Upload
moens666
View
275
Download
9
Embed Size (px)
Citation preview
Voeding van de plant
De voedingselementen
Welke elementen heeft een plant nodig? Uittesten via kweekproeven in potten of op water :
alle elementen worden gegeven behalve één groeit de plant normaal , dan is het element niet nodig.
Essentiële elementen: echt nodig
Niet-essentiële elementen: de plant neemt ze wel op maar doet er niets mee : Al, Ni, Cr,Se,Pb,Cd,F,Hg,Br
De voedingselementen
Hoofdelementen of macro-elementen: Nodig in grote hoeveelheden C,O,H,N,P,K,S,Ca,Mg Opgenomen uit de bodem: de meeste Uit de lucht: C en O via CO2
Uit water : H en O via water Vlinderbloemigen kunnen N2 uit de bodemlucht
opnemen via de wortelknolletjesbacteriën en laten omzetten tot opneembare N
Via scheikundige en organische meststoffen
De voedingselementen
De sporenelementen of micro-elementen of oligo-elementen: Noodzakelijk ,maar in veel kleinere hoeveelheden Fe,Mn,Mo,B,Cu,Zn,Cl In de bodem via organische bemesting,
meststofresten, regenwater,… Bij hydrocultuur wel toe te voegen
De groeifactoren
Licht : als energiebron nodig voor de fotosynthese Tekort : fileren van de plant Te veel: gedrongen groei en verbranden Invloed op bloei ( korte en langedagplanten)
CO2 : fotosyntheseWater: nodig voor fotosynthese
Sapstroom: opstijgende sapstroom met de voedingsstoffen en dalende sapstroom met de organische stoffen
Temperatuur: als deze te laag is: Groeistop Geen wortelademhaling en geen opname van water en
voedingsstoffen
De groeifactoren
O2 : ademhalingVoeding: essentiële elementen moeten
voldoende aanwezig zijnHumusgehalte, bacterieleven,
bodemstructuur,pH
Als één deze factoren gebrekkig is, zal dat resulteren in een slechtere groei!!
Wetten van de voedingsleer
Wet van de teruggave: Vruchtbaarheid: aan de grond teruggeven wat we er
uithalen door de oogst van het gewas Meer teruggeven want:
(on)kruiden nemen ook voedingsstoffen op Uitspoeling Onopneembaarheid van voedingsstoffen Bereikbaarheid van de gegeven meststoffen door de
wortels Vluchtige meststoffen
Wetten van de voedingsleer
Extra aanvoer van voedingsstoffen : Regenwater Vlinderbloemigen Verwering van klei (K+ )
Import-exportbalans hoeveel messtof ( via bemestingsproeven de behoeften van een gewas bepalen : elk perceel een verschillende dosis, kijken welke de maximale opbrengst geeft)
Wetten van de voedingsleer
Wet van Liebig of wet van het minimum: Def: wanneer alle groeifactoren aanwezig zijn, wordt de
opbrengst bepaald door de factor die het meest beperkend is.
Voorbeelden: Lage pH doet opbrengst dalen : bekalken Licht kan s’winters een beperkende factor zijn: bijbelichten Temperatuur kan s’winters een beperkende factor zijn:
bijstoken In de zomer is de hoeveelheid water beperkend : bijregenen CO2 : altijd beperkend : bijbemesten Zuurstof: beperkend in een bodem met een slechte structuur :
draineren Tekort aan een hoofd- of sporenelement: bemesten
Wetten van de voedingsleer
Wet van Mitscherlich of wet van de afnemende meeropbrengsten De opbrengstvermeerdering als gevolg van de toename van
een bepaalde groeifactor is niet recht evenredig met deze toename, maar de opbrengstvermeerdering neemt geleidelijk af. Hoe meer we bemesten, hoe minder vlug de opbrengst zal stijgen. (zie grafiek en tabel)
Besluiten uit deze wet: de opbrengstvermeerdering neemt geleidelijk af; de opbrengst kent een maximum grens.
Fout: werkelijkheid zal de opbrengst dalen als je te veel
meststof toedient.
Wetten van de voedingsleer
Wetten van de voedingsleer
Werkelijke opbrengstcurve : O: als de groeifactor afwezig is, is de opbrengst 0 A: een te lage opbrengst door een tekort aan
groeifactor gebreksverschijnselen B - C: zone met maximale opbrengst D: een te lage opbrengst door een overmaat aan
groeifactor vergiftigingsverschijnselen E: economische grens: voorbij dit punt moet men te
veel groeifactor bijgeven om nog een kleine meeropbrengst te bekomen.
Wetten van de voedingsleer
Is het voor- of nadelig als de zone B-C breed is? Het is voordelig want dan hebben we een zekere
marge om te bemesten, zonder schade.
