1
De toekomst van tabaksontmoediging in Nederland 2011-2020
2 van onderop en van bovenaf
De toekomst van tabaksontmoediging in Nederland 2011-2020
4 van onderop en van bovenaf
5
Voorwoord
Het roken in Nederland is de afgelopen decennia
veranderd. Wellicht kent ook u nog de periode dat
bij een feestje naast de gebakjes, kopjes koffie of
borrelhapjes een doosje of vaasje met sigaretten op
tafel kwam waar gasten naar believen van konden
pakken. Het automatisme om rond de pubertijd te
gaan roken om er bij te horen, was tot nog niet zo
lang geleden een feit. In televisieseries werd er
gerookt, in reclame-uitingen riepen stoere mannen
ons op ook te gaan roken. Op het werk stonden
vergaderruimtes vaak blauw van de rook, maar dat
was nu eenmaal gewoon. En de zo typische
Nederlandse gezelligheid werd gecombineerd met
een smeulende sigaret of sigaar in de hand.
Maatregelen vanuit de overheid stuitten in het ver-
leden vaak op onbegrip en weerstand. Met cam-
pagnes als “Roken op de werkvloer, dat lossen we
samen op” was ook toen het polderen al uitgevonden.
Als voorzitter van de Raad van Toezicht van
STIVORO ben ik zeer verheugd om te kunnen con-
stateren dat dit beeld gekenterd lijkt te zijn. En dat
is een mooi resultaat bij het 35-jarig jubileum van
STIVORO. Met hulp van KWF Kankerbestrijding,
de Nederlandse Hartstichting, het Astma Fonds
en het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en
Sport heeft STIVORO zich kunnen ontwikkelen tot
een nationaal expertisecentrum dat met kennis,
kunde en een breed nationaal en internationaal
netwerk tabaksontmoediging op de kaart heeft
gezet. Met een meer repressief beleid vanuit de
overheid is roken voor een groot deel uit het dage-
lijks beeld verdwenen. Roken op de werkplek, op
openbare plekken, in de horeca, in reclame-uitingen
is niet meer mogelijk. Met aantrekkelijke campagnes
is ingezet op het informeren van rokers en potentiële
rokers over wat de gevolgen kunnen zijn van
roken. Met effectieve interventies zijn stoppers
aangemoedigd en ondersteund. Met de ontwikke-
ling van richtlijnen zijn artsen op weg geholpen in
het agenderen van het stoppen met roken in hun
eigen dagelijkse praktijk. En met een actief team is
een adviescentrum ontwikkeld van deskundigen
die alle betrokkenen van antwoorden kunnen voor-
zien. STIVORO heeft internationaal naam en faam
en heeft Nederland op de kaart gezet als het gaat
om tabaksontmoediging. De resultaten zijn
indrukwekkend te noemen. In 1974 rookte 53%
nog; in 2009 was dit 28%.
Deze prachtige resultaten hebben echter ook een
keerzijde. Roken is ook emotie. Met de discussie
rond de rookvrije horeca lijkt tabaksontmoediging
meer dan ooit gepolariseerd te zijn. De heftige
discussies in de media maken iedereen een tegen-
of voorstander. Het gaat niet meer om het voor-
komen van het feit dat mensen als gevolg van
roken de wachtkamers bevolken van specialisten
en huisartsen, maar om het wel of niet kunnen
nemen van eigen verantwoordelijkheid bij een ver-
slavend product. Het gaat niet meer om het tegen-
gaan van een verslaving die vaak heftiger is dan
menig drug, maar om keuzevrijheid. Ik moet dan
ook constateren dat STIVORO en haar partners in
de afgelopen jaren meer dan ooit de directe gevol-
gen van de harde marketing van de tabaksindustrie
hebben bemerkt en hun strategie om het roken
onderdeel te laten zijn van de zogenaamde burger-
lijke vrijheden. Hier wordt de burgelijke vrijheid
verdedigd om een ander gezondheidsschade toe
te brengen. Een status die voor de grootste veroor-
zaker van ziekten mijn inziens toch echt te ver gaat.
Maar het scherpt anderzijds de gedachten en plan-
nen voor de toekomst en geeft input voor een
nieuwe impuls voor tabaksontmoediging.
Want met de 35 jaar zijn we er nog niet. De laatste
jaren stagneert de daling van het aantal rokers helaas
en we signaleren zelfs weer een stijging. Hierin wil
STIVORO verandering brengen. Met 35 jaar ervaring
weten we wat er werkt en wat niet. Niet alleen op
basis van onze eigen ervaringen en de vele onder-
zoeken, maar ook op basis van de ervaringen van
de collega-organisaties in het buitenland.
We weten dat duidelijke maatregelen van de over-
heid, zoals een aanzienlijke accijnsverhoging,
6 van onderop en van bovenaf
aanzetten tot het denken over stoppen met roken.
We zijn van mening overigens dat een deel van
deze accijnsinkomsten kan worden ingezet voor
tabaksontmoediging, waardoor er een solide
financiële basis ontstaat om de juiste maatregelen
te kunnen nemen. We weten dat campagnes een
belangrijke rol kunnen vervullen bij het creëren
van awareness voor de gevolgen van roken. Deze
campagnes moeten derhalve een nieuwe impuls
hebben. We dienen in te zetten op advocacy dat
een belangrijke rol speelt bij het realiseren van
goede preventieve maatregelen bijvoorbeeld
gericht op jongeren en het verminderen van soci-
aaleconomische gezondheidsverschillen. We gaan
uit van een effectief aanbod van interventies. We
zijn voor eindelijk inzage in de ingrediënten die in
sigaretten zitten; geen discussies meer maar
openheid. De marketingtactieken en integriteit van
de tabaksindustrie worden openlijk getoetst. En
we zetten in op handhaving van de rookvrije hore-
ca. We gaan uit van het volledig vergoeden van het
stoppen met roken. En zo zijn er nog meer voor-
beelden.
Lees in dit boekje de volledige visie van STIVORO
en enkele relevante stakeholders die moet leiden
tot een effectief tabaksontmoedigingsbeleid voor
de toekomst en laat u inspireren. Een visie waar
we met onze bestaande partners aan willen wer-
ken, maar waarbij we ook nieuwe coalitiegenoten
zoeken. Coalitiegenoten die tabaksontmoediging
verder kunnen brengen en hieraan willen bijdragen.
Deze bijdrage kan divers van aard en omvang zijn.
Met de recente argumentenkaarten die zijn opge-
leverd in opdracht van het Nationaal Programma
Kankerbestrijding ben ik ervan overtuigd dat deze
partners te vinden zijn. Een groot aantal mensen
van diverse organisaties was immers hierbij
betrokken en onderkenden het belang van tabaks-
ontmoediging en zagen hierin gelijke wegen. Maar
essentieel zal blijven de inzet vanuit de overheid.
