Reader

#DILEMMA’SNAAM……………………….

KLAS…..

Wat ga je doen?

Rondom seksualiteit en je sociale omgeving...

• Ga je met elkaar in gesprek (1. Het gesprek);

• Bekijk je een korte film (2. De film);

• Lees je verhaalfragmenten (3. Het verhaal).

Wat wordt er volgens jou verstaan onder het begrip ‘sociale omgeving’?  

PAGINA 1

Waarop en hoe word je beoordeeld?

Maak op Magister een map aan: #DILEMMA'S. 

Deze documenten ga je daarin uploaden:

• Kijkverslag

• Placemat

• Mindmap

Beoordelingscriteria van het werkproces zijn:

• Actieve deelname 

Beoordelingscriteria van het eindproduct zijn:

• Alle antwoorden staan in je reader genoteerd (ook de groepsopdrachten).

• Je opdrachten zijn verzorgd, overzichtelijk en in volledige zinnen verwoord. 

PAGINA 2

PAGINA 3

Groepsgesprek met:

Naam:

Naam:

Naam:

Naam:

• Welke stelling leverde de meeste discussie op? 

• Over welke stelling hebben jullie het langst gesproken? 

• Over welke stelling waren jullie het direct eens? 

PAGINA 4

PAGINA 5

Kijkverslag

Individueel: 

• Maak het kijkverslag (vraag – antwoord), 

• Upload het kijkverslag na afloop in Magister. 

Kijkvragen deel 1

Waarom wil Shaira die foto van het internet af hebben?

Begrijpt Vita waarom Shaira die foto niet op internet wil hebben?

Wat is het verschil tussen de fotoshoot met haar vriendje en die met haar vriendin?

Beschrijf het gedrag van Vita. Wat valt je op? Wat vind je daarvan?

Wat zou jij ervan vinden als er zo’n foto van jou geplaatst wordt (zoals die van Shaira)?

Antwoordtijd: 10 minuten

PAGINA 6

Kijkverslag

Kijkvragen deel 2

• Wat vind je ervan dat Shaira de foto geplaatst heeft?

• Confrontatie foto tussen Sraira en Vita in de wc.

Hoe voelt Vita zich? Hoe voelt Shaira zich? Begrijp je hun gevoelens?

Wat zou jij ervan vinden als er zo’n foto van jou geplaatst zou worden (als die van Vita)?

• Waarom kiest Vita ervoor haar uiterlijk te veranderen?

• Waarom vertelt Vita haar moeder niets? En waarom de politie niet?

• Staan ze door het blauwe oog van Shaira weer een soort van quitte?

Het lijkt erop alsof ze weer vriendinnen zijn. Waarom zou Vita dat willen?

Antwoordtijd: 10 minuten

PAGINA 7

Kijkverslag

Kijkvragen deel 3

• Hoe voelt Vita zich op het schoolfeest?

• Wat heeft de regisseur gedaan om ons dit duidelijk te maken?

• Vita wordt buiten aangerand. Mogen jongens dit gedrag vertonen, omdat ze zo gekleed gaat? 

• Zou je zelf ook aangifte gedaan hebben van aanranding? 

• Hoe vind je dat het gesprek in de klas gaat? 

Antwoordtijd: 10 minuten

Let op: het kijkverslag moet je met de algemene kijkvragen uploaden in Magister! 

PAGINA 8

Kijkverslag

Groepswerk n.a.v. de film:

• Vorm een groepje van 2 à 3 leerlingen

Naam:

Naam:

Naam:

• Beantwoord samen de algemene kijkvragen. 

Wie is de hoofdpersoon en wie is de belangrijkste bijfiguur? Licht toe.

Hoofdpersoon:

Bijfiguur:

Welke ontwikkeling maakt de hoofdpersoon door? 

Beschrijf van de hoofdpersoon en de belangrijkste bijfiguur karakter en gedrag.  

Hoofdpersoon:

Bijfiguur:

PAGINA 9

Waar speelt het verhaal zich af? 

Beschrijf twee belangrijkste ruimtes van de film.

