61
Steroïdprofilering in saliva aan de hand van GC/CI/MSMS Laurie De Wilde Verhandeling ingediend tot het verkrijgen van de graad van Master in de Biomedische Wetenschappen Promotor: dr. Michaël Polet Co-promotor: prof. dr. ir. Peter Van Eenoo Vakgroep: Klinische biologie, microbiologie en immunologie Academiejaar 2015 2016

Steroïdprofilering in saliva aan de hand van GC/CI/MSMSlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/272/672/RUG01-002272672... · 2016-07-27 · Steroïdprofilering in saliva aan de hand van GC/CI/MSMS

  • Upload
    others

  • View
    2

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Steroïdprofilering in saliva aan de

hand van GC/CI/MSMS

Laurie De Wilde

Verhandeling ingediend tot

het verkrijgen van de graad van

Master in de Biomedische Wetenschappen

Promotor: dr. Michaël Polet

Co-promotor: prof. dr. ir. Peter Van

Eenoo

Vakgroep: Klinische biologie,

microbiologie en immunologie

Academiejaar 2015 – 2016

Steroïdprofilering in saliva aan de

hand van GC/CI/MSMS

Laurie De Wilde

Verhandeling ingediend tot

het verkrijgen van de graad van

Master in de Biomedische Wetenschappen

Promotor: dr. Michaël Polet

Co-promotor: prof. dr. ir. Peter Van

Eenoo

Vakgroep: Klinische biologie,

microbiologie en immunologie

Academiejaar 2015 – 2016

Voorwoord

Het tot een goed einde brengen van deze thesis zou niet gelukt zijn zonder de hulp en steun van

anderen. Ik wil dan ook iedereen bedanken die hier op een of andere manier toe bijgedragen

heeft.

Ten eerste wil ik prof. dr. ir. Peter Van Eenoo bedanken om mij, als niet-West-Vlaming, de

kans te geven om mijn thesis in het DoCoLab te maken. Bedankt om mijn werk na te lezen en

bij te sturen waar nodig.

Ik wil dr. Michaël Polet bedanken voor de begeleiding, zowel bij mijn praktisch werk als bij

het schrijven van deze thesis. Bedankt voor het vrijmaken van je tijd, het geven van nuttige tips,

het beantwoorden van mijn vragen en het nalezen van mijn schrijfwerk.

Ik zou ook iedereen uit het DoCoLab willen bedanken. Ann, Dominique, Fiona, Jan, Koen,

Kris, Leen, Lore, Monica, Peter, Pieter, Ruth, Steven en Wim, bedankt voor de leuke sfeer in

het labo en tijdens de pauzes. Dankzij jullie was het aangenaam om aan mijn thesis te werken.

Ik wil ook Ann-Sofie bedanken voor de productieve schrijfmomenten, de fijne babbels

tussendoor en het mee invullen van onze thesisdagen in het labo.

Verder wil ik Marjolijn bedanken en alle mensen die bereid waren om te zeveren voor het goede

doel.

Joyca, Kelly en Tim verdienen zeker ook een dankjewel. Jullie speelden een fijne rol in mijn

studententijd, fleurden mijn notities op en maakten het volgen van de lessen aangenamer. Sofie

en Elke wil ik bedanken voor de sportieve ontspanningen en de gezellige tijd op kot. Ik wil ook

mijn vrienden in Zele bedanken voor de steun gedurende de afgelopen jaren.

Ik ben mijn broer en zus ook zeker dank verschuldigd. Zij gaven mij de moed en kracht om

door te bijten. Fabian, naar jou kon ik altijd opkijken. Nina, bedankt voor je onvoorwaardelijk

vertrouwen in je grote zus, je enthousiasme als ik in het weekend thuiskwam en je amusante

manieren om me op te peppen.

Tot slot wil ik mijn ouders bedanken voor hun financiële en morele steun, hun vertrouwen en

de kansen die ik kreeg. Zonder hen zou het volbrengen van deze studies niet mogelijk geweest

zijn.

Lijst van afkortingen

µ Gemiddelde

A Androsteron

AAS Anabole androgene steroïden

ADION Androsteendion

AR Androgeenreceptor

BI Betrouwbaarheidsinterval

CBG Cortisolbindend globuline

CI Chemische ionisatie

CV% Variatiecoëfficiënt

DHEA Dehydroepiandrosteron

DHT Dihydrotestosteron

EI Elektron impact

E Epitestosteron

Etio Etiocholanolone

GC Gaschromatografie

GC/MS Gaschromatografie-Massaspectrometrie

GC-C-IRMS Gas chromatography-combustion-isotope

ratio mass spectrometry

hCG Humaan choriongonadotrofine

HPLC High pressure liquid chromatography

IQ1 1e kwartiel

IQ3 3e kwartiel

IRMS Isotoop-ratio massaspectrometrie

LC Liquid chromatography of

vloeistofchromatografie

LOQ Limit of quantification of

bepaalbaarheidsgrens

m/z Massa-tot-ladingverhouding

MeT Methyltestosteron

MRM Multiple Reaction Monitoring

MSTFA N-methyl-N-(trimethylsilyl)

trifluoroacetamide

OC Orale contraceptiva

OFN Oxygen free nitrogen of zuurstofvrije

stikstof

PAP Phosphatidic acid phosphatase

PAPS 3'-Phosphoadenosine-5'-phosphosulfate

QC Quality control of kwaliteitscontrole

RL Referentielimiet

RSD Relatieve standaarddeviatie

SD Standaarddeviatie

SG Specific gravity

SHBG Sex hormone-binding globulin of

geslachtshormoonbindend globuline

SULT Sulfotransferases

T Testosteron

TMS Trimethylsilyl

UDP Uridine diphospho

UDPGA Uridine 5'-diphospho-glucuronic acid

UGT (UDP)-glucuronosyl transferase

WADA Wereld Anti-Doping Agentschap

α Significantieniveau

Inhoud Samenvatting .............................................................................................................................. 1

Summary .................................................................................................................................... 2

1 Inleiding ............................................................................................................................. 3

1.1 Doping en sport ........................................................................................................... 3

1.2 Anabole androgene steroïden (AAS) ........................................................................... 3

1.2.1 Structuur ............................................................................................................... 3

1.2.2 Endogene aanmaak en metabolisatie AAS ........................................................... 4

1.2.3 Werking ................................................................................................................ 7

1.2.4 Bijwerkingen ........................................................................................................ 7

1.3 Detectie van steroïdmisbruik ....................................................................................... 8

1.3.1 Chromatografie ..................................................................................................... 8

1.3.2 Massaspectrometrie .............................................................................................. 9

1.3.3 Steroïdprofiel ...................................................................................................... 10

1.3.4 GC-C-IRMS ....................................................................................................... 11

1.4 Matrices voor analyse ................................................................................................ 11

1.4.1 Urine ................................................................................................................... 11

1.4.2 Bloed .................................................................................................................. 12

1.4.3 Speeksel .............................................................................................................. 12

1.5 Doel ........................................................................................................................... 19

2 Materiaal en methoden ..................................................................................................... 20

2.1 Producten en reagentia ............................................................................................... 20

2.2 Instrumenten .............................................................................................................. 20

2.2.1 GC/CI/MSMS ..................................................................................................... 20

2.3 Staalcollectie: referentiepopulatie en excretiestudie ................................................. 22

2.3.1 Referentiepopulatie: inter-individuele variatie ................................................... 22

2.3.2 Intra-individuele variatie .................................................................................... 23

2.3.3 Administratiestudie ............................................................................................ 23

2.3.4 Staalafname ........................................................................................................ 24

2.4 Methode ..................................................................................................................... 24

2.4.1 Staalvoorbereiding ............................................................................................. 24

2.4.2 Kwaliteitscontrole .............................................................................................. 25

2.4.3 Validatie ............................................................................................................. 25

2.5 Dataverwerking en statistische analyse ..................................................................... 25

3 Resultaten en discussie ..................................................................................................... 26

3.1 Validatie ..................................................................................................................... 26

3.2 Referentiepopulatie (inter-individuele variatie) ........................................................ 27

3.2.1 Vrouwen ............................................................................................................. 27

3.2.2 Mannen ............................................................................................................... 29

3.2.3 Leeftijd ............................................................................................................... 32

3.2.4 Geslacht .............................................................................................................. 33

3.2.5 Hormonaal anticonceptiegebruik ....................................................................... 33

3.2.6 Menstruele fase .................................................................................................. 34

3.2.7 Alcohol ............................................................................................................... 34

3.2.8 Drugs .................................................................................................................. 34

3.2.9 Gebruik van voedingssupplementen .................................................................. 34

3.2.10 Sport ................................................................................................................... 34

3.2.11 Stressniveau ........................................................................................................ 35

3.2.12 Tijdstip speekselcollectie ................................................................................... 35

3.3 Intra-individuele variatie ........................................................................................... 35

3.3.1 Korte termijn ...................................................................................................... 35

3.3.2 Lange termijn ..................................................................................................... 43

3.4 Administratiestudie .................................................................................................... 45

3.4.1 Saliva .................................................................................................................. 45

3.4.2 Urine ................................................................................................................... 46

4 Besluit ............................................................................................................................... 48

5 Referentielijst ................................................................................................................... 49

1

Samenvatting

Dopinggebruik is niet alleen een bedreiging voor sport, maar ook voor de gezondheid. Het

gebruik van anabole androgene steroïden (AAS) leidt, via binding op de androgeenreceptor

(AR) in het cytoplasma van het targetweefsel, tot een masculinisering en stimulering van de

eiwitopbouw en het botmetabolisme. Voor de detectie van steroïdmisbruik kan een beroep

gedaan worden op verschillende methoden, zoals vloeistof- of gaschromatografie gekoppeld

aan een massaspectrometer. Verschillende matrices zoals urine en bloed zijn geschikt voor

dopinganalyse. Naast deze gebruikelijke matrices, werd speeksel onderzocht als matrix voor

dopinganalyse, met als voordelen dat het gemakkelijk en op een niet-invasieve manier kan

gecollecteerd worden zonder de privacy van de atleet te schenden. Doordat de concentratie van

testosteron een factor 100 stijgt in speeksel bij een transdermale administratieroute, werd een

steroïdprofiel ontwikkeld in speeksel dat het makkelijker maakt om verdachte stalen te vinden

bij personen die deze administratieroute gebruikten.

Met behulp van GC/CI/MSMS (gaschromatografie/chemische ionisatie/ massaspectrometrie)

werd een methode ontwikkeld om speekselstalen te analyseren. Aan de hand van een

referentiepopulatie, die bestond uit 149 mannen en 170 vrouwen tussen de 18 en 79 jaar, die

een informed consent ondertekenden en een medische vragenlijst invulden, werd de inter-

individuele variatie bestudeerd. Ook de intra-individuele variatie werd bekeken op korte en

lange termijn. Een administratiestudie werd uitgevoerd om de analyseprocedure te testen en te

kijken of speeksel een meerwaarde heeft als analysematrix.

Uit de resultaten van de kortetermijnstudies blijkt dat het moment van collectie belangrijk is

voor het interpreteren van de steroïdconcentraties. Het collectietijdstip beïnvloedt veel minder

de verhoudingen van de steroïden.

De berekende intra-individuele referentielimieten (gemiddelde + 3x de standaarddeviatie)

zouden gehanteerd kunnen worden in een biologisch paspoort.

Ten slotte is speeksel een geschikte matrix om het gebruik van een testosterongel te detecteren.

De testosteronconcentraties stijgen met een factor 170 ten opzichte van het basale niveau. In

urine worden slechts enkele verdachte stalen verkregen. De detectietijd is bovendien langer in

speeksel (128 u) dan in urine (72 u).

2

Summary

BACKGROUND: Blood and urine are the most commonly used fluids for doping analysis.

Saliva was examined as a possible matrix for the detection of steroid abuse. The collection

procedure is non-invasive and does not violate the privacy of the athlete. A steroid profile in

saliva was developed to facilitate the detection of transdermal administration of doping

substances. These are difficult to detect in urine or blood.

METHODS: Gas chromatography chemical ionization mass spectrometry (GC/CI/MSMS)

was used for the quantitative analysis of saliva. A reference population of 149 men and 170

women was studied for the inter-individual variation. The intra-individual variation was studied

on short (nwomen=5, nmen=4) and long (nmen=1) term. An administration study was performed to

verify the applicability of the procedure.

RESULTS: The upper reference limits at 99 % were assessed for male and female populations.

