkansen laten liggen qua organisatie. Ik vindhet jammer dat vanuit de rechtspraak niet naarde voorkant is gelopen. Bijvoorbeeld een e-court: maak een groot court huis, maar zorgwel voor verschillende vormen zodat burgerskunnen kiezen” (25). Sommigen vinden deraad nu nog te veel een primus inter pares:“De raad kan zich wel degelijk met de onaf-hankelijkheid van de rechter bemoeien. Derechter is slechts in loondienst. Je moet jevoegen naar de instructies van de wet zelf. Alshet gaat om gedragingen, uitingen, moet menoppassen. Net zoals het staatshoofd zich ookheeft te voegen naar de volksvertegenwoor -diging” (21). En: “Het zou wel helpen als deburger weet dat de rechters ook onderdeeluitmaken van een structuur.” Het zou helpenals de raad ervoor zorgt dat de rechtspraakzich meer als een eenheid profileert” (31). Eenander zegt: “Maar met de raad alleen ben jeer niet. De rechtbankbesturen hebbendezelfde onmacht. Iedereen verwijst naar deander. Het schommelt te veel en is te veelafhankelijk van individuen. Dat kan niet. Professionele standaarden en eenzelfde basis

42

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 42

in de organisatorische context zijn essentieel.En om dat te handhaven, is een bestuurlijkeverantwoordelijkheid noodzakelijk. Andershoud je je onafhankelijkheid niet droog (…).De onafhankelijkheidsstatus van de recht-spraak staat niet ter discussie, maar wel zijnbedrijfsvoering en professie” (30).

Een laatste advies is dat de raad er simpelwegvoor moet zorgen dat hij voldoende in contactstaat met volksvertegenwoordigers, dieimmers niet alleen een cruciale schakel vor-men in de dynamiek van de publieke beeld-vorming over de rechtspraak, maar ook eencruciale rol spelen in de totstandkoming vande randvoorwaarden waaronder de rechterlijkeorganisatie moet functioneren (wet- en regel-geving, budgettering): “Het is goed dat er‘geregisseerde ontmoetingen’ zijn tussen deraad en bijvoorbeeld de politiek. Maar soms ishet nog waardevoller als je vrijelijk in eeninformele context kunt praten” (31). Met dit laatste advies, dat zo praktisch en een-voudig van aard is dat het zomaar over hethoofd kan worden gezien, besluiten we dithoofdstuk. In het nu volgende slothoofdstukreflecteren we op de betekenis van de empiri-sche bevingen met behulp van het in hoofd-stuk 2 geschetste kader.

43

Reputatie van de rechtspraak in beeld: bevindingen uit de interviews

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 43

Om te onderzoeken wat het orakelbedoelde, moest ik naar alle mensendie de naam hadden iets te weten. En ikzweer bij de Hond, mannen van Athene,want tegen u moet ik de waarheid spreken, dat ik ervaren heb dat zij diede grootste faam hadden, op mij deindruk maakten bijna de minste wijsheidte bezitten, als ik de uitspraak van degodheid toetste. Anderen die minderaanzien genoten, bleken meer verstandte hebben. (Plato in de Apologia, 22a)5

1 Reputatie en positie onder druk?

Waar situeren de geïnterviewden nu de recht-spraak in termen van de strategische driehoekvan Moore (zie figuur 2.3-2.5)? Het is moeilijkdaar een categorisch antwoord op te geven.Hoofdstuk 3 liet zien dat er sprake is van aan-zienlijke perspectief- en meningsverschillentussen de ondervraagden, en dat er vaakonderscheid gemaakt wordt tussen de situatieop verschillende rechtsgebieden. Dat in aan-merking genomen, dringen zich de volgendealgemene observaties op.

1 De missie van de rechtspraak roept bredepositieve gevoelens op, ook al verschillengeïnterviewden in de specifieke omschrij-ving van de kern van die missie. Ook de

met de missie verbonden kernwaarden(onafhankelijkheid, onpartijdigheid, integriteit en professionaliteit) kunnen– afgezien van de vraag om enkele ervanscherper te formuleren – op grote instem-ming van de gesprekspartners rekenen.

2 Het operationele prestatieniveau is eenveel minder rustig bezit. De integriteit,professionaliteit en deskundigheid van degemiddelde rechter worden hoog aange-slagen, maar tegelijkertijd plaatst een niette negeren deel van de ondervraagden kritische kanttekeningen bij de bedrijfs -voering, de niet-uitlegbare grote variatietussen rechters en rechtbanken in uitspra-ken, bejegeningspraktijken, de externecommunicatie (variërend van de uitleg vanvonnissen tot het strategisch opereren inde hedendaagse mediacratie) en hetschijnbaar beperkte zelfreflectieve vermo-gen (zoals blijkt uit de omgang met wrakingen en dwalingen).

