Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1) Het Spaanse alfabetHet Spaanse alfabet is hetzelfde als de Nederlands, maar er zijn wel wat aanvullingen, zoals de ñ. Spaans is een fonetische taal wat wil zeggen dat er een directe relatie ligt tussen het geschreven woord en de uitspraak ervan: wat u leest is wat u spreekt. Zie de tabel met alle letters en bijbehorende uitspraak in het Spaans.
PS: De letters in geel hebben een typisch spaanse uitspraak
letter Naam voorbeeld Uitspraak
a A Plato zelfde als de Nederlandse a in plat
B Be Barcelona zelfde als een Nederlandse b
C Ce Cerveza
calor
ca-, co-, cu- als een k in kind
ce-, ci- als th in het Engelse woord thin, merk op:
in Latijns Amerika als een s
D De Ciudad zelfde als een Nederlandse d
aan het einde van een woord zachter of zelfs onuitgesproken
E E elegir zelfde als een e in pet
F Efe Família zelfde als een Nederlandse f
G Ge Gato
gente
normaal als een g in het Engelse woord good
met ge-, gi- als een Nederlandse ch
H Hache Hombre wordt niet uitgesproken
I i latina Vino zelfde als een ie in zien
J Jota Jueves als een Nederlandse ch or h, maar iets zachter
K Ka Kiwi als een k (deze letter wordt alleen gebruikt voor leenwoorden)
L Ele Lobo zelfde als een Nederlandse l
Ll Elle Calle bij benadering als een Nederlandse j,in sommige delen van Latijns Amerika als sh
letter Naam voorbeeld Uitspraak
M Eme Madre zelfde als een Nederlandse m
N Ene Nada zelfde als een Nederlandse n
Ñ Eñe España als nj in Spanje
O O Olor
plato
klank ligt tussen een o in bot en oo in boot
aan het einde van een woord meer als oo
P Pe padre zelfde als een Nederlandse p
Q Cu queso als een Nederlandse k in kaas
R Erre rueda als een rollende r
Rr erre doble perro een sterkere r
S Ese saber zelfde als een Nederlandse s
T Te todo zelfde als een Nederlandse t
U U fruta
querer
als een Nederlandse oe in snoep
onuitgesproken na een q in que en g in gue, behalve voor voor qü..
V Uve Valencia als een b
W uve doble - vaak als een v, wordt alleen gebruikt in niet-Spaanse woorden
X equis exacto als een Nederlandse x of ks
y ye (i griega) yo
y
as j in jammer, in sommige delen van Latijns Amerika als een sh
een losse y als i in iets
z Ceta zapato als th in het Engelse woord thin, merk op:in Latijns Amerika als een s
Opmerkingen:
1) Als een S en een R samen staan de S wordt meestal niet uitgesproken, maar het kan wela. Los Reyes [lorejes]b. Más rico [mariko]
2) De combinatie la + a- : de a wordt aan elkaar uitgesprokena. La amiga [lamiga]
2)De klemtoon / nadruk in Spaanse woordenIn het Spaans is de klemtoon van een woord te bepalen aan de hand van de letter waarmee het woord eindigt.
Eindigt het woord op een -s of een -n of een klinker, dan ligt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep, in
andere gevallen op de laatste lettergreep. Lettergrepen met een accent hebben altijd de klemtoon.
Welke lettergreep heeft de nadruk?
Eindigt het woord op -s of -n of een klinker? Dan ligt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep, bijvoorbeeld:
o banco
o dentista
o viven
o libros
o señora
Als het woord maar één lettergreep heeft dan valt daar de klemtoon op, bijvoorbeeld:
o ya
Eindigt het woord op een medeklinker (niet -s of -n)? Dan ligt de klemtoon op de laatste lettergreep,
bijvoorbeeld:
o bruñir
o Madrid
o señor
o ordenador
o cantar
Als een klinker in het woord een acento agudo heeft, dan heeft de lettergreep met het accent altijd de
klemtoon, bijvoorbeeld:
o teléfono
o también
o Córdoba
o información
o cállate
o Málaga
Er zijn sterke klinkers (a, e, o) en zwakke (i, y, u). Een zwakke klinker naast een sterke vormen samen één klank,
wat een diptongo genoemd wordt. Bijvoorbeeld:
o hielo
o fuerte
o cuando
o prefiero 1
Met een accent kan de zwakke klinker gescheiden worden van de sterke klinker. Het is dan geen diptongo
meer, maar twee afzonderlijke lettergrepen. Het accent komt dan te liggen op de zwakke klinker. Hieronder
een paar voorbeelden:
o vacío
o día
o reúno
3)Een paar basisregels : spellingIn het algemeen geldt: je schrijft het woord zoals je het uitspreekt, rekening houdend met de typische spaanse
klanken. Banco schrijf je dus met een c omdat een k in het spaans (in het algemeen) weinig of niet voorkomt.
Daarnaast zijn er nog een aantal andere eigenaardigheden:
1) Accenten
De regels voor de accentuering in het Spaans werden reeds uitgelegd. Hierbij dient nog gezegd te
worden dat bepaalde korte woorden twee varianten kennen, ééntje met een accent en ééntje zonder
accent. Beide varianten hebben een andere betekenis. Het accent is dus betekenisonderscheidend.
Betekenis 1 Betekenis 2
1 Het werkwoord preferir is niet het enige werkwoord met een diptongo in de vervoeging. Er zijn veel meer werkwoorden met een klinkerwisseling in de stam. Zie hiervoor onderdeel: onregelmatige werkwoorden met met diptongo ie y diptongo ue
Mi casa: mijn huis El regalo es para mí : het geschenk is voor mij.
¿Te gusta tu casa? Vind je je huis leuk? ¿Cómo te llamas tú? Hoe heet jíj?
El teléfono: de telefoon Él se llama Juan: Híj heet Juan.
‘Valencia’ se escribe con ‘V’: Valencia wordt met een ‘V’ geschreven
Lo sé. Ik weet het
Ahora te veo bien: Nu kan ik je goed zien. Me gusta té con leche. Ik hou van thee met melk.
Si puedo, te veo mañana: Als ik kan, zie ik je morgen.
¿Te veo mañana? – sí. Zie ik je morgen? Ja
Tot deze categorie behoren ook de vraagwoorden. Vraagwoorden krijgen een accent; de ongeaccentueerde
vorm zijn relatiefwoorden om de hoofd- en bijzin met elkaar te verbinden. Later meer hierover.
De vraagwoorden zijn de volgende:
- ¿Qué........? Wat?
- ¿Quién.....? Wie?
- ¿Dónde...? Waar?
- ¿Cuándo...? Wanneer?
- ¿Cómo...? Hoe?
- ¿Cuál...? Welk(e)?
- ¿Cuánto....? Hoeveel
Spellingsregels bij werkwoordsvormen
Vooral bij werkwoordsvormen (zie later meer) moet de spelling soms worden aangepast om de uitspraak te
behouden (de uitspraak die bij de infinitief van toepassing is).
Als we bijvoorbeeld het werkwoord buscar nemen (zoeken) dan moet de spelling in de subjuntivo worden aangapast
(busque). Als de spelling niet zou worden aangepast, dan moet de c als een s uitgesproken worden, omdat de volgende
letter een e is. Door de spelling aan te passen, kan de oorspronkelijke uitspraak behouden worden.
Naar analogie met het voorbeeld, bestaan de volgende regels:
c wordt qu als een –e of een –i volgt buscar << busqué, busquen
z wordt c als een –e of een –i volgt empezar << empecé, empiece
g wordt j als een –o, -a, of een –u volgt coger << cojo
g wordt gu als een –e of een –i volgt entregar << entreguen
gu wordt g als een –a, -o of een –u volgt seguir << sigo
i tussen 2 klinkers wordt y construir << construyo
4) De werkwoorden – de tegenwoordige tijd(indicativo de presente)
In dit gedeelte gaan we ons concentreren op de verschillende persoonlijke voornaamwoorden en de
vervoeging van de regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd (indicativo presente). De verleden tijd,
de toekomende tijd en de aanvoegende wijs (de subjuntivo) komen in latere hoofdstukken aan bod.
Persoonlijke voornaamwoordenIn het Spaans worden persoonlijke voornaamwoorden op ongeveer dezelfde manier gebruikt als in het
Nederlands. In het Spaans is het echter niet nodig om in iedere uitdrukking het voornaamwoord
(nominatief/onderwerp) te gebruiken, omdat dat het onderwerp meestal uit de werkwoordsvorm en/of de
context blijkt. In het Spaans worden deze slechts gebruikt om de nadruk te leggen. Zie hieronder een tabel met
een overzicht:
Persoon Enkelvoud Meervoud
1e yo ik nosotros wij (een groep met minimaal één man)
nosotras wij (een groep met alleen vrouwen)
2e tú jij vosotros jullie (informeel, een groep met minimaal één man)
vosotras jullie (informeel, een groep met alleen vrouwen)
Persoon Enkelvoud Meervoud
3e él hij Ellos zij (een groep met minimaal één man)
ella zij Ellas zij (een groep met alleen vrouwen)
usted u ustedes jullie (formeel)
Vervoeging van regelmatige werkwoorden
In het Spaans bestaan er drie basismodellen voor werkwoorden. Er zijn regelmatige werkwoorden op –AR,
regelmatige werkwoorden op –ER en regelmatige werkwoorden op –IR. Elk van deze modellen kenmerkt zich
door een eigen vervoeging. Uiteraard is het niet zo dat alle werkwoorden op –AR, –ER en –IR per definitie
regelmatig zijn. Er zijn ook een heleboel onregelmatige werkwoorden, waarbij bijna altijd de eerste persoon
enkelvoud onregelmatig is. De eerste en tweede persoon meervoud zijn bij vrijwel alle werkwoorden
regelmatig.
Regelmatige werkwoorden op –AR
Alle regelmatige werkwoorden op –AR volgen de vervoeging van het werkwoord hablar (praten)
Enkelvoud meervoud
yo hablo ik spreek nosotros / -as hablamos wij spreken
tú hablas jij spreekt vosotros / -as habláis jullie spreken
él / ella / usted habla hij / zij / u spreekt ellos / -as / ustedes hablan zij / zij / jullie spreken
Andere voorbeelden van regelmatige werkwoorden op –AR: trabajar (werken), entrar (binnenkomen), desear
(verlangen), preguntar (vragen), buscar (zoeken), llevar (dragen), enseñar (aanleren, leren), pagar (betalen),
regresar (terugkomen), celebrar (vieren), etc.
Regelmatige werkwoorden op –ER
Alle regelmatige werkwoorden op –ER volgen de vervoeging van het werkwoord comer (eten)
Enkelvoud meervoud
yo como ik eet nosotros / -as comemos wij eten
tú comes jij eet vosotros / -as coméis jullie eten
él / ella / usted come hij / zij / u eet ellos / -as / ustedes comen zij / zij / jullie eten
Andere voorbeelden van regelmatige werkwoorden op –ER: beber (drinken), creer (geloven), deber (moeten),
leer (lezen), romper (breken), temer (vrezen), ver (zien, kijken), vender (verkopen)
Regelmatige werkwoorden op –IR
Alle regelmatige werkwoorden op –IR volgen de vervoeging van het werkwoord vivir (eten)
Enkelvoud meervoud
yo vivo ik leef / woon nosotros / -as vivimos wij leven / wonen
tú vives jij leeft / woont vosotros / -as vivís jullie leven / wonen
él / ella / usted vive hij / zij / u leeft / woont ellos / -as / ustedes viven zij / zij / jullie leven/wonen
Andere voorbeelden van regelmatige werkwoorden op –IR: abrir (openen), existir (bestaan), definir
(definiëren), extinguir (doven), cumplir (verjaren), consumir (consumeren) etc.
Al de voorgaande werkwoorden volgen de patronen van respectievelijk hablar, comer en vivir. De groep op –IR
is de kleinste groep.
Vervoeging van belangrijke ONREGELMATIGE werkwoordenVier werkwoorden zijn volledig onregelmatig: ser (zijn), estar (zijn), haber (hebben), ir (gaan)
SER / ESTAR
Enkelvoud meervoud
yo soy yo estoy nosotros / -as somos nosotros / -as estamos
tú eres tú estás vosotros / -as sois vosotros / -as estáis
él / ella / usted es él / ella / usted está ellos / -as / ustedes son vosotros / -as están
HABER / IR
Enkelvoud meervoud
yo he yo voy nosotros / -as hemos nosotros / -as vamos
tú has tú vas vosotros / -as habéis vosotros / -as vais
él / ella / usted ha él / ella / usted va ellos / -as / ustedes han vosotros / -as van
Een aantal bemerkingen :
Haber wordt alleen als hulpwerkwoord gebruikt bij samengestelde tijden (tiempos compuestos). Als
hoofdwerkwoord gebruiken we tener, wat hebben betekent maar in de betekenis van ‘bezitten’
Ser en estar worden gebruikt volgens specifieke bepalingen; zie later
Bij de vorm met vosotros/-as: sois en vais hebben geen accent, omdat deze woorden maar uit één
lettergreep bestaan.
Onregelmatige werkwoorden : klinkerwisselingen
Bij een aantal werkwoorden verandert de stamklinker. Deze verandering manifesteert zich het enkelvoud en in
de derde persoon meervoud. De vormen met nosotros /-as en vosotros/-as vertonen deze klinkerwisseling niet.