CONCLUSIONS: The moment of collection was important in order to interpret the

concentrations, whereas it is not essential when studying the ratios of these steroids. The intra-

individual reference value could be used in a biological passport. Saliva seems to be an excellent

fluid to detect the use of a testosterone gel. The concentrations in saliva increase with a factor

170 compared to the normal values. In urine only a few suspicious samples were seen. In

addition, the detection time is longer in saliva (128 h) compared to urine (72 h).

3

1 Inleiding

1.1 Doping en sport

Het gebruik van doping in sport is verboden. Het WADA (Wereld Anti-Doping Agentschap)

werd in 1999 opgericht en streeft naar dopingvrije sport. Zijn belangrijkste activiteiten zijn

onderzoek, opleiding, ontwikkeling van anti-dopingmogelijkheden en monitoring van de

Wereld Anti-Doping Code. Dit is een document waarin het anti-dopingbeleid in alle sporten en

alle landen wordt samengebracht.1 Op dit ogenblik zijn er wereldwijd 35 labo’s geaccrediteerd

om dopinganalyses uit te voeren. DoCoLab, een van deze geaccrediteerde labo’s, is gevestigd

op het Technologiepark te Zwijnaarde.

Doping is niet enkel een probleem binnen sport, het houdt ook risico’s in voor de gezondheid

en het welzijn van de gebruiker. Dit misbruik is ook niet langer beperkt tot de topatleten,

recreatieve sporters maken eveneens gebruik van verboden middelen.2,3 Men kan misbruik

definiëren als het gebruik of de manipulatie van een substantie, synthetisch of autoloog, met de

intentie sportprestaties te verbeteren. Het WADA verbiedt dan ook deze middelen, net als

middelen die een potentieel risico vormen voor de gezondheid of die in strijd zijn met de geest

van de sport.3 In en buiten competitie zijn dit anabolen, peptidehormonen, groeifactoren en

gerelateerde substanties, bèta-2 agonisten, hormonen en metabole modulatoren, diuretica en

maskerende middelen.

Ook bepaalde methoden worden verboden door het WADA, namelijk manipulatie van bloed en

zijn componenten, chemische en fysische manipulatie en gendoping. Daarnaast worden

stimulantia, narcotica, cannabinoïden en glucocorticoïden niet getolereerd in competitie. In

sommige sporten zijn alcohol en bèta-blokkers verboden.4

1.2 Anabole androgene steroïden (AAS)

1.2.1 Structuur

Figuur 1: A: structuur van testosteron; B: basisstructuur van steroïden, het perhydrocyclopentano-

fenantreen ring systeem5

Steroïden bevatten allemaal dezelfde basisstructuur, namelijk het perhydrocyclopentano-

fenantreen ring systeem (Figuur 1).

4

1.2.2 Endogene aanmaak en metabolisatie AAS

1.2.2.1 Endogene aanmaak AAS

De steroïdogenese start vanuit cholesterol. Dat wordt omgezet door het ‘cholesterol side-chain

cleavage enzyme’ tot pregnenolone, waarna verdere metabolisatie gebeurt door 17-

hydroxylase, 3β-hydroxysteroïde dehydrogenase, 17-20 lyase, 17β-hydroxysteroïde

dehydrogenase, 5α-reductase, aromatase en 16-ene-synthase (Figuur 2). 6

Figuur 2: Steroïdogenese van androgenen uit cholesterol en overeenkomstige enzymes: (1) cholesterol side-

chain cleavage enzyme; (2) 17-hydroxylase; (3) 3β-hydroxysteroïde dehydrogenase; (4) 17-20 lyase; (5) 17β-

hydroxysteroïde dehydrogenase; (6) 5α-reductase; (7) aromatase

5

1.2.2.2 Metabolisatie AAS

De metabolisatie van AAS kan op verschillende plaatsen ingrijpen en kan opgedeeld worden in

2 fasen.

1.2.2.3 Fase 1

In fase 1 zullen steroïden geconverteerd worden door enzymatisch gekatalyseerde reacties. Dit

kan gaan om een oxidatie, reductie of hydroxylatie. Bij deze omzetting wordt een meer polaire

component gevormd om het steroïde te inactiveren en de eliminatie ervan te vergemakkelijken.

Een voorbeeld van metabolisatie treedt op bij de A-ring. De initiële en snelheidsbepalende stap

bij de metabolisatie van de 3-keto-4-ene steroïden, zoals testosteron, is de reductie van de

C-4,5 dubbele binding. Hierdoor ontstaat er een asymmetrisch centrum op de C-5 positie zodat

twee isomeren met 5α- en 5β-configuratie kunnen worden gevormd. Na deze eerste stap zal de

3-keto groep in het 5α-isomeer snel gereduceerd worden door 3α-hydroxysteroïde

dehydrogenase of door 3β-hydroxysteroïde dehydrogenase. Bij de reductie van het 5β-steroïde

wordt de 3α-hydroxy structuur gevormd (Figuur 3).5

Figuur 3: het A-ring metabolisme: reductie van 3-keto groepen met 3α-hydroxysteroïde dehydrogenase en

3β-hydroxysteroïde dehydrogenase

Metabolisatie van de C-ring is beperkt. Bij het metabolisme van de D-ring is de meest bekende

metabolische weg van 17β-hydroxy steroïden de enzymatische oxidatie door 17β-

hydroxysteroïde dehydrogenase. Hierbij wordt een 17-keto steroïde gevormd. De 17-keto groep

kan opnieuw geconverteerd worden tot de hydroxyl groep door hetzelfde enzyme waarbij de

17β-hydroxy configuratie wordt gevormd. Er kan ook hydroxylatie optreden op de 16α- en 16β-

positie.5

5α-isomeer 5β-isomeer

3α-

hydroxysteroïde

dehydrogenase

3α-hydroxy metabolieten

5α-isomeer 5β-isomeer

3β-

hydroxysteroïde

dehydrogenase

Niet of beperkt

gedetecteerd

3β-hydroxy

metaboliet

6

1.2.2.4 Fase 2

In fase 2 treedt conjugatie op met vorming van een glucuronide, door middel van het uridine

diphospho (UDP)-glucuronosyl transferase (UGT), of een sulfaat door sulfatases.

Door deze reacties wordt het apolaire steroïde meer wateroplosbaar, wat de eliminatie via urine

vergemakkelijkt.6 Deze fase 2 reacties worden afgebeeld in Figuur 4 voor testosteron.

Figuur 4: Glucuronidatie en sulfatatie van testosteron met respectievelijke co-substraten UDPGA en PAPS

Bij de conjugatie van de A-ring zal er sulfatatie of glucuronidatie optreden op de 3-hydroxy

groep. De 3-keto groep werd gereduceerd in fase 1 waardoor er een 3-hydroxy groep ontstond.

De 3α-groep wordt dan geconjugeerd met glucuronzuur. 3β-hydroxy steroïden worden als

sulfaten gesecreteerd (Figuur 5).5

7

Figuur 5: Conjugatie van de 3-hydroxy groep: glucuronidatie van de 3α-hydroxy groep en sulfatatie van de

3β-hydroxy groep

De glucuronidatie van de secundaire 17β-hydroxy groep is bekend voor testosteron (T). Op

deze plaats kan het β-glucuronidase van E. coli ingrijpen en zal het testosteron hydrolyseren.

Ook sulfatatie van de secundaire 17β-hydroxy groep is bekend bij testosteron. De

geglucuroniseerde steroïden zijn de voornaamste metabolieten van AAS, hoewel sommige

androgenen zoals androsteron (A), etiocholanolone (Etio), epiandrosteron, testosteron en

epitestosteron (E) ook gesecreteerd kunnen worden als sulfaten. 5

1.2.3 Werking

In de categorie van dopingsubstanties met een laag moleculair gewicht zijn androgene anabole

steroïden (AAS) de belangrijkste en de vaakst misbruikte klasse. Binnen de AAS zijn er 2

groepen: de exogene en endogene. De androgene factor heeft een masculiniserend effect en

zorgt voor de mannelijke secundaire geslachtskenmerken, terwijl de anabole factor de

eiwitopbouw en het botmetabolisme stimuleert. Toename in spiergrootte, sterkte en vetvrije

massa zijn dan ook de effecten van AAS. AAS binden op de androgeenreceptor (AR) in het

cytoplasma van het targetweefsel en zetten een moleculaire cascade in gang die resulteert in

androgene en anabole effecten. De AR is betrokken bij de transcriptieregulatie van genen die

verantwoordelijk zijn voor spierontwikkeling. AAS verdringen cortisol van zijn receptor en

gaan de katabole werking van glucocorticoïden tegen.2,3

1.2.4 Bijwerkingen

Het gebruik van AAS gaat gepaard met zowel lichamelijke als psychische bijwerkingen. De

3α-hydroxy isomeer 3β-hydroxy isomeer

glucuronidatie sulfatatie

β-glucuronide 3β-sulfaat

8

meest voorkomende neveneffecten zijn cardiovasculaire complicaties, onderdrukking van de

hypothalame-hypofysaire-testiculaire as, hypogonadisme, seksuele disfunctie. Bij mannen

zullen ook het reduceren van de testes en aantal spermacellen, gynaecomastie, acne, kaalheid

en een toename in hemoglobine optreden. Bij vrouwen ontstaan symptomen zoals borstatrofie,

hirsutisme en een onregelmatige menstruatiecyclus.

Hepatische disfunctie en neoplasmen worden vooral gezien na oraal testosterongebruik.

Spierscheuren en pees- en ligamentblessures worden geassocieerd met een disproportionele

toename in spiermassa zonder een toename in sterkte van de ondersteunende weefsels.

Naast de lichamelijke bijwerkingen, kunnen ook psychische neveneffecten optreden zoals

agressie en schommelingen in de gemoedstoestand. Het gebruik van andere drugs en alcohol

en een verhoogd risico op moord en zelfmoord worden in relatie gebracht met het gebruik van

AAS.2,3,7

1.3 Detectie van steroïdmisbruik

1.3.1 Chromatografie

Chromatografie is een van de meest gebruikte methoden in de strijd tegen doping. Door een

evenwicht tussen een stationaire fase en een mobiele fase, worden moleculen gescheiden op

basis van bijvoorbeeld hun kookpunt en hun polariteit. Wanneer een component interageert met

de kolom, zal er een vertraging of retentie optreden. De retentietijd is karakteristiek voor een

bepaalde component en geldt als een kwalitatief criterium. De piekoppervlakte is een

kwantitatief criterium.8

1.3.1.1 Vloeistofchromatografie

Vloeistofchromatografie (LC) heeft een vloeistof als mobiele fase. Bij ‘high pressure liquid

chromatography’ (HPLC) wordt gebruikgemaakt van een of meerdere pompen die de mobiele

fase doorheen de kolompakking sturen. Deze pompen worden continu gestuurd en

gecontroleerd om een constant debiet te verzekeren en drukpulsaties te vermijden. Wanneer de

mobiele fase een constante samenstelling heeft (isocratische mode), volstaat één pomp. Bij

gradiëntelutie, waarbij de samenstelling van de mobiele fase wijzigt in functie van de tijd, zijn

meerdere pompen nodig en kunnen verschillende methoden worden toegepast. Gradiëntelutie

wordt bekomen door de polariteit van de mobiele fase te wijzigen naarmate de scheiding

vordert. Bij ‘normal phase’ is de stationaire fase polair en de mobiele fase apolair. Bij ‘reversed

phase’ is de stationaire fase apolair en de mobiele fase polair.8

1.3.1.2 Gaschromatografie

Gaschromatografie (GC) is een onderdeel van chromatografie waarbij de mobiele fase een gas

9

is. Vloeibare of vaste monsters moeten eerst worden verdampt alvorens ze geanalyseerd kunnen

worden. De te analyseren bestanddelen moeten dus thermostabiel zijn en voldoende vluchtig.

De analyse start met het verdampen van het monster en het homogeen mengen met de mobiele

fase in de injector. Vervolgens wordt het monster op de kolom gebracht. De kolom, die de

stationaire fase bevat, bevindt zich in een temperatuurgecontroleerde oven. De detector bevindt

zich aan het einde van de kolom.

De viscositeit en het debiet van het draaggas beïnvloeden de verspreiding van de component in

de kolom en hebben dus ook een effect op de efficiëntie en de gevoeligheid.