De afgelopen jaren hebben we een terugtrekkende
overheid gezien wat betreft budget. Het is zaak dat
er zekerheid ontstaat over de commitment van de
overheid voor de komende vijf jaar, waardoor part-
ners durven te investeren in een partnership rond
tabaksontmoediging.
We zijn beland op een essentieel kruispunt met
achter ons vele resultaten waar we trots op kunnen
zijn en een horizon die aangeeft dat er meer
mogelijk is. Laten met een nieuwe visie en lef dit
kruispunt nemen en Nederland als land terug in
de internationale voorhoede brengen als het gaat
om de volksgezondheid.
Gerrit-Jan van Otterloo
Voorzitter van de Raad van Toezicht van STIVORO
LeeswijzerDit visiedocument ‘van Onderop en van Bovenaf’
beschrijft de historie en toekomst van tabaksont-
moedigingsbeleid in Nederland. De heer De Goeij
en de heer Zeeman beschrijven in hoofdstuk 1 in
vogelvlucht waar we in Nederland staan, daarbij
terugkijkend op de afgelopen 35 jaar tabaksont-
moedigingsbeleid in Nederland. In hoofdstuk 2
beschrijft de heer Mackenbach de relevantie en
noodzaak van (steviger) tabaksontmoedigingsbe-
leid. In hoofdstuk 3 vergelijkt de heer Willemsen
de Nederlandse ontwikkelingen met andere lan-
den. Het wereldwijde FCTC verdrag van de WHO
is daarbij de leidraad. Ten slotte schetst mevrouw
Van Gennip in hoofdstuk 4, op basis van de jaren-
lange Nederlandse ervaring en de vergelijking met
andere landen, welke richting het Nederlandse
tabaksontmoedigingsbeleid volgens STIVORO,
het expertisecentrum voor tabakspreventie en
-behandeling, in moet gaan de komende jaren.
7
Inhoudsopgave
Voorwoord 5
Leeswijzer 6
1. Waar staan we in Nederland
Ir. Hans de Goeij, drs. Grieto Zeeman 8
1.1 Meinsma 8
1.2 Gezondheidsraad 9
1.3 Oprichting STIVORO 9
1.4 Van peen, preek en zweep 9
1.5 Jeugd 10
1.6 Meeroken 12
1.7 Stoppen 13
1.8 Samenwerking Ministerie van
Volksgezondheid en de samenwerkende
gezondheidsfondsen 15
1.9 Wat is bereikt tot 2010 15
2. Nederland veel te slap tegen roken
Prof. Dr Johan Mackenbach 22
2.1 De belangrijkste vermijdbare oorzaak van
ziekte in Nederland 22
2.2 Te langzame daling van het percentage
rokers in Nederland 24
2.3 Terughoudend anti-tabaksbeleid in
Nederland 25
2.4 Stevig doorpakken is geboden 26
2.5 Literatuurverwijzingen 27
3. Het Nederlands tabaksbeleid
in internationaal perspectief:
Van Hekkensluiter naar trendsetter
Prof. Dr. Marc Willemsen 28
3.1 Het roken in de samenleving is
beïnvloedbaar 28
3.2 Nederland heeft in de jaren negentig
achterstand opgelopen 29
3.3 Nederland en de rest van de wereld:
FCTC 29
3.4 Het FCTC verdrag leeft nog
onvoldoende in Nederland 32
3.5 FCTC kan stimulans zijn voor tabaks-
ontmoediging 33
3.6 Nederland is binnen Europa terug
gezakt tot niveau Polen en Roemenië 34
3.7 Van FCTC naar een samenhangend
tabaksontmoedigingsbeleid 35
3.8 Californië: sociale acceptatie centraal 35
3.9 Finland: een sterke overheid 36
3.10 Conclusie: kies FCTC als leidraad 37
3.11 Literatuurverwijzingen 38
4. Visie voor Nationaal Programma
Tabaksontmoediging 2011- 2020
Dr. Lies van Gennip 39
4.1 Tabaksontmoediging: successtory,
maar nog steeds urgent 40
4.2 Conclusie 47
4.3 Literatuurverwijzingen 50
8 van onderop en van bovenaf
Ir. Hans de Goeij
voorzitter Nationaal Programma
Kankerbestrijding
drs. Grieto Zeeman
Adviseur Strategie en communicatie
STIVORO
De toekomst kennen kan alleen als je weet hebt
van het verleden en van het heden. Dat geldt zeker
ook als we het hebben over het bestrijden van het
roken in Nederland. Welke route, hoe en met
welke obstakels en successen, is sedert 1950 of
1975 afgelegd? En hoe kan die toekomstige route
eruit zien?
Twee jaar geleden sprak ik met enkele partijen over
de toekomst van het ontmoedigingsbeleid als
voorzitter van het NPK. Tabaksontmoediging is al
zo lang aan de gang en het werkt niet, zeiden som-
migen. Dat kon ik met cijfers en een korte schets
van de geschiedenis niet bevestigen. Eerder lijkt
het erop dat we de komende 25 jaar op weg zijn
naar een nagenoeg rookvrij Nederland. In drie
generaties is het roken dan opgekomen, wijd verbreid,
verminderd en dan weer nagenoeg een marginaal
gebeuren. Mensen worden wijzer lijkt, maar het
duurt soms even. Dat weet een ieder die studie
gemaakt heeft van de publieke gezondheidszorg
sedert de Romeinse tijd. Maar er moet wel nog
wat gebeuren willen we mijn voorspelling over 25
jaar kunnen bevestigd zien.
In het navolgende gaan we met sprongen door de
tijd heen om een algemene trend te duiden. In de
geschiedenis ontrolde de werkelijkheid zich veel
complexer, uitvoeriger, soms met 7 stappen voor-
uit en weer 5 stappen achteruit. Binnen de context
van deze publicatie is gekozen voor enkele head-
lines in de geschiedenis vanaf halverwege vorige
eeuw. Vervolgens kijken we naar argumenten voor
en tegen een voortzetting van tabaksontmoediging
in de toekomst, de belangen die daarbij spelen en
de mogelijke in te zetten middelen daarbij.
Voortbouwend op ontmoedigingsbeleid dat medio
vorige eeuw startte in Nederland.
