Upload
others
View
1
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
NederlandsGoed GebektTaakt 7
Het is buigen of barsten → je moet toegeven, anders krijg je moeilijkheden
Dat zal kwaad bloed zetten → Daar worden mensen boos van
Op de lange baan schuiven → Uitstellen
De hond in de pot vinden → te laat zijn voor het eten (de hond heeft het al opgegeten)
Dat is vechten tegen de bierkaai → dat is onbegonnen werk
Gelijke monniken, gelijke kappen → iedereen gelijk behandelen
Dat zet geen zoden aan de dijk → Dat heeft geen zin
In een glazen huisje wonen → kwetsbaar zijn
Zich geschoffeerd voelen → zich slecht behandeld voelen
Als de berg niet naar Mohammed komt, komt Mohammed naar de berg → als een ander niet wil toegeven, moet je het maar zelf doen.
Iemand de les lezen → Zeggen wat iemand verkeerd doet (negatief)
Ergens het hoofd over breken → Ergens geen oplossing voor weten
Alle zeilen bijzetten → er alles aan doen
Eieren voor zijn geld kiezen → Het zekere voor het onzekere nemen
Iemand een poets bakken → misleiden
Met twee maten meten → iets/iemand op verschillende wijzen beoordelen
Op hete kolen zitten → in spanning zijn, gehaast zijn
Het paard achter de wagen spannen → iets verkeerd aanpakken
Korte meten maken → iets snel afhandelen
Zijn honger stillen → iets te eten nemen
Zo brutaal als de beul
Zo rood als een kreeft
Zo plat als een dubbeltje
Zo vet als een varken
Zo krom als een hoepel
Zo sterk als een leeuw
Zo ziek als een hond
Zo zoet als honing
Zo gek als een deur Zo mager als een lat
Taak 8
Spijker op laag water zoeken → aanmerkingen op details hebben
Iemand het vel over de oren halen → Erg veel van iemand eisen
Het sop is de kool niet waard → De kwestie is het niet waard om je druk over te maken
Zoete broodjes bakken → Iets vriendelijk doen om iets voor elkaar te krijgen
Een lans voor iemand breken → Het iemand moeilijk maken
Zijn schapjes op het droge hebben → Financieel binnen zijn
Iemand knollen voor citroenen verkopen → iemand misleiden
Het hart op de tong hebben → direct zeggen wat je denkt
Van de hoek en de rand kennen → ergens goed van op de hoogte zijn
Een appeltje voor de dorst → iets extra voor later
Een vreemde eend in de bijt zijn → er niet bij horen
Elkaar van haver tot gort kennen → Elkaar goed kennen
Zij is goed van de tongriem gesneden → Geen blad voor de mond nemen
Het niet onder stoelen of banken steken → niet verbergen
Steen en been klagen → hevig klagen
Geen knip voor de neus waard zijn → waardeloos persoon
Een storm in een glas water → veel drukte om niks
Heg noch steg kennen → de weg totaal niet kennen
Met stille trom vertrekken → Stiekem weggaan
Gracieus = Sierlijk
Urgent = Dringend
Amicaal = vriendelijk
Humaan = menselijk
Stupide = Stompzinnig
Eclatant = Opzienbarend
Betrekkelijk = Verstandelijk
Soeverein = Oppermachtig
Rationeel = relatief
Categorisch = onvoorwaardelijk
Taak 9
Dat is een kolfje naar zijn hand → Precies zoals hij het altijd doet
Met het hand over het hart strijken → Iets toch toestaan of doen
Daar is geen woord frans bij → Het is heel duidelijk
Het hart zonk hem in de schoenen → Hij verliest de moed
Iets aan de grote klok hangen → Iets overal bekendmaken
De nieuwe T-shirts gaan erin als koek → Die worden goed verkocht
De koe bij de horens vatten →de klus grondig aanpakken
De knuppel in het hoenderhok gooien → De discussie aanzwengelen
Iemand de volle laag geven → heel boos op iemand worden
In zijn kraam te pa komen →het komt hem goed uit
Dit is hem een doorn in het oog → Hij ergert zich eraan
Geen voet aan de grond krijgen → Ergens niet binnen kunnen (bv. Een bedrijf)
Uit de band springen → gek doen
Rust noch duur hebben → onrustig zijn
Taal noch teken vernemen → Niets van iemand vernemen
Over het paard getild zijn → verwend zijn