GC kan men op twee manieren uitvoeren afhankelijk van de temperatuurregeling, namelijk

isothermisch, waarbij de temperatuur constant wordt gehouden, of met

temperatuurprogrammatie. Bij temperatuurprogrammatie kan men nog een onderscheid maken

tussen het continu verhogen of het in stappen verhogen van de temperatuur.8

1.3.2 Massaspectrometrie

De gaschromatograafkolom wordt gekoppeld aan een massaspectrometer. Hier worden de

intussen gescheiden moleculen geïoniseerd en op basis van hun massa-tot-ladingverhouding

(m/z) gedetecteerd. Het bekomen chromatogram en de spectra kunnen dan geanalyseerd

worden.8

1.3.2.1 Ionisatie

Bij gaschromatografie-massaspectrometrie (GC/MS) wordt standaard gebruikgemaakt van EI

(‘electron impact’) als ionisatietechniek. Dit is een harde ionisatietechniek waarbij een elektron

botst met een neutraal atoom. Hieruit wordt een elektron losgeslagen met vorming van een

moleculair ion met overschot aan energie, waarna het fragmenteert. De bekomen fragmenten

zijn karakteristiek voor een bepaalde component en worden in de MS gedetecteerd.

Tot voor kort werd ook bij GC/MS/MS gebruikgemaakt van EI. Recent werd er overgeschakeld

op een zachte ionisatietechniek, namelijk CI (chemische ionisatie). Hierdoor wordt een veel

hogere gevoeligheid verkregen en dit laat toe om nieuwe metabolieten te zoeken. De ionisatie

komt tot stand door botsingen tussen het te detecteren bestanddeel en geladen deeltjes gevormd

door een reagensgas in de gasfase. Dit gas wordt in de ionenbron gebracht en gebombardeerd

met elektronen. Het voordeel van CI is dat er minder fragmentionen, maar met een hogere

intensiteit, worden gevormd dan bij EI en hierdoor wordt de gevoeligheid van de methode sterk

opgedreven. Door deze hogere gevoeligheid, kan het gebruik van standaarden gereduceerd

worden en stijgt de kostenefficiëntie. Een nadeel van chemische ionisatie is dat het niet zo

universeel is als EI.9,10 Uit een studie blijkt dat CI met ammonium als reagensgas resulteert in

10

meer geschikte spectra bij MS/MS dan bij methaan.10

1.3.2.2 GC/MS/MS

In het DoCoLab wordt bij GC/MS/MS gebruikgemaakt van 3 quadrupolen. De eerste en laatste

quadrupool staan in voor massaselectie, de middelste doet dienst als een collisiecel. Hierin

komen de gassen samen en fragmenteren de ionen die uit de eerste quadrupool komen (Figuur

6).

Figuur 6: Triple quadrupool11

1.3.2.3 Detector

Er wordt gebruikgemaakt van een ‘electron multiplier’. Positieve ionen van het te bepalen

bestanddeel vallen hierbij uit de massaspectrometer in op een kathode en stellen hieruit

elektronen vrij. Deze elektronen worden versneld via een reeks dynodes waardoor een

elektronencascade wordt gevormd.8

1.3.3 Steroïdprofiel

Op dit moment wordt er voor de endogene AAS gebruikgemaakt van een steroïdprofiel in urine

om stalen als verdacht te bestempelen. Het profiel bestaat uit concentraties en ratio’s van

verschillende endogeen geproduceerde steroïden, hun precursoren en metabolieten zoals

testosteron, epitestosteron, dihydrotestosteron (DHT), androsteron, etiocholanolone,

dehydroëpianodrosteron (DHEA), 5α-androstane-3α, 17β-diol en 5β-androstane-3α,17β-diol.

Een stijging of daling van deze concentraties en/of hun ratio’s kan als verdacht bestempeld

worden. Dit steroïdprofiel is een van de meest veelzijdige en informatieve screeningsmethoden

voor de detectie van steroïdmisbruik in sport. Deze methodologie wordt gebruikt om het

testosteronmisbruik na te gaan, maar ook om misbruik met gerelateerde componenten te

identificeren.

Het gebruik van het urinair steroïdprofiel in dopingcontroles is van groot belang en is essentieel

voor een succesvolle screening van AAS. Kennis van factoren die het steroïdprofiel

Ionenbron Detector Quad 3

Massaselectie

Massaselectie

fragmentionen

Quad 2

Collisiecel

Fragmentatie

precursor ion

Quad 1

Massaselectie

Selectie precursor ion

11

beïnvloeden bovenop parameters zoals pH-waarde, geslacht en sporttak, staat dan ook centraal.

Ook technische en biologische aspecten moeten in acht genomen worden bij het interpreteren

van steroïdprofielen.

Wanneer de derivatisatie van een staal onvolledig wordt uitgevoerd, kunnen wijzigingen

optreden in het steroïdprofiel.12,13

De parameters in het steroïdprofiel worden beïnvloed door training, zware fysieke

inspanningen, de menstruele cyclus, het 24uurs-ritme en het jaarlijkse ritme. Men probeert

hiervoor te corrigeren door de referentielimieten van de parameters zodanig te definiëren dat

fluctuaties in die parameters nog onder de referentielimiet vallen. Wijzigingen in het

steroïdprofiel kunnen ook veroorzaakt worden door de inname van alcohol, de toediening van

ketoconazole, humaan choriongonadotrofine (hCG) bij mannen, inhibitoren van het 5α-

reductase, het gebruik van maskerende middelen, diuretica en microbiële groei.

Verdachte stalen worden geconfirmeerd met IRMS (isotoop-ratio massaspectrometrie) om na

te gaan of het staal echt positief is of niet, want een verdachte stijging van een parameter kan

veroorzaakt zijn door bijvoorbeeld een uitzonderlijk zware fysieke inspanning.12–17

1.3.4 GC-C-IRMS

De verhouding testosteron/epitestosteron (T/E) is een merker voor testosteronmisbruik. De

inname van testosteron verhoogt de urinaire excretiesnelheid van testosteron, maar verlaagt

tegelijk de urinaire excretiesnelheid van epitestosteron. T/E neemt dus toe bij

testosterongebruik. Wanneer T/E > 4 is dit een indicatie voor testosteronmisbruik volgens

WADA. Bij sommige atleten is deze verhouding van nature verhoogd. Om vals positieven uit

te sluiten, wordt er gebruikgemaakt van ‘gas chromatography-combustion-isotope ratio mass

spectrometry’ (GC-C-IRMS). Synthetische steroïden zijn chemisch identiek aan endogene

steroïden, maar er zijn kleine verschillen in de 13C/12C verhouding. Volgens WADA is bij een

concentratie van etiocholanolone en/of androsteron > 10 000 ng/ml, T en/of E > 200 ng/ml en

DHEA > 100 ng/ml een GC-C-IRMS procedure aangewezen. Doordat deze procedure duur en

zeer arbeidsintensief is, wordt ze enkel ter confirmatie gebruikt. 16,17

1.4 Matrices voor analyse

1.4.1 Urine

Urine is een van de standaard matrices die worden gebruikt voor dopinganalyse. Het kan

gemakkelijk en op een niet-invasieve manier gecollecteerd worden en er is voldoende volume

beschikbaar voor meerdere analyses. Een voordeel van urine is dat het metabolieten bevat die

langer te detecteren zijn dan de parent compound.

12

Aan het gebruik van urine zijn ook nadelen verbonden. Urine is makkelijk te vervalsen door

bijvoorbeeld te verdunnen of door het toevoegen van proteasen.18 Na een inspanning kan het

moeilijk zijn om urine te collecteren doordat er dehydratatie is opgetreden. Daarnaast kunnen

er componenten gevonden worden met een lange detectietijd die enkel in competitie verboden

zijn. Conclusies omtrent de administratieroute, de dosis en de resulterende biochemische

effecten zijn beperkt. 19,20

1.4.2 Bloed

Naast urine is bloed een veelgebruikte matrix voor dopinganalyse. Het is mogelijk om

verschillende manieren van bloeddoping en het misbruik van erythropoëse stimulerende

middelen via het atletisch bloedpaspoort te detecteren. Bloedanalyse vereist zelden diepgaande

kennis van het metabolisme, de intacte stof kan rechtstreeks worden gedetecteerd. Bloed heeft

ten opzichte van urine een groot voordeel wanneer tijdsgebonden informatie is gewenst,

bijvoorbeeld wanneer een product enkel verboden is in competitie. Een nadeel van deze matrix

is het invasieve karakter van de collectiemethode.21

1.4.3 Speeksel

Sommige vormen van dopingmisbruik zoals testosterongels die transdermaal werken zijn

echter moeilijk te detecteren met een steroïdprofiel in urine. Testosteron wordt zeer traag

vrijgegeven bij gels, waardoor zijn concentratie niet zoveel stijgt in urine. In speeksel neemt de

testosteronconcentratie wel sterk toe bij gebruik van testosterongels. Concentraties van

verschillende drugs in speeksel correleren met die in bloed. 20,22–26

In bloed bevinden zich hormoonbindende proteïnen zoals geslachtshormoonbindend globuline

(SHBG), cortisolbindend globuline (CBG) en albumine. 95-99 % van de steroïden is gebonden

op zo’n proteïne.20,24

1.4.3.1 Samenstelling

Speeksel is een exocriene secretie die hoofdzakelijk bestaat uit water (99 %) en daarnaast

verschillende elektrolyten en proteïnen. Het heeft een pH van 5,5 tot 7,5. Er zijn drie paar grote

speekselklieren, namelijk de parotis, de sublinguale en de submandibulaire klieren (Figuur 7).

Per dag wordt zo’n 1 à 1,5 liter speeksel geproduceerd. 65 % van het speeksel wordt

geproduceerd door de submandibulaire klier, 20 % door de parotisklier, 5 % door de sublinguale

klier en 10 % door kleinere speekselklieren. Het totale speeksel is een mengsel van vloeistoffen

afkomstig van de speekselklieren en de orale mucosa. Het bevat ook mucus van de neusholte

en farynx, voedselresten, orale bacteriën, afgeschilferde epitheel- en bloedcellen en sporen van

medicatie of chemische producten.23–25,27

13

Figuur 7: De grote speekselklieren28

In de acinuscellen wordt primair speeksel gesecreteerd isotoon aan plasma. Afhankelijk van de

klier kan dit speeksel sereus (parotisklier), muceus (kleine speekselklieren) of seromuceus

(submandibulaire en sublinguale klieren) zijn. De klieren met een sereuze productie staan onder

controle van het sympatisch zenuwstelsel, terwijl de klieren met een seromuceuze secretie

onder controle staan van zowel het sympatisch als het parasympatisch zenuwstelsel. Diegene

met een muceuze secretie staan enkel onder controle van het parasympatisch zenuwstelsel.25

1.4.3.2 Functies

Speeksel is een van de meest veelzijdige lichaamsvloeistoffen en kent verschillende functies.

