SVOBE - Een werkstuk maken is moeilijk...Hoofdstuk 1 Het begin Een goed begin is het halve werk. Hetzelfde geldt voor het maken van een werkstuk. Het beste is om op tijd te beginnen,

M I L T O N P E T E R S C O L L E G E

Een werkstuk maken is moeilijk

Namen: Antoinette Krop Lucia Rachman Datum: maart 2014

Milton Peters College Sint Maarten Antoinette Krop & Lucia Rachman

2 Een werkstuk maken is gemakkelijk: een handleiding voor de onderbouw 2014 Een werkstuk maken is gemakkelijk: een handleiding voor de onderbouw 2014

Voorwoord Wij, Antoinette Krop (geschiedenis) en Lucia Rachman (Nederlands), docenten aan het Milton Peters College te Sint Maarten hebben gemerkt dat leerlingen vaak moeite hebben met het maken van een werkstuk, ondanks de handleiding die in 2011 is verschenen. Wij hebben daarom de handleiding van Antoinette Krop en Monique Rollings(2010-2011), een beetje aangepast en aangevuld met voorbeelden van de exacte vakken. Wij geven tips en handvatten voor het maken van goede werkstukken en verslagen. Afhankelijk van het vak en het leerjaar kan de docent besluiten welke onderdelen gebruikt moeten worden. Deze handleiding is tevens een voorbeeld van hoe een werkstuk eruit zou kunnen zien, het is dus zelf ook een werkstuk. Dank aan de volgende personen voor het lezen van het werkstuk en het geven van adviezen: Petra van Gent, Herman Janssen en Cees Schotel. Zonder hun bijdrage was deze handleiding niet zo goed geworden. Antoinette Krop en Lucia Rachman



Inhoudsopgave Voorwoord p.2 Inhoudsopgave p.3 Inleiding p.4 Hoofdstuk 1 Het begin p.5 1.1 Partner p.5 1.2 Onderwerp p.5 1.3 Informatie zoeken/oriëntatie p.6 1.4 Hoofdvraag of onderzoeksvraag formuleren p.7 1.5 Deelvragen formuleren of het proces p.7 1.6 Schrijfplan p.7 Hoofdstuk 2 Indeling p.7 2.1 Voorwoord p.8 2.2 Inleiding p.8 2.3 Hoofdstukken p.9 2.4 Conclusie p.9 2.5 Evaluatie p.9 Hoofdstuk 3 Bronvermelding p.10 3.1 Boeken p.10 3.2 Artikelen p.10 3.3 Internetbronnen p.11 3.4 Citaten p.11 Hoofdstuk 4 Vormgeving 4.1 Het titelblad of de voorkant p.12 4.2 De opmaak p.12 4.3 Lettertype en lettergrootte p.13 4.4 Kop- en voettekst p.14 4.5 Taalgebruik p.14 4.6 Inhoudsopgave p.14 Conclusie p.14 Evaluatie p.14 Bijlage (checklist) p.15



Inleiding

Veel leerlingen vinden het maken van een werkstuk moeilijk. Ze weten niet hoe ze moeten beginnen, welk onderwerp ze zullen kiezen, waar ze de informatie moeten vinden en hoe ze het goed en duidelijk moeten opschrijven. Dus hoe ziet een goed werkstuk er uit? Het is eigenlijk een boekje dat geschreven wordt. De schrijver gaat op zoek naar informatie of doet een onderzoekje en vertelt in zijn/haar eigen woorden een verhaaltje over het onderwerp. Hoe meer verslagen of werkstukken er gemaakt worden, hoe beter het zal gaan. Om niet in de war te raken wordt in deze handleiding alleen het woord werkstuk gebruikt, maar alle aanwijzingen in dit boekje gelden ook voor het maken van een verslag. In de verschillende hoofdstukken worden de stappen beschreven voor het maken van een werkstuk. De titels van deze hoofdstukken zijn de deelvragen die leiden tot het antwoord op de hoofdvraag en in de conclusie staat het antwoord op de hoofdvraag. De lezer kan dus nu eigenlijk meteen al doorbladeren naar de conclusie, want daar staat het antwoord op de hoofdvraag:” Hoe ziet een goed werkstuk eruit”?



Hoofdstuk 1 Het begin Een goed begin is het halve werk. Hetzelfde geldt voor het maken van een werkstuk. Het beste is om op tijd te beginnen, dus…zodra de docent de opdracht heeft gegeven en niet wachten tot één week voor de inleverdatum.