Er met man en macht aan werken → Met z’n allen er met veel inzet aan werken
Daar kraait geen haan naar → Daar vraagt niemand om
De gelegenheid maakt de dief → Wie de kans krijgt zal eerder in verleiding komen iets te stelen
Zo klaar als een klontje → Het is heel duidelijk
Zo oud als Methusalem
Zo lui als een varken
Zo scherp als een mes
Zo mals als boter
Zo helder als glas
Zo wijs als Salomo
Zo stil als een muis
Zo nijdig als een spin
Zo koppig als een ezel
Zo glad als een aal
Taak 10
Na een tijdje ging zij toch overstag → toegeven
Twee ijzers in het vuur → Twee kansen hebben
Oost-Indisch doof zijn → doen alsof je iets niet hoort
Op zijn qui-vive zijn → op zijn hoede zijn
In zijn vuistje lachen →
Dat is een rib uit mijn lijf → dat kost me veel (meestal geld)
Ergens geen been in zien → Er geen bezwaar tegen zien
De dader ligt op het kerkhof → De dader is onbekend
Abraham gezien hebben → 50 jaar of ouder zijn
Iets met de Franse slag doen → slordig werken
Een olifantshuid kiezen → ongevoelig zijn voor kritiek
Niet veel melk te halen hebben → niet veel invloed hebben
Een duit in het zakje doen → Een bijdrage leveren
Een steek onder water geven → In bedekte termen iets onaangenaams zeggen
Op grote voet leven → Veel geld uitgeven
De kat in het donker knijpen → iets stiekem doen
Het hazenpad kiezen → Vluchten
Iemand het licht in de ogen niet gunnen → iemand niets gunnen
Een wit voetje halen → slijmen
Zijn voelhorens uitsteken → de stemming of meningen peilen
Werken als een paard
Zwemmen als een vis
Lopen als een kievit
Leven als God in Frankrijk
Brommen als een beer
Zinken als een baksteen
Slapen al een roos
Beven als een rietje
Zingen als een lijster
Praten als Brugman
Herhaling taak 6 t/m 10
Kwaad bloed zetten → boosheid veroorzaken
Dat zet geen zoden aan de dijk → Dat heeft geen zin
Op hete kolen zitten → Haast hebben
Zoete broodjes bakken → slijmen
Spijkers op laag water zoeken → aanmerkingen op details hebben
In zijn kraam te pas komen → Goed uitkomen
Schoon schip maken → opnieuw beginnen
De gebeten hond zijn → het slachtoffer zijn
Veel noten op zijn zang hebben → Veeleisend zijn
Op zijn qui-vive zijn → Op je hoede zijn
Uit de band springen
Taal noch teken vernemen
Van dik hout zaagt men planken
Door de bomen het bos niet zien
Goede wijn behoeft geen krans
De knuppel in het hoenderhok gooien
Twee ijzers in het vuur hebben
Dat is een rib uit mijn lijf
Op grote voet leven
Slapen als een roos
Praten als Brugman
Zo oud als Methusalem
Zo wijs als Salomo
Zo glad als een aal
Zo nijdig als een spin
Lopen als een kievit
Zo ziek als een hond
Beven als een rietje
Zingen als een lijster
Herhaling taak 1 t/m 10
Zingen als een lijster → goed zingen
Een wit voetje halen → slijmen
De kat in het donker knijpen → stiekem te werk gaan
Onder iemands duiven schieten → Iemand tegenwerken
Oost-Indisch doof zijn → iets niet willen horen
Zo wijs als Salomo → zeer wijs
Zo oud als Methusalem →extreem oud
De knuppel in het hoenderhok → de discussie aanzwengelen, onrust zaaien
Iemand de volle laag geven → Iemand veel kritiek geven
Zij is goed van de tongriem gesneden → Goed kunnen praten
Evenwijdig lopen aan
Parallel lopen met
Gebaat zin bij
In verhouding staan tot
Protest aantekenen tegen
Op een fiasco uitlopen tot
Van alle kritiek ontbloot
Behept zijn met
Iets met bewijzen staven
Die zaak blijft in gebreken
Iemand naar de mond praten → iemand vleien en vriendelijk zijn om iets te bereiken
Fris van de lever spreken → Spontaan, niet onder invloed
Iemand een hart onder de riem steken → Iemand moed inspreken
Een bok schieten → een grote fout begaan
Goede wijn behoeft geen krans → dat moet niet meer aangeprezen worden
Van dik hout zaagt men planken → grof te werk gaan
Ergens het hoofd over breken → ergens geen oplossing voor weten.