Hoe zou de curve verlopen als je op de x-as de dosis meststof weergeeft? De curve verschuift wat naar links bij dosis 0 is er
een zekere opbrengst door de aanwezigheid van reserve in de bodem.
Wetten van de voedingsleer
De vorm van de curve hangt af van: de soort groeifactor:
de stijging van de curve is het snelst voor P, het traagst voor N een veel grotere hoeveelheid N nodig voor de maximale opbrengst
voor P gaat de curve niet of uiterst traag naar beneden P werkt niet toxisch
de curve daalt het snelst voor N N is er meest kans op overmaat; de zone B-C is het smalst
de grondsoort: de nodige hoeveelheid meststof verschilt van grondsoort tot
grondsoort (bemestingsproefvelden ) de soort teelt:
de ene teelt vraagt bv meer stikstof dan de andere; de ene teelt is gevoeliger voor overmaat dan de andere.
Wetten van de voedingsleer
Wet van het antagonisme: Bij antagonisme werken 2 zaken/elementen elkaar
tegen Te veel bemesten met kalium magnesiumgebrek Ca2+ en Mg2+
NH4+ en Mg2+
Opname van voedingsstoffen
De plant neemt voedingsstoffen op via de wortels of via het blad( bv. bij fruitbomen of kamerplanten, conc. niet te hoog bladverbranding).
Water en CO2 worden opgenomen als moleculen. De andere voedingselementen worden opgenomen als ionen.
Meststoffen zijn zouten die in het bodemvocht splitsen in ionen. Via diffusie worden het water en de ionen opgenomen door de wortelhaartjes.
De houtvaten zorgen voor het transport naar boven.
Opname van voedingsstoffen
De voedingsionen: Anionen: NO3
- (nitraation), H2PO4- (diwaterstoffosfaation),
SO42- (sulfaation), MoO4
2- (molybdaation), B4O72- (boraation),
Cl- (chloride-ion); Kationen: NH4
+ (ammoniumion), Mg2+, Ca2+, K+, Fe2+, Cu2+, Mn2+, Zn2+.
Kationen: Vrij voor in bodemvocht Geadsorbeerd door KHC (klei-humuscomplex) Spoelen niet gemakkelijk uit (uitz. K+ )
Anionen: Niet geadsorbeerd Goed uitspoelbaar ( uitz. Fosfaten)
Opname van voedingsstoffen
Wanneer bemesten? Na de winter, anders spoelen te veel voedingsstoffen uit. Kort voor de teelt Eventueel nog bijbemesten ( zandgrond) Kalkmeststoffen wel in najaar traag oplossen
Als het wortelhaartje een kation opneemt, staat het een H+ ion af aan het bodemvocht.
Als het een anion opneemt, staat het een HCO3- ion
af. De opname vereist energievia de wortelademhaling. suiker + O2 CO2 + H2O + energie CO2 + H2O [H2CO3] H+ + HCO3
-
Opname van voedingsstoffen
De volgende factoren regelen de opname: de absolute hoeveelheid : als er weinig zijn weinig opgenomen O2 : nodig voor de ademhaling energie voor de opname
de structuur: te weinig O2 en wortelontwikkeling bij slechte structuur
het watergehalte: te droog geen ionen en geen transport te veel O2-gebrek
de temperatuur: te laag geen ademhaling en wortelactiviteit de pH: antagonisme: te veel opname van het ene element hindert de
opname van een ander de zoutconcentratie: te hoog weinig opname
Opname van voedingsstoffen
De meeste meststoffen lossen goed op in water, zijn snelwerkend en bruikbaar in de hydrocultuur. ( uitspoelen verhogen zoutconc.) Voorbeelden : calciumnitraat, kaliumsulfaat, kaliumnitraat.
Kalkmeststoffen lossen traag op poedervorm ipv korrelvorm.
Langzaam oplossende meststoffen het zijn S-omhulde of gecoate meststoffen waarbij de omhulling traag oplost. Deze meststoffen, zoals Osmocote, kunnen maanden lang werken, zodat ze
bijvoorbeeld veel gebruikt worden in de containerteelt van struiken en bomen.
Organische meststoffen werken ook langzaam.
Sommige meststoffen zoals ureum, zijn sterk hygroscopisch. Voordeel: trekken vocht aan en laten opname toe in droge omstandigheden. Nadeel: verpakking goed gesloten moet blijven.
Verlies van voedingsstoffen
vervluchtiging van N2: in natte of slecht gestructureerde grond is er weinig O2 anaërobe omzetting van NO3
- tot N2 denitrificatie
vervluchtiging van NH3: op kalkrijke grond vervluchtigt NH4
+ als NH3
uitspoeling: bij overvloedige neerslag; meer uitspoeling op zandgrond
fixatie tot weinig oplosbare zouten: op zure grond onoplosbare Fe- en Al-fosfaten op kalkrijke grond slecht oplosbare Ca-fosfaten.