Er zijn drie verschillende categorieën. Nog een extra opmerking: deze drie klinkerwisselingen manifesteren zich
zowel bij werkwoorden op –AR, –ER en –IR
Eerste klinkerverandering : de e wordt ie ( e ie )
We nemen als voorbeeld het werkwoord empezar (beginnen)
EMPEZAR
Enkelvoud meervoud
yo empiezo ik begin nosotros / -as empezamos wij beginnen
tú empiezas jij begint vosotros / -as empezáis jullie beginnen
él / ella / usted empieza hij / zij / u begint ellos / -as / ustedes empiezan zij / zij / jullie beginnen
Zoals je kan zien, verandert de stamklinker –e in –ie. Er is jammer genoeg geen manier om te weten of een
klinker verandert of niet. Het proces om deze werkwoorden te leren is een proces van trial en error.
Uiteindelijk klinkt de regelmatige vervoeging ‘onlogisch’. Het is bijvoorbeeld handig om bij elk nieuw
werkwoord dat je leert (in je woordenschat) even na te gaan of er een klinkerverandering is en dat er bij te
schrijven (vb: e>ie)
Andere voorbeelden van werkwoorden waarbij de –e verandert in –ie : querer (willen), preferir (verkiezen), cerrar (sluiten), desperarse
(wakker worden), defender (verdedigen), sentarse (gaan zitten), sentir (voelen), acertar (raden), atravesar (oversteken), comenzar
(beginnen), encerrar (opsluiten), fregar (afwassen), gobernar (regeren, de leiding nemen), helar (vriezen), negar (ontkennen), nevar
(sneeuwen), pensar (denken), recomendar (aanbevelen), descender (naar beneden gaan), encender (aansteken), entender (begrijpen),
perder (verliezen), convertir (bekeren), divertirse (zich amuseren), hervir (koken), mentir (liegen), presentir (voorvoelen), referirse a
(refereren naar)
Tweede klinkerverandering : de o wordt ue ( o ue )
We nemen als voorbeeld het werkwoord poder (kunnen)
PODER
Enkelvoud Meervoud
yo puedo ik kan nosotros / -as podemos wij kunnen
tú puedes jij kan vosotros / -as podéis jullie kunnen
él / ella / usted puede hij / zij / u kan ellos / -as / ustedes pueden zij / zij / jullie kunnen
Andere voorbeelden van werkwoorden waarbij de –o verandert in –ue : probar (bewijzen), dormir (slapen), acordarse (zich herinneren),
acostarse (wakker worden), almorzar (ontbijten), contar ((ver)tellen), costar (kosten), encontrar (ontmoeten, vinden), aprobar
(goedkeuren), colgar (ophangen, kleven), demostrar (aantonen), mostrar (tonen), probar (proberen, proeven), probarse (passen van
kleding), recordar (herinneren), rogar (vragen, smeken), sonar (telefoneren), soñar (dromen), volar (vliegen), mover (bewegen), moverse
(zich voortbewegen), volver (terugkomen), doler (pijn doen), llover (regenen), morder (bijten), oler (ruiken), resolver (oplossen), soler
(gewoon zijn te), morir (sterven), morirse (doodgaan)
Er is nog één werkwoord dat zich ook zo gedraagt: jugar. Daarbij verandert de –u in –ue
JUGAR
Enkelvoud Meervoud
yo juego ik speel nosotros / -as jugamos wij spelen
tú juegas jij speelt vosotros / -as jugáis jullie spelen
él / ella / usted juega hij / zij / u speelt ellos / -as / ustedes juegan zij / zij / jullie spelen
Derde klinkerverandering : de e wordt i ( e i )
We nemen als voorbeeld het werkwoord pedir (vragen)
PEDIR
Enkelvoud Meervoud
yo pido ik vraag nosotros / -as pedimos wij vragen
tú pides jij vraagt vosotros / -as pedís jullie vragen
él / ella / usted pide hij / zij / u vraagt ellos / -as / ustedes piden zij / zij / jullie vragen
Andere voorbeelden van werkwoorden waarbij de –e verandert in –i : servir (dienen, bedienen), vestirse (zich aankleden), seguir (volgen),
medir (meten), reír (lachen), sonreír (glimlachen), reírse de (iemand uitlachen), repetir (herhalen) Deze lijst is de kleinste en bestaat alleen
maar uit werkwoorden die eindigen op –IR. De werkwoorden reír en aanverwanten behouden het accent in de vervoeging.
REÍR
Enkelvoud Meervoud
yo río ik lach nosotros / -as reímos wij lachen
tú ríes jij lacht vosotros / -as reís jullie lachen
él / ella / usted ríe hij / zij / u lacht ellos / -as / ustedes ríen zij / zij / jullie lachen
Onregelmatige werkwoorden : onregelmatige eerste persoon
De andere onregelmatige werkwoorden die we in deze rubriek gaan bespreken, vertonen allemaal kenmerken
die ook bij andere onregelmatige werkwoorden voorkomen. Deze kenmerken kunnen zijn: een
klinkerverandering, een onregelmatige eerste persoon enkelvoud of een combinatie van beide.
GROEP 1: onregelmatige werkwoorden met een onregelmatige eerste persoon enkelvoud
De werkwoorden in deze groep hebben allemaal een onregelmatige 1e persoon enkelvoud in de
tegenwoordige tijd. Voor de rest volgen ze de vervoeging van het model waartoe ze behoren. Als we hacer
(doen) als voorbeeld nemen, dan zie je dat de eerste persoon enkelvoud onregelmatig is. Voor de rest volgt het
werkwoord de vervoeging van comer, of te wel de vervoeging van de regelmatige werkwoorden op –ER.
HACER
Enkelvoud Meervoud
yo hago ik maak / doe nosotros / -as hacemos wij maken / doen
tú haces jij maakt / doet vosotros / -as hacéis jullie maken / doen
él / ella / usted hace hij / zij / u maakt / doet ellos / -as / ustedes hacen zij / zij / jullie maken/doen
Naar analogie met dit voorbeeld, hebben de volgende werkwoorden een onregelmatige eerste persoon
enkelvoud:
Poner Pongo Leggen, plaatsen
Salir Salgo Uitgaan, weggaan
Traer Traigo Meebrengen
Caer Caigo Vallen
Valer Valgo Waard zijn
Oír** Oigo Horen
Saber Sé Weten, kennen
Dar Doy Geven
Caber Quepo Ergens in kunnen
** het werkwoord oír vertoont ook een spellingskwestie. In het spaans is het zo dat i>>y tussen twee klinkers
(zie ook het stuk over de spellingsregels). De vervoeging van oír is dus als volgt:
OÍR
Enkelvoud Meervoud
yo oigo ik hoor nosotros / -as oímos wij horen
tú oyes jij hoort vosotros / -as oís jullie horen
él / ella / usted oye hij / zij / u hoort ellos / -as / ustedes oyen zij / zij / jullie horen
GROEP 2: onregelmatige werkwoorden met een onregelmatige eerste persoon enkelvoud én een
klinkerwisseling
De werkwoorden in deze groep hebben allemaal een onregelmatige 1e persoon enkelvoud en een
klinkerwisseling in de 2e en 3e persoon enkelvoud en de 3e persoon meervoud. Het werkwoord decir,
bijvoorbeeld, volgt grotendeels de vervoeging van pedir, waarbij e>>i. Maar de eerste persoon enkelvoud is
onregelmatig omdat er een –g verschijnt, wat trouwens heel regelmatig voorkomt bij de eerste persoon
enkelvoud bij onregelmatige werkwoorden. Andere werkwoorden die dit patroon volgen zijn venir en tener.
Deze twee werkwoorden lijken qua vervoeging enorm op elkaar. De drie modellen:
DECIR
Enkelvoud Meervoud
yo digo ik zeg nosotros / -as decimos wij zeggen
tú dices jij zegt vosotros / -as decís jullie zeggen
él / ella / usted dice hij / zij / u zegt ellos / -as / ustedes dicen zij / zij / jullie zeggen
VENIR
Enkelvoud Meervoud
yo vengo ik kom nosotros / -as venimos wij komen
tú vienes jij komt vosotros / -as venís jullie komen
él / ella / usted viene hij / zij / u komt ellos / -as / ustedes vienen zij / zij / jullie komen
TENER (QUE)
Enkelvoud Meervoud
yo tengo ik heb (moet) nosotros / -as tenemos wij hebben (moeten)
tú tienes jij hebt (moet) vosotros / -as tenéis jullie hebben (moeten)
él / ella / usted tiene hij / zij / u hebt (moet) ellos / -as / ustedes tienen zij / zij / jullie hebben (moeten)
GROEP 3: onregelmatige werkwoorden met een onregelmatige eerste persoon enkelvoud en die eindigen op
–ACER, -ECER, -OCER en –UCIR
De werkwoorden in deze groep hebben allemaal een onregelmatige 1e persoon enkelvoud. We zetten ze in een
aparte groep omdat ze allemaal hetzelfde gedrag vertonen. Bij al deze werkwoorden vindt de volgende
verandering plaats: c >> cz.
Voor de rest volgen ze het model waartoe ze behoren. Werkwoorden op –ACER, –ECER en –OCER volgen voor
de rest de vervoeging van comer; de werkwoorden op –UCIR volgen voor de rest de vervoeging van vivir.
NACER
Enkelvoud Meervoud
yo nazco Ik word geboren nosotros / -as nacemos wij worden geboren
tú naces jij wordt geboren vosotros / -as nacéis jullie worden geboren
él / ella / usted nace hij / zij / u wordt geboren ellos / -as / ustedes nacen zij / zij / jullie worden geboren
OBEDECER
Enkelvoud Meervoud
yo obedezco Ik gehoorzaam nosotros / -as obedecemos wij gehoorzamen
tú obedeces jij gehoorzaamt vosotros / -as obedecéis jullie gehoorzamen
él / ella / usted obedece hij / zij / u gehoorzaamt ellos / -as / ustedes obedecen zij / zij / jullie gehoorzamen
CONOCER
Enkelvoud Meervoud
yo conozco Ik ken nosotros / -as conocemos wij kennen
tú conoces jij kent vosotros / -as conocéis jullie kennen
él / ella / usted conoce hij / zij / u kent ellos / -as / ustedes conocen zij / zij / jullie kennen
TRADUCIR
Enkelvoud Meervoud
yo traduzco Ik vertaal nosotros / -as traducimos wij vertalen
tú traduces jij vertaalt vosotros / -as traducís jullie vertalen
él / ella / usted traduce hij / zij / u vertaalt ellos / -as / ustedes traducen zij / zij / jullie vertalen
Opmerking: sommige werkwoorden die normaal gezien tot deze categorie behoren, gedragen zich toch anders.
De problemen bevinden zich allemaal in de eerste persoon enkelvoud:
Hacer: hago
Mecer: mezo (= schommelen)
Cocer: cuezo, cueces, cuece, cocemos, cocéis, cuecen (= koken)
GROEP 4: onregelmatige werkwoorden als gevolg van de uitspraak
Om de uitspraak te behouden heeft een aantal werkwoorden een verandering in de stam. Deze werkwoorden
kunnen opgedeeld worden in een aantal groepen:
Werkwoorden die eindigen op –UIR
Werkwoorden die eindigen op –UAR
Werkwoorden die eindigen op –IAR
Werkwoorden die eindigen op – GER / -GIR
Werkwoorden die eindigen op –GUIR
Werkwoorden die eindigen op –CER
1) De werkwoorden die eindigen op –UIR
Bij de werkwoorden die eindigen op –uir (uitspraak: [oewir] ) wordt de i een y als de i door een andere
klinker gevolgd wordt. Dus: i >> y Hetzelfde gebeurt ook bij het werkwoord oír (horen).