Op hete kolen zitten → haast hebben
Schoon schip maken → opnieuw beginnen
Veel voeten in de aarde hebben →
Op NiveauBeeldspraak en Zinsontleding
Letterlijk en figuurlijk
Je kunt taal letterlijk of figuurlijk gebruiken. Bij letterlijk taalgebruik bedoel je precies wat je zegt. Bij figuurlijk taalgebruik hebben de woorden een andere betekenis :
Mijn oom is erg zwaar (letterlijk) Mijn oom is erg zwaar op de hand (figuurlijk, betekenis : serieus en somber van karakter)
BeeldspraakBij beeldspraak gebruik je een beeld om duidelijk te maken wat je bedoelt. In het 2de voorbeeld is “erg zwaar op de hand zijn” het beeld voor “serieus en somber van karakter zijn”. Beeldspraak komt voor in fictieteksten en gedichten, maar ook het dagelijks taalgebruik zit vol beeldspraak. Alle uitdrukkingen en gezegden zijn beeldspraak.
Vormen van BeeldspraakMetonymia, metafoor, personificatie, en vergelijkingen
Vergelijking
We gebruiken een vergelijking als er een overeenkomst is tussen twee zaken → “Jullie schuur is echt een zwijnenstal”. Uit deze zin blijkt dat de schuur net zo smerig is als een zwijnenstal. Dat is de overeenkomst. In deze vergelijking is “jullie schuur” het verbeelde en “een zwijnenstal” het beeld.
Metafoor
Bij een metafoor is alleen het beeld overgebleven “Wat een zwijnenstal is het hier !”. Een metafoor is een overeenkomst tussen de beeldspraak en wat je bedoelt. Je betekent smerig, en roept het beeld op van een zwijnenstal. Tussen deze 2 is een overeenkomst.
Metonymia
Bij een metonymia is het gebruikte beeld gebaseerd op een ander verband, bijvoorbeeld : deel geheel, oorzaak gevolg, maker voorwerp, voorwerp inhoud, plaats bewoners, plaats aanwezigen :
Hij heeft geen dak meer boven zijn hoofd (deel-geheel, het “dak” is het beeld voor huis) Zij heeft haar tong verloren (“tong” is het beeld voor spraak, verband → oorzaak-gevolg) We hangen die Rembrandt daar op (“Rembrandt” is het beeld voor de schilderij, verband →
maker-voorwerp). Jullie lusten vast nog wel een glas (“glas” is het beeld voor de inhoud, verband → voorwerp-
inhoud). Amsterdam is in rep en roer (“Amsterdam” is het beeld voor de inwoner, verband → plaats-
bewoners) De hele klaas luisterde ademloos naar het verhaal van de leraar (“de hele klas” is het beeld
voor de aanwezigen, verband → plaats-aanwezigen)
Personificatie
Bij een personificatie wordt een abstract begrip of iets uit de natuur, als persoon voorgesteld. Bijvoorbeeld : De bomen fluisteren zachtjes zijn naam. “De bomen” is hier een personificatie, ze worden hier een menselijke eigenschap gegeven : fluisteren.