Het speelt een belangrijke rol in de fysiologie van de oesofagus, in het verteringsproces en in

de bescherming van de gastrische cellen. Speeksel is belangrijk bij de smaakgevoeligheid, het

kauwen, praten, de ionenbalans bij het remineraliseren van het glazuur, het remmen van

zuurdiffusie en de bescherming van de mondmucosa. Het werkt ook antibacterieel, antifungaal

en antiviraal.29

1.4.3.3 Transfer van moleculen naar speeksel

De vrije fractie, de fractie van de steroïden die niet gebonden en biobeschikbaar is, bereikt de

speekselklier en haar kanalen via verschillende mechanismen. Voor de neutrale en vetoplosbare

steroïden is passieve diffusie door de acinuscellen de meest gebruikte. De concentratie is

onafhankelijk van het speekseldebiet. Bij geladen steroïden gebeurt de diffusie op een actieve

manier via de tight junctions van de acinuscellen. De concentratie is hier omgekeerd evenredig

met het speekseldebiet (Figuur 8). De pH van speeksel wijzigt ook afhankelijk van het

14

speekseldebiet en heeft een effect op geladen steroïden. Steroïden kunnen ook in het speeksel

komen via ultrafiltratie, bloed of plasma via wondjes in de mond of onmiddellijk door

contaminatie met exogene steroïden.19,20,23–25,30 Speeksel bevat weinig getransformeerde

metabolieten zoals geconjugeerde metabolieten omdat het moleculair gewicht, de hydrofiliteit,

en de zuurtegraad toenemen.30

Figuur 8: a) passage via filtratie; b) passage van vetoplosbare componenten via passieve diffusie; c) passage

via actief transport; d) Na+ ionen actief binnengepompt vergezeld van water; e) componenten geproduceerd

en gesecreteerd door de speekselklieren; f) Na+ ionen worden in het bloed gepompt, hierdoor wordt een

hypotonische vloeistof verkregen.25

1.4.3.4 Relatie tussen speeksel en serum

De hormonen teruggevonden in speeksel vertegenwoordigen 1-5 % van de niveaus gevonden

in serum. Een belangrijke uitzondering op dit principe is dat bij het transdermaal toedienen van

steroïden, de concentraties gevonden in het speeksel sterk stijgen, namelijk met een factor 100

ten opzichte van het basale level. Dit in tegenstelling tot de concentraties in serum, die een veel

kleinere (factor 1,4) stijging vertonen (Figuur 9).20,24

Figuur 9: Testosteronconcentraties na transdermale toediening in serum (a) en speeksel (b). De totale

testosteronconcentratie (vrij en eiwitgebonden) blijft onaangetast terwijl de concentratie in speeksel een

factor 100 hoger ligt in vergelijking met het basale niveau.20

15

Deze sterke stijging is waarschijnlijk te wijten aan de sterke binding van de steroïden aan

hormoonbindende proteïnen. Door de transdermale toediening zou het evenwicht tussen vrije

en gebonden fracties tijdelijk verstoord zijn.20

1.4.3.5 Geslachts- en leeftijdsafhankelijkheid van testosteronconcentraties

In een studie werd de relatie bekeken tussen geslacht, leeftijd en de testosteronniveaus

gevonden in speeksel van 400 kinderen. De data van de ochtendstalen worden weergegeven in

Figuur 10 en Tabel 1. Hieruit blijkt dat speekseltestosteron bij jongens sterk gecorreleerd is aan

de leeftijd. Bij meisjes is dit beperkter. De relatie tussen testosteronlevels en ontwikkeling werd

ook onderzocht (Figuur 11). Hierbij komt men tot dezelfde vaststelling dat er een sterkere

correlatie is bij jongens dan bij meisjes.31

Figuur 10: De relatie tussen testosteronconcentratie (pg/ml) en leeftijd31

16

Tabel 1: Testosteronniveaus (pg/ml) bij verschillende leeftijden31

Figuur 11: De relatie tussen ontwikkeling en testosteronconcentratie (pg/ml)31

1.4.3.6 De invloed van orale contraceptiva

Het innemen van orale contraceptiva (OC) heeft een gevolg voor de testosteronconcentraties in

het speeksel. De wijziging van de cortisolconcentraties is beperkt, maar bij testosteron en

DHEA wordt een afname gezien; bij testosteron gedurende de hele dag, bij DHEA enkel ‘s

morgens (Figuur 12). Voor testosteron wordt gesteld dat OC de androgeenlevels reduceren door

de ovariële androgeensynthese en de androgeensynthese van de bijnier te inhiberen,

gecombineerd met verhoogde levels van SHBG. De mechanismen die zorgen voor de daling in

DHEA-concentratie moeten verder onderzocht worden.32–34

17

Figuur 12: Dagelijks patroon van speekselcortisol (A), testosteron (B) en DHEA (C) tijdens een menstruele

cyclus: dag 1 (D1), dag 8 (D8), dag 15 (D15) en dag 22 (D22) bij vrouwen zonder gebruik van OC (non-OC)

en vrouwen die OC gebruiken (OC). Dag 1 verwijst naar de eerste dag van OC inname bij ontwaken (W)

en elke 3u van 9:00 tot 21:00.32

1.4.3.7 De invloed van sport

Wanneer men speekselstalen bekijkt van vrouwen voor en na een volleybalmatch, blijkt dat de

concentraties van cortisol en testosteron gestegen zijn na de match ten opzichte van de

concentraties voor de match. Dit effect werd niet vastgesteld bij vrouwen die niet speelden. Bij

hen is de concentratie testosteron gedaald na de match (Figuur 13). De stijging van testosteron

tijdens een aerobe inspanning, proportioneel met de intensiteit en duur van de inspanning, wordt

veroorzaakt door een daling in metabole klaring, hemoconcentratie en een stijging in secretie.35

Bij mannen wordt hetzelfde effect waargenomen voor cortisol (Figuur 14), maar bij testosteron

18

is het verschil tussen voor en na de match niet significant. Ook het verschil tussen een gewonnen

en verloren match bleek niet significant.36

Figuur 13: Gemiddelde voor en na 2 gewonnen volleybalmatches bij vrouwen. Vierkantjes: vrouwen die

speelden, bolletjes: vrouwen die niet speelden35

Figuur 14: Gemiddelde speekselconcentraties bij mannen, voor en na de voetbalmatch voor mannen die

speelden (n=13) en niet speelden (n=8) in een gewonnen match36

19

1.4.3.8 Voordelen

Speeksel kan gebruikt worden als matrix voor dopingcontrole. Het kan gemakkelijk en op een

niet-invasieve manier gecollecteerd worden zonder de privacy van de atleet te schenden. Bij

toediening via gels stijgt het hormoonlevel in het speeksel snel met een factor 100 ten opzichte

van het basale level, in tegenstelling tot serum en urine, waar de concentratiestijging niet zo

uitgesproken is. 19,20,22–26

1.4.3.9 Nadelen

Aan het gebruik van speeksel voor dopingcontrole zijn ook enkele nadelen verbonden. Zo vormt

een droge mond een probleem voor de speekselcollectie. De benodigde sensitiviteit ligt ook

veel hoger ten opzichte van andere matrices. Er kan contaminatie optreden van bepaalde

voedselbestanddelen en dranken, maar ook met zweet en bloed door wondjes in de mond. De

contaminatie met bloed kan de toediening van testosterongels maskeren. Bij bepaalde soorten

kauwgom en wanneer hormonen ’s avonds sublinguaal gebruikt worden en de speekselcollectie

gebeurt ’s morgens, kunnen er vals verhoogde resultaten optreden. Bij topische toediening kan

er contaminatie optreden met speeksel door hormonen die nog op de handen en/of lippen zitten

en dit heeft een vals verhoogd resultaat tot gevolg. 20,24,26

1.5 Doel

Het doel is een nieuw soort steroïdprofiel te ontwikkelen, maar dan in speeksel. De

concentraties in speeksel en serum zijn gecorreleerd aan elkaar, maar een factor 10 tot 1000

keer lager in speeksel. Een mogelijke correlatie tussen de concentraties in urine en speeksel zal

onderzocht worden.

Met dit nieuw steroïdprofiel is het misschien makkelijker verdachte stalen te vinden, ook voor

administratieroutes, zoals gels, die moeilijk te detecteren zijn in urine. Voor de analyse van

speeksel, zal de procedure voor het analyseren van urine aan de basis liggen.

20

2 Materiaal en methoden

2.1 Producten en reagentia

DHEA werd bekomen bij Serva (Duitsland, Heidelberg). Androsteendion (ADION),

testosteron, progesteron, cortisone en cortisol zijn afkomstig van Sigma Aldrich (België,

Bornem). Methyltestosteron (MeT) werd bekomen bij Organon (Nederland, Oss). Testosteron-

d3 werd verkregen bij ‘the National Measurement Institute’ (NMI) (Australië, Pymble).

Cortisol-d4 en progesteron-d9 werden aangekocht bij Cerilliant (Verendigde Staten, Texas).

Diëthylether is afkomstig van Fisher Scientific (Verenigd Koninkrijk, Loughborough).

Natriumsulfaat werd bekomen bij Merck (Duitsland, Darmstadt). De gebruikte gassen (helium,

zuurstofgas en stikstofgas) zijn afkomstig van Air Liquide (België, Aalter). Hexaan is

afkomstig van Biosolve (Nederland, Valkenswaard).

N-methyl-N-(trimethylsilyl) trifluoroacetamide (MSTFA) werd verkregen bij Chem. Fabrik

Karl Bucher (Duitsland, Waldstetten). Ammoniumjodide is afkomstig van Sigma Aldrich

(België, Bornem). Ethaanthiol werd aangekocht bij Acros (België, Geel). Water werd bekomen

bij J. T. Baker (Nederland, Deventer).

2.2 Instrumenten

2.2.1 GC/CI/MSMS

Er werd gebruikgemaakt van een Agilent Technologies (Verenigde Staten, Californië, Palo

Alto) GC 7890 gaschromatograaf gekoppeld aan een Agilent 7000C triple quadrupool

massaspectrometer en een MPS2 autosampler van Gerstel (Duitsland, Mülheim an der Ruhr).

De starttemperatuur van de oven was 110 °C en werd een halve minuut aangehouden.

Vervolgens werd de temperatuur met 80 °C/min verhoogd tot 235 °C, waarna de temperatuur

onmiddellijk verhoogd werd met 10 °C/min tot een temperatuur van 290 °C bereikt werd. Ten

slotte werd 320 °C bereikt met een snelheid van 100 °C/min. Deze temperatuur werd 0,4 min

aangehouden.

De snelheid van het He Quench Gas en het N2 Collision Gas waren respectievelijk 2,25 ml/min

en 1,5 ml/min.

Er werd gebruikgemaakt van een splitless injectiemethode bij 280 °C met een injectievolume

van 2 µl.

De analyse gebeurde op een HP1MS kolom (12 m x 250 µm x 0,25 µm) met een mobiele

fasesnelheid van 1,1 ml/min. Na 9,5 min werd de mobiele fasesnelheid verhoogd met een

snelheid van 50 ml/min tot een mobiele fasesnelheid van 4 ml/min werd bereikt.

De massaspectrometer werd gebruikt in de Multiple Reaction Monitoring (MRM) mode.

21

De parameters voor massaspectrometrie worden weergegeven in Tabel 2.

Tabel 2: Parameters voor massaspectrometrie

Retentietijd

(min) Precursor ion Product ion

Collisie

energie (eV)

Mono TMS Et-d5 4,019 368 260 10

368 278 5

Et-d5 4,220 440 260 10

440 220 15

DHEA 4,605 433 343 10

433 253 10

ADION 4,898 431 341 20

431 181 20

431 169 20

Testosteron 5,010 433 181 30

433 169 30

Testosteron-d3 5,014 436 181 30

436 169 30

Methyltestosteron 5,628 447 181 30

447 169 30

Progesteron-d9 6,485 466 376 15

466 212 30

466 185 30

466 172 30

Progesteron 6,509 459 209 25

459 195 25

459 181 25

459 169 25

Cortisone 8,711 631 283 35

631 217 25

631 193 45

631 169 35

Cortisol-d4 9,270 637 547 15

22

637 457 20

637 367 20

637 236 20

637 195 20

Cortisol 9,281 633 363 35

633 245 35

633 235 35

633 221 35

633 195 35

633 181 35

633 169 35

De componenten aanwezig in de methode zijn: DHEA, ADION, testosteron, progesteron,

cortisone en cortisol (hydrocortisone). De inwendige standaarden van deze componenten

worden weergegeven in Tabel 3.

Tabel 3: Componenten aanwezig in de methode en hun overeenkomstige inwendige standaarden

Steroïde Inwendige standaard

DHEA Testosteron-d3

ADION Testosteron-d3

Testosteron Testosteron-d3

Progesteron Progesteron-d9

Cortisone Cortisol-d4

Cortisol Cortisol-d4

2.3 Staalcollectie: referentiepopulatie en excretiestudie

2.3.1 Referentiepopulatie: inter-individuele variatie

De populatie (n=319) bestond uit 149 mannen en 170 vrouwen tussen de leeftijd van 18 en 79

jaar. De proefpersonen hebben een informed consent ondertekend en kregen een medische

vragenlijst (waar gevraagd werd naar geslacht, leeftijd, lengte, gewicht, medicatiegebruik,

medische geschiedenis aan geslachtsorganen/reproductief systeem, hormonale anticonceptie,

fase menstruele cyclus, zwangerschap, het gebruik van alcohol, drugs en

voedingssupplementen, sportactiviteit, stressniveau en de eventuele deelname aan andere

23

klinische testen) die via een codenummer aan hun staal werd gekoppeld. Op deze manier waren

de stalen niet terug te koppelen aan de persoon en bijgevolg anoniem. De studie kreeg de

goedkeuring van het ethisch comité (EC/2015/1316).

De stalen zijn voornamelijk afkomstig van personeelsleden van Universiteit Gent die op hun

jaarlijkse medische controle op het UZ kwamen.