3 De ondervraagden achten het politiek-maatschappelijk draagvlak voor de recht-spraak niet zonder meer rotsvast. Zijnreputatie is op dit moment niet vanzelf-sprekend die van een ‘sterk merk’. Meerdan twee derde van de geïnterviewdenmeent dat de rechtspraak zich wat meerzorgen zou mogen maken over de beeld-

44

5 Toelichting bij dit citaat: Socrates’ zoektocht laat volgens Plato zien dat (goede) reputatie en wijsheid uiteenlopende

ascripties zijn. Immers, eerst beschouwde hij zijn gesprekken met politici (met de beste reputatie maar de minste

wijsheid), daarna de dichters: ‘Ook van de dichters had ik algauw begrepen dat hun scheppingen niet voort -

kwamen uit wijsheid, maar dat het hen door hun aanleg ingegeven werd, zoals dat bij profeten en waarzeggers

ook gebeurt. Die doen ook allerlei prachtige uitspraken zonder te begrijpen wat ze zeggen.’ Kortom: zowel

gesprekken met publieke beslissers als met belangrijke entertainers kunnen Socrates niet van de indruk afbrengen

dat reputatie in de weg staat van wijsheid.

De rechtspraak van bolwerk totnetwerk: analyse en reflectie

4research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 44

vorming die over hem kan ontstaan (decategorie ‘reputatiegat’ uit figuur 2.5), danwel dat er ook gegronde redenen zijn omzich zorgen te maken over het functione-ren van de rechterlijke organisatie (de‘reputatieballon’ die zomaar kan barstenuit figuur 2.5). De rechtspraak is meer danvroeger voor zijn politiek-maatschappelijkekrediet afhankelijk geworden van depublieke beeldvorming over zijn functione-ren. Die beeldvorming wordt niet zozeerbepaald door verstandige commentatorendie de ‘big picture’ (patronen in debedrijfsvoering en -resultaten) in het oog houden, als wel door (a) een disproportio-neel aantal mediagenieke en dus per defi-nitie omstreden ‘grote’ dossiers (meestalstraf zaken) en (b) affaires waar het rechter-lijk optreden zelf onderwerp van kritiek is(Wilders, Chipshol, dwalingen, wrakingen,De Graaff).

In hoofdstuk 2 gaven wij aan dat werken aande strategische positionering van eenpublieke organisatie neerkomt op het vindenvan evenwichten in drie centrale spannings -velden, die wij als volgt toelichten.• Willen versus moeten: de sturingsspanning

tussen de eigen opvatting van de missieen het draagvlak voor die opvatting binnende ‘authorizing environment’.

• Willen versus kunnen: de prestatiespanningtussen de in kernwaarden, plannen enprestatieafspraken geconcretiseerde missie van de organisatie en haar daad-

werkelijke operationele capaciteit voor derealisatie van die missie.

• Kunnen versus mogen: de autorisatie -spanning tussen de feitelijke capaciteit enwerkwijze van de organisatie en het draag-vlak dat daarvoor binnen de authorizingenvironment bestaat.

De in hoofdstuk 3 gepresenteerde onderzoeks-resultaten suggereren dat leidinggevenderechters op dit moment vooral prioriteit zoudenmoeten geven aan de twee laatstgenoemdespanningsverhoudingen. De missie, hoewelenigermate ambigu, is onder de ondervraag-den simpelweg onomstreden. Van grote sturingsspanningen (zoals die wel regelmatigaan de orde zijn bij bijvoorbeeld de politie,het onderwijs en de corporatiesector) is rondde rechtspraak geen sprake. Dat maakt demissie ook een natuurlijk aangrijpingspuntvoor strategische beïnvloeding van depublieke beeldvorming over de rechterlijkeorganisatie. Uiteindelijk vindt iedereen hetessentieel dat er rechtspraak is. Wie op eigen-tijdse manier toont en uitlegt dat de organisa-tie waaraan deze taak is toevertrouwd des -kundig en gewetensvol met die opdrachtomgaat, staat al met 1-0 voor ten opzichte vanveel andere publieke organisaties waarvan demissie zelf onderwerp van meningsverschillenis (denk aan de spagaat tussen retributie enresocialisatie die de Nederlandse penitentiairesector moet maken, of aan de spanning tussende hulpverlenende, handhavende en justitiëlecomponenten van de politiefunctie).