1.1 MeinsmaTabaksontmoediging in Nederland is begonnen
met Dr. L. Meinsma, in de volksmond 'dokter
Meinsma' of de 'anti-rook-dokter'. Hij promoveerde
op een proefschrift over de gezondheidsrisico's
van roken en was tussen 1953 en 1978 directeur
van KWF Kankerbestrijding. Meinsma had tussen
1963 en 1975 in zijn eentje leiding gegeven aan de
landelijke actie Niet Roken. Op niet mis te verstane
wijze gaf hij voorlichting over de schadelijke effecten
van roken en was met grote regelmaat te zien, te
horen en te lezen in de media en het nieuwe medium
van de televisie. Vanaf 1963 werd hij hierin gefacili-
teerd met een kleine subsidie door het ministerie
van Volksgezondheid. Hij stond er aanvankelijk
nagenoeg alleen voor. Zijn oproep in 1965 aan de
medische professie om de strijd tegen het roken
aan te gaan, werd aanvankelijk genegeerd. Zelf gaf
hij daarvoor als oorzaak dat 'de hele medische
wereld rookte'. Maar Meinsma was vasthoudend,
terecht overtuigd van de grote risico's van het
roken voor de volksgezondheid. In 1965 publiceerde
hij 'ROKEN, Een rapport over het roken en de
gevolgen voor mens en maatschappij, en in 1969
‘Roken en Risico’s’, ook wel 'het rode boekje van
Meinsma' genoemd. “Mevrouw Veder-Smit, doe
iets!”, schreef Meinsma in 1979 in een opiniestuk.
Hij kon het niet verdragen dat zijn missie die hij in
1963 bekend maakte nog steeds niet was vertaald
in een serieus nationaal tabaksontmoedigings-
beleid. En hij schreef: “Voorlopig zal er weer niets
essentieels gebeuren tegen het roken”. Veder-Smit
schreef als Staatssecretaris van Volksgezondheid
aan de Tweede Kamer in datzelfde jaar dat 'er
tegen het roken beslist niet voldoende' was
gedaan. De enkele jaren eerder opgerichte, private,
Stichting Volksgezondheid en Roken STIVORO,
zou een belangrijke taak krijgen op dit terrein, zo
1. Waar staan we in Nederland?
9
deelde Veder-Smit de Kamer mee. Meinsma bleef
verontwaardigd over de passieve houding van de
regering. Hij gaf aan dat zijn stichting in het over-
heidsbeleid tegen het roken een belangrijke functie
moest gaan vervullen terwijl het ministerie toen
nog steeds niet een eigen beleidsplan had opgesteld.
1.2 Gezondheidsraad Meinsma bleef echter niet alleen staan. Ten langen
leste kreeg hij in 1971 steun van vier verenigingen
van medisch specialisten. Zij ondernamen actie
en stuurden de toenmalig staatssecretaris Roelof
Kruisinga van Volksgezondheid een rapport met
feiten en cijfers over de sterfte door aan roken
gerelateerde ziekten. De arts Kruisinga, die voor
zijn staatssecretarisperiode Directeur-generaal
Volksgezondheid was, kon dat initiatief niet negeren
gezien zijn voorkennis en de opgeroepen publiciteit.
Hij besloot tot vorming van een speciale commissie
van de gezondheidsraad die hem advies moest
uitbrengen over te nemen gezondheidsbevorde-
rende maatregelen. De commissie presenteerde
de staatssecretaris in 1975 een rapport met een
lijst van mogelijk te nemen rokenbeperkende over-
heidsmaatregelen. Hieronder waren maatregelen
die pas later ook daadwerkelijk werden genomen
zoals:
• rookverboden in de gezondheidszorg, op gemeen-
schappelijke werkplekken en in openbare ruimten;
• een reclameverbod voor alle rookwaar;
• verplichte etikettering van advertenties voor
sigaretten zolang er geen reclameverbod zou zijn.
Ook bevatte het rapport een maatregel die nog
steeds niet is ingevoerd, namelijk beperking van
het aantal verkooppunten en het verwijderen van
alle sigarettenautomaten.
Er was echter onvoldoende politiek- en maat-
schappelijk draagvlak en veel van de aanbevelingen
verdwenen vooralsnog in een bureaulade.
Sommige maatregelen zoals een reclameverbod
en een rookvrije werkplek zijn pas 25 jaar later
genomen.
1.3 Oprichting STIVOROHet rapport van de Gezondheidsraad bevatte ook
een reeks aanbevelingen over voorlichtingsactivi-
teiten. Ook was er een voorstel voor een
'Nationaal Instituut tot Beperking van het Roken'
dat gedragen moest worden door de overheid,
KWF Kankerbestrijding, Astma Fonds en de
Hartstichting. In datzelfde jaar pakten de fondsen
het idee van de gezondheidsraad op en richtten op
24 december 1974 de Stichting Volksgezondheid
en Roken op. Niet lang daarna sloot het ministerie
van Volksgezondheid zich bij dit initiatief aan en
ging net als de fondsen deze voorlichtingsorgani-
satie en haar activiteiten financieren.
Door de grote verdiensten van Meinsma wist vrij-
wel elke Nederlandse roker dat je van roken long-
kanker kon krijgen en dood kon gaan. Veel rokers
hebben deze informatie ter harte genomen en zijn
gestopt. Het percentage rokende mannen daalde
van 1958 tot 1975 van 90% naar 66%. Na een aan-
vankelijke toename van het percentage rokende
vrouwen in de zestiger jaren trad ook bij hen in het
begin van de zeventiger jaren de dalende trend in.
In 1975 rookte 40% van de vrouwen. Dit was de
basis waarop STIVORO met haar werkzaamheden
begon.
De strategie van de tabaksontmoediging vanaf
1975 is in een aantal fasen onder te verdelen.
De onderdelen van het tabaksontmoedigingsbeleid
- het voorkomen van roken bij de jeugd, het voor-
komen van meeroken en het bevorderen van stop-
pen met roken - hebben in de verschillende periodes
meer en minder nadruk gekregen. Dit had te maken
met voortschrijdend inzicht, nieuwe interventie-
methodes die beschikbaar kwamen en (politiek)
draagvlak voor bepaald tabaksontmoedigings-
beleid en verspreiding van deze kennis en bijhorend
gedrag onder meer sociaal-economische klassen.
1.4 Van peen, preek en zweepVeel maatregelen om tabaksgebruik te ontmoedigen
zijn de afgelopen jaren vooral gebaseerd op de
peen, de preek of de zweep, of een combinatie
ervan. De “peen” slaat op verleidingstactieken, het
bieden van een gunstig perspectief, een beloning
of iets dat cool, stoer is of wordt gevonden. De
“preek” gaat vooral bij de voorlichting over de
10 van onderop en van bovenaf
1.5 Jeugd In de beginperiode van STIVORO lag het accent
vooral op het ontwikkelen van voorlichting voor
de jeugd vanuit de veronderstelling dat het van
belang was te voorkomen dat jongeren beginnen
met roken. De instroom van nieuwe rokers moest
worden beperkt. Er werden voorlichtingsmaterialen
en lesprogramma's ontwikkeld om elk kind toe te
rusten met de informatie over roken en de gevolgen.