2.3.2 Intra-individuele variatie

2.3.2.1 Korte termijn

Bij 5 vrouwen en 4 mannen werden er gedurende 1 week elke ochtend, middag en avond

speekselstalen gecollecteerd.

2.3.2.2 Lange termijn

Bij 1 persoon werd de intra-individuele variatie op lange termijn nagegaan door gedurende 4

maanden enkele speekselstalen te collecteren.

2.3.3 Administratiestudie

Bij 1 persoon werd gedurende 3 dagen, elke 24 u, testosterongel (Testim 50 mg/5 g)

aangebracht ter hoogte van de arm en de borst. Speeksel- en urinestalen werden afgenomen

volgens volgend schema (Figuur 15).

Figuur 15: Administratieschema Testim (50 mg/5 g)

17

2u

14

8u

13

2u

12

8u

12

4u

12

0u

10

8u

10

4u

10

0u

96

u

84

u

80

u

76

u

72

u

60

u

56

u

52

u

50

u

48

u

38

u

32

u

28

u

26

u

24

u

12

u

10

u

8u

6u

4u

2u

Bla

nco

0u

Bla

nco

-1d

ag

Adm

inis

trat

ie 1

Adm

inis

trat

ie 2

Adm

inis

trat

ie 3

24

2.3.4 Staalafname

Voor elk staal werd minstens 3 ml speeksel gecollecteerd. 30 minuten voorafgaand aan de

collectie mocht niets gegeten of gedronken worden (behalve water). Het staal werd vervolgens

ingevroren.

2.4 Methode

2.4.1 Staalvoorbereiding

Aan elk salivastaal, dat 1,5 ml speeksel bevat, werd 50 µl interne standaard (50 ng/ml) en 5 ml

diëthylether toegevoegd.

Vervolgens werden de stalen 20 minuten op de rollen gelegd en 5 minuten gecentrifugeerd

(2800 rpm), gevolgd door het overbrengen van de organische fase en deze te drogen met

natriumsulfaat. Na het overgieten van de organische fase, werden de stalen gedroogd onder een

zuurstofvrije stikstofstroom (OFN). Na het drogen werden de stalen 10 minuten in een oven

van 80 °C geplaatst. Vervolgens werd 75 µl hexaan toegevoegd en werden de stalen, na

vortexen, overgedragen in vials. Deze werden gedroogd onder een zuurstofvrije stikstofstroom.

Voor de derivatisatiestap werd een mengsel (MSTFA/ethaanthiol/ammoniumjodide 500:4:2)

gebruikt. Van deze oplossing werd 15 µl aan elk staal toegevoegd en vervolgens werden de

stalen gederivatiseerd gedurende 45 minuten bij 80 °C.

Bij elke batch werd een kalibratiecurve gemaakt door water aan te reiken op 6 niveaus volgens

de concentraties weergegeven in Tabel 4. Naast deze kalibratiecurve werden een systeem

blanco (water + interne standaard) en een kwaliteitscontrole (QC) meegenomen (Tabel 4).

Tabel 4: Gebruikte concentraties (pg/ml) voor de kalibratiecurves en de QC

C1 C2 C3 C4 C5 C6 QC

DHEA 10 25 50 300 450 600 150

ADION 20 50 100 125 187,5 250 62,5

Testosteron 10 25 50 100 150 200 50

Progesteron 100 250 500 600 900 1200 300

Cortisone 1000 2500 5000 10000 15000 20000 5000

Cortisol 500 1250 2500 3000 4500 6000 1500

Voor de staalvoorbereiding van urine werd gebruikgemaakt van de procedure beschreven in de

publicatie van Van Gansbeke et al.10

25

2.4.2 Kwaliteitscontrole

Bij elke batch werden kwaliteitscontroles ingebouwd. Een systeem blanco werd meegenomen

om eventuele contaminatie na te gaan. Een tweede kwaliteitscontrole gebeurde door water aan

te reiken aan de concentraties weergegeven in Tabel 4 (QC). Deze waarden werden voor en na

elke batch gecontroleerd.

Per staal werden de waarden Et-d5 mono trimethylsilyl (TMS) en Et-d5 gecontroleerd. Het

percentage mono-TMS werd geëvalueerd om de derivatisatie-efficiëntie na te gaan. Et-d5 mono

TMS is 1 keer gederivatiseerd, terwijl Et-d5 2 keer gederivatiseerd is. Wanneer de derivatisatie

correct gebeurt, zal enkel Et-d5 te zien zijn. Bij een slechte derivatisatie zal vooral Et-d5 mono

TMS waargenomen worden.

Per staal werd ook de intensiteit van methyltestosteron gecontroleerd. De waarde van MeT moet

boven 105 liggen en dient ter controle van de gevoeligheid van de bron van de MS.

2.4.3 Validatie

Voor de validatiebatch werd gebruikgemaakt van 3 kalibratiecurves. De hoogste, laagste en

vierde kalibrator werden nog eens 3 keer meegenomen alsook een systeem blanco. Deze werden

aangereikt aan concentraties weergegeven in Tabel 4. Naast deze kalibratiecurve worden een

systeem blanco (water + interne standaard) en een kwaliteitscontrole (QC) meegenomen.

De 3 validatiebatchen werden uitgevoerd door 3 verschillende personen op 3 verschillende

tijdstippen. De juistheid, precisie en R² (R > 0,98) werden berekend. De grens bij het evalueren

van de juistheid ligt op ± 20 %. Voor RSD (relatieve standaarddeviatie) ligt dit op 15 % en op

20 % voor het laagste niveau.

2.5 Dataverwerking en statistische analyse

Voor de dataverwerking en de statistische analyse werd gebruikgemaakt van Microsoft Office

Excel, RefVal en SPSS. De data onder de LOQ werden weggelaten, de stalen waarvan de

concentratie de hoogste kalibrator overschreed, werden verdund en opnieuw geanalyseerd.

26

3 Resultaten en discussie

3.1 Validatie

R en R² voor de verschillende kalibratiecurves worden weergegeven in Tabel 5. Uit de

resultaten van de validatie (Tabel 6) kan besloten worden dat deze geslaagd is. Alle waarden

vallen onder de vooropgestelde grenzen. De slechtste R-waarde (0,988) is terug te vinden bij

cortisone, maar deze waarde ligt nog boven de vooropgestelde grenzen (R > 0,98).

Tabel 5: R en R² bij de verschillende kalibratiecurves

R² R

Batch1 Batch2 Batch3 Average Average

DHEA 0,993 0,998 0,998 0,996 0,998

ADION 0,997 0,996 0,997 0,997 0,998

T 0,994 0,994 0,997 0,995 0,998

Progesteron 0,994 0,992 0,997 0,994 0,997

Cortisone 0,971 0,969 0,989 0,976 0,988

Cortisol 0,988 0,980 0,996 0,988 0,994

Tabel 6 bevat data omtrent de reproduceerbaarheid en de juistheid. De RSD en juistheid bij

LOQ (limit of quantification of bepaalbaarheidsgrens), bij de 4de kalibrator en bij de 6de

kalibrator van de 3 validatiebatchen samen, worden weergegeven. De juistheid is het laagst bij

DHEA op het LOQ-level (19 %). Dit is het laagste punt van de kalibratiecurve waar de meting

altijd het moeilijkst is. Ook deze waarde valt binnen de vooropgestelde grenzen (juistheid < 20

%). Cortisone scoort het slechtst op de RSD (15,8 %; 15,9 % en 13,7 %). Dit is te wijten aan

het feit dat dit een analytisch moeilijkere component is en het feit dat cortisone geen eigen

interne standaard heeft. Ook cortisol haalt een hoge RSD op LOQ-niveau (18,4 %), maar valt

binnen de vooropgestelde grenzen (RSD < 20 % bij LOQ).

27

Tabel 6: RSD en juistheid bij LOQ, de 4e kalibrator en de 6e kalibrator van de 3 validatiebatchen

RSD

bij

LOQ

(%)

Juistheid

bij LOQ

(%)

RSD bij

4de

kalibrator

(%)

Juistheid

bij 4de

kalibrator

(%)

RSD bij

hoogste

kalibrator

(%)

Juistheid

bij

hoogste

kalibrator

(%)

DHEA 16,4 19,0 10,2 6,0 5,7 2,2

ADION 12,9 6,6 5,5 -0,5 6,5 -1,6

Testosteron 16,8 8,9 7,3 0,6 5,4 -0,17

Progesteron 11,5 1,8 7,0 -0,2 6,8 -4,7

Cortisone 15,8 -9,8 15,9 1,2 13,7 -0,1

Cortisol 18,4 1,7 8,5 -0,2 9,2 -2,2

3.2 Referentiepopulatie (inter-individuele variatie)

Enkel de bovenste referentielimieten werden berekend omdat in dopingcontrole enkel de

bovenste referentielimiet van belang is. Stalen waarbij de bovenste referentielimiet

overschreden wordt, zullen als verdacht bestempeld kunnen worden. De invloed van bepaalde

factoren, zoals leeftijd en geslacht, werd ook bestudeerd.

3.2.1 Vrouwen

In Figuur 16 worden de resultaten van de populatiestudie bij vrouwen weergegeven. Voor elke

component werden, met behulp van het programma RefVal en SPSS, het gemiddelde, de

standaarddeviatie, de variatiecoëfficiënt (CV%), het eerste kwartiel (IQ1, de waarde waarbij 25

% van de concentraties onder deze waarde valt) en het derde kwartiel (IQ3, de waarde waarbij

75 % van de concentraties onder deze waarde valt), de 99 % referentielimiet (RL) en het 95 %

betrouwbaarheidsinterval (BI) berekend (Tabel 7).

In Figuur 17 en Tabel 8 worden de resultaten weergegeven voor de verhoudingen van deze

componenten, namelijk ADION/DHEA en cortisone/cortisol.

Uit deze resultaten is af te leiden dat de CV% voor de verhoudingen kleiner is dan bij de

individuele componenten.

28

Figuur 16: Populatieresultaten voor DHEA (n=170), ADION (n=137), Cortisone (n=164) en Cortisol (n=142)

bij vrouwen

Tabel 7: Gemiddelde (pg/ml), SD (pg/ml), CV%, IQ1 (pg/ml), IQ3 (pg/ml), 99 % referentielimiet (pg/ml) en

95 % betrouwbaarheidsinterval (pg/ml) bij vrouwen

DHEA (n=170) ADION (n=137) Cortisone (n=164) Cortisol (n=142)

Gemiddelde 94,97 50,57 5562,70 1535,36

SD 76,79 26,84 2978,43 1092,61

CV% 80,86 53,06 53,54 71,16

IQ1 45,08 31,17 3311,30 797,55

IQ3 115,60 63,86 7338,00 1842,58

99 % RL 430,34 145,15 15332,73 5683,50

95 % BI 318,75-475,49 124,97-151,68 12246,41-7424,75 4644,34-5839,76

29

Figuur 17: ADION/DHEA (n=137) en Cortisone/Cortisol (n=139) bij vrouwen

Tabel 8: Gemiddelde, SD, CV%, IQ1, IQ3, 99 % referentielimiet en 95 % betrouwbaarheidsinterval voor

ADION/DHEA en Cortisone/Cortisol bij vrouwen

ADION/DHEA (n=137) Cortisone/Cortisol (n=139)

Gemiddelde 0,60 4,59

SD 0,29 2,15

CV% 49,18 46,89

IQ1 0,40 0,04

IQ3 0,76 0,18

99 % RL 1,94 14,43

95 % BI 1,20- 2,00 9,34-14,89

3.2.2 Mannen

In Figuur 18 worden de resultaten van de populatiestudie bij mannen weergegeven. Voor elke

component werden het gemiddelde, de standaarddeviatie, de CV%, IQ1, IQ3, de 99 %

referentielimiet en het 95 % betrouwbaarheidsinterval berekend (Tabel 9). In Figuur 19 en

Tabel 10 worden de resultaten weergegeven voor de verhoudingen van deze componenten,

namelijk ADION/DHEA, T/DHEA en cortisone/cortisol.

Bij de verhouding van cortisone/cortisol ligt de CV% merkelijk lager dan wanneer de CV% van

de individuele concentraties wordt bekeken. Er kon voor deze verhouding geen 99 %

referentielimiet opgesteld worden omdat er te weinig stalen waren die boven de LOQ vielen.

Een 97,5 % referentielimiet werd berekend.

