Tijdschrift van de
Natuurstudiegroep Dijleland
•
Jaargang 4 I - Maart 20 I 3
rS5 N �°'!UUR STUD 1 EG ROEP
Regionale werkgroep van Natuurpunt Studie vzw n atu u rpu nt Snid1t
Bestuur
• Kris Van Scharen (voorzitter/penningmeester), Korbeekstraat 27,
3061 Leefdaal, 02-7672638
• Bruno Bergmans, Klaverstraat 44, 8000 Brugge, 0498-760722
• Bart Creemers, Aarschotsesteenweg 420, 3012 Wilsele,
0496-893106
• Kelle Moreau, Korenbloemlaan 5, 3052 Blanden, 0486-125877
• Pieter Moysons, Engerstraat 144, 3071 Erps-Kwerps,
0499/28.82.89 • Hans Roosen, Abstraat 101, 3090 Overijse, 02-6879518
• Roel Uyttenbroeck, Langeveld 76, 3220 Holsbeek, 0495-628863
• Gert Vanautgaerden, Tulpenlaan 7, 3052 Blanden, 0477426868
• Koen Vandenberghe, Blijde Inkomststraat 85/5, 3000 Leuven,
0485162619
• Thomas Vandenberghe, Heilige-Geeststraat 6 bus 2, 3000 Leuven,
0474/40.96.09
• André Verboven, Groeneweg 60, 3001 Heverlee, 016-238184
Werkgroep vogels
• Algemeen coördinator: Kelle Moreau ([email protected])
• Watervogeltellingen, Luc Hendrickx( luchendrickx2003@yahoo.
com)
• Trektellingen: Frederik Fluyt ([email protected])
• Bijzondere Broedvogels: Pieter Moysons (pieter_moysons@
hotmail.com)
Werkgroep zoogdieren
• Archivering waarnemingen: Kelle Moreau
• Vleermuizen: Hans Roosen ([email protected])
• Hamster: Kris Van Scharen ([email protected])
Werkgroep bijen
• Archivering en rapportering waarnemingen: Koen Vandenberghe ([email protected])
Werkgroep planten en webmaster
• Themaverantwoordelijke: Thomas Vandenberghe
Website: www.natuurstudiegroepdijleland.be
Regiopagina: dij !eland. waarnemingen.be
Rondzendlijst Dijleland: Stuur een blanco e-mail naar:
•
Editoriaal
Op het moment dat deze Boomklever bij u in de bus valt zullen de eerste Oranjetipjes met hun frêle
schoonheid weer de weiden sieren, zullen de amfibieën al hun massale migraties beleefd hebben, zullen
de eerste bijen op verkenning gaan en laat ons ook niet vergeten dat bos en veld in onze Dijlevallei weer
zullen vergeven zijn van talrijke, -meestaJ- melodieuze vogelkoren. Zij luiden het nieuwe groeiseizoen
in en roepen om een partner, of ze laten even weten dat ze er zijn en vliegen weer naar verdere oorden
in het noorden.
Ik stel mezelf ieder jaar als plezierige oefening steeds de vragen: "Welke soorten zouden er dit jaar onze
vaJJei met een bezoek vereren en wat zouden de gebieden weer herbergen op deze voorjaarstrek ?" De
lente is, zoals iedere seizoensverandering, altijd weer een spannende aangelegenheid voor natuurlief
hebbers. Daarnaast stel ik me dan ook de vraag: "Zou het diertje het hier zo leuk vinden dat het eens wat
langer zou blijven ... een gezinnetje stichten?"
Wie weet ...
Het laatste jaar werd er door de Natuurstudiegroep Dijleland nagedacht hoe we tot schattingen van
aantallen broedterritoria van bijzondere broedvogels voor de streek kunnen komen. Bij gebrek aan daad
werkelijke veldgegevens probeert Kelle Moreau in dit nummer een aanzet te geven tot een schatting van
onze broedvogelrijkdom op basis van de gegevens uit waarnemingen.be. Er kwamen vele interessante
gegevens uit zijn schattingen zoals het stabiele aantal territoria voor Patrijs, de behoorlijk hoge aantallen
Havik en helaas ook het ontbreken van betrouwbare gegevens voor die soort die onze boscomplexen zo
typeert: de elusieve Middelste bonte specht. Het moet gezegd, toen ik het artikel nalas begon het bij mij
direct te kriebelen om het veld in te gaan en goed op te letten en te noteren. De bijzondere broed vogels
zijn de aandacht meer dan waard want zij zijn goed zichtbare soorten die bekender zijn bij het grote
publiek en zo als weergave kunnen dienen van de toestand van onze mooie regio. Zij behoren ook tot de
soortengroep die onze natuurstudiegroep al het langste opvolgt. Daarnaast verlangt het van natuurlief
hebbers eigenlijk slechts een kort engagement en het kan ons toch veel leren. Dus rest mij niet anders dan
te besluiten: lees en geniet van dit artikel, neem dan die verrekijker en trek erop uit! Verder bekijken we
in deze editie van De Boomklever hoe het staat met onze Bevers, welke waterkevers gevonden werden
in het Wijgmaalbroek en krijgen we een vervolg op de dag- en nachtvlinders van het Dijleland en een
overzicht van de bijzondere vogelwaarnemingen. We wensen je veel leesplezier!
Gert Vanautgaerden Redacteur
De Boomklever - maart 2013
. -- . -- .
Insecten - --� �:-�_-:r: � - ____ -J.:....,;:,-
_ .. ":_
_ De dag- en nachtvlinders �" -� van het Dijleland.
�" � �'\.f rl ( Deel VII:
Noctuidae (Uilen)
Lic/1 tg rij:e 11 il ( Li tlioplim1e om i top11s) Paul N11yts en Krista De Greef
Het i opvallend dat er in onze regio een bijzonder groot aantaJ zeldzame tot zeer zeldzame soorten uilen voorkomen. Voor verschillende van deze soorten werden méér dan 20 verschillende waarnemingen verricht sinds 2009. Dat heeft uiteraard te maken met het feit dat een aantal mensen zoaJs K. Hansen, B. en A. Misonne, P. & K. Nuyts en R. Uyttenbroeck vanaf die tijd systematisch nachtvlinders zijn beginnen inventariseren. In onderstaande lijst heb ik aJle soorten waarvan méér dan 20 verschillende waarnemingen zijn gedaan niet verder in detail besproken.
ZoaJs in de vorige delen wordt de zeldzaamheid aangeduid al volgt:
* Algemeen ** Vrij algemeen *** Zeldzaam **** Zeer zeldzaam
Abrostola tripartita (Hufnagel, 1766) - Brandnetelkapje - **
Abrostola triplasia (Linnaeus, 1758) - Donker brandnetelkapje - **
Acronicta aceris (Linnaeus, 1758) - Bont chaapje - **
Aronicta alni (Linnaeu , 1767) - Elzenuil - ***
Op 8 mei 2011 vingen D. & W. Hennebel 1 exemplaar Aronicta alni op licht Jn Holsbeek nabij de grens van on werkgebied. Eén dag eerder vingen R. Uyttenbroeck en). Vandenplas eveneens twee exemplaren in het Kloosterbroek in Holsbeek, net buiten on werkgebied. De rups leeft polyfaag op meerdere oorten bomen, vooral Els (Alnus glutinosa) en Berk (Betula).
Acronicta leporina (Linnaeu , 1758) - Schaapje - **
Acronicta megacephala ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Schilddrager - **
2 De Boomklever - maart 2013--
Acronicta megacephala ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Schilddrager - **
Acronicta psi (Linnaeus, 1758) - P si-uil - *
Acronicta tridens ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Drietand - **
De adulten van Acronicta psi en A. tridens zijn niet van elkaar te onderscheiden zonder onderzoek van de genitaliën. De rupsen zijn echter wel duidelijk verschillend en op basis daarvan kon de aanwezigheid van beide soorten in het Dijleland aangetoond worden.
Acronicta rumicis (Linnaeus, 1758) - Zuringuil - **
Actinotia polyodon (Clerck, 1759) - Gevlamde uil - ***
Ga111ma-11il (A11togmpha gamma) Erik Toonnan
Van de prachtige Actinotia polyodon zijn er twee waarnemingen bekend, beide uit 2011. Op 7 mei één exemplaar op de Ke elberg (K. Han en) en op 29 mei een exemplaar in Erps-Kwerps (P. Moysons). De rups leeft op Sint-Janskruid (Hyperirnm pe1foratum) en Hokjespeul (Astragalus glycyphyllos).
rnps Kmnillevli11der (C11wllin c/1n1110111illne) Krie11 Hm1se11
Agrochola circellaris (Linnaeus, 1758)
- Bruine herfstuil - **
Agrochola helvola (Linnaeus, 1758)
- Roodachtige herfstuil - ***
Agrochola lychnidis ([Denis & Schiffermüller], 1775)
- Variabele herfstuil - ***
In de verzameling van Prof. A. Soenens bevinden zich 10 exemplaren van Agrochola helvola verzameld in 1935 en 1936 te Hoeilaart. Recente waarnemingen zijn niet bekend. De rups leeft polyfaag op een aantal bomen en struiken. In dezelfde verzameling bevindt zich eveneens één exemplaar Agrochola lychnidis verzameld op 26 september 1935 in Hoeilaart.
Koperuil (Dinchrysin chrysitis) Pnul Nuyts en Kristn De Greef
Agrochola lota (Clerck, 1759)
- Zwartstipvlinder - **
Agrochola macilenta (Hübner, 1809)
- Geelbruine herfstuil - **
Agrotis clavis (Hufnagel, 1766)
- Geoogde wortel uil - **
Agrotis exclamationis (Linnaeus, 1758)
- Gewone wortel uil - *
Agrotis ipsilon (Hufnagel, 1766)
- Grote wortel uil - **
Agrotis puta (Hübner, 1803)
- P uta-uil - *
Agrotis segetum ([Denis & Schiffermüller], 1775)
- Gewone velduil - **
Allophyes oxyacanthae (Linnaeu , 1758)
- Meidoornuil - **
Amphipoea oculea (Linnaeu , 1761)
- Roodbruine vlekuil - ***
De Kesselberg is duidelijk dé hotspot in onze streek voor Amphipoea oculae. K. Hansen rapporteerde in totaal 14 exemplaren op 8 verschillende data in 2010, 2011 en 2012. Ook de waarnemingen van R. Uyttenbroeck van 6 augustus 2008 en van D. & W. Hennebel op 19 juli 2010, beide in Hol -beek, pas en in dat kader. Op 23 juli 2008 ving R. Meeuwis een exemplaar in Neerijse, Langerodebos. De rups leeft op grassen en kruidachtige planten.
Amphipyra pyramidea (Linnne11s, 1758)
- Piramidevlinder - **
Anaplectoides prasina ([Denis & Schiffermüller], 1775)
- Bruine groenuil - ***
Amphipyra tragopoginis (Clerck, 1759)
- Boksbaard vlinder - ****
Van Amphipyra tragopoginis is uit ons werkgebied slechts één oude waarneming bekend: een exemplaar verzameld op 14 augustus 1935 in Hoeilaart (Collectie Prof. A. Soenens).
Gevlekte groe1111il (Mo111n nlpi11111) Roel Uytte11broeck
De Boomklever - maart 2013 3
--' '
Insecten _ ���. - ___ , �� _"
Apn111en cre11ntn (Hufnagel, 1766) - Variabele grasuil - *
Apn111en /itl10xylnen ([D ni & Schiffennüller], 1775) - Bleke gra worteluil - *
Apn111en mo11oglyphn (Hufnagel, 1766) - Gra wortelvlinder - **
Apamen re111issa (Hübner, 1809) - Gram,,.1e gra uil - *
Apamen scolopacinn (E per, 1788) - Bosgrasuil - ** Apnmen sorde11s (Hufnagel, 1766)- Kweekgrasuil - ** Apamen 11nnnimis (Hübner, 1813)- Rietgrasuil - * Archn11ara disso/11ta (Treit chke, 1825)
- Geelbruine rietboorder - *** Archnnara neurica (Hübner, 1808)
- Wikraagrietboorder - ***
Archanara dissoluta kon vastgesteld worden op drie ver chillende plaat en: het Torfbroek te Kampenhout (4 ex. op 23 juli 2009, W.Veraghtert), 1 ex. te Hol beek op 1 augu tus 2010 (R. Uyttenbroeck) en tenslotte in Erps-Kwerps 1 ex. door P. Moysons op 12 juli 2011. Archanara neurica werd slechts één maal waargenomen: 2 ex. in de Molenbeekvallei te Veltem-Beisem op 14 juli 2010 (W.Veraghtert en G. ij ). Beide oorten leven als rups op Riet (Phragm i tes a ustralis ).
Arenostola phragmitidis (Hübner, 1803) - EgaJe rietboorder - **
Asteroscopus sphinx (Hufnagel, 1766) - Kromzi tter - **
Atethmia centrago (Haworth, 1809) - E engouduil - ***
Atethmia centrago werd de laat te jaren verscheidene malen waargenomen: 12september1999: 1 ex. Heverlee, Ter Elst (A. Yerboven) 11 oktober 2010: 1 ex. Overij e (P. & K. Nuyts) 3 eptember 2011: 2 ex. Ke selberg (K. Hansen) B. & A. Mi onne rapporteerden in totaal 15 exemplaren in de Doode Bemde op 7 verschillende dagen in eptember 2012. Zoal de naam doet vermoeden leeft de rups vooraJ op E (Fraxinus) maar ook op Iep (Ulmus).
Eike11wee ki11d (Cntocnln promissn)
Pn11/ N11yt
4 De Boomklever - maart 2013
Dwergl111ismoeder (Pn11e111erin te11ebrntn) A11dré Verbove11
Autographa gamma (Linnaeu , 1758) - Gamma-uil - *
Autographa jota (Linnaeu , 1758) - ota-u1 -J ·1 ***
Autographa pulchrina (Haworth, 1809) - Donkere jota-uil - ***
Van Autographa jota i slecht één oude waarneming bekend: een exemplaar verzameld in het Zoniënwoud te Watermaal-Bosvoorde op 28 juni 1935 (collecbe P rof. Albert Soenens). Op 14 juli 2010 kregen J. Vandeplas en R. Uyttenbroeck ook een exemplaar op licht in het Dunbergbroek te Hol -beek, net buiten on werkgebied.
Axylia putris (Linnaeus, 1761) - Houtspaander - *
Brachylomia viminalis (Fabricius, 1776) K tw·1 ·1tj **** - a 1 gu1 e -
Van Brachylomia viminalis zijn 11 waarnemingen bekend uit Heverlee (K. Han en), Holsbeek (R. Uyttenbroeck), Erps-Kwerps (W. Veraghtert, G. Nijs), Herent (G. Nijs) en Meerbeek (P. Moysons). In totaal werden 60 ex. waargenomen, met een grootste aantal van 12 ex. op één nacht.
Callistege mi (Clerck, 1759) - Mi-vlinder - **
Calophasia l11n11la (Hufnagel, 1766) - Y lasbekuiltje - ***
Go11dve11stert je (P/11sin Jest11cne) Pn11/ N11yts e11 Kristn De Greef
Op 1 september 2012 fotografeerden 0. & W. Hennebel een rups van Calophasia lunu/a in Kessel-Lo. Imagos kwamen naar mijn lamp in de tuin op 10 juli 1999 en 13 augustus 2006 (Heverlee). De rups leeft op verschillende soorten Leeuwenbek (Linaria).
Caradrina morpheus (Hufnagel, 1766) - Morpheusstofuil - **
Catoca/a nupta (Linnaeus, 1767) - Rood weeskind - *
Catocala promissa ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Eikenweeskind - ****
Catoca/a sponsa (Linnaeus, 1767) - Karmozijnrood weeskind - ***
Cerastis leucographa ([Denis & Schiffermüller ], 1775) - Wi tringuil - ****
Slechts twee waarnemingen van Catocala promissa: 30 juni 2011 in Tervuren (B. & A. Misonne) en 3 juli 2011 in Overijse (P. & K. Nuyt ). Catocala sponsa werd vaker aangetroffen. Op één uitzondering na, een waarneming op de Kesselberg op 12 juli 2011 door K. Hansen, werden alle waarnemingen verricht aan de rand van het Zoniënwoud in Overijse en Tervuren. Tien waarnemingen door B. &A. Misonneen P. & K. Nuyts leverden daar evenveel vlinders op in 2010 en 2011. De rups van beide soorten leeft op Eik (Quercus sp.).
Cerastis /eucographa werd waargenomen in Heverlee op 15 & 16 april 2006 (A. Yerboven) en drie maal in Hol beek: 4 april 2009 (R. Uyttenbroeck) en op 7 en 11 april 2011 (D. & W. Hennebel). De soort leeft polyfaag op kruidachtige planten.
Charanyca trigrammica (Hufnagel, 1766) -Drielijnujl -**
Chi/odes maritima (Tauscher, 1806) -Smalvleugelrietboorder -**
Chortodes fluxa(Hübner, 1809) - Gele duinrietboorder -**
Chortodes pygmina Haworth, 1809 -Zeggeboorder -**
Chrysodeixis chalcites (Esper, 1789) -Turkse uil - *
Coenobia rufa (Haworth, 1809) -Russenujl - **
Conistra en;throcephala ([Denis & Scruffermüller], 1775) - Roodkopwinteruil -***
Conistrn rubiginea ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Gevlekte winteruil -***
Conistra rubiginosa (Scopoli, 1763) - Zwartvlekwinteruil -**
Conistra vaccinii (Linnaeus, 1761) -Bosbesuil -**
Cosmia affinis (Linnaeus, 1761) -Donkere iepenuil - ***
Cosmia pyralina ([Derus & Schiffermüller], 1775) -Maan uiltje -**
Cosmia trapezina (Linnaeus, 1758) -Hyena-*
Craniophora ligustri ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Schedeldrager -**
Cryphia algae (Fabricius, 1775) -Donkergroene korstmos uil -**
Cryphia domestica (Hufnagel, 1766) - Lichte korstmoswl -**
Cryphia muralis (Forster, 1771) -Groene korstmosuil -***
Één waarneming slechts van Cryphia muralis: een exemplaar op licht op 4 augustus 2011 op de Kesselberg (K. Hansen). De rups leeft op korstmossen (vooral Diploica canescens).
Cucul/ia absinthii (Linnaeus, 1761) -Absintmonnik -***
Cucullia chamomillae ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Kamillevlinder -***
Cucul/ia absinthii werd slechts één maal gevangen: in de tuin van de auteur te Heverlee op 24 juli 2000. Cucullia chamomillae werd slechts twee maal gemeld: in mijn tuin op 2 mei 2006 en twee rupsen op Duizendblad (Achil/ea millefolium) door K. Han en op de Kesselberg op 10 juni 2012.
Cucullia umbratica (Linnaeus, 1758) -Grauwe monnik-*
Deltote bankiana (Fabricius, 1775) -Zilver treep -**
Diachrysia chrysitis (Linnaeus, 1758) -Koperuil -**
Diarsia brunnea ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Bruine breedvleugeluil -**
Diarsia mendica (Fabricius, 1775) -Variabele breedvleugeluil -**
Diarsia rubi (Vieweg, 1790) -Gewone breedvleugeluil -**
Dypterygia scabriuscula (Linnaeus, 1758) - Vogel wiekje - **
Elaphria venustula (Hübner, 1790) -Gemarmerd heideuiltje -**
Enargia paleacea(Esper, 1788) -Gele uil -***
In de verzameling van Prof. A. Soenens bevinden zich 2 ex. van Enargia paleacea verzameld in Hoeilaart op 9 augustus 1934 en 14 augustus 1935. Meer recent werd de soort gevangen in Tervuren (B. & A. Misonne, 6 juli 2010), in de Molenbeekvallei te Erps-Kwerps (W. Veragthert, 14 juli 2010 en G. Nijs, 15 juli 2010) en in Overijse (P. & K. uyts, 2 augustus 2011 en 23 juli 2012). In totaal werden 18 exemplaren geteld. De rups leeft op allerhande bomen, met een voorkeur voor Berk (Bet11/a sp.).
Euplexia lucipara (Linnaeus, 1758) -Levervlek-**
Eupsilia transversa (Hufnagel, 1766) - Wachtervlinder -**
Globia sparganii (Esper, 1790) - Egelskopboorder -***
Globia sparganii werd in slechts 2 lokaties gevangen: in de Doode Bemde en in Tervuren-Arboretum. B. En A. Misonne vingen daar 11 exemplaren in evenveel dagen in 2010, 2011 en 2012. De rups boort in de stengel van Gele Lis (Iris pse11dacor11s) en andere planten die in het water groeien.
De Boomklever - maart 201 3 S
. -· ' ' :::'!!' . t �
Insecten . _._� -..... · ".
•• • l__
Gorty11n Jlavago ([Deni & Schi ffermüller ], 1775)
- Goudgele boorder - *
Hnrla plebeja (Linnaeu , 1761)
- Schaaruil - ***
Hndena bicruris (Hufnagel, 1766)
- Gewone ilene-uil - **
Hade11n compta ([Deni & Schiffermüller], 1775)
- Witband ilene-uil - ***
Een overzichtje van de acht waarnemingen van Hadena compta: Heverlee, Ter El t: 2 juli 2001, 20 juni 2003 en 30 juni 2006 (A. Verboven); Heverlee West: 13 juni 2009 (K. Han en); Ke elberg: 22 mei 2011
(T. Caer ); Haacht - Su enhoek: 25 mei 2011 (R. Beullen ); Erp -Kwerp : 29 mei 2011 (P. Moysons) en Hol beek: 31 mei 2011 (R. Uyttenbroeck). De rup leeft van de zaden van Duizendschoon (Dianthus barbatus), maar ook van Blaassilene (Silene v11lgaris).
Hadula trifolii (Hufnagel, 1766)
- Spurrie uil -**
Hecatera bicolorata (Hufnagel, 1766)
- Tweekleurige uil - **
Hecatera dysodea ([Deni & Schiffermüller], 1775)
K 1 ·1 *** - ompas a-u1 -Helicoverpa armigera (Hübner, 1808)
- Katoendaguil - ***
Heliothis peltigera ([Denis & Schiffermüller], 1775)
- V lekdaguil -***
De auteur ontdekte een ex. Hecatera dysodea op een muur aan de terraslamp in zijn tuin (Heverlee) op 16 juli 2000. P. & K. Nuyts namen 1 ex. waar in Overij e op 16 juli 2010 en ook T. Deroover had het geluk een ex. waar te nemen in de Voervallei te Leefdaal op 3 juli 2011. Bovendien bevindt er zich in de verzameling van Prof. A. Soenen een ex. verzameld in het Zoniënwoud te Watermaal-Bosvoorde. De rup leeft op verschillende soorten Sla (Lactuca p.), cultivars inbegrepen. Van Helicoverpa armigern zijn slechts 4 waarnemingen bekend: telkens 1 ex. op 1 3 en 14 september 2006
in mijn tuin te Heverlee en telkens 1 ex. te Tervuren-Arboretum op 11 eptember 2009 en 10 mei 2011
(B. & A. Mi onne). De soort kan bij ons de winter niet overleven in de vrije natuur en overwintert in (tomaten)kas en. Hetzelfde geldt voor Heliothis peltigera waarvan 3 waarnemingen bekend zijn: 1 ex. in mijn tuin te Heverlee op 7 augustus 2003, 1 ex. op 10 mei 2011 te Tervuren (B. & A. Mi onne) en 1 ex. op de Ke selberg op 30 juni 2011.
6 De Boomklever - maart 2013
Helotropha leucostigma (Hübner, 1808)
- Gelelisboorder - **
Herminia grisealis ([Deni & Schiffermüller], 1775)
- Boogsnuituil - **
Herminia tarsicrinalis (Knoch, 1782)
-Schaduwsnuituil - **
Hoplodrina nmbigua ([Denis & Schiffermüller], 1775)
- Zuidelijke stofuil - **
Hoplodrina blanda ([Denis & Schiffermüller], 1775)
- Egale stofuil - **
Hoplodrina octogenarian ( Goeze, 1781)
- Gewone tofuil - **
Hydraecia mycacea (Esper, 1789)
-Aardappelstengelboorder - **
Hypena crassalis (Fabriciu , 1787)
- Bosbessnuituil - **
Hypena proboscidalis (Linnaeu , 1758)
- Bruine nuituil - *
Hypenn rostra/is (Linnaeus, 1758)
- Hopsnui tuil - **
lpimorpha retusa (Linnaeus, 1761)
- Heremietuil - ***
lpimorpha subtusa ([Denis & Schiffermüller], 1775)
- Tweekleurige heremietuil - *
Lacanobia oleracea (Linnaeus, 1758) - Groente-uil - *
Lacanobia suasa ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Variabele w-uil - **
Lacanobia thalassina (Hufnagel, 1766)
- W-uil - **
Lacanobia W-latinum (Hufnagel, 1766) - Brede w-uil - ***
Laspeyria flexula ([Denis & Schiffermüller], 1775)
- Bruine sikkeluil - ***
Buiten een oud collectie-exemplaar van Prof. A. Soenens (28 juni 19 36, Watermaal-Bosvoorde) zijn er slechts 5 exemplaren van Laspeyria flexula waargenomen in Tervuren ( 1 juni 2011, B. & A. Misonne), Overijse (4 juli 2010, P. & K. Nuyts), de Kesselberg (21 september 2011, K. Hansen) en Holsbeek (20 juni en 21 oktober 2012, R. Uyttenbroeck). De rups leeft van korstmossen op bomen.