Verlies van voedingsstoffen
Bepaalde vastleggingen komen later terug vrij en zijn niet als verlies te beschouwen: de adsorptie aan het klei-humuscomplex; de binding in organische stof: wat opgenomen werd
door bacteriën en kruiden komt weer vrij bij de humificatie
Buffervermogen
Het buffervermogen is het reactievermogen dat de bodem heeft tegen de negatieve invloed van plotse zware verstoringen.
Zorgt dat de pH niet zo plots verandert na een bemesting:grote hoeveelheden H+ ionen die vrijkomen na een ( zure ) bemesting eerst binden op het klei-humuscomplex, in omwisseling met Ca2+ionen. Pas na bezetting van het klei-humuscomplex zal de pH dalen doordat de H+ ionen nu vrij voorkomen.
Wat gebeurt er als bemest wordt met alkalische werkende meststoffen zoals gebluste kalk?De vrijkomende OH- ionen zullen eerst geneutraliseerd worden door H+ ionen van het klei-humuscomplex die omgewisseld worden met Ca2+. Pas na bezetting van het klei-humuscomplex met Ca2+ stijgt de pH.
Buffervermogen
de zoutconcentratie niet zo plots oploopt na bemesting.
voedingsstoffen niet zo snel doorspoelenbij niet-bemesting de planten nog gedeeltelijk
voedingsstoffen kunnen opnemen uit de bodemreserve
Buffervermogen
Bij hydrocultuur is er geen sprake van buffervermogen. De pH kan plots veranderen, De zoutconcentratie kan plots oplopen, Er kunnen plots gebreks- en overmaatsziekten
voorkomen. De minste fout in bemesting kan hier zware gevolgen
hebben. Er is meer kennis vereist. Het teeltrisico is groter. Het buffervermogen van de grond kan gedeeltelijk
fouten opvangen.
Buffervermogen
Verschillen tussen grondcultuur en hydrocultuur Bij hydrocultuur komen alle voedingsstoffen direct en
snel in contact met de plant, wat gevaarlijker is; bij grondcultuur zijn ze niet allemaal direct bereikbaar voor de wortels; de werking is trager.
Bij tekort ontstaat direct gebrek bij hydrocultuur; bij grondcultuur is er nog altijd de bodemreserve.
Alle elementen moeten gegeven worden bij hydrocultuur; de sporenelementen moeten normaal niet gegeven worden bij grondcultuur.
pH
De pH van de bodem is een maat voor de concentratie van vrije waterstofionen in het bodemvocht.
Bij de pH-KCl : ± 0,5 à 1 eenheid lager is dan de pH-H2O. Verklaar.
Na toevoegen van KCl vindt een omwisseling plaats: de K+ ionen nemen de plaats in van de H+ ionen op het klei-humuscomplex. Er komen nu meer H+ ionen vrij voor in het bodemvocht en dus ligt de pH lager.
pH : oorzaken van verzuring
Beteelde grond verzuurt: Bij de ademhaling van de wortels en bij de vertering van
organische stof komt het zuurwerkende CO2 vrij. CO2 + H2O [H2CO3] H+ + HCO3
- Het gewas neemt bovendien Ca2+ op H+ vrij
Uitspoeling van Ca2+
Te weinig kalkmeststoffen gebruikt. Zuurwerkende meststoffen gebruikt.Door het dieper ploegen wordt zure ondergrond
naar boven gebracht.De verbranding van fossiele brandstoffen
veroorzaakt zure regen.
pH: gevolgen van verzuring
Structuurverlies: slecht voor zware grond, want zure kleigrond slaat toe bij regen
Ca-gebrekhet bacterieleven gaat achteruit: de
wortelknolletjesbacteriën, de nitrificerende bacteriën en de humificerende bacteriën houden niet van zure grond composthoop kalk strooien tussen 2 lagen organische stof
sommige elementen (Mo, P) worden onoplosbaar zodat gebrek ontstaat
sommige elementen (Mn, Al, Fe) worden heel oplosbaar zodat overmaat ontstaat
de planten groeien slechter: meer ziekten , opbrengst lager.
De oplossing : bekalken
pH: nadelen bij hoge waarde
Wordt veroorzaakt door het toedienen van te veel kalkmeststoffen.
Enkele elementen worden dan onopneembaar, zoals Mn en B.
Er kan een overmaat aan Mo ontstaan. Het probleem is niet zo makkelijk oplosbaar
zuurwerkende meststoffen toedienen, maar de pH zal slechts langzaam dalen.
