21
Wilskracht De herontdekking van de grootste kracht van de mens Roy F. Baumeister en John Tierney

Wilskracht - Baumeister (leesfragment)

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Wat is er nodig om de verleidingen van het moderne leven te weerstaan, productiever te worden, beter te presteren op school en op het werk, verstandiger keuzes te maken en minder stress te ervaren? Voor een succesvol en gelukkig leven zijn twee eigenschappen van belang: intelligentie en zelfbeheersing. Aan je intelligentie valt niet veel te verbeteren, aan je zelfbeheersing des te meer. Zelfbeheersing vereist wilskracht. Baumeister en zijn medewerkers toonden aan dat wilskracht werkt als spierkracht: beide kunnen door oefening worden versterkt en beide nemen af bij overbelasting.Dit boek laat zien dat zelfbeheersing een fundamentele menselijke eigenschap is, een onmisbaar ingrediënt van vrijwel elk aspect van onze samenleving – of het nu gaat om moraal, uitzonderlijke prestaties, zakelijke beslissingen, partnerkeuze, lijnen of ons uitgavenpatroon.ROY F. BAUMEISTER is hoogleraar sociale psychologie aan Florida State University en bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam. JOHN TIERNEY is wetenschapsjournalist bij The New York Times.

Citation preview

  • WilskrachtDe herontdekking van de grootste kracht

    van de mens

    Roy F. Baumeisteren

    John Tierney

  • Oorspronkelijke titel: Willpower: Rediscovering the Greatest HumanStrength, The Penguin Press, New York, 2011. All rights reserved inclu-ding the right of reproduction in whole or in part in any form.This edition published by arrangement with The Penguin Press, amember of Penguin Group (usa) Inc.

    Uitgegeven door: Uitgeverij Nieuwezijds, AmsterdamVertaling: Brenda Mudde, AmsterdamZetwerk: CeevanWee, AmsterdamOmslag: Studio Jan de Boer, Amsterdam

    2011, 2012, Roy F. Baumeister, John TierneyNederlandse vertaling 2012, Uitgeverij Nieuwezijds

    Excerpt from Holy Mother by Stephen Bishop and Eric Clapton.Reprinted by permission of Stephen Bishop and Eric Clapton.

    Excerpt from Lit: A Memoir. Copyright 2009 by Mary Karr. All rightsreserved.Reprinted by arrangement with HarperCollins Publishers.

    isbn 978 90 5712 347 4nur 770

    Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keur-merk van de Forest Stewardship Council (fsc) mag dragen. Bij dit pa-pier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid.

    Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar ge-maakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, geluidsband, elek-tronisch of op welke andere wijze ook en evenmin in een retrieval sys-tem worden opgeslagen zonder voorafgaande schriftelijke toestemmingvan de uitgever.

    Hoewel dit boek met veel zorg is samengesteld, aanvaarden schrijver(s)noch uitgever enige aansprakelijkheid voor schade ontstaan door even-tuele fouten en/of onvolkomenheden in dit boek.

  • Inhoud

    Inleiding 1

    1. Is wilskracht meer dan alleen een metafoor? 192. Waar komt de kracht in wilskracht vandaan? 393. Een korte geschiedenis van de to-do lijst, van God tot

    Drew Carey 604. Beslissingsmoeheid 855. Waar is al het geld gebleven? Vraag het je quantified self 1056. Kan wilskracht versterkt worden? (Liefst zonder al te

    veel pijn en moeite) 1207. Jezelf te slim af zijn in het hart der duisternis 1378. Heeft een hogere macht Eric Clapton en Mary Karr van

    de drank afgeholpen? 1629. Sterke kinderen opvoeden: zelfwaardering of

    zelfbeheersing 18210. Afvallen, de moeder aller uitdagingen 209

    Conclusie De toekomst van wilskracht: more gain, less strain (zo lang je maar niet alles blijft uitstellen) 232

    Dankwoord 255Noten 257Index 279

  • Inleiding

    Hoe je succes ook omschrijft een gelukkig gezin, goede vrienden,bevredigend werk, een goede gezondheid, financile zekerheid, devrijheid om de dingen te doen waar je hart naar uitgaat het gaatmeestal gepaard met een aantal eigenschappen. Psychologen dieproberen de vinger te leggen op de persoonlijkheidskenmerken diegoede resultaten in het leven voorspellen, komen altijd bij twee ei-genschappen uit: intelligentie en zelfbeheersing. De wetenschapheeft nog niet ontdekt hoe intelligentie duurzaam vergroot kanworden. Wel is ontdekt, of eigenlijk herontdekt, hoe mensen hunzelfbeheersing kunnen versterken.

    Vandaar dit boek. Wij vinden dat voor de psychologie onderzoeknaar wilskracht en zelfbeheersing de meeste hoop biedt op een bij-drage aan het menselijk welzijn. Met behulp van wilskracht kun-nen we onszelf en onze samenleving op grote en kleine schaal ver-anderen. Zoals Charles Darwin schreef in De afstamming van demens, De hoogste graad van morele cultuur die kan worden be-reikt, is wanneer wij erkennen dat wij onze gedachten zouden moe-ten beheersen...1 De victoriaanse opvatting over wilskracht zou la-ter uit de gratie raken, en sommige twintigste-eeuwse psychologenen filosofen twijfelden zelfs aan het bestaan ervan. Baumeister zelfstond aanvankelijk redelijk sceptisch tegenover wilskracht, tot hij inhet laboratorium waarnam dat het mensen de kracht geeft vol tehouden, dat zij hun zelfbeheersing verliezen als hun wilskracht uit-geput raakt, en dat deze geestelijke energie wordt gevoed door sui-ker (glucose) in het bloed. Hij en zijn medewerkers ontdekten datwilskracht, net als een spier, moe wordt bij overbelasting, maar ook

  • dat deze door oefening op den duur sterker kan worden. Sinds Bau-meisters experimenten het bestaan van wilskracht voor het eerstaantoonden, is het een van de meest bestudeerde onderwerpen inde sociale wetenschappen geworden (en zijn experimenten beho-ren inmiddels tot het meest geciteerde psychologische onderzoek).Baumeister en collegas van over de hele wereld hebben ontdekt datje wilskracht vergroten de zekerste manier is om je leven te (ver)be-teren.