1.1 Partner Vaak moet een werkstuk samen worden gemaakt. Een vriend of vriendin is niet altijd de beste werkpartner. Het is belangrijk om iemand te kiezen met wie goed te werken valt, die afspraken nakomt en die te vertrouwen is.

1.2 Onderwerp Een goed onderwerp hebben is ook een goed begin voor het maken van een werkstuk. Het onderwerp moet passen binnen het vak. Bij aardrijkskunde gaat het over aardrijkskundige onderwerpen zoals orkanen, global warming, El Niño etc. Bij geschiedenis over belangrijke figuren zoals Emilio Wilson, Martin Luther King, L.B. Scott, Napoleon of over gebeurtenissen zoals de Amerikaanse burgeroorlog. Ziekten en leefgewoonten zijn een goed onderwerp voor verzorging en biologie. Het kan natuurlijk ook een boekverslag zijn en bij de exacte vakken een onderzoekje. Het onderwerp moet eerst zijn goedgekeurd door de docent voordat begonnen kan worden.

1.3 Informatie zoeken, de oriëntatie Als het onderwerp is goedgekeurd, dan moet er naar beschikbare informatie worden gezocht. Informatie is te vinden in de bibliotheek, bij mensen die geïnterviewd kunnen worden en natuurlijk op internet. Bij de exacte vakken moet het onderwerp worden afgebakend tot een beperkte onderzoeksvraag. Het is belangrijk is om snel te bepalen of een boek of de site bruikbaar is (oriënterend lezen). Om later de informatie te kunnen terugvinden is het belangrijk om meteen op te schrijven welke boeken of websites gebruikt zijn en ook de bladzijden te noteren waar de informatie vandaan is gehaald. Deze informatie is later nodig voor de bronvermelding.



1.4 Hoofdvraag of onderzoeksvraag formuleren Nadat voldoende informatie is verzameld kan het onderwerp definitief worden vastgesteld en ook de hoofdvraag kan bedacht worden. De hoofdvraag is de belangrijkste vraag die in het werkstuk beantwoord moet worden. Hoofdvragen beginnen altijd met een van de ‘W-vraagwoorden’ Daarnaast zijn er ook ‘Hoe-vragen’:

• Wie was/waren ….? • Wat is/zijn…? • Welke …? • Waarom…? • Wanneer…? • Hoe….?

Hier enkele voorbeelden: Wie was Milton Peters? Waarom beschimmelt brood na enkele dagen? Wat betekenden de piramiden voor de Egyptenaren? Hoe ga je om met faalangst? Wat is suikerziekte? Aan de hand van de hoofdvraag (die goedgekeurd is) worden ook enkele deelvragen opgeschreven. Die deelvragen hebben alles te maken met het onderwerp en helpen om in stappen de hoofdvraag te beantwoorden.

• Bij de exacte vakken: natuur- en scheikunde en bij sommige onderwerpen van biologie, hoeft de hoofdvraag niet met een W te beginnen maar wordt het onderwerp afgebakend. Als het onderwerp “elektriciteit” is, kan de onderzoeksvraag zijn” Hoeveel kost het om een gloeilamp van 60 watt 7/24 te laten branden”? 1.5 Deelvragen formuleren of het proces

Voorbeeld deelvragen: • Hoe ontstaat suikerziekte? (vraagt naar de oorzaken) • Wat gebeurt er in het lichaam bij suikerziekte? (vraagt naar de gevolgen) • Hoe kan het behandeld worden? (vraagt naar de behandeling)

In het begin kunnen net zoveel vragen gesteld worden als de schrijver wil. Maar dan blijkt dat sommige vragen erg op elkaar lijken, of dat sommige vragen eigenlijk een heel nieuw werkstuk vormen. Die vragen zijn dan niet zo geschikt. Afhankelijk van wat de docent wil, zijn 3 tot 5 deelvragen voldoende. Bij het verzamelen van informatie kunnen meteen ook geschikte plaatjes of kaarten gezocht worden. Deze afbeeldingen kunnen het beste worden opgeslagen in een aparte map (file), zodat ze makkelijk terug te vinden zijn.



• Bij de exacte vakken zijn er geen echte deelvragen.

