37
Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang Sectorbeschrijving 5 september 2013

Sectorbeschrijving - UWV - Voor Particulieren WJK 5... · en cao’s. De Kinderopvang en WMD zijn grotere branches (met respectievelijk 89.000 en 61.000 werknemers), de Jeugdzorg

  • Upload
    vanliem

  • View
    216

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang Sectorbeschrijving 5 september 2013

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 1

Samenvatting 2

Inleiding 4

1. Werkgelegenheid en vacatures 6

2. Trends en ontwikkelingen 10 enstverlening

ng

3. Tekorten en overschotten 16

ijn

4. Kansen en mogelijkheden 19

Literatuurlijst 27

Bijlage I Sociaaleconomische structuur 29

ng ende organisaties

Bijlage II Extra tabellen 32

Colofon 35

2.1. Welzijn en Maatschappelijke Di 10 2.2. Jeugdzorg 11 2.3. Kinderopva 14

3.1. Huidige situatie 16 3.2. Middellange term 17

4.1. Kansen voor uitstromers 19 4.2. Kansen voor instromers 22

Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening 29 Jeugdzorg 29 Kinderopva 29 Brancheoverstijg 30 Handige websites 30

Inhoudsopgave

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 2

Drie branches, verschillend in omvang en werknemerspopulatie g en Kinderopvang werkten

erkgelegenheid krimpt r is tot enkele jaren geleden gegroeid, in de Kinderopvang zelfs fors. Aan

s schattingen 12 procent minder banen or

an

n belangrijke transitie. Per 1 januari 2015 wordt de verantwoordelijkheid

aard

ing

. De omslag

it

n te schatten

rognoses beschikbaar.

raag naar andere competenties van het personeel sterk in de aandacht. In de Kinderopvang is

werkers op

(cq. krijgen) te maken met nieuwe manieren van werken als

verschotten aan personeel erschotten op de arbeidsmarkt in alle drie de branches. Organisaties

l met het

ok voor de (middel)lange termijn wordt rekening gehouden met overschotten aan personeel in de drie

In de branches Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (WMD), Jeugdzoreind 2012 180.000 mensen. In de Kinderopvang waren het er ongeveer 89.000, waarvan het grootste deel (65 procent) middelbaaropgeleid is. De branche WMD biedt werkgelegenheid aan 61.000 mensen. Bijna twee derde daarvan is hogeropgeleid (hbo of hoger). De Jeugdzorg is het kleinste, met 30.000 werknemers. Deze branche kent het grootste aandeel hogeropgeleiden (meer dan drie kwart). WDe werkgelegenheid in de sectodeze groei is een einde gekomen. Er is nu sprake van krimp:

In de kinderopvang is de krimp in 2013 het grootst: volgenvan werknemers. In 2012 daalde het aantal banen al met 8 procent. De krimp wordt veroorzaakt dobezuinigingen op de kinderopvangtoeslag, maar ook de stijgende werkloosheid doet de behoefte aan kinderopvang afnemen. De komende jaren daalt het aantal kinderopvangbanen verder met 1-3 procent per jaar. In totaal wordt voor de periode 2011-2015 rekening gehouden met een krimp v23 procent.

De Jeugdzorg staat voor eeovergeheveld naar gemeenten. Door meer te investeren in preventie en lichtere vormen van ondersteuning wordt onnodig beroep op zwaardere vormen voorkomen. De transitie gaat gepmet een korting op het budget, oplopend tot 15% in 2017. De eerste arbeidsmarkteffectrapportageover de transitie schat in dat het werkgelegenheidsverlies in 2017 ten opzichte van 2011 kan variërenvan 17 tot 29 procent. Wanneer daarnaast rekening wordt gehouden met frictiekosten en andere beleidsmaatregelen kan die krimp nog verder oplopen. Naast een krimp zal zich ook een verschuivvan de werkgelegenheid voordoen naar preventie en lichtere vormen van hulpverlening.

Welzijnsorganisaties zijn vooral afhankelijk van gemeenten als opdrachtgever en financiernaar Welzijn Nieuwe Stijl, waarin mensen worden gestimuleerd meer zelf de verantwoordelijkheid te nemen, gaat gepaard met kleinere budgetten. Mede hierdoor krimpt de werkgelegenheid al sinds 2008. De komende jaren zal deze waarschijnlijk geleidelijk verder afnemen. De branche houdt op dmoment rekening met een krimp van 4,5 procent per jaar. Er liggen ook kansen voor welzijnsorganisaties door de transitie van de jeugdzorg, maar op dit moment is moeilijk iin hoeverre dit tot extra werkgelegenheid in WMD zal leiden.

In het najaar van 2013 en het voorjaar van 2014 komen nieuwe p VIn alle drie de branches staat de kwaliteitveel aandacht voor veiligheid en gezondheid, maar ook voor de pedagogische ontwikkeling van kinderen.Er wordt gepleit voor het verhogen van het opleidingsniveau van medewerkers, van mbo-niveau 3 naar 4 (of hoger), of voor breder samengestelde teams waarin ook hogere opleidingsniveaus zijn vertegenwoordigd. De afgelopen jaren is vanuit de branche gewerkt aan bijscholing van medehet terrein van pedagogisch handelen. De branches WMD en Jeugdzorg hebbengevolg van Welzijn Nieuwe Stijl en de Transitie Jeugdzorg. Deze nieuwe aanpakken vragen om andere competenties van medewerkers: kennis van de nieuwe doelgroepen en aanpakken en vaardigheden ommensen te kunnen helpen zelf verantwoordelijkheid te nemen en participatie te bevorderen. Het wordt ook belangrijker om de meerwaarde van Jeugdzorg en WMD goed zichtbaar te kunnen maken, omdat organisaties (meer dan voorheen) moeten meedingen naar opdrachten. Er is er minder behoefte aan medewerkers op mbo-niveau. Beide branches investeren op dit moment in het toerusten van het personeel op de (aanstaande) veranderingen met professionaliseringstrajecten. OOp dit moment is er sprake van ovhebben te maken met hervormingen, kleinere budgetten en onzekerheid over de wijze waarop kabinetsbeleid wordt uitgewerkt. Ze zijn voorzichtig met het aannemen van personeel, en vooraaanbieden van vaste contracten. Bezuinigingen vangen ze op door tijdelijke contracten niet (meer) te verlengen en met natuurlijk verloop. Inmiddels zijn er ook al gedwongen ontslagen gevallen. Al met al daalt het aantal vacatures en stijgt het WW-volume. Obranches. Het overschot is het grootst in de Kinderopvang: daar zal vooral een overschot zijn aan pedagogisch medewerkers op mbo-niveau 3. Voor de branche WMD wordt rekening gehouden met overschotten aan medewerkers culturele en maatschappelijke dienstverlening op hbo-niveau en

Samenvatting

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 3

medewerkers sociaalagogisch werk op mbo-niveau 4. Ook in de Jeugdzorg lopen de overschottenkomende jaren naar verwachting op, met name voor medewerkers sociaalpedagogische dienstverleningen medewerkers culturele en maatschappelijke dienstverlening (beide op hbo-niveau). De omvang van doverschotten is moeilijk in te schatten, omdat de meest recente inzichten nog niet in de prognoses zijn meegenomen. Najaar 2013 en voorjaar 2014 verschijnen nieuwe prognoses. Dan is ook beter zicht te krijgen op de (te verwachten) omvang van de overschotten.

de e

an werk naar werk centraal aillissementen en reorganisaties – al mensen ontslagen. In de

l

l te helpen

geling

n bovendien aan

ansen op werk in de sector de komende jaren niet groot n voor jongeren die een opleiding

wo-

arkt - niet voor de hand om instroomprojecten te starten of

ten

erd

VIn de Kinderopvang worden – door fwelzijnsector zijn de afgelopen jaren 8000-9000 banen verdwenen. Naar verwachting zal het aantabanen ook de komende jaren nog verder afnemen. Naar aanleiding van ontwikkelingen in de verschillende branches worden initiatieven genomen om het (potentieel) boventallige personeebij het zoeken naar ander werk. Zo hebben de Sociale Partners in de branches WMD, Jeugdzorg en Kinderopvang het inititiatief genomen tot het oprichten van een Loopbaanwinkel, een stimuleringsreen een digitaal Loopbaanplein. Tevens zijn loopbaanpaden ontwikkeld voor personeel uit alle drie de branches. Het Ministerie van VWS biedt financiële ondersteuning voor regionale initiatieven om boventallige medewerkers te helpen bij het vinden van ander werk. Soms gaat het om omscholingsprojecten, soms om individuele loopbaanondersteuning. De branches werkesectorplannen om de huidige uitdagingen op de arbeidsmarkt te kunnen aanpakken. KDe geschetste ontwikkelingen maken dat de arbeidsmarktperspectievein welzijn, jeugdzorg of kinderopvang kiezen, minder aantrekkelijk zijn. Voor de relevante mbo-opleidingen wordt de kans op een baan na de opleiding op matig of gering ingeschat. Op hbo- enniveau lijken de perspectieven iets beter. Het ligt – gezien de situatie op de arbeidsmwerkzoekenden op te leiden voor functies in deze sector. Vooral de welzijnsector biedt mogelijk wel kansen om werkzoekenden met behoud van uitkering in te zetten als vrijwillger of werkervaring te laopdoen, bijvoorbeeld in opvanghuizen, wijkcentra, peuterspeelzalen, buurthuizen of bij de ondersteuning van mantelzorgers. Om deze groep perspectief te bieden is het vaak wel noodzakelijk om te investeren in de continuïteit van het werk, goede begeleiding en voorafgaande training. Ook wordt gewezen op het risico van verdringing, bijvoorbeeld wanneer het gaat om werk dat voorheen door betaalde krachten wgedaan.

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 4

In tijden van crisis is het van belang om te weten waar zich werkgelegenheidsmogelijkheden aandienen.

WV maakt samen met werkgevers- en werknemersorganisaties en arbeidsmarktdeskundigen

G en S-BB

it is de sectorbeschrijving over Welzijn en Maatschappelijke dienstverlening, Jeugdzorg en In deze

e sectorbeschrijving geeft een beeld van de actuele arbeidsmarktontwikkelingen in de drie branches. Zij

t

omenteel wordt gewerkt aan sectorplannen voor de drie afzonderlijke branches. Deze sectorbeschrijving

hoofdstuk 1 wordt een beeld geschetst van de werkgelegenheid en de vacature-ontwikkeling. Daarbij

moeten

ijlage I geeft een beschrijving van de sociaaleconomische organisatie van de sector: de cao’s die er van

Kennis over te verwachten tekorten en overschotten maakt het mogelijk om te voorkomen dat vacatures onnodig lang openstaan, of dat mensen onnodig werkloos worden of blijven. Ubeschrijvingen van meer dan twintig sectoren. Dit project wordt begeleid door een landelijke klankbordgroep, waarin – naast UWV – landelijke werkgevers- en werknemersorganisaties, VNzitting hebben. Alle beschrijvingen worden gepubliceerd op www.werk.nl/arbeidsmarktinformatie en zijn bedoeld voor arbeidsmarktprofessionals van gemeenten, regio’s, branches, et cetera. DKinderopvang. In veel andere publicaties worden Zorg en Welzijn als één sector beschouwd. beschrijving gaat het alleen om de hier genoemde branches. Over de Zorg is een aparte beschrijving gepubliceerd. Dschetst de ontwikkelingen in werkgelegenheid, vacaturemarkt en het arbeidsaanbod. Zij beschrijft de trends, maar centraal staan (toekomstige) overschotten en tekorten, en de instroomperspectieven. Desectorbeschrijving is gebaseerd op bestaande bronnen. Een zeer belangrijke bron is het programma Arbeidsmarkt in Zorg en Welzijn (AZW). Daarnaast is gebruikgemaakt van informatie van het CBS, heResearchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), FCB en UWV. De bevindingen zijn voorgelegd aan en afgestemd met deskundigen uit de sector. Zij hebben ook geholpen met het duiden van de ontwikkelingen. Mbiedt hiervoor een goede basis, omdat het alle beschikbare arbeidsmarktinformatie uit verschillende bronnen samenbrengt. Inwordt zowel naar de actuele situatie als de prognoses gekeken. Hoofdstuk 2 beschrijft de markante trends in de sector. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van (toekomstige) overschotten en tekorten. Hoofdstuk 4 beschrijft het profiel en de mogelijkheden van medewerkers uit de sector die op zoek naar een andere baan. Daarnaast is er aandacht voor de instroomkansen van schoolverlaters en zij-instromers, en regionale verschillen daarin. Bkracht zijn, relevante kennisorganisaties en O&O-fondsen en links naar interessante sociaaleconomische en arbeidsmarktinformatie. In bijlage II is een aantal tabellen opgenomen met gedetailleerde informatie.

Inleiding

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 5

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 6

Drie afzonderlijke branches appelijke Dienstverlening (WMD), Jeugdzorg en Kinderopvang werken

WMD

abel 1 Werkgelegenheid in WMD, Jeugdzorg en Kinderopvang neme

In de branches Welzijn en Maatschin totaal 180.000 mensen. Het zijn echter aparte branches, met bijvoorbeeld eigen branche-organisaties en cao’s. De Kinderopvang en WMD zijn grotere branches (met respectievelijk 89.000 en 61.000 werknemers), de Jeugdzorg is kleiner (30.000 werknemers). Sinds 2008 is de werkgelegenheid ingekrompen, en in de Jeugdzorg gelijk gebleven. In de kinderopvang was er een stijging tot 2011, sindsdien is de werkgelegenheid dalende. TAantal werk rs eind 2012 en 2008

2008 2012

Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening 69000 61000

Sociaal Cultureel Werk, bijvoorbeeld jongerenwerk

Bureaus Sociaal Raadslieden/rechtshulp

Algemeen maatschappelijk werk Maatschappelijke opvangcentra voor bijvoorbeeld daklozen, tienermoeders of blijf-van-mijn-lijfhuizen

Peuterspeelzalen

Jeugdzorg 30000 30000

Bureaus Jeugdzorg

Organisaties voor jeugd- en opvoedhulp

Kinderopvang* 80000 89000

Dagopvang (0-4 jaar)

Buitenschoolse opvang (4-12 jaar)

Totaal WJK 179000 180000 Bron: www.fcb.nl/arbeidsmarktinformatie (op basis van PGGM).

eld in het kader van het AZW-programma worden gepubliceerd.

isaties. Deze nemen overigens in toenemende mate

e branches worden nog wel eens verschillend afgebakend. Zo worden peuterspeelzalen (in andere

De werkgelegenheid per branche wijkt af van cijfers die bijvoorbeDit heeft te maken met de gehanteerde bronnen. CBS kan bijvoorbeeld de peuterspeelzalen niet onderscheiden van de kinderopvang, hetgeen in bovenstaande tabel wel is gebeurd. *Gegeven wordt het aantal werknemers van kinderopvangorganpeuterspeelzaalwerk over (e.e.a. op verzoek van gemeenten).