    Zij zijn tot het inzicht gekomen dat het bij de meeste grote maat-schappelijke en persoonlijke problemen draait om een gebrek aanzelfbeheersing: dwangmatig geld uitgeven en lenen, impulsief ge-weld, achterblijvende schoolprestaties, uitstelgedrag op het werk,alcohol- en drugsmisbruik, ongezond eten, te weinig bewegen, chro-nische angst, woede-uitbarstingen. Er bestaat een correlatie tussengebrek aan zelfbeheersing en vrijwel alle vormen van persoonlijketegenslag: je vrienden kwijtraken, ontslagen worden, scheiden, inde gevangenis terechtkomen. Het kan je een tennistitel kosten, zo-als Serena Williams driftbui bij de us Open liet zien, en het kan jecarrire verwoesten, zoals overspelige politici steeds weer ontdek-ken. Het heeft bijgedragen aan de epidemie van riskante leningenen beleggingen die het financile stelsel onderuit hebben gehaald,en aan de onzekere vooruitzichten van al die mensen die (net alshun falende politieke leiders) niet genoeg geld opzij hebben gezetvoor later.

    Vraag mensen naar hun beste eigenschappen en ze zullen zich-zelf eerlijkheid, vriendelijkheid, humor, creativiteit, moed en anderedeugden toeschrijven zelfs bescheidenheid. Maar zelfbeheersing,nee. In een onderzoek naar deugden, waarvoor wetenschappersmeer dan twee miljoen mensen over de hele wereld ondervroegen,kwam zelfbeheersing op de allerlaatste plaats. Van de meer dantwintig goede eigenschappen uit de vragenlijst van de onderzoekerswas zelfbeheersing degene die de mensen het minst bij zichzelfherkenden.2 Omgekeerd werd een gebrek aan zelfbeheersing hetmeest genoemd als mensen naar hun tekortkomingen werd ge-vraagd.

    Mensen voelen zich overweldigd doordat er meer verleidingenzijn dan ooit. Je lichaam mag dan braaf op het werk aanwezig zijn,

    2 wilskracht

  • je geest kan met slechts een muisklik of telefoontje op elk momentontsnappen. Je kunt elke taak voor je uit schuiven door je mail, Fa-cebook of Hyves te checken, naar roddelsites te surfen of een com-puterspelletje te spelen. De doorsnee computergebruiker bezoektmeer dan dertig websites per dag. Je kunt met tien minuten onma-tig online shoppen je hele jaarbudget erdoorheen draaien. Er zijnaltijd verleidingen. We beschouwen wilskracht vaak als een bijzon-dere kracht waarop we in noodgevallen een beroep doen, maar datis niet wat Baumeister en zijn collegas vonden toen ze onlangsruim tweehonderd mannen en vrouwen uit Midden-Duitslandvolgden. Deze proefpersonen droegen piepers bij zich die zevenkeer per dag op willekeurige momenten afgingen.3 De proefperso-nen moesten dan aangeven of ze op dat moment ergens naar ver-langden of dat kort daarvoor hadden gedaan. Dit nauwgezette onderzoek onder leiding van Wilhelm Hofmann leverde ruim tien-duizend momentopnamen op, van s morgens vroeg tot midder-nacht.

    Verlangen bleek de regel te zijn, niet de uitzondering. Ongeveerde helft van de tijd bleken de proefpersonen op het moment dathun pieper afging ergens naar te verlangen, en nog eens een kwartgaf aan in de minuten daarvoor verlangen gevoeld te hebben. Vaakprobeerden ze aan deze verlangens weerstand te bieden. Uit de re-sultaten blijkt dat mensen ongeveer een kwart van de tijd dat zewakker zijn, dus minimaal vier uur per dag, bezig zijn verleidingente weerstaan. Met andere woorden: tik op een willekeurig momentvan de dag vier mensen op de schouder en n van hen is bezig zijnof haar wilskracht te gebruiken om een verleiding te weerstaan. Degevallen waarin we onze wilskracht voor iets anders gebruiken, zijndan niet eens mee gerekend. Want dat doen we namelijk ook: wils-kracht gebruiken voor bijvoorbeeld het nemen van beslissingen.

    De vaakst weerstane verleiding in het pieperonderzoek was zinin eten, gevolgd door zin in slapen, en daarna zin in vrije tijd, zoalseen pauze van het werk om een puzzel of een spelletje te doen inplaats van een memo te schrijven. Zin in seks was de volgende opde lijst met meest weerstane verlangens, net vr zin in andere vor-men van interactie, zoals e-mail en sociale netwerksites checken,over het internet surfen, naar muziek luisteren of televisie kijken.

    inleiding 3

  • De proefpersonen gaven aan verschillende strategien te volgen omde verleiding de baas te blijven. De meest voorkomende was aflei-ding zoeken of iets anders gaan doen, al probeerden ze soms deaanvechting direct te onderdrukken of domweg niet toe te geven.Daar slaagden ze duidelijk maar half in. Ze wisten hun zin in slaap,seks en geld uitgeven vrij goed te onderdrukken, maar konden deverlokkingen van de televisie of het internet minder goed weer-staan, net als de algemene verleiding om ontspanning te zoeken inplaats van te werken. Proefpersonen die puur op wilskracht pro-beerden een verleiding te weerstaan, slaagden daar in zon 50 pro-cent van de gevallen in.