Wat kan je doen als je in de tuin planten van de familie Ericaceae (zuurminnend)wil aanplanten? Dan moet je turf of heidegrond inwerken.
Bij hydrocultuur maakt men gebruik van H3PO4 of HNO3 om de pH te verlagen.
pH: optimale
Afhankelijk van :de grondsoort: de optimale pH-zone voor
akkerteelten: op een zandgrond 5,7 - 6,4 op een zandleemgrond 6,5 - 7,2 op een leemgrond 6,9 - 7,6 op een kleigrond > 7,6;
de soort teelt De meeste gewassen groeien goed binnen de optimale pH-
zone. Sommige planten (aardappelen ) groeien graag bij een pH
rond het minimum of zelfs 0,5 lager. Andere planten (biet, fruit, veel tuinplanten) verkiezen een pH
rond het maximum.het humusgehalte: hoe meer humus aanwezig is, hoe
lager de pH mag zijn.
pH: theoretische invloed van de meststoffen
Chemisch zuurwerkend als het een zout is afgeleid van een sterk zuur en een zwakke base.
Ammoniumnitraat is chemisch zuurwerkend. De meststof is afgeleid van ammoniak (zwakke base) en
waterstofnitraat (sterk zuur).Bacteriologisch gezien is ammoniumnitraat
eveneens zuurwerkend: NH4NO3 NH4
+ + NO3-
NH4+ + 2 O2 NO3
- + 2 H+ + H2O door nitrificerende bacteriën
NO3- werkt verzurend, want de evenwichtsreactie is: NO3
- + H+ HNO3
Fysiologisch: werkt ammoniumnitraat neutraal omdat beide ionen door de plant opgenomen worden.
pH: theoretische invloed van de meststoffen
Hoe werkt ammoniumsulfaat?Chemisch zuurwerkend: zwakke base, sterk
zuurBacteriologisch zuurwerkend : NH4
+ NO3-
Fysiologisch zuurwerkend: De planten nemen stikstof op en de sulfaationen blijven
over. Zij vormen met de H+ ionen, afgegeven door de plantenwortels bij de ionenuitwisseling, een evenwichtsreactie, waarbij het evenwicht bijna volledig naar links gericht is want H2SO4 is een sterk zuur: SO4
2- + 2 H+ H2SO4 De H+ ionen worden in de bodemoplossing gehouden zodat de pH daalt.
pH: werkelijke invloed van de meststoffen
Basenequivalent: geeft de werkelijke pH-invloed lager dan -5 meststof zuurwerkend tussen -5 en +5 neutraal werkend hoger dan +5 alkalisch werkend.
Organische en scheikundige meststoffen
Voorbeelden van organische meststoffen? Mest: drijfmest, stalmest, kippenmest (bevat veel N,
werkzaam gedurende een drietal jaar. Champignonmest: de rest na de teelt, met
gefermenteerde paardenmest en dekaarde; kalkrijk; hoge zoutconcentratie.
Compost (GFT-compost, gecomposteerde naaldhoutschors, huisvuilcompost, ...).
Verpakte handelsmeststoffen: gedroogde koemest, bloed-, hoorn- en beendermeel (o.a. Viano als handelsnaam), ...
Organische en scheikundige meststoffen
Voordelen organische bemesting? De voedingsstoffen komen langzaam vrij lang
werkend Minder kans op overmaat (wel bij teveel drijfmest) en
gebrek, vooral van de sporenelementen Organische bemesting werkt structuurverbeterend
door de humusaanbreng. De grond slempt minder toe bij regen. De grond warmt sneller op in het voorjaar
Minder doorspoeling Zoutconcentratie verhoogt niet zo Organische bemesting bevordert het biologisch leven Organische bemesting doet de pH weinig schommelen
Organische en scheikundige meststoffen
Nadelen van organische meststoffen? duurder als je ze moet aankopen? tijdrovender om ze uit te strooien. grotere hoeveelheden nodig per ha. Giftige elementen kunnen voorkomen in gekochte compost
Voordelen van scheikundige meststoffen? Ze werken snel. Ze zijn gemakkelijk en snel uit te strooien. Ze zijn goedkoper
Nadelen van scheikundige meststoffen? Ze spoelen sneller uit. Ze werken meestal verzurend Ze dragen niet bij tot de verbetering van de bodem
Organische en scheikundige meststoffen
In de biologische teelt alleen organische bemesting
In de klassieke teelt organische bemesting en scheikundige bemesting
Sommigen schatten dat de wereldvoedselproductie zonder het gebruik van kunstmeststoffen 40 % lager zou liggen.
Duurzame landbouw met een intensiever gebruik van land (inclusief het gebruik van meststoffen) kan bijdragen tot het voeden van de steeds toenemende bevolking en tot het niet verder ontginnen van de natuur.