Lateroligia ophiogramma (Esper, 1794)
- Moerasgrasuil - **
Lenisa geminipuncta(Haworth, 1809)
- Gestippelde rietboorder - **
Leucania comma (Linnaeus, 1761)
- Komma-uil - **
Lithacodia uncula Clerck, 1759
- Zilverhaak - ***
Lithacodia uncula werd 2 maal waargenomen op licht in de Doode Bemde: op 21 juni en 14 augustus 2012, telkens door B. & A. Misonne. De rupsen leven van Zeggesoorten (Carex sp.).
Lithophane /eautieri (Boisduval, 1829) - ** Lithophane ornitopus (Hufnagel, 1766)
-Lichtgrijze uil - *** Lithophane socia (Hufnagel, 1766)
-Geelbruine houtuil -***
Van Lithophane ornitopus zijn waarnemingen bekend uit Hoeilaart (collectie Prof. A. Soenens), Tervuren-Arboretum, Overijse en de Kesselberg: 11 exemplaren op evenveel waarnemingsdata. De rup heeft een voorkeur voor Eik (Quercus sp.). De enige waarneming van Lithophane socia werd op 26 maart 2010 gedaan door P. & K. Nuyts in Overijse. De rup leeft polyfaag op loofbomen en later ook op kruidachtige planten.
Luperina testacea ([Deni & Schiffermüller], 1775) -Gewone grasuil -*
Lycophotia porphyria ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Granietuil -**
Macdunnoughia confuse (Stepens, 1850) -Getekende gamma-uil - **
Macrochilo cribrumalis (Hübner, 1793) -Stippelsnuituil - **
Mamestra brassicae (Linnaeus, 1758) -Kooluil -*
Me/anchra persicariae (Linnaeus, 1761) -Perzikkruiduil -*
Mesapamea didyma (Esper, 1788) -Weidehalmuiltje -*
Mesapamea seca/is (Linnaeus, 1758) - Halmrupsvlinder -*
Mesoligia furuncula ([Denis & Scruffermüller], 1775) -Zandhalmuiltje -**
Mama alpium(Osbeck, 1778) -Gevlekte groenuil -**
Mormo mauro (Linnaeus, 1758) -Zwart weeskind -***
Mormo mauro is één van de soorten die duidelijk aan een areaaluibreiding begonnen is. Vroeger was de soort in Vlaanderen extreem zeldzaam, maar sinds 2009 zijn er in ons werkgebied al 8 waarnemingen uit Tervuren-Arboretum, de Zoete Waters (tijdens een NSGD activiteit), Egenhoven, Leuven-Centrum en Pécrot. De rupsen leven op allerlei kruidachtige planten.
Mythinma albipuncta ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Witstipgrasuil -**
Mythimna ferrago (Fabricius, 1787) - Gekraagde grasuil -*
Mythimna impura (Hübner, 1808) -Stompvleugelgrasuil -*
Mythimna !-album (Linnaeus, 1767) -Witte 1-uil - ***
Mythimna pallens (Linnaeu , 1758) -Bleke grasuil -**
Mythimna straminea (Treitschke, 1825) -Spitsvleugelgrasuil -**
Naenia typica (Linnaeus, 1758) -Splinterstreep -***
."::� ·-insecten •*''°!::.: - -'t'. ·- -
R. Uyttenbroeck zag het enige ex. Naenia typica tijdens een nachtvang t op 22 juli 2009 in Holsbeek. De rups is polyfaag.
Noctua comes Hübner, 1813 -Volgeling -*
Noctua fimbriata(Schreber, 1759) -Breedbandhuismoeder - *
Noct11a interjecta Hübner, 1813 -Kleine huismoeder-**
Noctua jan the (Borkhausen, 1792) - Open-breedband huismoeder - *
Noctua janthina ([Denis & Scruffermüller], 1775) -Kleine breedbandhuismoeder - *
Noctua pronuba (Linnaeus, 1758) -Huismoeder-*
Tonagria typ/me (Thynberg, 1784) - Lisdoddeboorder -**
Ochropleura plecta (Linnaeus, 1761) -Haarbos-*
Oligia Jasciuncula (Haworth, 1809) -Oranjegeel halmuiltje - *
Oligia latruncula ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Donker halmuiltje - **
Oligia strigilis (Linnaeus, 1758) -Gelobd halm uiltje - *
Omplialoscelis lunosa (Haworth, 1809) -Maansikkel uil -**
Orthosia cerasi (Fabricius, 1775) -Tweestreepvoorjaarsuil -*
Orthosia cruda ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Kleine voorjaarsuil - **
Orthosia gothica (Linnaeus, 1758) -Nunvlinder -**
Ort hos ia gracilis ([Denis & Schiffermüller ], 1775) -Sierlijke voorjaarsuil -***
Orthosia gracilis is een soort die moeilijk te onderscheiden is van Orthosia cerasi. Op basis van een foto werd slechts één waarneming op waarnemingen.be gevalideerd: J. Souffreau fotografeerde op 28 april 2010 een ex. op de Kesselberg. Op 22 a-pril 2011 fotografeerde ruj op dezelfde plaats ook één van de drie Orthosia min.iosa voor onze regio. De andere waarnemingen werden gedaan door K. Hansen op 29 april 2010, eveneens op de Kesselberg en op 22 april 2011 door P. En K. Nuyts in Overijse. De rups heeft een voorkeur voor Eik (Quercus sp.).
De Boomklever - maart 2013 7
- .. ---"".·-� Insecten . <
. - ' � ... .... - "·· -
Ortliosin i11certn (Hufnagel, 1766) - Variabele voorjaar uil -**
Ort/10sia miniosn ([Deni & Schiffermüller], 1775) - Eikenvootjaar uil -***
Ortlwsia populeti (Fabriciu , 1775) . -Populieren voorjaar uil - **
Paclietra sngittigera (Hufnagel, 1766) - Gevlekte pijluil - ***
Van Pachetra sagittigera zijn enkel oude collectiegegeven gekend. In de collectie van Prof. A. Soenens bevinden zich 10 ex. verzameld in de jaren 30 en 40 van de vorige eeuw in Hoeilaart, Watermaal-Bosvoorde en Haa rode. De rup leeft op grassen.
Panemeria tenebrata (Scopoli, 1763) - Dwerghui moeder -*
Panolis flammea ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Dennenuil - *
Paradrina clavipalpis (Scopoli, 1763) - Hui uil -**
Parascotia fuliginaria (Linnaeus, 1761) - Paddenstoel uil - ***
Parascotia fuliginaria verschijnt op alle plaatsen waar regelmatig met licht gevangen wordt. In totaal werden 21 ex. gevangen tijdens 17 lichtvangsten. De rups leeft op chimmel , dood hout en korstmossen die op dode bomen (vooral Berk) groeien.
Parastichtis suspecta (Hübner, 1807) -Populierenuil -**
Pnmstichtis ypsi/1011 ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Wilgenschorsvlinder -**
Perigrapha munda ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Dubbelstipvootjaarsuil -**
Phlogophora meticulosa (Linnaeu , 1758) -Agaatvlinder -*
Photedes minima Haworth, 1809 -Bochtige mele-uil -***
Platyperigea kadenii (Freyer, 1836) -Kadeni tofuil -****
mps He/111kruidvli11der (5/inrgawcullia scrop/111/ariae) Eric Ma/fait
8 De Boomklever - maart 2013
Gewo11e go11d11il (Xa11t/1ia icteritia) Erik Toon11m1
Plusia festucae (Linnaeu , 1758)- Goud ven tertje -* Photedes minima werd slechts drie maal aangetroffen: op 27 juli 2008 in Sint-Jori -Weert (W. Veraghtert), op 14 juli 2010 in de Molenbeekvallei te Erps-Kwerp (W. Veraghtert en G. Nijs) en ten lotte op 27 juli 2012 in Overijse (P. & K Nuyts). De rupsen leven in de stengel van Smele (Deschampsia cespitosa) en Bochtige smele (Deschampsia flexuosa ). Platyperigea kadenii werd voor het eerst gemeld in België in 2006 maar wordt sindsdien steeds vaker gemeld. In onze regio werd de soort opgemerkt te Tervuren (28 september 2009 en 7 oktober 2010, B. & A. Misonne), in Kessel-Lo (F Van de Meuter, 19 oktober 2010) en in Overijse (13 en 20 oktober 2012, P. & K Nuyts). De soort leeft polyfaag op lagere planten.
Polia nebulosa (Hufnagel, 1766) - Marmeruil -***
Polypogon plumigeralis (Hübner, 1825) -Gepluimde snuituil -***
T. Caers fotografeerde het enige ex. Polypogon plumigeralis tijdens een nachtvangst op 26 juni 2011 op de Kesselberg.
Protodeltote pygarge (Hufnagel, 1766) - Donkere marmeruil -**
Pyrrhia 111nbra (Hufnagel, 1766) -Oranje o-vlinder -***
Slechts 2 waarnemingen van Pyrrhia umbra, beide in de tuin van de auteur: 1 ex. op 29 juni 2006 en 1 ex. op 11 september van hetzelfde jaar. Polyfage soort.
Rhizedra lutosa (Hübner, 1803) - Herfstrietboorder - **
Rivula sericealis (Scopoli, 1763) - Stro-uiltje -*
Rusina ferruginea (Esper, 1785) - Randvlekuil -**
Schrankia costaestrigalis (Stephens, 1834) - Gepijlde micro-uil - **
Scoliopterix libatrix (Linnaeus, 1758) -Roesje-*
Sedina buettneri (E. Hering, 1858) -Moeraszeggeboorder -****
Op 3 oktober 2010 ving W. Veraghtert 7 exemplaren van Sedina buettneri in de Molenbeekvallei op de gren van Herent en Kortenberg. Net één week later, op 10 oktober 2010 vingen R. Uyttenbroeck en J. Vandenplas eveneens 8 exemplaren in het Dunbergbroek in Holsbeek, net buiten ons werkgebied. De waardplant van deze soort is Moera zegge (en mogelijk Liesgras). Later dezelfde maand volgden nog 4 afzonderlijke waarnemingen in de Doode Bemde (B. & A. Mi onne) én een onverwachte waarneming door dezelfde waarnemer in Tervuren. Door zijn late vliegtijd in de tweede helft van september en de eer te van oktober wordt de oort vermoedelijk vaak over het hoofd gezien en vermoedelijk i ze dan ook iets minder zeldzaam dan oorspronkelijk gedacht. De rup leeft op Liesgra (Glyceria maxima) en Moeraszegge (Carex acutiformis).
Slinrgnrnrnllin scrop/111/nrine ([Deni & Schiffermüller], 1775) - Helmkruidvlinder- *
Shnrgnrnc111/in verbnsci (Linnaeu , 1758) - Kuifvlinder - **
Sideridis rivularis (Fabriciu , 1775) - Gevorkte silene-uil - *
Simyra albovenosa (Goeze, 1781) - Kleine rietvink - ***
Het enige ex. Simyra albovenosa werd door de auteur gevangen in de Doode Bemde op 14 juli 1994. De rup leeft vooral van Riet (Phragmites australis) maar wordt ook gevonden op andere planten die in natte milieu groeien.
Talphophila matura (Hufnagel, 1766) - Geelvleugeluil - **
Tholera decimalis (Poda, 1761) - Gelijnde grasuil - **
Tiliacea aurago ([Denis & Scruffermüller], 1775) - Saffraangouduil - **
Tiliacea citrago (Linnaeus, 1758) - Lindegouduil - ***
Met 13 waarnemingen op 5 verschillende plaatsen (Heverlee bos, Egenhover Ter Bank, Overijse, Tervuren en de Kesselberg) scoort Tiliacea citrago behoorlijk in onze regio. Zoals de Nederlandse naam doet vermoeden leeft de rups op Linde (Tilia).
Trachea atriplicis (Linnaeus, 1758) - Meldevlinder - **
Trisateles emortualis ([Denis & Schiffermilller], 1775) - Geellijnsnuituil - *
Xanthia gilvago ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Iepengoud uil - ***
Ook voor Xanthia gilvago slechts één waarneming: Overijse, 14 oktober 2012 (P. & K. Nuyts). De rup leeft op Iep (Ulmus sp.).
Xanthia icteritia (Hufnagel, 1766) - Gewone gouduil - **
Xanthia ocellaris (Borkhau en, 1792) - Populierengouduil - ***
- -
"��-� _/nseaen . �
.
Alle waarnemingen van Xanthia ocellaris op een rijtje: 29 eptember 2009: 1 ex. op licht in Hol beek (R. Uyttenbroeck) 3 oktober 2010: 1 ex op smeer in de Molenbeekvallei te Erp -Kwerps (W. Veraghtert) 19 eptember 2011: 1 ex op meer in de Voervallei te Leefdaal (T. Deroover) 25 eptember 2011: 1 ex. op licht op de Kes eberg (T. Caer ) 30 eptember en 1 oktober 2011 : tel ken 1 ex. op licht in Tervuren-Moor el (B. & A. Mi onne) 2 oktober 2012: 1 ex. in het centrum van Leuven (P. Collaerts) De rup leeft op de katje van Populier (Pop11lus p.)
Xanthia togata (Esper, 1788) - Wilgengouduil - *
Xestia baja ([Deni & Schiffermüller], J 775) - Bruine zwartstipuil - **
Xestia c-nigrum (Linnaeus, 1758) - Zwarte-c uil - *
Xestia sexstrigata (Haworth, 1809) - Ze streepuil - ***
Xestia sexstrigata werd waargenomen op de Kesselberg (24 augu tus 2011, K. Han en), te Overij e (18 augustu 2012, T. Deroover) en op 6 ver chillende dagen in augustus 2012 in de Doode Bemde (B. &
A. Mi onne). In totaal werden 21 ex. geteld. De rups leeft op ver chillende kruidachtige planten.
Xestia triangulum (Hufnagel, 1766) - Driehoekuil - *
Xestia xanthographa ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Vierkantvlekuil - *
Xylocn111pn nreoln (Esper, 1789) - Kamperfoelie-uil - **
Zanclognatha tarsipennalis Treit chke, 1835 - Lijnsnuituil - **
Enkele soorten werden niet opgenomen omdat er bijvoorbeeld géén overtuigende foto van de soorten be chikbaar waren of omdat op basis van de foto onderscheid met een andere oort niet uit te sluiten was. Dat is onder andere het geval voor Amphipyra berbera, Noctun orbnnn en Oligin versicolor.
André Verboven,
De Boomklever - maart 2013 9
. . . - . :� �"
Biodiversiteit, · . . ·{:.i ·,"'" ... "
Watergebonden ongewervelden in
Wijgmaal In Wijgmaal werden tussen 14/04/2012 en 28/08/2012 9 locaties in het Wijgmaal
broek en 3 locaties in het gebied 'Dijlemeander' (waarbij de meander zelf en de
greppels errond als 1 locatie ingegeven werden) onderzocht met behulp van een
waternet en een appelmoeszeef. De grote vijver in het Wijgmaalbroek werd ook
met een waterkeverfuik bemonsterd met ongezouten spek als lokaas. Dit leverde
een extra waarneming op namelijk van de Gewone geelgerande waterroofkever
(Dytiscus marginalis).
Dryops auriculatus (Ruighaarkevers, Dryopidae) i 4,3 tot 5,1 mm groot en wordt in Nederland vrij zeldzaam in het rivierengebied genoemd en komt daarbuiten verspreid voor op minerale gronden. Hij prefereert emipermanente en temporale kwelmilieu's , zoal zeggenmoerassen, en ontbreekt meestal in echte veenmoerassen. In zijn optimaal leefgebied (rivierengebied) komt de soort ook buiten kwelgebieden voor. Leeft tu en detrit11s. (Drost e.a., 1992) Het i een Noord- en Centraal-Europese soort, die in Engeland 'bijna in gevaar' is en leeft in ondiepe over tromende vegetatie in laaggelegen laagveenlandschap, inclusief drainagesloten in veengrasland en pingo-poelen alsook heideplassen. (Fo ter, 2010) In Vlaanderen gekend van 1 vegetatierijke poel in de Wingevallei te Hol beek (eigen waarneming, Kloo terbroek, 2011) en oevers van grote vijvers in de Doode Bemde te Neerijse (eigen waarneming, Kliniekvijver , 2011).
Limnebius crinifer (Waterkruipers, Hydraenidae) i een 1, tot 2,3 mm grote oort die algemeen i in geheel Nederland. Modderminnend, in ver chillende leefgebieden. Bewoner van oevers van voed elrijkere, til taande en langzaam stromende wateren. (Drost e.a., 1992) Het i een Noord- en Centraal-Europese soort , die in Engeland 'in gevaar' is en maar in 3 hok.ken voorkomt: enerzijds in een relict bosgebied met ondiepe poelen en anderzijds in een niet door bomen omsloten poel met veel vegetatie. Hol men (1987) zegt dat de soort in Fennoscandinavië vooral in stromend water leeft en Fo ter merkt hierbij op dat dit vooral in een gebied i waar de zustersoort L. nitidus zeldzaam is. L. crinifer i mogelijk een pioniersoort die recente poelen met mo bewoont. Landin (1980) geeft aan dat het onbekend i of deze oort kan vliegen (Foster, 2010). De volledige omschrijving in Holmen (1987) luidt: vooral in tromend water, waar de soort leeft in ondiep water tu en vegetatie of in natte modder aan de randen. Vooral gevonden in open, eerder zachtbodemige tromen en in drainagekanalen.
1 0 De Boomklever - maart 2013
Ook, maar minder frequent in stil taand water. Vooral in lente en herfst. In V laanderen zijn geen andere meldingen gekend, mogelijk omdat de soort zo klein is.
Hydrochus elongatus (Oeverkruipers, Hydrochidae) is 3,2 tot 4,0 mm lang en is zeldzaam in heel Nederland en leeft daar in schone, voed elrijkere, vegetatierijke, ondiepe stilstaande wateren, zoals poelen, moerassen en half verlandende sloten. Ook in brak water. Wordt wel samen met H. ignicollis gevonden (Drost e.a., 1992). Dit is een Centraal-Europese soort die in Engeland 'bijna in gevaar' is en voorkomt in ondiepe, vegetatierijke stilstaande wateren, dikwijls in rietvelden en andere terreinen met een rijke opgaande vegetatie op kleibodems, in laaggelegen gebieden. De adulten voeden zich met algen (Foster, 2010). In Denemarken is de soort wijdverspreid, in Zweden enkel sporadisch in de zuiderse provincies en ontbrekend in Noorwegen en Finland. In stagnerend 'vers' water, vooral voedselrijke, ondiepe poelen op kleibodem met een rijke vegetatie, waartussen de soort te vinden is. Een typische soort voor poelen in het open landschap, maar kan ook gevonden worden in gemengd loofbos hoewel de soort beschaduwde sites mijdt. Meestal gevonden in lente en herfst. Eileg in de lente. Zelden ook in aanspoelsel aan de kust. (Holmen, 1987) In V laanderen enkel nog gekend van Landschap de Liereman (Oud-Turnhout, 2010, Loos G., waarnemingen.be)
Bespreking locaties
De grote vijver in het Wijgmaalbroek is een toplocatie, vooral voor zuurminnende waterroofkevers (Acilius canaliculatus,Agabus chalconatus, Hydroporus erythrocephalus, Hydroporus tristis) en voor oorten die gebonden zijn aan goed ontwikkelde oeverzones (Oeverkruipers, Waterkruipers, Ruighaarkevers, Snuitkevers, Veenmoslopertje Hebrus ruficeps).
Hydroc/111s elo11gnt11s, Wijg111nnlbroek, 2012
Nobby Thys
Dryops n11riwlnt11s, Wijg111nnlbroek, 2012
Nobby T/1ys
Voor deze laatste is het erg interessant dat de vijver in feite geleidelijk overgaat in het natte grasland. Dankzij het feit dat er aan één zijde bo is, komen zeldzamere bladvalrninnende soorten als Suphrodytes dorsalis en Helophorus strigifrons voor.
Het moeras nabij de grote VIJVer vormt het leefgebied voor de waterroofkever Ilybius quadriguttatus die voorkomt in kleine, voedselrijke stilstaande wateren met vegetatie en een modderbodem.
De oevers van de twee poelen langs het fietspad herbergen twee zeldzame vochtrninnende loopkevers. Bembidion varium jaagt er op aaltjes en larven van oevergraafkevers en waterkruipers. Bembidion obliquum geeft de voorkeur aan een modderige, beschaduwde bodem en zou vooral springstaarten eten. De gracht nabij deze twee poelen herbergt o.a. de Gewone beekloper (Velia caprai), een soort die gebonden is aan vrij zuiver stromend water.
De drie nieuwe poelen herbergen o.a. schrijvertjes (Gyrinidae) waarbij de waargenomen soort gekend staat als een pionier (die dus erg goed kan vliegen). Ze voeden zich met diertjes die op het water vallen en met dode ongewervelden.
De Dijlemeander is erg visrijk en daardoor eerder arm aan waterkevers. In de grachten langsheen de meander werden amper waterdieren aangetroffen. De poel bij de Dijlemeander was erg recent en leverde vooral algemene soorten met een pionierkarakter op.
-Biodiversiteit . �-.:�-- . . "tr·
Ee11 beln11grijk detenni11ntieke11111erk vn11 Dryops n11riwlnt11s: de pe11is met tn11djes. Deze foto werd ge111nnkt 111et ee11 So11y Nex 5 door ee11 stereo111icroscoop. Nobby Thys
Op p12-13 staat een overzicht van alle waarnemjngen tijdens het wateronderzoek m
Wijgmaalbroek en Dijlemeander.
L staat voor larve. Soortstatus V laanderen bij Waterroofkevers (Rode lijst 2012): 1 (niet bedreigd), 2 (kwetsbaar), 3 (bijna in gevaar). Soortstatus in België bij Waterroofkever (Rode lijst 2012): a (zeer algemeen), b (algemeen), c (gewoon), d (kwetsbaar), 0 (onbepaald).
Referenties
Nobby Thys, Nieuwe Prinsstraat 11, 3012 Leuven.