Dbronnen) ook wel tot de Kinderopvang gerekend in plaats van tot Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. Ook de Jeugdzorg wordt soms breder afgebakend. In een recent rapport worden bijvoorbeeld de onderdelen van de GGZ, gehandicaptenzorg en welzijn die zich specifiek richten opjeugdigen, tot de ‘brede sector’ Jeugdzorg gerekend1.

1 Zie bijvoorbeeld M. Hollander, e.a. Arbeidsmarkteffectrapportage transitie Jeugdzorg. Zoetermeer, januari 2013.

1. Werkgelegenheid en vacatures

Meerderheid werknemers is vrouw, veel deeltijders Tabel 2 Achtergrondkenmerken werknemers 2012

WMD Jeugdzorg Kinderopvang

Geslacht

Man 26% 26% 4%

Vrouw 74% 74% 96%

Leeftijd

18-34 jaar 26% 38% 57%

35-49 jaar 37% 37% 29%

50 jaar en ouder 38% 25% 14%

Omvang dienstverband

Gemiddelde werkweek 24,8 uur 28,8 uur 22,3 uur Bron: FCB, Factsheets 2012

Tabel 2 geeft een aantal karakteristieken van het personeelsbestand in de drie branches:

In alle drie de branches werken veel vrouwen: in WMD en Jeugdzorg is ongeveer driekwart van de werknemers vrouw, in de Kinderopvang werken vrijwel alleen vrouwen.

De leeftijdsopbouw verschilt wel behoorlijk tussen de drie branches. In WMD werken de meeste ouderen: ruim een derde van de werknemers is 50 jaar of ouder. In de Kinderopvang werken juist heel veel jongere werknemers: ruim de helft is daar jonger dan 35 jaar. De Jeugdzorg neemt qua leeftijdsopbouw een tussenpositie in.

In alle drie de branches wordt veel in deeltijd gewerkt. In de kinderopvang wordt het meest parttime gewerkt: de gemiddelde werkweek is daar 22,3 uur. In WMD en Jeugdzorg is gemiddelde werkweek wat langer, respectievelijk 24,8 en 28,8 uur.

Werknemers Jeugdzorg en WMD hoog opgeleid, Kinderopvang vooral mbo Tabel 3 Opleidingsniveau werknemers naar branche 2010

WMD Jeugdzorg Kinderopvang

Vmbo 7% 3% 7%

Havo/vwo 3% 3% 1%

Mbo 27% 13% 65%

Hbo 51% 63% 22%

Wo 12% 18% 5% Bron: AZW, Werknemersenquête Zorg en WJK 2011

In alle drie de branches overheersen de agogische en gedragswetenschappelijke opleidingen. Toch bestaan er onderling flinke verschillen in werknemerspopulatie. Werknemers in de Jeugdzorg zijn over het algemeen hoogopgeleid: 63 procent heeft een hbo-opleiding afgerond. Ze werken bijvoorbeeld als jeugdhulpverlener, bemiddelaar pleegzorg, jeugdbeschermer, jeugdreclasseerder of pedagogisch medewerker. 18 procent heeft een wo-opleiding (bijvoorbeeld (ortho-)pedagogen, psychologen, beleidsmedewerkers). Ook de WMD kent een relatief hoog aandeel hogeropgeleiden. Ongeveer de helft heeft een hbo-diploma. Ze werken bijvoorbeeld als jongerenwerker, maatschappelijk werker, ouderenadviseur of als sociaal-cultureel werker of sociaalpedagogisch werker op hbo-niveau. Ruim een kwart heeft een mbo-opleiding (bijvoorbeeld sociaal-cultureel werker of sociaalpedagogisch werker op mbo-niveau, budgetconsulenten). In de kinderopvang is het grootste deel (65 procent) van de werknemers middelbaaropgeleid. Een groot deel daarvan werkt als pedagogisch medewerker in kinderdagcentra en buitenschoolse opvang.

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 7

Box 1 Veelvoorkomende beroepen

Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening Jongerenwerker (mbo en hbo) Maatschappelijk werker (hbo) Sociaal-cultureel werker (mbo en hbo) Sociaalpedagogisch werker (mbo en hbo) Ouderenadviseur (hbo) Budgetconsulent (mbo) Activiteitenbegeleider (mbo) Woonbegeleider maatschappelijke opvang (hbo) Peuterspeelzaalleidster (mbo) Jeugdzorg Ambulant hulpverlener/jeugdhulpverlener (hbo) Bemiddelaar pleegzorg (hbo) Jeugdbeschermer (hbo) Jeugdreclasseerder (hbo) Woonbegeleider - pedagogisch medewerker (mbo en hbo) Gezinsvoogd (hbo) Behandelcoördinator (wo) Gedragswetenschapper, -deskundige (wo) GZ-psycholoog (wo) Orthopedagoog (wo) Kinder- en jeugdpsycholoog (wo) Kinderopvang Pedagogisch medewerker (mbo en hbo) Pedagogisch medewerker BSO (mbo en hbo) Assistent leidinggevende (mbo en hbo) Leidinggevende (hbo) Pedagogisch beleidsmedewerker (hbo) Bemiddelingsmedewerker gastouderbureau (mbo) Hoofd gastouderbureau (hbo) Praktijkopleider (mbo) Peuterspeelzaalleider (mbo)

Bron: Beroepengids 2012, FCB. De beroepen op wo-niveau zijn benoemd door de betreffende branche-organisaties.

Prognose: werkgelegenheid krimpt de komende jaren De werkgelegenheid in alle drie de branches is tot enkele jaren geleden gegroeid. In de Kinderopvang zelfs fors. Aan deze groei is een einde gekomen. Er is nu sprake van krimp. Deze wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door bezuinigingsmaatregelen. Die worden in het volgende hoofdstuk nader toegelicht. Voor 2013 wordt rekening gehouden met een verdere werkgelegenheidskrimp in alle drie de branches (zie tabel 4):

In de kinderopvang is de krimp het grootst. In 2012 daalde het aantal banen al met 8 procent. Voor 2013 wordt een krimp verwacht van 12 procent. Ook de jaren daarna zal de werkgelegenheid dalen, zij het minder sterk. In totaal wordt voor de periode 2011-2015 rekening gehouden met een werkgelegenheidsverlies van 23%.

De werkgelegenheid in Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening krimpt al langer, sinds 2008. Voor de komende jaren wordt rekening gehouden met een verdergaande, geleidelijke krimp (naar verwachting 4,5% per jaar). Op dit moment wordt gewerkt aan een arbeidsmarkteffectrapportage van de voorgenomen maatregelen in de AWBZ en de WMO die van invloed zijn op de Care (waaronder WMD). De resultaten zijn dit najaar bekend. Dan is beter in te schatten hoe de werkgelegenheid zich de komende jaren zal ontwikkelen.

De werkgelegenheid in de Jeugdzorg bleef tot op heden redelijk stabiel. Voor de komende jaren wordt echter rekening gehouden met een forse krimp. Dit komt vooral voort uit de decentralisatie van de Jeugdzorg naar gemeenten, die gepaard gaat met een bezuiniging op het budget. De effecten zijn op dit moment nog moeilijk in te schatten. FCB acht een werkgelegenheidskrimp van rond de 30 procent tussen 2011 en 2017 aannemelijk. Ook hier zal de eerdergenoemde arbeidsmarkteffectrapportage van voorgenomen maatregelen in de AWBZ en de WMO een betere schatting mogelijk maken.

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 8

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 9

Tabel 4 Beschikbare prognoses omtrent ontwikkeling werkgelegenheid 2012 Krimp

’11-’12 Beschikbare prognoses

WMD 61.500 werknemers

-5.5% Voor de periode 2012-2014 houdt FCB rekening met een vergelijkbare krimp als in voorgaande jaren: -4,5% per jaar

Jeugdzorg 30.000 werknemers

-1% De AER Transitie Jeugdzorg houdt rekening met 17-29% minder fte in 2017 (vergeleken met 2011). In werkelijkheid zal de krimp volgens FCB hoger uitvallen omdat in de AER geen rekening is gehouden met frictiekosten, een bezuiniging op de doeluitkering voor jeugdzorg en de aangekondigde maatregelen in de AWBZ en WMO. Voorlopig wordt de krimp over de periode 2011-2017 geraamd op 25-35%.

Kinderopvang 89.000 werknemers

-8% Voor 2013 verwacht FCB een krimp van 12%. Daarna volgt tot 2015 nog een krimp van 1-3% per jaar. In totaal wordt voor de periode 2011-2015 rekening gehouden met een werkgelegenheidsverlies van 23%.

Bron: FCB

Forse daling aantal vacatures Door de werkgelegenheidskrimp, en onzekerheid over de invulling van beleidsmaatregelen, daalt ook het aantal vacatures. Dit geldt voor alle relevante beroepsgroepen. Het sterkst is de daling van het aantal vacatures voor medewerker maatschappelijke zorg en (gespecialiseerd) pedagogisch medewerker kinderopvang.

Tabel 5 Ontwikkeling van het aantal vacatures per kwalificatie April 2011 t/m maart 2012 versus april 2012 t/m maart 2013

Kwalificatie Ontwikkeling aantal vacatures

Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg -32% Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang -56% Pedagogisch medewerker 3 kinderopvang -55% Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen -31% Medewerker maatschappelijke zorg -60% Sociaal-cultureel werker -23% Bron: Jobfeed/Calibris

Hoewel de werkgelegenheid in de verschillende branches de komende jaren krimpt, zullen er toch ook in zekere mate vacatures en baanopeningen zijn, omdat er mensen moeten worden vervangen en omdat er – met name in WMD en de Jeugdzorg – nieuwe functies ontstaan die moeten worden ingevuld. Het ligt echter voor de hand dat het aantal vacatures de komende jaren lager uitvalt dan voorheen: vertrekkend personeel zal door de bezuinigingen niet altijd worden vervangen en instellingen blijven de komende jaren mogelijk ook voorzichtig met het aantrekken van nieuw personeel (ook al omdat er nog veel onzeker is over de aanstaande decentralisaties). Cijfers over ontwikkelingen in het aantal vacatures geven overigens maar een deel van de wervingsbehoefte weer. Vacatures worden vaak informeel ingevuld. De werving verloopt veelal via bijvoorbeeld opleidingen of studenten die zich melden voor een bbl-plaats. Vaak kunnen leerlingen na hun stage of bbl-periode bij de instelling aan de slag. Daarnaast ontvangen instellingen (soms grote aantallen) open sollicitaties, en werven ze via-via2. Toch geven de geschetste ontwikkelingen op de vacaturemarkt wel een goede indicatie van ontwikkelingen in het aantal baanopeningen in de branches.

2 Jobfeed als meetinstrument voor vacatures in Zorg en WJK. Onderzoek naar kwaliteit en bruikbaarheid. AZW, juni 2012.

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 10

2.1. Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening

Andere tijden, kleinere budgetten

ienstverlening omvat opbouwwerk, maatschappelijk werk,

ijn

e andere positionering van welzijn heeft gevolgen voor de budgetten die beschikbaar worden gesteld r.

s

rzieningen in het lokale welzijnswerk door de bezuinigingen getroffen. Er

erwerk en

als e

).

ecentralisaties bieden ook kansen en met een decentralisatie van taken naar gemeenten. Het

essentie liggen er voor WMD-organisaties twee belangrijke uitdagingen om de kansen van de transities

ij de medewerkers die worden ingezet op de veranderde taken. Belangrijk is dat

elk van de transities. Organisaties in WMD

Nieuwe eisen aan medewerkers elen voor de sociaal werker onder de Wmo. Om hen hierin te

der zijn ijl

rt bestek. De sociale professional4:

De branche Welzijn en Maatschappelijke Djongerenwerk, schuldhulpverlening, sociaal-raadsliedenwerk, maatschappelijke opvang, ouderenwerk,peuterspeelzaalwerk, vluchtelingenwerk en asielopvang. In de politiek en op beleidsniveau bestaat een steeds breder gedragen visie dat een andere rolverdeling tussen burgers, maatschappelijke organisatiesen overheid noodzakelijk is. Mensen moeten meer zelf de verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen welzijn en dat van hun medemens. Om hier invulling aan te geven startte in 2010 het Programma WelzNieuwe Stijl. Dvoor WMD. Veel organisaties zijn afhankelijk van gemeenten als belangrijkste opdrachtgever en financieDie bepalen de accenten. De bezuinigingen leiden over de hele linie tot een afname van werkgelegenheid: in de periode 2010-2012 zijn naar schatting tussen de 8000 en 9000 banen verdwenen.3 Verwacht wordt dat de komende jaren verder wordt bezuinigd, aangezien gemeenten minder budget hebben. Er wordt rekening mee gehouden dat de bezuinigingen oplopen tot 20 procent, maar voor individuele organisatiekan de omvang verschillen. Tot nu toe worden vooral vooworden regelmatig accommodaties (als buurthuizen of peuterspeelzalen) gesloten. Daarbij gaat het voornamelijk om collectieve voorzieningen op lokaal niveau: opbouwwerk, sociaal-cultureel werk, peuterspeelzalen, ouderenwerk en jeugd- en jongerenwerk. In een aantal gevallen komen daar alternatieven voor terug, bijvoorbeeld in brede scholen. Er lijkt vooral te worden bezuinigd op voorzieningen voor minder zichtbare groepen: ouderenwerk, jongerenwerk, opbouwwerk, kindpeuterspeelzaalwerk. Voorzieningen voor zwaardere of overlastgevende groepen (hangjongeren, daklozen, crisisopvang) lijken minder te worden getroffen. Ook op de individuele voorzieningen (zoschuldhulpverlening, maatschappelijk werk, sociaal-juridisch advies) wordt minder bezuinigd, maar dezinstellingen ervaren wel een druk. Dat komt omdat de vraag naar deze voorzieningen groeit, maar het budget niet navenant toeneemt. Daarbij wordt de zorgvraag ook complexer (meervoudige problematiek DDe komende jaren krijgt de branche te makKabinet Rutte II zet een belangrijk deel van die transities door, zoals de overheveling van de extramuralebegeleiding binnen de AWBZ naar de Wmo en de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten. De transities leiden tot een decentralisatie naar het lokale beleidsniveau. Gemeenten worden inhoudelijk en financieel verantwoordelijk voor het bedienen van doelgroepen. Verwacht wordt dat zij de zorg het beste kunnen afstemmen op de behoeften van de gebruikers. Voor organisaties in WMD bieden deze transities ook kansen, bijvoorbeeld om nieuwe doelgroepen te bedienen (die nu nog een beroep doen op de AWBZ of Jeugdzorg) of om de aanpak van Welzijn Nieuwe Stijl verder vorm te geven. Inoptimaal te benutten:

Een kwaliteitsslag bmedewerkers kennis hebben van de nieuwe, ‘zwaardere’ doelgroepen, en de aanpak van Welzijn Nieuwe Stijl kunnen toepassen voor deze doelgroepen.