De verschillende soorten metaforen
Als vergelijking → vergelijking met “als” → “Jullie schuur ziet eruit als een zwijnenstal”. Van vergelijking → vergelijking met “van” → “Een boom van een kerel” Personificatie → onmenselijke objecten een menselijke eigenschap geven
→ De wind fluistert. Metafoor in engere(= smal) zin → alleen het beeld geven en niet het object
→ De wind (maakt een geluid alsof hij) fluistert. Asyndetische vergelijking → als de syneton wordt weggelaten, als er geen koppelingswoord
wordt gebruikt → Die kerel, een nul ! Synesthesie → als 2 zintuigen met elkaar worden verwisseld → We doorstonden bittere kou.
Hij heeft een donkere stem. Hij heeft warme ogen. Hij heeft een koude blik.
Verschillende soorten metonymia
Pars pro toto → Deel voor geheel → Neuzen tellen. Totum pro parte → Geheel voor deel → Nederland won de halve finale. Inhoud-bevattende → je zegt de inhoud, maar je bedoelt eigenlijk het bevattende Maker-Gemaakte → je zegt de maker, maar je bedoelt het gemaakte
Mijn vader heeft een Picasso.
Voorwerp-Materiaal → Het staal doorboorde hem
ZinsontledingHet voorzetselvoorwerp
Het voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel. Dit voorzetsel is een vast voorzetsel bij een zelfstandig werkwoord of het naamwoordelijke gezegde van de zin. Je kunt het niet of bijna niet vervangen door een ander voorzetsel.
1. Emilie informeert naar het rooster van de repetitieweek.
“Naar” is het vaste voorzetsel bij het werkwoord informeren. Het zinsdeel “naar het rooster van de repetitieweek” is het voorzetselvoorwerp.
2. De vakantiegangers hopen op mooi weer.
“Op” is het vaste voorzetsel bij het werkwoord hopen. Het zinsdeel “op mooi weer” is het voorzetselvoorwerp.
3. Manon is tevreden met haar cijfer.
“Met” is het vaste voorzetsel bij het naamwoordelijk gezegde tevreden zijn. Het zinsdeel “met haar cijfer” is het voorzetselvoorwerp.
Een voorzetselvoorwerp begint net als veel Bijwoordelijke bepalingen met een voorzetsel. De twee zinsdelen lijken op elkaar maar er zijn verschillen.
Als het voorzetsel voorwerp letterlijk iets over een plaats zegt, is heet een bijwoordelijke bepaling. Vb. Ik wacht op het schoolplein.
Als het voorzetsel door een ander voorzetsel kan worden vervangen, dan is het een bijwoordelijke bepaling. Vb. Ik wacht naast het schoolplein.
De bijstelling
De bijstelling is geen zinsdeel, maar een deel van een zinsdeel. Ze is eenvoudig te herkennen. De bijstelling staat altijd tussen komma’s achter het zelfstandig naamwoord. Ze noemt dezelfde zaak of persoon, nog een keer, maar dan met andere worden.
1. In Parijs, de hoofdstad van Frankrijk, staan veel bekende gebouwen.
“in Parijs, de hoofdstad van Frankrijk,” een bijwoordelijke bepaling. “De hoofdstad van Frankrijk,” noemt in andere worden de plaats die voor de komma staat.
2. De hoofdredactrice van het nieuwe jongerenblad, een bekende presentatrice, zoekt nog een paar interviews.
“De hoofdredactrice van het nieuwe jongerenblad, een bekende presentatrice,” is het onderwerp. “Een bekende presentatrice” noemt in andere woorden, het deel dat voor de komma staat.
De delen “de hoofdstad van Frankrijk” en “een bekende presentatrice” noemen we bijstellingen.
Herhaling Zinsontleding vorige jaren
Deze informatie ga ik niet helemaal overschrijven voor niets, want het staat in het boek pagina 255, maar voor diegenen die hun boek op school zijn vergeten; heb ik de pagina’s gescand.