    Een mislukkingspercentage van 50 procent klinkt niet best, en isnaar historische maatstaven misschien ook vrij veel. We weten niethoezeer onze voorouders zichzelf beheersten voordat er piepers enexperimenteel psychologen bestonden, maar het is waarschijnlijkdat velen van hen onder minder grote druk stonden. De meestemiddeleeuwers waren kleine boeren die lange, saaie dagen op hetland werkten, vaak onder inname van enorme hoeveelheden bier.Omdat ze niet probeerden om promotie te maken op het werk of demaatschappelijke ladder te beklimmen, hoefden ze niet extra hardte werken (of nuchter te blijven). Hun dorpen boden weinig verlei-dingen buiten alcohol, seks of gewoon luieren. Deugdzaam gedragwerd doorgaans eerder afgedwongen door sociale controle menwilde niet in het openbaar te schande staan dan door enig strevennaar menselijke volmaaktheid. In de katholieke kerk van de Middel-eeuwen was iemands zielenheil eerder afhankelijk van deel uitma-ken van de groep en vaste rituelen in ere houden dan van heldhafti-ge staaltjes wilskracht.

    Maar toen de plattelandsbevolking in de negentiende eeuw in in-dustriesteden ging wonen, vielen dorpskerk, sociale druk en doorallen gedeelde opvattingen weg. Door de protestantse reformatiewas het geloof individualistischer geworden, en de Verlichting hadhet geloof in dogmas verzwakt. De morele zekerheden en verstardeinstituties van middeleeuws Europa stierven een langzame dood,en de negentiende-eeuwers meenden dan ook in een overgangstijdte leven. Een populair onderwerp van debat was of de moraal zon-der godsdienst kon overleven. Veel negentiende-eeuwers twijfelden

    4 wilskracht

  • op theoretische gronden aan de juistheid van de geloofsbeginselen,maar bleven doen alsof zij trouwe gelovigen waren, omdat zij hetals hun publieke plicht zagen de moraal hoog te houden.4 Hun hy-pocrisie en preutsheid, zoals de tafelpoten die ze rokjes aantrokken alsjeblieft geen blote enkels, je zou mensen op gedachten bren-gen! zijn een gemakkelijk doelwit voor onze spot. Maar wie hunernstige preken over God en plicht leest, of hun excentriekere theo-rien over seks, begrijpt waarom zij verstrooiing zochten bij OscarWildes opvatting Ik kan alles weerstaan behalve verleidingen. Ge-zien de vele nieuwe verleidingen waarmee ze werden geconfron-teerd, was hun zoeken naar nieuwe vormen van kracht ook zekerniet neurotisch. In hun bezorgdheid om morele verloedering en demaatschappelijke wantoestanden in de steden zochten de negen-tiende-eeuwers naar iets tastbaarders dan Gods gratie, naar een in-nerlijke kracht die zelfs een athest zou kunnen beschermen.

    De term wilskracht raakte in zwang door het volksgeloof dat ereen of andere kracht bij betrokken was, een soort innerlijke tegen-hanger van de stoomkracht die de Industrile Revolutie aandreef.Mensen probeerden meer van deze kracht te verwerven door deraad op te volgen die de Engelsman Samuel Smiles gaf in Self-Help,een van de meest populaire boeken van de negentiende eeuw5, zo-wel in Europa als Amerika [In het Nederlands vertaald als Help Uzelven]. Smiles hield zijn lezers voor dat voor karaktervorming ge-duld oefenen nodig is, en hij wees zelfverloochening en niet-afla-tend doorzettingsvermogen aan als de oorzaken van succes, of hetnu Isaac Newton betrof of Stonewall Jackson, een generaal in deAmerikaanse Burgeroorlog. Een andere negentiende-eeuwse goe-roe, de Amerikaanse predikant Frank Channing Haddock, publi-ceerde een internationale bestseller die simpelweg The Power of Willheette.6 Hij probeerde wetenschappelijk te klinken door het eenenergie te noemen die ontvankelijk is voor toename in kwantiteiten ontwikkeling van kwaliteit, maar hij had geen idee wat het zoukunnen zijn laat staan enig bewijs. Een soortgelijk idee kwam opbij iemand met betere geloofsbrieven, Sigmund Freud. Freud for-muleerde de theorie dat het zelf afhankelijk was van geestelijke acti-viteit waarbij overdracht van energie optrad.

    Freuds energiemodel van het zelf werd door latere onderzoekers

    inleiding 5

  • echter grotendeels genegeerd. Pas sinds kort wordt er, in Baumeis-ters lab, weer systematisch wetenschappelijk onderzoek naar dezeenergiebron verricht. Voor die tijd vonden psychologen, opvoedersen de rest van de kletsende klasse gedurende het grootste deel vande eeuw altijd wel weer een reden om er niet in te geloven.

    De teloorgang van de wil

    Of je nu de annalen van de wetenschap of de zelfhulpboeken in deboekhandel doorneemt, het is duidelijk dat de negentiende-eeuwseideen over karaktervorming al heel lang uit de mode zijn. De fasci-natie voor wilskracht ebde in de twintigste eeuw weg. Dat was deelseen reactie op de victoriaanse excessen en deels een gevolg van eco-nomische veranderingen en twee wereldoorlogen. Het jarenlangebloedvergieten van de Eerste Wereldoorlog leek veroorzaakt door teveel koppige heren die tot aan hun zinloze dood hun plicht deden.In de vs en grote delen van West-Europa bepleitten intellectueleneen meer ontspannen kijk op het leven maar niet in Duitsland,helaas, waar een psychologie van de wil werd ontwikkeld om hetland door het moeizame herstel na de oorlog te loodsen. De nazismaakten gretig gebruik van dit thema, bijvoorbeeld bij hun partij-bijeenkomst in Neurenberg in 1934, door Leni Riefenstahl vastge-legd in de beruchte propagandafilm Triumph des Willens. De natio-naal-socialistische notie van massale gehoorzaamheid aan eensociopaat was bepaald niet vergelijkbaar met de negentiende-eeuw-se opvattingen over persoonlijke morele kracht, maar het onder-scheid ging verloren. En als de nazis de triomf van de wil vertegen-woordigen... Wanneer het op slechte pr aankomt, gaat er nietsboven een aanbeveling van Adolf Hitler.