Daarnaast waren er campagnes die niet-roken uit-
droegen als wenselijk en passend bij een positief
imago 'Roken? Waarom zou ik?'. De uitzondering
was de campagne 'Roken. Doodendoodzonde.'
waarin harde gezondheidsboodschappen centraal
stonden. Dit is de enige keer dat STIVORO zo'n
harde op gezondheidsargumenten gebaseerde
campagne heeft gevoerd. Daarna is eind negentiger
jaren de lijn van imagocampagne weer opgepakt
met 'Maar ik rook niet', een campagne waarin het
randje van het maatschappelijk acceptabele werd
opgezocht. Dit om geloofwaardig te kunnen com-
gevaren en de gezondheidsschade waarbij men
dacht dat vrees en angst aanjagen wel eens heel
goed zou kunnen helpen om het ongewenste
gedrag te verminderen of te staken. De “zweep”
maatregelen slaan op het afkondigen met wetgeving
van geboden en verboden, het opleggen van
accijnzen en andere beperkende maatregelen om
het ontmoedigingsbeleid gewoon te kunnen
afdwingen en als norm te laten zijn. STIVORO kan
alleen op het peen en preek gebied acteren; zweep
maatregelen zijn aan de overheid voorbehouden.
De periode Meinsma kan gezien worden als de
preek periode, in de jaren ‘80 en ‘90 vooral aange-
vuld met peen methoden. Dat alles leidde tot een
aanzienlijke daling van het aantal rokende mannen
en later vrouwen. Om verdere reductie te krijgen
van het aantal rokers en het belang van de volks-
gezondheid te dienen werd steeds duidelijker dat
deze twee methoden aangevuld moesten worden
met beperkingen, geboden en verboden en belas-
tingen om dat beleid ook geheel ingevoerd te krijgen.
Figuur 1. Activiteit: peen, preek of zweep
60
50
40
30
20
Oprichting STIVOROVooral aandacht voor jeugd-preventie, lespakketten etc
1958
1963
2e Rapport Gezondheidsraad(aanbevelingen beleid tabaksontmoediging)
Bewustwording schade meeroken
Waarschuwing onder tabaksreclame
1967
1970
1974
1975
1980
1981
1982
1983
1984
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
Eerste campagne meeroken
Start proces tabaks-industrie tegen
STIVORO voor voorlichting schade meeroken
duurt tot 1990
Start landelijke – regionale
samenwerking
Eerste Tabakswet in werking met o.a. rook- verbod openbare gebouwen
Start stoppen met roken campagnes en ontwikkeling
behandel-interventies door
STIVORO
mln €
Start landelijke actie
Niet Roken- Meinsma
19651e rapport Meinsma
19692e rapport Meinsma
1971Rapport roken en sterfte doormedische verenigingen
1979 OpiniestukMeinsma aanstaatssecretairsVolksgezondheid
11
regel was beperkt. Een jongere denkt: als het echt
ongezond zou zijn, zouden ze er geen reclame
voor mogen maken. Per 2002 werd een geloof-
waardigere maatregel getroffen en alle reclame en
sponsoring voor tabaksproducten verboden.
1.5.2 OudersIn de vorige eeuw groeide het besef, gevoed door
de toenemende wetenschappelijke evidentie, dat
de invloed van de sociale omgeving en dan met
name de ouders een belangrijke rol speelt bij het
al dan niet beginnen met roken. In 2003 is met de
campagne 'Kinderen Kopiëren' een lijn ingezet om
ouders zich meer verantwoordelijk te laten voelen
voor het voorkomen van het roken door hun kinderen.
Deze lijn is in 2009 op verzoek van en met finan-
ciering van het ministerie van VWS opnieuw opge-
pakt en lijkt een voorlichtingslijn die naast de
voorlichtingsactiviteiten op school en de campagnes
gericht op imago en sociale invloed, kan gaan
bijdragen aan het verder terugdringen van het
roken bij de jeugd.
municeren dat niet-roken cool en stoer is en aan-
sluiting te vinden bij de belevingswereld van jon-
geren. De campagne was zeer succesvol in het
teweegbrengen van een shift in imago. Bij jonge-
ren had niet-roken een beduidend positiever
imago gekregen en roken een beduidend negatie-
ver imago. Maar het politiek draagvlak voor zulke
scherpe campagnes was daarna duidelijk minder.
1.5.1 TabaksreclameIn het kader van het terugdringen van roken bij de
jeugd was er veel aandacht voor het aan de kaak
stellen van tabaksreclame. Immers het is niet
logisch met voorlichting jongeren te vertellen dat
je niet moet gaan roken, terwijl de jeugd langs elk
mogelijk medium werd uitgedaagd dat juist wel te
doen. In 1982 resulteerde dit in een waarschuwing
die onder elke reclame gezet moest worden. De
eerste overheidsmaatregel uit het rapport van de
Gezondheidsraad van 1975 dat op dit vlak werd
geëffectueerd. De werkzaamheid van deze maat-
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
VWS Nota Tabaksontmoedigingsbeleid
Oprichting Medische Alliantie tegen het Roken
Millenniumcampagne
2009
- Gewijzigde Tabakswet wordt aangenomen
- Reclameverbod en gezondheids waaschuwing op pakjes
- Start Partnership Stop met Roken:stoppen met roken in
de zorg
Leeftijdsgrens 16 jaar 3e rapport GEzondheidsraad (meeroken) Campagne Kinderen Kopieren
- Invoering rookvrije werkplek en rookvrij openbaar vervoer
- Flinke accijnsverhoging- Grote campagnes stoppen met roken
- Start Nationaal Programma Kankerbestrijding
- Nederland ratificeert FCTC
Start Nationaal ProgrammaTabaksontmoediging
Invoering rookvrije horecaAccijnsverhoging
jaartal
12 van onderop en van bovenaf
1.5.3 Daling van het roken bij de jeugdHet roken onder de jeugd (10 - 19 jaar) is sinds
1996 gestaag gedaald van 31% tot 21% in 2009.
Dit onder invloed van de voorlichting, het dalende
aantal volwassen rokers en maatregelen die het
roken in openbare ruimten etc beperkt of verboden
hebben.
1.6 Meeroken In de jaren ‘80 werd naast jeugdvoorlichting sterk
ingezet op bewustwording rond meeroken. Dit
vanuit de gedachte dat iedereen het recht heeft
schone lucht in te ademen. Eerder al, een half jaar
voor het ontstaan van STIVORO was de Niet-
rokersvereniging CAN opgericht om een rookvrije
publieke ruimte te bepleiten.
CAN heeft tot en met de invoering van de rookvrije
horeca in 2008 met een zeer gering budget publi-
citaire acties gevoerd om aandacht voor haar
standpunt in het volksgezondheidsbelang te krijgen
en ook niet zelden gekregen.
Het onderwerp 'meeroken' bleek een gevoelige
plek van de tabaksindustrie te zijn. Eind jaren
tachtig begonnen de gezamenlijke sigaretten en
kerftabaksfabrikanten tegen STIVORO een proces
voor het in de voorlichting opnemen van het feit
dat meeroken verantwoordelijk was voor 50 doden
op jaarbasis, naar later bleek een lage schatting.