De onderzoeker vraagt zich af; 1. Wat is de verwachting (hypothese)? Dat het $15,00 kost 2. Hoe gaat de opstelling eruit zien? Lamp verbonden met een kWh-meter 3. Wat wordt gemeten? Het verbruik 4. Hoe wordt gemeten? Meter van GEBE 5. Hoe nauwkeurig was de proef Hoe vaak en hoe lang viel GEBE uit? 6. Resultaten Meestal in een tabel en/of grafiek

1.5 Schrijfplan Aan de hand van de verzamelde informatie wordt een voorlopige hoofdstukindeling gemaakt. Een schrijfplan is niets anders dan het plaatsen van de vragen in de hoofdstukken, oftewel iedere deelvraag is de titel van een hoofdstuk en wordt op een nieuwe pagina gezet. Ook de pagina’s voor de inhoudsopgave, het voorwoord, de inleiding, de conclusie enz. kunnen alvast worden aangemaakt evenals de kop- en voettekst en de paginanummers.

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2 De indeling Het voorwoord is net als de evaluatie persoonlijk en hoort niet echt bij het werkstuk. Beide worden pas geschreven als het werkstuk af is. De inleiding en de conclusie horen wel bij het werkstuk en worden ook pas geschreven als alle deelvragen zijn beantwoord. Iedere deelvraag is een apart hoofdstuk (met dezelfde titel) en begint op een nieuwe pagina. Als een hoofdstukje minder is dan de helft van de pagina (A4) dan mag het nieuwe hoofdstuk op dezelfde bladzijde beginnen. In elk hoofdstuk wordt de deelvraag beantwoord en aan het einde van elk hoofdstuk is er een samenvatting. In 2 of 3 zinnen wordt de deelvraag kort en bondig beantwoord. Zijn er 3 deelvragen dan is er dus een middenstuk van 3 hoofdstukken. In de conclusie wordt de hoofdvraag kort beantwoord door de samenvattingen van elk hoofdstuk achter elkaar te zetten. Hiervoor worden signaalwoorden gebruikt.

Hoofdstuk 1 Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding



2.1 Voorwoord In het voorwoord moeten de volgende onderdelen staan:

• Kader; voor welke docent, voor welk vak en welk onderdeel moet dit verslag worden gemaakt en hoe de opdracht luidt.

• Motivatie; waarom is voor dit onderwerp gekozen. • Dank; hier worden alle mensen genoemd die geholpen hebben. • Naam; Onder het voorwoord staat de naam van de schrijver. Bij een groepje staan de

namen in alfabetische volgorde. Een voorwoord kan er ongeveer zo uitzien.

2.2 Inleiding Wie de inleiding leest, moet een duidelijk beeld krijgen van het onderwerp van het werkstuk. Voor de vakken geschiedenis en aardrijkskunde moet ook de hoofdvraag in de inleiding worden genoemd. De lezers moeten nieuwsgierig worden: wat kunnen ze verwachten in dit werkstuk, waar gaat het over? Een inleiding heeft de volgende punten

• Algemene informatie over het onderwerp. Als het bijvoorbeeld gaat over ‘De gevolgen van orkaan ‘Luis’ kunnen eerst orkanen in het algemeen worden besproken of andere orkanen die gewoed hebben op Sint Maarten.

• De hoofdvraag en eventueel de hoofdstukindeling. Als er een beeld gegeven wordt van wat er behandeld wordt in het werkstuk, dan worden mensen nieuwsgierig naar de rest van het werkstuk. In de inleiding staat niets persoonlijks van de schrijver.

Voorwoord Van mevrouw Krop, mijn geschiedenisdocent, heb ik de opdracht gekregen om speciaal voor The Black History Month een werkstuk te schrijven. We mochten een belangrijke figuur beschrijven. Ik heb gekozen voor Martin Luther King, omdat ik graag wilde weten wie de persoon was die bekend is geworden om de spreuk ‘I have a dream’. Mijn zus, Sheran Gibbs, die geschiedenis studeert, heeft mij hierbij geholpen. Ik wil haar en ook mw. S.Halley bedanken voor haar interessante en leerzame gesprek. S. Tudent

Kader

Motivatie Dank Naam



Een inleiding kan er dus zo uitzien.

