5

Click here to load reader

Versie 1

  • Upload
    mariko

  • View
    41

  • Download
    4

Embed Size (px)

DESCRIPTION

gewone tekst.

Citation preview

  • 1. Binnenrijm

    Er is sprake van binnenrijm als woorden rijmen binnen een versregel. Beginrijm, zoals alliteratie en

    assonantie, gelden ook als binnenrijm.

    Bijvoorbeeld:

    A. (1) Zonder mij uit tot dit

    (2) uitzonderlijk wonderlijk wit

    (3) van oogappels en van huid

    (4) zonder mij zonder mij uit.

    (dit voorbeeld komt uit de literatuur: auteur Hans Andreus)

    B. (1) Ik ben zo blij

    (2) want ik ben vrij

    (3) en niemand trekt er meer aan mij.

    (4) Dag meneer de koekenpeer,

    (5) ik heb geen touwtjes meer.

    (songtekst: Disneys Pinokkio Ik zit niet aan de touwtjes vast)

    2. Eindrijm

    Er is sprake van eindrijm als woorden die aan verschillende eindregels staan op elkaar rijmen. De

    beklemtoonde klinker en de daaropvolgende klinkers rijmen dan op elkaar.

    Bijvoorbeeld:

    A. (1) Op een onbewoond eiland

    (2) loopt niemand voor je neus.

    (3) Ja, je voelt je er blij want

    (4) lekker leven is je leus.

    (songtekst: Kinderen voor kinderen Op een onbewoond eiland)

    B. (1) Prachtig is de onsterfelijkheid

    (2) maar wat doen wij in de tussentijd?

    (dit voorbeeld komt uit de literatuur: auteur J. Bernlef)

    3. Middenrijm

    Er is sprake van middenrijm als woorden middenin verschillende versregels rijmen.

    Bijvoorbeeld:

    A. (1) Niemand schiet als Gaston

    (2) kust een griet als Gaston.

    (3) Als hij stampt op de grond

    (4) dan geniet die Gaston []

    (songtekst: Disneys Bellle en het Beest Gaston)

    B. (1) Ik heb zo wa-wa-wa-waanzinnig gedroomd.

    (2) Ik werd met ca-ca-ca-cadeaus overstroomd.

    (songtekst: Kinderen voor kinderen: Waanzinnig gedroomd)

  • 4. Voorrijm

    Er is sprake van voorrijm als het eerste woord van verschillende versregels rijmen.

    Bijvoorbeeld:

    A. (1) Schaterende buien van lachen en zingen,

    (2) klaterende stromen en kurken aan het springen.

    (3) Spreien van dons voor het uitgerukt lijf,

    (4) rijen van vrienden in het zalig verblijf.

    (dit voorbeeld komt uit de literatuur: auteur P.A. de Gnestet)

    B. (1) Machtig is de koning,

    (2) krachtig is zijn wil.

    (3) Hij kent dan ook zijn mensen goed,

    (4) zij loven daardoor wat hij doet

    (5) waarachtig komt men tegemoet

    (6) het financieel verschil.

    5. Gebroken rijm

    Gebroken rijm is een van de rijmschemas. Het rijmschema gaat als volgt (gelijke letters geven

    rijmende klanken aan):

    abcb of abac

    Bijvoorbeeld:

    A. (1) Jantje zag eens pruimen hangen (a)

    (2) O! als eieren zo groot. (b)

    (3) t Scheen dat Jantje wou gaan plukken (c)

    (4) Schoon zijn vader het hem verbood. (b)

    (dit voorbeeld komt uit de literatuur: auteur Hieronymus van Alphen)

    B. (1) Nu, dat hij en de meid het niet wisten, (a)

    (2) dat was minder; - maar dat zij (b)

    (3) er hoegenaamd niet van vermoedde, (c)

    (4) Dat was wel hard voor mij. (b)

    (dit voorbeeld komt uit de literatuur: auteur Piet Paaltjens)

    6. Gekruist rijm

    Gekruist rijm is een van de rijmschemas. Het rijmschema gaat als volgt (gelijke letters geven rijmende

    klanken aan):

    abab

    Bijvoorbeeld:

    A. (1) Ga nooit weg zonder te groeten, (a)

    (2) ga nooit heen zonder een zoen. (b)

    (3) Wie het noodlot zal ontmoeten (a)

    (4) kan het morgen niet meer doen. (b)

  • (5) Loop nooit weg zonder te praten (c)

    (6) dat doet soms een hart zo pijn. (d)

    (7) Wat je s morgens hebt verlaten, (c)

    (8) kan er s avonds niet meer zijn. (d)

    (dit voorbeeld komt uit de literatuur: auteur Toon Hermans)

    B. (1) Nauw zichtbaar wiegen op een lichten zucht (a)

    (2) De witte bloessems in de scheemring ziet, (b)

    (3) Hoe langs mijn venster nog, met ras gerucht, (a)

    (4) Een enkele al te lage vogel vliedt. (b)

    (dit voorbeeld komt uit de literatuur: auteur Willem Kloos)

    7. Gepaard rijm

    Gepaard rijm is een van de rijmschemas. Het rijmschema gaat als volgt (gelijke letters geven rijmende

    klanken aan):

    aabbcc

    Bijvoorbeeld:

    A. (1) De vlaamsche tale is wonder zoet, (a)

    (2) voor die heur geen geweld en doet, (a)