CONCLUIR
Enkelvoud Meervoud
yo concluyo Ik concludeer nosotros / -as concluimos wij concluderen
tú concluyes jij concludeert vosotros / -as concluís jullie concluderen
él / ella / usted concluye hij / zij / u concludeert ellos / -as / ustedes concluyen zij / zij / jullie concluderen
Andere voorbeelden van werkwoorden waarbij de –i verandert in –y (voor een klinker) : construir (bouwen), contribuir (bijdragen),
destruir (vernietigen), disminuir (verminderen), distribuir (verdelen), excluir (uitsluiten), huir (vluchten), incluir (omsluiten, omvatten),
reconstruir (reconstrueren), sustituir (vervangen)
2) De werkwoorden die eindigen op –UAR
Bij de werkwoorden die eindigen op –uar (uitspraak: [oewar] ) wordt de u een ú als de klemtoon op
de stam valt. Dus: u >> ú
ACTUAR
Enkelvoud Meervoud
yo actúo Ik handel nosotros / -as actuamos wij handelen
tú actúas jij handelt vosotros / -as actuáis jullie handelen
él / ella / usted actúa hij / zij / u handelt ellos / -as / ustedes actúan zij / zij / jullie handelen
Andere voorbeelden van werkwoorden waarbij de –u verandert in een –ú (bij klemtoon op de stam):
acentuar (benadrukken, beklemtonen), afectuar (handelen, optreden), efectuar (uitvoeren), evaluar (schatten,
evalueren) , habituarse (wennen aan), situarse (plaatsen, situeren)
3) De werkwoorden die eindigen op –IAR
Bij de werkwoorden die eindigen op –uar (uitspraak: [iejar] ) wordt de i een í als de klemtoon op de
stam valt. Dus: i >>í
ENVIAR
Enkelvoud Meervoud
yo envío Ik zend nosotros / -as enviamos wij zenden
tú envías jij zendt vosotros / -as enviáis jullie zenden
él / ella / usted envía hij / zij / u zendt ellos / -as / ustedes envían zij / zij / jullie zenden
Andere voorbeelden van werkwoorden waarbij de –i verandert in een – í (bij klemtoon op de stam): ampliar (vergroten), confiar
(vertrouwen), criar (kweken), desafiar (uitdagen) , esquiar (skiën), fotografiar (fotograferen), resfriar (afkoelen), resfriarse (kou vatten),
vaciar (leegmaken), variar (afwisselen, variëren)
4) De werkwoorden die eindigen op –GER / GIR
Bij de werkwoorden die eindigen op –ger / -gir wordt de g een j in de eerste persoon enkelvoud (dus
voor de –o). Dus: g >>j (voor o)
COGER
Enkelvoud Meervoud
yo cojo Ik neem nosotros / -as cogemos wij nemen
tú coges jij neemt vosotros / -as cogéis jullie nemen
él / ella / usted coge hij / zij / u neemt ellos / -as / ustedes cogen zij / zij / jullie nemen
DIRIGIR
Enkelvoud Meervoud
yo dirijo Ik leid nosotros / -as dirigimos wij leiden
tú diriges jij leidt vosotros / -as dirigís jullie leiden
él / ella / usted dirige hij / zij / u leidt ellos / -as / ustedes dirigen zij / zij / jullie leiden
Andere voorbeelden van werkwoorden waarbij de –g verandert in een –j (in de eerste persoon enkelvoud, voor de –o): encoger
(krimpen), escoger (kiezen), proteger (beschermen), recoger (oprapen) , fingir (faken)
PAS OP: sommige werkwoorden die eindigen op –GER / –GIR krijgen ook nog eens een klinkerverandering in
de stam. Deze werkwoorden combineren dus twee onregelmatigheden. Kijk naar het volgende voorbeeld,
waarbij de klinkerverandering e>>i plaatsvindt (zoals bij pedir)
ELEGIR
Enkelvoud Meervoud
yo elijo ik kies nosotros / -as elegimos wij kiezen
tú eliges jij kiest vosotros / -as elegís jullie kiezen
él / ella / usted elige hij / zij / u kiest ellos / -as / ustedes eligen zij / zij / jullie kiezen
5) De werkwoorden die eindigen op –GUIR
Bij de werkwoorden die eindigen op –guir wordt de gu een g in de eerste persoon enkelvoud (dus voor de –o).
Dus: gu >>g (voor o)
DISTINGUIR
Enkelvoud Meervoud
yo distingo ik maak het onderscheid nosotros / -as distinguimos wij maken het onderscheideid
tú distingues jij maakt het onderscheid vosotros / -as distinguís jullie maken het ...
él / ella / usted distingue hij / zij / u maakt het onderscheid ellos / -as / ustedes distinguen zij / zij / jullie maken het ...
Andere voorbeelden van werkwoorden waarbij de –gu verandert in een –g (in de eerste persoon enkelvoud, voor de –o): extinguir
(uitdoven), seguir (volgen)
PAS OP: sommige werkwoorden die eindigen op –GUIR krijgen ook nog eens een klinkerverandering in de
stam. Deze werkwoorden combineren dus twee onregelmatigheden. Kijk naar het volgende voorbeeld, waarbij
de klinkerverandering e>>i plaatsvindt (zoals bij pedir)
SEGUIR
Enkelvoud Meervoud
yo sigo ik volg nosotros / -as seguimos wij volgen
tú sigues jij volgt vosotros / -as seguís jullie volgen
él / ella / usted sigue hij / zij / u volgt ellos / -as / ustedes siguen zij / zij / jullie volgen
6) De werkwoorden die eindigen op –CER
Bij de werkwoorden die eindigen op –cer wordt de c een z in de eerste persoon enkelvoud (dus voor de –o).
Dus: c >>z (voor o). PAS OP: bij werkwoorden die eindigen op –acer en –ecer (en ook –ucir) komt er nog een z
bij. Deze categorie gaat over die werkwoorden die eindigen op –cer en waarvan de laatste letter van de stam
een medeklinker is.
CONVENCER
Enkelvoud Meervoud
yo convenzo ik maak het onderscheid nosotros / -as convencemos wij maken het onderscheideid
tú convences jij maakt het onderscheid vosotros / -as convencéis jullie maken het ...
él / ella / usted convence hij / zij / u maakt het onderscheid ellos / -as / ustedes convencen zij / zij / jullie maken het ...
Andere voorbeelden van werkwoorden waarbij de –c verandert in een –z (in de eerste persoon enkelvoud, voor de –o): vencer
(overwinnen), ejercer (oefenen, uitoefenen)
PAS OP: sommige werkwoorden die eindigen op –CER krijgen ook nog eens een klinkerverandering in de stam.
Deze werkwoorden combineren dus twee onregelmatigheden. Kijk naar het volgende voorbeeld, waarbij de
klinkerverandering o>>ue plaatsvindt (zoals bij poder)
TORCER
Enkelvoud Meervoud
yo tuerzo Ik manoeuvreer nosotros / -as torcemos wij manoeuvreren
tú tuerces jij manoeuvreert vosotros / -as torcéis jullie manoeuvreren
él / ella / usted tuerce hij / zij / u manoeuvreert ellos / -as / ustedes tuercen zij / zij / jullie manoeuvreren
De wederkerende werkwoorden (los verbos reflexivos)
Tenslotte zijn er nog de wederkerende werkwoorden (los verbos reflexivos). Deze werkwoorden hebben in het
Nederlands een variant met ‘zich’ (zich scheren, zich wassen e.d.). Het is niet zo dat een wederkerend
werkwoord in het Nederlands per definitie ook wederkerend is in het Spaans of omgekeerd. De
vervoegingspatronen zijn dezelfde voor reflexieve en normale werkwoorden. Daarom focussen we ons hier op
de vervoeging van het regelmatige werkwoord llamarse. Dit werkwoord volgt de vervoeging van hablar.
LLAMARSE
Enkelvoud Meervoud
yo me llamo ik heet... nosotros / -as nos llamamos wij heten...
tú te llamas jij heet... vosotros / -as os llamáis jullie heten
él / ella / usted se llama hij / zij / u heet... ellos / -as / ustedes se llaman zij / zij / jullie heten...
Voorlopig volstaat het om te weten dat reflexieve werkwoorden bestaan. Over eventuele betekenisverschillen
komen we later in deze cursus nog terug.
Een “specialleke”: het werkwoord gustar
Het werkwoord gustar (leuk vinden, lekker vinden) is een volledig regelmatig werkwoord dat de vervoeging
volgt van hablar. Tot daar is er geen probleem. Het probleem zit ‘m in het onderwerp dat bij dit werkwoord
hoort. Het onderwerp is immers niet wie iets leuk vindt, maar wel wat er leuk gevonden wordt.
In het Nederlands zeggen we: ik hou van ijsjes. Het onderwerp (‘ik’) komt overeen met het werkwoord (hou). De Spaanse vertaling is: Me
gustan los helados. Het onderwerp is hier dus ‘los helados’, wat in het Nederlands eigenlijk het lijdend voorwerp (of voorzetselvoorwerp
is).
Het gevolg is dat het werkwoord gustar (en aanverwante werkwoorden) voornamelijk in de derde persoon enkelvoud en meervoud
voorkomen, en minder in de andere personen. Een constructie als ‘yo gusto’ is eerder vreemd. In plaats daarvan ga je altijd zeggen: me
gusta algo.
We kijken eens naar de vervoeging van dit werkwoord.
GUSTAR
Enkelvoud Meervoud
Me gusta la película Ik vind de film leuk Nos gusta la película Wij vinden de film leuk
Te gusta la película jij vindt de film leuk Os gusta la película Wij vinden de film leuk
Le gusta la película Hij/zij vindt de film leuk Les gusta la película Zij vinden de film leuk
Enkelvoud Meervoud
Me gustan las películas Ik vind de films leuk Nos gustan las películas Wij vinden de films leuk
Te gustan las películas jij vindt de films leuk Os gustan las películas Wij vinden de films leuk
Le gustan las películas Hij/zij vindt de films leuk Les gustan las películas Zij vinden de films leuk
Nog een aantal andere ‘regeltjes’
Met infinitieven wordt de vorm gusta gebruikt: me gusta bailar, les gusta comer, te gusta aprender el
neerlandés.
We zeggen:
o Me gusta el té.
o Me gusta el té y el café.
o Me gusta el té, el café y la leche.
o PERO: el té, el café y la leche me gustan.
Opgelet!!!!!
Het werkwoord gustar kan wel degelijk voorkomen in alle personen, dus niet alleen in de derde persoon
enkelvoud en meervoud. Het heeft dus een complete vervoeging. Let op de betekenissen
Enkelvoud Meervoud
Me gusto yo Ik vind mezelf leuk Nos gustamos nosotros Wij vinden onszelf leuk
Me gustas tú Ik vind jou leuk Nos gustáis vosotros Wij vinden jullie leuk
Me gusta él, ella Ik vind hem / haar leuk Nos gustan ellos / ellas Wij vinden hen leuk.
Dit is allemaal vrij verwarrend. Bekijk de volgende voorbeelden:
Le gusto = yo le gusto a él = yo le gusto = a él le gusta yo HIJ VINDT MIJ LEUK
Él me gusta = Él me gusta a mí = A mí me gusta él IK VIND HEM LEUK
Le gustas = tú le gustas a él = A él le gustas tú HIJ VINDT JOU LEUK
Él te gusta = Él te gusta a ti = A ti te gusta él JIJ VINDT HEM LEUK
In heel veel gevallen wordt het meewerkend voorwerp ook nog eens verdubbeld. Dit is een zeer vreemde
Spaanse constructie waar je wat aan zal moeten wennen. Maar alle Spanjaarden zullen het meewerkend
voorwerp benadrukken als ze iets leuk vinden.
Enkelvoud Meervoud
A mí me gusta la película Ik vind de film leuk A nosotros nos gusta la película Wij vinden de film leuk
A ti te gusta la película jij vindt de film leuk A vosotros os gusta la película Wij vinden de film leuk
A él le gusta la película Hij/zij vindt de film leuk A ellos les gusta la película Zij vinden de film leuk
Alsof dat nog niet genoeg is, zijn er in het Spaans een aantal werkwoorden die de vervoeging van gustar
volgen. Het onderwerp waarmee het werkwoord overeenkomt zal ik in de voorbeelden onderlijnen. Een
overzicht:
Agradar (blij maken) Me agrada que estudies bien.
Apatecer (graag willen) Os apatece un chocolate.
Caer bien / mal (goed, slecht vallen) A él le cae muy mal la mantequila.
Convenir (goed uitkomen) Estos contractos me convienen.
Disgustar (degouteren) Me disgustas tú si de nuevo llegas tarde.
Doler (pijn doen) Me duelen las muelas.
Encantar (leuk vinden, aangenaam vinden) Me encantan las dulces.
Enojar (enerveren) La política me enoja.
Fascinar (fascineren) A ella le fascina la poesía.
Faltar (er niet zijn, gebrek hebben) Nos falta el pan.
Importar (belangrijk zijn) Os importan sus estudios.
Interesar (interesseren) Os interesa ese libro?
Molestar (storen) Me molesta este ruido.
Parecer (lijken) Me parece algo fantástico.
Quedar (goed slecht staan) Este abrigo te queda muy bien.
Later in deze cursus komen we hier nog uitgebreid op terug, als we het meewerkend voorwerp behandelen.
SLOTBEMERKINGEN
De tegenwoordige tijd is de moeilijkste tijd om te vormen in het Spaans. De andere tijden zijn makkelijker. Het
is evenwel essentieel de tegenwoordige tijd te kennen omdat je deze vormen nodig hebt om andere tijden te
vormen. De subjuntivo bijvoorbeeld wordt gevormd door de eerste persoon enkelvoud te nemen en daar
vervolgens uitgangen aan vast te plakken.
Een aantal constanten die terugkomen bij de onregelmatige werkwoorden:
Als een werkwoord maar 1 onregelmatige vorm heeft, is het de eerste persoon enkelvoud;
De eerste en tweede persoon meervoud (nosotros,-as; vosotros,-as) zijn ALTIJD regelmatig
Klinkerveranderingen komen voor in het enkelvoud en de derde persoon meervoud
Veel werkwoorden vertonen ‘combinatiegedrag’. Heel vaak hebben ze zowel een onregelmatige
eerste persoon enkelvoud als een klankwisseling.
5)Zelfstandige naamwoorden: mannelijk of vrouwelijk; het lidwoord; het meervoud
InleidingZelfstandige naamwoorden (in het Spaans: sustantivos) kunnen personen, dingen, plaatsen, abstracte ideeën
en dergelijke aanduiden. Puur grammaticaal gezien zijn zelfstandige naamwoorden in het spaans mannelijk of
vrouwelijk. Er zijn dus geen onzijdige grammaticale naamwoorden2. El vaso is dus mannelijk, terwijl la mesa
vrouwelijk is. Het maakt daarbij niet uit of een woord eerder mannelijk of vrouwelijk georienteerd is. In het
Nederlands bestaat hetzelfde, alleen met dat verschil dat het verschil tussen de en het bijna niet te achterhalen
is. In het Nederlands moet je dus bij elk woord het lidwoord bijleren. Dat is in het Spaans niet nodig omdat er
duidelijke regels zijn, die evenwel niet absoluut zijn. In het algemeen geldt:
Als een woord eindigt op –o is het mannelijk
Als een woord eindigt op –a is het vrouwelijk
Als een woord eindigt op een medeklinker is het soms mannelijk en soms vrouwelijk. Meer
specifieke regels volgen.