Stikstof: rol
N is een bestanddeel van DNA en van aminozuren, eiwitten, enzymen
N is belangrijk voor de fotosynthese want het is een bestanddeel van chlorofyl
Uit de eerste twee functies valt af te leiden dat N belangrijk is voor de vegetatieve groei. N is belangrijk voor alle gewassen, maar vooral voor bladgewassen
Stikstof: gevolgen van gebrek
Door gebrek aan bladgroen vergelen de bladeren chlorose.
De groei is ijl en spichtig. Bloeien de planten vroeger en rijpen ze vroeger
af. Het belangrijkste gevolg is echter: lage opbrengst
Stikstof: gevolgen van overmaat
Te sterke vegetatieve groei.Te snelgroeiende cellen, met gerekte, verzwakte
celwand. slappere planten legeren van graangewassen
zwakkere planten, die gevoeliger zijn voor ziekten en vorstschade.
Slechte invloed op de bloei, vrucht- en zaadvorming, dus op de generatieve groei. De kwaliteit van de vruchten ligt lager.
Stikstof: gevolgen van overmaat
bieten: lager suikergehalteaardappelen: te veel bladgroei en te weinig
knolvormingtomaten: meer holle vruchten, meer barsten,
minder vruchtzettingspruiten: te losuien: dikhalzen, minder bewaarbaargras: te nitraatrijk
Stikstof: gevolgen van overmaat
De opbrengst zal lager Onnodige verzuring van de bodemVerhoogde nitraatconcentratie in grond- en
oppervlaktewaterOnnodige emissie van ammoniak Onnodige onkosten.
Stikstoffixatie
Atmosferische fixatie Lucht bestaat voor ± 78 % uit stikstofgas N2
Deze N2 kan binden met O2 tot NO en NO2
De energie hiervoor wordt door de bliksem geleverd. Fotochemische reacties leveren N2O5 op. De gevormde stikstofoxiden reageren met water in de
lucht. Het gevormde nitraat komt met de neerslag op aarde
terecht. 1 - 4 kg via de bliksem en ± 10 kg via fotochemische
reacties
Stikstoffixatie
Biologische fixatie De wortelknolletjesbacteriën (Rhizobium )
symbiose met de wortels van vlinderbloemigen(klaver) Zij nemen de N2 op uit de bodemlucht en zetten die
om in bruikbare stikstof voor de plant. ± 100 kg N2/ha/jaar vastgelegd minder N bemesting Groenbemester:
een gewas om in te ploegen. Het doel: het inbrengen van organische stof. Vlinderbloemigen : naast organische stof ook gratis N
Stikstoffixatie
Waarom groeien vaak netels rond elzen? Netels zijn nitrofiele planten en ze profiteren mee van de
extra N rond de wortels. Vrij levende bacteriën :
Azoto bacter soorten in zuurstofrijk milieu Clostridium in zuurstofarm milieu N2 uit de bodemlucht opnemen voor hun eigen
ontwikkeling. Blauwgroene algen fixeren stikstofrijstvelden.
Deze vrij levende micro-organismen sterven en worden verteerd.
NO3- vrij
Jaarlijks: ± 10 à 30 kg N2/ha vastge legd
Stikstoffixatie
Chemische fixatie Meststoffabrieken : verschillende stikstofmeststoffen De belangrijkste grondstoffen:
N2 uit de lucht
H2 uit aardgas calciumcarbonaat. N2 + 3H2 2NH3
oxidatie HNO3
Stikstofvormen(in bodem)
N2 opneembaar door de plant via de wortelknolletjesbacteriën
meststofzouten: ammoniumnitraat, calciumnitraat, kaliumnitraat, natriumnitraat, ammoniumsulfaat, calciumcyanamide, ureum
ionen: nitraat- en ammoniumionenorganische stikstof (90 % ):
in planten- en dierenresten, dode bacteriën, drijfmest, stalmest, compost, organische meststoffen.
Ammonificatie ammoniak ammonium Niet rechtstreeks opneembaar door planten
Nitrificatie
Nitrificatie : omzetting van NH4+ tot NO3
- door nitrificerende bacteriën nitrietvorming (nitritatie) door Nitrosomonas: NH4
+ NO2-
2 NH4+ + 3 O2 2 NO2
- + 2 H2O + 4 H+ nitraatvorming (nitratatie) door Nitrobacter: NO2
- NO3-
2 NO2- + O2 2 NO3
- Totale reactie: 2 NH4
+ + 4 O2 2 NO3- + 2 H2O + 4 H+
Nitrificerende bacteriën zijn aërobe de grond moet dus luchtig zijn en een goede structuur hebben
De plant neemt liefst nitraatstikstof op nitrificatie In welke omstandigheden verloopt de nitrificatie gebrekkig?