45

De rechtspraak van bolwerk tot netwerk: analyse en reflectie

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 45

Het gat tussen missie en realisatievermogen isniet nieuw, maar maakt wel deel uit van eenrealiteit die problematisch kan worden opge-vat. Er zijn in een samenleving met miljoenenmensen natuurlijk altijd meer geschillen endelicten dan rechterlijke capaciteit om ze allemaal, tijdig en diepgaand te kunnenbehandelen. Zolang er echter een beeldbestaat dat de rechter naar vermogen doetwat hij kan, de (voor)selectie van wat wanneerbij de rechter terechtkomt op verdedigbarewijze verloopt en er voldoende alternatieveafdoeningsmodaliteiten en geschilbeslech-tingsmethoden beschikbaar zijn, is de inhe-rente prestatiespanning waar de rechtspraakmee wordt geconfronteerd voor alle partijendraaglijk te maken. Een primair zorgpunt ligtwellicht bij de vraag of de rechterlijke organi-satie wel voldoende in staat is het hoofd tebieden aan de sterk toegenomen technischecomplexiteit en inter nationale verwevenheidvan veel disputen en strafzaken, maar ook aande intrinsieke complexiteit en verwevenheidvan het recht zelf.

De problemen die de geïnterviewden signale-ren, vallen grotendeels op het vlak van demaatschappelijke waardering voor manierwaarop de rechter (rechtsgang) en de rechter-lijke organisatie (rechtspraak) opereert. Er issprake van voelbare – en bij ongewijzigdbeleid ongetwijfeld groeiende – autorisatie-spanning tussen hoe het rechterlijk bedrijfintern en extern functioneert en het verwach-tingspatroon van een ‘goed opererende recht-

spraak’ dat onze gesprekspartners als normhanteren. De een legt de nadruk op dit, en deander op dat specifieke aspect, maar gecom-bineerd rijst het beeld op van een organisatiedie een uiterst nastrevenswaardige missie opeen over het algemeen rechtschapen en toe-gewijde maar op tal van punten aantoonbaarsuboptimale en te reactieve en defensievemanier nastreeft. In termen van de ‘reputatietempel’ van figuur2.2 zijn het vooral de zuilen 2, 4 en 6 die daar-bij in het geding zijn: rechtsgang, visie en leiderschap en maatschappelijke verantwoor-delijkheid. Dit roept het beeld op van eentempel die met de helft van de zuilen die hijnodig heeft, zijn fronton en kroonlijst vangoede reputatie moet zien te dragen. Dan ishet niet ondenkbaar dat bij een stevige stormhet gehele bouwwerk schade oploopt. Maarzover hoeft het niet te komen. Er zijn zekernog voldoende mogelijkheden om tot restau-ratie van het bouwwerk over te gaan.

2 De wegen naar reputatieversterking

Hoe nu om te gaan met deze realisatiespan-ning? Of, breder geformuleerd, welke wegenstaan open voor de (leiding van de) recht-spraak om zijn toch kwetsbaar geworden repu-tatie te versterken, en de weg terug te vindennaar die van een ‘sterk merk’? De zittendemagistratuur is niet de enige die zich met eendergelijke strategische herpositionerings -opgave ziet geconfronteerd. Zo moest hetOM zich in de periode 1993-2010 van veel

46

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 46

verder terugvechten uit de diepe reputatie -crisis waarin het ten tijde van de rapportenVan Traa en Donner was terechtgekomen.

Twee richtingen

De antwoorden uit de interviews zijn in figuur4.1 in een schema geplaatst waarin een onder-scheid wordt gemaakt tussen grofweg tweediagnose- en verbeteringsrichtingen die wijhier typeren met ‘goed je werk doen’ (in ter-men van figuur 2.6: de strategie van prestatiesin overeenstemming met het verwachtings -patroon brengen) en ‘tonen hoe je het doet’(in termen van figuur 2.6: de strategie vanbekendmaken en bekend raken). Het eerstecluster heeft betrekking op primair interngerichte interventies, die tot doel hebben het

functioneren van de rechtspraak zelf te verbe-teren, zowel de inhoudelijke juridische kwali-teit van de uitspraken (ofwel de rechtspraak)als de organisatorische vormgeving van zaken(ofwel de rechtsgang). Het tweede cluster situeert de rechtspraak binnen het brederepublieke domein van opinievorming en debatover samenleving, bestuur en politiek, en steltdaarmee de wijze waarop de rechtspraak zichextern presenteert centraal. Uit figuur 4.1 blijktdat er twee uiteenlopende denkrichtingenworden geschetst om het reputatievraagstukde baas te blijven. Daarvoor is specifieke engerichte aandacht nodig voor prestaties in degebieden rechtspraak en rechtsgang; en voorpercepties in de directe interacties met stake-holders, en in de indirecte beeldvorming.