30

Figuur 18: Populatieresultaten voor DHEA (n=147), ADION (n=135), Testosteron (n=147), Cortisone

(n=121) en Cortisol (n=101) bij mannen

31

Tabel 9: Gemiddelde (pg/ml), SD (pg/ml), CV%, IQ1 (pg/ml), IQ3 (pg/ml), 99 % referentielimiet (pg/ml) en

95 % betrouwbaarheidsinterval (pg/ml) bij mannen

DHEA

(n=147)

ADION

(n=135)

Testosteron

(n=147)

Cortisone

(n=121)

Cortisol

(n=101)

Gemiddelde 143,49 51,62 58,90 6102,15 1592,82

SD 107,72 23,64 26,37 3139,56 1115,03

CV% 75,07 45,79 44,77 51,45 70,00

IQ1 61,84 35,22 39,01 3850,04 868,34

IQ3 185,69 62,64 74,06 8197,70 1931,25

99 % RL 493,57 123,99 141,12 15628,06 5917,27

95 % BI

425,34-

531,58

112,46-

128,31

120,80-

151,71

13507,25-

16140,05

4842,11-

5932,36

Figuur 19: ADION/DHEA (n=135), T/DHEA (n=146) en Cortisone/Cortisol (n=99) bij mannen

32

Tabel 10: Gemiddelde, SD, CV%, IQ1, IQ3, 99 % referentielimiet, 95 % betrouwbaarheidsinterval en

aantal stalen voor ADION/DHEA, T/DHEA en Cortisone/Cortisol bij mannen

ADION/DHEA (n=135) T/DHEA (n=146) Cortisone/Cortisol (n=99)

Gemiddelde 0,48 0,57 4,91

SD 0,31 0,35 2,07

CV% 65,24 61,54 42,14

IQ1 0,26 0,32 3,45

IQ3 0,59 0,73 6,42

99 % RL 1,73 1,95 9,53 (97,5 % RL)

95 % BI 1,27-1.80 1,45-1,96 8,60-10,13

In Tabel 11 worden de resultaten van de populatiestudie samengevat. De 99 % RL wordt

weergegeven, alsook de limiet om stalen als verdacht te bestempelen.

Tabel 11: 99 % referentielimiet en limiet voor verdachte stalen

99 % Referentielimiet Limiet voor verdachte stalen

Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen

DHEA (pg/ml) 430,34 493,57 500 600

ADION (pg/ml) 145,15 123,99 200 200

Testosteron (pg/ml) 141,12 150

Cortisone (pg/ml) 15332,73 15628,06 17000 17000

Cortisol (pg/ml) 5683,50 5917,27 6000 6500

ADION/DHEA 1,94 1,73 2 2

T/DHEA 1,95 2

Cortisone/Cortisol 14,43 9,53

(97,5 % RL) 15 15

3.2.3 Leeftijd

Aan de hand van een Kruskal-Wallis test met significantieniveau α=0,05 werd bij vrouwen

gezien dat er een significant verschil is tussen de verschillende leeftijdsgroepen (18-29 (n=136),

30-39 (n=15), 40-49 (n=7), 50-59 (n=5), 60-69 (n=4), 70-79 (n=3)) bij DHEA en cortisone. Bij

mannen (18-29 (n=79), 30-39 (n=30), 40-49 (n=12), 50-59 (n=17), 60-69 (n=8), 70-79 (n=2))

33

werd met een Kruskal-Wallis test (α=0,05) gezien dat er een significant verschil was tussen de

verschillende leeftijdsgroepen voor DHEA, ADION, testosteron en cortisone, net als bij de

verhoudingen ADION/DHEA en T/DHEA. Er is een invloed mogelijk van het collectietijdstip.

Ook zijn de leeftijdsgroepen niet gelijk verdeeld. Om te kunnen beslissen of de invloed van

leeftijd algemeen geldig is, zou de onderzochte populatie groter moeten zijn. Uit de bekomen

resultaten kan bij mannen een uitgesproken leeftijdsgerelateerde daling van DHEA en

testosteron waargenomen worden (Figuur 20). Dit is in overeenstemming met de literatuur.37–

39

Figuur 20: Leeftijdsgerelateerde daling bij mannen voor DHEA en testosteron

3.2.4 Geslacht

Testosteron is een mannelijk geslachtshormoon dat geproduceerd wordt door de testes en de

bijnieren. Bij vrouwen vindt de productie ook plaats in de bijnieren, maar in veel mindere mate.

Wanneer beide geslachten vergeleken werden met een Mann-Whitney U test (α=0,05), was er

dan ook een significant verschil te merken bij testosteron (p=0,000). Een significant verschil

werd ook waargenomen bij DHEA (p=0,000), ADION/DHEA (p=0,000) en T/DHEA

(p=0,000). Bij mannen zijn de concentraties van zowel DHEA als testosteron significant hoger

dan die bij vrouwen, net als de verhouding T/DHEA. De verhouding ADION/DHEA is dan

weer groter bij vrouwen. Er moet wel rekening gehouden worden met het feit dat de

testosteronconcentraties van slechts 25 vrouwen boven de LOQ vielen.

3.2.5 Hormonaal anticonceptiegebruik

Uit de resultaten van een Mann-Whitney U test met α=0,05 blijkt dat het gebruik van hormonale

anticonceptievormen (n=115) een significant verschil geeft bij de concentraties van DHEA

(p=0,004), ADION (p=0,000) en ADION/DHEA (p=0,001). Hierbij zijn de concentraties van

deze steroïden significant lager bij de groep die contraceptiva gebruikt. Voor testosteron wordt

dit ook verwacht, maar aangezien er te weinig resultaten zijn die boven de LOQ lagen, kan hier

34

geen besluit over gevormd worden. De resultaten voor het gebruik van OC komen overeen met

de literatuur waarbij gesteld werd dat OC, voor testosteron, de androgeenlevels reduceren door

de ovariële androgeensynthese en de androgeensynthese van de bijnier te inhiberen,

gecombineerd met verhoogde levels van SHBG. 32

Ook de verhouding cortisone/cortisol is significant (p=0,032) kleiner bij de groep die

contraceptiva gebruikt.

Wanneer verschillende vormen van anticonceptie vergeleken worden (pilgebruik (n=62),

spiraal (n=11) en nuvaring (n=6)) werd een significant verschil gezien met een Mann-Whitney

U test (α=0,05) voor ADION (p=0,015), cortisol (p=0,007) en cortisone/cortisol (p=0,030)

tussen pilgebruik en het gebruik van een spiraal. De concentratie ADION is kleiner bij

pilgebruik, net als de verhouding cortisone/cortisol, terwijl de cortisolconcentratie groter is.

Opnieuw is een grotere populatie nodig om hier definitieve conclusies uit te trekken en

invloeden van andere factoren (zoals collectietijdstip) uit te sluiten.

3.2.6 Menstruele fase

Bij de vergelijking van de verschillende fases van de menstruele cyclus (nweek1=29; nweek2=36;

nweek3=38; nweek4=31) werd met een Kruskal-Wallis test (α=0,05) geen significant verschil

aangetoond tussen de concentraties van de verschillende steroïden. Om zeker te zijn van deze

conclusie, is een grotere populatie vereist.

3.2.7 Alcohol

Alcoholgebruik (nmannen=50; nvrouwen=40; Mann-Whitney U test, α=0,05) heeft geen invloed op

de concentraties.

3.2.8 Drugs

Bij druggebruikers (n=3) is geen verschil te merken met een Mann-Whitney U test (α=0,05) in

vergelijking met mensen die geen drugs gebruikten.

3.2.9 Gebruik van voedingssupplementen

Het gebruik van voedingssupplementen (n=34) heeft geen invloed op de steroïdconcentraties

(Mann-Whitney U test, α=0,05).

3.2.10 Sport

Bij het vergelijken van de groep die aangegeven heeft dat ze in de 24u voor de speekselcollectie

aan sport gedaan hebben (n=99) en de groep die niet aan sport deed in de voorafgaande 24u

(n=208) werd met een Mann-Whitney U test (α=0,05) geen significant verschil gevonden. Om

deze conclusie te bevestigen, moet een grotere populatie onderzocht worden.

35

3.2.11 Stressniveau

Wanneer verschillende stressniveaus (0= weinig stress; 5 = veel stress met n0=29; n1=74; n2=84;

n3=73; n4=42; n5=4) werden vergeleken met een Kruskal-Wallis Test (α=0,05), werd er geen

significant verschil gevonden terwijl men dit wel zou verwachten voor het ‘stresshormoon’

cortisol. Dit kan verklaard worden door het feit dat het aangegeven stressniveau zeer subjectief

is en de geteste populatie klein is.

Ook het moment van de afname speelt hierin een belangrijke rol (3.2.12).

3.2.12 Tijdstip speekselcollectie

Het tijdstip van de speekselcollectie werd opgedeeld per uur van 7u tot 23u en heeft een

significante invloed op de concentraties van DHEA, cortisone en cortisol bij vrouwen. Bij

mannen heeft het tijdstip van collectie een invloed op alle steroïdconcentraties (Kruskal-Wallis,

α=0,05). Hierbij moet wel rekening gehouden worden met het feit dat de geteste populatie klein

is en dat er per tijdstip niet evenveel stalen zijn. De productie van deze hormonen is afhankelijk

van het slaap-waakritme waarbij de concentraties ’s morgens het hoogst zijn en verminderen

gedurende de rest van de dag.23,32,34,40

3.3 Intra-individuele variatie

3.3.1 Korte termijn

Uit de resultaten van de kortetermijnstudie bij 5 vrouwen (Figuur 21 en Figuur 22) is een

duidelijke dalende trend te merken gedurende het verloop van de dag. Ook blijkt dat de

spreiding op de resultaten ’s morgens het grootst is. Voor ADION en cortisol worden geen

waarden voor de avond weergegeven, net als voor de verhoudingen ADION/DHEA en

cortisone/cortisol. De meeste waarden vielen onder de LOQ en werden daarom weggelaten. De

gemiddelden, CV%, IQ1, IQ3 en het aantal waarden per tijdstip worden weergegeven in Tabel

12 en Tabel 13. Het kruisje geeft het gemiddelde weer, de dwarse lijn in de boxplot is de

mediaan.

Wanneer de resultaten statistisch vergeleken worden met een Kruskal-Wallis Test (DHEA en

cortisone) en Mann-Whitney U test (ADION, cortisol, ADION/DHEA en cortisone/cortisol),

kan besloten worden dat, bij een significantieniveau van α=0,05, de resultaten significant

verschillen tussen de verschillende tijdstippen (pDHEA=0,000; pADION=0,014; pcortisone=0,000;

pcortisol=0,000;) behalve voor de verhoudingen ADION/DHEA (p=0,165) en cortisol/cortisone

(p= 0,064). Hieruit kan besloten worden dat het tijdstip bij een kortetermijnprofiel minder vat

heeft op de verhoudingen ADION/DHEA en cortisone/cortisol.

36

Figuur 21: Resultaten kortetermijnstudie bij 5 vrouwen. De kruisjes stellen de gemiddelden voor, de dwarse

lijn in de boxplot is de mediaan.

Tabel 12: Gemiddelden (pg/ml), CV%, IQ1 (pg/ml) en IQ3 (pg/ml) van de kortetermijnstudie bij vrouwen

DHEA

(nper tijdstip=34)

ADION

(nper tijdstip=26)

Cortisone

(nper tijdstip=31)

Cortisol

(nper tijdstip=24)

Gemiddelde ochtend 106,14 52,26 10374,20 3117,55

CV% ochtend 76,16 47,39 51,89 49,24

IQ1 60,19 31,61 6026,66 2163,78

IQ3 141,80 79,64 13651,78 4144,41

Gemiddelde middag 60,00 35,00 5710,22 1140,96

CV% middag 64,76 35,62 57,49 43,75

IQ1 31,53 24,04 3547,76 748,28

IQ3 74,66 45,64 6399,47 1465,93

Gemiddelde avond 39,17 2462,41

CV% avond 49,28 52,59

IQ1 23,03 1699,08

IQ3 52,04 2704,40

37

Figuur 22: Resultaten voor de verhoudingen ADION/DHEA en cortisone/cortisol van de kortetermijnstudie

bij 5 vrouwen. Het kruisje geeft het gemiddelde weer, de dwarse lijn in de boxplot is de mediaan.