2.3 Hoofdstukken Het meeste en moeilijkste werk is het schrijven van de informatie bij de deelvragen, want dat moet zoveel mogelijk in eigen woorden. Ieder hoofdstukje wordt afgesloten met een korte samenvatting of conclusie. Bij een werkstuk voor de exacte vakken wordt het onderzoeksproces in verschillende hoofdstukken beschreven en de resultaten tenslotte in een tabel en/of grafiek weergegeven.

2.4 Conclusie

In de conclusie staat het antwoord op de hoofdvraag. Aan het einde van iedere deelvraag staat het antwoord op de deelvraag. Als al die antwoorden aan elkaar geregen worden met signaal woorden is het dus een antwoord op de hoofdvraag. Bij de exacte vakken staat in de conclusie vaak een tabel en/of grafiek.

2.5 Evaluatie

De evaluatie staat helemaal achteraan en is net als het voorwoord persoonlijk (maar dan achteraf). Het gaat hier niet over het onderwerp, maar over het proces. Hierin kan geschreven worden wat goed of niet goed is gegaan, Bijvoorbeeld dat de samenwerking niet zo goed ging omdat een van de partners vaak ziek was of omdat de schrijver te laat begonnen was. Of dat de samenwerking juist heel goed ging en alles op tijd is ingeleverd.

Inleiding

Veel leerlingen vinden het maken van een werkstuk moeilijk. Ze weten niet hoe ze moeten beginnen, welk onderwerp ze zullen kiezen, waar ze de informatie moeten vinden en hoe ze het goed en duidelijk moeten opschrijven. Dus hoe ziet een goed werkstuk er eigenlijk uit? Maar hoe meer verslagen of werkstukken er gemaakt moeten worden, hoe beter die vaardigheid wordt. Om niet in de war te raken wordt in deze handleiding alleen het woord werkstuk gebruikt, maar alle aanwijzingen in dit boekje gelden ook voor het maken van een verslag. In de verschillende hoofdstukken worden de stappen beschreven voor het maken van een werkstuk. De titels van deze hoofdstukken zijn de deelvragen die leiden tot het antwoord op de hoofdvraag. In de conclusie staat het antwoord op de hoofdvraag. De lezer kan dus nu eigenlijk meteen al doorbladeren naar de conclusie , want daar staat het antwoord op de hoofdvraag:” Hoe ziet een goed werkstuk eruit”?


10 Een werkstuk maken is gemakkelijk: een handleiding voor de onderbouw 2014

Hoofdstuk 3 Bronvermelding Bij het verzamelen van informatie is opgeschreven welke boeken, sites e.d. gebruikt zijn voor dit werkstuk. Aan het einde van het werkstuk moeten alle bronnen (dat zijn dus de boeken, artikelen, sites en geïnterviewden) worden genoteerd. Eerst de gedrukte bronnen (boeken, artikelen, gedichten etc.) daarna de internetbronnen en ten slotte de personen die zijn geïnterviewd. Alle bronnen moeten alfabetisch op achternaam worden geschreven en genummerd

3.1 Boeken

Bronvermelding van een boek. Slee, C. (2004). Afblijven. Groningen: Wolters Noordhoff.

Let op: alle onderdelen van de bronvermelding zijn gescheiden door punten. Sommige boeken hebben twee titels: een hoofd- en een subtitel, of een ondertitel. In dat geval ziet de bronvermelding er zo uit: Dijk, P. van, & Jansen, F. (2003). Wereldgids: Reisgids door de literatuur. Amsterdam: Prometheus.

3.2 Artikelen Ook de artikelen komen in de bronvermelding te staan. Bij krantenartikelen of tijdschriftartikelen, moet ook nog de naam van de krant of het tijdschrift worden vermeld. Die staat achter de titel van het stuk. Achternaam auteur, voorletter(s) (Publicatiedatum). Titel artikel: Eventuele subtitel. Naam van tijdschrift of krant, paginanummer(s). De bronvermelding ziet er dan zo uit. Richardson, J. (9 februari 2011). Pelican prevail in court: Will be paid, but jobs not secure. The Daily Herald, p. 1

Titel De titel van het boek cursief weergeven.

Auteur Eerst de achternaam, dan de voorletter.