Mannelijke substantieven en hun uitgangenDe algemene regel is dat alle zelfstandige naamwoorden in het Spaans ofwel mannelijk zijn, ofwel vrouwelijk
zijn. Het geslacht van een woord hangt af van de uitgang en in mindere mate van de betekenis.
Een woord is meestal mannelijk als het tot één van de volgende categoriën behoort:
Woorden die een mannelijk persoon aanduiden. Deze woorden eindigen meestal op een –o maar niet
altijd
o El cartero de postbode
o El general de generaal
o El hombre de man
o El profesor de leraar, de professor.
Woorden die refereren naar een ding, plaats, dier of een idee en die eindigen op een –o
o El año het jaar
o El caballo het paard
o El catálogo de cataloog
o El queso de kaas
o El zapato de schoen
Sommige woorden die eindigen op een –a zijn TOCH mannelijk. Een handig trucje is te kijken naar de letter
vóór de –a. Als een woord eindigt op –ma of op – ía is het mannelijk. Dus:
2 Hoewel er wel een onzijdig lidwoord bestaat (lo), zie later bij ‘lidwoorden’
Woorden die refereren naar een ding, plaats, dier of idee en die eindigen op –ma
o El anagrama het anagram
o El aroma het aroma
o El clima het klimaat
o El crucigrama het kruiswoordraadel
o El dilema het dilema
o El diploma het diploma
o El emblema het embleem
o El fantasma de fantasie
o El idioma de taal
o El poema het gedicht
o El programa het programma
o El sistema het sisteem
Woorden die refereren naar een ding, plaats, dier of idee en die eindigen op –ía. Woorden met een
‘internationaal’ karakter (zoals anarquía) zijn vrouwelijk
o El día de dag
o El guía de gids
o El tranvía de tram
Dan zijn er nog een paar specifiek mannelijke uitgangen. Woorden die eindigen op –ambre, -aje, -or en –án zijn
meestal mannelijk.
o El alambre de draad
o El calambre de kramp
o El equipaje de bagage
o El montaje de montage
o El paisaje het landschap
o El pasaje de passage
o El personaje het personage
o El reportaje de reportage
o El viaje de reis
o El amor de liefde
o El calor de warmte
o El rencor de haat, de rancune
o El tremblor de trilling
o El valor de waarde
Bij de voorzetsels a en de gebeurt iets speciaals. Deze twee voorzetsels worden samengetrokken met het
mannelijke lidwoord ‘el’. Dus
A + el wordt al
De + el wordt del
Ejemplos
o No vamos al cine esta noche. (= no vamos a el cine esta noche)
o Éste es el juguete del niño. (= Éste es el juguete de el niño)
Vrouwelijke substantieven en hun uitgangen
Een woord is meestal vrouwelijk als het tot één van de volgende categoriën behoort:
Woorden die een vrouwelijk persoon aanduiden. Deze woorden eindigen meestal op een –a maar niet
altijd
o La enfermera de verpleegster
o La hija de dochter
o La profesora de lerares
o La yegua de merrie
o La actriz de actrice
Bijna alle woorden die eindigen op een –a Uitzonderingen zie vorig hoofdstuk
o La cocina de keuken
o La maleta de koffer
o La pelota de bal
o La piscina het zwembad
o La guitarra de gitaar
Sommige woorden op –o zijn vrouwelijk. Er zijn er een paar. Die moet je vanbuiten leren.
o La mano de hand
o La foto de foto
o La radio de radio
Woorden die eindigen op –sión en –ción zijn altijd vrouwelijk
o La canción het lied
o La dirección het adres
o La división de verdeling
o La estación station, seizoen
o La exposición de tentoonstelling
o La inyección de injectie
o La misión de missie
o La pasión de passie
Woorden die eindigen op –tad en –dad zijn vrijwel altijd vrouwelijk. Deze woorden eindigen in het
Nederlands dikwijls op –heid
o La amistad de vriendschap
o La ciudad de stad
o La dificultad de moeilijkheid
o La dignidad de waardigheid
o La libertad De vrijheid
o La voluntad De wil
Woorden die eindigen op –ie, –sis, –tis en –eza zijn gewoonlijk vrouwelijk
o La crisis de crisis
o La dermatitis de dermatitis
o La dosis de dosis
o La especie de soort
o La riqueza de rijkdom
o La serie de serie
o La sinusitis de sinusitis
o La tesis de thesis
o La tristeza de droefheid
Woorden die eindigen op –umbre en –ud zijn gewoonlijk vrouwelijk
o La certidumbre de zekerheid
o La costumbre de gewoonte
o La cumbre de (berg)top
o La esclavitud de slavernij
o La exactitud de exactheid, de zekerheid
o La virtud de deugd
Andere uitgangen
Sommige woorden hebben een uitgang die niet in de vorige categorieën voorkomt. Bij deze woorden
is het dus onmogelijk om ‘op voorhand’ het geslacht van het woord te weten. Van deze woorden
moet je het geslacht dus leren, oefenen en memoriseren.
Voorbeelden:
o El antifaz het masker
o El cine de cinema, de bioscoop
o El examen het examen
o El lápiz het potlood
o El merengue de merengue (zowel eiwit als dans)
o El mes de maand
o La clase de klas, de les
o La cruz het kruis
o La mente de geest
o La miel de honing
o La vejez de ouderdom
o La vez de keer
Naamwoorden die een beroep of een individu aanduiden kunnen verschillende uitgangen hebben: -a,
-ante,-e, -ista. Deze woorden kunnen zowel mannelijk als vrouwelijk zijn. El periodista is een journalist;
la periodista is een journaliste.
o El / la atleta de atleet; atlete
o El / la cantante de zanger(es)
o El / la gerente de gerant(e)
o El / la intérprete de tolk (m,v)
o El / la pediatra de pediator (m,v)
o El / la periodista de journalist(e)
o El / la poeta de dichter(es)
o El / la turista de toerist(e)
o El / la representante de vertegenwoordiger (-ster)
Naamwoorden die een beroep of een individu aanduiden met de uitgangen –es, -ín, -ón, -or zijn
mannelijk. Als deze naamwoorden vrouwelijk worden, voeg je een –a toe. De eventuele accenten
verdwijnen dan, want er komt een lettergreep bij.
o El campeón, la campeona de kampioen, de kampioene
o El traductor, la traductora de vertaler, de vertaalster
o El profesor, la profesora de leraar, de lerares
o El león, la leona de leeuw, de leeuwin
o El inglés, la inglesa de Engelsman, de Engelse
Naamwoorden die een persoon of een individu aanduiden en die eindigen op –o krijgen een
vrouwelijk equivalent op –a. Dit komt vooral voor bij familie-woorden en nationaliteiten.
o El muchacho, la muchacha de jongen, het meisje
o El niño, la niña het kind
o El hermano, la hermana de broer, de zus
o El amigo, la amiga de vriend, de vriendin
o El novio, la novia het vriendje, het vriendinnetje
o El polaco, la polaca de pool, de poolse
Sommige woorden zijn hetzelfde gespeld voor een man of een vrouw. Alleen het lidwoord verandert.
o El / la juez de rechter
o El / la jóven de jongere
o El / la adolescente de adolescent, de tiener
o El / la modelo het model (zowel m als v)
o El / la testigo de getuige (zowel m als v)
Sommige naamwoorden zijn onveranderlijk. Dat wil zeggen dat het lidwoord hetzelfde blijft. Het doet
niet terzake of er een man of een vrouw wordt aangeduid. La estrella (een ster) is een goed voorbeeld. In het spaans kan je
zeggen: Johnny Depp es una estrella. Ondanks het feit dat Johnny Depp een man is, blijft estrella toch vrouwelijk.
o El ángel de engel
o El personaje het personage
o El ser het wezen
o La estrella de ster
o La víctima het slachtoffer
**Vrouwelijke naamwoorden die beginnen met een beklemtoonde –a of met ha- zijn vrouwelijk van
geslacht. Om de uitspraak te vergemakkelijken, krijgen ze in het enkelvoud een mannelijk lidwoord. In
het meervoud wordt dat lidwoord vrouwelijk. Ook in de verbuiging wordt het naamwoord vrouwelijk
verbogen, zowel in het enkelvoud als in het meervoud.
Voorbeelden
el agua – el agua fría
el alma – las almas – las almas bonitas
o El agua het water
o El alma de ziel
o El arma het wapen
o El arpa de harp
o El aula de aula
o El hambre de honger
Specifieke ‘groepen’ woorden
Sommige groepen woorden zijn mannelijk.
Voorbeelden:
de dagen en de maanden
o Tenía un lunes horrible. Mijn maandag was verschrikkelijk
o El martes es mi cumpleaños. Dinsdag is het mijn verjaardag
o Fue un diciembre muy triste. December was een trieste maand
Samengestelde naamwoorden: gewoonlijk eindigen deze op een –s waardoor ze op het eerste zicht op
een meervoud lijken. Toch zijn ze enkelvoud. En ze zijn altijd mannelijk.
o El abrelatas de blikopener
o El lavaplatos de afwasmachine
o El parabrisas de ruitenwisser
o El paraguas de paraplu
o El sacacorchos de kurkentrekker
o El salvavidas de bodyguard
De kleuren
o El amarillo het geel
o El azul het blauw
o El blanco het wit
o El lila het lila
o El morado het purper
o El naranja het oranje
o El negro het zwart
o El rojo het rood
o El rosado het roze
o El verde het groen
Namen van rivieren, oceanen, fruitbomen, talen
o El Mississippi de Mississippi (el río is ook mannelijk)
o El mar Méditerráneo de Middellandse Zee (el mar is ook mannelijk)
o El cerezo de kersenboom (el árbol is ook mannelijk)
o El limonero de citroenboom
o El manzano de appelboom
o El naranjo de sinaasappelboom
o El peral de perenboom
o El inglés het Engels (el idioma is ook mannelijk)
o El alemán het Duits
o El neerlandés het Nederlands
Opgepast: namen van eilanden en vruchten zijn vrouwelijk
o Las Maledivas De Malediven (la isla is ook vrouwelijk)
o La Reunión Reunión
o La cereza de kers (la fruta is ook vrouwelijk)
o La manzana de appel
o La naranja de sinaasappel
o La pera de peer
o MAAR: El limón de citroen
Tenslotte zijn er nog twee speciale groepen woorden. De ene groep bestaat uit woorden waar het mannelijke
en vrouwelijke individu (of dier) een totaal ander woord zijn. De tweede groep bestaat uit woorden waarbij het
mannelijke en het vrouwelijke woord een totaal andere betekenis hebben.
GROEP 1: NAAMWOORDEN DIE VERWIJZEN NAAR HETZELFDE CONCEPT MAAR WAAR DE MANNELIJKE EN DE
VROUWELIJKE VORM EEN TOTAAL ANDER WOORD ZIJN. Het lidwoord varieert uiteraard mee.
o El actor, la actriz de acteur, de actrice
o El caballo, la yegua het paard, de merrie
o el conde, la condesa de graaf, de gravin
o el emperador, la emperatriz de keizer, de keizerin
o el héroe, la heroína de held, de heldin
o el hombre, la mujer de man, de vrouw
o el padre, la madre de vader, de moeder
o el marido, la esposa de echtgenoot, de echtgenote
o el príncipe, la princesa de prins, de prinses
o el rey, la reina de koning, de koningin
o el varón, la hembra de man, de vrouw (vnl. mbt geslacht)
o el yerno, la nuera de schoonzoon, de schoondochter
GROEP 2: WOORDEN WAARVAN DE BETEKENIS VERANDERT NAARGELANG ZE MANNELIJK OF VROUWELIJK ZIJN
o el capital, la capital het kapitaal, de hoofdstad
o el cometo, la cometa de komeet, het mes
o el corte, la corte de snijwond, het hof
o el cura, la cura de priester, de genezing
o el editorial, la editorial de uitgave (van een krant), de uitgeverij
o el frente, la frente de voorkant, het voorhoofd
o el guía, la guía de gids, de vrouwelijke gids (ook: telefoongids)
o el orden, la orden de volgorde, het bevel
o el Papa / la papa de Paus, aardappel (infml)
o el policía / la policía de politieagent; de politie, het politiekorps
De lidwoorden in het SpaansIn het Spaans zijn er net zoals in het Nederlands twee soorten lidwoorden: onbepaalde lidwoorden (un, una,
unos, unas) en bepaalde lidwoorden (el, la, los, las). Er is ook het ‘onpersoonlijk lidwoord’: lo. Dit lidwoord
komt op het einde van dit deeltje aan bod.