47

De rechtspraak van bolwerk tot netwerk: analyse en reflectie

Figuur 4.1 Twee denkrichtingen: prestaties en percepties

Prestaties: goed je werk doen Percepties: tonen hoe je het doet

1. In de rechtspraak (het juridisch oordelen): 2. In de directe interacties met justitiabelen en andere stakeholders:

Goede professionele kwaliteit Een mate van bezonkenheid

Juridisch inhoudelijk verstandig Aandacht voor toelichting vonnissen

In wijsheid genomen beslissingen Responsieve houding

Een zekere voorspelbaarheid/vergelijkbaarheid Tijdspaden communiceren

3. In de rechtsgang (interne organisatorische 4. In de indirecte beeldvorming via de publieke opinie:

uitvoering Persrechter heeft al verbetering gebracht

Strakkere bedrijfsvoering staat los van Nu nog meer actief responsief zijn

inhoudelijke onafhankelijkheid van rechter Uitleg geven over wat & hoe, waarom je op een bepaalde wijze

Doorlooptijden blijven doorn in het oog handelt, waarom de rechtspraak zo werkt

Meer innovatief denken en handelen is welkom Tegelijk zelf bewust bepalen wat je naar buiten wil brengen

De rol voor de Raad voor de rechtspraak (Herkenbaar) gezaghebbend gezicht geven aan de rechtspraak

duidelijker positioneren en profileren

Digitaliseren

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 47

Enkele denkrichtingen lijken op het eerstegezicht tegenstrijdig te zijn. Zo treffen we inde interviews meerdere paradoxale uitlatingen.• Een pleidooi voor wel afstand houden en

toch geen afstand bewaren.• Tegen de verwachtingen in durven te

gaan, maar wel doen aan verwachtingen-management.

• Niet doen aan pr-rechtspraak, maar welaan de burger in begrijpelijke taal uit -leggen wat je nu gedaan hebt.

• Een herkenbaar gezicht naar voren schui-ven, maar niet iemand die te aanwezig is.

• Een krachtiger bestuur, maar met respectvoor onafhankelijkheid van de rechters.

Illustratief hierbij is de manier waarop overonafhankelijkheid gepraat wordt. Bijna ieder-een vindt onafhankelijkheid de belangrijkstewaarde van de rechtspraak. Maar zij moet nietmisbruikt worden en doorslaan naar arrogan-tie. Verscheidene keren (n=5) wordt hier hetwoordpaar bolwerk/netwerk gebruikt: “Je kanalleen overleven als je je bewust bent dat jeonderdeel bent van netwerken, van mensen,groepen die naast jou staan. Wat niet wil zeg-gen dat er gelijkheid is op functie, maar welop relaties. Van bolwerk naar netwerk. Je gaatde berg af, en je komt in de horizontale relatie.(...) Maar ik zie die verandering van bolwerknaar netwerk, die is er gewoon, die wordt nietteruggedraaid” (4). Ook: “Reputatie is externkwetsbaar, het laatste bolwerk moet ook mee.Machtscorruptie: elkaar in posities houden.Belangenbehartiging, ook onder rechters. Wat

we zien zijn excessen, maar wel deel van eenproces dat in de hele samenleving heeftplaatsgevonden” (17). En: “Het rechtbank -bestuur moet actiever zijn in de publieke ver-antwoording. Daarmee verweer je je het bestetegen PVV-achtige kritiek dat de rechtspraakeen bolwerk is van D66’ers en mensen metdubbele achternamen” (30). Deze terminologieis interessant in het licht van onze eerdereopmerkingen dat de reputatie van publiekeinstituties voldoende autorisatie vereist. Eenbolwerk hoeft nauwelijks verantwoording af teleggen, behalve intern. In een netwerk zijn erveel vaker en minder voorspelbare contact -momenten tussen de verschillende professio-nele actoren onderling en tussen de institutieen de burger.

Deze respondenten vinden onafhankelijkheidde belangrijkste waarde van de rechtspraak(passend in het op de staatkundige logica vande trias gebaseerde ‘bolwerk’-denken), maarzij moet niet misbruikt worden en ook nietdoorslaan naar arrogantie (een verwijt dat pastin de netwerklogica van het moderne ‘gover-nance’-denken). Dergelijke en/en-kwestiesbrengen uiteraard de nodige dilemma’s mee.Is het mogelijk om hier een balans in te vinden?Het is niet aan ons om het ene antwoord hogerte waarderen dan het andere. Wij registrerenslechts dat deze antwoorden die op het eerstegezicht wezenlijk incoherent lijken, evenredigverdeeld naar voren komen uit de kring van‘authorizers’ en andere stakeholders van derechtspraak. Dat maakt de omgang met

48

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 48

dergelijke paradoxale verwachtingspatronentot de centrale opgave in het strategisch(reputatie)management van de rechtspraak.