Drost, M. B. P., H. P.J. J. Cuppen, E.]. van Nieukerken &
M. Schreijer (eds.), 1992. De Waterkevers van Nederland. -Uitgeverij KNNV, Utrecht, 280 pp
Garth N. Foster, August 2010. A review of the carce and threatened Coleoptera of Great Britain. Part 3: Water beetles, Soft back, A4, 142pp., ISSN 1473-0154
Holmen, 1987 The aquatic adephaga of Fennoscandia and Denmark. Fauna Scanda Vol 20
De Boomklever - maart 201 3 1 1
-·· ." .E� . -�· . Biodiversiteit · ·-� . .. r...�·-
Wijgmaalbroek Dijlemeander
Overzicht van alle waarnemingen grote vijver lei beek moeras 2 poelen 3 poelen meander poel bij tijdens het wateronderzoek in bij grote bij grote lang fietspad meander Wijgmaalbroek en Dijlemeander. 14/04 en VIJVer vijver & gracht L staat v o or larve
28/08/2012 14/4/2012 14/ 4/2012 27 /5/2012 27/5/2012 27 /5/2012 28/5/2012
DYTISCIDAE- WATERROOFKEVERS Acili11s ca11alirnlat11s (1 / d) 1 Acili11s s11lcatus (2/ c) 1
Agab11s bipust11lat11s (1 /b) L 2L/l 1 1 Agab11s chalconatus (2/b) 1 2 1 Coelamb11s impressopu nctatus (1 / b) 2 Colymbetes fuscus (l / c) 1 L L 1
Copelatus haemorrhoidales (1 / d) 1 Dytiscus marginalis (l / a) 8 Hydroporns angustatus (1 / c) 20 Hydroporus e1ythrocephalus (3/ d) 8 1 Hydroporns nigrita (l / O) 3 1 Hydroporus palustris (l /b) 2 1 1 Hydroporus planus (l / c) 1 Hydroporus trist is (1 / O) 1 Hygrotus inaequalis (1 / b) 1 Hy{ihydrus ovatus (1 /b) 1 lly ius ater (3/ d) 1 1 Ilybius fuliginosus (l / c) 1 Ilybius quadriguttatus (3/ d) 1 Suphrodytes dorsalis (3/ d) 3 1 Rhantus suturalis (l /2) 1 1
NOTERIDAE - RUGGELAARS Noterus clavicornis 3
GYRINIDAE - SCHRIJVERTJES Gyrinus substriatu 2
HALIPLIDAE - WATERTREDERS Haliplus fluviatilis 1 Haliplus heydeni 2
Haliplus laminatus 1 Haliplus lineatocollis 4
Haliplus ruficollis 1
HYDROPillLIDAE ·SPINNENDE WATERTORREN
Anacaena filobulus 3 4 1 Anacaena imbata 1 5
Anacaena lutescens 1 6 1 3 Cercyon convexiusculus 1 Enochrus quadripunctatus 1 Helochares lividus 5 Helophorus aequalis 1 6 2 1 Helophorus brevipalpis 4 3 1 Helophorus grandis 3 1 1 Helophorus minutus 2 2 2 Helophorus obscurus 1 1 1 1 Helophorus strigifrons 2 Hydrobius fusc1pes 2 1 1 1 2 Limnoxenus niger 2
BLOEDZUIGERS Haemopis sanguisuga 1 1 Theromyzon tesselatum 1
VISSEN P1111giti11s p1111giti11s (Tiendoornige tekelbaar ) 5
12 De Boomklever - maart 2013
Overzicht van alle waarnemingen tijdens het wateronderzoek in W ijgmaalbroek en Dijlemeander. L staat voor larve
grote vijver
14/04 en
28/08/2012 HYDROCHIDAE - OEVERKRUIPERS Hydrochus carinatus 8
Hydroclms elongatus 1
HYDRAENIDAE - WATERKRUIPERS Limnebius crinifer 1
Ochthebius minimus 4
DRYOPIDAE - RUIGHAARKEVERS Dryops auriculatus 11 Dryops vrouwtje (/uridus ?) 1
HETEROCERIDAE - OEVERGRAAFKEVERS Heterocerus fenestratus
CURCULIONIDAE - SNUITKEVERS Bagous subcarinatus Notaris acridu/a
CARABIDAE - LOOPKEVERS Acupalpus dubius Bembidion articulatum Bembidion assimile Bembidion dentellum Bembidion lunulatum Bembidion obliquum Bembidion varium Dyschirius /uedersi Elaphrus cupreus Pterostichus nigrita s.l. Pterostichus versicolor
1 1
1
WATER- EN OPPERVLAK TEWANTSEN Gerris argentatus Gerris /acustris 3
Gerris thoracicus Hebrus ruftceps 1 Hesperocorixa linnei 2
Hesperocorixa sahlbergi 1 Nepa cinerea Notonecta glauca 1 Notonecta maculata 1 Velia caprai
SLAKKEN EN MOSSELEN Anisus leucostoma Balea biplicata Ga/ba truncatula Physa acuta Pisidium sp. Planorbarius corneus Planorbis planorbis Radix balthica Stagnicola palustris-complex Zonitoides nitidus
LARVEN EN POPPEN ONBEKEND Dytiscus larve langpootmug pop
1
1
1
1 1 1
1 1
·�
;,_;Biodiversiteit "
,,
Wijgmaal broek Dijlemeander
leibeek moeras 2 poelen 3 poelen meander poel bij meander bij grote bij grote lang fiet pad
vijver vijver & gracht 14/4/2012 14/4/2012 27/5/2012 27/5/2012 27/5/2012 28/5/2012
3
1 1
1
2
1
1
1
1
1
1
1
1 2
2
1
1
1
1
1 1
1 1 1
1
1
2
2
1 1
1
1 1
1
1
1
1
1
1 1
De Boomklever - maart 20 13 1 3
Biologie
Euraziati che bever (hierna gewoon bever genoemd) zijn emi-aquati che zoogdieren en komen zowel in tromend water als in stilstaande plassen voor. Een belangrijke voorwaarde voor permanente ve tiging is dat de waterloop of pla in de winter niet van oppervlakte tot bodem bevriest en in de zomer niet droog valt. Ze hebben een lichaamslengte tot 1 m, een taartlengte van 30 cm en een gewicht van gemiddeld 20-25 kg en zijn hiermee het grootste knaagdier van Europa. Bevers zijn territoriaal en monogaam. Een beverterritorium wordt meestal ingenomen door een familie bever . Deze familie be taat uit een volwas en mannetje en vrouwtje. Hiernaa t kunnen de jongen van dit jaar aanwezig zijn en ook de jongen van het vorige jaar kunnen nog binnen dit territorium leven (uitzonderlijk zelf nog jongen van 2 jaar geleden).
Bever hebben 1 tot 3 jongen per jaar. De grenzen van dit territorium worden met ca toreurn gemarkeerd (een product vanuit de castoreumklier) en andere bever worden binnen dit territorium niet toegelaten. Binnen een gebied i er dan ook maar plaat voor een beperkt aantal beverfarnilie (ook wel gekend al de draagkracht van een gebied). Ander dan bij andere knaagdieren hebben factoren zoal zachte winter of goede jaren met veel voed el weinjg invloed op de maximum draagkracht van een gebied.
1 4 De Boomklever - maart 2013
Bevers zijn schemer- en nachtactieve dieren en strikte planteneters. Ze brengen de dag mee tal door in een burcht of hol. Burchten worden gebouwd als de oever niet steil is, holen worden gegraven in hogere oevers. De ingang hiervan is steeds onder water gelegen, en de kamers liggen hoger dan de ingang zodat deze wel droog zijn. Zo zijn deze kamers onbereikbaar voor mogelijke predatoren. Bevers zijn strikte planteneters en hun dieet bestaat 's winters vooral wt schors en twijgjes van zachte houtsoorten zoals wilg en populier. Door bomen om te knagen zijn de schors van de hele stam en de takken be chikbaar om gegeten te worden en kunnen de takken gebruikt worden in bouwsels. Om strenge winters door te komen leggen ze een wintervoorraad van takken en twijgen aan onder water. Op deze maruer kunnen ze, wanneer het water dichtgevroren is, en bomen en takken onbereikbaar zijn, toch aan voedsel komen zonder door het ijs te moeten breken. In de zomer eten ze ook veel waterplanten, wortelstokken, kruiden, gras en bladeren.
Herintroductie
In het begin van de 2oe eeuw waren er nog lecht 1200 bevers, verdeeld over 8 relictpopulatie , aanwezig in het wild. Reden van het bijna uit-
terven was de jacht omwille van de vacht, vlee en castoreum (een product dat gebruikt werd in medicijnen en parfums) en habitatdestructie. In Vlaanderen werd de laatste bever in 1848 gedood en in Wallonië gebeurde dit rond J 900. In België werden er tu en 1998 en 2001, lOJ bevers uitgezet in Wallonië en in 2003 werden er 20 in de Dijle- en Laanvallei uitgezet in Vlaanderen (in beide gevallen zonder toe temming van de autoriteiten). Toch i de bever vanaf het moment dat deze aanwezig i be chermd, zowel door Europese als nationale wetgeving. Ook burchten en dammen zijn door deze wetten beschermd en mogen niet verstoord, be chadigd of vernietigd worden zonder afwijking van het oortenbe luit. Deze uitzettingen in België hebben de terugkeer ver neld, maar ook zonder deze actie zou de bever (weliswaar trager) teruggekeerd zijn omdat bever officieel geherintroduceerd werden in onze buurlanden: Nederland, Duit land en Frankrijk.
Twee bPvers in Grootbroek, Sint-Agnthn-Rorie Kristij11 Swi1111e11
Ecosysteemingenieur
Bevers zijn ecosysteem ingenieurs Qones et al., 1994). Ze veranderen het landschap, en creëren nieuwe habitats waar andere soorten van kunnen profiteren. Bevers kunnen op verschillende manieren invloed uitoefenen op het landschap. Eerst en vooral knagen bevers bomen om. Op deze manier wordt er een hoeveelheid dood hout gecreëerd dat beschikbaar is voor andere soorten en wordt de lichtinval beïnvloed waardoor jonge zaailingen en zaden de kans krijgen om op te groeien en de plaats in te nemen van de gevelde boom. De omgeknaagde boom schiet ook in vele gevallen terug uit.
,r-c-• -·· :Zpogdieren
�\ � .
Door dammen te bouwen oefenen ze ook grote effecten op de omgeving uit. Stromende waterlopen worden afgedamd waardoor er een waterstandverhoging ont taat en een vernatting of over troming van een aantal troomopwaarts gelegen gebieden. Dammen worden meestal gebouwd omwiile van een te lage waterstand. Zoal reeds aangehaald moet de ingang van hol of burcht steed onder water taan, en al dit niet (meer) het geval i kan er een dam aangelegd worden. Ook voelen bever zich veiliger in het water dan op het land. Door 'bevervijver ' te creeren i er extra voedsel be crukbaar zonder dat ze het water moeten verlaten. Het effect van deze dammen is uiteraard afhankelijk van het reliëf. Zo zal er in diep uitgesneden dalen maar een kleine oppervlakte overstromen. In landschappen met weinig reliëf kan een dam grote overstroomde oppervlaktes veroorzaken. Teven kunnen de ver crullende dammen werken al kleine spaarbekken en op deze marueren bij hevige regenval voorkomen dat overstromingen troomafwaarts plaat vinden ( yssen et al., 2011). Bever hebben positieve effecten op tal van soortengroepen en de biodiver iteit tijgt (gemiddeld genomen) al bevers aanwezig zijn. Onder andere vleermuizen profiteren van de aanwezigheid van bever , maar ook amfibieën doen het gemiddeld beter en sommige eendensoorten behalen een hoger broedsucces (Ciechanow ki et al., 2011; Dalbeck et al., 2007; Nummi 201 J ) .
Bevers in Vlaanderen
ln Vlaanderen kan er ge proken worden van 2 'geclu terde' populatie . Dit zijn de bevers ten zuiden van Leuven die de Dijle en de Laan bevolken (ongeveer 17 territoria, gegevens van beverwerkgroep en persoonlijke gegevens), en de bever van de grensmaas in Limburg die een aantal grindplassen en natuurgebieden innemen (15 territoria, persoonlijke gegeven ). Deze 2 'populatie ' bevinden zich re pectievelijk in het Schelde en Maasbekken, en uitwisseling is moeilijk vermit bevers zich bij voorkeur via het water verplaatsen. Verder zijn er een aantal territoria die eerder geïsoleerd zijn. Dankzij het gebruik van cameravallen weten we echter dat ook in veel van deze territoria voortplanting plaat vindt en er zich dus ganse families gevestigd hebben. ln 2010 werd zo de eerste voorplanting in Oost-Vlaanderen (Vlassenbroek) en Antwerpen (Vier el) va tge-teld ind de herintroductie van de bever in
Vlaanderen. Momenteel wordt er ge chat dat er 120 tot 140 bevers leven in Vlaanderen.
De Boomklever - maart 2013 1 5
. . : - !-i�H
.:.���� Zoogdieren �;.r
- " ... . : . �-.�
Beverdn111 i11 Grootbroek, Sint-Agnt/1e-Rode - Kristij11 Swi1111e11
Mogelijke problemen met bevers
Bevers veroorzaken soms vraatschade aan landbouwgewa sen. Zo worden bieten en maï graag gegeten. Percelen kunnen afgeschermd worden door gebruik te maken van draad of schrikdraad. Vaak weegt de chade echter niet op tegen de kost van het nemen van preventieve maatregelen. Populieren worden ook aangeknaagd, en zulke problemen betreffende waardevolle bomen kunnen opgelost worden door de individuele bomen te omra teren. Een tweede categorie van problemen is gerelateerd met graafactiviteiten. Graafactiviteiten in grote dijken (winter en zomerdijken van grote waterlopen) bleken uit een Nederlandse studie zeldzaam en voorspelbaar (Niewold 2007). Zo konden er gericht maatregelen uitgevoerd worden, zoal het ingraven van draad, het afschuinen van dijken of electief kappen van bomen op bepaalde delen van de dijk. Holen in kleine dijkjes (veelal kun tmatige dijkje tussen verschillende vijvers) kunnen extra verbindingen veroorzaken waardoor waterniveau niet meer apart gereguleerd kunnen worden. Ook kunnen deze holen in torten wanneer er op getrapt of over gereden wordt. In Vlaanderen zijn deze problemen nog zeer beperkt. Beverdammen zorgen voor de grootste bezorgdheid binnen on dicht bevolkte land chap. Vaak i het niet te accepteren dat bepaalde gebieden onder water lopen (woon, indu trie of landbouwgebied maar ook in natuurgebieden zijn er al conflicten opgetreden).
16 De Boomklever - maart 2013
Etende bevers in Grootbroek Sint-Agntlie-Rode Kristijn Swinnen
Ook worden er soms beverdammen (met vergunning) verwijderd om mogelijke problemen met hoog water preventief op te lossen. Om dammen af te breken moet er een vergunning aangevraagd worden. Het afbreken van beverdammen is vaak niet (kosten) efficiënt omdat dit kan leiden tot een uitputtingsslag tussen dammen afbrekende mensen en dammen opbouwende bevers. Andere mogelijkheden zijn voor handen, zoals het aanbrengen van een 'flow device'. Dit is een buis die door de dam aangebracht wordt met als doel om het waterniveau te reduceren, en een compromis te bereiken dat aanvaardbaar is voor mens en bever. Op deze manier kan het waterniveau gereduceerd worden, maar blijft er voldoende water over zodat de bever niet dadelijk op een andere locatie een dam gaat bouwen. Er is veel ervaring met deze flow devices in het buitenland en sinds vorig jaar werd de eerste toegepast in V laanderen. Momenteel wordt er nagegaan welke factoren verklaren dat bevers wel een dam in het ene en niet in het andere territorium maken. Met deze gegevens zal vervolgens een voorspellingsmodel opgesteld worden. Momenteel ontbreekt een duidelijk kader om te bepalen wanneer dammen wel of niet in aanmerking komen voor een afwijking op het soortenbe 1 uit.
Wat gebeurt er in de Dijlevallei?
In samenwerking met de Beverwerkgroep wordt zowel de Dijle als de Laan 1 tot enkele keren per jaar afgevaren om de ituatie op te volgen en na te gaan of alle burchten nog in gebruik zijn, of er nieuwe zijn bijgekomen en of de meest actieve zones nog steeds in dezelfde gebieden gesitueerd zijn. Je hoeft echter niet de kajak in om bevers te onderzoeken. Elk jaar organiseert de beverwerkgroep in samenwerking met de Universiteit Antwerpen een bevermonitoring. Gedurende 3 avonden proberen we een zicht te krijgen in bezetting van de gebieden en aanwezigheid van jongen. De laat te jaren kunnen we rekenen op bijna 20 vrijwilliger per dag die op ver chillende geselecteerde locatie po t vatten. Gegeven worden nauwgezet genoteerd en achteraf worden ervaringen en gegeven uitgewisseld in een plaatselijk café. Dit i een goede manier om interessante gegevens te verzamelen gecombineerd met goede kansen om bevers in levende lijve waar te nemen. Uiteraard is succes nooit gegarandeerd (het blijven wilde dieren) maar geïnteresseerden kunnen zich op de bevernieuwsbrief in chrijven en worden op deze manier op de hoogte gehouden van de monitoringen.
Er wordt gewerkt aan een model om na te gaan welke gebieden nog geschikt zijn voor bevers, maar momenteel nog niet ingenomen werden. Wel lijkt de directe omgeving van de Laan en de Dijle ten zuiden van Leuven bijna gebiedsdekkend ingenomen. Bevers die hier geboren worden en na enkele jaren een eigen territorium moeten vinden hebben maar enkele opties: bevers uit een nu reed ingenomen territorium verjagen, zich stroomafwaarts door Leuven laten afzakken of zich 'landinwaarts' begeven en zich vestigen op vijvers die verderaf gelegen zijn, en mogelijk niet rechtstreeks in verbinding staan met Dijle en Laan.
Beverb11rc/1t 011d-Hever/ee Kristij11 Swi1111e11
l:'" " ·�;:'-:-Zoogdieren
� �7,"
0111gek11nngde boo111 i11 Grootbroek Si11t-Agntlie-Rode Kristij11 Swi1111e11
Tenslotte een oproep aan natuurliefhebbers die al gedurende een aantaJ jaren oorten in de Dijlevallei be tuderen en registreren. In het buitenland zijn er positieve effecten van de aanwezigheid van bever op tal van oortengroepen zoal libellen en andere ongewervelden, amfibieën, vogels en vleermuizen aangetoond. Misschien hebben jullie gegevens verzameld van voor de aanwezigheid van de bever tot nu. Het zou zeer intere ant zijn om deze gegeven te bekijken en na te gaan of er effecten aangetoond kunnen worden van bever op soorten amen telling in België. De Dijlevallei is zeer geschikt om na te gaan of deze effecten er zijn. Indien je over zuJke gegevens beschikt en je zou wel willen weten of deze geschikt zijn voor dit oort analy e kan je altijd contact met mij opnemen.
Kristijn Swinnen Doctoraatstudent Evolutionaire Ecologie
Universiteit Antwerpen [email protected]
Referenties Ciechanowski, M., Kubic, \V., Rynkiewicz, A., & Zwolicki, A.
(2010). Reintroduction of beavers Castor fiber may improve habitat quality for vespertiliortid bats foraging in small river valleys. European Journal of \Vildlife Research, 57(4), 737-747.
Dalbeck, L., Lüscher, B., & Ohlhoff, D. (2007). Beaver ponds as habitat of amphibian communities in a centra] European highland. Amphibia-Reptilia, 28(4), 493-501.
iewold, F.J.J. (2007). Graverij van bevers in rivierdijken in de Gelderse Poort. \Vagertingen, AJterra, Alterra-rapport 1604. 1-48.
umrrti, P. 2011. Keystone effect of beaver on other artimal . pp. 221-227 dan : Re toring the European beaver - In: 50 year of experience (Sjöberg, G. et Bali, P.B.). Pen oft Publi hers, Sofia, Bulgarie
yssen, J., Pontzeele, J., & Billi, P. (2011 ). Effect of beaver dams on the hydrology of mall mountain stream : Example from the Chevral in the Ourthe Orientale basin, Ardennes, Belgium. Joumal of Hydrology, 402(1-2), 92-102.
De Boomklever - maart 2013 1 7
Bijzondere broedvogels in het Dijleland,
broedseizoenen 2008-2012, deel 1.
Wat kunnen
we afleiden uit
www.dijleland.waarnemi Jie�.be?
� ..
'�
Bln11we kieke11dief (v), jngend op Leefdnnl plnten11, 2011
Het BBV-project en het Dijleland
De aantallen broedparen van een 90-tal bijzondere broedvogel oorten worden in Vlaanderen reeds sind 1994 jaarlijks in kaart gebracht binnen het project Bijzondere Broedvogels Vlaanderen (BBV). Op deze manier wordt getracht een gebiedsdekkend beeld te krijgen van de evolutie van het broedbestand van het geselecteerde soortenpalet, dat zowel zeldzame broedvogels als kolonievormende en exoti che soorten omvat. Deze monitoring startte als gemeenschappelijk initiatief van het toenmalige Instituut voor Natuurbehoud (nu
amen met het Instituut voor Bos- en Wildbeheer gefusioneerd tot het In tituut voor Natuur- en Bo onderzoek (INBO)) en Vlavico (Vlaamse Ornithologi che Commissie, nu gefusioneerd met Natuurpunt), en wordt tegenwoordig door het 1 BO van verdere profe sionele begeleiding voorzien.
1 8 De Boomklever - maart 201 3
Smn De Bncker & Kntrie11 Retp1ders
De methodiek (Anselin et al. 2007; te downloaden op http://www.inbo.be/ content/ page.asp?pid=FAU_ VO_BBV _start) is gebaseerd op de uitgebreide territoriumkartering zoals beschreven door van Dijk (1993), en de verzamelde gegevens worden onder meer gebruikt als basis voor het beheer van natuurgebieden, en kunnen op langere termijn worden verbonden aan habitat- en landschapstrends, en gebruikt ter evaluatie van het gevoerde beleid.
Voor de coördinatie van het veldwerk (dat hoofdzakelijk door vrijwilligers wordt uitgevoerd) en het verzamelen van de gegevens wordt Vlaanderen binnen het BBV-project opgedeeld in 29 regio's, waaronder regio Leuven (hier ook Dijleland genoemd). Helaas blijkt het aanhoudend en gebiedsdekkend opvolgen van onze bijz0ndere broedvogels lokaal erg moeilijk te realiseren (te grote inspanning om jaarlijks te leveren, bv. van toepassing op bossoorten), en hebben we onze regio nooit tot de actiefste BBV-regio's kunnen rekenen . . .
Tijdens de jaren 2000-2002 werd er in het Dijleland wel een grote inventarisatie-inspanning geleverd in het kader van de Atlas van de V laamse Broedvogels 2000-2002 (Vermeersch et al. 2004), en ook tijdens de daarop volgende jaren coördineerde de Natuur tudiegroep Dijleland nog meerdere broedvogelinventari atie (de ene keer met focu op akkergebieden, een andere keer op vallei- of bosgebied), maar intu sen gaat er echter reeds enkele jaren geen specifieke aandacht meer naar de bijzondere broedvogels van onze regio, op enkele van de mee t zeldzame soorten na. Dit betekent echter niet dat er verder helemaal geen gegevens voorhanden zijn, de grote lokale densiteit aan waarnemer en het nauwkeurig invoeren op www.dijleland.waarnemingen.be creëerde immer een schat aan informatie. In bepaalde gevallen i deze informatie recht treeks bruikbaar in een broedvogelcontext. Zo levert bijvoorbeeld een melding van een bezet nest, of van pulli of net uitgevlogen jongen, onmiddellijk een lokaal broedbewij . Een overzicht van de aantallen bijzondere broedvogel in het Dijleland in de jaren 2008-2011,
dat op deze manier werd samengesteld op ba i van de gemeenschappelijke waarnemingen van alle invoerder , werd begin 2012 ter di cu sie gepre enteerd op de Algemene Vergadering van de NSG Dijleland. Uit de analyse bleek echter vooral dat deze aanpak enkel resultaat oplevert voor een beperkt aantal soorten met een erg hoge zichtbaarheid, en werd gesuggereerd het een over een andere boeg te gooien. De databank bevat immers ook een grote hoeveelheid onrechtstreeks bruikbare informatie, die dient te worden getoetst aan de interpretatiecriteria uit de gevolgde handleiding. Zo dient men bij reeksen van waarnemingen van een bepaalde soort in een bepaald gebied na te kijken of er voldoende waarnemingen binnen de datumgrenzen voor geldige waarnemingen vallen vooraleer men tot territoria mag besluiten, dienen verschillende zangposten te worden getoetst aan de relevante fusie-afstand om tot één of meerdere territoria te besluiten, enz. Maar het veldwerk wordt bij een broedvogelmonitoring doorgaans door één- en dezelfde persoon uitgevoerd, die zijn gebiedsbezoeken zo plant (spreidt in tijd en ruimte) dat er een maximale hoeveelheid waarnemingen kan worden verzameld die informatief zijn in de broedvogelcontext. De interpretatiemethodiek werd echter niet ontworpen om deze los te laten op een set toevallige, niet-gestandaardiseerd verzamelde waarnemingen.
. .
"·�:�.::::.:- Vogels
Broedgevallen/ territoria waartoe op deze wijze kan worden be loten zullen weli waar correct geïnterpreteerd zijn, maar door de afwezigheid van coördinatie tussen waarnemers die niet actief aan het inventariseren zijn kan er niet worden gesteld dat de waarnemingsdata in alle gevallen optimaal waren met het oog op het verkrijgen van eventuele hogere broedzekerheden, noch dat de gemeenschappelijk geleverde inspanning ruimtelijk evenwichtig verdeeld was. De bekomen aantallen zullen voor veel oorten dan ook eerder onderschattingen zijn, vooral voor oorten uit minder bezochte habitattypes en/ of met een onopvallende broedcycl us.