    De teloorgang van de wil leek helemaal zo erg niet, en na de oor-log waren er andere factoren die deze neergang in de hand werkten.De techniek maakte goederen goedkoper en (voor)stadsbewonersrijker, en het stimuleren van de vraag bij de consument werd vanlevensbelang voor de economie. Een geraffineerde nieuwe reclame-industrie spoorde iedereen aan om nu, meteen, te kopen. Sociolo-gen spraken van een nieuwe generatie op anderen gerichte men-

    6 wilskracht

  • sen die zich meer door de mening van hun buren lieten leiden dandoor een sterke innerlijke moraal. De strenge negentiende-eeuwsezelfhulpboeken vond men inmiddels naef egocentrisch. De nieu-we bestsellers waren vrolijke boeken als Zo maakt u vrienden en goe-de relaties (How to Win Friends and Influence People) van Dale Carne-gie en De kracht van positief denken (Power of Positive Thinking) vanNorman Vincent Peale.7 Carnegie geeft zijn lezers acht paginasaanwijzingen hoe ze moeten glimlachen. Hij legt uit dat de juisteglimlach zorgt dat anderen gunstig over je denken, en als anderenin je geloven, is succes verzekerd. Peale en andere auteurs kwamenzelfs met een nog eenvoudiger methode.8

    De basisfactor in de psychologie is de vervulbare wens, schrijftPeale.9 De man die uitgaat van succes heeft meestal al succes. Na-poleon Hill heeft miljoenen exemplaren verkocht van Think andGrow Rich (Denk groot en word rijk) door zijn lezers voor te houdendat ze moesten bedenken hoeveel geld ze wilden hebben, dat be-drag op een papiertje moesten schrijven en vervolgens moesten ge-loven dat ze het geld al bezaten.10 De boeken van deze goeroes zou-den de hele twintigste eeuw blijven verkopen, en deze feel-goodfilosofie zou worden gedestilleerd tot het devies: Believe it, achieve it.

    Dat het karakter van de mensen veranderde, werd opgemerktdoor de psychoanalyticus Allen Wheelis, die eind jaren vijftig ont-hulde wat hij als het divangeheim van zijn vak beschouwde: freudi-aanse behandelingen werkten niet meer naar behoren. In zijnbaanbrekende boek The Quest for Identity beschreef Wheelis dat dekarakterstructuur sinds Freuds tijd was veranderd.11 Het merendeelvan Freuds patinten waren victoriaanse burgers uit de midden-klasse geweest met een enorm sterke wil. Die wil maakte het detherapeut moeilijk door hun ijzeren verdedigingsmechanismen enhun gevoel voor goed en kwaad heen te breken. Freuds behandel-methoden waren erop gericht die doorbraak te bewerkstelligen ende patinten te laten inzien waarom ze neurotisch en ongelukkigwaren. Zodra ze dat eenmaal begrepen, konden ze namelijk vrij ge-makkelijk veranderen. Halverwege de twintigste eeuw waren de ka-rakters echter geheel veranderd. Wheelis en zijn collegas ontdek-ten dat mensen eerder tot inzicht kwamen dan in Freuds tijd, maardat de behandeling daarna vaak vastliep en mislukte. Zonder het

    inleiding 7

  • sterke karakter van de negentiende-eeuwers ontbrak het de mensenaan kracht om hun inzicht in daden om te zetten en hun leven teveranderen. Wheelis beschreef de verzwakking van het superego inde westerse maatschappij in freudiaanse termen, maar in feite hadhij het over afnemende wilskracht en dat alles vr de jaren zestigen het volwassen worden van de babyboomers, met hun mantravan de tegencultuur: If it feels good, do it.

    In de populaire cultuur bleef lekker jezelf zijn een nastrevens-waardig ideaal voor de ik-generatie van de jaren zeventig, en socia-le wetenschappers die eind vorige eeuw enorm in aantal en invloedtoenamen kwamen met nieuwe argumenten tegen wilskracht. Demeeste sociale wetenschappers zoeken de oorzaken van wangedragniet in de persoon zelf, maar in externe factoren als (relatieve) ar-moede, onderdrukking en andere politieke of economische mis-standen of omgevingsfactoren. Externe factoren zoeken is vaakvoor iedereen prettiger, vooral voor de vele wetenschappers diebang zijn zich aan politieke incorrectheid te bezondigen en hetslachtoffer de schuld te geven door te opperen dat de oorzaken vanzijn problemen bij hemzelf gezocht moeten worden. Maatschappe-lijke problemen laten zich ook gemakkelijker oplossen dan karak-terfouten. Tenminste in de ogen van de sociale wetenschappers dieer nieuw beleid en nieuwe programmas voor ontwikkelen.

    Het idee dat mensen zich bewust kunnen beheersen, is door psy-chologen altijd met wantrouwen bekeken. Volgens de freudianenkomt het gedrag van volwassenen voor een groot deel voort uit on-bewuste krachten en processen. B.F. Skinner had weinig op methet bewustzijn en andere mentale processen, behalve bij bekrachti-gingsprocessen. In Over een wereld zonder vrijheid en waardigheid(Beyond Freedom and Dignity) stelde hij dat we om de menselijke na-tuur te begrijpen, de gedateerde waarden uit de titel van het boekachter ons moesten laten.12 Hoewel veel van Skinners specifieketheorien achterhaald zijn, zijn bepaalde aspecten van zijn benade-ring een tweede leven begonnen onder psychologen die ervan over-tuigd zijn dat het bewuste ondergeschikt is aan het onbewuste. Dewil leek op den duur zo onbelangrijk dat hij in moderne theorienover de persoonlijkheid niet eens meer gedefinieerd of genoemdwordt. Sommige neurowetenschappers beweren dat ze kunnen be-

    8 wilskracht

  • wijzen dat de wil niet bestaat. Veel filosofen weigeren de term te ge-bruiken. Bij de behandeling van de klassieke filosofische vraag naarde vrije wil spreken zij liever over vrijheid van handelen, omdat zebetwijfelen dat er zoiets als een wil bestaat. Sommige filosofen heb-ben het minachtend over de zogenaamde wil. De laatste tijd dui-ken er zelfs wetenschappers op die pleiten voor herziening van hetrechtsstelsel om achterhaalde begrippen als vrije wil en verantwoor-delijkheid uit te bannen.