Nadat STIVORO een verweer had opgesteld met
degelijke wetenschappelijke onderbouwing van de
genoemde cijfers, deed de advocaat van de tabaks-
industrie een schikkingsvoorstel. Na veel discussie
is dit voorstel vanuit 'gewonnen' positie toch geac-
cepteerd.
Joop Bouma omschrijft in 2008 in Trouw kernachtig
de periode van minister dr. Els Borst-Eilers: Voor
mevrouw Borst, van 1994 tot 2002 minister van
niet-roken, markeert de dichtgeschroefde asbak in
de trein het keerpunt. Dat was in 2004, twee jaar
na haar ministerschap. Het rookverbod in het
openbaar vervoer was nog door haar voorgesteld.
Ze reisde in die tijd veel met de trein. Mensen
kenden haar nog. Ze dacht: nu zullen rokende
medereizigers mij vast gaan lynchen. Maar niets.
Geen enkel verwijt. Iedereen was blij dat het einde-
lijk afgelopen was met het roken in het openbaar
vervoer. Zelfs rokers merkten dat het prettiger,
frisser was in de trein. Vanaf dat moment was het
voorbij met de egards voor de roker.
1.6.1 Achilleshiel van de tabaksindustrieOnder professionals in tabaksontmoediging is
het een gevleugelde uitspraak dat als de tabaks-
industrie reageert, je op een goed spoor zit. Een
voorbeeld is de weerstand tegen de Rookvrije
Horeca die in 2008 werd gemobiliseerd. Drie grote
tabaksfirma’s (British American Tobacco, Imperial
Tobacco en Japan Tobacco International) betalen
jaarlijks samen zo’n vijftigduizend euro aan lobbyist
Ton Wurtz, de voorzitter van de stichting Red de
Kleine Horecaondernemer. Wurtz bevestigt dat in
NRC Handelsblad1 in juni 2009. Zijn stichting
steunt eigenaren van kleine cafés (financieel) bij
hun rechtszaken tegen het rookverbod.
Waarom is het aanpakken van het meeroken de
achilleshiel van de tabaksindustrie? Dat heeft te
maken met het feit dat door het terugdringen van
het roken de sociale norm verandert: roken wordt
daarmee van geaccepteerd gedrag dat overal mag
worden uitgevoerd tot gedrag van een minderheid
dat meer en meer als iets vreemds wordt gezien.
Dit vormt weer de basis voor wettelijke maatregelen
die tot doel hebben het roken uit de openbare
ruimte geheel te weren. Deze benadering,'social
norms approach' is in Californië met succes toe-
gepast en heeft er toe geleid dat er daar nog maar
14% rokers zijn.
1.6.2 Meeroken aangepaktIn Nederland is men in de voorlichting begonnen
met het bewust maken van de Nederlanders dat
er een meerderheid is die graag schone lucht
inademt: '11 miljoen Nederlanders vragen of het
wat minder kan' en dat meeroken schadelijk is
voor de gezondheid. Daarnaast is bij de overheid
bepleit te komen tot rookverboden om zo bloot-
stelling aan tabaksrook van anderen te voorkomen.
De eerste stap is gezet in 1990 met het afkondigen
van een wettelijk rookverbod in overheidsgebouwen
en door de overheid gesubsidieerde gebouwen.
1 http://www.nrc.nl/binnenland/article2277578.ece/Tabakssector_betaalt_verzet_rookverbod
13
Minister Borst stelde voor in 1997 om over te gaan
tot de invoering van de rookvrije werkplek. Onder
minister Hoogervorst werd dit geëffectueerd in
2004 naast een accijnsverhoging op tabakspro-
ducten. Tot de invoering van de rookvrije werkplek
heeft STIVORO, niet zelden samen met haar
oprichters en partners, activiteiten ontplooid om
het roken in scholen, ziekenhuizen en andere zor-
ginstellingen terug te dringen. Maar de wet van
1990 en de handhavingactiviteiten waren in de
praktijk toch onvoldoende om dit af te dwingen.
Sinds de invoering van de rookvrije werkplek zijn
deze instellingen zo goed als rookvrij en zien we
dat jaarlijks een groeiend aantal bedrijven voldoet
aan de tabakswet. Na invoering hield tweederde
zich inmiddels aan de wet. Anno 2010 ligt dit per-
centage boven de 90%. Een belangrijke factor
daarin is het door de VWA gevoerde handhavings-
beleid en het maatschappelijk gegroeide draagvlak.
1.6.3 Meeroken door kinderen In de tweede helft van de negentiger jaren werd
duidelijk dat meeroken voor kinderen extra risico's
oplevert en zelfs tot wiegendood kan leiden. Zoals
bekend heeft ongeveer een op de tien kinderen
last aan de luchtwegen (CARA). Dit was reden om
een voorlichtingsprogramma voor de
Jeugdgezondheidszorg te ontwikkelen om ouders
bewust te maken van deze schadelijke effecten,
hun rol daarin en van mogelijkheden om blootstelling
van hun kinderen te voorkomen. De blootstelling
bij kinderen van 0 tot 4 jaar in de thuissituatie is
van 1996 tot 2009 gedaald van 48% naar 10%.
1.6.4 Rookvrije horecaMet de invoering van de rookvrije horeca per juli
2008, als uitvloeisel van het coalitieakkoord in
2007, leek het pakket aan wettelijke rookverboden
door Minister Klink redelijk aangevuld. De invoering
was aanvankelijk succesvol: 95% van alle horeca-
gelegenheden had het rookverbod volgens de wet-
telijke vereisten ingevoerd. Totdat de cafés zonder
personeel, voor een deel verenigd in de Stichting
Red de Kleine Horecaondernemer, met succes
media-aandacht wist te verwerven en twee rechts-
zaken van cafés die beboet waren, wist te winnen.
Het gevolg was dat voor deze eenmanszaken de
controles door de VWA tijdelijk werden opgeschort
en reparatie van de Tabakswet nodig leek. Deze
anderhalf jaar durende aandacht heeft bij het
publiek de gedachte doen post vatten dat het met
de rookverboden niet meer zo'n vaart liep en
roken weer meer geaccepteerd was. Deze terug-
gang in beleving van de sociale norm vormt een
belangrijke reden waarom de daling van het per-
centage rokers in 2008 niet is vastgehouden. Tot
op dat moment een effectieve strategie van de
tabaksindustrie. Begin 2010 sprak de Hoge Raad
in heldere bewoordingen uit dat de tabakswet vol-
doende grond heeft voor een rookverbod in de
gehele horeca.
1.7 StoppenIn de jaren 90 werd duidelijk dat als je met tabaks-
ontmoediging echt resultaten wilt boeken, aandacht
voor stoppen met roken nodig is. Dat inzetten op
stoppen met roken bij de huidige rokers het aantal
rokers met honderdduizenden kan doen dalen, ter-
wijl een inzet op alleen het voorkomen van roken
bij de jeugd de effecten in de orde van grootte van
tienduizenden liggen. Bovendien werd duidelijk
dat met preventie bij de jeugd alleen effecten gere-
aliseerd kunnen worden als het roken in de vol-
wassen wereld afneemt. Dat daarmee de omge-
ving van de jeugd steeds meer rookvrij wordt en
ze meer en meer blootgesteld wordt aan goed
voorbeeldgedrag.