De bepaalde lidwoorden
Het bepaald lidwoord introduceert het zelfstandig naamwoord waar het bijhoort en komt met dat zelfstandig
naamwoord overeen zowel in geslacht als in getal. In het Nederlands hebben we de lidwoorden de en het. In
het Spaans zijn er vier equivalenten: el, la, los en las. De mannelijke en vrouwelijke vormen zien er als volgt uit:
Singular Plural
Masculino El Los
Femenino La Las
Ejemplos
La luna no es una planeta. De maan is geen planeet.
Las vacaciones siempre son agradables. De vakantie is altijd aangenaam.
El amor es maravilloso. Liefde is fantastisch.
Las tigres están en la jaula. De tijgers zitten in de kooi.
Het bepaald lidwoord introduceert het substantief dat erop volgt. Er zijn een aantal regels die moeten gevolgd
worden met betrekking tot het gebruik van het bepaald lidwoord. Soms wijkt het gebruik ervan af van het
gebruik in het Nederlands. Het correct gebruik van het lidwoord vergt oefening omdat in het Spaans het
gebruik ervan vrij frequent is, zelfs als dat in het Nederlands niet zo is. We gebruiken het bepaald lidwoord in
het Spaans in de volgende situaties:
Als het zelfstandig naamwoord dat erbij hoort een ‘algemeen’ karakter heeft.
o La comida española es delicosa De Spaanse keuken is fantastisch.
o A los españoles les gustan la siesta. Spanjaarden genieten van de siesta.
Bij weekdagen. In het Nederlands gebruiken we het voorzetsel ‘op’
o El martes tenemos un examen. We hebben een examen op dinsdag.
o No trabajamos los domingos. Op zondag werken we niet.
o El miércoles tengo clase. Ik heb les op woensdag.
Bij talen. Talen schrijf je in het Spaans ZONDER hoofdletter. Bij het werkwaard hablar laten we het
lidwoord weg.
o El alemán y el inglés se parecen muchos. Duits en Engels lijken hard op elkaar.
o No comprendo el ruso. Ik begrijp geen Russisch.
o No hablo alemán. Ik spreek geen Duits.
Bij lichaamsdelen en kledingstukken
o Me duele la muela. Ik heb tandpijn
o Me gusta la camisa negra. Ik vind het zwarte hemd mooi.
Als we zeggen hoe laat het is.
o Es la una. Het is één uur.
o Son las diez y media. Het is half elf.
De onbepaalde lidwoorden
Het onbepaald lidwoord refereert naar één individu of item uit een groep van meerdere indivuduen of items.
Het onbepaald lidwoord in het Spaans komt in geslacht en getal overeen met het naamwoord dat erbij staat. In
het Nederlands hebben we één onbepaald lidwoord (een) dat voor het enkelvoud geldt en geldig is voor alle
naamwoorden. In het meervoud bestaat er geen onbepaald lidwoord. In het Spaans bestaan er vier
onbepaalde lidwoorden: un, una, unos, unas. ‘Unos’ en ‘unas’ betekenen ongeveer hetzelfde als het Engelse
some of a few. De mannelijke en vrouwelijke vormen van het onbepaald lidwoord zien er als volgt uit:
Singular Plural
Masculino Un Los
Femenino La Las
Ejemplos:
Una pera es una fruta. Een peer is een vrucht.
Unas cancones y una guitarra y tenemos una fiesta Een paar liedjes en een gitaar en we hebben een feestje
Tengo un abrigo nuevo. Ik heb een nieuwe jas.
Compramos unos sobres. We kopen enkele enveloppes.
We gebruiken het onbepaald lidwoord in het Spaans in de volgende situaties:
Om te refereren naar een individu uit een groep.
o Una sinfonía es una obra de arte. Een sinfonie is een kunstwerk.
o Una rosa roja es la más guapa de todas. Een rode roos is de mooiste van allemaal.
Om te refereren naar een persoon. Het zelfstandig naamwoord dat naar die persoon verwijst, drukt
specifieke specialiteiten uit.
o Eres un ángel. Je bent een engel.
o Ellos siempre han sido unos cobardes. Zij zijn altijd al laf geweest.
Om te refereren naar een hoeveelheid die niet exact is.
o La bolsa cuesta unos 50 euros. De tas kost ongeveer 50 euro.
o En la caja hay unas 20 rosas. Er zijn ongeveer 20 rozen in de kist.
Geen lidwoord
In het Spaans zijn er veel situaties waarbij er GEEN lidwoord wordt gebruikt. Vooral bij het onbepaald
lidwoord zijn er wel een paar situaties waarbij het niet gebruikt wordt. Het bepaald lidwoord wordt meestal
wel gebruikt. Een overzicht.
Situaties waarbij het bepaald lidwoord niet gebruikt wordt
Het bepaald lidwoord wordt niet gebruikt bij de volgende situaties:
Met titels die een persoon aanduiden, zoals Don, Doña, San, Santo en Santa
o Sra. Almondra no puede estar presente. Mevr. Almondra kan niet aanwezig zijn.
Met naamwoorden die naar een academisch onderwerp verwijzen.
o Estudia matemáticas y sicología. Hij studeert wiskunde en psichologie
Met rangtelwoorden die in een titel gebruikt worden, bijvoorbeeld bij koningen.
o Felipe II
Situaties waarbij het onbepaald lidwoord niet gebruikt wordt
Het onbepaald lidwoord wordt niet gebruikt in de volgende situaties:
Met naamwoorden die een niet specifieke hoeveelheid van iets aanduiden.
o Después, tienes que poner tomato en la paella. Daarna moet je wat tomaat in de paella bijvoegen.
o Necesitas café para hacer tiramisú. Je hebt koffie nodig om tiramisu te maken.
Met naamwoorden die in combinatie met het werkwoord ser een beroep, nationaliteit of religie
uitdrukken.
o Somos profesores. Wij zijn leerkrachten.
o Todos ellos son venezolanos. Zij komen allemaal uit Venezuela.
o Son judíos de Grecio Zij zijn joden uit Griekenland.
MAAR: van zodra er een adjectief bij het zelfstandig naamwoord komt te staan, waardoor het
zelfstandig naamwoord in kwestie gemodifieerd wordt, krijgt het zelfstandig naamwoord wel een
lidwoord.
o Raúl es un excelente profesor. Raul is een uitstekend leraar.
o Él es un venezolano rico. Hij is een rijke Venezolaan.
o Él es un judío greco. Hij is een Griekse jood.
Als het naamwoord in kwestie voorafgegaan wordt door onbepaalde constructies zoals cierto (a),
medio (a), mil, otro (a), qué, tal (es). In het Nederlands krijgen dergelijke constructies vaak WEL een
lidwoord.
o Cierta persona me llama cada noche. Een zekere persoon belt je elke avond.
o Salimos en media hora. We vertrekken binnen een half uur.
o Perdieron mil dolares. We hebben duizend dollar verloren.
o Compra otra ramo de flores. Hij koopt een andere bos bloemen.
o ¡Que mala suerte! Wat een pech!
o ¡No me cuentes tal cosa! Vertel me dergelijke dingen niet!
Het ‘neutrale’ lidwoord: LO
Het neutrale lidwoord ‘lo’ komt ook in het Spaans voor, maar in zeer specifieke situaties. Daarbij mag het
lidwoord ‘lo’ niet verward worden met het persoonlijk voornaamwoord ‘lo’, wat ‘hem’ betekent. Bekijk daarom
even de volgende voorbeelden:
o Lo veo claramente. Ik kan hem duidelijk zien.
o Lo importante es lograr. Het belangrijkste is slagen.
In de eerste zin is Lo een voornaamwoord dat gebruikt wordt om het lijdend voorwerp aan te duiden. In de
tweede zin hoort Lo bij importante, en vervult het de functie van neutraal lidwoord.
Lo als neutraal lidwoord komt in de volgende gevallen voor:
Lo + adjectief wordt gebruikt om een kwaliteit of een abstract idee mee te delen. Vaak gebeurt dit in
de vorm van een cliché.
o Lo más importante es ser feliz.
Het belangrijkste is gelukkig zijn.
o Lo curioso de la vida se encuentra en las pequeñas cosas.
Het rare aan het leven kan je vaak terugvinden in de kleine dingen
Lo + adjectief + que wordt gebruikt om de betekenis die door het adjectief in kwestie wordt
uitgedrukt, te benadrukken. In het Nederlands gebruiken we hiervoor de constructie ‘hoe + adjectief’
o ¿No ves lo difícil que está la vida? Zie je dan niet hoe moeilijk het leven is?
o Veo lo rápido que trabajas. Ik zie hoe snel je werkt.
Het meervoud in het SpaansIn tegenstelling tot veel andere talen, is het meervoud in het Spaans heel simpel. Er zijn in het Spaans twee
uitgangen voor het meervoud: –s of –es. Als je de volgende regels goed volgt, zal je niet snel fouten maken.
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op een klinker, krijgt het meervoud de uitgang –s.
o El café / Los cafés
o El caso / Los casos
o El vino / Los vinos
o La casa / Las casas
o La fruta / Las frutas
o La niña / Las niñas
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op een medeklinker, krijgt het meervoud de uitgang –es.
o El reloj / Los relojes
o El papel / Los papeles
o El órden / Los órdenes
o El profesor / Los profesores
Deze regels gelden altijd. Alleen zijn er in sommige gevallen een aantal spellingsveranderingen waar je
rekening mee moet houden. De normale regels blijven – uiteraard – gelden.
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op –z, dan wordt deze z een c in het meervoud. Of te wel: z >> c
o El lapiz / Los lapices
o La matriz / Las matrices
o La voz / Las voces
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op –í of –ú dan behoudt deze letter de klemtoon in het
meervoud en krijgt het woord een meervoud op –es
o El tabú / Los tabúes
o El interviú / Los interviúes
Als het zelfstandig naamwoord een accent heeft in de laatste lettergreep, valt dit accent weg in het
meervoud.
o El camión / Los camiones
o La organización / Las organizaciones
o El león / Los leones
o El francés / Los franceses
o El marqués / Los marqueses
Tenslotte zijn er nog een aantal uitzonderingen. Bekijk de volgende regels.
Als het woord in het enkelvoud eindigt op een –s, dan verandert het woord niet in het meervoud. Het
lidwoord verandert uiteraard wel.
o El miércoles / Los miércoles
o El paraguas / Los paraguas
o La tesis / Las tesis
Met samengestelde woorden komt enkel het eerste gedeelte in het meervoud.
o El coche cama / Los coches cama (= mobilhome)
o El hombre rana / Los hombres rana (= kikvorsman)
Sommige woorden bestaan alleen in een meervoudsvorm.
o Las afueras de buitenwijken
o Las cosquillas kietelen
o Las gafas de bril
o Las tijeras de schaar
o Las vacaciones de vakantie
o Los binoculares de verrekijker
o Los gemelos de tweeling
o Los lentes de lenzen
6) Ser of Estar?Het verschil tussen de werkwoorden ser en estar kan voor een Nederlandstalige veel problemen
opleveren, omdat beide werkwoorden ‘zijn’ betekenen en omdat ze ALLEBEI veelvuldig gebruikt worden in
de dagelijkse communicatie. Een vergelijkende studie tussen ser en estar is dan ook nuttig om de
overeenkomsten en de verschillen tussen beide werkwoorden te schetsen.
Laten we om te beginnen de vervoeging van beide werkwoorden nog eens bekijken:
SER / ESTAR
Enkelvoud meervoud
yo soy yo estoy nosotros / -as somos nosotros / -as estamos
tú eres tú estás vosotros / -as sois vosotros / -as estáis
él / ella / usted es él / ella / usted está ellos / -as / ustedes son vosotros / -as están
De overeenkomsten tussen beide werkwoorden
Zowel ser als estar worden als hoofdwerkwoord in een zin gebruikt.
Soy de los Estados Unidos. Ik ben Amerikaan.
Estoy en Nueva York. Ik ben in New York.
Zowel ser als estar worden als hulpwerkwoord in een zin gebruikt.
El caso fue estudiado por las autoridades. De zaak werd door de autoriteiten bestudeerd.
Estamos considerando tu propuesta. We zijn jouw voorstel aan het overwegen.
De verschillen tussen beide werkwoorden
De verschillen zijn – uiteraard – evenwel groter dan de overeenkomsten, zowel in gebruik als in betekenis. Het
gebruik van ser en estar hangt in grote mate af van het volgende onderscheid:
SER : PERMANENTE SITUATIE
ESTAR: TIJDELIJKE SITUATIE
Dit is een eerste vitale tip: hou dit onderscheid ALTIJD in het achterhoofd. Bij twijfel kan je hier altijd op
terugvallen, maar niet altijd. Eerst een paar voorbeelden waar het onderscheid zeer duidelijk is:
Soy Daphne Ik ben Daphne
Soy de Bélgica. Ik kom uit België
El coche es rojo. De auto is rood.
Están juntos ahora. Ze zijn nu samen.
Estoy en Madrid ahora. Ik ben nu in Madrid.
Los chicos están enfermos. De jongens zijn (nu) ziek.
Dit onderscheid zal ons meestal – maar niet altijd – helpen om er achter te komen of we nu ser of estar moeten
gebruiken. Toch is dit onderscheid zeker niet absoluut en soms zelfs verwarrend. In het Spaans zegt men
bijvoorbeeld altijd estar muerto, of het nu om een permanente of een figuurlijke situatie gaat. In de eerste
twee voorbeelden is het gebruik van estar logisch; in het derde niet. Immers, de dood is per definitie
permanent en toch wordt estar gebruikt.