    Toen Baumeister in de jaren zeventig zijn carrire als sociaal psy-choloog aan Princeton University begon, deelde hij de heersendescepsis over het begrip wilskracht. Zijn collegas hielden zich inder-tijd niet met zelfbeheersing bezig, maar met zelfwaardering, enBaumeister werd een van de eerste vooraanstaande onderzoekersop dit gebied. Uit het onderzoek dat hij en anderen deden, bleek datmensen met relatief veel vertrouwen in hun eigen kunnen en ge-voel voor eigenwaarde doorgaans gelukkiger en succesvoller warendan anderen. Dus waarom zou je niet alle mensen helpen om teslagen in het leven door manieren te vinden om meer zelfvertrou-wen te krijgen? Een alleszins redelijk doel vonden zowel psycholo-gen als het grote publiek, dat populaire versies van zelfwaarderingen empowerment kocht met bestsellers als Ik ben o.k., jij bent o.k.(Im ok Youre ok) en Stap in je grootsheid (Awaken the Giant With -in). De uiteindelijke resultaten vielen echter nogal tegen, zowel inhet lab als daarbuiten. Terwijl uit internationale onderzoeken bleekdat 13- en 14-jarige Amerikaanse scholieren buitengewoon veel ver-trouwen in hun eigen wiskundecapaciteiten hadden, bleven huntoetsresultaten ver achter bij die van Koreaanse, Japanse en anderescholieren met minder zelfvertrouwen.13

    In de jaren tachtig vatten enkele onderzoekers belangstelling opvoor zelfregulatie (een vakterm voor zelfbeheersing). Deze her-nieuwde interesse voor zelfbeheersing kwam niet van de theoretici,die er immers nog steeds van overtuigd waren dat wilskracht eencurieuze victoriaanse mythe was. Maar andere psychologen die hetlaboratorium of het veld ingingen, stuitten steeds weer op een feno-meen dat verdacht veel op wilskracht leek.

    inleiding 9

  • De comeback van de wil

    Briljante theorien zijn in de psychologie van weinig waarde. Men-sen denken vaak dat het vak vooruitgang boekt doordat een denkermet een verrassend nieuw inzicht komt, maar zo gaat het meestalniet. Nieuwe ideen bedenken is niet zo moeilijk. Waarom we doenwat we doen, daarover heeft iedereen zo zijn of haar favoriete theo-rie en dat is precies de reden dat psychologen zo intreurig wordenvan opmerkingen als: O, maar dat wist mijn oma ook al. Vooruit-gang komt meestal niet door een theorie, maar doordat iemand eenslimme manier bedenkt om een theorie te toetsen. Walter Mischelbijvoorbeeld. Hij en zijn collegas hielden zich helemaal niet bezigmet theorievorming over zelfregulatie. Sterker nog, ze zouden hunresultaten pas vele jaren later met zelfbeheersing en wilskracht inverband brengen.

    Zij wilden weten hoe kinderen leren weerstand te bieden aanhun impuls tot directe behoeftebevrediging, en ontwikkelden eencreatieve nieuwe manier om dit proces bij vierjarige kleuters te be-studeren. Ze brachten steeds n kind naar een kamer, wezen hetop een marshmallow en lieten het kind vervolgens alleen in de ka-mer achter. Voordat ze weggingen, deden ze het kind een voorstel:het mocht de marshmallow eten wanneer het maar wilde, maar alshet de marshmallow niet zou opeten voordat de onderzoeker terug-kwam, zou het een tweede marshmallow krijgen die het ook mochtopeten. Sommige kinderen schrokten de marshmallow meteennaar binnen, anderen probeerden de verleiding te weerstaan maarhielden dat niet lang vol, weer anderen lukte het de volle vijftien mi-nuten te wachten op de grotere beloning. Die laatste groep slaagdedaar meestal in door zichzelf af te leiden, wat ten tijde van dit expe-riment, in de jaren zestig, een redelijk interessante bevinding leek.

    Veel later ontdekte Mischel echter dankzij een gelukkig toevaliets anders.14 Zijn dochters zaten toevallig op dezelfde school op decampus van Stanford University waar het marshmallow-experimentwas gedaan. Lang nadat Mischel de experimenten had afgerond enmet andere onderwerpen aan de slag was gegaan, hoorde hij vanzijn dochters hoe het met hun klasgenoten ging. Het viel hem opdat de kinderen die niet op de tweede marshmallow hadden kun-

    10 wilskracht

  • nen wachten, vaker in de problemen leken te komen dan de anderekinderen, zowel op school als daarbuiten. Om te kijken of hierineen patroon te vinden was, spoorden Mischel en zijn collegas hon-derden oud-deelnemers aan de experimenten op. Zij ontdekten datde deelnemers die op vierjarige leeftijd de sterkste wil hadden ge-toond, later betere cijfers en toetsscores haalden.15 De kinderen diehet de volledige vijftien minuten hadden volgehouden, scoorden la-ter 210 punten (8,75% van het totaal aantal te behalen punten) ho-ger op de Amerikaanse toelatingstest voor het hoger onderwijs (desat-test) dan degenen die na een halve minuut waren bezweken.Naarmate ze ouder werden, bleken de kinderen met wilskracht po-pulairder bij hun leeftijdgenoten en docenten. Ze verdienden meer.Ze hadden een lagere bodymassindex, wat erop duidt dat ze met hetnaderen van de middelbare leeftijd minder snel zwaarder werden.En ze meldden minder vaak drugsproblemen.