Een goede profilering van de meerwaarde van WMD voorstaan nog lang niet bij iedereen op het netvlies als partner die hierin een rol kan spelen.

Veel gemeenten ontwikkelen nieuwe profiondersteunen is in opdracht van het Landelijk Actieprogramma Professionalisering Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening een set van noodzakelijke competenties ontwikkeld. In dit katien competenties geformuleerd die extra aandacht vragen in het kader van de Wmo, Welzijn Nieuwe Sten de decentralisaties. We noemen ze hier in ko

3 Bureau Bartels. Participatie onder druk. Onderzoek naar bezuinigingen in Welzijn en Maatschappelijke dienstverlening in

4 Co branche Welzijn en Maatschappelijke dienstverlening. MOVISIE, 2013. relatie tot de transities. Amersfoort, 3 juli 2012. mpetenties maatschappelijke ondersteuning in de

2. Trends en ontwikkelingen

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 11

versterkt eigen kracht en zelfregie; stimuleert verantwoordelijk gedrag; is zichtbaar en gaat op mensen af; verheldert vragen en behoeften; verbindt gezamenlijke en individuele aanpak;

randeringen;

ing lexibele schil kleiner geworden. In de periode

g 7,5 procent in 2011. Waar aan de ene kant

er wel

e afgelopen periode veel jongere werknemers uit de branche zijn ) de

de

e

2.2. Jeugdzorg

reed palet aan dienstverleners ij de Jeugdzorg betrokken: gemeenten, provincies, grootstedelijke

eze wordt

d-LVB).

ecentralisatie naar gemeenten el voor de Jeugdzorg. Dat moet een eind maken aan de

en

oofddoel van deze transitie is een ontwikkeling naar:

hun ouders;

ezinnen: één gezin, één plan, één regisseur;

de nieuwe situatie brengt de gemeente partijen in de lokale en regionale opvoedingsomgeving bijeen,

ien. Als toch gespecialiseerde zorg nodig is, wordt deze op maat aangeboden. Ook krijgen gemeenten de

stuurt aan op betrokkenheid en participatie; werkt samen en versterkt netwerken; beweegt zich in uiteenlopende systemen; doorziet verhoudingen en anticipeert op ve benut professionele ruimte en is ondernemend.

Ontwikkelingen personeel: krimp en vergrijz Door de bezuinigingen is de afgelopen jaren vooral de f

2010–2012 waren er naar schatting ook ongeveer 3000 gedwongen ontslagen.5 Voor de komende jaren worden meer gedwongen ontslagen verwacht.

De branche vergrijst. Het aandeel 60-plussers bedroeeen noodzaak is om het personeelsbestand in te krimpen, stromen aan de andere kant mensen uit vanwege pensionering. Dat maakt het makkelijker om gedwongen ontslagen te voorkomen. Kwantitatieve tekorten worden voorlopig dan ook niet verwacht. Voor de langere termijn kan weer een grotere vervangingsvraag ontstaan, aangezien nog eens 14 procent van de medewerkers tussen de 55 en 60 jaar is.

Knelpunt is bovendien dat dverdwenen. In het algemeen zijn dit juist de medewerkers die (vanwege hun recente opleidingovergang naar Welzijn Nieuwe Stijl gemakkelijker kunnen maken. De branche wil daarom, ondanks overschotten op de arbeidsmarkt, de komende jaren wel aantrekkelijk blijven voor jongeren.

Er zijn in de branche veel vrijwilligers actief. Die gaan mogelijk een deel van de bezuinigingen opvangen. Dit heeft overigens consequenties voor de benodigde competenties van het betaaldpersoneel.

BEr zijn veel organisaties en overheden bregio’s, lokale en landelijke organisaties, Bureaus Jeugdzorg, zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Gemeenten zijn op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet publieke gezondheid (Wpg) verantwoordelijk voor de lichtere gevallen: het preventief jeugdbeleid en het basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg. Provincies zijn op grond van de Wet op de jeugdzorg verantwoordelijk voor de geïndiceerde jeugdzorg (bij ernstige opgroei- en opvoedproblemen). Duitgevoerd door de Bureaus Jeugdzorg. Financiering van de jeugd-GGZ vindt plaats op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) biedt het financieringskader voor de zorg voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking (jeug DEr wordt toegewerkt naar een nieuw stelsbureaucratie en aan de sterk versnipperde hulpverlening in de Jeugdzorg. Alle ondersteuning, hulpzorg voor jeugd die nu nog vallen onder Rijk, provincies, AWBZ en Zvw, worden gedecentraliseerd naargemeenten. In de toekomstige situatie zijn zij bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor alle vormenvan jeugdhulp: opvoedondersteuning, vrijwillige provinciale jeugdzorg, jeugdzorg in het jusititeel kader, Jeugdzorgplus, jeugd-LVB, en jeugd-GGZ. H

meer preventie en eerdere ondersteuning; uitgaan van de eigen kracht van jongeren en minder snel medicaliseren; betere samenwerking rond g professionals de ruimte bieden om zorg op maat te leveren.

Inen helpt om onnodig beroep op zwaardere vormen van zorg te voorkomen. Uitgangspunt is dat hulp zo veel mogelijk in de eigen sociale omgeving wordt geboden. Waar dat niet mogelijk is, dient de hulp gericht te zijn op terugkeer naar die eigen omgeving en op herstel van het gewone opvoeden/opgroe

5 Bureau Bartels. Participatie onder druk. Onderzoek naar bezuinigingen in Welzijn en Maatschappelijke dienstverlening in

relatie tot de transities. Amersfoort, 3 juli 2012.

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 12

opdracht om een herkenbare en laagdrempelige plek te organiseren voor de toegang tot voorzieningen. In de meeste gemeenten is die plek er al: het Centrum voor Jeugd en Gezin. De toegangsfunctie van Bureau Jeugdzorg vervalt hiermee. Invoering van de nieuwe Jeugdwet is voorzien in 2015. Inmiddels hebben Rijk, VNG (namens gemeenten) n IPO (namens provincies) een gezamenlijk transitieplan vastgesteld voor de invoering. Met

e behoefte aan jeugdzorg is de laatste jaren fors gestegen. Met de forse bezuinigingsopgave van het de jeugdzorg de komende jaren niet aan het inkrimpen van de budgetten. De

r bij

dels een (eerste) visie op de transitie vastgesteld . Centraal in die plannen aat het uitbreiden van het Centrum voor Jeugd en Gezin en/of het instellen van wijkteams om de

den

n de efficiencykorting van 15 procent zien gemeenten twee bezuinigingsmogelijkheden: minder zorginkoop in de breedte zonder onderscheid naar sector;

de branche en gemeenten uiten zorgen over de wijze waarop de transitie gestalte moet krijgen. Over het algemeen worden de uitgangspunten van de wet onderschreven, maar vraagt men zich

de

rheid p dit moment hebben aanbieders in de jeugdzorg vaak enige zekerheid doordat er sprake is van

komst wordt dit mogelijk anders. Het is denkbaar dat contracten,

get

rg is nog niet duidelijk of zij kunnen voortbestaan. Dit is vooral afhankelijk van e beleidskeuzen van gemeenten rondom de toegangsfunctie. Het is zeer aannemelijk dat de Transitie

ere ers

ebestuurspartijen is afgesproken dat het wetsvoorstel uiterlijk 1 januari 2014 in het Staatsblad wordt gepubliceerd, om gemeenten en het veld een jaar voorbereidingstijd te geven. Efficiencykorting Dkabinet ontkomt ook decentralisering naar gemeenten gaat gepaard met een bezuiniging van 15 procent. De gedachte achter de decentralisatie is dat gemeenten beter en eerder kunnen inschatten wat nodig is, omdat ze dichtehet kind en het gezin staan. Veel gemeenten hebben inmid 6

sttoegang tot de jeugdzorg goed te regelen. Hier komen professionals als gezinscoach, wijkpedagoog of sociale makelaar te werken. Gemeenten zijn hiervoor op zoek naar generalisten (of generalistische specialisten per doelgroep of interventie), in principe op hbo- of hbo-plus-niveau. De uitvoering van de toegangsfunctie kan worden vormgegeven door dit soort medewerkers in dienst te nemen, de werkzaamheden uit te besteden of bestaande partijen te subsidiëren. Lichte jeugdzorg zal waarschijnlijkop basis van een subsidierelatie worden ingekocht, meer specialistische hulp zal (regionaal) woraanbesteed. Ten aanzien va

investeren in de voorkant (de eerstelijn) en extra bezuinigen aan de achterkant (bijvoorbeeld 20 procent).

Organisaties in

bijvoorbeeld af of de decentralisatie wel op een verantwoorde manier tot stand kan komen. Zo ziet Jeugdzorg Nederland veel onduidelijkheid over de continuïteit van zorg voor kinderen en ouders, over de beperking van frictiekosten en het overeind houden van een noodzakelijke zorginfrastructuur7. Ook VNG uit zorgen, bijvoorbeeld over het uitblijven van zekerheid over de budgetten die gemeenten uiteindelijk zullen krijgen.8 Einde aan relatieve zekeOgegarandeerde budgetten9. In de toevaker dan nu, per jaar, per gemeente of zelfs per cliënt moeten worden gesloten. Bovendien kan deconcurrentie door private aanbieders en de welzijnsector toenemen. Mogelijk zal een deel van de gemeenten het veld willen ‘opschudden’ en vernieuwen. In ieder geval zullen gemeenten minder budhebben dan voorheen. Voor de Bureaus JeugdzodJeugdzorg leidt tot omzet- en werkgelegenheidsverlies bij aanbieders van gespecialiseerde jeugdzorg. Veel jeugdzorgaanbieders zijn zich al aan het voorbereiden op de veranderingen, andere wachten af welke beleidskeuzen de gemeenten in hun gebied maken. Sommige aanbieders bewegen richting de voorkant van de keten en gaan samenwerken met welzijnsorganisaties en maatschappelijk werk. Andkiezen voor een sterker zorginhoudelijk profiel en zoeken de samenwerking met jeugd-GGZ of aanbiedaan licht verstandelijk gehandicapte jeugd. In veel gevallen lijkt het realiseren van een grotere schaal en een goede uitgangspositie bij gemeenten een belangrijk motief.

6 M. Hollander, e.a. Arbeidsmarkteffectrapportage transitie Jeugdzorg. Zoetermeer, 31 januari 2013. 7 www.jeugdzorgnederland.nl/nieuws/nieuws/transitie-jeugdzorg-verloopt-onzorgvuldig--duidelijkheid-vereist-voor-31-

december-2013 8 www.vngmagazine.nl/nieuws/14594/omvang-budget-jeugdzorg-onzeker 9 De toekomst van aanbieders van jeugd- en opvoedhulp. Strategische gevolgen van de stelselherziening. Boer en Croon.

September 2012.