In deze bijdrage geven we een overzicht van de cijfers die op de hoger be chreven ma.nier konden worden bekomen voor het Dijlelandse broedseizoen 2012, en geven we bij elke oort aan in hoeverre de gepresenteerde gegevens volgen ons een betrouwbare maat zijn voor de werkelijke situatie. We beperken on tot het Dijleland sensu
stricto (de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Tervuren en Overijse + aangrenzende delen van Meerdaalwoud en het Dorenveld), en gebruiken voor deze analy e dus enkel waarnemingen uit www.dijleland.waarnemingen.be (detailstudie in bepaalde gebieden en/ of soortengroepen - zoals de watervogels in het Park van Tervuren - worden ook meegegeven). Voor de interpretatiecriteria volgen we hierbij van Dijk & Boele (2011), de mee t recente update van een broedvogelhandleiding met relevantie voor onze regio. Het soortenlijstje omvat alle nationale BBV-soorten die tijden 2008-
2012 binnen het Dijleland tot broeden kwamen (of broedverdacht waren), uitgebreid met enkele andere soorten die voorkomen op Bijlage I van de Europese Vogelrichtlijn (speciale beschermingsmaatregelen vereist) en/ of op de V laam e Rode Lijst (Devo et al. 2004; categorieën 'kwet baar', 'bedreigd' en 'met uitsterven bedreigd'). Aanvullend werden ook nog enkele regionaal zeldzame broedvogelsoorten opgenomen die niet aan deze criteria voldoen. In dit eerste deel bespreken we een eerste set van soorten, de overige komen in een volgende Boomklever aan bod.
De Boomklever · maart 20 1 3 1 9
Bijzondere broedvogels in het Dijleland anno 2012
Bij elke opgenomen oort wordt weergegeven op ba i van welke criteria de oort werd geselecteerd of dat het een extra oort van 'regionale interesse' betreft: BBV = project Bijzondere Broedvogel V laanderen (ex= exoot, kol =koloniebroeder), RL = Rode Lij t V laanderen (K = kwet baar, B =bedreigd, MUB =met uit terven bedreigd), VRL =Vogelrichtlijn Europa. Ook details over de interpretatiecriteria (fusie-af-
tanden, benodigde aantallen geldige waarnemingen etc.) worden wanneer relevant meegegeven (naar van Dijk & Boele 2011, maar we wensen uitdrukkelijk op te merken dat we niet pretenderen een volledige handleiding voor broedvogel-inventarisatie te presenteren, zo spreken we bijvoorbeeld niet over normbezoeken etc.). Hierbij worden de volgende codes gebruikt :
DG =datumgrenzen # ob =minimaal aantal vereiste waarnemingen (niet altijd gespecifieerd) # obs DG = minimaal aantal vereiste waarnemingen binnen de datumgrenzen FA = fu ieafstand (in meters) GW =geldige waarnemingen: adult (waarnemingen van volwassen mannetje of vrouwtje in geschikt broedgebied), paar (man en vrouw
amen in geschikt broedgebied), territoriaal gedrag (waaronder zang), nestindicerend gedrag en/ of peciale nesttellingen.
Kwartel Coturnix coturnix
extra soort Dijleland DG = 20 mei - 31 juli ; # obs DG = 1 ; FA = 1000 ; GW =ad, paar, terr. & ne tind. gedrag
We grijpen de be preking van deze eerste soort aan al een gelegenheid om de toegepaste methodiek in detajl toe te lichten, en kritisch te reflecteren over de gebruikte gegevens. Bij het interpreteren van waarnemingen van Kwartel hebben we du min ten één geldige waarneming nodig tu en 20 mei en 31 juli (en geen aanvullende tweede waarneming binnen of buiten deze datumgrenzen) om tot een broedterritorium te mogen be luiten.
20 De Boomklever - maart 2013
Elke waarneming van een levend individu ter plaat e is daarbij een geldige waarneming (du zowel een zichtwaarneming van één of meerdere individuen als een auditieve waarneming van een roepend/ zingend ex.) en op zich du voldoende om tot een territorium te mogen besluiten. Verschillende waarnemingen binnen een afstand van lOOOm dienen vervolgens tot hetzelfde territorium te worden gerekend, tenzij er imultaanwaarnemingen in het spel zijn (die kunnen immers wel op meerdere territoria binnen de fusieaf tand wijzen). In andere gevallen wijzen naburige waarnemingen pas op een tweede terri tori urn wanneer ze verder dan lOOOm van de eerste waarnemingsplaats verwijderd waren, waarbij de fusieafstand maar naar één kant tegelijk toegepast mag worden om geen onderschattingen te bekomen. Indien elke waarneming een geografisch zeer nauwkeurig ingegeven individu zou betreffen, kunnen we deze kennis snel toepassen op de gegevens van Dijlelandse Kwartels uit www.dijleland.waamemingen.be om het aantal territoria uit 2012 te bepalen (omwille van het ontbreken van exacte posities gebruiken we geen waarnemmgen die op andere manieren werden doorgegeven). Helaas zijn deze gegevens niet allemaal zo clean (ze werden dan ook niet met het oog op broedvogeltellingen verzameld en ingevoerd), en kunnen er vaak vragen gesteld worden bij de exacte positie (vooral van belang als er fusieafstanden moeten worden toegepast). Ook worden verschillende individuen binnen eenzelfde gebied niet altijd afzonderlijk ingevoerd (vooral bij talrijkere soorten) waardoor we het raden hebben naar de juiste posities van de afzonderlijke individuen en dus niet kunnen inschatten hoeveel territoria in het spel waren. Kwartels staan bovendien bekend om het feit dat de mannetjes heel wat afstand kunnen afleggen tussen de verscrullende roepseries door, waardoor een individueel mannetje de verkeerde indruk kan wekken dat het om meerdere mannetjes gaat. We vertrouwen erop dat het toepassen van de gepubliceerde fusieafstand van lOOOm hier correct aan tegemoet komt, maar zullen er in het geval van waarnemmgen van meerdere exemplaren op dezelfde plaats en datum ook op moeten vertrouwen dat de verscrullende waarnemers ten tijde van de waarneming een correcte interpretatie van de betrokken aantallen maakten.
2008Cb) 2009 2010 2011 2012 Opmerking
Kwartel 12 16 25 42 13 minima
Patrij 6 24 22 26 25 minima
Knobbelzwaan<•> 1 7 3 5 8 betrouwbaar
Zwarte Zwaan<•> 1 0 0 0 0 betrouwbaar
Grote Canade e Gan <•> 4 2 1 5 13«> minima
Nijlgans<•> 10 10 4 12 13<c) minima
Bergeend<•> 1 2 1 0 0 betrouwbaar
Mandarijneend<•> 1 1 0 1 2<c) minima
Krakeend ? ? ? ? ? ongekend
Slobeend 1 5 11 11 12 onbetrouwbaar
Zomertaling 2 5 3 3 4 betrouwbaar
Wintertaling 1 3 2 2 1 betrouwbaar
Aal cholver 0 0 3-4 3-4 15 betrouwbaar
Roerdomp 0 0 0 0 1 betrouwbaar
Woudaap 1 0 0 1 1 betrouwbaar
Blauwe Reiger ? ? ? ? 14-19 minima
Wespendief 10-11 1 0-11 12-14 12-14 12-14 betrouwbaar
Bruine Kiekendief 0 0 0 1 1 betrouwbaar
Havik 18-20 18-20 18-20 18-20 18-20 schatting
Boomvalk 5 5 5 4 5 betrouwbaar
Slechtvalk 0 0 0 1 1 betrouwbaar
Tabel 1 : Aantallen territoria van bijzondere broedvogels in regio Leuven tijden de periode 2008-2012
(bron www.dijleland.waarnemingen.be).
(a) niet volgens interpretatiecriteria
(b) voor vele soorten onbetrouwbaar/ niet vergelijkbaar omwille van lager aantal waarnemer
(c) gecorrigeerd aan de hand van detailstudie
De Boomklever - maart 2013 21
• • • ,-�:.. l.
Vogels·." :�::t�:,�" l, "-: : �
". \_ •
Voor het broed eizoen 2012 levert deze benadering 13 territoria van Kwartels in het Dijleland op : 1 te Haasrode/Konijnenhoek, 1 te Bertem/Koeheide, 2 te Korbeek-Dijle/ plateau, 1 te Leefdaal/ plateau, 1 te Huldenberg/ plateau en 7 op het Doren veld (Erps-Kwerps tot Steenokkerzeel). Het Dorenveld wa daarbij het enige gebied waar met de fusieafstand moest worden gewerkt.
De totale dataset bestond echter uit slechts 33 gegeven . Aangezien de waarnemingsintensiteit erg laag i op zomer e avonden in het open veld, zal de be chikbaarheid van een beperkte dataset wellicht altijd een probleem blijven bij deze soort. In dit geval kan men zich du terecht de vraag stellen of de gebruikte data wel toelaten om betrouwbare aantallen te bepalen, niet de methode. We wensen du niet te veel vertrouwen te stellen in het bekomen ab olute totaal voor de Kwartel, dat we eerder al een onderschatting, of een minimum, zien. Maar mogelijk geeft een tijdsreeks van dergelijke gegevens wel informatie over de trend in de Dijleland e broedpopulatie? Wanneer we dezelfde methode toepassen op de gegevens uit 2008-2011 bekomen we de volgende aantallen territoria : 42 in 2011, 25 in 2010, 16 in 2009 en 12 in 2008 (Tabel 1 en Figuur 1). We krijgen dus de indruk van een toename van 2008 tot 2011 (met 350% ), gevolgd door een erg !echt broed eizoen 2012. Aangezien waarnemingen.be in het voorjaar van 2008 werd gelanceerd, en !echt weinig waarnemers al hun oudere waarnemingen in dit portaal hebben ingevoerd, kunnen we deze benadering niet doortrekken naar de jaren voor 200 .
22 De Boomklever - maart 2013
Br11i11e kiekendief Axel Smets
Maar ook tijdens de eerste jaren van waarnemingen.be groeide het aantal invoerders nog zeer sterk (lijkt nu gestagneerd te zijn), wat de lagere aantallen in de eerste jaren kan helpen verklaren. Verder zou het aantal waarnemers, en de geografi che spreiding en intensiteit van het veldwerk, tussen de verschillende jaren constant moeten zijn opdat de berekende aantallen territoria rechtstreeks met elkaar vergeleken mogen worden. Helaas kunnen we hier niet van uitgaan, zodat we naast de absolute aantallen ook de trend niet echt durven vertrouwen. Zo springt het 'goede' jaar 2011 qua geografische spreiding tussen de andere jaren uit, met bijvoorbeeld heel wat waarnemingen uit het zuidwesten van onze regio (rondom Overij e) vanwaar in alle andere jaren nauwelijks of zelfs geen Kwartels werden ingevoerd. Maar ook wanneer we deze gevallen uit de dataset van 2011 weren om een betrouwbaardere trend te bekomen komen we nog steeds uit op een totaal van 35 territoria in 2011, wat het hoogste aantal uit het rijtje blijft.
Wat de situatie van de Kwartel betreft durven we dus niet verder gaan dan stellen dat er in 2012 13 territoria konden worden aangetoond in het Dijleland, maar dat dit aantal als een absoluut minimum dient te worden beschouwd. Aangezien de waarnem
.ingsintensiteit in het grootste deel van de regio
niet opvallend verschilde tussen de laatste drie jaren, durven we wel stellen dat Kwartels tijdens het broedseizoen 2012 opvallend schaarser waren dan in 2010 en vooral 2011, en lokaal dus zeker niet hun beste broedseizoen kenden (zie ook Moreau 2012a).
45
40
35
30
25 �Kwartel
20 -Patrijs
15
10
5
"' .
t:' •. � _ Voae/s -�----- b
Figuur 1:
Aantal territoria voor Kwartel en Patrij in regio Leuven tijden de periode 2008-2012
(bron wvl'\\1.dijleland. waarnemingen.be).
(b): voor veel oorten onbetrouwbaar / ruet vergelijkbaar omwille van lager aantal waarnemer
0 -.- -.,..-----.,..------,
2008(b) 2009 2010
Patrijs Perdix perdix RL (K)
2011 2012
DG = 15 feb - 20 juni;# ob DG = 1; FA= 500; GW = terr. & nestind. gedrag DG = 15 feb - 20 juni;# ob = 2; # ob DG = 1; FA = 500 ; GW = ad, paar
Voor het bepalen van Patrijsterritoria zijn er twee sets van regels : bij territorium- en nestindicerende waarnemingen vol taat één observatie tussen 15 februari en 20 juni om tot een broed territorium te mogen besluiten, maar in het geval van waarnemingen van solitaire of gepaarde individuen hebben we minstens twee waarnemingen nodig waarvan er zeker één binnen de datumgrenzen moet vallen. Het wordt de lezer onmiddellijk duidelijk dat het toepassen van deze regels heel wat meer werk betekent dan in het geval van de Kwartel. Niet alleen is het aantal ingevoerde waarnemingen van Patrijs veel hoger dan dat van Kwartel, de fusieafstand is ook de helft kleiner (wat tot potentieel meer af-te-bakenen territoria kan leiden) en we moeten bij deze soort ook rekening houden met waarnemingen buiten de datumgrenzen om vast te stellen of deze in combinatie met andere waarnemingen tot extra territoria kunnen leiden. Verder gelden uiteraard dezelfde opmerkingen in verband met datakwaliteit en onderlinge vergelijkbaarheid van de verschillende jaren (zie Kwartel).
Het toepassen van de criteria op de Patrijsgegevens leidt tot het volgende opmerkelijk constante resultaat : 25 territoria in 2012, 26 in 2011, 22 in 2010 en 24 in 2009 (slechts 6 in 2008 maar dit kan bijna niet anders dan een effect van het kleinere aantal invoerders zijn, bovendien alle 6 rondom het plateau Leefdaal - Korbeek-Dijle terwijl de geografische spreiding in de latere jaren veel groter is) (Tabel 1 en Figuur 2).
Aangezien de periode waarin broedende Patrijzen geïnventari eerd kunnen worden beter overeen komt met de voorjaarspiek in waarnemersactiviteit dan voor de Kwartel, en Patrijzen zich ook overdag makkelijker laten opmerken dan hun kleinere neven, zou men kunnen verwachten dat de cijfer in het geval van de Patrijs een accurater beeld van de ituatie in het veld geven. Toch dienen ook deze cijfers met de nodige voorzichtigheid benaderd te worden. Bepaalde deelregio 's (zoals het plateau van Korbeek-Dijle en Leefdaal) waren tijden de jaren 2009-2012 immer constant goed vertegenwoordigd in de Patrijzen-data et (grotendeel dankzij de inspanning van slechts enkele waarnemers), maar we merkten bij de analyse verder op dat de geografi che zwaartepunten buiten deze kernen verschillen van jaar tot jaar (variatie in waarnemersgedrag die het beeld op onze broedende Patrijzen vertroebelt). Bovendien ontbreken systematisch waarnemingen uit grote delen van de regio die voor Patrijzen geschikt broedgebied vormen aangezien deze gebieden ofwel niet meer werden bezocht ofwel bijvoorbeeld !echt één keer, en werd er die keer - helaa - geen of slechts één individu waargenomen (wat voor de Kwartel voldoende was, maar du niet voor de Patrijs - die in V laanderen ab urd genoeg zowel tot de kwetsbare broedvogel al tot het jachtwild wordt gerekend).
Samenvattend kunnen we dus stellen dat er in 2012 25 Dijlelandse territoria va11 Patrijs ko11de11 worden afgebakend, maar dat ook deze aa11tallen onderschattingen zijn. We krijgen de indruk dat het lokale broedbestand ten mi11ste tijdens de jaren 2009 - 2012 constant bleef, wat wordt bevestigd door details uit systematisch goed onderzochte gebieden.
De Boomklever - maart 201 3 23
Knobbelzwaan Cygn11s olor BBV DG = 20 apr - 20 juli ; # obs = 2; # obs DG = 1 ; FA= 2500; GW =paar, terr. & nestind. gedrag
Hoewel er dus ook interpretatiecriteria voor
broedterritoria be taan voor eendachtigen, beslis
en we deze in het geval van de Knobbelzwaan
niet toe te pa en omwille van de alomtegenwoordigheid van niet-broedende exemplaren van deze
oort in onze regio. Het toepassen van de regels zou in dit geval vermoedelijk tot overschattingen leiden. Aangezien de meeste vijvergebieden in onze regio intensief door vogelkijkers bezocht worden, en niet alleen de jongen maar ook de nesten van Knobbelzwanen daarbij bijna altijd worden opgemerkt en ingevoerd, menen we dat waarnemingen van bezette ne ten en pulli voor deze soort een betrouwbare basis vormen om het broedbe-
tand in onze regio in te schatten. Op deze manier bekomen we voor 2012 een totaal van 8 broed pogingen van Knobbelzwanen in het Dijleland : telkens één te Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek, Leefdaal/ Voervallei, Neerijse/ Kliniekvijvers, Neerijse/ Grote Bron, Oud-Heverlee/ Z, Oud-Heverlee/ N, Oud-Heverlee/ Zoete Waters en Heverlee/ Abdij van Park. Daarmee kende elke vijver uit de Dijlevallei tussen Leuven en de taalgrens dus zijn broedpoging, maar waren er nauwelijks territoria buiten deze vallei. De resultaten van de voorgaande jaren tonen een ietwat onverwachte variatie in het aantal territoria: 5 in 2011, 3 in 2010, 7 in 2009, en slechts 1 in 2008 (Tabel 1). De enige locatie waar in alle vijf jaren gebroed werd was de Abdij van Park, en de belangrijkste blanco locatie in 2012 wa het Leopoldspark in Kessel-Lo (wel broedgevallen in 2009 en 2011). Het is ons niet duidelijk hoe deze opvallende ver chillen door waarnemerseffecten tot stand zouden kunnen zijn gekomen, de vijvergebieden worden immers elk jaar goed bekeken en het lijkt erg onwaarschijnlijk dat het ene jaar veel broedindicerende waarnemingen worden doorgegeven terwijl dat in een ander jaar systemati ch minder wordt gedaan. Merk op dat we in het geval van de Knobbelzwaan niet over territoria (dr. de hoger behandelde hoender ) maar over broedpogingen spreken, waarvoor het bewij du kan bestaan uit observaties van bv. nestbouw, bebroede nesten, ne ten met eieren, pulli of opgroeiende niet-vliegvlugge jongen.
24 De Boomklever - maart 2013
Misschien kan het werkelijke aantal territoria (bekomen door toepassing van de interpretatiecriteria) gemiddeld hoger en mogelijk ook constanter zijn, maar komen niet alle paren elk jaar tot broeden? Of verklaart variatie in broedsucce deels de sterk verschillende aantallen broedende Knobbelzwanen tussen opeenvolgende jaren? De meeste informatie over broedende Knobbelzwanen komt immers van waarnemingen van pulli. Indien er wel wordt gebroed maar het broedsel mislukt, dan komen deze broedgevallen bij de huidige benadering niet in onze telling terecht. Tenzij er een ne t werd ingegeven, maar dat gebeurt minder courant.
Conclusie: in 2012 kon in het Dijleland broedbewijs worden geleverd in 8 territoria van Knobbelzwanen, en we hebben e�n redelijk groot vertrouwen in de accuraatheid van dit cijfer. Gegevens uit de voorgaande jaren illustreren dat de variatie tussen jaren groter is dan werd verwacht, maar aangezien we hier niet onmiddellijk een oorzaak voor kunnen aanwijzen werden zo mogelijk toch de werkelijke aantallen achterhaald.
Zwarte Zwaan Cygnus atratus BBV (ex) 2008 Tervuren DG = 1 maa - 31 juli ; # obs = 2 ; # obs DG = 1 ; FA= 2500; GW =paar, terr. & nestind. gedrag
Allereerst een kritische noot bij de da turngrenzen voor deze exotische soort : als inheemse broedvogel van Australië vergissen Zwarte Zwanen zich in onze streken al eens van seizoen wanneer het op broeden aankomt (de Australische zomer komt overeen met onze winter), wat de datumgrenzen in de praktijk grotendeels betekenisloos maakt. Maar ook buiten deze wetenschap zouden we de interpretatiecriteria voor deze soort niet gebruikt hebben, aangezien nesten en pulli van Zwarte Zwanen zeer zichtbaar zijn, en vermoedelijk in alle gevallen worden opgemerkt en doorgegeven. De laatste keer dat er in het Dijleland nestbouw werd vastgesteld is intussen reeds geleden van oktober 2008 te Tervuren (Moreau 2009c), en de laatste pulli (tevens de enige, voor zover bekend) werden opgemerkt in de najaren van 1998 en 1999 te Florival en in het Arenbergpark te Heverlee (Fluyt 2004). Overige gevallen van nestbouw zonder verder resultaat werden genoteerd in maart 2002, maart 2003 en april 2004 te Florival/Z (Fluyt 2004; Moreau 2002, 2004, 2005) en in oktober 2005 te SAR (Moreau 2009c).
'
,
De Zwarte Zwaa11 kan i1l het Dijleland een accidentele exotische broedvogel worden genoemd. Het is niet ondenkbaar dat de broedgevallen en -pogingen uit de periode 1998-2005 allen op naam van hetzelfde koppel kunnen worden geschreven. Het aantal waarnemingen reduceerde over de loop van de voorbije 15 jaren van enkele tientallen per jaar tot slechts 4 in 2012.
Grote Canadese Gans Branta canadensis BBV (ex) DG = 1 apr - 30 juni;# ob = 2; # ob DG = 1; FA= 2500; GW =paar, terr. & nestind. gedrag
Al zijn Canadese Ganzen doorgaan di creter in hun nestplaatskeuze en hiervoor minder aan open water gebonden dan Knobbelzwanen, toch schatten we de zichtbaarheid van het broedgebeuren van deze soort voldoende hoog in om voor dezelfde benadering te gaan al bij de Knobbelzwaan, en du geen gebruik te maken van de interpretatiecriteria. Het risico op het missen van broedgevallen zal voor deze soort waarschijnlijk wel iets hoger zijn, zeker in het geval van mislukte pogingen. Nesten van Canadese Ganzen worden in de regio immers weinig gevonden en/ of doorgegeven dus gaan we hoofdzakelijk voort op waarnemingen van pulli en niet-vliegvlugge jongen, maar die zijn er natuurlijk niet bij mislukte broedgevallen. De resultaten dan : 4 zekere broedgevallen in 2008, 2 in 2009, 1 in 2010, 5 in 2011 en 6 in 2012 (Tabel 1). Ook hier dienen we weer de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen bij de interpretatie van deze aantallen. De Dijlevallei kent ongetwijfeld een voldoende hoge waamemersdensiteit om de cijfers uit dat deel van de regio te vertrouwen, maar hier werden tijdens de jaren 2008-2011 nauwelijks broedverdachte Canadese Ganzen opgemerkt. In 2012 werd dat plots anders, met gevallen te Heverlee/Langestaart, Oud-Heverlee/N en Sint-Agatha-Rode/Veeweide. In 2011 werden echter gevallen aangetoond te Moorsel, Herent, Meerbeek en Everberg, waar broedindicatieve waarnemingen van Canadese Ganzen in alle andere jaren ontbraken. Het lijkt weinig aannemelijk dat alle broedende Canada's na 2011 weer verdwenen zijn uit deze deelregio, we denken eerder aan een waarnemerseffect. erder was er tijdens de besproken jaren slechts één regelmatige broedlocatie : de Abdij van Park te Heverlee waar jaarlijks succesvol gebroed werd.
De overige twee gevallen uit 2012 kwamen van het Park van Tervuren en het Meer van Genval te Overijse, ook beide nieuwe locatie in de data et. Een detailstudie in het Park van Tervuren (per . med. A. Reygel) wees echter uit dat er daar in 2012 maar lief t 8 ge laagde broedgevallen plaat -vonden, waar op waarnemingen.be du bijna niets van te merken viel. Wanneer we deze gevallen meerekenen komen we du uit op een totaal van 13 broedgevallen (6 uit waarnemingen.be+ 7
additionele uit de detail tudie te Tervuren).
Voor de Canadese Gans gaan we dus niet verder da11 te stellen dat er in 2012 13 broedgeva/len konden worden aangetoond in het Dijle/and, wat tot op heden het hoogste aantal is voor deze soort. Niettemin gaat het wellicht toch om onderschattingen. Omwille van waarnemerseffecten in bepaalde jaren durven we ons echter niet uit te spreken over ee11 trend, hoewel het plotse opduiken van verschillende broedgevallen van deze soort i11 de goed-bekeken Dijlevallei indicatief kan zijn voor een vooruitgang.