Tabel 13: Gemiddelde, CV%, IQ1, en IQ3 voor de verhoudingen ADION/DHEA en cortisone/cortisol van

de kortetermijnstudie bij vrouwen

ADION/DHEA

(nper tijdstip=25)

Cortisone/Cortisol

(nper tijdstip=22)

Gemiddelde ochtend 0,54 4,21

CV% ochtend 46,52 64,73

IQ 1 0,32 1,70

IQ3 0,69 6,47

Gemiddelde middag 0,64 5,95

CV% middag 43,63 48,79

IQ1 0,38 3,93

IQ3 0,80 7,28

Bij het bekijken van een kortetermijnprofiel van 1 vrouw, wordt opnieuw het belang van het

tijdstip van afname duidelijk (Figuur 23). Sommige concentraties worden niet afgebeeld omdat

ze onder de LOQ vielen. Het gemiddelde (µ) en gemiddelde ±2 keer standaarddeviatie (SD)

worden weergegeven.

38

Figuur 23: Kortetermijnprofiel van 1 vrouw. De stippellijn stelt het gemiddelde voor, de rode lijnen µ±2SD

In Tabel 14 worden het gemiddelde, de standaarddeviatie en µ±2SD weergegeven voor de

kortetermijnstudie bij 1 vrouw. De absolute spreiding is het grootst voor cortisone, terwijl de

relatieve spreiding (CV%) het grootst is voor cortisol. De kleinste spreiding, zowel absoluut als

relatief, wordt gezien bij ADION.

39

Tabel 14: Gemiddelde (pg/ml), CV%, standaarddeviatie (pg/ml) en µ±2SD (pg/ml) bij de kortetermijnstudie

van 1 vrouw

DHEA ADION Cortisone Cortisol

ADION/

DHEA

Cortisone/

Cortisol

µ 34,97 29,93 4262,30 2239,60 0,81 2,74

CV% 57,47 20,70 48,99 70,35 46,88 49,79

SD 20,10 6,20 2088,26 1575,61 0,38 1,36

µ+2SD 75,16 42,32 8438,82 5390,83 1,57 5,47

µ-2SD -5,23 17,54 85,79 -911,63 0,05 0,01

RL

(µ+3SD) 95,25 48,52 10527,08 6966,45 1,95 6,83

Bij mannen (Figuur 24) wordt dezelfde trend gezien. De gemiddelden, CV%, IQ1 en IQ3

worden weergegeven in Tabel 15. De avondwaarden voor cortisol vielen meestal onder de LOQ

en worden niet weergegeven. De verhoudingen voor ADION/DHEA en T/DHEA worden

weergegeven in Figuur 25 en Tabel 16. De verhouding cortisol/cortisone wordt niet

weergegeven omdat er te weinig waarden waren. Opnieuw blijkt dat het tijdstip minder invloed

heeft op de verhoudingen dan op de individuele concentraties.

40

Figuur 24: Resultaten kortetermijnstudie bij 4 mannen (pg/ml)

Tabel 15: Gemiddelde (pg/ml), CV%, IQ1 (pg/ml) en IQ3 (pg/ml) van de kortetermijnstudie bij mannen

DHEA

(nper

tijdstip=27)

ADION

(nper

tijdstip=27)

Testosteron

(nper

tijjdstip=27)

Cortisone

(nper

tijdstip=19)

Cortisol

(nper

tijdstip=15)

Gemiddelde

ochtend 164,32 54,00 52,38 6202,01 1945,88

CV% 71,55 39,25 45,95 70,92 55,34

IQ1 100,87 44,86 57,38 6663,51 1648,61

IQ3 343,34 74,24 76,28 9823,06 2837,98

Gemiddelde

middag 160,42 50,32 51,82 5551,35 1846,70

CV% 71,29 36,53 47,21 61,79 60,38

IQ1 88,15 34,33 34,21 3552,23 738,60

IQ3 176,7464 54,2050 56,0470 6110,4161 1631,1668

Gemiddelde

avond 162,64 47,60 49,95 5129,52

CV% 69,60 39,81 50,83 62,90

IQ1 56,51 30,35 24,30 1295,76

41

IQ3 156,03 43,16 43,09 4570,97

Figuur 25: Resultaten voor de verhoudingen ADION/DHEA en T/DHEA van de kortetermijnstudie bij

mannen. Het kruisje geeft het gemiddelde weer, de dwarse lijn in de boxplot is de mediaan.

Tabel 16: Gemiddelde, CV%, IQ1 en IQ3 van de kortetermijnstudie bij mannen

ADION/DHEA

(nper tijdstip=27)

T/DHEA

(nper tijdstip=27)

Gemiddelde ochtend 0,44 0,40

CV% 49,52 46,32

IQ1 0,20 0,21

IQ3 0,56 0,56

Gemiddelde middag 0,42 0,41

CV% 51,55 46,62

IQ1 0,24 0,25

IQ3 0,56 0,53

Gemiddelde avond 0,39 0,39

CV% 55,95 50,81

IQ1 0,2385 0,2554

IQ3 0,5988 0,5075

Uit de resultaten van het kortetermijnprofiel van 1 man kan opnieuw dezelfde trend afgeleid

worden (Figuur 26). Opnieuw werden sommige waarden niet afgebeeld omdat ze onder de LOQ

vielen. Het gemiddelde, de standaarddeviatie en µ±2SD worden voor elke component voor de

kortetermijnstudie van 1 man weergegeven in Tabel 17. Hieruit kan afgeleid worden dat de

absolute spreiding het grootst is voor cortisone, de relatieve spreiding (CV%) is het grootst voor

cortisol. Testosteron kent de kleinste variatie. In Tabel 18 worden de verhoudingen

42

ADION/DHEA, T/DHEA en cortison/cortisol weergegeven. De variatie voor de verhoudingen

is kleiner dan voor de individuele concentraties.

Figuur 26: Kortetermijnprofiel van 1 man. De stippellijn stelt het gemiddelde voor, de rode lijnen µ±2SD.

43

Tabel 17: Gemiddelde (pg/ml), CV%, standaarddeviatie (pg/ml) en µ±2SD (pg/ml) bij de kortetermijnstudie

van 1 man

DHEA ADION Testosteron Cortisone Cortisol

µ 231,04 52,80 47,92 4824,16 1747,08

CV% 46,47 43,03 27,82 69,25 75,56

SD 107,37 22,72 13,33 3340,70 1320,11

µ+2SD 445,79 98,24 74,58 11505,56 4387,29

µ-2SD 16,30 7,36 21,26 -1857,24 -893,13

RL

(µ+3SD) 553,17 120,96 87,91 14846,26 5707,40

Tabel 18: Gemiddelde, SD en µ±2SD voor de verhoudingen ADION/DHEA, T/DHEA en cortisone/cortisol

van de kortetermijnstudie van 1 man

ADION/DHEA T/DHEA Cortisone/Cortisol

µ 0,24 0,23 4,45

CV% 24,58 35,37 39,24

SD 0,06 0,08 1,75

µ+2SD 0,36 0,39 7,94

µ-2SD 0,12 0,07 0,96

RL (µ+3SD) 0,42 0,47 9,69

3.3.2 Lange termijn

Bij 1 persoon werden, gedurende 4 maanden, speekselstalen afgenomen en hun concentraties

werden vergeleken. De resultaten van persoon 1, in de periode 13/07/2015 – 26/10/2015,

worden hier weergegeven (Figuur 27). Uit de resultaten blijkt dat de concentratie van de

steroïden, rekening houdend met de standaardafwijking, constant blijven. In Tabel 19 en Tabel

20 worden het gemiddelde en SD voor elke component en de verhoudingen ADION/DHEA,

T/DHEA en cortisone/cortisol weergegeven.

44

Figuur 27: Concentraties van DHEA, ADION, testosteron, cortisone, cortisol in het tijdsinterval 13/07/2015

– 26/10/2015. De stippellijn geeft het gemiddelde weer, de rode lijnen zijn het gemiddelde ± 2SD

Tabel 19: Gemiddelde (pg/ml), CV%, SD (pg/ml), µ±2SD en RL (µ+3SD) (pg/ml) voor persoon 1

DHEA ADION Testosteron Cortisone Cortisol

µ 176,77 37,73 41,23 4747,55 671,64

CV% 20,55 29,39 17,69 30,73 38,26

SD 36,33 11,09 7,29 1458,82 256,99

µ+2SD 249,43 59,90 55,81 7665,21 1185,62

µ-2SD 104,12 15,55 26,64 1829,89 157,66

RL (µ+3SD) 285,76 70,99 63,10 9124,03 1442,61

45

Tabel 20: Gemiddelde, SD, µ±2SD en RL (µ+3SD) voor persoon 1

ADION/DHEA T/DHEA Cortisone/Cortisol

µ 0,22 0,24 7,82

CV% 33,71 26,61 28,97

SD 0,07 0,06 2,27

µ+2SD 0,37 0,37 12,35

µ-2SD 0,07 0,11 3,29

RL (µ+3SD) 0,44 0,44 14,62

De kortetermijnstudie van 1 man en de langetermijnstudie werden bij dezelfde persoon

uitgevoerd. Uit de vergelijking van de langetermijnstudie en de kortetermijnstudie van deze

persoon blijkt dat bij de langetermijnstudie de standaarddeviatie en de CV% kleiner worden.

Indien deze informatie als biologisch paspoort zou gebruikt worden, de µ+3SD als eigen

referentielimiet, kan een abnormale variatie met een hogere gevoeligheid gedetecteerd worden.

3.4 Administratiestudie

3.4.1 Saliva

Uit de resultaten van de administratiestudie (Figuur 28) blijkt dat de concentratie van

testosteron in speeksel tot een factor 170 stijgt in vergelijking met de gemiddelde

testosteronconcentratie. Na elke administratie worden duidelijke schommelingen

waargenomen. Dit kan verklaard worden door het feit dat het lichaam gaat compenseren voor

het toegediende testosteron. De maximumconcentratie wordt bereikt 80 u na de eerste

administratie. Omdat het over dezelfde persoon gaat als in de langetermijnstudie, werden het

gemiddelde en de standaarddeviatie uit de bekomen resultaten van de langetermijnstudie en de

kortetermijnstudie van deze persoon gehaald. De gemiddelde testosteronconcentratie bedraagt

43,49 pg/ml, de standaarddeviatie is 10,17 pg/ml en µ+3SD is 74,00 pg/ml (intra-individuele

grens). In de figuur geeft de rode lijn µ+3SD weer. Hieruit kan men afleiden dat het gebruik

van een testosterongel kan gedetecteerd worden in speeksel en dat de waarden na toediening

boven de normale grens van de basale waarden vallen. Wanneer de concentraties, gevonden na

het gebruik van een testosterongel, worden vergeleken met de inter-individuele referentielimiet

die eerder werd opgesteld voor testosteron (126,57 pg/ml), kan opnieuw besloten worden dat

het gebruik van zo’n gel kan gedetecteerd worden in speeksel. Tot 80 u (128u op de grafiek) na

de laatste administratie zijn waarden waar te nemen die buiten de bovenste grens vallen.

46

Figuur 28: Resultaten van de administratiestudie. De rode lijn geeft de intra-individuele grens weer (µ+3SD)

Voor ADION en ADION/DHEA wordt dezelfde, maar veel minder uitgesproken, trend gezien.

Om hierover definitieve conclusies te kunnen trekken, moet de studie herhaald worden met

meer proefpersonen. Bij de verhouding T/DHEA worden ook waarden waargenomen die ver

boven de vooropgestelde intra-individuele referentielimiet van deze persoon (0,45) vallen

(Figuur 29). Deze verhouding stijgt tot een factor 150 in vergelijking met de gemiddelde

T/DHEA verhouding van deze persoon. Deze intra-individuele referentielimieten werden

berekend aan de hand van de resultaten van de kortetermijn- en langetermijnstudie van deze

persoon.