Woord na Woord
Coating = beschermlaag
Cocktail = gemend koud voorgerecht
Cocoonen = je helemaal afsluiten van de buitenwereld
Collecte = inzameling van geld
Collectie = verzameling
Colonne = lange rij
In coma = volledig bewusteloos
Combineren = samen dragen
Comeback = opnieuw beroemd worden
Commando = bevel
Commercieel = inzicht in hoe je geld kunt verdienen
Compenseren = in evenwicht brengen, goedmaken
Complex = ingewikkeld geheel
Complicatie= bijkomende moeilijkheden
Componist = maker van muziekstukken
Compost = meststof van verteerbaar afval maken
Compressor = apparaat dat lucht samenperst
Compromis =tussenoplossing
Condens = dun laagje water druppels
Condoleren = Zeggen dat je meeleeft
Confectiekleding = kleding die in grote aantallen wordt gemaakt (volgens standaardmaten)
Conferentie = bespreking (voor journalisten)
Confetti = Gekleurde ronde papiersnippers
Conflict = verschil van mening, ruzie
Coniferen = naaldbomen
Conservatief = behoudend
Progressief = vooruitstrevend
Conserveermiddelen = middelen tegen bederf
Consternatie = opschudding
Constructie = bouw
Consultatiebureau = instelling die goed raad geeft
Consumptie = om te eten
Continu = voortdurend
Contra = tegen
Contract = schriftelijke overeenkomst
Contrast = verschil in helderheid tussen zwart en wit
Conversatielessen = (in) het spreken
Copyright = auteurscrecht, eigendomsrecht
Corruptie = omkoping
Corso = optocht
Cosmetica = schoonheidsmiddelen
Coulant = tegemoetkomend
Coulissen = zijkant van het toneel
Coupe = haardracht
Couvert = bestek voor één persoon
Circulaire = brief aan een groep personen
Charter = voor een bepaalde reis
Looppodium = Catwalk
Voortdurend = Chronisch
Constructie = Bouw
Claim = schade eis
Circulaire = (berichten) gaan rond
Droogkuis = schoonmaken met een scheikundige stof
Cocon = helemaal afgesloten van de buitenwereld
Cocktail = gemengd koud voorgerecht
Theek = verzameling
Commerciële = die geld moet verdienen
Complicatie = bijkomende moeilijkheden
Condoleren = meeleven
Condensatie = een dun laagje water druppels
Confetti = papiersnippers
Progressief = vooruitstrevend
Consumptie = eten en drinken
Contra = tegen
Corruptie = omkoping
Couvert = bestek voor een persoon
Cosmetica = schoonheidsmiddelen
Coverstory = omslagverhaal
Creatief zijn = nieuwe of mooie dingen bedenken
Crashen = neerstorten
Creperen = op ellendige manier doodgaan
Cruise = vakantiereis op een luxe zeeschip
(eet)Cultuur = manier waarop mensen zich voeden
Cycloon = wervelwind
Dagvaarding = oproep om voor de rechter te verschijnen
Dashboard = instrumentenbord van een auto
Deadline = inleveringsdatum
Deal = afspraak, overeenkomst
Dealer = bedrijf dat een bepaald soort automerken verkoopt
Debatteren = over een onderwerp spreken met toehoorders erbij
Decennia = tijdvak van tien jaar
Defensief = verdedigend
Definitie = begripsomschrijving
Definitief = voorgoed
Degraderen = overgaan naar een lagere klasse
Promoveren = overgaan naar een hogere klasse
Delegatie = een paar mensen die een groep vertegenwoordigen
Delfstof = bruikbare stof die uit de aardkorst wordt gehaald
Demente = door ouderdom geestelijk afgetakeld
Demonteren = uit elkaar halen
Niet denkbeeldig = Zou wel eens waar kunnen zijn
Deodorant = middel tegen zweet
Departement = ministerie, afdeling van landsbestuur
Deponeren = neerleggen
Derving = het missen
Deserteur = iemand die wegloopt uit het leger
Design = met eigentijdse vorm
Desinfecteren = ontsmetten
Dessert = nagerecht, toetje
Details = klein onderdeel
Detailhandel = kleinhandel, winkel
Diagnose = vaststelling welke ziekte iemand heeft, door te kijken naar de verschijnselen
Dialoog = gesprek tussen 2 mensen
Dictator = allenheerser, tiran