's Winters, te natte of droge grond, zure grond, grond met slechte structuur
Denitrificatie
Omzetting (reductie) van NO3- tot N2 door
denitrificerende bacteriënArthrobacter, Pseudomonas, Flavobacterium
De stikstof vervluchtigt dusIn anaëroob milieu de grond te natDeze bacteriën gebruiken de zuurstof uit de
nitraten om te ademen. 2 NO3
- + 10 e- + 12 H+ N2 + 6 H2O Waarom mag je niet bemesten met ammonium-
nitraat vóór de winter? De NO3
- zal doorspoelen en/of denitrificeren.
C/N verhouding
Bij het inploegen van bepaalde soorten organische stof zoals stro kan N-gebrek ontstaan.
Stro bevat veel C en weinig N. De humificerende bacteriën groeien snel door
het grote aanbod organische stof, maar verbruiken daardoor ook veel N.
Zij gebruiken de N die aanwezig is in de grond of die bemest wordt. De volgende teelt lijdt dan gebrek. Er moet dus extra N toegediend worden.
C/N verhouding
De optimale C/N verhouding bedraagt 10de kritische waarde is 25De C/N verhouding:
stro is minstens 50 verse planten 12 stalmest 25
Composthoop regelmatig een laagje mest
N-meststoffen
ammoniumnitraat NH4NO3
meest gebruikte stikstofmeststof bevat in zuivere toestand 35 % N (ontplofbaar kalk
als vulstof toegevoegd) calcium sulfaat (gips) wordt bijgemengd om de korrels
te harden de helft van de stikstof werkt dus snel en de andere
helft wat trager omdat de ammoniumstikstof eerst door bacteriën omgezet moet worden in nitraatstikstof
zuur tot neutraal werkend naargelang het kalkgehalte bevat 22 tot 27,5 % N
N-meststoffen
calciumnitraat (kalknitraat, kalksalpeter) Ca(NO3)2
alkalisch werkend heel hygroscopisch zodat ammoniumnitraat
bijgemengd Gips bijgemengd bevat 15,5 % N de chemische samenstelling Ca5NH4(NO3)11.10H2O
N-meststoffen
natriumnitraat (chilizout) NaNO3
alkalisch werkend goed op weiland daar natrium gunstig is voor de
melkproductie natrium is slecht voor de grondstruktuur 16 % N
kaliumnitraat (potasnitraat, kalisalpeter) KNO3
heel goed oplosbaar en dus goed voor hydrocultuur duur bevat 2 hoofdelementen en geen ballast 13 % N
N-meststoffen
ammoniumsulfaat (zwavelzure ammoniak) (NH4)2SO4: heel zuurwerkend 21 % N
ureum OC(NH2)2: trager werkend dan nitrische of ammoniakale stikstof
omdat ureum eerst nog door vocht omgezet wordt tot ammoniumcarbonaat
heel zuurwerkend 10 à 30 % kan, na uitstrooien, verloren gaan als NH3
meest geconcentreerde meststof (46 % N)
N-meststoffen
calciumcyanamide CaCN2: zwart traag werkend wordt door vocht eerst omgezet tot ureum alkalisch werkend werkt bijtend op de huid duur nevenwerking als contactherbicide goed voor de grondstructuur 20 % N
Andere meststoffen
Zie de verschillende ppt van de lln
Grondontleding: staalname
Erkende staalnemer met aangepaste grondboor representatief grondstaal: Min.25 boorsteken, 23 cm diep, verdeeld over het hele
veld voor land- en tuinbouw Min. 35 boorsteken , 6 cm weide en gazon De grond goed mengen in een emmer 600g
opsturen ter ontleding ( + inlichtingenformulier )
Grondontleding: ontledingsuitslag
Een standaardontleding vermeldt : de grondsoort de pH-KCl het humusgehalte in % C de voor de plant opneembare gehalten
voedingselementen, uitgedrukt in mg zuiver element per 100 g luchtdroge grond.
De sporenelementen B, Cu en Co (mg/kg luchtdroge grond)
Grondontleding: ontledingsuitslag
De ontledingsuitslagen vergeleken met de streefzone. specifiek voor elk perceel rekening met de textuur (grondsoort), het C-gehalte
en de bemonsteringsdiepte Voor de beoordeling worden 7 klassen onderscheiden:
zeer laag, laag (of sterk zuur voor de pH), tamelijk laag, normaal, tamelijk hoog, hoog en zeer hoog (of veenachtig voor het % C).
Grondontleding: bekalkingsvoorschrift
Het advies: de zuurheid, de optimale pH en de teeltrotatie.