Balanceeract

In het inleidend citaat van Plato boven aan dithoofdstuk zagen we dat reputatie die verwijstnaar faam, kan worden gecontrasteerd metwijsheid. Dit zet ons op het spoor van eenreputatiebegrip dat zowel gekenmerkt wordtdoor de zorg om ‘stil te presteren’ enerzijdsals door de aandacht voor percepties,bekendheid en waardering anderzijds. Dezebeide ‘sporen’ worden hieronder toegelicht engeordend in een handelingsgericht model.Reputatievorming door prestaties heeftbetrekking op een aantal van de onderstaandeelementen:• toegankelijkheid/betaalbaarheid;• snelheid, efficiëntie;• responsiviteit/respect/bejegening;• deskundigheid, bewust bekwame uitoefe-

ning van het beroep;• onpartijdigheid, neutraliteit;• motivatie, organisatiecultuur;• omgang binnen de organisatie met eigen

fouten c.q. klachten.

Uit de interviews blijkt meerdere keren datdeze elementen een belangrijke rol kunnenspelen in de vorming van ons oordeel over derechtspraak. Wanneer het vertrouwen vancliënten en partners in de rechtspraak afkalft,dan liggen suboptimale prestaties daar hoogst-

waarschijnlijk mede aan ten grondslag. Daar omis het aangewezen om dit spoor te nemen.

Reputatievorming door (gerichte beïnvloedingvan) percepties betreft dan weer de matewaarin en de manier waarop (pers)rechters enpresidenten erin slagen om zich te positionerenals gewaardeerde spreekbuizen van hunberoepsgroep. Zij moeten de buitenwachtervan overtuigen dat zij en hun collega’s hetrechterlijke werk zo goed mogelijk doen.Reputatievorming door communicatie heeftaldus geïnterviewden betrekking op onder-staande elementen: • propaganda, pr;• voorlichting, educatieve functie;• verdediging van de eigen organisatie;• verdediging en toelichting van vonnissen;• maar ook: signaalfunctie over maatschap-

pelijke/beleidsmatige/rechtspolitieke vragen.

Dit waren de meest genoemde elementen inde interviews wat het tweede – externe –spoor betreft. Daarbij is opvallend dat er vande rechtspraak een actievere, maar niet nood-zakelijk populairdere rol wordt verwacht. Responsiviteit is een groot aandachtspunt, entegelijk past het een instituut als de recht-spraak niet om overal op te reageren – ook alwordt dat door sommige partijen gevraagd.Hier tekent zich een uitdaging af die betrek -kelijk veel weg heeft van een hachelijke even-wichtsoefening. De kans is overigens klein datmen zonder struikelen de overkant haalt, maar

49

De rechtspraak van bolwerk tot netwerk: analyse en reflectie

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 49

de oefening weigeren is al helemaal geenoptie. Het meest illustratief zijn de aansporin-gen die uit journalistieke hoek komen. Dezeroepen het beeld op van de ene waakhondvan de macht (de journalistiek) die langs dekant een andere (de rechtspraak) staat aan temoedigen om dapper en strijdvaardig vooruitte komen en niet ongeïnspireerd of bang inhet mediamoeras weg te zinken.6

De beide dimensies van reputatie (de stille ende zichtbare) kennen een andere focus (ziefiguur 4.2). Links in het schema gaat het omnormatieve inbedding van sociale institutieswaarbij een organisatie legitiem is als ze aaneen minimum van de norm voldoet om haarfunctie te kunnen uitoefenen. Normen zijnweliswaar aan verandering onderhevig, maarzijn toch vooral een continue, duurzame factorin het sociale leven. Hier is dus een vrij ouder-wetse vorm van wijsheid gewenst. In de inter-views kwamen de termen ‘bezonkenheid’,‘onverstoorbaar’ en ‘onafhankelijk’ voor, terwijlmedia onvoorspelbaar, wispelturig zijn en

steeds op zoek zijn naar mediafiguren die hetgoed kunnen uitleggen. Rechts gaat het omeen streven naar een maximum aan positiefgewaardeerde zichtbaarheid in het publiekedomein. Hier is dus mediapersoonlijkheidgewenst. In de interviews vielen de termen‘kwetsbaarheid tonen’, ‘fouten toelichten’ en‘verbindingen maken’. Uiteindelijk betekentdit dat voor de rechtspraak reputatie dus altijdsamenhangt met het vinden van de juiste ver-houding tussen wijsheid en persoonlijkheid.