In die periode ontstond ook het inzicht dat het
niet voldoende was rokers te voorzien van infor-
matie, maar dat het van belang is prikkels te geven
om stoppogingen te stimuleren en tools aan te
leveren die helpen bij het stoppen met roken.
Vanaf 1991 was er vrijwel jaarlijks een campagne
waarin rokers op een positieve wijze werden
geprikkeld een stoppoging te ondernemen en
daarbij van de beschikbare hulp gebruik te maken.
Vier maal was er budget voor een intensieve cam-
pagne. Steeds bleek dat met deze investering een
kwart van de rokers te verleiden was tot een stop-
poging en dat het succespercentage aanzienlijk
hoger was dan normaal gesproken. De intensieve
14 van onderop en van bovenaf
stopcampagnes zijn een belangrijk instrument
geworden in een effectief tabaksontmoedigings-
beleid.
1.7.2 StopondersteuningVanaf de jaren '60 was er de groepscursus als
ondersteuningsmiddel bij het stoppen met roken.
Vanaf de 80-er jaren kwam de nicotinekauwgom
op de markt als eerste van een reeks van nicotine-
vervangers. Later werd dit gevolgd door medicatie
op voorschrift van een arts. STIVORO heeft in de
afgelopen twee decennia samen met universiteiten
een reeks van gedragsmatige ondersteuning-
methoden ontwikkeld, op effect onderzocht en
geïmplementeerd. Veel zorgverleners zijn
geschoold in het adviseren over en begeleiden bij
het stoppen met roken. Daarmee is er nu in
Nederland een breed pakket aan ondersteuning-
producten voor stoppen met roken beschikbaar.
Steeds bij de introductie van een nieuw product
bleek er belangstelling van rokers, maar dit was
op een lager niveau dan in andere landen.
Nederlandse rokers en rooksters hebben sterk het
idee het zelf te willen doen en zijn nog onvoldoen-
de overtuigd van het nut van gebruik van stop-
ondersteuning. Daarnaast vormen de kosten een
drempel, met name voor de lage inkomens.
Minister dr. A. Klink van Volksgezondheid heeft
het voornemen om bewezen werkzame stoponder-
steuning per 1 januari 2011 deel uit te laten maken
van de basispakket van verzekerde zorg.
Onderzoek heeft laten zien dat dit een effectieve
en doelmatige impuls oplevert voor meer gebruik
van stopondersteuning.
1.7.3 Medische beroepsgroepDe inspanningen van Meinsma hadden geleid tot
de oprichting van STIVORO in 1974, vanaf dat
moment de stem van tabaksontmoediging in
Nederland. Pas begin jaren ‘90 namen twee onge-
ruste professoren dr. J. Stam, emeritus hoogleraar
longziekten en dr. K.Knol, hoogleraar kinder-
geneeskunde het initiatief tot de oprichting van
de Medische Alliantie tegen het Roken, de
Nederlandse tak van de European Medical
Association Smoking or Health. Van deze in 1993
opgerichte organisatie werden direct 3.000 artsen
en tandartsen lid. Er werd samengewerkt met
STIVORO. In het jaar erop startte STIVORO met
behulp van de Hartstichting de campagne
'Stoppen met roken. Een gezonde instelling'
gericht op het bewust maken van de zorg van hun
eigen rookgedrag, op dat moment gemiddeld
hoger dan onder de bevolking, en van hun rol in
het terugdringen van het roken. Dit leidde in de
jaren daarop tot activiteiten die zijn uitgemond in
een drastische afname van het roken door medi-
sche professionals en een toename in advisering
rondom stoppen met roken.
In 2002 ging onder de koepel van de Medische
Alliantie tegen het Roken, het Partnership Stop
met Roken van start. Een publiek-private samen-
werking van alle partijen die op de een of andere
wijze een rol hebben bij stoppen-met-rokenactivi-
teiten in de zorg. De Medische Alliantie werd in
2008 opgeheven; het was lastig medici te interes-
seren hierin tijd te investeren en het Partnership
nam de rol over hierin gefaciliteerd door de
STIVORO-organisatie.
Dit door het ministerie van VWS ondersteunde ini-
tiatief heeft gewerkt aan de verdere professionali-
sering van stoppen met roken in de zorg door
onder andere de totstandkoming van de CBO
Richtlijn Behandeling tabaksverslaving en de
Zorgmodule Stoppen met Roken. In 2010 ontwik-
kelt het Partnership een kwaliteitsregister voor
behandelaars van stoppen met roken. Daarmee
zijn in de zorg de meeste voorwaarden gecreëerd
om op een professionele wijze te werken aan advi-
sering van, begeleiding bij en behandeling van
stoppen met roken. De effectuering van het voor-
nemen van minister Klink de bewezen werkzame
stopondersteuning te vergoeden vanuit het basis-
pakket van de zorgverzekering, zal deze uit de pre-
ventie voortgekomen vorm van zorg een volwaar-
dige positie geven.
1.7.4 Regionale gezondheidsorganisatiesIn de loop van de tachtiger jaren ontstond er
samenwerking tussen Thuiszorg (Groene Kruis),
GGD's en soms ook Instellingen voor
15
Verslavingszorg (CAD/IVV) enerzijds en ander-
zijds de Stichting Leven en Gezondheid, de orga-
nisatie die met steun van het ministerie van VWS
groepscursussen stoppen met roken verzorgde.
Toen de activiteiten van deze stichting in 1991
integreerden met STIVORO is deze samenwerking
met regionale partijen voortgezet.
Toen in 1989 werd gewerkt aan de eerste stopcam-
pagne zijn daar de regionale gezondheidsinstellin-
gen bij betrokken en heeft een regionale proef
plaatsgevonden. De gedachte was dat er voor hen
een belangrijke rol was weggelegd. Regionaal kon
de campagne dicht bij de mensen worden uitge-
dragen en rokers worden ondersteund bij het stop-
pen. Deze lijn is doorgezet in alle volgende stop-
campagnes en waar dat meerwaarde had ook voor
andere activiteiten. Een belangrijke belemmering
werd gevormd door de beperkte middelen die
lokaal beschikbaar waren.