Nijlgans Alopochen aegyptiacus BBV (ex) DG = 15 maa -15 mei;# obs= 2; # ob DG = 1; FA= 2500; GW =paar, terr. & ne tind. gedrag
Voor de lezer die de interpretatiecriteria voor Nijlgans wenst te gebruiken geven we allereerst een punt van kritiek mee, met name in verband met de datumgrenzen. Er werden in het Dijleland immer reed meermaals Nijlganzen met pa uitgekomen pulli geobserveerd ver buiten deze datumgrenzen, maar niemand zal eraan twijfelen om deze gevallen toch bij de totalen te tellen. Anderzijd kunnen we er niet het hele jaar van uitgaan dat elke waargenomen Nijlgans ook daadwerkelijk op dat moment in die buurt aan het broeden is, wat maakt dat de datumgrenzen ook voor de Nijlgan toch enig houvast bieden. Wij passen hier echter dezelfde benadering toe als bij de voorgaande twee soorten, al gelden dezelfde opmerkingen die reeds werden aangehaald bij de Canade e Gans. Meerdere broedgevallen op eenzelfde locatie maar in sterk verschillende periodes van het jaar beschouwen we als afzonderlijke gevallen, al is het niet ondenkbaar dat er hetzelfde koppel bij betrokken wa . Uit de verzamelde gegeven kunnen de volgende aantallen zekere broedgevallen worden afgeleid : 10 in 2008, 10 in 2009, 5 in 2010, 12 in 2011 en 8 in 2012 (Tabel 1).
De Boomklever - maart 2013 25
Voge�s . . . ::.:;:�:-� ·
ijlganzen broeden ongeh·vijfeld talrijker in het Dijleland dan uit deze data et kan worden afgeleid . We weten immers met zekerheid dat er op bepaalde locaties (bv. Oud-Heverlee/ Zoete Waters en Ke el-Lo/Leopoldspark) jaarlijks meerdere
ucce volle broedgevallen worden afgerond, terwijl waarnemingen van Nijlganzen met pulli in
ommige jaren compleet ontbreken van deze locatie . Minsten in 2012 wa dat ook het geval te Tervuren/Park, met vijf geslaagde broedgevallen waarvoor op www.dijleland.waarnemingen.be alle evidentie ontbreekt (pers. med. A. Reygel). Bovendien merken we ook wat de overige locaties betreft een variatie tussen de jaren die veel groter is dan werd venvacht, wat ons vermoeden in de richting van zware onderschattingen ondersteunt.
Samenvattend geven we mee dat 2012 goed was voor 13 bewezen broedgevallen van Nijlganzen in het Dijleland, waarbij zowel i1l waterrijke gebieden als op de plateaus wordt gebroed. We maken ons sterk dat het hier om ee11 zware onderschatting gaat, en kunnen omwille van te grote verschillen in doorgeef-intensiteit per gebied tussen opeenvolgende jaren geen uitspraak doen over een trend.
Bergeend Tadorna tadorna extra Dijleland DG = 30 apr-1 5 juli;# obs= 2; # obs DG = 1; FA= 2500; GW =paar, terr. & nestind. gedrag
Ook voor de Bergeend, die vermoedelijk altijd wordt doorgegeven, kijken we enkel naar geslaagde broedgevallen die konden worden bewezen aan de hand van waarnemingen van pulli en/ of niet-vliegvlugge jongen die vergezeld werden door hun ouders. Enkel zo kon met zekerheid worden uitgesloten dat juveniele vogels werden meegeteld die buiten de regio werden geboren, maar vanaf midzomer in de streek kunnen opduiken op weg naar de najaars-ruigebieden (zulke waarnemingen vinden doorgaans overigen pa plaats na afloop van de datumgrenzen, maar uitzonderlijk reeds in de eerste helft van juli). De overige waarnemingen binnen de datumgrenzen hebben nagenoeg altijd betrekking op de restanten van overwinterende groepen, waarop de interpretatiecriteria niet van toepassing zijn. Achtereenvolgens werden de volgende geslaagde broedgevallen bewezen : 1 te SAR in 2008, 2 te Tervuren/ Park in 2009, 1 te NGB in 2010 en geen in 2011 en 2012 (Moreau 2008, 2009b, 2010a&b, 201lb, 2012b) (Tabel 1). We hechten veel geloof aan deze aantallen.
De Bergeend is in het Dijleland een regelmatige, doch niet-jaarlijkse, broedvogel in lage aantallen
(1-2 paren).
26 De Boomklever - maart 2013
Mandarijneend Aix galericulata BBV (ex) DG = 15 apr -30 juni ; # obs = 2 ; # obs DG = 1 ; FA= 1000; GW =ad, paar, terr. & nestind. gedrag
Ook voor deze exotische eend tellen we enkel de broedgevallen waar jongen werden geobserveerd. Tijdens de vijf behandelde jaren kon er enkel in 2010 geen dergelijk geval worden geïdentificeerd. In 2008 werd er succesvol gebroed te Neerijse/ Grote Bron, in 2009 te Tervuren/ Kapucijnenbos, in 2011 te Oud-Heverlee(N) en in 2012 te Tervuren/ Park. Volgens de detailstudie ging het in het laatste geval echter om twee broedgevaJlen in hetzelfde park (pers. med. A. Reygel). Volledig is dit plaatje echter niet. Mandarijneenden broeden immers veelal in boomholtes in ondergelopen bosgebieden, per definitie moeilijk toegankelijke gebieden waar broedgevallen makkelijk worden gemist. Wanneer de adulten zich na het broedseizoen met hun jongen op meer open water wagen is vaak niet meer duidelijk dat het om jongen van dat jaar gaat. Dijlelandse gebieden waar deze soort zo makkelijk onopgemerkt kan broeden (en waar de soort ook effectief reeds jaren aanwezig is) zijn bijvoorbeeld het verdronken bos ten zuiden van Oud-Heverlee/ Z, het Langerodebos te Neerijse, de bosgebieden van Tervuren, ...
Conclusie : Er werden in 2012 twee succesvolle broedgevallen van Mandarijneend aangetoond in regio Leuven. Wellicht is dit een lichte onderschatting van de werkelijke situatie. Er zijn verder geen indicaties voor een voor- of achteruitgang.
Krakeend Anas strepera extra Dijleland DG = 20 apr -15 juni;# obs= 2; #obs DG = 1; FA= 1000; GW =ad, paar, terr. & nestind. gedrag
Broedende Krakeenden worden reeds van voor de eeuwwisseling in het Dijleland aangetroffen (Hens 2000; Moreau 2001), maar minstens tijdens de laatste decade leeft de perceptie dat de broedende aantallen een merkbare stijging hebben ondergaan. Incidentele waarnemingen van pulli vormen hiervoor het ultieme bewijs, en detailtellingen uit de halfweg de jaren '00 illustreren dat het toen in de Dijlevallei reeds om meerdere paartjes verspreid over de hele Dijlevallei ging (archief Natuurstudiegroep Dijleland), en in ieder geval meer dan tijdens de atlasjaren 2000-2002 toen er slechts in één inventarisatiehok (25 km2, met de vijvers van Oud-Heverlee erin) zekere broedgevallen van Krakeend werden vastgesteld (Beyen 2004).
Tijdens de in deze bijdrage besproken jaren werden er o� w�w.dijleland.waarnemingen.be echter bijna u1tslu1tend totaaltellingen per vijver ingevoerd, waarbij bovendien slecht zelden de geslachtsverhouding werd ge pecifieerd. Dit laat niet toe het aantal territoriale paren te bepalen. We kunnen voor deze oort dan ook niet werken met de interpretatiecriteria en chuiven du geen populatiegrootte voorop. Vast taat echter wel dat de welwillende inventari eerder voor deze oort op meerdere vijver in de treek meerdere territoria zal kunnen afbakenen (2 waarnemingen van een adult individu waarvan min ten één binnen de datumgrenzen zijn immers voldoende), en heel wat uitsluitende waarnemingen zal kunnen noteren binnen de fu ieaf tand van lOOOm. Of de aJdu verkregen re uitaten echter een reali ti che afspiegeling van de reële situatie zouden vormen is een andere vraag ...
De Krakeend heeft in het Dijleland vaste voet
aan de grond als broedvogel, maar over popula
tie-schattingen en trends kan op basis van de be
schikbare data geen uitspraak worden gedaan.
Slobeend Anas clypeata extra Dijleland DG = 20 apr - 30 juni;# obs= 2; # ob DG = 1;
FA= 1000; GW =ad, paar, terr. & nestind. gedrag
Broedge�eve�s v� Slobeend (waarnemingen v�� puJh
.of
.�et-vhegvlugge juvenielen) zijn in de
D11levalle1 tijdens de voorbije decaden steed een erg schaars gegeven geweest, zeker wanneer we e�el �oortgaan
. op �aarnemingen van pulli en
ruet-vhegvlugge 1uveruelen. Deze soort i voor zijn broedcyclu grotendeels afhankelijk van natte weidegebieden die worden doorsneden door beken en grachten, en kan aldus tot de weidevogels worden gerekend. In het Dijleland broedde de soort in 2000-2002 enkel met zekerheid aan de vijver van Oud-Heverlee (Devos 2004), maar daarna bleef het bij toevallige broedindicatieve waarnemingen of ver�oedens. Hoewel de meeste waarnemingen van D11lelandse Slobeenden binnen de datumgrenzen op de vele vijvers van de streek worden opgetekend (allen omgeven door meer geschikt weidehabitat), testten we de interpretatiecriteria voor Slobeend toch eens uit op de verzamelde data wt www.dijleland.waarnemingen.be. Waarnemingen van groepen foeragerende Slobeend�:1 werden hierbij uit de dataset geweerd. Dergeh1ke groepen - die zeker uit niet-broedende �xemplaren bestaan - worden in de meeste jaren immers tot begin mei in de streek waargenomen
(dus tot een tweetal weken na aanvang van de datumgrenzen), en zouden wanneer meegerekend tot ubstantiële overschattingen leiden. Deze benade
ring levert de volgende verrassende re uitaten op :
12 territoria in 2012 (2 te OH , 3 te OHZ, 2 te GB, 5
te SAR), 11 territoria in 2011 (2 te OHZ, 5 te NGB, 4 te SAR), 11 territoria in 2010 (2 te OHZ, 2 te Oppem, 3
te NGB, 4 te SAR), 5 territoria in 2009 (1 te Oppem, 1
te NGB, 1 te NKV, 2 te SAR) en 1 territorium in 2008
(SAR) (Tabel 1). Aangezien er tijden deze vijf jaren nooit broedbewijs werd genoteerd onder de vorm v�n pulli plaatsen we echter een groot vraagteken bij de betrouwbaarheid van deze re uitaten.
Het toepassen van de interpretatiecriteria leidt voor de Slobeend tot een populatieschatting va11 12 broedparen i1I het Dijlela11d in 2012. Vergelijkillg met de voorgaande jaren suggereert dat het hier 0111 een stabiele populatie gaat, maar hoe betrouwbaar de resultaten zijn kunnen we moeilijk inschatten.
Zomertaling Anas querqueduln BBV, RL (B) DG = 20 apr - 30 juni;# ob = 2; # ob DG = 1;
FA= 1000; GW =ad, paar, terr. & ne tind. gedrag
De Zomertaling -onze enige echte zomereend, en tevens een erg bedreigde broedvogel oort in Vlaanderen - i ongetwijfeld de eend die in broedvogelcontext de groot te interes e van de inventari eerder wegdra�gt. Helaas heeft dat inventari eren tijden recente 1aren niet veel positief nieuws opgeleverd voor deze soort, zeker niet wanneer we enk.el naar waar.nemingen van pulli kijken. Zo'n waarneming kon immers enk.el in juli 2010 worden genoteerd, wanneer 3 pulli werden gezien te Sint-Agatha-Rode/Grootbroek (nota bene buiten de datumgrenzen; Moreau 2010b ). Nochtans zijn er jaar lijk tijden de g�se �omer Zomertalingen in de treek aanwezig .
GeU:�p1reerd op een uitspraak van een collega-vogelkijker (genre "Ge maakt mij niet wij dat die beesten elk jaar helemaal van We t-Afrika naar de Dijlevallei vliegen om hier de gan e zomer alleen maar toertjes te draaien op één of andere vijver!") passen we de interpretatiecriteria voor Zomertaling dus een toe op de verzamelde gegeven om te achterhalen hoeveel territoria er op die manier kunnen worden gevormd, waarbij we opmerken dat twee waarnemingen van een volwa en individu in broedbiotoop (waarvan één tu sen de datumgrenzen) du reed vol taan voor deze oort . . . Dit levert voor broed eizoen 2012 maar lief t vier te�ri�ori�. Neerijse/ Grote Bron (NGB), Neerij e/ Khruekv11vers (op, telken eentje te Oud-Heverlee ! Z (OHZ), NKV ) en Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek (SAR).
De Boomklever - - maart 2013 2 7
Vogels ------�'?' �:- �
In 2011 en 2010 ging het zo om drie territoria (dezelfde al in 2012 maar ruet te NGB) en in 2009 om vijf (zoals 2012 +een territorium te Oppem). 2008 leverde slecht twee territoria op (OHZ en SAR), waar we voor deze oort meer vertrouwen durven in te stellen aangezien de broedverspreiding beperkt is tot de i:nten ief bekeken Dijlevallei en we hier dus geen waarnemer effect vermoeden (Tabel 1). In principe geldt voor aJle jaren dat de bekomen aantaJlen mogelijk lichte onderschattingen betreffen aangezien de Zomertaling zich tijden het broedseizoen bijzonder onopvallend gedraagt, en voor zijn broedcyclus ook \Veinig bekeken natte weilanden en ontoegankelijke gebieden (bv. de L-vijver in de Doode Bemde te eerijse) kan gebruiken. Anderzijds zijn de bekomen aantallen veel hoger dan verwacht, du stellen we al comprorni dat we de uiteindelijke aantallen vertrouwen.
In het geval van de Zomertaling leidde het toepassen van de interpretatiecriteria tot het afbakenen van vier territoria in 2012, hoewel er nergens jongen werden waargenomen. Waarnemers met veel ervaring in de streek en met het inventariseren van deze soort zullen dit wellicht als een realistisch cijfer aanvaarden. Het aantal territoria lijkt de laatste jaren redelijk constant te zijn (3 à 5).
Wintertaling Anas crecca extra Dijleland
DG = 30 apr - 30 juni ; # obs = 2; # obs DG = 1 ; FA= 1000; GW = terr. & nestind. gedrag DG = 15 mei - 30 juru; # obs= 2; #obs DG = 1 ; FA= 1000; GW =ad, paar
Voor de Wintertaling - naar we aannemen een relatief recente toevoeging op het Dijlelandse broedvogellij tje - pas en we net dezelfde strategie toe al voor de Zomertaling, met dat verschil dat we hier met twee et van regels dienen rekerung te houden (al blijkt in ons geval vooraJ de tweede regel toepasbaar, terri tori urn- en nesti ndi cerend gedrag wordt voor deze soort immers zelden gemeld). Teruggaand in de tijd bekomen we zo één territorium in 2012 (OHZ) en telkens twee in 2011 en 2010 (OHZ en SAR). Verra ender waren echter de re uitaten uit 2009, met maar lief t drie territoria (OHN, Oppem en SAR). 2008 kende één territorium (SAR) (Tabel 1). Ter verduidelijking geven we nog mee dat voor het selecteren van bruikbare waarnemingen buiten de datumgrenzen veiligheidshalve een periode van slechts één week voor en na deze grenzen werd gebruikt.
28 De Boomklever - maart 2013
Niet-broedende WintertaJingen zijn tot eind april en vanaf eind juli immer in het Dijleland aanwezig. Waarnemingen uit die periode meenemen in de analyse zou tot een onrealistisch hoog aantal territoria leiden. We zien ruet onmiddellijk redenen om de hoger vermelde aantallen ruet te vertrouwen. Wanneer we echter enkel naar waarnemingen van jongen hadden gekeken zouden we een heel ander beeld hebben gekregen : slechts één geslaagd broedgeval tijden de vijf geanaly eerde jaren, in 2010 te SAR (7 pulli eind juni; Moreau 2010b). Volgen de toegepaste methode blijkt de soort mogelijk dus reeds langer in de streek te broeden dan we dachten. Velen gingen er immer van uit dat het bewezen geval uit 2010 ook daadwerkelijk het eer te broedgeval voor de regio betrof. En dan keken we nog niet naar de jaren voor 2008 ...
De Wintertaling blijkt als Dijlelandse broedvogel vastere voet aan de grond te hebben dan werd vermoed, met jaarlijks 1-3 territoria tijdens de periode 2008-2012. Over een trend kunnen we bij dergelijke lage aantallen geen uitspraak doen.
Aalscholver Phalacrocorax carbo sinensis BBV (kol) DG = 15 maa - 30 juru ; # obs DG = 1 ; FA = 500 ; GW = nesttelling
Uit de interpretatiecriteria voor deze eerste koloniebroedende soort uit dit overzicht blijkt dat enkel speciale nesttellingen als geldige waarneming tellen bij een broedvogelinventarisatie. Aangezien de aantallen nesten in Aalscholverkolonies doorgaans realistisch te tellen zijn en onmiddellijk een hoge broedzekerheid geven houden we hier verder geen rekening met datumgrenzen en fusie-afstanden, maar gaan we onmiddellijk over tot een historisch overzicht van het broedvoorkomen van deze soort in het Dijleland. Het eerste broedindicerende gedrag van Aalscholvers werd in deze streek vastgesteld tijdens de periode 2000-2002, toen de inventariseerders niet langer genoegen namen met het noteren van de aanwezige aantallen, maar ook extra aandacht begonnen te besteden aan de betekenis van bepaalde gedragingen van de vogels. Zo werden in deze periode enkele keren Aalscholvers opgemerkt die met takken rondvlogen of deze aan een potentiële partner aanboden. In 2001 werd in de Doode Bemde voor het eerst de bouw van een nest opgemerkt, maar verder dan dat kwam het niet.
De volgende nestbouw vond plaat in 2003 te SAR, maar na een korte broed periode werd het ne t verlaten (Moreau 2003). Vervolgen wa het de beurt aan de Abdij van Park te Heverlee, waar in 2006 twee ne ten werden gebouwd. Eén hiervan werd een tijdje bebroed, maar er werden ook hier geen jongen grootgebracht (archief NSG Dijleland). In 2010 kende de oort dan voor het eerst Dijlelands broed ucce ! Dat jaar broedden vanaf half maart immers 3-4 paartje Aalscholver te Tervuren/Park KMMA, wat leidde tot jongen in twee van de ne ten (Moreau 2010a). Ook in 2011 vonden er op deze locatie 3-4
ucce volle broedgevallen plaats (Moreau 2011a), en in 2012 breidde de kolonie uit tot vijf succesvolle nesten (pers. med. A. Reygel; archief NSG Dijleland). Begin 2012 had echter nog een verras ing in petto, met de ontdekking van een kolonie van 10 bezette Aalscholverne ten op een dra sig privéterrein (!) op de gren van Overijse en Hoeilaart (pers. med. S. Wera & I. Nel), wat we voor de gelegenheid (en in afwezigheid van een gecoördineerde vogelwerking in dat gebied) tot ons werkingsgebied rekenen (Tabel 1). Gezien de omvang van deze kolonie is het erg waar-chijnlijk dat ze reed enkele jaren onopgemerkt
door het leven ging
Na enkele jaren van vergeefse nestelpogingen op verschillende Dijlelandse locaties kreeg de Aalscholver in 2010 vaste voet aan de grond in onze regio, met het ontstaan van een kleine kolonie in het Park van Tervuren. In 2012 werd op de grens van Overijse en Hoeilaart een tweede, wat grotere, kolonie ontdekt. Het totale Dijlelandse broedbestand bedroeg dit jaar 15 bezette nesten. Aangezien laatstgenoemde kolonie tijdens de voorgaande jaren niet gekend was, maar wellicht wel reeds bestond, is een exacte inschatting van de populatie-evolutie niet mogelijk, maar alles wijst op een stijgende trend.
Zo111ertnl i11ge11 Roel Uyttenbroeck
Roerdomp Botaurus stellaris BBV, V RL, RL (MUB) DG = 1 apr - 10 juni ; # ob DG = J ; FA= 1000; GW =ad, paar, terr. & ne tind. gedrag
Uit de geciteerde interpretatiecriteria blijkt dat een enkelvoudige waarneming van een Roerdomp tus-
en 1 april en 10 juni reed vol taat om tot een territorium te mogen be luiten. On gezond ver tand flui tert on echter in dat deze aanpak in onze treek tot over chattingen kan leiden (al worden Roerdompen binnen deze datumgrenzen zeker niet jaarlijks in de regio opgemerkt). Daarom beperken we on voor deze oort tot waarnemingen op locatie waar de soort ook herhaaldelijk roepend werd va tge teld, alvorens tot een territorium te be luiten. En ja hoor, in 2012 leverde dit een territorium op te OHZ, waar een Roerdomp werd opgemerkt van 25 mei tot 8 augu -tus (Moreau 2012a,b ). Indien we de interpretatiecriteria letterlijk hadden genomen zou ook SAR in 2012 een territorium hebben gehad. Tijdens de besproken jaren vonden er enkel in 2010 ook Roerdompwaarnemingen plaats binnen de datumgrenzen, en ook toen wa dat zowel te OHZ al SAR het geval (Moreau 2010a). Maar deze tellen we dus niet mee in de broedvogelcontext. Verder is on slechts één histori ch gevaJ van een Roerdompterritorium bekend uit de treek (betrouwbare regiogegeven voor deze oort gaan terug tot 1938), namelijk in 1997 (mei-juli) te NGB (Hens 2000).
2012 was met een geval te OHZ slechts het tweede jaar waarin in het Dijleland een Roerdomp-te
.rri
torium kon worden aangetoond. Het eerste geval dateert van 1997 te NGB.
De Boomklever - maart 2013 2 9
- -- --'jo--.
.. "i ... Vogels_ �---it.
. . : . . t�·�
Woudaap Ixobryclms minutus
BBV, VRL, RL (MUB) DG = 15 mei - 10 juli ;# obs DG = 1 ; FA= 500; GW =ad, paar, terr. & nestind. gedrag
Voor de Woudaap maken we dezelfde opmerking al voor de Roerdomp in verband met de noodzaak van herhaalde auditieve waarnemingen op eenzelfde locatie alvorens we van een territorium spreken. ln 2012 werd hieraan beantwoord te OHZ, met waarnemingen (meestal enkel auditief) van een mannetje van 1 juni tot 26 juli (Moreau, 2012b). Een vrouwtje en/ of jongen werden dit jaar evenwel niet vastgesteld. Over het reilen en zeilen van de Woudaap in het Dijleland tijdens de 21 c eeuw werd voorts reeds veel geschreven. Een korte samenvatting van alle broedrelevante informatie: 1 geslaagd broedgeval (1 uitgevlogen juv) te Heverlee/ Abdij van Park (AVP) in 2002, jaarlijks 1 territorium te AVP in 2003-2005, 2 territoria te AVP in 2006, 1 kort bezet territorium te AVP in 2007, 1 geslaagd broedgeval (1 uitgevlogen juv) te SAR in 2008 en 1 geslaagd broedgeval (1 uitgevlogen juv) te OHZ in 2011 (+een juv in augustus te LP en een geslaagd broedgeval net buiten de regio te Haacht) (Moreau et al. 2002; Moreau 2006, 2007, 2008, 2010b) (Tabel 1). Het i opmerkelijk, maar niet verrassend, dat de Dijlelandse broedlocaties die Woudapen in de 2F eeuw benutten (AVP, SAR, OHZ) alle gekoloni eerd werden nadat herinrichtingswerken de rietpartijen hier gevoelig hadden doen uitbreiden!
3 0 De Boomklever - maart 2013
Voor de start van de 21 c eeuw stond de Woudaap in het Dijleland te boek als een voormalige broedvogel, maar op basis van de beschikbare gegevens vermoeden we dat de soort hier wellicht nooit talrijk zal geweest zijn. De laatste historisch broedgevallen (pre 21c eeuw) vonden plaats in 1964 te Kessel-L o en te Florival (Hens 2000).
Wo11daap, 2011 Stéplian Peten
Met één territorium in 2012 te OHZ bevestigde de Woudaap nogmaals het Dijle land naar waarde te kunnen schatten. Tot jaarlijks broeden komt het echter nog niet (tijdens de behandelde jaren werd er bv. geen territoriaal gedrag vastgesteld in 2009 en 2010). Na bijna 40 jaar van afwezigheid vonden geslaagde broedgevallen in de 21e eeuw plaats in 2002, 2008 en 2011.