    (3) maar rusten in t herte, alwaar (b)

    (4) ze onmondig leefde en sliep te gaar, [] (b)

    (dit voorbeeld komt uit de literatuur: auteur Guido Gezelle)

    B. (1) De godsvrucht was uw heil (a)

    (2) Gebonden werd uw stijl, (a)

    (3) En dat was eerst het ware: (b)

    (4) Aandachtig zit de schare (b)

    (5) En staart bewondrend aan. (c)

    (6) Hoe bundels najaarsblan (c)

    (7) In vromen stroom ontglippen (d)

    (8) Uw grijze lippen! (d)

    (dit voorbeeld komt uit de literatuur: auteur Cornelis Paradijs)

    8. Omarmend rijm

    Omarmend rijm is een van de rijmschemas. Het rijmschema gaat als volgt (gelijke letters geven

    rijmende klanken aan):

    abba

    Bijvoorbeeld:

    A. (1) Maar de rand was eraf. Al zijn linnen (a)

    (2) was gerafeld en grauw. (b)

    (3) Door een gat in zijn mouw (b)

    (4) blikten mieren en wurmen en spinnen. (a)

    (dit voorbeeld komt uit de literatuur: auteur Piet Paaltjens)

  • B. (1) Daar komt mijn schip al aan. (a)

    (2) Ik kijk vanaf het strand (b)

    (3) schijven in het zand (b)

    (4) is voor mij nu wel gedaan. (a)

    (songtekst: Blof Dansen aan zee)

    9. Slagrijm

    Slagrijm is een van de rijmschemas. Het rijmschema gaat als volgt (gelijke letters geven rijmende

    klanken aan):

    aaa(a)bbb(b)

    Bijvoorbeeld:

    A. (1) Een mooie vrouw is langs me heen gegaan; (a)

    (2) Heel even bleef zij staan; (a)

    (3) Toen is zij weer haar gang gegaan. (a)

    (dit voorbeeld komt uit de literatuur: auteur Paul van Ostaijen)

    B. (1) Je hebt me keihard voorgelogen (a)

    (2) besodemieterd en bedrogen. (a)

    (3) Dus droog de tranen in je ogen. (a)

    (songtekst: Marco Borsato Ik leef niet meer voor jou)

    10. Mannelijk rijm

    Mannelijk rijm wordt ook wel staand rijm genoemd. Er is sprake van mannelijk rijm als alleen de laatste

    lettergreep van twee of meer woorden beklemtoond is en rijmt.

    Bijvoorbeeld:

    A. (1) 7. GEEN ECHTBREUK (foei!) GEEN OVERSPEL.

    (2) t Bekomt de minste mensen wl.

    (3) 8. NIET STELEN. t Is een hals, die t doet.

    (4) Beetnemen werkt wel eens zo goed.

    (dit voorbeeld komt uit de literatuur: auteur Nicolaas Beets)

    B. (1) Ik vlieg door de lucht, ben als een vogel zo vrij

    (2) en in mijn gedachten, zit jij naast mij

    (3) en duizend witte zwanen, vliegen met ons mee

    (4) en we vliegen met zijn allen, over land, over zee.

    (songtekst: De Dikdakkers Het vliegerlied)

    11. Onzijdig rijm

    Onzijdig rijm wordt ook wel glijdend rijm genoemd. Er is sprake van onzijdig rijm als de laatste

    rijmende en beklemtoonde lettergreep wordt gevolgd door twee onbeklemtoonde lettergrepen. De

    lettergrepen na de beklemtoonde lettergreep zijn meestal hetzelfde als die van het rijmend woord.

    Bijvoorbeeld:

  • A. (1) Die Eer, het erfdeel van uw bloed,

    (2) verheft uw hoofd, verhoogt uw moed.

    (3) Der Vaadren goed mocht minderen:

    (4) hun glorie kroont de kinderen.

    (dit voorbeeld komt uit de literatuur: auteur Nicolaas Beets)

    B. (1) Hij had het land waarvoor hij scheepging lief,

    (2) Lief, als een vrouw t verborgen komende.

    (3) Er diep aan denkend stond hij dromende

    (4) voor op de plecht en als de boeg zich hief.

    (dit voorbeeld komt uit de literatuur: auteur Jan Jaap Slauerhoff)

    12. Vrouwelijk rijm

    Vrouwelijk rijm wordt ook wel slepend rijm genoemd. Er is sprake van vrouwelijk rijm als de voorlaatste

    lettergreep van twee of meer woorden beklemtoond is en rijmt. De lettergreep na de beklemtoonde

    lettergreep is meestal hetzelfde als die van het rijmend woord.

    Bijvoorbeeld:

    A. (1) Ik zie uw knoken door uw kaken steken

    (2) en diep uw ogen in het hoofd gedrongen.

    (3) En ik ben gans ontroerd en kan niet spreken,

    (4) wanneer ge zegt kom, zit aan tafel, jongen.

    (dit voorbeeld komt uit de literatuur: auteur Willem Elsschot)

    B. (1) Haast je, haast je, haast je, haast je,

    (2) wij zijn druk als een klein baasje.

    (3) Nauwelijks tijd om iets te eten.

    (4) We mogen niets vergeten.

    (songtekst: Disneys Assepoester - Assepoesje)

    Klaar met leren? Wacht op het sein om door te gaan naar de weblog:

    https://www.blogger.com/profile/07771336237652038026