Toen in het preventiebeleid van de landelijke over-
heid meer nadruk kwam te liggen op lokale partij-
en, heeft STIVORO geïnvesteerd in het verder ont-
wikkelen van lokale en regionale ondersteuning. Er
werd een regiocoördinator aangesteld en gewerkt
aan een instrument om een vertaling te maken
van landelijk beleid naar lokaal beleid en een
concrete uitwerking daarvan. Dit werd een hand-
leiding met als doel gemeenten en GGD’s te
ondersteunen bij beleidsvorming en het opstellen
en uitvoeren van concrete plannen. Met onder-
steuning van het ministerie van VWS is dit idee
overgenomen voor de thema's alcohol, depressiviteit
en voeding. Ook het Centrum Gezond Leven van
het RIVM gaat de ondersteuning van gemeenten
en GGD’s in deze lijn vormgeven. Een probleem
blijft echter een tekort aan middelen bij lokale par-
tijen, hetgeen ook regelmatig wordt aangegeven
door de Vereniging Nederlandse Gemeenten.
1.8 Samenwerking Ministerie van Volksgezondheid en de samenwer-kende gezondheidsfondsenVanaf de oprichting van STIVORO, hebben KWF
Kankerbestrijding, Nederlandse Hartstichting en
Astma Fonds en het ministerie van Volks-
gezondheid (nu ministerie van VWS geheten)
binnen STIVORO samengewerkt aan tabaksont-
moediging. Wereldwijd een uniek systeem van
bundeling van krachten. In 2005 kwamen de part-
ners binnen STIVORO wat verder van elkaar af te
staan. Het ministerie van VWS besloot in 2005
niet meer zo dicht op de uitvoering van beleid
door een gesubsidieerde organisatie te willen
staan en trok het waarnemend lid terug uit het
bestuur van STIVORO. Een volgende verandering
was dat bij STIVORO een ander bestuursmodel
werd ingevoerd waardoor de directeuren van de
fondsen niet meer deel uitmaakten van de nieuwe
Raad van Toezicht. Om uitdrukking te geven aan
de wens tot samenwerking ondertekenden de
directeuren van de fondsen en de minister van
VWS in juni 2005 de intentieverklaring tabaksont-
moediging. Dit werd uitgewerkt in een Nationaal
Programma Tabaksontmoediging (NPT) 2006-
2010. De doelstelling om de rookprevalentie te
verlagen tot 20% in 2010 werd overgenomen uit
de plannen van de het Nationaal Programma
Kankerbestrijding (NPK). Om na te gaan of en hoe
deze doelstelling gehaald zou kunnen worden is
het RIVM gevraagd te inventariseren welke bewezen
werkzame middelen ingezet zouden kunnen worden,
in welke orde van grootte de effecten zouden kun-
nen liggen, wat de kosten zouden zijn en wat het
zou opleveren aan gezondheidswinst. Een unieke
exercitie waaruit bleek dat als alle middelen snel
zouden worden ingezet de rookprevalentie zou
kunnen dalen tot in de buurt van de doelstelling.
Echter het bleek niet haalbaar (snel) het benodig-
de budget vrij te maken en de noodzakelijke maat-
regelen te treffen. Voor het in de toekomst realiseren
van een verdere daling van het percentage rokers
lijkt het van belang dat er eensgezindheid is over het
probleemeigenaarschap van tabaksontmoediging.
1.9 Wat is bereikt tot 2010De belangrijkste maat voor het succes van het
tabaksontmoedigingsbeleid is de rookprevalentie.
Bij de oprichting van STIVORO was de rookpreva-
lentie 53%, nu in 2010 is dat 28%. Bij de mannen
een daling van 66% naar 30% en bij vrouwen een
daling van 40% naar 26%. De daling is voor een
belangrijk deel veroorzaakt doordat rokers zijn
16 van onderop en van bovenaf
gestopt. In 1974 waren er in Nederland 1,6 miljoen
mensen die waren gestopt met roken en in 2009
waren er 4,3 miljoen ex-rokers. Daarnaast is het
roken onder 10-14 jarigen (vanaf 1982 gemeten)
gedaald van 12% (1982) naar 7% in 2009.
Het roken onder de jeugd in de leeftijdsgroep van
10 tot 19 jaar is door STIVORO vanaf 1992 geme-
ten en gedaald van 29% regelmatige rokers naar
21% in 2009.
Daarmee samenhangend is de tabaksconsumptie
gedaald van 37 miljard stuks (sigaretten en shag-
jes) naar 25 miljard stuks in 2008.
Verder is in deze periode een reeks van maatrege-
len gerealiseerd: rookverbod in openbare gebou-
wen en werkruimten, horeca, verkoopverboden,
reclameverbod en gezondheidswaarschuwingen
op pakjes. Samen met de voorlichting is er daar-
door een omslag in sociale norm gekomen: niet-
roken is nu steeds meer de dominante sociale
norm. Het verder denormaliseren van het roken
zal naar verwachting het roken verder doen afne-
men. Maar dat gaat niet vanzelf en dat vraagt dus
aandacht en actie.
Tabaksontmoedigingbeleid in de toekomst: argumenten in kaart gebracht.De toekomst kennen kan alleen als je weet
hebt van het verleden en van het heden. In het
bovenstaande is die geschiedenis op hoofdlij-
nen samengevat. Hoe kan die toekomstige
route eruit zien?
Het Nationaal Programma Tabaksontmoediging
(NPT) vormde de invulling van één van de
belangrijkste speerpunten van het Nationaal
Programma Kankerbestrijding (NPK) 2005-
2010: het terugdringen van het roken in
Nederland. Daarom heeft het NPK de werk-
groep 'Ontmoedigen roken' ingesteld en in
2009 gevraagd om samen met STIVORO een
oriëntatie op het tabaksontmoedigingsbeleid
van de toekomst uit te voeren. Het NPK heeft
deze oriëntatie financieel mogelijk gemaakt.
Als methodiek is gekozen voor de Argument-
fabriek omdat daarmee veel verschillende idee-
en van veel verschillende partijen kunnen wor-
den gecondenseerd tot enkele kernideeën. Voor
het tabaksontmoedigingsbeleid was de vraag:
wat is nodig om het percentage rokers in de
toekomst verder te laten dalen? Hiervoor zijn
eerst de belangrijkste strategieën geïnventari-
seerd en voor elk de argumenten voor en tegen
geformuleerd. Vervolgens is gekeken naar de
belangrijkste stakeholders en is gekeken naar
de voors en tegen van hun betrokkenheid.
Uit alle maatschappelijke geledingen die op de
een of andere wijze te maken hebben met
tabaksontmoedigingsbeleid zijn personen uit-
genodigd: landelijke en lokale overheid, regio-
nale gezondheidsorganisaties, gezondheids-
fondsen, zorgverleners, verzekeraars, farma-
ceuten, bedrijfsleven, werknemersorganisaties,
wetenschappers, media, communicatiewereld,
preventie en gezondheidsbevordering, over-
heid, consumenten en patiëntenorganisaties,
rokers en vertegenwoordigers van de tabaksin-
dustrie.
De resultaten van het denkproces zijn samen-
gevat in twee zogeheten argumentenkaarten.