Kwak Nycticorax nycticorax DG = 30 april - 15 juli ; ti obs DG = 2 ; FA= 2500 ; GW =ad, paar, terr. & ne tind. gedrag
We horen het jullie aJ opmerken ... "Wat doet de Kwak in god naam in dit overzicht?" Wel, nu er reeds drie jaar op rij zomer e Kwakken worden opgemerkt te SAR, en ook enkele andere Dijleland e locatie deze oort in de 21 c eeuw op bezoek kregen, wilden we de te t toch eens doen en pa ten we de interpretatiecriteria toe op de verzamelde waarnemingen. Maar geen nood, zoaJs verwacht leverde dit geen territoria op. Te SAR ging het binnen de datumgrenzen immers om individuen in 2c zomerkleed (20 11 en 2012, met pa waarnemingen van olitaire adulte en/ of juveniele ex. na afloop van deze grenzen) of om een enkelvoudige waarneming van een adult (2010), terwijl het ook op aJle andere locaties waar de
oort sind 2001 werd waargenomen (Tervuren/ Park, NKV, NGB/ Langerodebo , OHZ) nooit om meer dan één waarneming ging. Voor deze soort zijn er echter twee waarnemingen binnen de datumgrenzen nodig.
Blauwe Reiger Ardea cinerea
BBV (kol) DG = 15 maart -10 mei;# obs DG = 1 ; FA = 500 ; GW = ne ttelling
De Blauwe Reiger is reeds geruime tijd een va te broedvogel in het Dijleland, en stond vooraJ aJs du danig gekend omwille van de broedkolonie in de Dijlevallei te Korbeek-Dijle. In 1994 werden hier ca 50 bezette nesten geteld, terwijl het tijden de atlasperiode (2000-2002) ging om 41-43 bezette nesten (Fluyt 2004). Nadien ontbreken tellingen van deze kolonie tot en met 2011 in het archief van de NSG Dijleland. De enige andere kolonie van enige omvang ontstond tijdens de jaren 2000-2002, toen een nest werd gevonden net buiten de Doode Bemde te Neerijse. (Fluyt 2004), maar ook rond deze kolonie werd het nadien angstvaJlig stil. De enige andere nesten uit de 2 1 c eeuw -telkens geïsoleerde gevaJlen - werden eveneens tijdens de atlasjaren aangetroffen in de IjsevaJlei te Huldenberg en in de Laanvallei te Sint-AgathaRode/ Onderbos (Fluyt 2000, 2004). Voor wat de in deze bijdrage besproken periode betreft werden er uit de jaren 2008-20 11 geen Dijlelandse waarnemingen van bezette nesten van Blauwe Reigers ingevoerd op www.dijleland.waarnemingen.be.
. - ,· - . . I,,._:�; .. · .. voae/s
,,;: b ' ,..-". � t,
In 20 12 leverden enkele waarnemer terug een hogere in panning, wat minimaaJ 10 bezette ne ten (mogelijk iet meer) opleverde in de kolonie van Korbeek-Dijle (K. van Scharen), 3-4 bezette ne ten op de locatie nabij NKV (L. Hendrickx, M. Walraven ) , 1-4 ne ten in het Langerodebo te Neerij e (M. WaJraven ) en 1 waar chijnlijk ne t te OH (R. Gy bert en). Uit de Ij e- en Laanvalleien werden ook in 2012 geen gegeven ontvangen. Voor de gan e treek kunnen we op ba i van de be-
chikbare gegeven du een broedpopulatie van 14-19 broedparen in 20 12 voorop tellen, een cijfer dat we niet aJ absolute waarde vertrouwen maar wel aJ indicatief voor het reële broedbestand. De vergelijking met 2000-2002 (ca 45 paren) illu treert wel dat we op 10 jaren tijd tot 2 / 3" van onze broedende Blauwe Reiger zijn kwijtge peeld.
Nesttellingen van Blauwe Reigers in regio Leuven leverden in 2012 slechts 14-19 broedparen op, waarmee de soort duidelijk ee11 negatieve tre11d kent ten opzichte van de vorige tellingen een tie11-tal jaren geleden.
Wespendief Pernis apivon1s V RL DG = 20 mei - 10 augustu ; # ob = 2; tJ ob DG = 1; FA= 1000; GW =paar, terr. & nestind. gedrag
DG = 20 mei -10 augustu ; tJ ob = 3; tJ ob DG = 1 ; FA = 2000 ; GW = ad
De Wespendief is pas de derde soort uit dit overzicht waarvoor er twee sets van interpretatie-criteria zijn, afhankelijk van het type waarnemingen. ieuw i hier dat er in de twee sets van een ver chillende fusie-af tand gebruik wordt gemaakt, en voor het eer t zien we ook dat er in het geval van waarnemingen van een volwassen individu drie geldige waarnemingen vereist zijn. Hoewel We pendieven in het Dijleland relatief goed vertegenwoordigd zijn, wa de verwachting dat bij het interpreteren van de verzamelde waarnemingen zou blijken dat het bijna onmogelijk is om op basis van de ingevoerde informatie te onderscheiden welke waarnemingen aan welk mogelijk territorium dienen te worden toegewezen. We maken ons immer sterk dat voed elzoekende Wespendieven zich veel verder van hun ne tplaat kunnen verplaat en dan de fu ie-af tanden van 1000 en 2000m uggereren, en zeker broedbewij onder de vorm van vondsten van bezette ne ten i een zeer schaars gegeven.
De Boomklever - maart 2013 3 1
20 •
18
16
,.F 12 .
10 •
8
6
4
2
0 2008 (b)
Il • • •
� ��
• •
2009 2010 2011 2012
Zo illustreerden enkele toevallige nestvondsten van voor de besproken periode dat de nesten vaak in naaldbomen te vinden zijn (en dus zeer moeilijk zichtbaar, vooral in sparrenbos), en ook op eerder onverwachte plaatsen kunnen worden gebouwd, zoals in kleine plateaubosjes. Een beetje tegen de verwachtingen in konden we in het kader van deze bijdrage toch clusters van waarnemingen afbakenen die elk wellicht een broedterritorium vertegenwoordigen, en we zijn enigszins verrast door de betrouwbaarheid die we aan deze aantallen menen te kunnen verbinden. Op basis van deze oefening kwamen we tot de volgende - voor velen wellicht ongeloofwaardige - schattingen: 10-11 territoria in 2008-2009, en 12-14 territoria in 2010-2012 (Tabel 1 en Figuur 2). Opmerkelijk is dat de afgebakende territoria in alle jaren relatief mooi ge preid liggen over de regio, zij het met een wat grotere concentratie langsheen de centrale NOZW-as die de Dijlevallei vormt. Maar ook enkele meer noord westelijke gebieden (bv. Dorenveld, Molenbeekvallei Erps-Kwerps)en het meer zuidoo telijke Meerdaalwoud waren consistent in de datareeksen vertegenwoordigd, wat maakt dat het totale broedgebied een kruisvorm over de regio maakt. Vooral in het CW-deel van de regio (vrunl. Tervuren) lijkt de oort echter te ontbreken, wat enerzijds kan worden geïnterpreteerd als gevolg van een relatief lage waarnemersdichtheid in vergelijking met de rest van de regio, en anderzijds kan wijzen op een beperkte marge voor toekomstige toename van deze oort.
Het toepassen van de interpretatiecriteria op de verzamelde waarnemingen van Wespendieven leidde tot het afbakenen van 12-14 Dijlelandse territoria in 2012. Hiermee lijkt er een lichte toename te zijn ten opzichte van vijf jaren geleden.
3 2 De Boomklever - maart 2013
Figuur 2:
Gemiddelde van de schattingen van het aantal territoria voor Wespendief en Havik in regio Leuven tijdens de periode 2008-2012
�Wespendief (bron wwvv.clijleland.waarnerningen.be).
-Havik (b): voor veel soorten onbetrouwbaar / niet vergelijkbaar omwille van lager aantal waarnemer
Bruine Kiekendief Circus aeruginosus BBV, VRL DG = 20 april - 30 juni; # obs = 3; # obs DG = 2 ;
FA= 1000; GW =paar, terr. & nestind. gedrag
Hoewel er uit meerdere van de voorbije 20 jaren (maar zeker niet jaarlijks) waarnemingen van Bruine Kiekendieven binnen de datumgrenzen voorliggen, werd er in het Dijleland slechts enkele keren broedindicatief gedrag van deze soort vastgesteld. Dat was het geval in de Doode Bemde tijdens twee jaren in de tweede helft van de jaren '90 (K. Moreau), maar beide gevallen doorstonden de toets aan de interpretatiecriteria niet. Ook alle andere goed-getimede waarnemingen werden geïnterpreteerd als betrekking hebbend op overzomerende niet-territoriale vogels (Fluyt, 2000). In de zomer van 2011 werd het echter weer spannend, aangezien er lange tijd een verdacht koppel rondhing te OHZ. Dit bestond uit een mannetje in zijn tweede kalenderjaar en een adult vrouwtje, die veelvuldig voedselvluchten ondernomen in de Dijlevallei en naar de nabijgelegen plateaus van Korbeek-Dijle en Leefdaal. Het toepassen van de regels leidt tot de interpretatie dat het hier om een bewezen territorium ging, maar een vaste nestlocatie en jongen werden nooit vastgesteld (Moreau 20llb, Anselin 2012). In 2012 werd de hoop dat het in 2011 om een prospectieronde ging ingewilligd, want dat jaar vestigde zich terug een koppel te OHZ, nu met adult mannetje. Nu kon de nestlocatie wel worden gelokaliseerd, maar broedsucces bleef ook in 2012 uit (Tabel 1 en Figuur 3).
2011 en 2012 waren de eerste jaren (sinds eer lange tijd) waarin een territoriaal koppel Bruine Kiekendieven zich gedurende een langere periode vestigde in de Dijlevallei, meer bepaald te OHZ. Elk jaar nam de informatie-inhoud van de waarnemingen toe (in 2011 was het mannetje nog niet volwassen, in 2012 wel en werd er voor het eerst een nestlocatie geïdentificeerd), wat ons hoopvol stemt voor de toekomst.
1: 4
3
2
1
- - -�- -�Bruine Kiekendief/
Slechtvalk
-Boomvalk
Figuur 3:
f';,1 • .
.<:"\' l · ··::.lr voge s � ; , . .
Aantal territoria voor Bruine kiekendief, Slechtvalk en Boomvalk in regio Leuven tijdens de periode 2008-2012
(bron www.dijleland.waarnemingen.be).
(b):
t • • 2008(b) 2009
z-�---··--_ .....
__ _. ___ 20.lo -r 2011 -.---- 2
-0_-
1_2� ---- --- J
voor veel soorten onbetrouwbaar / niet vergelijkbaar omwille van lager aantal waarnemers
2011 en 2012 waren de eerste jaren (sinds eer lange tijd) waarin een territoriaal koppel Bruine Kiekendieven zich gedurende een langere periode vestigde in de Dijlevallei, meer bepaald te OHZ. Elk jaar nam de informatie-inhoud van de waarnemingen toe (i11 2011 was het mannetje nog niet volwassen, in 2012
wel en werd er voor het eerst een nestlocatie geïdentificeerd), wat ons hoopvol stemt voor de toekomst.
Blauwe Kiekendief Circus cyaneus
BBV DG = 15 april - 30 juni; # ob = 3; tt obs DG = 2; FA= 1000; GW =paar, terr. & nestind. gedrag
Voor deze soort zijn we zeer kort, broedindicerende waarnemingen van Blauwe Kiekendieven zijn ons uit de laatste decaden immers niet bekend uit het Dijleland. Langsheen de taalgrens ten oosten van onze regio werden tijdens de voorgaande jaren echter wel enkele broedgevallen bewezen. De nesten waren daarbij soms - enigszins onverwacht - gelokaliseerd in bosranden langsheen plateaugebieden, en experten terzake menen dat er een realistische kans bestaat dat er in zuidelijk V laams-Brabant broedgevallen gemist worden (med. R. Guelinckx). Dat er in 2012 net ten zuiden van onze regio (in Waals-Brabant dus, we geven bewust geen verdere details over de locatie) een broedpoging plaatsvond zal ons zeker aanmanen om ook in onze regio de ogen goed open te houden!
Havik Accipiter gentilis extra Dijleland
DG = 1 februari - 15 juli; tt obs = 3; tt obs DG = 2 ; FA= 1000; GW =paar, terr. & nestind. gedrag
Voor de Havik (met een periode van maar liefst 5 1h
maand tussen de datumgrenzen) verwachtten we, net zoals voor de Wespendief, dat het toepassen van de interpretatiecriteria op de ingevoerde waarnemingen zeer problematisch zou zijn.
In het geval van de Havik dat bleek inderdaad zo te zijn ... De combinatie van het feit dat onze bosgebieden tot de min t door vogelkijker bezochte gebieden behoren, en dat uitge proken bo vogels als Haviken zich veel minder in open landschap vertonen dan Wespendieven (zeker tijden het broedgebeuren), maakt dat de kan op broedindicatieve waarnemingen voor deze oort veel kleiner i . Toch pasten we de criteria een toe, wat de volgende absoluut ongeloofwaardige resultaten opleverde: geen enkel territorium in 2008, 2 terri tciria in 2009 (Heverleebos en Overij e), 2 territoria in 2010 (SAR en Meerdaalwoud), 3 territoria in 2011 (Bertembos en Mollendaalwoud(2)) en 6 territoria in 2012 (Bertembo , Heverleebos, Mollendaalwoud, Meerdaalwoud(2) en ljsevallei tussen Huldenberg en Overijse). ische bolwerken van de Havik in V laanderen behoort, en dat gegevens uit andere V laamse regio's geenszins op een afname wijzen (lokale studies buiten de bolwerken wijzen zelf eerder op een toename) (Vermeersch & Anselin 2009), veronderstellen we dat ook onze regio reed vele jaren een stabiele broedpopulatie van Havik heeft. Om tot een populatieschatting te komen gaan '"'e er dan ook van uit dat de ge chikte broedgebieden, die in de bovenvermeldde analyse opdoken, tijdens de besproken periode jaarlijks bezet waren. Wat Heverleebos, Meerdaal en Mollendaal betreft, gaan we uit van de resultaten van de atla periode 2000-2002, toen in deze bosgebieden in totaal 9 territoria werden aangetoond (K. Moreau). Voor de hele regio komen we aldus tot een minimum van 13 territoria tijden 2008-2012, wat we omwille van het ontbreken van waarnemingen uit bijvoorbeeld Eikenbos, Rodebos en de hele regio rond Tervuren durven corrigeren tot een schatting van 18 à 20 broedparen (Tabel 1 en Figuur 2). Tijden de atlasperiode 2000-2002 behoorden Tervuren en Overijse nog niet tot het inventari atiegebied van de Dijleland e broedvogel peurder , wat de lagere schatting van 14 territoria uit die periode (Fluyt 2004) helpt verklaren.
De Boomklever · maart 2013 3 3
Op basis vmz de verzamelde waarnemingen, ken-11is uit nauwkeurigere studies van een tiental jarell terug, en in de veronderstelling dat de Dijlelandse Havikpopulatie sindsdien stabiel bleef, durven we de huidige populatieomvang schatten op 18-20 broedparen. Het zou natuurlijk leuk zijn om de hoge densiteit in Heverleebos en Meerdaal/ Molle11daalwoud nog eens bevestigd te zien.
Boomvalk Falco subbuteo extra Dijleland
DG = 1 mei - 31 augustus; # obs = 3; # obs DG = 2 ; FA= 1000 ; GW =paar, terr. & nestind. gedrag
We kunnen de bespreking van deze soort op dezelfde manier inzetten als bij de Wespendief: lage verwachtingen in verband met de aanpak van het toepa en van de interpretatiecriteria op de waarnemingen uit www.dijleland.waarnerningen. be, en toch verrassend goede resultaten. Boomvalken prefereren in onze streek de valleien als broedgebied en zijn daar omwille van hun gedrag en habitat zeer zichtbaar. Het broeden gebeurt blijkbaar echter discreter, want tussen de grote hoeveelheid ingevoerde informatie zitten er nauwelijks waarnemjngen met een grote informatie-inhoud in broedcontext. Dus blijven we voor deze soort steken op het afbakenen van clusters van waarnemingen (met de interpretatiecriteria zoveel mogelijk in het acht�rhoofd) w�t voor de periode 2008-2012 een jaarlijkse chattmg van 4-5 territoria oplevert voor de Dijlevallei van Oud-Heverlee tot Sint-Agatha-Rode (4 in 2008 en 2011, 5 in 2009, 2010 en 2012) (Tabel 1 en Figuur 3). Het enige territorium dat kon worden afgebakend buiten de Dijlevallei bevond zich in 2008 te Korbeek-Dijle/ plateau. Op basis van kennis die ;verd oP.gebouwd in de tweede helft van de jaren 90 en tiJdens de atlasperiode 2000-2002 lijkt dit on een geloofwaardig resultaat. Indien we het aantal territoria enkel op waarnemingen van juveniele Boomvalken hadden gebaseerd, er van uitgaand dat �et telkens om lokaal geboren juvenielen ging en ruet om doortrekkers, waren we blijven steken op de
. volgende aantallen geslaagde broedgeval
len: 1 m 2008, 2009 en 2011, 2 in 2010 en 2-3 in 2012 (Moreau 2008, 2009b, 2010b, 2011b, 2012b). Hoewel er bij velen nog steeds verwarring bestaat tussen juveniele en 2c kalenderjaar vogels (voor info over de d��erminatie van verschillende leeftijdsklassen verwIJzen we naar Faveyts & Moreau 2009), stelden we bij alle waarnemingen van juveniele vogels in augu tu en eptember vertrouwen in de correcte in chatting van de leeftijd.
34 De Boomklever - maart 2013
Voor de Boomvalk konden in 2012 vijf territoria worden afgebakend in de Dijlevallei tussen Leuven en de taalgrens. Alles lijkt erop te wijzen dat het hier om een stabiele broedpopulatie gaat.
Slechtvalk Falco peregrinus BBV, V RL
DG = 1 februari - 30 juni; # obs = 3; # ob DG = 2 ; FA= 2500 ; GW =paar, terr. & nestind. gedrag
Voor het inschatten van de broedstatus van de Slechtvalk in het Dijleland pas en we geen interpretatiecriteria toe. Omwille van de afwezigheid van natuurlijke rotswanden (en na het verdwijnen van de NW-Europese boombroedende populatie) is deze soort in onze streken immers dermate afhankelijk van hoge artificiële structuren en veelal ook van nestkasten dat het makkelijk is om het aantal broedparen op te volgen. Reeds sinds halfweg de jaren '00 hangen er in onze regio enkele Slechtvalkenkasten op, maar pa in 2011 werd er voor het eerst gebruik van gemaakt. Dat jaar broedde er immers voor het eerst succesvol een koppel in de nestkast op het Sint-Pietersziekenhuis in Leuven-centrum (Moreau 2011a), een gebeurtenis die in 2012 onmiddellijk werd herhaald (Tabel 1 en Figuur 3). Er werden in beide jaren vier jongen uitgebroed en geringd, maar hoeveel er uiteindelijk overleefden is ruet bekend.
Lokale vogelkijkers wachtten er al jaren op: in 2011 en 2012 kon de Slechtvalk eindelijk worden bijgeschreven op de Dijlelandse broedvogellijst.
Slotbemerking De analyses die in deze bijdrage worden gepresenteerd waren enkel mogelijk dankzij de massale hoeveelheid vogelgegevens die werden ter besc��ng gestel
.d door een horde van lOOen vrij
w1lhger-natuurhefhebbers (via www.dijleland. waarnemingen.be, de Dijlelandse mafüijst of privé-communicatie met de auteur). We verwelko
?1en �i�eraard. alle bijkomende informatie die nog
m notitieboekjes, persoonlijke archieven en goede geheugens is achtergebleven, alsook opmerkingen en kritiek op de interpretaties van de auteur.
Kelle Moreau, ke/[email protected]
Referenties
Anselin A. Bruine Kiekendief in V laanderen. Aantallen en verspreiding in 2011. Aanwezigheid binnen de Vlaamse Vogelrichtlijngebieden. Vogelnie11ws, 18(mei 2012);4-7.
Anselin A., K. Devos & G. Vermeersch. 2007. Handleiding Project Bijzondere Broedvogels Vlaanderen. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel, 29 p.
Beyen D. 2004. Krakeend. In: Atlas va11 de Vlaamse broedvogels 2000-2002 (G. Ver111eerscli, A. A11seli11, K. Devos, M. Herre111a11s, /. Steve11s,]. Gabriëls & B. Va11 Der Krieke11, Eds.). Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, 142-143 p.
Devos K. 2004. S lobeend. In: Atlas va11 de V/amnse broedvogels 2000-2002 (G. Ver111eerscli, A. A11seli11, K. Devos, M.
Herre111a11s, f. Steve11s, ]. Gabriëls & B. Va11 Der Krieke11, Eds.). Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Bru sel, 150-151 p.
Devo K., A. Anselin & G. Vermeersch. 2004. Een nieuwe Rode Lijst van de broedvogels in Vlaanderen (versie 2004). In: Atlas va11 de Vlaamse broedvogels 2000-2004 (G. Ver111eerscli, A. A11seli11, K. Devos, M. Herre111a11s,]. Steve11s, J Gabriëls & B. Va11 Der Krieken, Eds.). Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, 61-75 p.
Faveyts W. & K. Moreau. 2009. Een vroeg broedgeval van Boomvalk Fa/co s11bb11teo, met aandacht voor de herkenning van verschillende leeftijdsklassen. Nat1111r. oriol 11s, 75: 1-4.
Fluyt, F. 2000. Broedvogelinventarisatie regio Leuven. Resultaten inventarisatiejaar 2000. De Boo111k/ever, 28:82-91.
Fluyt, F. 2004. Bijzondere broedvogels in regio Leuven. Resultaten van het BBV-project 2003. De Boo111klever, 32:6-10.
Hens M. 2000. Avifauna van het Dijleland. Gedocumenteerde soortenlijst 1901-2000. In: Vogels in liet Dijle/and (M. Hens, Ed.). De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven, 185-238 p.
Moreau K. 2001. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augustus 2001. De Boo111k/ever, 29:77-86.
Moreau K. 2002. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, maart - mei 2002. De Boo111-klever, 30:44-61.
Moreau K. 2003. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, maart - mei 2003. De Boomklever, 31:50-69.
Moreau K. 2004. Exoten onder de vogels in regio Leuven, 2003. De Boo111klever, 32:78-83.
Moreau K. 2005. Exoten onder de vogel in regio Leuven, 2004. De Boo111klever, 33:32-36.
Moreau K. 2006. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augustus 2006. De Boo111klever, 34:101-111.
Moreau K. 2007. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augu tus 2007. De Boomklever, 35:96-103.
Moreau K. 2008. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, maart - augu tus 200 . De Boomklever, 36: 108-125.
Moreau K. 2009a. Exoten in het Dijleland: een update (januari 2005 - augustus 2009). De Boomklever, 37: 103-108.
Moreau K. 2009b. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augustus 2009. De Boo111klever, 37:124-130.
Moreau K. 2010a. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, maart - mei 2010. De Boomklever, 38:74-86.
Moreau K. 2010b. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augustus 2010. De Boomklever, 38:101-110.
Moreau K. 20lla. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, december 2010 - mei 2011. De Boo111klever, 39:79-94.
Moreau K. 2011b. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augu tus 2011. De Boomklever, 39: 112-118.
Moreau K. 2012a. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, maart - mei 2012. De Boo111k/ever, 40:59-69.
Moreau K. 2012b. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augu tu 2012. De Boo111klever, 40:103-111.
Moreau K.,]. Grootjans, W. Coucke & C. Vanden Haute. 2002. Broedseizoen 2002 brengt broedende Woudaap Jxobryclws min11t11s naar Heverlee. De Boomklever, 30: 4- 5.
van Dijk A.J. 1993. Handleiding SOVON Broed vogelonderzoek. SOVON, Beek-Ubbergen.
van Dijk A.J. & A. Boele. 2011. Handleiding SOVON Broedvogelonderzoek. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen, 60 p.
Vermeer ch G., A. Anselin, K. Devos, M. Herreman , ]. Stevens, J Gabriëls & B. Van Der Krieken. 2004. Atla van de V laamse broedvogel 2000-2004. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Bru el, 496 p.
De Boomklever - maart 2013 35
Voae/s . . .. :: . .-· �;· b ...,.(, - ·--· -�-.... � • ' ' I�
Opmerkelijke vogelwaarnemingen in
de Dijlevallei en omgeving, september - november 2012 Dit overzicht van opmerkelijke en interessante vogelwaarnemingen in het Dijleland beslaat voornamelijk de periode eptember - november 2012. De bestreken regio omvat de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Overijse, Tervuren en de aangrenzende gebieden. De volgende rubriek zal de periode december 2012 - februari 2013 omvatten. Waarnemingen worden voor 5 maart 2013 ingevoerd op www.waarnemingen.be, of bezorgd aan Kelle Moreau, Meibloempje -laan 2, bu 3, 8400 Oostende, 0486/ 12.58.77, [email protected].