Hombre, estoy muerto. Man, ik ben kapot.
Están muertos los niños, han jugado mucho. De kinderen zijn steendood van het spelen.
¿De verás, está muerte? Is hij echt gestorven?
Het gebruik van ser
We gebruiken ser om de volgende zaken aan te duiden. De meeste van deze zaken hebben een eerder
permanent karakter.
De identiteit van een persoon, ding of gebeurtenis
o Soy Pedro. Ik ben Pedro.
o Éste es el mercado. Dit is de markt
o El 4 de julio es un dia festivo en los EEUU 4 juli is een feestdag in de VS.
Het beroep van iemand; hoewel een beroep in de loop van een mensenleven kan veranderen, gaat
men er toch vanuit dat een beroep permanent is.
o Raul es dentista. Raul is tandarts.
o Somos estudiantes. Wij zijn studenten.
Inherente kwaliteiten die meestal niet veranderen, zoals nationaliteit, morele principes en religie.
o El guacamole es un plato mejicano. Guacamole is een Mexicaans gerecht.
o Felicia es cubana. Felicia is Cubaanse.
o El señor Gonzales es muy honesto. Dhr. Gonzales is zeer eerlijk.
o Mis padres son muy católicos. Mijn ouders zijn zeer katholiek.
Karaktertrekken die te maken hebben met iemands uiterlijk en persoonlijkheid. Deze worden als
inherent beschouwd. Bij voorbeelden 1 en 3 kan je argumenteren dat iemands haarkleur kan veranderen (door
bijvoorbeeld zijn/haar haar te verven) maar dan nog argumenteert men dat het resultaat een langdurig effect heeft.
o Es rubia Zij heeft blond haar.
o Charley es alto y delgado. Charly is lang en mager.
o Antes Rosa era pelirroja. Ahora es rubia. Vroeger had Rosa rood haar. Nu heeft ze
zwart haar.
Bij relaties tussen mensen. Zelfs indien er een overlijden plaatsvindt, of als de relatie ophoudt te
bestaan, worden relaties tussen mensen met ser aangeduid.
o Ellas son mis hermanas. Zij zijn mijn zusters.
o John es su ex-marido. John is haar ex-man.
o Tu eres mi amigo. Jij bent mijn vriend.
Om het uur te vertellen.
o Es la una y media. Het is half twee.
o Son las ocho y cuarto. Het is kwart over acht.
Om de plaats en de datum van een gebeurtenis aan te duiden.
o Mañana es mi cumpleaños. Morgen is het mijn verjaardag.
o Las reuniones son en la sala de conferencia. De reunie vindt plaats in de conferentiezaal.
Ser + de wordt aangeduid om origine, materiaal en bezit aan te duiden.
o Estos zapatos son de Italia. Deze schoenen komen uit Italië.
o La casa es de Lucia. Het huis is van Lucy.
o Mi reloj es de oro. Mijn horloge is van goud.
Voor hoeveelheden en prijzen. Prijzen zijn meestal vaststaand voor een langere periode.
o Dos y siete son nueve. 2+7 = 9
o Son doce euros. Het is twaalf euro.
We gebruiken ser om passieve zinnen te maken. Let erop dat in dergelijke constructies het voltooid deelwoord als
een adjectief fungeert. Het moet dus aangepast worden aan het onderwerp qua geslacht (m,v) en getal. (enk, mv.) Meer
hierover in het gedeelte over adjectieven en passiefzinnen.
o Las playas son admiradas por los turistas. De stranden worden door de toeristen bewonderd.
o El libro será publicado muy pronto. Het boek zal snel gepubliceerd worden.
Bij onpersoonlijke uitdrukkingen.
o Es importante. Het is belangrijk.
o Es urgente. Het is dringend.
Het gebruik van estar
We gebruiken estar om de volgende zaken aan te duiden. De meeste van deze zaken hebben een eerder
tijdelijk karakter.
De locatie van een persoon, voorwerp en dergelijke. Deze locatie kan tijdelijk of permanent zijn, echt of verzonnen.
Bij locatie gebruiken we ALTIJD estar. Als je in het Nederlands ‘zijn’ kan vervangen door ‘zich bevinden’, gebruik dan estar.
o La ciudad de Miami está en Florida. Miami ligt in Florida.
o Estoy en la sala ahora. Ik ben in de kamer.
o Estaré afuera en dos minutos. Ik ben binnen twee minuten buiten.
o Ella está en la luna. Zij bevindt zich op de maan.
Tijdelijke aandoeningen. Let erop dat het tijdelijke hier de nadruk heeft. Als iemand bijvoorbeeld ziek is,
zeggen we ‘está enfermo’ omdat we ervan uitgaan dat de ziekte tijdelijk van aard is en wel zal overgaan. Bij ernstige ziektes kan
‘es enfermo’ overwogen worden, maar ‘es enfermo’ heeft eerder een mentale connotiatie: hij is niet goed bij zijn hoofd.
o Los chicos están enfermos. De kinderen zijn ziek.
o Yo no estoy loca. Ik ben niet gek.
o Estás deprimida. Je bent depressief.
o Hombre, estás delgado. Amai, je bent mager geworden.
o Para su edad, están muy maduros. Voor hun leeftijd zijn ze zeer volwassen.
Gevolgen van acties die eerder hebben plaatsgevonden.
o La sesión está cancelada. De sessie werd gecancelled.
o La puerta está abierta. De deur staat open.
o La ventana está cerrada. Het raam is gesloten.
Estar + Gerundio (de vorm die eindigt op –ando of –iendo.) Deze combinatie wordt gebruikt om de
tegenwoordige tijd te vormen die nadruk legt op ‘het aan de gang zijn’. (Present Continuous in het
Engels).
o Estamos buscando trabajo. We zijn werk aan het zoeken.
o Los bailarines están saliendo al escenario De danseressen zijn aan het weggaan van de scene.
Het gebruik van ser en estar met adjectieven.
Veel adjectieven in het Nederlands worden gecombineerd met het werkwoord ‘zijn’. In het Spaans is dat niet
anders. Bij veel adjectieven zijn er zelfs twee varianten, waarbij de betekenis van het adjectief verandert
naamate ser of estar gebruikt wordt. Meestal komt het onderscheid tussen ‘permanent’ en ‘tijdelijk’ hier weer
naar boven. Een overzicht:
De volgende adjectieven worden ZO GOED ALS ALTIJD met ser gebruikt. In de meeste gevallen gaat het hier
over adjectieven die bijna uitsluitend met ‘es’ worden gebruikt, omdat het adjectieven zijn die vaak in een
onpersoonlijke constructie gebruikt worden.
Es absurdo Het is absurd
Es necesario/innecesario het is nodig / onnodig
Es posible / imposible het is mogelijk / onmogelijk
Es probable / improbable Het is waarschijnlijk / onwaarschijnlijk
Es importante / No es importante Het is belangrijk / onbelangrijk
Es imprescendible Het is hoognodig
Inteligente (soy,eres, es, somos, sois, son) Intelligent
Es lógico / illógico Het is logisch / onlogisch
Es obvio Het is duidelijk
Es comprensible / incomprensible Het is begrijpbaar / niet begrijpbaar
De volgende adjectieven worden ZO GOED ALS ALTIJD met estar gebruikt. In de meeste gevallen gaat het hier
over adjectieven die op de één of andere manier een ‘tijdelijke’ situatie aanduiden of het gevolg zijn van een
eerdere actie. Está roto betekent ‘het is kapot’ omdat een eerdere actie er waarschijnlijk voor gezorgd heeft
dat iets stuk is gegaan. Estoy contento betekent ik ben tevreden, wat per definite een tijdelijk gevoel is. In deze
context wordt ‘estar muerto’ gezien als het gevolg van een heleboel acties of gebeurtenissen (ziekte, ongeluk)
die de dood tot gevolg hebben.
Estar de buen / mal humor Goed / slechtgezind zijn
Estar contento Tevreden zijn
Estar enfadado Kwaad zijn
Estar cansado Vermoeid zijn
Estar deprimido Depressief zijn
Estar enfermo Ziek zijn
Estar harto de algo Iets beu zijn
Estar interesado en algo Geïnteresseerd zijn in iets
Estar preocupado por algo Bezorgd zijn om iets
Estar roto Stuk zijn, kapot zijn
Estar embarazada Zwanger zijn
Estar muerto Dood zijn
Estar vivo In leven zijn
De meeste van deze adjectieven worden meestal met estar gebruikt. Indien je ze met ser zou gebruiken, krijgen
ze een heel permanent en definitief karakter. Iemand die bijvoorbeeld CVS heeft, zou kunnen zeggen: ‘soy
cansada’ maar in het Spaans zal ze toch eerder zeggen: estoy cansada todo el tiempo. Dezelfde regel geldt
voor adjectieven zoals deprimido, enfemo, preocupado, interesado en dergelijke.
Bij de volgende adjectieven die vrijwel allemaal beschrijven of een oordeel vellen, hangt het gebruik van ser
en estar af van het al dan niet permanente karakter van de situatie. In vele gevallen zal het gebruik van ser
en estar afhangen van de welwillendheid van de spreker om objectief (ser) of subjectief (estar) te zijn.
Voorbeelden:
Maria es muy guapa. Maria is zeer mooi. (inherente kwaliteit)
Maria está muy guapa. Maria ziet er heel goed uit vandaag. (veranderlijk)
Juan es grande. Juan is groot. (inherente kwaliteit, lengte)
Oh, Juan está muy grande. Amai, Juan is groot geworden (resultaat van proces)
La casa es muy pequeña. Het huis is zeer klein. (inherent)
Los vestidos están pequeños. De kleren zijn te klein / gekrompen in de was.
El perro es feo. De hond is lelijk. (inherente kwaliteit)
Está muy fea hoy. Que occurió? Amai dat ziet er lelijk uit. Wat is er gebeurd?
La situación en Syria es horrible. De situatie in Syrië is verschrikkelijk. (inherent)
La comida está horrible. Het eten is verschrikkelijk. (tegenovergestelde van estar rico)
La casa es limpia. Het huis is altijd proper. (inherente kwaliteit)
La casa está limpia. Het huis is proper. (resultaat van het feit dat er gekuist werd)
Juan es tonto. Juan is stom. (inherente kwaliteit, laag IQ)
Que tonto estaba! Wat ben ik toch stom geweest.
Bij adjectieven die een burgerlijke staat uitdrukken zal eerder estar gebruikt worden, tenzij het heel duidelijk is
uit de context dat die burgerlijke staat definitief is. Als een persoon single is, zal hij/zij zeggen: estoy soltero. Als
die persoon daar bewust voor gekozen heeft, of als die persoon bijvoorbeeld een monnik of een priester is, zal
die persoon eerder zeggen: soy soltero. Hetzelfde geldt voor veel adjectieven zoals:
Estoy casado Ik ben getrouwd.
Estoy divorciado Ik ben gescheiden.
Estoy soltero Ik ben single.
Estoy viudo Ik ben weduwnaar (ser is hier misschien logischer)
Bij adjectieven zoals ciego en sordo (blind en doof) wordt ser gebruikt als het over de aandoening gaat, en estar
als het adjectief figuurlijk wordt gebruikt.
Soy ciego. Ik ben blind. (= ik kan niet zien)
¿No la ves? ¿Estás ciego? Zie je dat nu echt niet? Ben je blind of zo?
Es sordo. Hij is doof. (= hij kan niet horen)
¿Estás sordo o qué? Ben je doof of zo?