    Dit was een ongelooflijk resultaat, want het komt slechts zeerzelden voor dat statistisch significante voorspellingen omtrent as-pecten van het volwassen leven kunnen worden gedaan op basisvan iets wat in de vroege jeugd wordt vastgesteld. Het ontbrekenvan dit verband had mede de nekslag gegeven aan de freudiaanse,psychoanalytische benadering van de psychologie, met haar grotenadruk op ervaringen uit de vroege jeugd als fundament van de vol-wassen persoonlijkheid. In een literatuurstudie uit de jaren negen-tig concludeerde Martin Seligman dat er nauwelijks overtuigendbewijs bestond voor een oorzakelijk verband tussen voorvallen uitde vroege jeugd en de volwassen persoonlijkheid, met ernstig trau-ma en ondervoeding als mogelijke uitzonderingen. De paar signifi-cante correlaties die hij signaleerde tussen metingen bij kinderenen volwassenen, konden grotendeels aan aangeboren neigingenworden toegeschreven, zoals een doorgaans vrolijke of juist chagrij-nige aard. De wilskracht om een marshmallow te weerstaan, koneveneens deels genetisch bepaald zijn, maar leek ook door opvoe-ding te kunnen worden ontwikkeld. Daarmee zou het zon bijzon-dere voorsprong uit de kindertijd zijn die een leven lang vruchtenblijft afwerpen. Die vruchten leken zelfs nog opmerkelijker toen dealgehele voordelen van zelfbeheersing geanalyseerd waren, watBaumeister deed in Losing Control, een wetenschappelijk boek dat

    inleiding 11

  • hij in 1994 schreef met zijn vrouw Dianne Tice, verbonden aan deCase Western Reserve University, en Todd Heatherton vanHarvard.16

    Gebrekkige zelfregulatie is de belangrijkste sociale pathologievan deze tijd, luidde hun conclusie, en ze doelden daarmee op hettoenemende aantal aanwijzingen dat gebrek aan zelfbeheersing bij-draagt aan hoge scheidingspercentages, huiselijk geweld, misdaaden een reeks andere problemen. Het boek zette aan tot meer onder-zoek en experimenten, waaronder de ontwikkeling van een meet-schaal voor zelfbeheersing bij persoonlijkheidstests.17 Onderzoekershebben de cijfers van studenten afgezet tegen ruim dertig persoon-lijkheidskenmerken, en zelfbeheersing bleek het nige kenmerkdat het gemiddelde cijfer van een Amerikaanse student significantbeter voorspelde dan de kansverwachting.18 De mate van zelfbe-heersing bleek het gemiddelde cijfer van een student ook beter tevoorspellen dan diens iq of sat-score. Hoewel aangeboren intelli-gentie uiteraard een voordeel is, liet het onderzoek zien dat zelfbe-heersing een belangrijkere rol speelt, omdat studenten met zelfbe-heersing vaker in de les verschijnen, eerder met hun huiswerkbeginnen, meer tijd aan hun werk en minder tijd aan televisie kij-ken besteden.

    Op het werk worden managers die hoog scoren op zelfbeheer-sing door zowel ondergeschikten als medemanagers gunstiger be-oordeeld. Mensen met een goede zelfbeheersing blijken uitzonder-lijk goed in staat veilige, bevredigende relaties met anderen tevormen en onderhouden. Zij kunnen zich aantoonbaar beter in an-deren verplaatsen en zaken vanuit het perspectief van anderen be-kijken. Zij zijn emotioneel stabieler en hebben minder last vanangst, depressie, paranoia, psychoses, obsessief-compulsief gedrag,eetstoornissen, drankproblemen en andere kwalen. Ze wordenminder vaak kwaad, en als ze wel kwaad worden, gaan ze mindersnel over tot verbaal of fysiek geweld. Mensen met weinig zelfbe-heersing blijken daarentegen eerder geneigd hun partner te slaanen allerlei andere misdrijven te plegen. En ze doen dat steeds op-nieuw. Dit is aangetoond door June Tangney, die met Baumeistersamenwerkte aan de ontwikkeling van een zelfcontroleschaal voorpersoonlijkheidstests. Zij testte gevangenen en volgde hen na hun

    12 wilskracht

  • vrijlating jarenlang. Zij ontdekte dat de gevangenen met weinigzelfbeheersing vaker recidiveerden en weer in de gevangenis te-rechtkwamen.19

    Het sterkste bewijs tot nu toe is in 2010 gepubliceerd. In eenzorgvuldig opgezet langlopend onderzoek, veel groter en grondigerdan alles wat eerder was gedaan op dit gebied, heeft een internatio-naal onderzoeksteam duizend kinderen uit Nieuw-Zeeland ge-volgd, van hun geboorte tot ze 32 waren.20 De zelfbeheersing vanelk van deze kinderen werd op verschillende manieren vastgesteld(door waarnemingen van wetenschappers, maar ook aan de handvan meldingen van problemen door ouders, docenten en de kinde-ren zelf). Dit leverde een bijzonder betrouwbare maatstaf voor hunzelfbeheersing op, en de onderzoekers konden deze afzetten tegeneen breed scala aan testresultaten gedurende de adolescentie en devolwassenheid. De kinderen met veel zelfbeheersing waren als vol-wassenen gezonder: zo hadden zij minder overgewicht, mindersoas en zelfs een beter gebit. (Zelfbeheersing betekent blijkbaarook dat je je tanden poetst en flost.) Er was geen verband tussenzelfbeheersing en depressie bij volwassenen, maar gebrek aan zelf-beheersing deed mensen wel gemakkelijker naar de fles of drugsgrijpen. De kinderen met weinig zelfbeheersing bleken financieeluiteindelijk slechter af. Zij hadden relatief laagbetaalde banen, wei-nig geld op de bank, bezaten minder vaak een eigen huis en haddenminder vaak voor hun pensioen gespaard. Ook voedden zij vakerkinderen op in eenoudergezinnen, waarschijnlijk omdat ze zichminder gemakkelijk konden schikken in de discipline die nodig isvoor een langdurige relatie. Onder de kinderen met zelfbeheersingkwamen later veel vaker stabiele huwelijken en tweeoudergezinnenvoor. En tenslotte, niet onbelangrijk: de kinderen met weinig zelf-beheersing kwamen later vaker in de gevangenis terecht. Van dege-nen die laag scoorden op zelfbeheersing was ruim 40 procent op32-jarige leeftijd veroordeeld voor een strafbaar feit, tegenover 12procent van degenen die als kind hoog scoorden op de zelfbeheer-singsschaal.