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 13

Kwaliteitsverbetering en upgrading In de Jeugdzorg wordt al gewerkt aan het professionaliseren van beroepsbeoefenaren. Daartoe heeft de Rijksoverheid onder meer het actieplan Professionalisering in de Jeugdzorg opgesteld. Werken met kinderen en gezinnen vraagt om deskundige hulpverleners. Het actieplan heeft als doel professionals in de jeugdzorg te ondersteunen in hun werk. De belangrijkste doelen van het plan zijn:

een verheldering van de beroepenstructuur; wat moeten professionals in de jeugdzorg kennen en kunnen om hun werk goed uit te voeren?;

een betere aansluiting tussen beroepsopleidingen en praktijk; een versterking van de beroepsverenigingen. Er moeten standaarden worden ingevoerd waar

iedereen zich aan houdt en er moeten eisen worden gesteld aan opname in een nieuw beroepsregister;

introductie van tuchtrecht in de jeugdzorg. Op de website van het Nederlands Jeugdinstituut is meer informatie te vinden (www.nji.nl). Vooruitlopend op de nieuwe Jeugdwet heeft het kabinet in het voorjaar van 2013 het wetsvoorstel Professionalisering in de jeugdzorg naar de Tweede Kamer gestuurd. De nieuwe wet regelt dat jeugdzorgwerkers en gedragswetenschappers in jeugdzorginstellingen zich moeten inschrijven bij het jeugdzorgregister. Een voorwaarde voor registratie is dat jeugdzorgprofessionals bijscholing en nascholing volgen. Daarnaast moeten zij zich aan een beroepscode houden. Een grote meerderheid van de sociaalagogisch werkers heeft hbo-niveau of hoger, een klein deel (13 procent) heeft een mbo-opleiding. De branche voorziet een verdere verschuiving van mbo naar hbo. Mbo’ers zijn vaak jonger, hebben minder werkervaring, zijn beperkter inzetbaar, hebben minder reflectievermogen en kunnen vanwege tijdgebrek niet altijd goed begeleid worden10. Overigens maakt hun jongere leeftijd en praktische karakter (‘doeners’) hen wel vaak goede groepswerkers. Arbeidsmarkteffecten11 De Bureaus Jeugdzorg en de aanbieders van jeugdzorg moeten rekening houden met de aanstaande transitie (en de daarbij horende efficiencykorting), maar zij hebben vaak nog geen zekerheid over de uitwerking die gemeenten eraan zullen geven. Om de transitie op te vangen hebben zij de afgelopen jaren een flexibele schil opgebouwd. Organisaties waren voorzichtig met het aanbieden van vaste contracten. Daarnaast hebben zij geïnvesteerd in scholing en professionalisering van medewerkers. De werkgelegenheidseffecten van de decentralisatie zijn niet gemakkelijk te voorspellen. Het verlies van werkgelegenheid bij jeugdzorgaanbieders zal in eerste instantie leiden tot een verkleining van de flexibele schil, maar mogelijk ook tot gedwongen ontslagen. Een deel van de boventallige medewerkers kan wellicht aan de slag bij nieuwe toetreders of gemeentelijke organisaties (mogelijk tegen andere arbeidsvoorwaarden). De groepen medewerkers die het hardst worden getroffen, zijn naar verwachting de groepsbegeleiders (en facilitaire diensten) in de residentiële zorg omdat hun werk ambulant wordt gemaakt. Een deel van deze mensen kan werkzaam blijven binnen de jeugdhulp, door bijscholing en/of het afronden van een hbo-opleiding voor jeugdzorgwerker. Vooral medewerkers van Bureaus Jeugdzorg die werkzaam zijn in de toegangsfunctie hebben een relatief goede arbeidsmarktpositie. Voor BJZ-medewerkers in de jeugdbescherming en -reclassering wordt hooguit in geringe mate werkgelegenheidsverlies verwacht. In de Arbeidsmarkteffectrapportage Transitie Jeugdzorg zijn vier scenario’s doorgerekend. Deze variëren in de wijze waarop gemeenten en aanbieders op de transitie reageren. Naarmate er meer wordt geïnvesteerd in de opbouw van ambulante voorzieningen en een sterke eerste lijn (waar het aandeel personele kosten hoog is) en er meer wordt bezuinigd op niet-personeelskosten, zal er minder werkgelegenheidsverlies optreden. Op korte termijn (2015-2017) lijkt het echter het meest waarschijnlijk dat gemeenten de effiencykorting gelijkmatig over aanbieders zullen verdelen. Het is namelijk lastig om op korte termijn te bezuinigen op niet-personele kosten, onder meer vanwege langlopende verplichtingen (bijvoorbeeld huur van gebouwen). In alle scenario’s is sprake van werkgelegenheidsverlies in de jeugdzorg (-17 tot -29 procent). In de scenario’s is ook gekeken naar de consequenties voor de jeugd-GGZ en de jeugd-LVB. Daar krimpt de werkgelegenheid minder sterk. Het totale werkgelegenheidsverlies (voor alle branches gezamenlijk) varieert van -7 tot -13 procent. Overigens is in de arbeidsmarkteffectrapportage nog geen rekening gehouden met frictiekosten, een autonome bezuiniging op het budget voor jeugdzorg en de maatregelen in de AWBZ en WMO. FCB gaat er dan ook van uit dat de werkgelegenheidsverlies nog verder kan oplopen. Voorlopig wordt rekening gehouden met een krimp van 25 tot 35 procent.

10 R. Hoevenagel. Behoefte aan MBO-ers en HBO-ers in de Jeugdzorg. Resultaten van een telefonisch en internetonderzoek.

Zoetermeer, 5 juli 2012. 11 M. Hollander, e.a. Arbeidsmarkteffectrapportage transitie Jeugdzorg. Zoetermeer, 31 januari 2013.

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 14

Sociale Partners in de branche maken zich zorgen over de implementatie van de decentralisatie door gemeenten. Onduidelijk is volgens hen welke hulp kinderen en ouders straks nog krijgen, en in hoeverre de huidige medewerkers in de jeugdzorg kunnen blijven werken. De hulpverleners (die nu het werk doen) moeten in de nieuwe situatie met dezelfde arbeidsvoorwaarden hun werk kunnen doen, vinden zij. Partijen in de jeugdzorg vragen de Tweede Kamer om deze voorwaarde in de nieuwe Jeugdwet te verankeren.12 Stimuleren van verandering en mobiliteit onder werknemers De transitie levert op dit moment nogal wat onzekerheid op onder werknemers over baanbehoud of inhoud van het werk in de toekomst. Tegelijkertijd vraagt het van werknemers dat ze zich in hun werk ontwikkelen, en zich voorbereiden op een andere manier van werken. Binnen de sector start in het najaar een campagne om werknemers van jeugdzorginstellingen en medewerkers van welzijnsorganisaties die werken met jeugd voor te bereiden op de aanstaande transitie. De campagne is onderdeel van het project Zorg voor Jeugd. Belangrijkste doel van de campagne is bewustwording onder werknemers, en concreet maken wat de transitie voor medewerkers gaat betekenen (in positive en negatieve zin). De campagne moet werknemers informeren over wat de transitie voor hen gaat inhouden, en hen zoveel mogelijk prikkelen om zelf aan de slag te gaan met ontwikkeling en mobiliteit. Uitgangspunt is om verhalen te laten zien van mensen die al bezig zijn met nieuwe manieren van werken of werken aan hun inzetbaarheid. Er zal op een aantal momenten een krant worden uitgebracht, en er wordt ondersteunend materiaal ontwikkeld voor leidinggevenden en HR-afdelingen. Ook wordt aangegeven waar mensen terecht kunnen als ze aan de slag willen met hun loopbaan. De campagne wordt ontwikkeld door FCB, in nauwe afstemming met sociale partners. In het kader van het project Zorg voor Jeugd lopen ook projecten gericht op het ondersteunen van andere manieren van werken, samenwerken of leren. Uitgangspunt is steeds dat wordt ingespeeld op behoeften die op de werkvloer leven (bottom up).

2.3. Kinderopvang

Van investeren naar bezuinigen Kinderopvang helpt ouders om werk, gezin en/of studie te combineren. Het is een belangrijk instrument om arbeidsparticipatie te bevorderen. Achtereenvolgende kabinetten hebben dan ook flink geïnvesteerd in de kinderopvang, waardoor de werkgelegenheid een forse groei liet zien. Ouders die gebruikmaken van een geregistreerd kindercentrum of gastouderbureau kunnen van de Belastingdienst een deel van de kosten terugkrijgen (de tegemoetkoming Kinderopvang). Tot 2011 is het gebruik van kinderopvang enorm toegenomen. Ook het aantal kinderopvangorganisaties is sterk gegroeid: van ongeveer 1200 in 2005 tot 2900 in 2010. Naast de traditionele kinderopvangorganisaties (veelal gelieerd aan of voortgekomen uit welzijnsorganisaties) zijn er meer private ondernemers op de markt actief geworden. De overheidsuitgaven aan kinderopvang zijn tussen 2005 en 2010 meer dan verdrievoudigd. Het aandeel van de overheid in de financiering is toegenomen, dat van ouders en werkgevers afgenomen. Sinds het kabinet Rutte I zijn vanaf 2011 bezuinigingen in gang gezet die inmiddels oplopen tot circa 1,45 miljard euro in 2015. Daarmee wordt de financieringsbijdrage van de overheid teruggebracht, en die van ouders en werkgevers vergroot. De ouderbijdrage is verhoogd en het recht op kinderopvangtoeslag is gekoppeld aan de gewerkte uren van de minst werkende partner. Mensen met een gezamenlijk inkomen van ongeveer € 118.000 en hoger ontvangen vanaf 2013 geen kinderopvangtoeslag meer voor hun eerste kind. Ook komt er voor alle inkomensgroepen een verlaging van de toeslag voor het eerste kind. De bezuinigingen hebben een duidelijk effect op de vraag naar kinderopvang. Naast de bezuinigingen kan de vraag naar kinderopvang ook in negatieve zin worden beïnvloed door de toenemende werkloosheid of een verlies aan koopkracht, waardoor ouders mogelijk minder gebruikmaken van formele kinderopvang. In eerste instantie wordt vraaguitval vaak via een verkleining van de flexibele schil opgevangen. In 2012 vielen er ook gedwongen ontslagen. Ook het aantal faillissementen is toegenomen: van 12 in 2010 tot 48 in 201213. In het eerste kwartaal van 2013 waren er al 41 faillissementen. Het aantal vrijwillige sluitingen lag nog veel hoger: 667 organisaties in 2012 zijn gesloten en nog eens 264 in eerste kwartaal 201314. Voor de komende jaren wordt rekening gehouden met meer gedwongen ontslagen, maar hoeveel is niet aan te geven.

12 Brief Jeugdzorg Nederland, FBZ, Abvakabo FNV en CNV Publieke zaak over effecten transitie jeugd voor de

werkgelegenheid, 19 juni 2013. 13 Bron: CBS. 14 Bron: NRC 4 mei 2013, op basis van KvK.

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 15

Cao 2012-2014 In mei 2013 is – na twee jaar onderhandelen – een nieuwe cao afgesproken voor de Kinderopvang. Deze speelt in op de veranderende behoeften van ouders. De cao geldt met terugwerkende krachten van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014. In ruil voor een loonsverhoging (van jaarlijks 1 procent in 2013 en 2014) en twee eenmalige uitkeringen in 2014 kunnen werknemers flexibeler worden ingezet. Per week mag maximaal 20 procent van de gemiddelde arbeidsduur worden afgeweken, daarmee kunnen medewerkers in de ene week meer en in de andere week minder uren worden ingezet. Ook krijgen ongeveer honderd Wajongers (jonge gehandicapten) de kans om in de branche te werken, tussen de kinderen of achter de schermen, bijvoorbeeld bij de administratie van een kinderopvangorganisatie. Kwaliteitseisen en opleidingsniveau medewerkers Er is veel aandacht voor de kwaliteit van de kinderopvang. Daarbij gaat het om de veiligheid en gezondheid van kinderen, en om hun pedagogische ontwikkeling. De kwaliteitseisen voor kinderopvang en peuterspeelzalen zijn vastgelegd in de Wet Kinderopvang. Ook voor gastouderopvang gelden kwaliteitseisen. Alleen gastouders en gastouderbureaus die aan deze eisen voldoen, worden opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). Organisaties in kinderopvang en peuterspeelzalen zijn wettelijk verplicht verantwoorde kinderopvang aan te bieden. De opleiding van de pedagogisch medewerkers vindt plaats op mbo-niveau. De leerlingen kunnen worden gekwalificeerd op mbo-niveau 3 en 4. Op het niveau van pas afgestudeerden is al een aantal jaren kritiek. Die richt zich voor een belangrijk deel op de opleiding. De kritiek luidt dat de opleidingen een brede, maar te oppervlakkige oriëntatie op het toekomstige werk geven. Sommige deskundigen pleiten voor het verhogen van het gevraagde opleidingsniveau van pedagogisch medewerkers, van mbo-niveau 3 naar mbo-niveau 4, en uiteindelijk naar hbo-niveau, zoals ook voor het basisonderwijs het geval is. Vergeleken met bijvoorbeeld de Scandinavische landen is het gevraagde opleidingsniveau voor een functie in de kinderopvang in Nederland laag. Andere deskundigen zijn voorstander van een 'functiemix' in een team. Een evenwichtig team, samengesteld uit academisch gevormde personeelsleden, hbo’ers en mbo’ers zou beter garant staan voor een hoger kwaliteitsniveau van de kinderopvang, zo is hun redenering. De kinderopvang kon tot 2012 subsidie krijgen voor bijscholingsplannen. De overheid heeft via het Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) voor de periode 2008-2012 aan de branche Kinderopvang 40 miljoen euro ter beschikking gesteld om de kwaliteit te verbeteren. Een groot gedeelte van dat bedrag was beschikbaar voor bijscholing. Ruim 48.000 medewerkers van kinderdagverblijven hebben zich bijgeschoold op het terrein van pedagogisch handelen waardoor de kwaliteit van de dienstverlening op de werkvloer een directe impuls kon krijgen. Een landelijk dekkend netwerk van regionale samenwerkingsverbanden tussen werkveld en onderwijs heeft er de afgelopen jaren voor gezorgd dat er meer aandacht is gekomen voor de kwaliteit van de MBO-opleidingen. ROC’s kunnen hierdoor hun onderwijsprogramma beter en sneller aanpassen aan de ontwikkelingen in de kinderopvang waardoor pas afgestudeerde leerlingen meer bagage hebben. Op dit moment wordt over een vervolg gesproken. Hierbij zal de nadruk komen te liggen op voor- en vroegschoolse educatie en het verbeteren van de taal- en interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers. Meer samenhang met andere voorzieningen Onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie moeten op elkaar afgestemd zijn. Basisscholen zijn al enkele jaren verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van kinderopvang voor hun leerlingen. Soms gebeurt dit in de vorm van brede scholen, waarin verschillende voorzieningen op één locatie worden aangeboden. Het Kabinet Rutte II wil het peuterspeelzaalwerk onder de Wet Kinderopvang brengen. Ook op dit moment bestaan in gemeenten al arrangementen waarin peuterspeelzaalwerk kan worden afgenomen bij een kinderopvangorganisatie. Die initiatieven zijn echter vooral ingegeven doordat gemeenten bezuinigen op het peuterspeelzaalwerk, waardoor peuterspeelzalen moeten sluiten. Sectororganisaties (Brancheorganisatie Kinderopvang, PO-Raad en MO-groep) pleiten voor invoering van een basisvoorziening van 2 tot 12 jaar, met speciale aandacht voor kinderen met een achterstand.15

15 Position Paper Samenwerking Kinderopvang – Onderwijs – Welzijn. Brancheorganisatie Kinderopvang, PO-Raad en MO-groep, maart 2013.