Uitgeverij De plaats van uitgave, gevolgd door de uitgeverij. Daartussen is een dubbele punt

Jaar Het jaar van uitgave plaats je (tussen haakjes)



Of: Heuvel, G. van den (14 februari 2011). Steeds minder jongens in het voortgezet onderwijs. Teen Times, p. 9. 3.3 Internetbronnen

Het noteren van internetbronnen moet heel precies gebeuren. Als de docent de link intoetst die vermeld staat, moet hij/zij exact dezelfde site krijgen. www.google.nl en www.wikipedia.com alleen zijn niet voldoende. Dus de hele URL-link vermelden. Net als bij de andere bronnen eerst de auteur opschrijven, gevolgd door de link. Daarachter de datum waarop de site is geraadpleegd.

Websites veranderen inhoudelijk namelijk wel eens. De bronnenlijst kan er dus ongeveer zo uitzien.

3.4 Citaten Citaten zijn woorden die letterlijk zijn overgenomen van een ander. In de tekst zijn ze altijd schuingedrukt en staan tussen aanhalingstekens. Zo kan de lezer zien welke woorden van de schrijver van het werkstuk zijn en welke “zijn overgenomen van een ander”. Onder het citaat wordt vermeld in welke bron die informatie teruggevonden kan worden, dus bron 1 of bron 2 enz. Dit hangt af van de bronnenlijst. Het is dus van groot belang een bronnenlijst te hebben.

Bronnenlijst Boeken/Artikelen 1. Dijk, P. van, & Jansen, F. (2003). Wereldgids: Reisgids door de literatuur.

Amsterdam: Prometheus. 2. Heuvel, G. van den (14 februari 2011). Steeds minder jongens in het voortgezet

onderwijs. Teen Times, p. 9. 3. Richardson, J. (9 februari 2011). Pelican prevail in court: Will be paid, but jobs not

secure. The Daily Herald, p. 1 4. Slee, C. (2004). Afblijven. Groningen: Wolters Noordhoff Internetbronnen Wikipedia, de vrije encyclopedie, Wikipedia: Bronvermelding. Auteur onbekend, 23 maart 2014, gevonden door Petra op 7 april 2014. Raadpleegbaar via: http://nl.wikipedia.org/wiki/Wikipedia:Bronvermelding

Citaten in je tekst zijn altijd schuingedrukt en staan tussen aanhalingstekens. Zo kan de lezer de woorden van de schrijver van anderen onderscheiden.

Spring ook in bij citaten.

Spring in bij citaten



Hoofdstuk 4 Vormgeving

4.1 Het titelblad of “de voorkant” Het titelblad of de voorkant is het eerste wat iemand van het werkstuk ziet. Daarom moet het titelblad er heel verzorgd uitzien. Op het titelbad staat de volgende informatie:

1. De naam van de school. 2. De titel van het werkstuk 3. Persoonsgegevens rechtsonder:

o De naam/namen o De klas o Het vak o De docent o De datum

Eventueel een plaatje.

Let op: de titelpagina wordt NIET genummerd.

4.2 Opmaak Natuurlijk ziet het werkstuk er verzorgd uit want er zit veel werk in. Een werkstuk van meer dan vier bladzijden zit in een plastic mapje. Voor werkstukken en verslagen van vier en minder pagina’s is het al goed als de blaadjes aan elkaar vastgeniet zijn. Het werkstuk wordt geprint in zwarte letters en op wit A4 papier (zonder achtergrond)

M i l t o n P e t e r s C o l l e g e

Een werkstuk maken is makkelijk

Naam: Deze Persoon Klas: V5 Vak: Nederlands Datum: 14 februari 2013



4.3 Lettertype en –grootte De lettertypen voor schoolwerk moeten zakelijk zijn. Alle gekrulde en ‘fancy’ lettertypen zijn voor privégebruik. Hieronder staan enkele voorbeelden:

Zakelijk Niet zakelijk Times New Roman Adorable Garamond Comic Sans MS Arial Monotype Corsiva Bookman Old Style Lucida Handwriting Book Antiqua Old English Text MT Calisto MT Algerian

De lettergrootte varieert per lettertype. Een lettergrootte tussen 11 en 14 is gebruikelijk en goed leesbaar.

Deze lettergrootte is veel te klein (8). En deze is te groot (16). In dit werkstuk is gebruik gemaakt van Arial 12. Voor hoofdstukken en tussenkopjes mag een lettergrootte van maximaal 18 worden gebruikt. Natuurlijk zijn de bladzijden genummerd. De paginanummering komt aan de onderkant, in het midden of rechts. Dus: midden-onder of rechts onder.