    Dat sommige van deze verschillen correleren met intelligentie,sociale klasse en etnische achtergrond zal geen verrassing zijn.Maar zelfs als met deze factoren rekening wordt gehouden, blijven

    inleiding 13

  • de resultaten statistisch significant. In een vervolgstudie bestudeer-den dezelfde onderzoekers samen opgegroeide broers en zussen,zodat ze kinderen uit dezelfde gezinssituatie konden vergelijken.Steeds opnieuw bleek de broer of zus die als kind de minste zelfbe-heersing aan de dag legde, als volwassene minder goed terecht tekomen: zieker, armer en met een grotere kans in de gevangenis tebelanden. De resultaten lieten aan duidelijkheid niets te wensenover: zelfbeheersing is essentieel en een sleutel tot succes in het le-ven.

    Evolutie en etiquette

    Terwijl psychologen de voordelen van zelfbeheersing in kaartbrachten, probeerden antropologen en neurowetenschappers teachterhalen hoe zelfbeheersing zich heeft ontwikkeld. Het mense-lijke brein onderscheidt zich door zijn grote, ver ontwikkelde fron-taalkwabben. Die verschaffen ons wat lang als het cruciale evolutio-naire voordeel werd beschouwd, namelijk de intelligentie omomgevingsproblemen op te lossen. Een slim dier zou, zo werd aan-genomen, beter kunnen overleven en zich succesvoller voortplan-ten dan een dom dier. Maar een groot brein vergt ook veel energie.Het brein neemt 2 procent van het lichaamsgewicht van een vol-wassen mens voor zijn rekening, maar meer dan 20 procent vanhet energieverbruik. Extra grijze cellen zijn alleen nuttig als ze eendier in staat stellen genoeg extra calorien binnen te krijgen om dieextra cellen van energie te voorzien, en de wetenschap begreep niethoe het brein dat deed. Waardoor kon dit steeds grotere brein, metzijn forse frontaalkwabben, zich in de genenpool verspreiden?

    Een van de eerste verklaringen had te maken met bananen enander calorierijk fruit. Grazers kunnen zonder al te veel denkwerkhun volgende maaltijd vinden. Maar een boom die vorige week volhing met volmaakt rijpe bananen, kan inmiddels zijn leeg gepluktof niet mr bevatten dan een paar snotterige bruine schillen. Eenbananeneter heeft grotere hersenen nodig om te kunnen onthou-den waar het rijpe fruit hangt, en die hersenen konden worden ge-voed met alle calorien uit de bananen. De theorie van het vruch-

    14 wilskracht

  • ten zoekende brein was dan ook heel plausibel maar alleen intheorie. De antropoloog Robin Dunbar vond er geen bevestigingvoor toen hij de hersenen en eetgewoonten van verschillende dier-soorten onderzocht. Er was geen verband tussen de hersenomvangen het soort voedsel.21 Dunbar concludeerde uiteindelijk dat onzegrote hersenen geen evolutionaire aanpassing waren aan onze na-tuurlijke omgeving, maar aan iets wat voor ons overleven van noggroter belang is: ons sociale leven. Dieren met relatief grote herse-nen hebben grotere en ingewikkeldere sociale netwerken. Dat boodeen nieuw inzicht in Homo sapiens. Wij mensen zijn de primatenmet de grootste frontaalkwabben, omdat we in de grootste socialegroepen leven, en dat is blijkbaar ook de reden dat wij zelfbeheer-sing het hardst nodig hebben. Bij wilskracht denken we meestalaan een kracht waarvan wij persoonlijk beter worden die onshelpt te lijnen, op tijd ons werk af te hebben, te gaan hardlopen of testoppen met roken maar dat is waarschijnlijk niet de hoofdoor-zaak dat wilskracht zich in onze voorouders zo ver ontwikkeldheeft. Primaten zijn sociale wezens die zichzelf in bedwang moetenhouden om binnen de groep te kunnen functioneren. Ze zijn vanelkaar afhankelijk voor het voedsel dat ze nodig hebben om te over-leven. Bij de verdeling van het voedsel heeft het grootste en sterkstemannetje vaak de eerste keuze, terwijl de anderen hun beurt af-wachten, al naar gelang hun status. Een dier dat in zon groep wiloverleven zonder mishandeld te worden, moet leren zijn aandrangom direct toe te tasten, te onderdrukken. Chimpansees en kleinereapen zouden niet in vrede kunnen eten als ze hersenen zo groot alseen eekhoorn hadden. Ze zouden meer energie kwijt zijn met vech-ten dan ze uit hun maaltijd zouden binnenkrijgen.