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 16

3.1. Huidige situatie

De beleidsmaatregelen uit het vorige hoofdstuk hebben veel invloed op de arbeidsmarkt in de sector. In

eft e

W-eeds

.

abel 6 Spanningsindicator 2010-2013

alle drie de branches is op dit moment sprake van een overschot op de arbeidsmarkt: er is meer arbeidsaanbod dan vraag naar werknemers. Dit is af te leiden uit de spanningsindicator die UWV heontwikkeld (tabel 6). De spanningsindicator is het verhoudingsgetal tussen het totaal aantal openstaandvacatures en het aantal ingeschreven niet-werkende werkzoekenden (NWW'ers) dat korter dan zes maanden niet-werkend is16. De arbeidsmarkt is krap als er tegelijkertijd veel vacatures en weinig werkzoekenden zijn; werkgevers hebben dan meer moeite om mensen te vinden. Zijn er weinig vacatures en veel werkzoekenden, dan is de markt ruim. Tabel 7 toont de ontwikkeling van het Wvolume in een aantal voor de sector relevante beroepen. Ook daaruit is af te leiden dat het aanbod stgroter wordt. Het aantal werklozen uit de sector is waarschijnlijk hoger, omdat met name de jongere werknemers nog een kort arbeidsverleden hebben en dus ook kort (of zelfs geen) recht hebben op WWDit speelt het sterkst bij de leidsters van kinderdagcentra. T Situatie eerste kwartaal van ieder jaar

Ultimo maart: 2010 2011 2012 2013

maatschappelijk, sociaal-cultureel werker (middelbaar) zeer krap zeer krap krap imzeer ru

sociaal-cultureel werker, maatschappelijk werker (hoger) ruim zeer ruim zeer ruim zeer ruim

crècheleidster (middelbaar)* zeer ruim zeer ruim zeer ruim zeer ruim Bron: UWV. Weergegeven worden die beroepen waarvoor er ieder kwartaal i

abel 7 Ontwikkeling WW-volume in een aantal relevante bemiddelingsberoepen komstig

tenminste 100 openstaande vacatures z jn. Daarmee valt een aantal voor de sector relevante beroepen buiten beeld (bijvoorbeeld peuterwerker, opbouwwerker, sociaal raadsman). *Gegeven wordt de situatie voor de beroepen ‘crècheleidster, bejaarden- en zwakzinnigenverzorgende’. Er is geen afzonderlijk inzicht te geven in crècheleidsters, maar gezien de ontwikkelingen in de kinderopvang is het aannemelijk dat de zeer ruime arbeidsmarkt ook van toepassing is op de crècheleidsters.

TWW’ers af uit de sector Zorg en Welzijn, meest voorkomende relevante beroepen van inschrijving

Ultimo juni: 2011 2012 2013 Groei ‘ 11-‘12

groei ‘12-‘13

Leidster/medewerker kinderopvang 689 1898 3848 175% 103%

Activiteitenbegeleider 329 411 600 25% 46%

Pedagogisch medewerker jeugdzorginstelling 213 254 410 19% 61%

Algemeen maatschappelijk werker 143 224 287 57% 28%

Peuter(speelzaal)leider 70 138 289 97% 109%

Coördinator sociaal-cultureel werk 95 157 215 65% 37%

Ambulant jeugdhulpverlener 49 99 160 102% 62%

Maatschappelijk werker sociaalpedagogisch 48 86 139 79% 62%

Maatschappelijk werker kinderen en jeugd 32 78 105 144% 35%

Pedagogisch werker gezinsbegeleiding 54 83 97 54% 17% Bron: UWV

Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening

ing waren er in 2011 nog de nodige moeilijk

er

krappe

In de branche Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlenvervulbare vacatures. Werkgevers vonden bijna de helft van de vacatures in de branche moeilijk vervulbaar (zie bijlage II). De werkgelegenheid in de branche stond al enigszins onder druk, maarwaren tegelijkertijd problemen met het vervullen van functies in het primair proces. Belangrijkste struikelblok was dat er te weinig sollicitanten waren met een geschikte opleiding. Uit de spanningsinidicator in tabel 6 komt naar voren dat er op dat moment sprake was van eenarbeidsmarkt op sociaal-cultureel en maatschappelijk werkers op middelbaar niveau. Op de hogereniveaus was (en is) de arbeidsmarkt zeer ruim (en daar zit het grootste deel van de werkgelegenheid).

16 Het totaal aantal openstaande vacatures is gebaseerd op Jobfeed. Dit bestand met internetvacatures is ontdubbeld,

herwogen en opgehoogd naar het totaal aantal openstaande vacatures volgens CBS.

3. Tekorten en overschotten

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 17

Inmiddels is ook de arbeidsmarkt voor maatschappelijk werkers en sociaal-cultureel werkers op middelbaar niveau zeer ruim. Er zitten bovendien aanzienlijk meer algemeen maatschappelijk weactiviteitenbegeleiders en coördinatoren sociaal-cultureel werk in de WW dan twee jaar geleden (zie tabe7).

rkers, l

eugdzorg rg was in 2011 slechts een klein deel van de vacatures moeilijk vervulbaar. Daar ging het

inderopvang as ruim een kwart van de vacatures in 2011 nog moeilijk vervulbaar, vooral functies

aar tot voor kort met name de WMD een fors aantal moeilijk vervulbare vacatures had (vooral op mbo-

.2. Middellange termijn

V o d (middel)lange termijn wordt eveneens rekening gehouden met overschotten aan personeel in alle

en met

. Na

abel 8 Indicatie van overschotten

JIn de Jeugdzovooral om vacatures voor directie, staf en ondersteunend personeel. Ook hier stijgt het aantal WW-uitkeringen voor bijvoorbeeld pedagogisch medewerker of ambulant jeugdhulpverlener. KIn de Kinderopvang win het primair proces. Hier vormde het aantal uren dat sollicitanten wilden werken het grootste probleem. Imiddels is de arbeidsmarkt voor chrècheleidsters als zeer ruim te kenschetsen. De instroom van leidsters kinderdagverblijf in de WW stijgt fors, het aantal WW-uitkeringen aan leidsters kinderopvang was in juni 2013 ruim vijf keer zo hoog als in juni 2011 Wniveau), is dit dus omgeslagen in overschotten. In de Jeugdzorg en Kinderopvang is al enkele jaren sprake van overschotten. Vooral in de Kinderopvang is er een forse stijging van het aantal WW-uitkeringen.

3 o r e

drie de branches. In het programma Arbeidsmarkt in Zorg en Welzijn (AZW) zijn prognoses gemaakt van mogelijke tekorten en overschotten in 2015 aan verpleegkundig, sociaalagogisch en verzorgend personeel (VOV). Deze prognoses zijn begin 2012 gepubliceerd; belangrijke maatregelen in het Lente-akkoord, Regeerakkoord en Zorgakkoord konden dus niet worden meegenomen. In tabel 8 worden de belangrijkste uitkomsten gegeven. Voor alle drie de branches werd in 2012 al rekening gehoudoverschotten aan personeel. De uiteindelijke overschotten zullen waarschijnlijk (aanzienlijk) hoger uitvallen omdat de werkgelegenheidskrimp groter is dan ten tijde van de prognoses werd ingeschathet verschijnen van arbeidsmarkteffectrapportages over de maatregelen in de AWBZ en de WMO (najaar 2013 en voorjaar 2014) is meer duidelijkheid te geven over de omvang van de overschotten. T Beschikbare prognoses voor 2015

WMD

AZW-prognose d.d. maart 2012 (lage scenario)

Overschot 6.100 werknemers in 2015 Met name medewerkers Culturele en Maatschappelijke

Dienstverlening (niveau 5) Huidige inschatting Prognose 2012 hield rekening met 10 procent krimp in periode

2011-2015 (ruim 2,5 procent per jaar). Momenteel krimpt werkgelegenheid met gemiddeld 4,5 procent per jaar. Overschotten zullen dus waarschijnlijk hoger uitvallen.

Jeugdzorg

AZW-prognose d.d. maart 2012 (lage scenario)

Overschot 3.600 we nemers in 2015 rk Met name medewerkers op niveau 5: Culturele en

Maatschappelijke Dienstverlening en Sociaal Pedagogische Hulpverlening

Huidige inschatting Prognose 2012 hield rekening met 8 procent krimp in periode 2011-2015. Inmiddels wordt rekening gehouden met een werkgelegenheidsverlies in 2017 van 25 tot 35 procent in vergelijking met 2011. Overschotten zullen in dat geval ook behoorlijk hoger uitvallen.

Kinderopvang

AZW-prognose d.d. maart 2012 (lage scenario)

Overschot 18.200 w ers in 15 erknem 20 Met name medewerkers sociaal agogisch werk (niveau 3)

Huidige inschatting Prognose hield rekening met 9 procent krimp in periode 2011-2015. Inmiddels wordt rekening gehouden met een werkgelegenheidsverlies van 23 procent in deze periode. Overschotten kunnen dus hoger uitvallen.

Bron: AZW, Arbeidsmarktprognoses van VOV-personeel in Zorg en Welzijn 2011-2015,input FCB

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 18

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 19

4.1. Kansen voor uitstromers

Het uitstroomprofiel

tdaging om een deel van de medewerkers te helpen bij het vinden van ander

n

n 9

abel 9 Uitstroomprofiel WMD, Jeugdzorg en Kinderopvang

De sector staat voor de uiwerk. Daarbij kan het zinvol zijn om zicht te hebben op de intersectorale mobiliteit: waar gaan mensen heen als ze de sector verlaten? UWV heeft het CBS gevraagd voor alle sectoren een beeld te schetsen vade belangrijkste mobiliteitsstromen (instroom, uitstroom en intrasectorale mobiliteit). Tabel B3 in bijlage II bevat de uitkomsten. Daarin zijn de drie branches samengenomen. De tabellen tonen de mobiliteit in 2010 (het meest recente jaar waarover cijfers beschikbaar waren). In dat jaar kende de sector een instroom van 34.000 nieuwe werknemers; 19 procent van alle medewerkers in dat jaar. Er stroomdeeen kleine 28.000 mensen uit. In 2010 was er dus nog sprake van enige werkgelegenheidsgroei. Tabelgeeft een samenvattend uitstroomprofiel. T2009-2010

Sector WJK Waarvan:

Uit WMD Uit jeu rg gdzo

Uit k der-inopvang

Gemiddel-de alle

sectoren

Niveau WJK

Totaal uitstroom 27720 13410 6580 7720

Naar andere sector 60% 63% 78% 41% 54% +

Zorg 35% 33% 65% 12%

Onderwijs 4% 2% 4% 7%

Uitzendbureaus 4% 5% 2% 4%

Zakelijke dv* 3% 4% 1% 4%

Start als zelfstandige 3% 3% 2% 5% 4% 0

Naar uitkering 17% 19% 10% 23% 18% 0

WW 9% 11% 6% 10% 10%

AO 2% 2% 2% 3% 2%

Bijstand 1% 2% 0% 2% 2%

Overig 5% 4% 3% 7% 4%

Naar pensioen 5% 6% 3% 3% 6% 0

Naar school/opleiding 5% 3% 2% 11% 5% 0 Overig (niet werkend-geen uitkering)

10% 7% 5% 18% 12% -

100% 100% 100% 100% 100% Bron: CBS in opdracht van UWV e opdrac B is de uit WJK tgespli drie afzonderlijke

en klein deel (5 procent) van de uitstromers in 2010 ging met pensioen, een groter deel (17 procent)

s

et grootste deel (60 procent) van de ex-werknemers is in een andere sector gaan werken. Vooral de

n FCB. In ht van FC uitstroom verder ui tst naar debranches. De mobiliteit tussen de drie branches blijft hierin oveirgens buiten beeld, Er is gekeken naar de uitstroom uit de totale sector Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang; deze is vervolgens uigesplitst naar de drie branches. *De zakelijke dienstverlening is hier exclusief schoonmaak.

Ewerd afhankelijk van een uitkering. De sector week hier in 2010 niet enorm af van het landelijk gemiddelde. Vanuit de kinderopvang was er wel een relatief grote instroom in uitkeringen. Opvallend iook de grote uitstroom naar niet werkend-geen uitkering vanuit de kinderopvang. In de huidige situatie, met een krimp van de werkgelegenheid, zal de uitstroom naar uitkeringsafhankelijkheid hoger uitvallen (met daarbij op termijn ook een toename van de instroom in de bijstand). Hzorg is populair: 35 procent van alle uitstromers is daar gaan werken. Vanuit de jeugdzorg en WMD stromen er veel mensen naar de zorg, vanuit de kinderopvang veel minder. Op afstand volgen het

4. Kansen en mogelijkheden

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 20

onderwijs (4 procent) en de uitzendsector (4 procent)17. De sector zelf heeft meer gedetailleerde cijfers18:

De meest omvangrijke stroom naar de zorg is afkomstig uit de Jeugdzorg, vanuit de Kinderopvang en WMD is de uitstroom (procentueel) iets kleiner.

In alle drie de branches gaan ex-werknemers vooral in de gehandicaptenzorg aan de slag, terwijl dit een relatief kleine zorgbranche is. Blijkbaar sluit het werk goed aan. Vanuit de Jeugdzorg is er ook wel uitstroom naar de GGZ.

De grootste zorgbranche, de verpleging, verzorging en thuiszorg (VTT), kent een relatief geringe instroom vanuit WMD, Jeugdzorg en Kinderopvang. Er zijn wel mensen die overstappen naar deze branche, maar het gaat om kleine aantallen.

Wie worden boventallig? Voor de komende jaren worden dus over de hele linie overschotten verwacht: met name in de Kinderopvang, maar ook in de andere twee branches. Dat betekent dat de sector vooral voor de opdracht staat om het personeel zo veel mogelijk te helpen bij het vinden van een nieuwe baan. Schema 1 geeft een profiel van de medewerkers voor wie boventalligheid dreigt. Schema 1 Globaal profiel boventallige medewerkers

Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening

Veel medewerkers met sociaalagogische opleiding op hbo-niveau

Ongeveer drie kwart is vrouw Gemiddelde leeftijd is 45 jaar (38% is 50-plus), maar

leeftijd boventallige medewerkers is vaak jonger

Jeugdzorg

Veel medewerkers met sociaalagogische opleiding op hbo-niveau, maar mbo’ers hebben het lastiger om baan te behouden vanwege upgrading

Gemiddelde leeftijd is 41 jaar (25% is 50-plus), maar leeftijd boventallige medewerkers is vaak jonger

Drie kwart is vrouw Gemiddeld dienstverband in de Jeugdzorg is 4,6 jaar

Kinderopvang

Vooral medewerkers met opleiding Sociaal Pedagogisch medewerker op niveau mbo-3

Voornamelijk vrouwen Gemiddelde leeftijd is 36 jaar (14% is 50-plus), maar

leeftijd boventallige medewerkers is vaak jonger Gemiddeld dienstverband in de kinderopvang 5,7 jaar Veel behoefte om in deeltijd te werken.