Waarnemingen van onder meer Patrijs, Knobbelzwaan, Krakeend, Slobeend, Pijlstaart, Wintertaling, Tafeleend, Kuifeend, Dodaars, Fuut, Aalscholver, Blauwe Reiger, Wespendief, Bruine Kiekendief, Havik, Waterral, K-ievit, Witgat, Houtsnip, Watersnip, Stormmeeuw, Zilvermeeuw, Kleine Mantelmeeuw, Koekoek, alle uilen, Ijsvogel, alle spechten, Veldleeuwerik, alle zwaluwen, Gele Kwikstaart, Grote Gele Kwikstaart, Graspieper, Blauwborst, Kramsvogel, Koperwiek, Cetti's Zanger, Vuurgoudhaan, Glanskop, Matkop, Kuifmees, Zwarte Mees, Roek, Ringmus, Keep, Putter, Kneu, Goudvink, Appelvink, Geelgors, Rietgor en alle exoten werden niet in dit verslag opgenomen maar wel verwerkt. Waarnemingen die op www.waarnemingen.be als onzeker werden gelabeld of waar niet tot exacte soortdeterminatie kon worden overgegaan, werden voor dit overzicht niet weerhouden. Meerdere waarnemingen dienen door het Belgisch Avifaunisti ch Homologatiecomité (BAHC) beoordeeld te worden vooraleer ze definitief op de Dijleland e lijst kunnen bijge chreven worden, en worden du onder voorbehoud gepubliceerd.
3 6 De Boomklever - maart 2013
Gebiedsafkortingen
WLS =W ilsele/ V ijvers Bellefroid,
LP = Kessel-Lo/ Leopoldspark,
AVP= Heverlee/ Abdij van Park,
Z W = Oud-Heverlee/ Zoete Waters,
OHN = Oud-Heverlee/ N,
OHZ =Oud-Heverlee/ Z,
Oppem = weilanden tussen Bogaardenstraat
(Oud-Heverlee - Korbeek-Dijle) en NGB,
NGB =Neerijse/ Grote Bron (deel Doode Bemde), NKV = Neerijse/ Kliniekvijvers (deel Doode Bemde),
SA R = Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek en Tervuren/
KMMA =Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.
Kwartel Coturnix coturnix
Er waren nog twee septemberwaarnemingen op het plateau Leefdaal - Korbeek-Dijle, van telkens 1 ex. op 14 en 16/ 09 (D. von Werne, J. Nysten).
Grauwe Gans Anser anser
We beperken ons tot de overtrekkende Grauwe Ganzen : 07/10 1 ex. ZW te Kessel-Lo/ Kesselberg
(T. Vandezande) 08/ 10 2 ex. ZW te plateau Sterrebeek-Moorsel
(0. Hendrick) 27 /10 5 ex. 0 te Huldenberg/Spitsberg
(F. Fluyt), 37 ex. over Kessel-Lo/ Kesselberg (T. Vandezande),
53 ex. ZW te LP (R. Gy bertsen) 28/ 10 21 ex. NW te Huldenberg/ plateau
11 /11 24/11 28/11 28/11
(F. Fluyt), 4 ex. 0 te Leefdaal/ plateau (D. von Werne) 20 ex. 0 te Bertem/Koeheide (E. Macquoy) 7 ex. N te NKV (B. Nef) en OHZ Q. Nysten) 45 ex. NW te Wijgmaal (L. Smets) 8 ex. NW te Kessel-Lo/Kesselberg (T. Vandezande)
Kolgans Anser albifrons
21/10 2 ex. over OHZ (L. Hendrickx), min. 1 ex. over OH/ dorp Q. Rutten)
27/10 7 ex. NO te Kessel-Lo/ Kesselberg (T. Vandezande), 39 ex. ZO te Meerbeek/ pompstation (A. Smets)
28/ 10 10 ex. ZW te Bertem/ Koeheide (G. Bleys) 28/ 11 135 ex. NW te Bertem/ dorp Q. De Rycke),
110 ex. NO te Bierbeek (G. Vanautgaerden), 2 1 ex. over NKV (C. Deschepper), 200 ex. ZW te 130 ex. N / NW te Erps/ Doren veld (P. Moysons), 30 ex. NW te Overijse/ stad (1. Nel), 26 ex. ZW te Wijgmaal (L. Smets)
K11ifd11iker NGB 27/10/2012 Mnrc Wnlrnve11s
Bergeend Tadorna tadorna De maanden eptember tot november vormen traditioneel een wat minder goede periode om Bergeenden waar te nemen in het Dijleland. ln 2012 verbleef de soort tijdens deze maanden vooral in het uiterste zuiden van de V laamse Dijlevallei, met te SAR 32 waarnemingen van max. 4 ex. (mooi ge preid over de periode; versch. waarn.). Buiten SAR waren er enkel meldingen van telkens 1 ex. te GB op 19/11 en te OH op 30/11 (I. Nel).
Smient Anas penelope
We geven als statistiekje voor deze oort enkel het verloop van het aantal vogeldagen per maand weer : 37 in september, 44 in oktober en 154 in november.
Zomertaling Anas querquedula
Er waren nog waarnemingen van resp. 6, 4, 2 & 1 Zomertalingen te GB op 4, 9, 13 & 19 / 09 (I. el, M. Walravens, L. Hendrickx), 1 ex. te Heverlee/ Langestaart op 30/09 (M. Nicolai) en 1 ex. te SAR op 15/10 ( K. van Scharen).
Topper Aythya marila
27/10 1 v te NGB ( K. van Scharen)
Grote Zaagbek Mergus merganser
29/11 lmlv te SAR (C. Fery)
Geoorde Fuut Podiceps nigricol/is
06/09 11 c win te LP (R. Gysbertsen, B. Verstraete)
Kuifduiker Podiceps auritus
27/10 11 c kj te NGB (L. Hendrickx, J. ysten, D. von Weme e.a.)
Deze vogel betreft het 12c geval ( 15" ex.) van Kuifduiker in het Dijleland, maar slechts het derde ex. sinds 2000 (na 1 ad win te OHN op 27/12/ 02 en 1 le win te SAR op 14-15/12/07). Ook gaat het om de eerste oktober- en de vroegste najaarswaarneming. De maandverdeling (aantal gevaJlen) bedraagt nu februari 2, maart 2, mei 1, oktober 1, november 4, december 2.
Roerdomp Botaurus stellaris
02, 10/10 & 25/llresp. 1 ex. Z, 1 ex. tpl & 1 ex. tpl te OHZ Q. Rutten, G. Vanautgaerden, L. Hendrickx, M. Nicolai) 17 & 29/11 telkens 1 ex. te SAR (I. Nel, J. Buys, C. Fery)
De Boomklever - maart 2013 3 7
. . : � - .+--·�t:-
�ogels _ _ ·., · .. :!_�:fi�� ·
Zwnrte miter SAR 08/09/2012 Gerdn Fluyt
Purperreiger Ardea purpurea
09 / 09 2 ex. ZW te Meerbeek/ pompstation (A. Smets e.a.)
.........
Visnre11d nc/1tervolgd door Hnlsbn11dpnrkiete11 OHZ 06/09/2012
38 De Boomklever - maart 2013
Grote Zilverreiger Casmerodius albus
De periode eptember - november wa in het Dijleland goed voor maar liefst 362 ingevoerde waarnemingen van Grote Zilverreiger (versch. waarn.), waarvan 57% (207 waarn.) afkomstig was van SAR. De grootste aantallen verbleven doorgaans echter te NGB (tot max. 21 ex. op 12/09; R. Polfliet). Over de maanden heen was er een aflopende trend in het aantal waarnemingen, met 40% van de waarnemingen in eptember, 33% in oktober en 27% in november. De maximale groepsgrootte vertoonde dezelfde trend : 21 ex. in september, 13 ex. in oktober en 4 ex. in november. 34 waarnemingen (9% van het totaal) hadden betrekking op overvliegende vogels, maar zowel binnen als buiten de trekcorridor van de Dijlevallei vlogen deze vaker in noordelijke dan in zuidelijke richting (15 keer N tot O; 11 keer ZO, Z, ZW tot W; 8 keer richting niet gespecifieerd).
Axel Smets
Kleine Zilverreiger Egretta garzetta
22/10 25/10
2 ex. te Leefdaal/ plateau (M. Nollet) 3 ex. te SAR (G. Vanautgaerden)
Koereiger Bubulcus ibis
De 8c Koereiger voor het Dijleland werd op 15 / 09 eer t aangetroffen te Oppem, verplaatste zich dan wat naar het noorden, en kon nadien nog door een tiental vogelaars worden waargenomen in de weilanden ter hoogte van OHZ O. Nysten, K. Moreau, 1. Nel, D. von werne e.a.). Het 7c ex. werd eerder dit jaar gezien (23 / 06, over NKV), waarmee de toenemende trend van deze soort in de ons omringende landen wordt geïllustreerd (1998 - 2001 - 2006 -2010/2 - 2011 - 2012/2). Het ging bij de recentste waarneming bovendien om de eerste in september (huidige maandverdeling: maart 1, april 1, mei l,
juni 1, juli 1, september 1, november 2).
Kwak Nycticorax nycticorax
De adulte Kwak die reeds in augustus 2012 te SAR verbleef (de 1oe voor het Dijleland sinds 2000) werd hier nog op 1-2 en 6-9 / 09 waargenomen OM Penne, I. Nel, J. Nysten e.a.).
Ooievaar Ciconia ciconia
01/09 11 ex. ZW te Erps/Dorenveld (S. Boddington)
09/09 3 ex. te SAR (eerst 2 toekomend, later de derde) (M. Walravens, N. Terorde, I. Nel e.a.), 1 ex. te NGB (D. Van Quickelberghe, B. Pasau), 1 ex. te Sint-Joris-Weert O. Kempeneers)
10/09 1 ex. over SAR (I. Nel, N. Terorde) 12/ 09 4 ex. langs E40 te Korbeek-Dijle
(P. Van Dorsselaer) 12-13/09 3 ex. langs E40 te Oud-Heverlee
20/09 25/09 27/09 09/10
(P. Van Dorsselaer, P. Collaerts, G. Vanautgaerden), 5 ex. te OudHeverlee/ Ormendael (R. Vuylsteke) 1 ex. te NKV (G. Vanautgaerden) 2 ex. te SAR OM Penrie, 1. Nel) 2 ex. te OHZ (R. Stoks) 2 ex. Z te Heverlee/Terbank (R. Gysbertsen)
"•,,.
,··��l�-, :v'?gels - ,:-"�-
Lepelaar Platalea leucorodia
Een eenzame eerstejaar Lepelaar maakte in september een einde aan het be te jaar ooit voor Lepelaars in het Dijleland. Deze vogel werd op 4/09 voor het eerst opgemerkt te NGB (T. Vandaudenard), en verbleef nadien nog tot op 17 / 09 te SAR (versch. waarn.). Van hieruit maakte hij op 6, 12-13 en 15/09 nog uit tapjes naar NGB (K. van Scharen, R. Polfliet, I. Nel e.a.).
Rode Wouw Milvus milvus
21/09 30/09 12/10 20/10
21/10
22/10
31/10
02/11
1 ex. N te Leefdaal/ plateau (J. Nel) 1 ex. Z te Erps/Dorenveld (R. Stok ) 1 ex. Z te SAR (M. Walravens) 1 ex. ZO te Meerbeek/ pomp tation (F. Fluyt), 1 ex. Z te Leefdaal/ plateau (K. van Scharen)
3 ex. Z te Kessel-Lo/ Kessel berg (T. Vandezande), 1 ex. Z te LP (R. Gysbertsen, B. Verstraete), 1 ex. tpl te Bertem/Koeheide (G. Bleys)
1 ex. tpl te Leefdaal/ plateau (M. Nollet), 1 ex. Z te Overijse/Terlanenveld (T. Ysebaert) 1 ex. ZW te Kessel-Lo/Kesselberg (T. Vandezande), 2 ex. W te LP (R. Gysbertsen) 1 ex. Z te Everberg (PM De Iemos Esteves)
Slangenarend Circaetus gallicus
Nadat de 6c Slangenarend voor het Dijleland op 26/06/12 werd gemeld te Korbeek-Dijle, was het op 30 / 09 al de beurt aan het zevende exemplaar. Deze keer ging het om een ex. naar 0 over Oud-Heverlee/Ormendael (K. Van Scharen). Het gaat om de eerste mekting voor de maand september (april l, mei 3, juni l, augustus 1, september 1).
Blauwe Kiekendief Circus cyaneus 1
De najaarstrek van Blauwe Kiekendieven kwam begin oktober op gang, wat op de Dijlelandse trektelposten resulteerde in waarnemingen van 13 overtrekkende exemplaren tussen 2 en 31/10 (versch. waarn.). Oktober leverde voorts nog 7 waarnemingen van pleisteraars op, gevolgd door 17 dergelijke waarnemingen in november (versch. waarn.). Op geen enkele datum of plaats ''"erden echter meerdere exemplaren samen opgemerkt, en ook voor slaapplaatsen waren er dus geen indicaties. Opmerkelijk was wel het relatief hoge aandeel adulte mannetjes : maar liefst 6 van de overtrekkers (46%) en 12 van de pleisteraar (50%, hier wel mogelijk dubbeltellingen) waren in dit kleed (versch. waarn.).
De Boomklever - maart 2013 39
Ruigpootbuizerd B11teo lngop11s
27 & 28/ 10 tel ken 1 1" win Z te Kessel-Lo/ Ke selberg (T. Vandezande)
Visarend Pmuiion hnlinetus
02/09
06/09 09/09
13/09
16/09 17/09 23/09 28/09 29/09
1 1 ,, win te SAR (M. Walraven , L. Hendrickx, 1. Nel, J. Nysten) 1 ex. te OHZ (A. Smets) 1 1 e win tpl + 1 ex. Z te SAR (H. Roo en, D. Van Quickelberghe, I. Nel e.a.) 1 ex. ZW te plateau Sterrebeek-Moor el (A.
Smets, 0. Hendrick), 1 ex. W te SAR (1. Nel) 1 ex. te SAR U. ysten, K. Moreau, A. Smets) 1 ex. over Korbeek-Dijle (T. De Smedt) 1 ex. Z te OHZ (L. Hendrickx, H. Roo en) 1 ex. Z te SAR (A. Smet ) 1 ex. over Leefdaal/ plateau (H. Roosen)
Boomvalk Fa/co subbuteo We beperken ons tot de enige waarnemingen van juveniele vogel in potentiële broedgebieden : 1 juv te NGB op 8-9/09 O. Nysten) en te Oppem op 16/09 (K. Moreau).
Smelleken Fa/co columbarius
16/09, 7, 8/10 & 1/11 telken 1 ex. ZW te Meerbeek/ pompstation (A. Smets, F. Fluyt, R. Uyttenbroeck e.a.)
27 / 09 1 ad v over te Bierbeek/ zandgroeve (D. von Werne)
08/ 1 0 1 ad v Z te plateau Sterrebeek - Moorsel (0. & M. Hendrick)
01 / 11 1 ex. over Vo sem (P. Standaert)
Slechtvalk Fa/co peregrinus
Slec/1tvnlk C/1.De c/1epper
Wie dit 20 jaar geleden voorspelde werd voor
gek verklaard : er werden tijdens de drie behandelde maanden 148 waarnemingen van Slechtvalken
opgetekend binnen de grenzen van
regio Leuven.
40 De Boomklever - maart 2013
Kraanvogel Grus grus
10/ 10 min. 2 ex. over Ottenburg (F. Vandeputte) 28/ 10 1 ex. aud te Haa rode/ zandgroeve (D. van Weme) 28/11 75 ex. over Leuven/centrum (M. Nicolai),
67 ex. Z te Wijgmaal (L. Smets) 29/11 1 ex. aud te Leuven/centrum (M. Nicolai)
Porseleinhoen Porzana porzana
01-04/ 091 juv te SAR (M. O'Briain, J. Nel, M. Walraven e.a.)
09/09 1 juv te NGB (M. Walravens)
Kluut Recurvirostra avosetta
9/10 1 ex. te SAR (JM Penne, I. Nel, E. Etienne)
Griel Burhinus oedicnemus Dit hou je niet voor mogelijk : nadat de vierde Griel voor het Dijleland net voor de behandelde periode werd gemeld (auditief over Oud-Heverlee op 21/08), liet deze oort zich op 7 /10 terug opmerken in de regio. Die dag (8u30) zagen de trektellers te Meerbeek/ pompstation immer een ex. in noordwestelijke richting voorbijvliegen (F. F luyt, A. Smets, F. Vandeputte). Het wa het begin van een opmerkelijke reeks waarnemingen. Wellicht keerde deze vogel kort na de waarneming te Meerbeek weer om, en was het dezelfde vogel die anderhalf uur later (lOu) in zuidelijke richting werd opgemerkt boven Korbeek-Dijle/ plateau (L. Van Hellemont). Alsof nog niet genoeg was werd dezelfde avond (19u25) een Griel opgemerkt in westelijke richting over Sint-Joris-Weert (R. Stoks) en werd op 8/ 10- de dag nadien dus- alweer een overtrekkende Griel gemeld (10u30), nu naar het zuiden over het plateau Sterrebeek - Moorsel (O. & M. Hendrick). Ook deze beide waarnemingen kunnen makkelijk op hetzelfde individu betrekking hebben, dat zich tussen de waarnemingen van Korbeek-Dijle en Sint-Joris-Weert (overdag) mogelijk op het plateau van Korbeek-Dijle - Leefdaal ophield, en ook tijdens de nacht van 7 op 8/10 nog in de regio verbleef om dan op 8/10 zuidwaarts te worden opgemerkt over het plateau tussen Moorsel en Sterrebeek.
Zilverplevier Pluvialis squatarola
20/10 1 ex. ZO te Meerbeek/pompstation (F. Fluyt) Het gaat hier om de 17c Zilverplevier voor het Dijleland, en de tweede in 2012 (na een ex. op 8 / 06 te Leefdaal/ plateau). Voor de 21 c eeuw is het reeds de 1oc, als volgt verdeeld over de maanden: mei 2, juni 2, augustus 2, oktober 4.
Kleine Plevier Charadrius d11bius
21 & 28-29/09 resp. 1 ex. & 1 juv te SAR (S. Hotton, A. Smets, R. Stoks e.a.)
Bontbekplevier Charadrius hiaticula
07 /09 1 juv te SAR (1. Nel,]. Ny ten, L. Hendrickx e.a.)
08-09/09 1 juv te NGB (L. Hendrickx, H. Roosen, M. Walraven e.a.)
21-23/09 1 juv te SAR (L. Hendrickx, 1. Nel, F. Yandeputte e.a.)
Groe11pootr11iter SAR 06/09/2012 l11grid Nel
•• <
-�:�- vogels --- cj, :"" �·--;"
Drietee11strm1dloper SAR 02/09/2012 Luc He11drickx
Goudplevier Pluvinlis apricarin
15,29/09&21/10 re p.2,5&1 ex.ZteMeerbeck/
pompstation (K. Moreau, R. Stoks, A. Smet )
06/10,1&10/11 re p. 1,12&19e .ZteKe el- Lo/
Kesselberg (T. Vandezande) 13/ 10 1 ex. Z te Oppem en NGB (1. Nel, L. Hendrickx)
25 & 28/10 re p. 1 ex. over & 9 ad win tpl op het
plateau Sterrebeek-Moor el (0. Hendrick)
28/10, 17 & 24/11 re p. 9 ex. tpl, l ex. ZW & 1 ex.
over te Korbeek-Dijle/ plateau (D. von Wernc,
]. Ny ten)
De Boomklever · maart 20 1 3 4 1
Drieteenstrandloper Calirlris nlba
2-4/09 1 juv te SAR (R. Ghijsen, L. Hendrickx, I. Nel e.a.) Deze vogel vertegenwoordigt het se gevaJ van Drieteen trandloper voor het Dijleland, en het lOc exemplaar. Eerdere waarnemingen vonden plaat in 1964 (2 ex.), 1967 (2 ex.), 1971, 1972, 1978 en 2005 (2 x 1 ex.), wat illustreert dat het hier noo-o
teed - zeker tijdens de laatste decennia - om een ab olute topsoort voor de regio gaat! Na de waarnemingen van 19/09/72 (SAR) en 7 /09/78 (FlorivaJ) gaat het bovendien slechts om de derde najaar waarneming! De maandverdeling is nu aJs volgt: maart 1 - april 1 - mei 3 - september 3.
Krombekstrandloper Calidris ferruginea 21-23/091 1c kj te NGB (L. Hendrickx,
K. van Scharen, I. Nel, H. Roosen) 28/09-3/10 1 l c kj te SAR (A. Smets, P. Selke,
H. Roosen e.a.) Het gaat hier om de 12c en 13e gevaJlen van deze
oort voor het Dijleland, en het 16c en 17c ex. Met vijf gevallen (incl. de twee van 2012) is september de beste maand voor deze soort (vervolgens 3 gevallen in juli, 2 in augustus en telkens 1 in april, mei en oktober).
Bonte Strandloper Calidris alpina
Bonte Strandlopers pleisterden tijdens het najaar van 2012 hoofdzakelijk te SAR, en er werden enkel exemplaren in juveniel/ 1 c winterkleed doorgegeven: 1 op 7-13/09, 1 op 18/09, 3 op 19-22/09, 1 op 23-29/09, 2 op 30/09, 7 op 1/10 en 9 op 2-4/ 10. Buiten SAR werd de soort enkel te NGB opgetekend, met resp. 1 ex. & 2 juv op 18 en 26/09 (R. P olfliet, 1. Nel).
Regenwulp Numenius phaeopus
11/09 1 ex. W over het plateau Sterrebeek - Moorsel (O. Hendrick)
Wulp Numenius arquata
08/ 09 2 1 c win te SAR (L. Hendrickx, 1. Nel, D. von Werne e.a.)
15/09 1 ex. ZW te Everberg/Vrebos (A. Smets) 07/11 1 ex. W te SAR (1. Nel)
42 De Boomklever - maart 2013
Zwarte Ruiter Tringa erythropus
05/09-06/10 70 waarnemingen van 1-2 ex. te SAR (wanneer vermeld ging het in september telken om juvenielen en in oktober om adulten in winterkleed; ver ch. waarn.); op 6/10 ook waargenomen te NGB (B. Nef)
Tureluur Tringa totanus
6-7, 29/09 & 3/lOresp. 1, 2 & 1 ex. te SAR (H. Van den Broeck, I. Nel, F. Vandeputte e.a.)
15-16, 21-23 & 26 / 09 resp. 4, 1 & 1 ex. te NGB Q. Nysten, K. Moreau, R. Stoks e.a.)
22/09 1 ex. te NKV (L. Hendrickx)
Groenpootruiter Tringa nebularia
Groenpootruiters verbleven tijden het najaar van 2012 overwegend te SAR, met waarnemingen van 1-4 ex. op 38 data van 1/09 tot 15/10 (versch. waarn.). Buiten SAR waren er waarnemingen te NGB (resp. 2, 3 & 2 ex. op 3-4, 16 & 23/09; 1. Nel, H. Roosen, K. Moreau e.a.), Oppem (re p. 2 & 1 ex. op 6 & 13/10; B. Nef, L. Hendrickx, 1. Nel) en OHZ (telkens 1 ex. op 8 & 13/ 10; G. Ryken, L. Hendrickx, 1. Nel).
Oeverloper Actitis hypoleucos
De maand september leverde in de Dijlelandse vijvergebieden nog 85 waarnemingen van Oeverlopers op (versch. waarn). 60 van deze waarnemingen (71%) kwamen van SAR, met maximaaJ 8 ex. op 11/09 (M. WaJravens). Andere waarnemingsplaatsen waren Heverlee/Langestaart (6 waarnemingen van 1-2 ex. tss 1 & 25/09; R. Gysbertsen, M. Nicolai, E. Toorman e.a.), NGB (16 waarnemingen van 1-2 ex. tss 2 & 23/09; 1. Nel, K. van Scharen, L. Hendrickx e.a.), NKV (1 ex. op 22/09; L. Hendrickx), OHZ (5 ex. op 18/09; F. Vandeputte) en Wilsele/ dorp (1 ex. aud op 2/09; R. Uyttenbroeck).
Kemphaan Philomachus pugnax
29/09 1 juv te OHZ (R. & S. Ghijsen) 1-3/10 1 imm te SAR (F. Vandeputte, J. Rutten,
H. Vandevoorde e.a.)
Dwergmeeuw Hydrocoloeus minutus
28-29/091 juv te SAR (R. & S. Ghij en, P. Selke, R. Polfliet e.a.)
Pontische Meeuw Lanis cachinnans
3/ 11 1 3c win te SAR (1. Nel)
Zwarte Stem Chlidonias niger 16/09 2 ex. te NGB (H. Roosen) 27-28/091 ex. te Overijse/Meer van Genval
(S. Beni ch, R. Gailly, F. Vandeputte e.a.)