El niño nació mudo. Es mudo y sordo. Het kind werd doofstom geboren (inherent)
Después haber visto la película, estábamos mudos:
Nadat we de film hadden gekeken, konden we geen woord uitbrengen
Bij de volgende adjectieven vindt er een betekenisverandering plaats naargelang ze met ser of estar gebruikt
worden. Zeer vaak is deze betekenisverandering zeer klein en drukt ze eerder een fijne nuance uit. Kijk naar
de voorbeelden
Ser bueno Personen: een goed karakter hebben
Zaken: van goede kwaliteit zijn
Voedsel / gewoonte: goed zijn voor de
gezondheid
Estar bueno Personen: gezond zijn van geest /
aantrekkelijk zijn
Voedsel: lekker zijn, goed van smaak zijn7
Ser malo Personen: een slecht karakter hebben
Zaken: van slechte kwaliteit zijn
Voedsel / gewoonte: slecht zijn voor de
gezondheid
Estar malo3 Personen: ziek zijn, zich niet goed voelen
3 Ser bien en Ser mal bestaan niet.
Voedsel: slecht smaken, slecht zijn (rot)
Estar bien Personen: zich goed voelen, zich gelukkig
voelen
Zaken, gewoontes: goed zijn, correct zijn
Estar mal Personen: zich slecht in zijn vel voelen, zich
slecht voelen
Zaken, gewoontes: niet goed zijn, niet
correct zijn
Ser verde Rijp zijn (groente, fruit); ervaring hebben (persoon)
Estar verde Niet rijp zijn (groente, fruit); weinig ervaring hebben,
een groentje zijn (persoon)
Ser negro Zwart zijn (huidskleur)
Estar negro Gebruind zijn (zonnebank); zeer kwaad zijn (witheet
van woede zijn)
Ser claro Licht zijn (van een kamer bijvoorbeeld)
Estar claro Duidelijk zijn, evident zijn
Ser atento Attent zijn
Estar atento Aandachtig zijn, alert zijn
Ser delicado Fragiel zijn, breekbaar zijn (voorwerp)
Estar delicafo Een fragiele gezondheid hebben. (persoon)
Ser abierto Open zijn, extravert zijn (van karakter)
Estar abierto Open staan, open zijn (raam, deur)
Ser cerrado Gesloten zijn, introvert zijn (van karakter)
Estar cerrado Gesloten zijn (van een raam, deur)
Ser despierto Schrander zijn, snel van geest zijn
Estar despierto Wakker zijn
Ser listo Schrander zijn, snel van geest zijn
Estar listo Klaar zijn (Engels: to be ready)
Ser rico Rijk zijn, veel geld hebben
Estar rico Lekker zijn, goed smaken
Ser católico Katholiek zijn (godsdienst)
No estar muy católico Zich slecht voelen, zich niet lekker voelen
(uitdrukking)
Ser violento Gewelddadig zijn, agressief zijn (karakter)
Estar violento Zich niet op zijn/haar gemak voelen
Ser alegre Blij zijn, een vrolijk karakter hebben
Estar alegre Een beetje dronken zijn, aangeschoten zijn
Ser aburrodo Saai zijn
Estar aburrido Verveeld zijn, zich vervelen
Ser orgulloso Ijdel zijn
Estar orgulloso Trots zijn
Ser pálido Een zeer witte huidskleur hebben
Estar pálido Er bleekjes uitzien
Ser seguro Veilig zijn
Estar seguro Zeker zijn
Ser viejo Oud zijn
Estar viejo Er oud uitzien
Ser jóven Jong zijn
Estar jóven Er jong(er) uitzien
Ser nuevo Niew zijn
Estar nuevo Er nieuw uitzien
Ser vivo Attent zijn, scherpzinnig zijn, gevat zijn
Estar vivo In leven zijn, leven
Uiteraard zijn er nog veel meer adjectieven die met ser of estar kunnen gebruikt worden. Denk altijd aan het
onderscheid tussen permanent en tijdelijk. Naargelang je woordenschat groeit, zal het correcte gebruik van ser
en estar bij adjectieven meeëvolueren.
Daarbovenop wordt estar in zeer veel vaststaande uitdrukkingen gebruikt. Een overzicht:
Estar a + datum
Estamos a 4 de mayo
Een bepaalde datum zijn
Het is de vierde mei
Estar a punto de + infinitivo Op het punt staan te
Estar de acuerdo con + algo Het eens zijn met iets
Estar para + infinitivo
Estoy para salir
Op het punt staan te
Ik sta op het punt door te gaan.
Estar por/contra + sustantivo
Estoy por/contra la reducción de los
impuestos.
Vóór/tegen iets zijn
Ik ben voor/tegen een belastingsverlaging.
Estar de vacaciones Op vakantie zijn
Estar de vuelta Terug zijn (van weggeweest)
7)Adjectieven
Inleiding
Adjectieven dienen om meer informatie te geven over het substantief waar ze bij staan. Er zijn verschillende
soorten adjectieven. In dit hoofdstuk gaan we alle soorten adjectieven behandelen, gaande van beschrijvende
adjectieven tot bezittelijke en aanwijzende adjectieven (of voornaamwoorden). Ook de comparatief en de
superlatief horen bij het concept ‘adjectieven’ en komen op het einde van dit hoofdstuk aan bod.
Het geslacht en het getal van het adjectief
Adjectieven komen qua geslacht en getal overeen met het substantief of het voornaamwoord waar ze bij
horen. Het gevolg is dus dat adjectieven mannelijk of vrouwelijk zijn, en enkelvoud of meervoud. Hierbij moet
je de volgende regels in acht nemen:
De mannelijke vorm van een adjectief eindigt meestal op een –o. Deze vorm wordt gebruikt als het
adjectief bij een mannelijk woord staat. Als een dergelijk adjectief bij een vrouwelijk woord staat,
krijgt het de uitgang –a. Als een dergelijk adjectief bij een woord staat dat in het meervoud staat,
krijgt het de meervoudsuitgang op –s. In de praktijk betekent dit dat dergelijke adjectieven eindigen
op –os of –as, naargelang ze bij een mannelijk of een vrouwelijk substantief staan (dat in het
meervoud staat).
Samengevat: ‘normale’ adjectieven (die een mannelijke vorm op –o hebben) kunnen de volgende
uitgangen krijgen: –o, –a, –os, –as.
Bekijk het volgende schema en de voorbeelden.
Singular Plural
Masculino Bueno, perezoso, precioso Buenos, perezosos, preciosos
Femenino Buena, perezosa, preciosa Buenas, perezosas, preciosas
Voorbeelden
Esta camisa negra es importada de Italia. Dit zwarte hemd werd uit Italië geïmporteerd.
Los zapatos rojos vienen de España. De rode schoenen komen uit Spanje.
Een heleboel adjectieven hebben slechts één vorm voor het mannelijke en het vrouwelijke woord. Er
zijn twee grote categorieën te onderscheiden: adjectieven die eindigen op een –e en adjectieven die
eindigen op een medeklinker. In het meervoud krijgen die adjectieven respectievelijk de uitgang –s en
–es
Bekijk het volgende schema en de voorbeelden.
Singular Plural
Masculino Débil, alegre Débiles, alegres
Femenino Débil, alegre Débiles, alegres
Voorbeelden
Una personalidad agradable. Een aangename persoonlijkheid
Un cuento interesante. Een interessant verhaal
Películas populares Populaire films
Un vino francés y pasteles franceses Een Franse wijn en Franse gebakjes
Un auto veloz y unos botes veloces Een snelle auto en snelle boten
** Een aantal spellingsregels: sommige adjectieven met een accent (zoals francés) verliezen dat accent in het meervoud;
nationaliteitsadjectieven hebben in het Spaans geen hoofdletter; adjectieven die eindigen op een –z in het enkelvoud krijgen een –c in het
meervoud.
Hier zijn nog een aantal voorbeelden van adjectieven die slechts één vorm hebben voor het mannelijk en het
vrouwelijk enkelvoud.
agradable aangenaam azul blauw
carmesí rood difícil moeilijk
fácil gemakkelijk fatal fataal
feliz gelukkig fuerte sterk
gris grijs inferior inferieur, minderwaardig
interesante interessant mediocre middelmatig
natural natuurlijk optimista optimistisch
pesimista pessimistisch realista realistisch
triste triest, ongelukkig verde groen
Een heleboel adjectieven eindigen op –án, -dor en –ón. Bij deze adjectieven wordt er een –a
toegevoegd om de vrouwelijke vorm te maken. In het meervoud krijgt de mannelijke vorm de uitgang
–es en de vrouwelijke vorm de uitgang –as. De accenten vallen weg van zodra het adjectief verbogen
wordt.
Bekijk het volgende schema en de voorbeelden.
Singular Plural
Masculino charlatán, glotón, peleador charlatanes, glotones, peleadores
Femenino charlatana, glutona, peleadora charlatanas, glotonas, peleadoras
Voorbeelden
Mi hermana es muy habladora Mijn zus is zeer spraakzaam.
De zgn. ‘adjetivos de nacionalidad’ (nationaliteitsadjectieven) kunnen wat hun verbuiging betreft
verschillende vormen aannemen. Zo zijn er de ‘regelmatige’ adjectieven, die de verbuiging van bueno
en precioso volgen. Adjectieven met andere uitgangen (zoals –és, –a, –án, –ense en –í) hebben voor
het mannelijk en het vrouwelijk slechts één vorm. In het meervoud krijgen deze adjectieven een
meervoud op –es (voor mannelijk én vrouwelijk) en soms een meervoud op –es (mannelijk) en –as
(vrouwelijk)
Singular Plural
Masculino mejicano
peruano
francés
holandés
belga
catalán
costarricense
guaraní
mejicanos
peruanos
franceses
holandeses
belgas
catalanes
costarricenses
guaranies
Femenino mejicana
peruana
francesa
holandesa
mejicanas
peruanas
francesas
holandesas
belga
catalana
costarricense
guaraní
belgas
catalanas
costarricenses
guaranies
Voorbeelden
Estos chocolates son belgas. Deze chocolade is Belgisch.
El idioma catalán se habla en Cataluña. De Catalaanse taal wordt in Catalonië gesproken.
La nación costarricense es admirada por sus tradiciones. Het land Costa Rica wordt bewonderd om zijn tradities.
Gebruik de mannelijke verbuiging als er slechts één adjectief wordt gebruikt bij twee naamwoorden,
waarvan er één mannelijk en één vrouwelijk is.
Voorbeelden
Me voy con el vestido y la ropa viejos a la tienda para repararlos.
Ik ga met de versleten jas en de versleten kleding naar de winkel om alles te laten repareren.
De positie van het adjectief in de zin
In het algemeen staan adjectieven die informatie over het substantief waar ze bijstaan, of de
kwaliteiten ervan beschrijven, achter het substantief waar ze bijstaan.
De algemene regel is dus: het adjectief staat achter het substantief.
Voorbeelden
o Las chicas guapas se divierten muy bien. De mooie meisjes amuseren zich zeer goed.
o Es el hombre más aburrido que conozco. Het is de saaiste man die ik ken.
o El leon perezoso domina la savanna. De luie leeuw domineert het leven op de savanne.
Je ziet dat in deze drie voorbeelden het adjectief zich aanpast qua getal en geslacht aan het substantief.
Natuurlijk kan het adjectief ook predicatief gebruikt worden, d.w.z. als het werkwoord ‘ser’ gebruikt
wordt om een kwaliteit aan het substantief toe te voegen. Ook in dergelijke constructies komt het
adjectief qua geslacht en getal overeen met het substantief waar het bijstaat.
Voorbeelden
o La canción es muy triste. Het is een zeer triest liedje.
o La chica es hermosa. Het is een zeer mooi meisje.
o El partido de fútbol fue fenomenal. Het was een fenomenale wedstrijd.
o Su padre es muy orgulloso de él. Zijn vader is heel trots op hem
In sommige gevallen staat het adjectief echter vóór het substantief waar het bijstaat. Dat geldt bij een
aantal zeer specifieke gevallen:
o Bij adjectieven die inherente kwaliteiten beschrijven, die typerend zijn voor het substantief
waar ze bijstaan. Dergelijke adjectieven voegen geen nieuwe informatie toe, maar
benadrukken informatie die in het algemeen door iedereen gekend is.
El fiero león pasea por la selva. De fiere leeuw wandelt door de wildernis.
El fuerte luchador ganó la pelea. De sterke krijger won het gevecht.
El poderoso imperio oscuró mucho dinero. Het machtige imperium heeft veel geld verduisterd.
Adjectieven die een getal of een hoeveelheid aanduiden, en aanduidende en bezittelijke adjectieven
staan allemaal voor het adjectief.
Queremos dos helados. We willen twee ijsjes.
Hoy estoy menos paciente Vandaag heb ik minder geduld.
Mis problemas no son tus problemas. Mijn problemen zijn de jouwe niet.
Este edificio tiene cuatro pisos. Dit gebouw heeft vier verdiepingen.
Hier volgt een lijst met een aantal adjectieven die een hoeveelheid uitdrukken. Deze adjectieven staan
allemaal voor het substantief waar ze bij horen. Ik geef de verschillende vormen waarin de adjectieven
kunnen voorkomen.
algún, alguna, algunos, algunas sommige
bastante, bastantes genoeg, voldoende
cuanto, cuanta, cuantos, cuantas hoeveel
mucho, mucha, muchos, muchas veel
ningún, ninguna, ningunos, ningunas geen, geen enkele
poco, poca, pocos, pocas niet veel, weinig
suficiente, suficientes voldoende
varios, varias verscheidene, een aantal
8)Voorzetsels
Inleiding
Voorzetsels worden gebruikt om de relatie tussen verschillende woorden aan te geven. Het woord zelf (voor-
zetsel) geeft aan dat voorzetsels meestal VOOR een ander woord geplaatst worden. Meestal is dat ander woord
een lidwoord, een substantief of een werkwoord. In de praktijk fungeren voorzetsels vaak als ‘connectors’, die
woorden linken met andere woorden.
Zoals in elke taal zijn voorzetsels één van de lastigste aspecten om te leren en te verwerven. In het Spaans zijn
vooral de voorzetsels por en para een zeer lastige kwestie. Viajan por España betekent: zij reizen door Spanje.
(als deel van een rondreis). Viajan para España betekent: ze reizen naar Spanje. (met Spanje als
eindbestemming).
In het Spaans zijn er grosso modo twee categorieën voorzetsels: enkelvoudige voorzetsels en samengestelde
voorzetsels. We gaan beide categorieën wat grondiger bekijken.
Enkelvoudige voorzetsels (of te wel voorzetsels die uit één woord bestaan)
In de meeste gevallen hangt de betekenis van deze voorzetsels af van de context en/of de woorden waar ze
bijstaan. Sommige voorzetsels hebben een vaste betekenis. Bij andere varieert de betekenis. Een overzicht:
A
Richting: Vamos a Chile. (We gaan naar Chili) Plaats: Mi oficina está a dos kilómtros del centro. (Mijn kantoor bevindt zich op twee kilometer van
het centrum) Tijd: Nos vemos a las dos de la tarde. (We zien elkaar om twee uur ‘s middags.) Manier: ¿Quieres comer patatas a la española? (Wil je aardappelen op z’n Spaans eten?)