Van werk naar werk Naar aanleiding van ontwikkelingen in de branches worden initiatieven genomen om het (potentieel) boventallige personeel te helpen bij het zoeken naar ander werk. Dit gebeurt deels sectoraal. Zo hebben de Sociale Partners in de branches WMD, Jeugdzorg en Kinderopvang het initiatief genomen om een Loopbaanwinkel, een stimuleringsregeling en een digitaal Loopbaanplein op te richten. Tevens zijn loopbaanpaden ontwikkeld voor personeel uit alle drie de branches. Box 2 Sectorale initiatieven Loopbaanpaden Met het oog op de (komende) boventalligheid in de sector heeft FCB loopbaanpaden ontwikkeld voor een aantal veelvoorkomende functies in de WMD, Jeugdzorg en Kinderopvang. Er worden functies beschreven die wat betreft de aard van het werk verwantschap vertonen met de betreffende functie. Deze beschrijvingen dienen als hulpmiddel voor medewerkers die mogelijk willen overstappen. Qua functieinhoud zijn er relatief gemakkelijke overstapmogelijkheden in zorgbranches en in Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening, maar ook in het onderwijs (als onderwijsassistent of leraarondersteuner onder andere) of in sport en beweging (bijvoorbeeld bij sportverenigingen of fitnesscentra). Voor de lagere functies zijn er ook doorstroommogelijkheden naar de horeca of detailhandel. Hierbij geldt overigens wel dat de werkgelegenheid in een aantal van deze sectoren eveneens onder druk staat. De loopbaanpaden zijn te vinden op www.fcb.nl (onder ‘sterker op de arbeidsmarkt’). Loopbaanwinkel Sociale Partners in de branches WMD, Jeugdzorg en Kinderopvang hebben op 15 mei 2013 de Loopbaanwinkel geopend. In de Loopbaanwinkel worden individuele en groepsbegeleidingstrajecten aangeboden. Doel daarvan is de kansen van deelnemers op de arbeidsmarkt te vergroten en nieuwe deuren te openen. Er worden zes begeleidingstrajecten aangeboden: - Verken je Loopbaan (2 dagdelen),

17 Uit deze cijfers is niet op te maken of het hier gaat om werknemers in ondersteunende functies of in het primaire proces. 18 www.fcb.nl/arbeidsmarktinformatie.

- Netwerken en Solliciteren (4 dagdelen), - Loopbaanoriëntatie – basis (2 maanden), - Loopbaan- en Arbeidsmarktoriëntatie – uitgebreid (4 maanden) - Van werk-naar-werk-basis (4 maanden) - Van werk-naar-werk-uitgebreid (6 maanden). Werknemers uit de drie branches kunnen zich in de Loopbaanwinkel oriënteren op hun loopbaanontwikkeling en mobiliteit. Werkgevers kopen de diensten voor hun medewerker(s) in. Sociale Partners hebben een gezamenlijke korting afgesproken met de landelijke aanbieder van de begeleidingstrajecten, zodat de drie branches daar allemaal van kunnen profiteren. Stimuleringsregeling Gelijktijdig met de opening van de Loopbaanwinkel is een stimuleringsregeling ingesteld. Door deze financiële bijdrage hopen Sociale Partners het gebruik van de instrumenten van de Loopbaanwinkel te stimuleren en de kosten voor werkgevers te verlagen. Aanvragen kunnen worden ingediend tussen 15 mei en 30 september 2013. De financiële bijdrage voor individuele begeleiding bedraagt € 300 per kandidaat, voor groepsbegeleiding € 150 per kandidaat. Per kandidaat is (in 2013) één keer een financiële bijdrage mogelijk, per organisatie voor maximaal 50 kandidaten. Loopbaanplein Er is ook een FCB Loopbaanplein tot stand gebracht. Dit digitale platform is een ontmoetingsplaats waar werknemers en werkgevers uit de drie branches terecht kunnen voor digitale zelfhulpinstrumenten en begeleidingstrajecten. Het gaat onder meer om een e-portfolio, zelf-assessments en een Beroepenverkenner voor medewerkers uit WMD, Jeugdzorg en Kinderopvang. Voor werkgevers uit de branches zijn diverse instrumenten beschikbaar, waaronder een vacaturezoekfunctie. De Loopbaanwinkel krijgt ook een plek op het Loopbaanplein. Eind juni 2013 werd het FCB Loopbaanplein geopend. Meer informatie: www.fcb.nl/loopbaanwinkel Ook in de regio zijn er initiatieven om boventallige medewerkers te helpen bij het vinden van ander werk. Zo zijn werkgevers in de Zorgsector, WMD, Jeugdzorg en Kinderopvang – met inzet van sectorale budgetten – in 2012 gestart met vijf regionale proeftuinen om de arbeidsmobiliteit van medewerkers te bevorderen. De projecten hebben een doorlooptijd van twee jaar en worden ondersteund door FCB en RegioPlus, de koepelorganisatie van regionale werkgeversverbanden in Zorg en Welzijn. Het Ministerie van VWS verleent subsidie voor deze regionale projecten. FCB begeleid de proeftuinen en ondersteunt de regionale werkgeversverenigingen en de deelnemende organisaties op lokaal niveau. Soms gaat het om omscholingsprojecten, soms om individuele loopbaanondersteuning. Elke proeftuin vindt plaats in een andere regio.

In Zeeland richt de aanpak zich vooral op de managementrol bij herplaatsing en inzetbaarheid. In Haaglanden worden kinderopvangmedewerkers opgeleid tot verzorgende niveau 3. In Amsterdam richt het project zich op het verbeteren van de beeldvorming bij welzijnswerkers over

de zorg en vice versa (onder meer via een orïentatieprogramma). In Groningen/Drenthe wordt onderzocht welke WJK-functies de meeste mogelijkheden bieden in de

zorg en welke scholing nodig is. In Twente richt het project zich op ontwikkeling en verbreding van de jeugdprofessional – met een

virtueel portaal voor jobroulatie en een 'ontwikkelwerkplaats'.

Twee proeftuinen worden hieronder nader uitgewerkt. Box 3 Regionale proeftuinen Haaglanden: Van kinderopvang naar zorg Werkgeversvereniging ZorgZijnWerkt in Haaglanden coördineert een project om mensen uit de kinderopvang om te scholen naar een functie in de zorg. Hoewel veel zorginstellingen in de regio op dit moment terughoudend zijn met het aanbieden van opleidingsplaatsen, zijn er nog steeds instellingen die mogelijkheden zien om mensen op te leiden tot verzorgende (deels met het oog op de komende vergrijzing). Ontslagen, boventallige of met boventalligheid bedreigde medewerkers krijgen de gelegenheid een verkort bbl-traject te volgen. Dat begint met een voorbereiding van drie maanden (stoomcursus Nederlands, rekenen en anatomie, en meelopen bij instellingen). Daarna volgt een bbl-aanstelling bij een instelling, en een verkorte opleiding tot verzorgende niveau 3. Een andere variant is dat de kandidaat direct in een bbl-traject instroomt. De verkorte omscholing duurt anderhalf jaar (normaal gesproken drie jaar). De werkgever tekent een intentieverklaring om de kandidaat na afloop van het bbl-contract nog minstens een half jaar in dienst te nemen. Het projectplan is tot stand gekomen in samenwerking tussen ZorgZijnWerkt, Stichting Rijswijkse Kinderopvang, het ID College en het ROC Mondriaan en UWV. UWV biedt, door toepassing van de regeling Noodzakelijke Scholing, de mogelijkheid om gedurende de eerste drie maanden na ontslag met behoud van uitkering de opleiding te volgen. ZorgZijnWerkt kan met subsidie van FCB voorlichtingen organiseren voor medewerkers in de kinderopvang. UWV en ZorgZijnWerkt bezoeken samen werkgevers en organiseren samen voorlichtingsbijeenkomsten, speedmeets en de uiteindelijke selectie. Deze gezamenlijke aanpak is een belangrijke sleutel tot succes, hierdoor is het mogelijk om groepen van voldoende omvang te realiseren. De opleiding wordt door de nieuwe werkgever of uit het Sociaal Plan bekostigd. Lastige punten bij de overstap naar de zorg zijn de (vaak) onregelmatige werktijden en het loon. Bovendien blijkt het lastig om werknemers in de kinderopvang al voor hun daadwerkelijke ontslagaanzegging te stimuleren tot het zoeken naar ander werk. Een eerste groep van 15 deelnemers startte in december 2012. In het eerste kwartaal van 2013 zijn vier groepen gestart met in totaal 96 deelnemers, 89 daarvan hebben inmiddels een bbl-contract met een zorg-werkgever. Voor het najaar staan drie groepen gepland met in totaal 60 werknemers. De verwachting is dat in de regio Haaglanden tot 2015 twaalfhonderd mensen met een SPW-opleiding uit de kinderopvang zullen uitstromen. Hierover is nauw contact met de werkgevers. Twente: Mobiliteit door regie werknemers

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 21

Met 19 organisaties in Jeugdzorg, GGZ, Welzijn, Verslavingszorg en Onderwijs is een unieke samenwerking gaande tussen organisaties die betrokken zijn bij de zorg voor jeugd. Deze Proeftuin Twente richt zich op mobiliteit, transitie en transformatie van de Jeugdzorg. Welke regie kunnen medewerkers zelf nemen over de eigen loopbaan en wat hebben zij daarvoor nodig? Hoe ziet de toekomst eruit en wat is het profiel van de werker in de zorg voor jeugd? Dit zijn vragen waar gezamenlijk invulling aan wordt gegeven door werkgevers en werknemers. In Proeftuin Twente werken de organisaties met Werkgeversvereniging Zorg en Welzijn, de FCB en onderwijsinstellingen samen aan de ontwikkeling van een Virtuele Marktplaats en Ontwikkelwerkplaats voor de professional. Deze zal eind september operationeel zijn. De Virtuele Markplaats en Ontwikkelwerkplaats zijn communicerende vaten en versterken elkaar. Daarnaast is het een communicatieplatform. Het richt zich op de uitwisseling tussen verschillende organisaties van bestaand instrumentarium ter ondersteuning van mobiliteit en regie. Men werkt nu samen aan het gebruik van e-portfolio, e-learning, een netwerkkaart van de regio (geeft medewerkers inzicht in ontwikkelingen bij aanpalende organisaties). Ook wordt ingezet op mogelijkheden te kijken bij andere organisaties, stage te lopen en kennis en expertise uit te wisselen. Het proces van samenwerken en uitwisseling is dus al volop gestart. Proeftuin Twente richt zich op alle medewerkers en functiegroepen in de organisaties en op eigen kracht en ontwikkeling van medewerkers. Een belangrijk punt is de bewustwording over wat er nu gaande is in de komende transformatie en wat dit betekent voor werknemers en werkgevers. Het gesprek hierover is gestart en wordt door medewerkers in de verschillende organisaties gevoerd. Er vindt een uitgebreide interviewronde plaats die het proces van bewustwording ondersteunt, maar ook inzicht geeft in vraagstukken die met elkaar opgelost moeten worden. Dit gebeurt in samenwerking met Universiteit Twente en Saxion. Proeftuin Twente richt zich op het lange termijn perspectief, op verankering en een nieuwe manier van kijken naar werkgever- en werknemerschap.

4.2. Kansen voor instromers

Kansen van schoolverlaters beperkt De geschetste ontwikkelingen maken dat de arbeidsmarktperspectieven voor jongeren die nu een opleiding in Welzijn, Jeugdzorg of Kinderopvang kiezen, minder gunstig zijn. Kenniscentrum Calibris brengt de perspectieven van opleidingen op mbo-niveau in kaart. Het gaat om de (ingeschatte) kans op het vinden van werk na afloop van de opleiding voor studenten die op dit moment aan de opleiding beginnen. Tabel 10 geeft het meest recente beeld (dat overigens gebaseerd is op de inzichten in 2012). De perspectieven van de opleidingen tot sociaal-maatschappelijk dienstverlener, sociaal-cultureel werker, pegagogisch medewerker kinderopvang en pedagogisch medewerker jeugdzorg zijn slecht. Voor de opleiding medewerker maatschappelijke zorg is de kans op werk matig. Voor de opleiding tot persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen wordt de kans op werk als ruim voldoende ingeschat, maar ook het perspectief voor deze opleiding valt in de praktijk op dit moment minder gunstig uit. In het najaar verschijnt een update van de arbeidsmarktkansen, naar aanleiding van nieuwe prognoses in het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt in Zorg en Welzijn. De instroom in de opleidingen voor de kinderopvang is afgenomen. Er worden ‘ombuigingsgesprekken’ gevoerd met jongeren omdat de arbeidsmarktkansen slecht zijn. Tabel 10 Arbeidsmarktperspectieven voor mbo-opleidingen in WJK mbo-

niveau kans op werk kans op stage

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener 4 Gering Matig

Sociaal-cultureel werker 4 Gering Voldoende

Pedagogisch medewerker kinderopvang 3 Gering Ruim voldoende

Medewerker maatschappelijke zorg 3 Matig Matig

Pedagogisch medewerker jeugdzorg 4 Gering Matig

Gespecialiseerd pedagogisch medewerker kinderopvang 4 Gering Voldoende

Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen 4 Ruim voldoende Matig Bron: SBB/Calibris; Kans op werk (2012) en Kans op stage (per juli 2013) via www. Kansopwerk.nl

Op hbo-niveau scoort de opleiding Maatschappelijk werk en hulpverlening redelijk, maar de opleiding Pedagogiek matig. De perspectieven voor Wo Sociale wetenschappen zijn redelijk, maar onder deze noemer is een groot aantal sociale studies samengenomen. De inschatting is gemaakt in 2011, de perspectieven zullen dus op dit moment mogelijk slechter uitvallen. In de Jeugdzorg is steeds meer vraag naar hbo-opgeleide werknemers. In WMD groeit de vraag naar breed inzetbare werknemers. Er wordt geworven voor mensen met de ‘nieuwe’ opleiding Social Work, en minder voor mensen met de klassieke opleidingen. De hbo-opleiding Social Work is een betrekkelijk nieuwe opleiding, die is ontstaan na de invoering van de bachelor-masterstructuur. Social Work is een brede bacheloropleiding met verschillende majors (specialisaties), die per hogeschool variëren. Studenten kunnen bijvoorbeeld kiezen voor een major Culturele Maatschappelijke Vorming (CMV), Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD), Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) of Pedagogiek. Overigens blijken studenten van de opleiding Social Work relatief lang te moeten zoeken voordat ze een baan op het eigen niveau hebben gevonden.