Het bekalkingsvoorschrift geeft de totaal benodigde kalkdosis weer in zuurbindende waarde per ha. zbw/ha . 100 = kg/ha van deze kalksoort zbw gebruikte kalksoort
Het kan nuttig zijn de totale kalkgift te spreiden. Bij een gunstige pH onderhoudsbekalking Bij zure gronden herstelbekalking
Grondontleding: bemestingsadvies
De Bodemkundige Dienst proefvelden De resultaten de basis voor de bemestings-
en bekalkingsadviezenBv.:het effect van stikstof op de opbrengst
van een bepaald ras van bieten. Een proefveld in 16 vakken verdeeld 4 N- dosissen uittesten, in vier herhalingen Uit de bekomen opbrengsten de optimale dosis
berekenen
Grondontleding: bemestingsadvies
Het bemestingsadvies houdt rekening met: de grondontledingsuitslag de gewasbehoefte de teeltrotatie de te verwachten uitspoeling van stikstof en mineralen de periode tussen de staalname en de plant- of zaaidatum de oogstresten de reactie van de teelten op een bekalking
Het advies streeft naar een zo goed mogelijke opbrengst en een goede bodemvruchtbaarheid.
Grondontleding: bemestingsadvies
Het bemestingsadvies: hoeveelheden voedingsstoffen in eenheden (kg) N, P2O5, K2O, MgO, Na2O per hectare
Omrekenen naar de benodigde hoeveelheid van de handelsmeststoffen die je wenst te gebruiken.
Vb: advies 150 kg N/ha ammoniumnitraat 27 % Hoeveel meststof ga je toedienen? (150 x 100) / 27 = 556 kg
Welke algemene formule kan je toepassen? Aantal kg meststof = (het advies in kg/ha x 100) / gehalte
in de meststof in %
Grondontleding: bemestingsadvies
Sommige meststoffen verzuren de grond, andere hebben een ontzurende werking de tabel basenequivalent van de meststoffen
Organische bemesting: de samenstelling is erg variabel
De samenstelling, het toedieningstijdstip, de aard van de bodem en de teelt bepalen de bemestingswaarde van organische mest.
Bij gebruik van organische mest dient de minerale bemesting te worden verminderd met de hoeveelheden aangebracht via de organische bemesting.
Hydrocultuur
2 niet-grondgebonden teeltsystemen : hydroteelt of teelt in water: de wortels groeien
rechtstreeks in een voedingsoplossing substraatteelt: de wortels groeien in een substraat
(zand, argex, steenwol, ...).
Varianten : de teelt in ingehoesde steenwolmatten (open teeltsysteem) de teelt in naakte matten gelegd in een drainbak of
draingoot (gesloten teeltsysteem geen voedingsoplossing wegsijpelt in de ondergrond).
De teelt: op de grond (tomaten) of op een stelling (aardbeien).
Hydrocultuur
Verschillen ( met grondteelt) de grond buffervermogen, hydrocultuur niet de grond reserve van voedingselementen; bij
hydrocultuur moeten alle essentiële voedingselementen gegeven worden
snel gebrek- of overmaatverschijnselen constant de zoutconcentratie in het oog houden goed oplosbare meststoffen gebruiken alle meststoffen direct in contact met de wortels de minste fout inzake bemesting zware gevolgen meer kennis vereist, teeltrisico groterde
opbrengst hoger.
Hydrocultuur : pH
De voedingselementen best opneembaar bij een licht zure pH. De pH van de voedingsoplossing ligt best tussen 5,5 en 6,5.
De pH controle automatisch m.b.v. de computer, die de pH ook bijstuurt.
Schommelingen vooral bij de aanwezigheid van waterstofcarbonaationen in het aanmaakwater. De pH stijgt dan. Wat voegt men dan toe? Men voegt zuur toe, bijvoorbeeld HNO3 ofwel H3PO4.
(Als de pH te laag zou zijn voegt men KOH of KHCO3 toe)
Hydrocultuur: zoutconcentratie
Hoe meer meststof hoe hoger de zoutconcentratie hoe meer ionen hoe beter de geleidbaarheid voor elektrische stroom.
De elektrische geleidbaarheid ( E.C.) uitgedrukt in Siemens per cm vloeistofkolom. ( of mS/cm )
De E.C. hangt af van de temperatuur. Hoe hoger de temperatuur hoe meer ionen voorkomen
en hoe hoger de E.C.. Per C stijgt de E.C. ± 2,5 %.
E.C. meten bij 25 C
Hydrocultuur
Effect van een hoge E.C. op de plantengroei? Hoe hoger de E.C., hoe moeilijker water en
voedingsstoffen kunnen opgenomen worden. De vegetatieve groei wordt geremd ( zwakke groei lage productie). De generatieve wordt bevorderd (meer bloemvorming en vruchtzetting).