Zijn de personages en de gebeurtenissen herkenbaar en realistisch? Zou dit echt kunnen gebeuren? 

Identificeer je met een persoon uit het verhaal en vertel na de film aan de andere kijkers in je groepje waarom je handelde zoals je deed of waarom je nu inziet dat het anders gemoeten had. 

PAGINA 10

Wees jezelf en vertel na de film aan de andere kijkers in je groepje welke scène voor jou het meest inspirerend of hoopgevend is. 

 Werk je antwoorden van de kijkvragen (individueel en groepswerk) uit in Word en upload je kijkverslag in Magister! 

PAGINA 11

PAGINA 12

Verhaal 1     Mindmap   individueel

PAGINA 13

Definitieve mindmap   groepswerk n.a.v. het verhaal

• Vorm een groepje van 2 à 3 leerlingen

• Bespreek ieders mindmap.

• Vul de definitieve mindmap in.

• Maak een foto van deze definitieve mindmap

• Upload de foto in Magister

Naam:

Naam:

Naam:

PAGINA 14

Definitieve mindmap

PAGINA 15

perspectiefspanning

personages

Begrippenlijst literatuur (fictie) op alfabetische volgorde

Voor het begrijpen van verhalen en gedichten wordt op school altijd gewerkt met fictiebegrippen. Deze begrippen zul je moeten leren gebruiken bij het lezen en analyseren van boeken en gedichten die je voor school leest. Sommige begrippen ken je al uit het boek Nederlands. Hieronder vind je een lijst met heel wat begrippen, waaronder vast ook nieuwe.

EindeEen boek kan een open of een gesloten einde hebben (en heel soms een beetje van allebei). * Bij een open einde weet je als lezer niet hoe het de hoofdpersoon verder zal vergaan, niet alles is bijvoorbeeld opgelost;* Bij een gesloten einde is het voor de lezer helemaal duidelijk hoe het verhaal is afgelopen, alles is opgelost of afgerond.

GenreEr zijn heel veel soorten verhalen. Een ander woord voor verhaalsoort is genre. Vaak horen verhalen bij meer dan één genre bijvoorbeeld avonturenverhaal, oorlogsverhaal, liefdesverhaal.

Motieven Motieven zijn steeds terugkerende elementen, symbolen, situaties die het thema verduidelijken. Verwar het niet met ‘het motief’ van een dader bij een misdaad. Dan is het de reden waarom hij iets heeft gedaan.

PersonagesPersonages zijn ‘de mensen’ die meespelen in een verhaal. Er zijn hoofdpersonen en/of bijfiguren en/of figuranten. Een personage leer je kennen aan de hand van vier dingen: uiterlijk (hoe ze eruitzien), innerlijk (hun karakter), handelingen (de dingen die ze doen en/of zeggen), mededelingen van andere personages (wat andere personages zeggen over dat personage). Er zijn drie soorten:1. hoofdpersoon: dit is een personage met meerdere karaktereigenschappen. Hij/zij maakt een ontwikkeling door in het verhaal.2. bijfiguur: dit personage heeft één of enkele karaktereigenschappen en maakt geen ontwikkeling door in het verhaal.3. figurant: een type heeft maar één karaktereigenschap, het is altijd een bijfiguur.

Perspectief Perspectief is het standpunt van waaruit een verhaal verteld wordt. 1. ik-perspectief: een ik-persoon vertelt het verhaal, je ziet alle gebeurtenissen vanuit zijn/haar ogen;2. hij/zij- of personaal perspectief: het verhaal wordt verteld vanuit iemand die aangeduid wordt als hij of zij of met een naam;3. alwetend of auctoriaal perspectief: er is een verteller of een vertelinstantie die alle personages en hun beweegredenen kent en die boven het verhaal staat. Zo’n alwetende verteller kan aan de lezers ook dingen ‘verklappen’, die de personages in het verhaal dus (nog) niet weten!4. In een wisselend of meervoudig perspectief worden verschillende stukken in het boek verteld vanuit verschillende perspectieven.