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 22

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 23

Hetzelfde geldt in mindere mate voor de ‘oude’ studies Pedagogiek, Culturele en maatschappelijke vorming, Maatschappelijk werk en dienstverlening en Sociaal juridische dienstverlening19. Tabel 11 Toekomstige arbeidsmarktperspectieven van hogere opleidingen Toekomstige arbeidsmarktsituatie 2016

Hbo Maatschappelijk werk en hulpverlening redelijk

Hbo Pedagogiek matig

Wo Sociale wetenschappen redelijk Bron: ROA_AIS (peildatum 2011).

Mogelijkheden zij-instroom beperkt; wel aanknopingspunten voor participatieplaatsen Met de voorziene werkgelegenheidskrimp is de kans op werk in de sector WMD, Jeugdzorg en Kinderopvang de komende jaren over de hele linie klein. Het ligt niet voor de hand om instroomprojecten te starten of werkzoekenden op te leiden voor functies in deze sector. In de nieuwe Participatiewet wordt het voor bijstandsontvangers wettelijk verplicht om een tegenprestatie te verrichten. Vooral de welzijnsector biedt mogelijk kansen om werkzoekenden met behoud van uitkering als vrijwilliger in te zetten of werkervaring te laten opdoen, bijvoorbeeld in opvanghuizen, wijkcentra, peuterspeelzalen, buurthuizen, of bij de ondersteuning van mantelzorgers. Vaak gaat het om werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Ze worden ingezet als chauffeur, conciërge, toezichthouder, ondersteuner van mantelzorger, in horecavoorzieningen, aan de receptie, et cetera. In onderstaand kader staan een aantal voorbeelden van projecten. Om deze groep perspectief te bieden is het vaak wel noodzakelijk om te investeren in continuïteit van het werk, goede begeleiding en mogelijk ook voorafgaande training. De FNV geeft in het zwartboek Werken in de bijstand; alles behalve gewoon goed werk aan dat dit in de praktijk niet altijd het geval is. Ook wordt gewezen op situaties die duiden op verdringing, bijvoorbeeld werk dat voorheen door betaalde krachten werd gedaan20. Box 4: inzet uitkeringsgerechtigden als vrijwilliger

Gemeente Apeldoorn: prikbord talent In Apeldoorn kunnen uitkeringsgerechtigden en mensen die ondersteuning ontvangen, op een speciale website zoeken naar een passende participatieplek. Geïnteresseerden kunnen er invullen wat hun talenten zijn (eventueel samen met hun klantmanager). Op basis daarvan verschijnt een overzicht met plekken die daarop aansluiten. Daarnaast wordt de afstand in kilometers naar de participatieplek in kaart gebracht. Inzet is dat mensen zoveel mogelijk in hun eigen buurt een passende meedoenplek vinden. Het gaat altijd om een vorm van (begeleid) vrijwilligerswerk. Daarin kunnen mensen ervaring opdoen, zich ontwikkelen en tegelijkertijd iets doen voor de maatschappij. Deelnemende organisaties komen voor een belangrijk deel uit de zorg- en welzijnsector. Op 1 april 2013 hadden zich 213 mensen aangemeld bij de website. 153 maakten via de website gebruik van een meedoen-plek. De website wordt beheerd binnen het Werkplein Activerium Gemeente Spijkenisse: uitkeringsgerechtigden ondersteunen mantelzorgers In 2011 bracht de gemeente Spijkenisse twee beleidsterreinen bij elkaar: die van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en die van Sociale Zaken. Het idee was dat uitkeringsgerechtigden mantelzorgers kunnen ondersteunen als vrijwillige respijtzorger. De gemeente Spijkenisse bracht de uitkeringsgerechtigden die vrijwillig respijtzorg wilden verlenen in contact met lokale zorg- en welzijnsorganisaties die mantelzorgers ondersteunen. In de gesprekken die volgden konden de uitkeringsgerechtigden hun enthousiasme en motivatie weergeven om aan de gratis training mee te doen. Twintig uitkeringsgerechtigden hebben toen, ondanks hun fysieke en psychische (on)mogelijkheden, aan de training meegedaan. Onderwerpen die in de training aan bod komen zijn onder andere bejegening, privacy, motiverende gespreksvoering, vitaliteit, grenzen, zingeving en verschillende typen zorgvragen. Woorden die tijdens de training voor alle uitkeringsgerechtigden een betekenis krijgen en wel in de persoonlijke situatie. Ze leren aan de hand van deze woorden hun eigen grenzen van zingeving en privacy kennen. Het wordt hen duidelijk wat ze vooral wel kunnen. Behalve dat ze waardevol worden voor hun medemens merken ze ook hoe “het helpen van een ander” het eigen leven positiever kan maken. Een deel heeft de training met goed gevolg afgesloten en werkt nog steeds als vrijwillig respijtzorger. In oktober 2013 gaat er weer een gratis training van start voor uitkeringsgerechtigden. Dit keer mogen de uitkeringsgerechtigden van Brielle en Bernisse ook meedoen. Er wordt vooraf een aantal mogelijke deelnemers geselecteerd. De klantmanager neemt eerst contact op met de kandidaat om een aanbod voor de training te doen. De uitkeringsgerechtigden die akkoord gaan met het aanbod van hun klantmanager worden in contact gebracht met een van de mantelzorgorganisaties (St. MEE / Gemiva / Careyn / Argos Zorggroep of Swo). De uitkeringsgerechtigde kan de training volgen en als vrijwillig respijtzorger aan de slag gaan. Wie de opleiding met succes afsluit mag de instaptoets voor een leerwerktraject in de zorg doen.

In de nieuwe cao voor de Kinderopvang is afgesproken om ongeveer honderd Wajongers de kans te geven om in de branche te werken, tussen de kinderen of achter de schermen, bijvoorbeeld bij de

19E. Berkhout e.a.. Studie & Werk 2013. Hbo’ers en academici van afstudeerjaar 2010/11 op de arbeidsmarkt. SEO

economisch onderzoek, juni 2013. 20 FNV. Alles behalve gewoon goed werk. Ervaringen van bijstandsgerechigden met de Wet Werk en Bijstand. Rapportage

meldpunt FNV. December 2012.

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 24

administratie van een kinderopvangorganisatie. Ook dit biedt aanknopingspunten voor specifieke groepen. Verschillen tussen regio’s De sector WMD, Jeugdzorg en Kinderopvang voorziet in alle regio’s voor 2 tot 3 procent van de totale werkgelegenheid in de regio. Alleen in Amsterdam ligt het aandeel iets hoger (4 procent). De gegevens in tabel 12 zijn gebaseerd op data uit het onderzoeksprogramma AZW. Dit programma onderscheidt 28 regio’s21. Deze regio’s wijken (enigszins) af van de 35 arbeidsmarktregio’s die gemeenten en UWV onderscheiden. De tabel maakt zichtbaar dat de verhouding tussen de drie branches behoorlijk kan verschillen per regio. Naarmate het aandeel van de kinderopvang in de regio groter is, worden de instroomkansen kleiner. In de kinderopvang zal zich namelijk de grootste werkgelegenheidskrimp voordoen. Tabel 12 Werkgelegenheid naar regio Banen werknemers, 2011

Verdeling over branches:

Regio

Aandeel WJK in regionale

werkgelegenheid Kinder-opvang

Jeugdzorg WMD

Groningen 3% 46% 19% 35%

Drenthe 3% 47% 16% 37%

Friesland 2% 35% 21% 44%

IJsselVechtstreek 2% 43% 28% 29%

Twente 2% 57% 11% 32%

Noordwest-Veluwe en Stedendriehoek 2% 42% 25% 33%

Achterhoek 1% 46% 21% 33%

Zuid-West-Gelderland 3% 46% 13% 41%

Midden-Gelderland 3% 41% 28% 31%

Flevoland 3% 62% 17% 21%

Gooi en Vechtstreek 3% 73% 1% 26%

Utrecht en omgeving 3% 45% 18% 37%

Amersfoort en omgeving 3% 51% 13% 36%

Noord-Holland-Noord 2% 59% 19% 21%

Zaanstreek-Waterland 2% 63% 11% 26%

Amsterdam 4% 34% 22% 44%

Amstelland, Kennemerland en Meerlanden 2% 67% 12% 20%

Rijnstreek 3% 53% 29% 19%

Rijnmond 3% 46% 16% 38%

Haaglanden 3% 50% 15% 35%

Drechtsteden 2% 65% 6% 29%

Zeeland 2% 52% 27% 21%

West-Brabant 2% 51% 14% 36%

Midden-Brabant 3% 46% 15% 39%

Noord-Oost-Brabant 2% 50% 22% 27%

Zuid-Oost-Brabant 2% 52% 18% 30%

Noord- en Midden-Limburg 2% 42% 19% 39%

Zuid-Limburg 2% 41% 25% 34%

Nederland 3% 48% 19% 34% Bron: Regionaal Tabellenboek AZW (bewerking UWV)

In de regionale prognoses van het onderzoeksprogramma AZW zijn grote verschillen tussen regio’s zichtbaar. In sommige regio’s worden enorme overschotten verwacht voor 2015. Met name in de Kinderopvang kunnen die oplopen tot meer dan 50 procent van de werkgelegenheid in de sector. Dat is het geval in IJsselVechtstreek, Friesland, Noordwest-Veluwe en Stedendriehoek en Noord- en Midden-Limburg. In andere regio’s blijven de overschotten beperkter. In de overige branches verschilt het beeld per regio nog sterker. Zo werden bij het opstellen van de prognoses in de regio Amersfoort nog tekorten verwacht in de branche WMD, en in Utrecht en Rijnstreek in de Jeugdzorg. Ook een analyse van de kans op werk van opleidingen duidt op verschillen tussen regio’s. Zo wordt de kans op werk van pedagogisch medewerker Jeugdzorg in de regio’s Midden- en Oost-Utrecht en Holland Rijnland en Midden-Holland nog

21 Zie www.regioplus.nl. Deze regio’s wijken af van de (inmiddels 35) arbeidsmarktregio’s van UWV.

als goed ingeschat. Het gaat in beide gevallen om prognoses die medio 2012 zijn gemaakt. Daarin zijn de meest recente ontwikkelingen nog niet meegenomen. Het is dus verre van zeker dat zich in deze regio’s echt tekorten zullen voordoen. Wel is het aannemelijk dat dit de regio’s en segmenten zijn waar de kans op instroom relatief beter is dan elders. In het najaar verschijnen nieuwe prognoses. In het kader van het onderzoeksprogramma AZW worden meer regionale data beschikbaar gesteld (bijvoorbeeld over pendelstromen, uitstroom uit het onderwijs). Recentelijk verschenen ook twee regionale verdiepingsrapportages (over Midden-Gelderland en Zeeland). Deze zijn te vinden op www.azwinfo.nl (onder ‘detaildata’ en ‘publicaties’).

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 25

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 26

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 27

AZW. Arbeid in zorg en welzijn 2012. Integrerend jaarrapport. December 2012.

ZW. Arbeidsmarktprognoses van VOV-personeel in Zorg en Welzijn 2011-2015. Maart 2012.

ZW. Jodfeed als meetinstrument voor vacatures in Zorg en WJK. Onderzoek naar kwaliteit en

ZW. Regionaal Tabellenboek AZW. November 2012.

ZW. Werknemersenquête Zorg en WJK 2011. Februari 2012.

oer en Croon. De toekomst van aanbieders van jeugd- en opvoedhulp. Strategische gevolgen van de

ureau Bartels. Participatie onder druk. Onderzoek naar bezuinigingen in Welzijn en Maatschappelijke

rief Jeugdzorg Nederland, FBZ, Abvakabo FNV en CNV Publieke zaak over effecten transitie jeugd voor

CB. Beroepengids 2012.

CB. Feiten en cijfers 2010. Branche Kinderopvang.

CB. Feiten en cijfers 2010. Branche Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening.

NV. Alles behalve gewoon goed werk. Ervaringen van bijstandsgerechigden met de Wet Werk en

oevenagel, R. Behoefte aan MBO-ers en HBO-ers in de Jeugdzorg. Resultaten van een telefonisch en

ollander, M. e.a. Arbeidsmarkteffectrapportage transitie Jeugdzorg. Zoetermeer, 31 januari 2013.

OVISIE. Wmo-competenties in de branche Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. MOVISIE,

WV Arbeidsmarktprognose 2013-2014. Met een doorkijk naar 2018. Amsterdam, juni 2013.

A Abruikbaarheid. Juni 2012. A A Bstelselherziening. September 2012. BDienstverlening in relatie tot de transities. Amersfoort, 3 juli 2012. Bde werkgelegenheid, d.d. 19 juni 2013. F F F FBijstand. Rapportage meldpunt FNV. December 2012. Hinternetonderzoek. Zoetermeer, 5 juli 2012. H M2013. U

Literatuurlijst

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 28

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 29

Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening

Cao o Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening 2008-2011 kende een looptijd tot 31 december

er

rancheorganisatie ijke brancheorganisatie voor Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (WMD).