14 15



4.4 Kop- en voettekst In de koptekst (header) staan de naam van de school, St. Maarten, de namen van de schrijvers en de klas. In de voettekst (footer) staan de titel van het werkstuk, het vak en het jaartal. 4.5 Taalgebruik Het is van belang dat het werkstuk in goed Nederlands is geschreven. Als er te veel fouten in staan wordt het niet nagekeken en dat kost punten. Laten nakijken door iemand die goed Nederlands spreekt, een “spellingchecker” en/of woordenboek kunnen ook helpen. Gebruik van het juiste lidwoord (de of het) en de werkwoordsuitgangen (stam, stam+t, dt enz.) zijn belangrijk maar ook moeilijk. De formulering van de zinnen moet goed zijn en niet te lang, maximaal 14 woorden per zin.

4.6 inhoudsopgave Als alles klaar is wordt de inhoudsopgave gecontroleerd. De paginanummers staan altijd rechts en netjes onder elkaar. Conclusie Het maken van een werkstuk is dus helemaal niet zo moeilijk als het lijkt. Als alle stappen precies worden gevolgd en op de “checklist” worden aangekruist, gaat het bijna vanzelf. Eerst moet een partner worden gezocht, dan het onderwerp worden gekozen, daarna volgt de oriëntatie of het verzamelen van de informatie. Hierna wordt de hoofdvraag geformuleerd en een aantal deelvragen om tot het antwoord op de hoofdvraag te komen. Alles wordt alvast in het schrijfplan gezet. Tenslotte worden de inleiding, de conclusie het voorwoord en de evaluatie geschreven. Als laatste wordt de bronnenlijst toegevoegd en eventuele bijlagen. Als allerlaatste wordt de inhoudsopgave definitief ingevuld. De opmaak van dit alles is natuurlijk ook heel belangrijk, want het moet er mooi uitzien. Tenslotte moeten de deadlines worden aangehouden, want te laat inleveren kost punten. Evaluatie Wij hebben prettig samengewerkt aan dit werkstuk. Het werkstuk uit 2010 was er al, maar het was toch nog heel veel werk. Antoinette heeft alle nieuwe stukjes uitgetypt en contact gehad met de diverse correctoren en nieuwe informatie toegevoegd. We hebben contact gehad per e-mail en twee keer op school overlegd in een gezamenlijk tussenuur. Aangezien dit werkstuk een ‘handleiding’ is en geen ‘onderzoek’, hebben we geen logboek bijgehouden en ook geen bronnen gebruikt. Bij een volgende opdracht willen wij wel weer samenwerken.



Bijlage

Checklist voor het maken van een werkstuk

Voorbereiding o Je hebt de juiste partner gekozen o Je hebt je onderwerp bepaald o Je onderwerp is goedgekeurd o Je hebt een hoofdvraag of onderzoeksvraag geformuleerd o Je hebt tenminste 3 deelvragen of deelonderwerpen (het onderzoeksproces)

geformuleerd o Je hoofd- en deelvragen zijn goedgekeurd

Inhoud o Je hebt de deelvragen zo concreet en helder mogelijk beantwoord o Aan het einde van elk hoofdstuk heb je een samenvatting gemaakt o Elk hoofdstuk geeft antwoord op een deelvraag o Je hebt een voorwoord geschreven o Je hebt een inleiding geschreven o Je hebt een conclusie geschreven met een antwoord op

de hoofdvraag of onderzoeksvraag met tabel en/of grafiek

o Je hebt een evaluatie geschreven o Je hebt een bronnenlijst toegevoegd o Je hebt een inhoudsopgave gemaakt

Vormgeving o Je hebt je blaadjes geniet en/of in een mapje geplaatst o Je hebt een titelblad gemaakt volgens het voorbeeld o Je hebt een zakelijk lettertype gebruikt en de juiste lettergrootte o Het paginanummer staat op de juiste plek o Je hebt een kop- en een voettekst ingesteld o Iedere deelvraag is een apart hoofdstuk en begint op een nieuwe bladzijde o Je hebt je werk gecontroleerd op type- en taalfouten

En…. o Je hebt je werk op tijd ingeleverd

Documents

SVOBE - Een werkstuk maken is moeilijk...Hoofdstuk 1 Het begin Een goed begin is het halve werk. Hetzelfde geldt voor het maken van een werkstuk. Het beste is om op tijd te beginnen,