Effect van een lage E.C. op de plantengroei? gebrekverschijnselen
Zou je bij (plots) zonnig weer de E.C. verhogen of verlagen? De opname van water moet bevorderd worden, dus de
E.C. moet verlaagd worden.
Hydrocultuur: waterkwaliteit
Problemen met het aanmaakwater: een hoog gehalte HCO3
- zal een hogere pH veroorzaken.
een hoog gehalte Na+ en Cl- leidt tot een hoge E.C (bij leidingwater, ontsmet met NaOCl )
een hoog ijzergehalte verstopping van de druppelaars Fe2+ oxideert tot Fe2O3 neerslaat
een hoog sulfaatgehalte verhoogt sterk de E.C. De opname van andere anionen wordt dan geremd. Er kan ook een neerslag van CaSO4 ontstaan.
Hydrocultuur: standaardvoedingoplossing
Voor elke teelt tabellen met de samenstelling van een standaardvoedingoplossing.
Die samenstelling kan je aanpassen naargelang: het type hydrocultuur: steenwol bevat van nature een
zekere hoeveelheid ijzer- en mangaanionen de samenstelling van het aanmaakwater het groeistadium van het gewas (vruchtvorming meer
K+ ) de hoeveelheden in de mat: de concentratie van een ion
in de mat te hoog de concentratie in de standaard-voedingoplossing dalen
gebrek- of overmaatverschijnselen optreden
Hydrocultuur
Meststoffen voor gebruik in hydrocultuur Zie tabel cursus
Berekening van een voedingsoplossing Zie tabel cursus De tweede rij: gewenste concentraties ionen in
standaard- voedingoplossing . Eerst Ca2+ : 3,75 mmol Ca2+ nodig per l 3,75 mmol
calciumnitraat, deze meststof spitst in Ca2+ en 2 NO3-
ook 7,5 mmol NO3-
Een stofhoeveelheid van 1 mmol calciumnitraatmonohydraat heeft een massa van 182 g (gebruik tabel).
Hydrocultuur
Om de gewenste concentratie van 3,75 mmol calciumnitraat per liter te bereiken, zal elke liter voedingsoplossing 182 x 3,75 mg of 683 mg calciumnitraat moeten bevatten.
Berekeningen voor Mg2+, H2PO4- en NH4
+
Tekort van 2,5 mmol NO3- toevoegen : 2,5 mmol
KNO3 ook 2,5 mmol K+ per l.
Tekort van 3 mmol K+ nog 1,5 mmol K2SO4 bij per l
VB 2 HT
Hydrocultuur
Bereiding van de stamoplossing 100 maal sterker geconcentreerd Niet alle meststoffen in één stamoplossing oplossen
want: onoplosbare neerslagen ontstaan Ca2+ met H2PO4
- of SO42-; Fe2+ met H2PO4
-
er zijn zouten die in deze geconcentreerde oplossing moeilijk helemaal oplossen zoals kaliumsulfaat. Hoe hoger de concentratie aan K+, hoe moeilijker kaliumsulfaat oplost.
2 stamoplossingen bereid In bak A: alle Ca2+, de Fe-chelaten en een deel K+
In bak B: de rest van de K+ en alle andere hoofd- en sporenelementen. In bak B is de concentratie zouten groter
Hydrocultuur
Hoeveel calciumnitraat moeten we nu oplossen in bak A, volgens voorbeeld 2? Er is 2,7 mmol nodig per l 1 mmol = 182 mg 491,4
mg nodig per l voedingsoplossing. De stamoplossing is 100 x geconcentreerd 49140
mg/l = 49,14 g/l = 49 kg/1000 l = 49 kg/m3.
Hoeveelheid HCO3- in het aanmaakwater te
hoog zuur bij de beide stamoplossingen dus HNO3 in A en/of B en/of H3PO4 in B
Waarom geen H3PO4 in A? Neerslag van calciumfosfaat.
Hydrocultuur
Hoeveel zuur moeten we toevoegen? Als we alles zouden neutraliseren, bestaat het risico dat
de voedingsoplossing te zuur wordt. Als het niet zuur genoeg is, kan er nog altijd bijgezuurd
worden met de zuurpomp. In ons voorbeeld 2 is 0,25 mmol HNO3 nodig per liter
voedingsoplossing. Hoeveel liter HNO3 (37%) ga je toevoegen aan bak A 1 mmol = 63 mg De 100 x geconcentreerde : (0,25 x 6,3 x 100)/37 kg/m3 (0,25 x 6,3 x 100)/(37 x 1,23) l /m3 = 3,5 l/m3.
Hydrocultuur