De gekozen figuur hieronder is een ruit. Dit iseen passende metafoor omdat ruiten (inramen) gekenmerkt worden door toegankelijk-heid en zichtbaarheid zonder dat de scheidingtussen binnen en buiten wordt opgegeven.Een nauwkeurig bewaakte vorm van transpa-rantie lijkt ook voor de rechtspraak van belangom tegemoet te komen aan de roep om res-ponsiviteit. Dat betekent niet dat alles ‘opstraat’ hoeft komen te liggen: niet alle ramenopengooien, maar ook niet alles dichttimme-ren opdat ze niet kunnen worden ingegooid.

50

6 Zo tekenden we de volgende antwoorden op: “U leeft in een mediacratie waarin heel veel zenders ook ontvangers

zijn geworden. Elke maatschappelijke organisatie is zich daarop aan het aanpassen en dat moet u ook doen.

U moet zenden, helder communiceren, afscheidnemen van uw vaktaal. Nu communiceert u alleen intern, naar

andere rechters. Hoe? Het kan me niet schelen hoe, en hoe ze dat op tv moeten doen. Zorgt u zelf maar dat u de

burgers bereikt vanuit de kern van uw beroep. Een van de dingen die ik u kan aanbevelen, is om Nederlands te

schrijven...” (journalist 1). Een ander waarschuwt tegen een verkeerd begrip van transparantie: “Transparantie is

niet hetzelfde als alles laten zien. Transparantie gaat om het proces en de verschillende stappen die je laat zien.

Als er openbaarheid van de zitting via de journalistiek binnenkomt, dan gaat het om de manier waarop het

proces wordt uitgelegd. Ik denk dat je veel meer zou moeten uitleggen waarom je tot een bepaalde uitspraak

bent gekomen” (journalist 2). Een derde benadrukt dat leergeld zal moeten worden betaald: “Ik denk dat als je

als rechtspraak naar buiten gaat treden, er nog meer fouten zullen worden gemaakt, wat leidt tot nog meer

reputatieschade. Maar het niet doen, nee… De televisie werkt als een barre werkelijkheid, waarbij je keihard

wordt afgestraft. Te weinig elan, een foute stropdas, niet goed kunnen formuleren... Maar ik denk dat je mensen

wel kan trainen en wel kan leiden. Ben ik een goede woordvoerder? Ben ik geschikt om dit te doen? Die discussie

moet je aangaan. Niet arrogant zijn, wel toelichtend. Zodra je dat pad op gaat, is het evident dat er weer debat

ontstaat, maar het is heel belangrijk dat het gebeurt” (journalist 3).

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 50

Een gave ruit is tegelijk glashelder en tamelijkhard. De rechtspraak van morgen investeert inheldere communicatie (verbinding) en blijfttegelijk onafhankelijk en neutraal (afscheiding).

In de marketingliteratuur wordt gesteld datreputatie geen doel op zich is. In de bedrijfs-kunde stelt men dat reputatie het middel is endat ‘oriëntatie’ (wat hier duidt op het organise-

51

De rechtspraak van bolwerk tot netwerk: analyse en reflectie

Figuur 4.2 De reputatieruit van de rechtspraak

Prestaties: goed je werk doen Percepties: tonen hoe je het doet

onzichtbaar kwaliteit REPUTATIE faam zichtbaar

ambtelijk bestuur media

wijsheid persoonlijkheid

A B

ORIËNTATIE

C

bezonkenheid

onverstoorbaarheid

onafhankelijkheid

kwetsbaarheid

fouten toelichten

verbindingen maken

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 51

ren van verschillende componenten binneneen systeem om meer slagkracht te genere-ren) het doel is. Daarom is oriëntatie hieropgenomen als uiteindelijk gewenste situatie(C): dat men een voldoende gedeeld besefheeft waarom men ertoe doet en waarop mengericht moet zijn als institutie. Afgaand op hetantwoord van de Nederlandse elite zal menhiertoe een dubbel spoor moeten volgen datovereenkomt met de twee veel genoemdesleutelbegrippen voor de reputatie van derechtspraak: onafhankelijkheid en verbinding.

Optimale oriëntatie kan dus uitsluitend wordenbenaderd wanneer men de discussie overreputatie voert langs de twee sporen en mensteeds van geval tot geval een goed berede-neerde afweging maakt wanneer en in welkemate de nadruk op A respectievelijk op Bgewenst is. De rechtspraak moet dan ook zelfin algemene zin bepalen welke momenten,fora, thema’s, zaken, etc. zich lenen voor eentype A- respectievelijk een type B-benadering.Er zal in de toekomst dus sprake zijn van eenconstant oscillerende beweging om tot internen extern verbindende verhalen te komen.