Dirigent = iemand die een orkest leidt bij een muziekuitvoering
Discipline = (het) zich houden aan de regels
Discrete = rekening houdend met wat er wel en niet gezegd mag worden
Distributiecentrum = Gebouw van waaruit iets verspreid wordt
Documentatie = informatie , gegevens
Donateur = iemand die geldelijke steun geeft
Donor = iemand die bloed of organen afstaat
Drainage = (voor de) afvoer van water
Dramatisch = akelig, aangrijpend
Dreadlocks = Kapsel met allemaal pluizige vlechtjes
Drop out = iemand die zijn schoolopleiding niet afmaakt
Dubieus = twijfelachtig
Dressing = mengsel van olie, azijn, en kruiden om sla te maken (soort slasaus)
Duiden = wijzen
Dumpen = storten
Duperen = benadelen
Duplicaat = tweede exemplaar
Dwepen = overdreven bewondering hebben
Dynamisch = krachtig
Ecobelasting = taks op producten die schadelijk zijn voor het milieu
Economischer = voordeliger
Economy class = goedkoopste klasse
Editie = uitgave
Efficiëntie = Doelmatig, een goed resultaat opleveren
Effectief = goed werkend
Egaliseren = vlak maken
Delfstof = bruikbare stof die uit de aardkorts wordt gehaald
Demonteren = uit elkaar te halen
Offensief = Aanvallend
(Eet)cultuur = manier waarop er gegeten wordt
Definitie = begripsomschrijving
Decennia = tijdvak van 10 jaar
Promoveren = overgaan naar een hogere klasse
Demente = door ouderdom geestelijk afgetakeld
Deodorant = fris ruikend middeltje tegen onaangename lichaamsgeurtjes geurtjes
Desinfecteren = ontsmetten
Dessert = nagerecht, toetje
Diagnose = vaststelling welke ziekte iemand heeft door te kijken naar de verschijnselen
Discipline = (het) zich houden aan de regels
Discreet = sterk rekening houden met wat er wel en niet gezegd kan worden
Dictator = allenheerser, tiran
Donateur = iemand die geldelijke steun geeft
Details = kleine onderdelen
Drainage = afvoer van water
Dynamisch = waar veel gebeurt
Editie = uitgave
Efficiënte = goed werkende
Ecobelasting = belasting op producten die schadelijk zijn voor het milieu
Egocentrisch = (houding waarbij) een persoon die denkt dat de wereld rond hem draait
Elders = ergens anders
Elegante = Gracieus, er aangenaam uitzien
Element = bepaald gedeelte
Elimineren = uit de weg ruimen, vermoorden
Emancipatie = toekenning van gelijke rechten
Emballage = verpakking
Emotioneel = ontroerend
Employé = iemand die op een kantoor of bank werkt
Energieke = vol energie, vol werkkracht
Enerverend = spannend en vermoeiend
Entertainment = vermaak, amusement
Epidemie = besmettelijke ziekte die zich snel verspreidt
Episode = Onderdeel
Erkentelijk = dankbaar
Erosie = (het) verdwijnen van aarde door de wind en de regen
Escape = vlucht uit de werkelijkheid
Eskader = groep
Estafette = wedstrijd waarbij lopers van elk team elkaar aflossen
Evacueren = Naar een veiligere plaats brengen
Evenaren : hetzelfde bereiken
Evenement = grootse gebeurtenis
Exclusief = zonder
Inclusief = met, erbij inbegrepen
Executeren = terechtstellen
Expeditie = verre onderzoekingstocht door geleerden
Explosieven = ontplofbare stoffen
Exporteren = uitvoeren
Extreem = buitengewoon
Eyeopener = iets dat opeens inzicht geeft
Fabricage = (het) maken, vervaardigen
Facelift = opknapbeurt
Failliet gaan = niet meer in staat zijn rekeningen te betalen
Fair = eerlijk
Fanatieke = ontzettend enthousiast
Farmaceutische producten = geneesmiddelen
Fascinerend = zeer boeiend
Fauna = plantenwereld
Festival = Muziekfeest
Fiducie = vertrouwen in e toekomst
Figuranten = persoon die een zwijgende of onbetekenende rol vervult
Fileren = Graten of botten verwijderen
Filiaal = bijkantoor
Fineerlaag = dunne laag van een duurdere houtsoort
In deze samenvatting zijn er ongeveer 3400 worden !
Leren dus !