Ante
Betekenis: voor of in aanwezigheid van: El profesor habló ante los alumnos. (De professor houdt een speech in het bijzijn van de leerlingen)
Bajo: ONDER
Zich onder iets anders bevinden : Estamos pasando bajo el puente. (We passeren nu onder de brug)
Afhankelijkheid: Los niños están bajo mi tutela. (De leeringen staan onder mijn toezicht) Onderwerping (fig.): Andrés está bajo las órdenes de su jefe. (Andrés volgt de orders van z’n chef)
Con: MET
Gezelschap van andere personen: Los abuelos fueron con sus nietos al zoológico. (De grootouders waren met hun kleinkinderen in de zoo.)
Verschillende zaken samen: Dame un té con leche. (Geef me maar een thee met melk) Instrument, iets om te gebruiken: Esa carne es mejor cortarla con este cuchillo. (Het is beter dit vlees
te snijden met dit mes) Middel om iets te bereiken: Con mucho estudio puedes cumplir tus estudios. (Met veel studeren kan
je je diploma behalen.)
Contra: TEGEN
Tegenstelling: Mi equipo juega contra el equipo de mi esposo. (Mijn team speelt tegen het team van mijn echtgenoot)
Tegen iets zijn (<-> pro): Estoy contra los reformes. (Ik ben tegen de hervormingen.)
De: MEESTAL ‘VAN’
Bezit (fig.): El departamento de educación. (het departement van onderwijs) Bezit: La casa de mi abuela es hermosa. (Het huis van mijn grootmoeder is zeer mooi.) Oorsprong, roots: Yo soy de Chile. (Ik kom uit Chili) Materiaal: Esta blusa es de seda. (Deze blouse is van zijde) Tijd: Nos vemos en mi casa a las 5 de la tarde. (We zien elkaar om vijf uur ‘s middags.)4
Een kwestie: Me gustan las películas de acción. (Ik hou van actiefilms letterlijk: ik hou van films van actie)
Met antes of después: Antes de comer, lávate las manos. (Was je handen voor het eten.) Het equivalent van desde (vanaf): Abierto de 9:00 hrs. a 13:00 hrs. (open van(af) 9 tot 12) Bij een aantal vaste uitdrukkingen: Esta lluvia me tomo de sorpresa. (Deze regen verraste me
volledig).
Desde: VANAF
Het ‘begin’ van een tijdsduur: Puedes venir desde las 9 de la noche. (Je mag komen vanaf 9 uur ‘s avonds.)
Het ‘begin’ van een plaats (van...tot): Tardo 20 minutos desde mi casa hasta mi trabajo. (Ik heb twintig minuten nodig om van(af) mijn huis naar het werk te wandelen.
En: MEESTAL IN
Tijd: Estamos en Diciembre. (Het is December; we bevinden ons in December.) Plaats: Nosotros estudiamos español en nuestra escuela. (We studeren Spaans in onze school.)
4 ’s Middags is de moderne versie van des middags, of te wel een genitief in het Nederlands. De naamval ‘genitief wordt in het latijn en andere talen gebruikt om bezit aan te duiden. Dus in die zin is er in dit voorbeeld sprake van bezit: ik zie je om twee uur van de middag zeggen ze ook wel eens in het dialect.
Middel: Ella va a su trabajo en auto. (Zij gaat naar het werk met/in haar auto.) Manier waarop: Las clases son siempre en español. (De lessen zijn altijd in het Spaans.)
Entre: tussen
Voor plaatsen: Mi instituto de español está entre un banco y un restaurante. (De school waar ik Spaans volg bevindt zich tussen een bank en een restaurant.)
Voor acties: Entre nadar y correr, prefiero nadar. (als ik moet kiezen tussen zwemmen en lopen, kies ik lopen.)
Hacia
Duidt een richting aan: Este es el camino hacia Madrid. (Dit is de weg die je moet volgen naar Madrid) Duidt een tendens aan (Beste alternatief: het Engelse ‘towards’: Tengo una tendencia hacia la música
rock: ik ben geneigd om naar rockmuziek te luisteren.
Hasta: MEESTAL TOT
Het ‘einde’ van een plaats: Conduciré hasta la montaña. (Ik rijd tot aan de bergen.) Het ‘doel’ van een actie: Viajo por Chile hasta conocer el país completamente. (Ik reis door Chili om
het land volledig te leren kennen.) Het maximale aantal: En mi auto pueden andar hasta ocho personas. (Er kunnen tot 8 personen
meerijden in mijn auto.) Het ‘einde’ van een tijd of een activiteit: Nos quedaremos en la fiesta hasta las 5 de la mañana. (We
blijven op het feest tot 5 uur ‘s morgens.)
Para
Objectief: Estudio todos los días para hablar bien español. (Ik studeer alle dagen om goed Spaans te kunnen spreken.)
Finaliteit: Este informe es para mi jefe. (Dit bericht is voor mijn chef.) Impliceert: alleen voor mijn chef en voor niemand anders.
Tijd: El vestido estará listo para esta noche. (Het kledingstuk zal deze avond klaar zijn.) Met als doel het te gebruiken.
Richting: En una hora vamos para Valparaíso. (Binnen een uur vertrekken we naar Paraíso). Is de finale bestemming, de eindbestemming.
Por
Plaats: Caminan por la avenida principal. (We wandelen nu door de hoofdstraat.) Reden, oorzaak: Brindemos por Daniel, se lo merece. (We klinken op Daniel, dat verdient hij.) Motief: Si hacemos la fiesta, es sólo por ti. (Als we een feestje organiseren, doen we dat speciaal voor
jou.) Een niet gespecifieerd tijdstip: Por la noche, siempre estoy muy cansado. (Ik ben altijd moe ‘s nachts.) Prijs: Compré esta blusa por veinte euros. (Ik heb deze blouse gekocht voor 20 euro.) Middel, manier: Mandó la letra por correo electrónico. (Hij heeft de brief per mail gestuurd.) Manier waarop: Por la fuerza no conseguirás nada. (Je bereikt niets door brute kracht.) Verdeling: Son dos tareas por alumno. (Er zijn twee taken per kind.)
Snelheid: En carretera conduzco a 100 kilómetros por hora. (Hier mag je 100 km per uur rijden.) Het aantal keer: Estudiamos español tres veces por semana. (We studeren driemaal per week
Spaans.)
Pro
Het tegengestelde van contra: Estamos en pro de Barcelona. (We zijn fan van Barcelona.)
Según: MEESTAL VOLGENS
Según nuestras reglas, no puedes fumar aquí. (Volgens onze regels mag je hier niet roken.)
Sin: ZONDER
Angélica quiere un café sin azúcar. (Angelica wil een koffie zonder suiker.)
Sobre: MEESTAL BOVEN, OP, OVER
Plaats: El examen está sobre la mesa. (Het examen ligt op de tafel) Thema of kwestie: Háblame sobre los atentados en París. (Vertel me iets over de aanslagen in Parijs.)
Tras: ACHTER, NA
Richting (behind): Ella estuvo toda la mañana tras su hija. (Ze liep de hele ochtend achter haar kind.) Positie: ¿Quién estaba tras de ti en la fila? (Wie stond er achter jou in de rij?)
Een moeilijke kwestie: het verschil tussen por en para
De voorzetsels por en para veroorzaken veel moeilijkheden voor mensen die Spaans leren. Als je de betekenis
van beide woorden in het woordenboek zou opzoeken, is de basisbetekenis van beide woorden voor. Het
ongepast gebruik van deze voorzetsels is niet alleen fout, maar zorgt ook voor verwarring omdat een
Spaanssprekende datgene wat je zegt volledig fout gaat interpreteren. Bovendien is het verschil tussen por en
para vaak heel erg subtiel.
Trabajo por Marco betekent dat je in de plaats van Marco werkt (omdat hij bijvoorbeeld ziek is). Je neemt zijn
taken en verantwoordelijkheden een tijdje over.
Trabajo para Marco betekent dat je voor Marco werkt omdat hij je baas is.
Het gebruik van PARA
Gebruik PARA om het volgende aan te duiden:
DOEL: Para duidt het doel van een actie aan. Het Nederlandse equivalent van para in deze
hoedanigheid is om…te.
o Trabajamos para ganar dinero. We werken om geld te verdienen.
o Bill estudia para enfermero. Bill studeert voor dokter.
o La reunión es para comentar el libro. We komen samen om het boek te bespreken.
o Necesito una caja para mis cosas. Ik heb een koffer nodig om mijn spullen in te bewaren
VERGELIJKING: Para duidt het contrast aan waarbij één persoon, idee, situatie of object wordt
gecontrasteerd met de rest dat tot die categorie behoort.
o Para un revista de modas, es muy caro. Het is wel heel duur voor een modemagazine.
o Para un niño de 7 años, es muy precoz. Hij heeft veel noten op zijn zang voor een zevenjarige.
DEADLINES: Para wordt gebruikt om deadlines en afspraken aan te duiden.
o La cita es para el martes por la mañana. De afspraak is gepland op dinsdagochtend.
o Tengo que terminar el informe para las diez. De nota moet uiterlijk om tien uur klaar zijn.
BESTEMMING: Para wordt gebruikt om elke vorm van bestemming aan te duiden. Deze bestemming is
meestal letterlijk te nemen. Je reist van plaats A naar plaats B, die de eindbestemming is. Maar de bestemming kan bijvoorbeeld
ook een persoon zijn. Als je een brief naar iemand stuurt, wordt die brief van persoon A naar persoon B gestuurd, die dan ‘de
eindbestemming’ van de brief is.
o Este libro es para el profesor. Dit boek is voor de professor.
o Es un regalo para mí. Dat is een cadeautje voor mij.
o Viajo para Australia en el verano. Ik reis naar Australië in de zomer.
Het gebruik van POR
Gebruik POR om het de volgende relaties aan te duiden:
UITWISSELING: Por duidt het idee van een uitwisseling aan. Het Nederlandse equivalent is dan iets
voor iets anders.
o He comprado los zapatos por 100 euros. Ik heb de schoenen gekocht voor 100 Euro.
o Quiero cambiar mi teléfono por el tuyo. Ik wil mijn telefoon ruilen tegen de jouwe.
ERGENS DOORHEEN GAAN: Por duidt aan dat je door een plaats gaat, een plaats passeert.
o Corrieron por el parque. Ze liepen door het park.
o Pasamos por Paris para llegar a España. We rijden langs/door Parijs om naar Spanje te rijden.
DUUR: Por duidt aan hoelang een activiteit duurt.
o Estudiaron por tres horas. Ze studeerden drie uur.
o Hemos jugado por 10 minutos. We hebben tien minuten gespeeld.
TIJDSAANDUIDINGEN: Por wordt gebruikt bij een aantal vaste tijdsaanduidingen zoals: por la mañana,
por la tarde, por la noche, etc.
o Nos vamos por la mañana. We gaan ’s ochtends door.
o Nos vemos por la tarde. We zien elkaar in de namiddag.
VERVOER, BEWEGING: Por wordt gebruikt om over vervoer te praten. Het Nederlandse equivalent hier
is dan met de/met het.
o El turista viene por tren. De toerist komt met de trein
REDEN: Por duidt de reden voor iets aan, of de redenering achter iets. In deze hoedanigheid kan por
het beste vergeleken worden met het Engelse because of
o Por no jugar bien no vas a ganar el partido .
Omdat je niet goed hebt gespeeld, ga je de partij niet winnen.
HANDELEND VOORWERP: Por duidt het handelend voorwerp aan in passieve zinnen.
o El caso fue estudiado por los especialistas. De zaak werd door specialisten onderzocht.
PER: Por duidt het Nederlandse voorzetsel per aan.
o Puedo escribir 120 palabras por minuto cuando estoy typeando.
Ik kan 120 woorden per minuut typen.
VAST VOORZETSEL BIJ BEPAALDE WERKWOORDEN: Por betekent voor, naar of per als het staat bij één
van de volgende werkwoorden: enviar (zenden), ir (gaan), preguntar (vragen), venir (komen), regresar
(terugkeren) en volver (terugkomen)
o Lo envío por correo. Ik zend het je per mail.
o Regresamos por los paquetes. We zijn teruggekomen voor de pakjes.
o Preguntan por Miguel. Zij vragen naar Miguel.
ESTAR + POR + INFINITIVE: In deze constructie betekent por ‘voor iets zijn’ ofwel ‘op het punt staan iets te doen’.
o Estamos por terminar. We staan op het punt te stoppen.o Están por un aumento de sueldo. Ze zijn voor een loonsverhoging.
VASTSTAANDE UITDRUKKINGEN: Tenslotte wordt por ook gebruikt in een aantal vaststaande uitdrukkingen.
por allí, por ahí daar, daar ergenspor ahora voor nupor aquí langs hier, langs deze wegpor cierto trouwens (als in by the way)por Dios mijn Godpor ejemplo bijvoorbeeldpor eso daarompor favor please, aubpor fin uieindelijkpor lo general in het algemeenpor lo menos tenminste (at least)por lo visto blijkbaar (apparently)por poco bijnapor separado apartpor si acaso voor het geval datpor supuesto uiteraard, natuurlijkpor último tenslotte
Meervoudige voorzetsels (of te wel voorzetsels die meerdere woorden bestaan)
Er zijn meerdere constructies die uit een of meerdere voorzetsels bestaan samen met nog een ander woord.c