3.4.2 Urine

De steroïdconcentraties in de urinestalen werden, naar analogie met het biologisch paspoort,

gecorrigeerd voor verschillen in densiteit met behulp van de formule Conccorr = Concmeasured *

(1,020-1)/(SG-1) waarbij SG de densiteit voorstelt (specific gravity). Wanneer de T/E ratio

groter is dan 4, de A/T ratio kleiner is dan 20, de 5αAdiol/5βAdiol verhouding groter is dan 2,4,

de concentraties van T of E groter zijn dan 200 ng/ml bij mannen of groter dan 50 ng/ml bij

vrouwen, de concentratie voor A of Etio groter is dan 10000 ng/ml, de concentratie 5αAdiol

groter is dan 250 ng/ml bij mannen of groter dan 150 ng/ml bij vrouwen, gecombineerd met

een 5αAdiol/E ratio groter dan 10 in beide geslachten, wordt een urinestaal als verdacht

47

beschouwd.17

Wanneer de resultaten in speeksel vergeleken worden met de resultaten in urine, kan besloten

worden dat het misbruik in speeksel wel te detecteren is, terwijl dit in urine bijna niet het geval

is. De concentraties stijgen nergens spectaculair, enkel bij de T/E ratio zijn er enkele verdachte

stalen (na 38 u, 48 u, 56 u, 60 u en 72 u) te zien en de detectietijd is slechts 72 u. In speeksel is

er een duidelijke respons te zien na elke toediening, terwijl de responstijd in urine veel trager

is en de verschillende toedieningen bijna niet waarneembaar zijn. Er is eerder een stelselmatige

opbouw te merken. Het gebruik van speeksel als dopingtest is dus effectief om deze vorm van

misbruik te achterhalen.

Figuur 29: Resultaten van de administratiestudie voor DHEA, ADION, cortisone, cortisol, ADION/DHEA,

T/DHEA en cortisone/cortisol in speeksel. De rode lijn is de intra-individuele referentielimiet (µ+3SD)

48

4 Besluit

Het doel van deze thesis was het opstellen van een steroïdprofiel in speeksel. Hierbij werden

inter-individuele referentielimieten opgesteld. Deze limieten werden bepaald voor

verschillende steroïden en hun verhoudingen om een staal als verdacht te kunnen bestempelen.

Deze worden weergegeven in Tabel 21. De invloed van bepaalde factoren werd onderzocht,

maar een grotere populatie is nodig voor definitieve conclusies.

Tabel 21: Referentielimieten voor DHEA, ADION, testosteron, cortisone, cortisol, ADION/DHEA, T/DHEA

en cortisone/cortisol bij vrouwen en mannen

99 % Referentielimiet Limiet voor verdachte stalen

Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen

DHEA (pg/ml) 430,34 493,57 500 600

ADION (pg/ml) 145,15 123,99 200 200

Testosteron (pg/ml) 141,12 150

Cortisone (pg/ml) 15332,73 15628,06 17000 17000

Cortisol (pg/ml) 5683,50 5917,27 6000 6500

ADION/DHEA 1,94 1,73 2 2

T/DHEA 1,95 2

Cortisone/Cortisol 14,43 9,53

(97,5 % RL) 15 15

Uit de resultaten van de kortetermijnstudies (intra-individuele variatie) kan besloten worden dat

het tijdstip van collectie een belangrijke rol speelt bij de concentraties van de verschillende

steroïden. Dit is veel minder van belang bij de verhoudingen van deze steroïden.

De berekende intra-individuele referentielimieten (gemiddelde + 3x de standaarddeviatie)

zouden gebruikt kunnen worden in een biologisch paspoort.

Verder is speekselanalyse een zeer krachtige tool voor het detecteren van dopinggebruik onder

de vorm van een testosterongel. De testosteronconcentraties in speeksel stijgen met een factor

170 ten opzichte van het basale level, in tegenstelling tot in urine, waar de concentraties bijna

nergens de limiet voor verdachte stalen bereiken. De detectietijd in speeksel (128 u) is ook veel

langer dan de detectietijd in urine (72 u). Ook de T/DHEA verhouding kent een stijging met

een factor 150 ten opzichte van de gemiddelde T/DHEA verhouding van deze persoon.

49

5 Referentielijst

1. WADA, “World Anti-Doping Code,” World Anti-Doping, pp. 1–116, 2015.

2. F. Sjöqvist, M. Garle, and A. Rane, “Use of doping agents, particularly anabolic steroids, in sports and

society,” The Lancet, vol. 371, pp. 1872–1882, 2008.

3. A. Momaya, M. Fawal, and R. Estes, “Performance-Enhancing Substances in Sports: A Review of the

Literature,” Sports Medicine, vol. 45, pp. 517–531, 2015.

4. WADA, “The World Anti-Doping Code THE 2014 PROHIBITED LIST INTERNATIONAL,” Wada,

vol. 0, no. May, pp. 1–10, 2014.

5. W. Schänzer, “Metabolism of Anabolic Androgenic Steroids : 5a-and 5b-Reduction of 3-Keto-4-ene

Steroids,” Clinical Chemistry, vol. 42, pp. 185–201, 1997.

6. P. Van Renterghem, “Alternative Steroid Profiling,” 2010.

7. V. Birzniece, “Doping in sport: effects, harm and misconceptions,” Internal Medicine Journal, vol. 45,

pp. 239–248, 2015.

8. R. M. H. Verbeeck, “Biomedische Analyse I,” Universiteit Gent, 2011.

9. M. Raro, T. Portolés, J. V. Sancho, E. Pitarch, F. Hernández, J. Marcos, R. Ventura, C. Gõmez, J. Segura,

and O. J. Pozo, “Mass spectrometric behavior of anabolic androgenic steroids using gas chromatography

coupled to atmospheric pressure chemical ionization source. Part I: Ionization,” Journal of Mass

Spectrometry, vol. 49, pp. 509–521, 2014.

10. W. Van Gansbeke, M. Polet, F. Hooghe, C. Devos, and P. Van Eenoo, “Improved sensitivity by use of gas

chromatography—positive chemical ionization triple quadrupole mass spectrometry for the analysis of

drug related substances,” Journal of Chromatography B, vol. 1001, pp. 221–240, 2015.

11. Agilent Technologies, “Agilent 7000 Series Triple Quadrupole LC / MS System: Concepts Guide,” pp. 1–

66, 2011.

12. M. K. Parr and W. Schänzer, “Journal of Steroid Biochemistry and Molecular Biology Detection of the

misuse of steroids in doping control ଝ,” Journal of Steroid Biochemistry and Molecular Biology, vol. 121,

pp. 528–537, 2010.

13. U. Mareck, H. Geyer, G. Opfermann, M. Thevis, and W. Sch, “Factors influencing the steroid profile in

doping control,” Journal of Mass Spectrometry, vol. 43, pp. 877–891, 2008.

14. P. Van Eenoo, W. Van Gansbeke, N. De Brabanter, K. Deventer, and F. T.Delbeke, “A fast ,

comprehensive screening method for doping agents in urine by gas chromatography – triple quadrupole

mass spectrometry,” Journal of Chromatography A, vol. 1218, pp. 3306–3316, 2011.

15. P. Van Renterghem, M. Polet, L. Brooker, W. Van Gansbeke, and P. Van Eenoo, “Development of a GC

/ C / IRMS method – Confirmation of a novel steroid profiling approach in doping control,” STEROIDS,

vol. 77, pp. 1050–1060, 2012.

16. M. Polet, W. Van Gansbeke, K. Deventer, and P. Van Eenoo, “Development of a sensitive GC-C-IRMS

method for the analysis of androgens,” Biomedical Chromatography, vol. 27, pp. 259–266, 2012.

17. WADA, “WADA Technical Document – TD2016EAAS Endogenous Anabolic Androgenic Steroids

WADA Technical Document – TD2016EAAS,” pp. 1–9, 2016.

18. M. Thevis, J. Maurer, M. Kohler, H. Geyer, and W. Schänzer, “Proteases in doping control analysis.,”

International journal of sports medicine, vol. 28, no. 7, pp. 545–9, 2007.

19. S. Anizan and M. A. Huestis, “The Potential Role of Oral Fluid in Antidoping Testing,” Clinical

Chemistry, vol. 60, pp. 307–322, 2014.

20. M. Schönfelder, H. Hofmann, P. Anielski, D. Thieme, R. Oberhoffer, and H. Michna, “Gene expression

profiling in human whole blood samples after controlled testosterone application and exercise,” Drug

Testing and Analysis, vol. 3, pp. 652–660, 2011.

21. M. Thevis, A. Thomas, and W. Schänzer, “Targeting prohibited substances in doping control blood

50

samples by means of chromatographic–mass spectrometric methods,” Analytical and Bioanalytical

Chemistry, vol. 405, pp. 9655–9667, 2013.

22. W. Gao, T. Stalder, and C. Kirschbaum, “Quantitative analysis of estradiol and six other steroid hormones

in human saliva using a high throughput liquid chromatography–tandem mass spectrometry assay,”

Talanta, vol. 143, pp. 353–358, 2015.

23. J. G. Lewis, “Steroid analysis in saliva: an overview.,” The Clinical biochemist. Reviews / Australian

Association of Clinical Biochemists, vol. 27, pp. 139–146, 2006.

24. D. Zava, “Saliva Hormone Testing,” Townsend Letter for Doctors & Patients, pp. 120–124, 2004.

25. Lázaro Alessandro Soares Nunes; Denise Vaz de Macedo, “Saliva as a diagnostic fluid in sports medicine :

potential and limitations,” J Bras Patol Med Lab, vol. 49, pp. 247–255, 2013.

26. P. Kintz and N. Samyn, “Use of alternative specimens: drugs of abuse in saliva and doping agents in hair.,”

Therapeutic drug monitoring, vol. 24, pp. 239–246, 2002.

27. E. A. Almeida, P.D.V, “Saliva Composition and Functions :,” The journal of comtemporary dental

practice, vol. 9, pp. 72–80, 2008.

28. E. Marieb, P. Wilhelm, and J. Mallatt, Human Anatomy. 2012.

29. D. P. Lima, D. G. Diniz, S. A. S. Moimaz, D. H. Sumida, and A. C. Okamoto, “Saliva: reflection of the

body,” International Journal of Infectious Diseases, vol. 14, pp. e184–e188, 2010.

30. V. Bessonneau, E. Boyaci, M. Maciazek-Jurczyk, and J. Pawliszyn, “In vivo solid phase microextraction

sampling of human saliva for non-invasive and on-site monitoring,” Analytica Chimica Acta, vol. 856, pp.

35–45, 2015.

31. D. Granger, “The ‘trouble’ with salivary testosterone,” Psychoneuroendocrinology, vol. 29, pp. 1229–

1240, 2004.

32. N. Vibarel-Rebot, N. Rieth, F. Lasne, C. Jaffré, and K. Collomp, “Oral contraceptive use and saliva diurnal

pattern of metabolic steroid hormones in young healthy women.,” Contraception, vol. 91, pp. 245–7, 2015.

33. D. a. Edwards and J. L. O’Neal, “Oral contraceptives decrease saliva testosterone but do not affect the rise

in testosterone associated with athletic competition,” Hormones and Behavior, vol. 56, pp. 195–198, 2009.

34. S. H. Liening, S. J. Stanton, E. K. Saini, and O. C. Schultheiss, “Salivary testosterone, cortisol, and

progesterone: Two-week stability, interhormone correlations, and effects of time of day, menstrual cycle,

and oral contraceptive use on steroid hormone levels,” Physiology and Behavior, vol. 99, no. 1, pp. 8–16,

2010.

35. A. Edwards, David; Waters, Jennifer; Weis, Alexis; Jarvis, “Intercollegiate athletics: competition increases

saliva testosterone in women soccer, volleyball, and softball players,” in Testosterone Research Trends,

2007, pp. 195–209.

36. D. Edwards, K. Wetzel, and D. Wyner, “Intercollegiate soccer: Saliva cortisol and testosterone are elevated

during competition, and testosterone is related to status and social connectedness with teammates,”

Physiology & Behavior, vol. 87, pp. 135–143, 2006.

37. A. Walther and U. Ehlert, “Slowing down age-related DHEA-decline in men 40+,”

Psychoneuroendocrinology, vol. 61, p. 67, 2015.

38. “Salivary cortisol and DHEA levels in the Korean population.pdf.” .

39. E. Stearns, J. MacDonnell, B. Kaufman, R. Padua, T. Lucman, J. Winter, and C. Faiman, “Declining

testicular function with age.,” American Journal of Medicine, vol. 57, no. November, pp. 761–766, 1974.

40. U. Turpeinen and E. Hämäläinen, “Determination of cortisol in serum, saliva and urine,” Best Practice

and Research: Clinical Endocrinology and Metabolism, vol. 27, no. 6, pp. 795–801, 2013.

Steroïdprofilering in saliva aan de

hand van GC/CI/MSMS

Laurie De Wilde

Verhandeling ingediend tot

het verkrijgen van de graad van

Master in de Biomedische Wetenschappen

Promotor: dr. Michaël Polet

Co-promotor: prof. dr. ir. Peter Van Eenoo

Vakgroep: Klinische biologie,

microbiologie en immunologie

Academiejaar 2015 – 2016