(het bieden van

Cao idige Cao Jeugdzorg loopt van 1 mei 2011 tot en met 30 april 2013. De cao wordt afgesloten door

rancheorganisatie e branchevereniging voor jeugdzorgorganisaties. Zij behartigt de belangen van

Cao o Kinderopvang wordt namens werkgevers afgesloten door de Brancheorganisatie Kinderopvang, en

anuari 2012

rancheorganisatie vang behartigt en vertegenwoordigt de belangen van ondernemers in de

e de

De Ca2010. De cao is daarna twee keer met één jaar verlengd. Cao-partijen hebben een akkoord bereikt ovde cao 2012-2013. De cao wordt afgesloten door de MOgroep (namens werkgevers) en Abvakabo FNV enCNV Publieke Zaak (namens werknemers). BDe MOgroep is de landelMet ruim 900 leden vertegenwoordigt de MOgroep meer dan 80 procent van het veld van organisaties die werkzaam zijn in WMD. Als brancheorganisatie behartigt de MOgroep de collectieve belangen van de leden, sluit collectieve overeenkomsten af, zoals de cao, ondersteunt de leden bij hun werkgeversfunctie en bedrijfsvoering en biedt specifieke dienstverlening voor de leden branche-informatie, regelen van korting via mantelcontracten, online juridisch advies). Website: www.mogroep.nl

Jeugdzorg

De huJeugdzorg Nederland (namens werkgevers) en Abvakabo FNV, CNV Publieke Zaak en de Federatie van Beroepsorganisaties in de Zorg (namens werknemers). BJeugdzorg Nederland is dondernemers in de Jeugdzorg en treedt op als werkgeversorganisatie. Vrijwel alle organisaties die vallen onder de Wet op de jeugdzorg, zijn lid. Het gaat om 53 organisaties voor Jeugd en opvoedhulp, 14 Bureaus Jeugdzorg en 36 organisaties die de Jeugdzorg-cao volgen. Website: www.jeugdzorgnederland.nl

Kinderopvang

De Canamens werknemers door Abvakabo FNV, CNV Publieke Zaak KO en de Unie. In mei 2013 is overeenstemming bereikt over een nieuwe cao, die (met terugwerkende kracht) loopt van 1 jtot 31 december 2014. BBrancheorganisatie Kinderopkinderopvang. Het gaat om ondernemers in de dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderopvang en peuterspeelzalen. Kerntaken van de brancheorganisatie zijn: werkgeversvertegenwoordiging, belangenbehartiging, visie- en beleidsontwikkeling, informatieverstrekking en dienstverlening. Dorganisatie bestaat sinds 2011 en is voortgekomen uit een fusie tussen MOgroep Kinderopvang enBranchevereniging Ondernemers in de Kinderopvang (BKN). Website: www.kinderopvang.nl

Bijlage I Sociaaleconomische structuur

Brancheoverstijgende organisaties

Bonden De volgende bonden zijn betrokken bij het arbeidsvoorwaardenoverleg in één of meer van de genoemde branches:

Abvakabo FNV is de grootste vakbond in de publieke sector, en organiseert ook de werknemers in de zorg. Abvakabo FNV is betrokken bij de cao’s (en Sociale Plannen) in alle drie de branches, en opereert als belangenbehartiger voor werknemers in de zorg. Daarnaast geeft Abvakabo FNV de leden juridische hulp, loopbaanadvies, trainingen et cetera. Website: www.abvakabofnv.nl (onder ‘sectoren’: zorg)

CNV Publieke Zaak is de CNV-bond voor mensen werkzaam in de publieke sector. De leden werken onder andere bij de overheid, geprivatiseerde overheidsinstellingen of in de zorg- en welzijnsector. CNV Publieke zaak is betrokken bij alle drie de cao’s, en biedt individuele dienstverlening (zoals rechtsbijstand, belastinghulp) en cursussen voor leden. Website: www.cnv.nl (onder ‘over cnv’: cnv publieke zaak).

De Unie is betrokken bij de cao-onderhandelingen in de Kinderopvang. Daarnaast geeft de Unie deskundige hulp en advies, rechtsbijstand, loopbaanadvies en juridisch advies aan de leden. Website: www.unie.nl

FBZ is betrokken bij de Cao Jeugdzorg. FBZ staat voor Federatie van Beroepsorganisaties in de Zorg en daaraan gerelateerd onderwijs en onderzoek. De FBZ voert het arbeidsvoorwaardenoverleg in opdracht van twintig beroepsorganisaties, van (wetenschappelijk) onderwijs en onderzoek. Website: www.fbz.nu (de aangesloten organisaties zijn te vinden onder ‘FBZ-organisaties’)

FCB: dienstverlenen in arbeidsmarktvraagstukken FCB stimuleert en ondersteunt werkgevers en werknemers bij de ontwikkeling van het werk in de branches WMD, Jeugdzorg en Kinderopvang. FCB doet dat onder andere via stimuleringsregelingen, ondersteuning van innovatieve projecten, trainingen, workshops en andere collectief ontwikkelde instrumenten. Alle instrumenten zijn samengesteld voor en door werkgevers en werknemers in de drie branches. FCB wordt bestuurd door de MOgroep, Jeugdzorg Nederland, de Brancheorganisatie Kinderopvang, Abvakabo FNV en CNV Publieke Zaak,. Website: www.fcb.nl Calibris: kenniscentrum onderwijs en arbeidsmarkt Als kenniscentrum voor leren in de praktijk in Zorg, Welzijn en Sport is Calibris verantwoordelijk voor erkenning van leerbedrijven en vaststelling van kwalificaties. In het verlengde daarvan richt Calibris zich op de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming. Calibris brengt betrokken partijen bijeen in regionale netwerken en convenanten, initieert maatschappelijk relevante projecten en ontwikkelt effectieve en innovatieve oplossingen. Calibris levert bovendien arbeidsmarktinformatie over de betreffende sectoren. Website: www.calibris.nl Regionale verbanden van werkgevers De arbeidsmarkt in de sector Zorg en Welzijn is sterk regionaal bepaald. In zeventien regio’s werken organisaties in zorg en welzijn dan ook samen in werkgeversverbanden. Deze samenwerkingsverbanden ondersteunen de aangesloten instellingen bij de gezamenlijke aanpak van personeelsvraagstukken. Dit doen zij onder meer door regionaal arbeidsmarktonderzoek: regionale verkenningen die zowel inzicht als aanknopingspunten voor de huidige en toekomstige arbeidsmarkt bieden. Ook stimuleren de arbeidsmarktorganisaties regionale samenwerking. Verder bieden zij op regionaal niveau een platform voor discussie en kennisuitwisseling en bieden zij instrumenten en diensten aan die de ontwikkeling van strategisch hrm-beleid bevorderen, bij individuele werkgevers en regiobreed. RegioPlus is het samenwerkingsverband van deze zeventien regionale arbeidsmarktorganisaties. In dit landelijk dekkend netwerk is RegioPlus de spil tussen landelijke thema’s en regionaal beleid. Website: www.regioplus.nl (hierop zijn ook de aangesloten regionale samenwerkingsverbanden te vinden)

Handige websites

www.youchooz.nl YouChooz is de voorlichtingssite over opleidingen en beroepen in Zorg, Welzijn en Sport. De site is in 1999 opgericht onder de naam GOBnet. Sinds oktober 2009 heet hij YouChooz. De site biedt uitgebreide, actuele en betrouwbare informatie om een bewuste keuze voor werken of leren in zorg, welzijn of sport te ondersteunen. Op de site staan honderden handige adressen en informatie over de werkvelden. Er zijn ook zo’n driehonderd beroeps- en opleidingsbeschrijvingen te vinden, met relevante informatie zoals salarisgegevens, benodigde persoonlijke eigenschappen en arbeidsmarktinformatie. Bovendien wordt via de site individuele voorlichting gegeven door mensen met praktijkervaring. YouChooz is een website van Calibris, het kenniscentrum voor leren in de praktijk in Zorg, Welzijn en Sport.

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 30

www.werkinzorgenwelzijn.nl Werkinzorgenwelzijn.nl biedt toegang tot zeventien regionale vacaturebanken voor zorg en welzijn. De website biedt alle actuele vacatures in verschillende beroepen, van verzorgende tot huishoudelijk medewerker en van administratief medewerker tot laborant. Op de regionale websites staan ook nuttige informatie en handige tips over mogelijkheden om te werken en te leren in de zorg. De website is is een project van Stichting RegioPlus. www.werkinwelzijn.nl, www.werkinjeugdzorg.nl, www.werkinkinderopvang.nl Per branche bestaat een aparte internetsite met informatie over de sector, veelvoorkomende functies en relevante opleidingen. Daarnaast kunnen bezoekers zoeken in de vacaturebank en hun cv plaatsen. Deze websites zijn ontwikkeld door FCB, in samenwerking met de MOgroep Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening, Abvakabo FNV en CNV Publieke Zaak. www.azwinfo.nl In deze sectorbeschrijving is veelvuldig gebruikgemaakt van publicaties die in het kader van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW) zijn verschenen. Deze publicaties zijn te downloaden van www.azwinfo.nl. Het onderzoeksprogramma wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VWS, Sociale Partners in Zorg en Welzijn en Calibris. UWV WERKbedrijf heeft tot en met 2012 bijgedragen. Ook de komende tijd verschijnen nog publicaties. Zo verschijnt naar verwachting in mei 2013 een arbeidsmarkteffectrapportage van het Regeerakkoord. Daarnaast wordt gewerkt aan een tool waarin regio’s aannames kunnen invoeren en die laat zien welk effect zo’n aanname heeft op de regionale arbeidsmarkt in de zorg.

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 31

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 32

Tabel B1 Werkgevers over moeilijk vervulbare vervulbare vacatures Kinderopvang Jeugdzorg Welzijn

Maatschappelijke Dienstverlening

Aandeel vacatures dat moeilijk vervulbaar is

27% 12% 45%

Waarvan*

Directie/staf/ondersteunend personeel 13% 65% 4%

Primair proces/uitvoerend personeel 87% 35% 96% Bron: AZW. Werkgeversenquête Zorg en WJK 2011

Bijlage II Extra tabellen

Tabel B3 Mobiliteit in de sector WMD, Jeugdzorg en Kinderopvang (2009-2010) Instroom: nieuwe medewerkers in de sector Doorstroom: werknemers die binnen de sector van baan wisselen Uitstroom: werknemers die de sector verlaten.

Aantal %

In-stoom

Door-stroom

Uit-stroom

In-stroom

Door-stroom

Uit-stroom

Totaal werknemers1) 180 840 174 640 Totaal in-, door-, uitstroom 34 090 6 730 27 720 100 100 100

uit/naar andere sector2) 19 720 16 710 58 60 waarvan Landbouw 60 30 0 0 Procesindustrie 80 40 0 0 Grafimedia 20 0 0 0 Metalektro en Metaalnijverheid 60 20 0 0 Overige industrie 150 330 0 1 Bouwnijverheid 150 30 0 0 Mobiliteitsbranche 40 30 0 0 Groothandel 270 110 1 0 Detailhandel 970 290 3 1 Vervoer en opslag 180 90 1 0 Horeca 520 220 2 1 Informatie en communicatie 250 90 1 0 Financiële dienstverlening 310 150 1 1 Uitzendbureaus 1 990 1 230 6 4 Schoonmaak 280 120 1 0 Zakelijke dienstverlening overig 5 260 860 15 3 Openbaar Bestuur 720 530 2 2 Onderwijs 1 180 1 090 3 4 Zorg 5 200 9 600 15 35 WMD, Jeugdzorg, Kinderopvang Cultuur, sport en recreatie 460 300 1 1 Overige dienstverlening 790 1 110 2 4

uit/naar uitkering 3 040 6 140 9 22 waarvan WW-uitkering 1 460 2 630 4 9 AO-uitkering 280 610 1 2 Bijstandsuitkering 630 390 2 1 Overige uitkering 580 1 260 2 5 Pensioen 90 1 260 0 5

uit/naar anders dan baan of uitkering 11 330 4 870 33 18 waarvan Als scholier/student 7 260 1 300 21 5 Als zelfstandige 660 900 2 3 Overig 3 410 2 670 10 10 Waaronder als migrant 280 330 1 1

1) Het uitgangsjaar is voor in- en doorstromers 2010, voor uitstromers is het uitgangsjaar 2009. 2) De sector 'onbekend' is niet meegenomen. Totaal in- of uitstroom naar een andere sector is groter dan de onderliggende sectoren omdat de onbekenden in het totaal wel zijn meegenomen.

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 33

Vervolg tabel B3 Aantal %

In-stoom

Door-stroom

Uit-stroom

In-stroom

Door-stroom

Uit-stroom

Van/naar inschrijving UWV 3 040 3 770 9 14

Geslacht

Mannen 6 340 730 5 480 19 11 20 Vrouwen 27 760 6 000 22 240 81 89 80

Leeftijd 15 tot 25 jaar 10 900 2 000 4 180 32 30 15 25 tot 45 jaar 15 630 3 590 13 540 46 53 49 45 tot 55 jaar 5 580 910 6 240 16 14 23 55 tot 65 jaar 1 980 240 3 760 6 4 14

Herkomstgroepering Autochtonen 26 670 5 360 21 550 78 80 78 Westerse allochtonen 2 690 480 2 270 8 7 8 Niet-westerse allochtonen 4 740 890 3 890 14 13 14

Type (nieuw) arbeidscontract1) Totaal 34 090 850 16 270 100 13 59 Waarvan Vast urencontract 30 560 520 14 920 90 8 54 Waaronder Stagiaire 180 10 30 1 0 0 WSW 0 – 20 0 0 Flexibel urencontract 3 540 320 1 340 10 5 5 Waarvan Uitzendkracht* – – 730 3 Oproepkracht 3 540 320 620 10 5 2

Een vast urencontract betekent: een contract met een vast aantal uren per maand. *Bij instromers staat het aantal uitzendkrachten op nul omdat het gaat om een arbeidscontract met een organisatie uit de sector. Dat zijn per definitie geen uitzendorganisaties. Bron: CBS in opdracht van UWV

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 34

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 35

Uitgave

g Arbeidsmarktinformatie en –advies

ostadres 5

rdam

nlichtingen r (020) 752 41 15 en (020) 752 41 16

edactie an der Aalst

UWV Afdelin PPostbus 58281040 HG Amste ITelefoonnumme RMechelien vKees van Uitert

Colofon

Disclaimer

Alles uit deze uitgave mag worden overgenomen, echter uitsluitend met bronvermelding. UWV © 2013

Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang 36

Einde rapport