3 Naar evenwichtig reputatie -management

Zo dringt zich nog een beeld op van eenVrouwe Justitia die als product- en proces -bewaakster voortdurend het belang vanafstandelijke wijsheid en verbindende persoonlijkheid afweegt. Vóór de horizontali-

sering van het openbare leven kon zij nog uit-sluitend uit het A-vaatje tappen: gewoon rechtspreken als uitkomst van onafhankelijke wijs-heid zonder meer. Nu de B-wereld aan indrin-gendheid en complexiteit heeft gewonnen enhaar positie in die wereld onder druk staat,moet zij nu bovendien beter toelichten hoe zijhaar rol ziet, hoe zij te werk gaat en waarombepaalde beslissingen genomen zijn. Om dezorgen over haar reputatie enigszins af tezwakken, heeft zij nu beide weegschalennodig om telkens te kijken waar afstand enwaar verbinding geboden is. Uit de interviewskomt naar voren dat als zij hierin geoefendraakt, zij zelfs mogelijk beter dan voorheenhaar werk zal kunnen verrichten.

Tot besluit

Reputatiemanagement binnen overheidsinsti-tuties is nog maar een tamelijk jong en weinigbestudeerd issue. Wij hopen dat we met dezestudie hebben bijgedragen aan de verkenningvan dit pas ontgonnen gebied. Dat de huidigebezorgdheid in termen van reputatie van derechtspraak wordt geuit, zegt mogelijk ietsover de intrede van een andere cultuur in hetopenbaar bestuur: een zekere vermarkting ofvermarketing. Hoe valt die te rijmen met destabiele monopoliecultuur die deze institutievan haar oorsprong kenmerkt? Reputatie alsbegrip komt uit de bedrijfs- of communicatie-wetenschappen. Het is afkomstig uit markt-contexten waarbij sprake is van concurrentieom de gunsten van beleggers en consumen-

52

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 52

ten, mensen met exit-opties. Dit overplantennaar de rechterlijke organisatie, een klassiekemonopolist die opereert in de staatkundigetraditie van de trias politica, is zeer gecompli-ceerd, zo niet problematisch. Het strektdaarom tot aanbeveling het discours van dereputatie niet zonder voorzorg te projecterenop de wereld van het recht en de rechtsstaat.Die voorzorg bestaat erin dat we alert blijvenop de bijzondere positie van het instituut dat,mits het georiënteerd blijft op zijn kernwaar-den, een heel eigen functie vervult ten dienstevan een stabiele samenleving. De rechter isecht de laatste beslisser en dat recht komthem alleen toe. Wanneer de rechter kamptmet reputatieproblemen, mag dat in materiëlezin niets veranderen aan de uitoefening vandat recht, maar eventueel wel aan de wijzewaarop het wordt georganiseerd, gecommuni-ceerd en verantwoord.

53

De rechtspraak van bolwerk tot netwerk: analyse en reflectie

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 53

Bibliografie

Alford, J. & J. O’Flynn (2009). ‘Making Sense of Public Value: Concepts, Critiques and EmergentMeanings’. International Journal of Public Administration, 32 (3-4), pp. 171-91.

Benington, J. & H.M. Moore (2010). Public Value: Theory and Practice. Londen: Palgrave MacMillan.

Bos, C. van den & A. Brenninkmeijer (2012). ‘Vertrouwen in wetgeving, de overheid en de recht-spraak’. Nederlands Juristenblad, 87/21, pp. 1451-57.

Boin, R.A., M.H.P. Otten & S.L. Kuipers (red.) (2000). Institutionele Crises: Breuklijnen in Beleids-sectoren. Alphen aan den Rijn: Samsom.

Bovend’Eert, P. (2012). ‘Het vertrouwen van de rechter in de rechtspraak’. Nederlands Juristen-blad 87/4, pp. 269-75.

Bovens, M., P. ’t Hart, S. Dekker, G. Verheuvel & E. de Vries (1998). ‘Van persbericht tot politiekschandaal: IRT en de media’. Beleid & Maatschappij, 25/5, pp. 276-84.

Brink, G. van den (2009). Geloofwaardige Rechtspraak: De Rechter als Bruggenbouwer. Recht-spraaklezing 2008. Den Haag: Sdu Uitgevers.

Brommet, E. (2002). Van Rechterlijke Macht naar Rechterlijke Organisatie. Den Haag: Sdu.

Chavannes, M. (2012). Rechtspraak en Publiek Debat: van Speelbal tot Gids en Baken. Recht-spraaklezing 2011. Den Haag: Sdu Uitgevers.