    Hoewel andere primaten voldoende psychische vermogens heb-ben om bij de maaltijd enige basale etiquetteregels in acht te ne-men, is hun zelfbeheersing naar menselijke maatstaven uiterst ge-ring. Volgens deskundigen kunnen de slimste niet-menselijkeprimaten misschien twintig minuten vooruit denken lang genoegom het alfamannetje te laten eten, maar niet lang genoeg voor uit-gebreide plannen na het diner. (Sommige dieren, eekhoorns bij-voorbeeld, begraven instinctief voedsel en graven het later weer op,maar dat is geprogrammeerd gedrag en geen bewust spaarplan.)

    inleiding 15

  • Voor een experiment werden apen slechts n keer per dag, rondhet middaguur, gevoerd. Ze leerden nooit om voedsel voor later tebewaren. Ze konden s middags net zoveel eten pakken als ze wil-den, maar ze aten tot ze verzadigd waren en lieten de rest liggen ofverspilden het in onderlinge voedselgevechten. Ze werden elke och-tend uitgehongerd wakker omdat het nooit bij ze opkwam een deelvan hun lunch op te bergen voor het avondeten of het ontbijt.22

    Dankzij het grote brein dat zich twee miljoen jaar geleden in on-ze voorouders heeft ontwikkeld, weten wij mensen beter. Veel vanonze zelfbeheersing is onbewust. Bij een zakenlunch hoef je jezelfniet bewust in te houden om het vlees op het bord van je baas te la-ten liggen. Je onbewuste brein helpt je voortdurend sociale valkui-len te vermijden, en dat doet het zo vaak en zo subtiel dat sommigepsychologen tot de conclusie zijn gekomen dat het brein eigenlijkde dienst uitmaakt. Deze voorliefde voor onbewuste processenkomt voort uit een fundamentele fout van onderzoekers die gedragin steeds kleinere en kortere eenheden onderverdelen, en reactieswaarnemen die te snel gaan voor bewuste sturing. De directe oor-zaak van dit soort in milliseconden gemeten reacties is een zenuw-cel die impulsen van de hersenen naar de spieren stuurt. Daarkomt geen bewustzijn bij kijken.23 Niemand is zich bewust van dewerking van zijn zenuwcellen. Maar de wil is wel betrokken bij hetleggen van verbanden tussen eenheden in de tijd, bij het plaatsenvan de huidige situatie in een algemeen patroon. En sigaret is nietslecht voor je gezondheid. Van n keer herone gebruiken raak jeniet verslaafd. Van n stuk taart word je niet dik, en n opdrachtniet doen betekent niet het einde van je carrire. Maar om gezondte blijven en je baan te houden, moet je (bijna) al deze voorvallenzien als voorbeelden van de algemene noodzaak zulke verleidingente weerstaan. Daar komt de bewuste zelfbeheersing om de hoek kij-ken, en om die reden bepaalt zelfbeheersing succes of mislukkingin vrijwel elk aspect van het leven.

    16 wilskracht

  • Waarom zou je dit boek willen lezen?

    De eerste stap op weg naar zelfbeheersing is jezelf een doel stellen,en we moeten onze lezers dus vertellen wat ons doel bij dit boek is.We hopen de beste sociale wetenschap van onze tijd te combinerenmet enig praktisch gezond verstand uit de negentiende eeuw. Wewillen vertellen op welke wijze (een gebrek aan) wilskracht de le-vens van bekende en onbekende mensen heeft benvloed. We leg-gen uit waarom managers van bedrijven 20.000 dollar per dag be-talen om het geheim van de to-do lijst te leren van een voormaligekarateleraar, en waarom de ondernemers van Silicon Valley digitaletools ontwikkelen om victoriaanse waarden te bevorderen. We zul-len zien hoe een Engelse nanny een krijsende drieling uit Missouriwist te temmen, en hoe bekende mensen als Amanda Palmer,Drew Carey, Eric Clapton en Oprah Winfrey in hun eigen leven metwilskracht omgaan. We vragen ons af hoe David Blaine erin ge-slaagd is 44 dagen te vasten en hoe het ontdekkingsreiziger HenryMorton Stanley is gelukt jarenlang in de Afrikaanse wildernis teoverleven. We willen vertellen hoe wetenschappers zelfbeheersingopnieuw hebben ontdekt en welke implicaties dat buiten het labora-torium heeft.

    Toen psychologen eenmaal de voordelen van zelfbeheersing be-gonnen te onderkennen, stonden zij voor een volgend raadsel: watis wilskracht eigenlijk precies? Wat is er nodig wil het zelf eenmarshmallow kunnen weerstaan? Toen Baumeister zich met dezekwesties ging bezighouden, zag hij het zelf op de toen gangbaremanier, als een informatieverwerkende machine. Hij en zijn colle-gas spraken over de geest als over een kleine computer. Deze in-formatiemodellen van de menselijke geest hielden doorgaans geenrekening met noties als kracht of energie: die waren zozeer uit demode dat men er niet eens meer tgen was. Baumeister verwachtteniet dat hij zijn eigen ideen over het zelf plotseling zou verande-ren, laat staan die van anderen. Maar toen hij en zijn collegas een-maal met hun experimenten begonnen, leken de oude opvattingenhelemaal niet zo ouderwets.

    Tientallen experimenten in Baumeisters laboratorium en hon-derden experimenten elders, hebben nieuw inzicht opgeleverd in

    inleiding 17

  • wilskracht en in het zelf. In dit boek willen wij vertellen wat de we-tenschap over het menselijk gedrag heeft geleerd en hoe onze le-zers die kennis kunnen gebruiken om zichzelf te verbeteren. Zelf-beheersing aanleren is niet zo supereenvoudig als de technieken inmoderne zelfhulpboeken, maar zo moeilijk als men het in de victo-riaanse tijd maakte, hoeft het ook niet te zijn. Uiteindelijk maaktzelfbeheersing dat je je kunt ontspannen, omdat het stress weg-neemt en je in staat stelt je wilskracht te sparen voor belangrijke za-ken. We zijn ervan overtuigd dat je met de inhoud van dit boek je le-ven niet alleen productiever en bevredigender kunt maken, maarook gemakkelijker en gelukkiger. En wees gerust, preken over deverderfelijkheid van blote enkels zullen we je besparen.

    18 wilskracht