Oehoe Bubo bubo
Op 5/10 omstreeks 3u30 werd te Ke el-Lo (omgeving achterkant tation Leuven) een Oehoe waargenomen (P. Smets). De vogel zat aanvankelijk op de weg en vloog later het station over. Het wa helaa te donker om een ring of riempje op te kunnen merken.
Boomleeuwerik Lullula arborea
De Boomleeuwerik werd tussen 29/09 en 9/11 48 keer ingevoerd op dijleland.waarnemingen. be. Een overzicht per locatie : Meerbeek/ pompstation (resp. 5, 6, 1, 69, 5, 4 & 55 ex. 'ZW op 29, 30/09, 7, 8, 12, 13 & 20/10; R. Stoks, F. Fluyt, F.
Vandeputte, R. Uyttenbroeck, A. Smets e.a.), Bertem/ Koeheide (re p. 2, 3 & 7 ex. ZW op 30/09, 7 & 13/ 10; G. Bleys), Bierbeek/ zandgroeve (re p. 1, 1, 8, 1 & 7 ex. over op 30/09, 15, 17, 19/10 & 4/11; D. von Werne), Sint-Joris-Weert/ centrum (resp. 1 & 2 ex. Z op 30/09 & 7 /10; R. Stoks), plateau Sterrebeek-Moorsel (resp. 6, 6, 14, 1, 3, 10 & 12 ex. ZW op 30/09, 3, 8, 9, 10, 21 & 22/10; 0. Hendrick, A. Smets), Kessel-Lo/Kesselberg (resp. 3, 7, 3 & 2 ex. Z op 3, 7, 31/10 & 1/11; T. Vandezande), Haasrode/ zandgroeve (21 ex. ter plaatse op 7/10; D. von Werne), Leefdaal/ plateau (resp. 1 ex. aud, 4 ex. tpl & 1 ex. 'ZW op 7, 10/10 & 9/11; D. von Werne, H. Roosen), Overijse/Maleizen (resp. 8 ex. tpl &
9 ex. 'ZW op 8 & 22/10; S. Peten), Oud-Heverlee/ Meerdaalwoud (10 ex. over op 11/10; R. Guelinckx, J. Lambrechts), Heverlee/Terbank (28 ex. ZW op 14/10; H. Roosen), Leuven/centrum (1 ex. Z op 27 /10; F. Fluyt) en Bertem/rand Bertembos (1 ex. 'ZW op 9/11; G. Bleys).
. -� .
· :..�;; _ Vogels �-. ·.
Duinpieper Anthus campestris
2, 9 & 16/09 re p. 3, 1 & 1 ex. ZW te Meerbeek/ pompstation (A. Smets, F. Fluyt, R. Stoks, K. Moreau, F. Vandepu tte)
10/09 1 ex. ZW te Erps/Dorenveld (A. Smet ) 13/ 09 2 ex. ZW op het plateau Sterrebeek
Moorsel (A. Smet , 0. Hendrick)
Grote Pieper Anthus richardi
Er werden dit jaar maar lief t twee Grote Pieper opgemerkt in de regio : 27 / 09 1 ex. ZW te Leefdaal/ plateau (F. Vandeputte) 22/ 10 1 ex. ZW te Heverlee/Terbank (H. Roo en) Deze vogel vertegenwoordigen het 6c en 7c geval van deze soort voor het Dijleland. Eerdere waarnemingen vonden plaat in 1946 (maart, het enige voor
jaarsgeval), 1963 ( ep), 2000, 2003 en 2011 (3 x okt).
Boompieper Anthus trivia/is
De Boompieper verging het tijden de maanden eptember - november 2012 als volgt in het Dijle
land : plateau Sterrebeek-Moor el (6 waarnemingen van 1-4 ex. tss 1/09 & 10/10; 0. Hendrickx, A. Smet ), Bertem/Koeheide (8 waarnemingen van 1-5 overvliegende ex. ts 7 & 30/09; G. Bley ), Haasrode/ zandgroeve (telkens 1 ex. tpl op 7, 16 & 21/09; D. von Werne), Ke sel-Lo/Ke elberg (resp. 1 & 2 ex. Z op 9 / 09 & 7/10; T. Vandezande), LP (1 ex. over op 9/09; T. Vandezande), Sint-Jori -Weert/ centrum (telkens 1 ex. Z op 10 & 16/ 09; R. Stoks), Bierbeek/ zandgroeve (1 ex. aud op 15 / 09; D. von Werne), Heverlee/Terbank (2 ex. tpl op 15/09; H. Roosen), NKV (1 ex. over op 15/09; W.
Claes), Meerbeek/ pompstation (re p. 9, 5, 2, 3 &
1 ex. Z op 16, 23, 29, 30/09 & 2/10; K. Moreau, F.
Fluyt, R. Stoks e.a.), Leefdaal/ plateau (resp. 1 ex. aud & 2 ex. NW op 21 & 23/09; D. von Weme, B. Forget) en SAR (1 ex. Z op 23/09; R. Stok ).
De Boomklever · maart 2013 43
Waterpieper Anthus spinoletta
De eer te Waterpieper voor het najaar van 2012 waren 8 ex. op 21/10 te OHZ (L. Hendrickx). Nadien werden er nog 31 waarnemingen genoteerd (versch. waarn.), met 25 ex. op 16/11 te SAR (R. Uyttenbroeck) als groot te concentratie.
Pestvogel Bombycilla gnrrulus
08/ 11 1 ex. kort tpl en dan ZW te Wilsele/ dorp (W. Claes)
19/11 3 ex. kort tpl en dan ZW te Heverlee/ Carnpu 200 (B. Willaert)
21/11 1 ex. 0 te Wilsele-Putkapel/Kwade Hoek Q. De Rycke)
De vorige Pe tvogel in de streek dateerden )echt van de winter 2010/2011.
Grauwe Klauwier Lanius collurio
21, 30/09, 2, 4 & 7 /10 1 1c win te Leefdaal/ plateau (D. von Weme, R. Stoks, I. Nel e.a.) Het gaat hier om de 11 c Grauwe Klauwier voor het Dijleland in de 21 c eeuw, maar slechts om de derde in het najaar. Het is bovendien veruit de laat te (de eerdere najaar gevallen vielen immers op 14/08/05 en 21 /08/00). Alle voorjaarsgevallen komen uit de maand mei.
Gekraagde Roodstaart Phoenicurus phoenicurus
04/09 1 1c kj m te Heverlee/Terbank (H. Roo en)
06 / 09 1 ad v te Leefdaal/ plateau (K. van Scharen) 08/09 1 ad v te LP (B. Verstraete) 18/09 1 ad v te Tervuren/KMMA (C. Willis) 3-4 & 6/10 1 ex. te Heverlee/Oost (K. Gielen) 09/10 1 l"kj m te Leuven/centrum (R. Uyttenbroeck) 20/10 1 ex. te Bierbeek/Korbeek-Lose traat (D. von Werne)
Roodborsttapuit Saxicola rubicola
Hoewel er voor de periode september - oktober 41 waarnemingen van Roodborsttapuiten werden ontvangen uit het Dijleland, kwamen deze slechts van 6 locatie : Meerbeek/ pompstation (lm op 2/09; A. Smet ), plateau Sterrebeek Moorsel (9 waarnemingen van 1-4 ex. tu en 4/09 & 9/10; A. Smet , 0. Hendrick, R. Polfliet, E. Etienne), Leefdaal/ plateau (19 waarnemingen van 1-6 ex. tu en 29/09 en 15/10; ver ch. waarn.), Erps/Dorenveld (re p. 4 & 2 ex. op 30 / 09 & 7/10; R. Stoks), SAR (resp. lv, 1 lc win & lm op 1, 13 & 21/10; R. Stoks, 1. Nel, L. Hendrickx) en Korbeek-Dijle/ plateau (lmlv op 7 /10; L. Van Hellemont, E. Toorman).
44 De Boomklever - maart 20 13
Paapje Saxicola rubetra
Er werden tijden de eerste helft van de behandelde periode 42 waarnemingen van Paapje ontvangen uit het Dijleland. Een overzicht per locatie : Erps/ Dorenveld (resp. 9, 12, 2, 1 & 4 ex. op 1, 3, 4, 30/09 & 7/10; M. Mergaerts, S. Boddington, A. Smets e.a.), plateau Sterrebeek-Moor el (re p. 2, 5, 3, 1 & 1 ex. op 1, 4, 15, 20 & 30/09; 0. Hendrick, A. Smet , R. Polfliet), Meerbeek/ pompstation (resp. 5 & 1 ex. op 2/09 & 21/10; A. Smet ), Neerij e/ Tersaert (2 ex. op 2/ 09; R. & S. Ghij en), OHZ (2 ex. op 9 / 09; M. Walraven ), Haa rode/industrieterrein (1 ex. op 10/09; D. von Werne), Leefdaal/ plateau (19 waarnemingen van 1-11 ex. op 12 data tussen 14/09 en 11/10; ver ch. waarn.) en Korbeek-Dijle/plateau (resp. 2, 2 & 1 ex. op 16, 30/09 & 7 /10.; ]. Nysten, R. Stok, L. Van Hellemont).
Tapuit Oenanthe oenanthe
Er werden tussen 1/09 en 9/10 32 waarnemingen van Tapuiten genoteerd op 13 ver chillende locaties in het Dijleland (ver ch. waarn.). Het groot te aantal betrof slechts 6 ex. op 3/ 09 te Erps/ Dorenveld (A. Smets).
Beflijster Turdus torquatus
Met op 26 / 09 reeds een ex. te Leefdaal/ plateau (P. Standaert) en een man over Meerbeek (A. Smets) waren de eerste Beflijster voor het najaar van 2012 er relatief vroeg bij. Te Leefdaal/plateau werd de soort nadien nog gespot op 29, 30/09, 2, 7, 17 (2 ex.) & 20/10 (allen pleisteraars, de laatste in een tuin) (R. Stoks, H. Roosen, F. Vandeputte, K. van Scharen), te Meerbeek wa dat het geval op 7 (2 ex. ZW), 8 (1 ex. ZW), 12 (5 ex. ZW) en 13/10 (1 ex. ZW) (A. Smets, F. Fluyt, R. Uyttenbroeck, H. Roosen). Overige waarnemingsplaatsen waren Kessel-Lo/Kesselberg (resp. 2 & 1 ex. Z op 6 & 20/10; T. Vandezande), Heverlee/Terbank (1 ex. kort pleisterend op 13/10; H. Roosen) en Bierbeek/ zandgroeve (1 ex. Z op 20/10; D. von Werne).
Buidelmees Remiz pendulinus
Tijdens het najaar van 2012 verbleven gedurende
langere tijd enkele Buidelmezen te SAR, al zat er soms veel tijd tussen twee opeenvolgende waarnemingen. Een overzicht : 3 ex. (lm, 1 v, ljuv) op
22/ 09 (L. Hendrickx, 1. Nel), 2 ad op 28/ 09 (R. Stoks), 2 ex. op 03/ 10 (1. Nel, F. Vandeputte), 1 ex. aud op 06/10 (R. Stoks), lmlv op 11/10 (I. Nel) en
1 ex. op 12/ 10 (F. Rarnpelbergh, M. WaJravens). Op 2/11 vloog tenslotte nog een ex. naar N over SAR (A. Baccaert).
Bonte Vliegenvanger Ficedula hypoleuca 01/09 1 v op het plateau Sterrebeek - Moorsel
(O. Hendrick)
Grauwe Vliegenvanger Muscicapa striata 01/09 1 ex. te Erp /Dorenveld (S. Boddington) 02/09 1 ex. in Mollendaalwoud (G. Vanautgaerden) 8, 9 & 11/09 resp. 2, 1 & 2 ex. te LP
(B. Ver traete, R. Gysbert en) 09 / 09 1 ex. te OHZ (M. Wal raven ) 16/ 09 1 ex. te Bierbeek/ Korbeek-Lo e traat
(D. von Werne)
Gaai Garrulus glandarius Najaarsinvasies van Gaaien lijken de laatste jaren wat frequenter voor te komen. Nadat de vorige Gaaiengolf ons pas zo recent als in 2010 overspoelde was het in 2012 terug zo ver, zij het dat de huidige invasie van iets minder grote omvang was. Vooral tijdens september en oktober waren er opvallend meer pleisterende Gaaien aanwezig in de hele regio. Ter vergelijking : in 2011 (een normaaJ jaar) werden er tijdens de periode september - november 69 waarnemingen van Gaaien ingevoerd op dijleland.waarnemingen.be, met een groepsgrootte van doorgaans 1-4 ex. en een enkele uitschieter tot 10 ex. Tijdens dezelfde periode in 2012 ging het om 233 waarnemingen (+238%), de gemiddelde groepsgrootte was echter niet opvallend gestegen (aJ waren er nu wel meer uitschieters van grotere 'lokaJe' groepen tot 19 ex.). Maar vooral de trektellingen lenen zich goed om de doortocht te illustreren: 488 ingevoerde ex. in 2012 tegenover slechts 1 in 2011.
. " .... --- .
· .- ·· .. :.:. Vogels 'I_,"_ ·- --
Europese Kanarie Serinus serinus 7 /10 lml v tpl te Haasrode/ zandgroeve
(M. Abts, D. von Werne, R. Stoks) 7, 8 & 13/10 resp. 1, min. 2 & 2 ex. Z
te Meerbeek/ pompstation (F. Fluyt,
A. Smets, H. Roosen) 17/10 1 ex. ZW te Leefdaal/plateau (H. Roo en) 10/ 11 1 ex. over te Oud-Heevrlee/ dorp Q. Rutten)
Kleine Barmsijs Carduelis cabaret 13/10 1 ex. over Sint-Jori -Weert (R. Stok ) 14/10 & 15/11 resp. 1 ex. W & 3 ex. 0
te Oud-Heverlee/ dorp Q. Rutten) 27 /10 & 7 /11 re p. 1 & 2 ex. te OHZ
28/10 14/11 17 /11
(P. Collaerts, D. Michiel , J. Rutten) 1 ex. te OHN (D. von Werne) 1 ex. over in Heverleebos Q. Rutten) 17 ex. te Sint-Agatha-Rode - Terlanen/ LaanvaJlei - Onderbo (S. Peten)
30/ 11 4 ex. te SAR (G. Fluyt)
Grote Barmsijs Carduelis Jlnmmen 23/ 11 2 ex. te Everberg/Vrebo (A. Smet )
barmsijs sp. Carduelis cabaretlfl.am111en 21/10, 11 & 25/ll re p. 1, 2 & 1 ex. over
Bertem/Koeheide (G. Bley ) 14 & 29/11 re p. aud over e n 1 ex. te LP
27/10 4/11 24/11 29/11
Q. Lambrecht , B. Ver traete) 1 ex. Z\V te Ke el-Lo/Ke elberg (T. Vandezande) 2 ex. ZW te Bierbeek/ zandgroeve (0. von Werne) 1 ex. te K V (B. ef) 5 ex. te SAR (C. Fery)
De Boomklever - maart 2013 45
. - - �-.· - " - ----� ... ��
Vogels · �.�.�� " - - - ·- - ....
Kruisbek Loxia curvirostra
Er werden 26 waarnemingen van Kruisbekken ontvangen, waarvan minstens 20 zuidwaarts overvliegende groepje betroffen (versch. waarn.). De groot te groep (11 ex.) vloog op 13/10 echter NW te Sint-Jori -Weert (R. Stoks).
Grauwe Gors Emberiza calandra
01/11 1 ex. te Haasrode/ zandgroeve (D. von Werne) 9, 10 & 11/11 resp. 4, 3 & 2 ex. te
Korbeek-Dijle/ plateau Q. Nysten) 24/11 3 ex. te Leefdaal/plateau Q. Nysten)
Ortolaan Emberiza hortulana
10/09 1 ex. ZW te Erps/Dorenveld (A. Smets) Het betreft de 11 c Ortolaan voor het Dijleland inds 2000 (geen in 2003, 2010 en 2011).
Ijsgors Calcarius lapponicus
28/09 1 ex. Z te Bierbeek/zandgroeve (D. von Werne) 20/ 11 1 ex. ZW te Meerbeek/ pompstation (A. Smets) Het gaat hier reeds om de 17c en 18c gevallen van deze oort in het Dijleland sinds 1975 (waarvan
!echts drie voor 2000).
Samenstelling
Kelle Moreau, kei le.morea u@gma il .com
46 De Boomklever - maan 20 13
Grauwe gors Leefnnl Plnten11 11/11/2012 jo/in11 Nyste11
2de Oproep
hernieuwing
abonnement
-1r.:· --= .
��--�;- ·-�'..;." L
U kan zich (opnieuw) abonneren op
de Boomklever door
overschrijving van 10 EUR
op rekeningnummer
BE86001155216850 (IBAN)
met BIC GEBABEBB van
de N atuurstudiegroep Dijleland,
met vermelding van
AB02013 +
naam en adres.
Een steunabonnement kost 15 EUR of meer.
Het bestuur van de Natuurstudiegroep Dijleland dankt u bij voorbaat
De Boomklever · maart 2013 47
. - -".�"''
Aaiviteiten _ ·. -:.� .; � - - --- _ ... _ -: . , _ .
Activiteiten
Aue activiteiten van de Natuurstudiegroep Dijleland en eventuele wijzigingen
zullen ook aangekondigd worden via de Dijlevallei-maillijst
(http:/ /groups.yahoo.com/group/Dijlevallei/).
Woensdag I mei 2013 l 4u00-l 7u00
Stadsbijen in Leuven
Steden zijn over het algemeen net iets warmer dan het platteland in de parken, langs de stadse Dijle en in en rond de historische gebouwen gaan we op zoek naar warmteminnende soorten. Verrassingen zijn dus niet uitgesloten.
Afspraak: Hoofdingang Station Leuven Leiding: Koen Vandenberghe
[email protected]) Koenraad Reynaert
(koe111:[email protected] of 0497 /53 21 51)
Zaterdag 4 mei 2013
Big Day
De vierde Big Day : ga voor een topscore en geniet ondertus en van onze mooie Dijlevallei die vorig jaar meer dan honderd soorten op één dag te bieden had!
Voor meer informatie en inschrijvingen : Kri Van Scharen ([email protected])
Zaterdag 25 mei 2013 14u00-l 7u00
Insectenexcursie
De eer te van drie insectenexcursies in Meerdaalwoud in 2013.
Afspraak: Parking Speelberg lang de Weert edreef nabij kruispunt met Meerdaalweg, Sint-Joris-Weert Leiding: Roel Uyttenbroeck
([email protected] of 0495 / 62 88 63)
48 De Boomklever - maart 2013
Zaterdag 15 juni l 4u00-l 7u00
Mierenexcursie Kesselberg
Op de warme hellingen van de Kes el berg zijn heel wat soorten mieren te vinden. Onder leiding van El Lommelen gaan we op zoek naar deze mysterieuze beestjes. Afspraak: Parking Kesselberg in de Koning traat Leiding: Els Lomrnelen
([email protected] of 0483/ 45 46 30)
Zaterdag 13 juli 2013 10u00-17u00
Op zoek naar de Knautiabij in het
Dijleland
Met deze activiteit willen we de zeldzame knautiabij, die enkel op beemdkroon vliegt, verder inventariseren in het Dijleland in het kader van een project rond deze soort. We gaan eerst een kijkje nemen op de enige gekende vliegplaats van deze mooie bij in het L euvense, waarbij ook uitleg zal gegeven worden over levenswijze en voorkomen in ons landje. Vervolgens zullen we in. de buurt gekende groeiplaatsen van beemdkroon afzoeken op het voorkomen van de knautiabij. Hierbij zullen onder andere de Koeheide en het plateau van Korbeek-Dijle aangedaan worden. Uiteraard zullen ook andere bijen niet aan ons speurend oog ontsnappen. Gelieve op voorhand contact op te nemen met de leiding voor de organisatie van het transport.
Afspraak: de kerk van Everberg Leiding: Pieter Vanormelingen
([email protected] of 0487/53 01 63) of Koen Vandenberghe ([email protected] of 0485/162619)
aa
1
)
selfoto De eerste raadselfoto werd beantwoord door 7 le
zers, een bescheiden succes, zeker in vergelijking
met de analoog in Oriolus die meestal ook maar
enkele tientallen inzendingen telt...
De meesten hadden er geen echt probleem mee,
maar 1 stem(14%) ging naar een bleek uitgevallen
Kemphaan Philomachus pugnax. Al bij al nog niet
zo'n gekke keuze want onze vogel heeft wel wat kenmerken die bij Kemp
haan zouden passen maar de toch duidelijke wenkbrauwstreep sluit Kemp
haan uit. Mogelijke verwarring vanwege de witte stuit maar ook deze is bij
Kemphaan beperkt tot een witte V. Er is het iets grotere formaat maar dat is
moeilijk te beoordelen als men geen andere vogel als referentie heeft ... Bo
vendien is het kleinste wijfje Kemphaan wellicht niet groter dan het grootste
exemplaar van de raadselvogel.
De Bonapartes Strandloper Calidris fuscicollis die een ander deelnemer
wakker hield, heeft dan weer wél die opvallende witte wenkbrauwstreep. Bo
napartes heeft bovendien ook een witte stuit en een lange handpenprojectie
en vermits de bek niet te zien is ... Op schouder en mantel heeft deze strand
loper opvallende witte V-'s die de gezochte vogel mist. Maar de belangrijkste
reden waarom het geen Bonapartes kan zijn is dat het een vogel uit de Dij
lelandse natuur moest zijn en Bonapartes Strandloper is (helaas) daar nog
nooit waargenomen!
Zes (6) stemmen of 85% hadden het dus bij het rechte eind en kozen voor
Krombekstrandloper Calidris ferruginea: duidelijke wenkbrauwstreep,
witte stuit , een veeleer grijs kleed en regelmatige geschubde bovendelen, vage bruin-roze borst en keel, wijst bovendien op een juveniele vogel wat
drie(3) opmerkzame deelnemers niet was ontgaan! (foto door Axel Smets te
Overijse-Terlanenveld eind augustus 2011)
De immer beschikbare onschuldige kinderhand besliste dat Pieter Moysons uit Erps-Kwerps, dus een jaarabonnement op de Boomklever 2014 wint.
Proficiat!
Opgave raadselfoto 2
Kan u me vertellen waar in de Dijlevallei deze foto werd gemaakt? An tw.:
gemeente en elementaire oriëntatie. (bv: Florival , kijkend in oostelijke
richting) Antwoorden uiterlijk 15 mei 2013 bij kris.van.scharen@telenet.
be of Korbeekstraat 27 te Leefdaal.
NATUURPRAATCAFE
Vond/ zag u een "vreemd "
dier of plant en wil u hulp om
te weten wat het is ? Of zit
u al langer met vragen over
dingen die u in de natuur
kon zien? Misschien heeft u
vragen over het milieu in het
algemeen? Wie weet zijn er
dingen die u als meer ervaren
waarnemer liever niet aan
de grote waarnemingen.be
klok hangt? Ook als meer
ervaren medewerker heeft
u mogelijk toch vragen over
de Bijzondere Broedvogel
Inventarisatie? Of zou u er
graag aan meewerken ... Of
heeft u gewoon zin om wat te
babbelen met gelijkgezinden!
Kortom vanaf nu kan u elke
eerste en derde donderdag
van de maand terecht van 20-
22u in de ViaVia te Heverlee,
Naamse Steenweg 227-229
vlak bij overweg en station,
om bij een pint of een koffie
uw vragen te stellen aan een
aantal bestuursleden van de
Natuurstudiegroep Dijleland.
We starten er mee na de
Paasvakantie op donderdag
18 april 2013.
(Vraag aan de toog even waar
de NSGD-ers zich ophouden!}
De Boomklever - maart 201 3
'L
Inhoud • 1 �.
EDITORIAAL
INSECTEN
De dag- en nachtvlinders van het Dijle/and
Deel VII: Noctuidae (Uilen)
André Verboven
BIODIVERSITEIT
Watergebonden ongewervelden in W ijgmaal
NobbyThys
ZOOGDIEREN
De bever in Vlaanderen en in de Dij/eva/lei
Kristijn Swinnen
VOGELS
Bijzondere broedvogels in het Dijle/and,
broedseizoenen 2008-2012, deel I
Kelle Moreau
Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dij/eva/lei
en omgeving, september - november 2012
Kel/e Moreau
OPROEP
ACTIVITEITEN
Activiteiten
RAADSELFOTO ZIE KEERZIJDE
NATUURPRAATCAFE ZIE KEERZIJDE
Coverfoto: Winterkoning begroet de lente ©Erik De Clercq
, -
I
2
10
14
18
36
47
48