Docters van Leeuwen, A. (1998). ‘De magistraat van de toekomst’. In: R.H.M. Jansen & D.A.C.Koster (red.). De Magistraat van de Toekomst. Nijmegen: Stichting Studiecentrum Rechtspleging,pp. 37-47.

Eshuis, R.J.J., N.E. Heer-de Lange & B.J. Diephuis (red.) (2011). Rechtspleging Civiel en Bestuur2010. Den Haag: Sdu Uitgevers.

54

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 54

Fombrun, C.J. & N. Gardberg (2000). ‘Who’s Tops in Corporate Reputation’. CorporateReputation Review, 3 (1), pp. 13-7.

Fombrun, C.J. & M. Shanley (1990). ‘What’s in the name. Reputation Building andCorporate Strategy’. Academy of Management Journal, vol. 33, nr. 2, pp. 233-58.

Griffiths, J. (2011). ‘Vertrouwen in de rechtspraak?’ Nederlands Juristenblad, 86/11, pp. 1028-31.

Hargrove, E.C. & J.C. Glidewell (1990). Impossible Jobs in Public Management. Lawrence, KS:University Press of Kansas.

Hart, P. ’t (2005). ‘Doing better, feeling worse: Over de erosie van overheidsgezag’. B&M: Tijd-schrift voor Beleid, Politiek en Maatschappij, 32(4), pp. 226-38.

Hertogh, M. (2012). ‘Een betere klachtenprocedure vergroot het vertrouwen in de rechtspraak’.Nederlands Juristenblad, 87/11, p. 742.

Hoekema, A.J. (1971). Vertrouwen in Justitie: Resultaten van een Vergelijkend Onderzoek.Alphen aan den Rijn: Samsom.

Huls, N. (2004). Rechter, Ken Uw Rechtspolitieke Positie! Utrecht: Lemma.

Husken, M. & R. Kagie (2003). ‘Rechters zitten niet op een wereldvreemd eiland’. Vrij Nederland,11 oktober, pp. 48-54.

Jagt, R. van der (2002). ‘De waarde van waarden in het transparantietijdperk’. Holland Manage-ment Review, 83, pp. 71-9.

Jensma, F. (2010). ‘De rechter als doelwit en de mens in een toga’. Trema, 33/7, pp. 283-8.

Klijn, A. (2011). ‘Redactioneel’. Rechtstreeks, 2011/1, pp. 3-6.

Meyer, M.W. & L.G. Zucker (1989). Permanently Failing Organizations. Londen: Sage Publications.

Moore, M. H. (1995). Creating Public Value: Strategic Management in Government. New York:Harvard University Press.

55

Bibliografie

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 55

Murphy, P. (2010). ‘The Intractability of Reputation: Media Coverage as a Complex System in theCase of Martha Stewart’. Journal of Public Relations Research, 22 (2), pp. 209-37.

Plato (2010). Verzameld werk deel 2. Vert.: School voor filosofie. Ars Floreat p. 6, 22a.

Riel, C. van (2001). ‘Reputatie steeds grijpbaarder’. Communicatie, 7 (12), pp. 24-5.

Saxton, K.M. (1998). ‘Where do Reputations come from?’ Corporate Reputation Review,1 (4), pp. 393-9.

Selznick, P. (1957). Leadership in Administration: A Sociological Interpretation. Californië: Harper& Row.

Sharman, J. C. (2007). ‘Rationalist and Constructivist Perspectives on Reputation’. Political Studies:2007 (55), pp. 20-37.

Smilde, M. (2003). ‘De rechter, het oordeel en de stem des volks’. M Magazine/NRC Handels-blad, augustus, pp. 49-58.

Stuiveling, S. (2010). Transparantie en Rechtspraak: kennis delen met de samenleving, Recht-spraaklezing 2009. Den Haag: Sdu.

Terry, L.D. (2003). Leadership of Public Bureaucracies. The Administrator as Conservator. NewYork: M.E. Sharpe.

Tulder, R. van & Zwart, A. van der (2003). Reputaties op het Spel. Maatschappelijk VerantwoordOndernemen in een Onderhandelingssamenleving. Utrecht: Het Spectrum.

Van der Meer, T. (2004). ‘Vertrouwen in de rechtspraak: Empirische bevindingen’. Rechtstreeks,2004/1, pp. 8-55.

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2002). De Toekomst van de NationaleRechtsstaat, Den Haag: Sdu Uitgevers.

Witteveen, W.J. (1991). Evenwicht van Machten. Zwolle: Tjeenk Willink.

www.reputationinstitute.com. Geraadpleegd op 17 mei 2012.

56

research memoranda 2012-4 12-10-12 09:47 Pagina 56