PAGINA 16

Realistisch of niet-realistischOok al is een verhaal bijna altijd verzonnen, toch kan een verhaal realistisch zijn voor een lezer. Een verhaal is realistisch als:- de beschreven gebeurtenissen waarschijnlijk zijn (ze kunnen echt gebeuren);- de hoofdpersonages geloofwaardig zijn: ze kunnen op een normale manier praten, geloofwaardige dingen doen en/of meemaken, ze kunnen denken en voelen als mensen kunnen doen;- de personages op echte mensen lijken, zodat je je makkelijk in hen kunt verplaatsen;- de schrijver bestaande plaatsen en/of herkenbare gebeurtenissen of belevenissen in zijn verhaal verwerkt.

RuimteOnder ruimte verstaan we niet alleen de plaats waar het verhaal zich afspeelt, maar ook de sfeer en de weersomstandigheden waarin het verhaal zich afspeelt. De ruimte waarin een verhaal zich afspeelt, kan drie functies hebben:1. ondersteunend, de ruimte komt wat betreft sfeer overeen met de sfeer van het verhaal, de gemoedstoestand van de personen en dergelijke;2. contrasterend de ruimte is qua sfeer tegengesteld aan het verhaal, de gemoedstoestand van de personages etc.3. symbolisch, een verhaal over eenzaamheid speelt zich bijvoorbeeld af op een eiland.

Samenvatting Een samenvatting is een korte weergave van de belangrijkste gebeurtenissen in het verhaal.

SpanningSpanning wordt opgewekt door een vraag die de lezer zich stelt bij het lezen van een verhaal: Wie heeft het gedaan? Hoe loopt het af? Een schrijver kan spanning opwekken door:* stukje bij beetje informatie te geven die je nodig hebt (voor het begrijpen van het boek);* tegelijkertijd nieuwe vragen op te roepen;* de lezer te misleiden.

StijlAls je het hebt over 'de stijl van een schrijver' bedoel je alles wat opvallend is aan zijn taalgebruik. Je let op zijn zinnen (kort of lang), gebruik van bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden, moeilijk of makkelijkwoordgebruik, veel/weinig gebruik van stijlfiguren etc.

Thema Het thema van een boek is de kortste omschrijving van waar het boek over gaat. Het is, zeg maar, het onderwerp.

PAGINA 17

TijdTijd of tijdsbehandeling is de volgorde waarin de gebeurtenissen zich afspelen en de manier waarop dat gebeurt. Er zijn verschillende begrippen die met tijd te maken hebben:

* vertelde tijd: dit is de hoeveelheid tijd die er in het verhaal verstrijkt (hoe lang het hele verhaal -ongeveer- duurt);* tijdversnelling: er wordt veel tijd in een korte periode verteld;* tijdvertraging: een gebeurtenis wordt uitgerekt, vertelt lang over iets kleins, maakt er een soort slow motion van;* chronologisch: een verhaal is chronologisch als het naar tijdsvolgorde verteld wordt;* niet-chronologisch: als een verhaal wordt verteld in een andere volgorde dan waarin de gebeurtenissen zich echt (zouden) hebben afgespeeld;* flashback: het verhaal wordt onderbroken door een vroegere gebeurtenis;* terugverwijzing: wanneer een persoon alleen maar even aan het verleden denkt;* flashforward: de loop van het verhaal wordt onderbroken door een scène die zich in de toekomst afspeelt; * vooruitwijzing: wanneer alleen even verwezen wordt naar de toekomst.

Titel en ondertitel Een goede titel zegt iets over het verhaal of over het thema, bijvoorbeeld, licht een tipje van de sluier op wat betreft de inhoud en maakt de lezer nieuwsgierig. Soms heeft een boek een ondertitel. Een ondertitel geeft nog wat extra informatie.

Verhaallijn Bij de samenvatting volg je meestal de lijn van het verhaal, gewoon van begin tot einde. Soms lopen er twee verhaallijnen door elkaar (er zijn dan eigenlijk twee verhalen waarover verteld wordt); in je samenvatting kun je de verhalen het best afzonderlijk weergeven.

PAGINA 18