Eén kaart belicht de voors en tegen van ver-
schillende strategieën met betrekking tot
tabaksontmoediging. De andere kaart geeft een
overzicht van de argumenten van verschillende
stakeholders om zich al dan niet in te zetten
voor tabaksontmoediging. De resultaten uit het
traject vormen belangrijke input voor het bepa-
len van de strategie voor tabaksontmoediging
in Nederland. De kaarten vindt u op de pagi-
na's 18-21.
De eerste kaart is een weergave van een denk-
proces over de vraag: ‘hoe nu verder met
tabaksontmoediging?’ In totaal namen 25 deel-
nemers op persoonlijke titel deel aan drie
gestructureerde denksessies van elk drie uur.
Zij werken bij of voor (semi-) overheidsorgani-
saties, gezondheidsfondsen, verzekeraars, in
de tabaksindustrie, in de wetenschap, detail-
handel, bij organisaties die de belangen van
rokers vertegenwoordigen en in zorginstellin-
gen. In de sessies werd een flinke lijst opties
genoemd om roken verder te ontmoedigen,
variërend van ‘Zet tabak op de harddrugslijst’
tot ‘Negeer tabaksgebruik in communicatie,
17
doe alsof het niet meer bestaat’. Tijdens de
denksessies is in deze lijst een prioritering aan-
gebracht. De deelnemers kregen drie fictieve
euro’s die ze in konden zetten op de optie(s)
die zij het meest zagen zitten. De opties wer-
den als het ware geveild. Een zeer grote meer-
derheid van de deelnemers aan de denksessies
was het behoorlijk eens over de meest wense-
lijke opties, zowel binnen de afzonderlijke
groepen als tussen de groepen deelnemers aan
de denksessies. De deelnemers selecteerden
de volgende opties en werkten deze verder uit:
• Uitbreiden rookverbod;
• Verhogen accijnzen;
• Beperken verkooppunten;
• Ontwikkelen positief normenkader;
• Mobiliseren huisartsen;
• Blootleggen werkwijze tabaksindustrie.
Per optie werden de argumenten voor en tegen
verkend. In de eerste plaats om de opties op
heldere en onafhankelijke wijze te beoordelen.
Waarom zouden we dit wel of niet willen doen?
In de tweede plaats omdat de argumenten
tegen veel zeggen over de mogelijke valkuilen
van een optie. Met deze kaart zijn de zes meest
voor de hand liggende opties, met argumenten
vóór en tegen helder, wat bijdraagt aan het
maken van beargumenteerde beleidskeuzes.
Op de tweede kaart heeft de Argumenten-
fabriek de argumenten in beeld gebracht van
belanghebbenden voor en tegen actieve partici-
patie in tabaksontmoediging. De Argumenten-
kaart laat de positieve prikkels zien voor partijen.
Waarom zouden zij zich willen inspannen voor
het terugdringen van roken en waarom zouden
zij ervoor willen betalen? De kaart toont tevens
de weerstanden en de knelpunten. De kaart
laat zien waarom partijen zeggen: ‘het is een
belangrijk probleem, maar niet het onze’. In
totaal namen 22 deelnemers op persoonlijke
titel deel aan twee gestructureerde denksessies
van elk drie uur. Onafhankelijk van hun eigen
standpunt werd de deelnemers gevraagd naar
zowel de argumenten voor als de argumenten
tegen actieve participatie. Zij werken bij of voor
(semi-) overheidsorganisaties, gezondheids-
fondsen, verzekeraars, in de tabaksindustrie,
in de wetenschap, detailhandel, bij organisaties
die de belangen van rokers vertegenwoordigen
en in zorginstellingen.
Het ingezette proces met de rgumentenfabriek
is een uniek initiatief en proces geweest om
gezamenlijk met diverse maatschappelijke par-
tijen (waaronder ook rokers, de tabaksindustrie
en de tabaksdetailhandel) aan tafel te zitten en
tabaksontmoediging in Nederland te bespreken
in het huidige tijdsgewricht.
Algemeen gedeeld werd dat alle geraadpleegde
personen met urgentie bevestigen dat roken
een verslaving is die tot onacceptabele gezond-
heidsschade leidt en waar gericht beleid voor
noodzakelijk is. Over het te voeren beleid lijkt
vervolgens meer overeenstemming dan ver-
schil te zijn.
In tegenstelling tot de, vaak gestelde, polarisatie
concludeert het NPK dat er onder alle deelne-
mers aan de sessies consensus bestaat bij
nagenoeg alle aanwezigen wat betreft de
tabaksontmoedigingsmaatregelen die in de
toekomst noodzakelijk zijn. Uit rankings tijdens
de denksessies kwamen bij alle deelnemers in
grote lijnen dezelfde maatregelen naar voren.
Deze liggen in de lijn van het huidige over-
heidsbeleid. Breed was ook de gevoelde nood-
zaak voor een evidence based benadering.
Naast het door de gespreksdeelnemers delen
van de verschillende beleidsdoelen werd ook
uitgesproken dat meerdere partijen daadwerke-
lijk verantwoordelijkheden hebben in tabaks-
ontmoediging. Dit beschouwt het NPK als een
hoopvol teken dat de inzet op tabaksontmoedi-
ging niet alleen meer beperkt zal zijn tot partij-
en die zich er nu hard voor maken, maar door
inzet van mankracht en middelen maatschap-
pelijke breder gedragen zou kunnen worden.
Dan kan over 25 jaar, na 3 generaties, het roken
weer terug zijn bij waar het begon: een zeldzaam-
heid van een enkele procent van de bevolking;
dat alles in het belang van een gezond en wel-
varend Nederland. Let’s go!
18 van onderop en van bovenafin opdracht van: © 2010gemaakt door:
Toelichting
Verkoop van rookartikelen beperken tot speciaalzaken waardoor het aantal verkooppunten daalt.
HANTEREN POSITIEF
BEGRIPPENKADER
Wat zijn de argumenten
voor en tegen verschillende opties om roken verder te
ontmoedigen?
MOBILISEREN HUISARTSEN
BLOOTLEGGEN WERKWIJZE
TABAKSINDUSTRIE
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
Uitbreiden van rookvrije zones maakt het moeilijker om te roken en makkelijker om niet te roken.
Roken wordt minder zichtbaar waardoor de sociale norm van niet-roken wordt bevestigd.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot gezondheidswinst door minder blootstelling aan schadelijke stoffen.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot minder hinder van tabaksrook.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot minder zwerfafval, luchtverontreiniging en verwarmde terrassen.
Uitbreiden van rookvrije zones is een relatief goedkope en uitvoerbare maatregel.
Roken wordt niet ontmoedigd omdat verstokte rokers niet reageren op prijsprikkels.
Fabrikanten kunnen accijnsverhoging tenietdoen door een prijsverlaging.
Het is moreel onaanvaardbaar dat de overheid nog meer profiteert van schadelijke producten.
Accijnsverhoging vergroot de inkomensongelijkheid, lagere inkomensgroepen roken namelijk meer.
Accijnsverhoging is niet eerlijk want rokers compenseren al ruimschoots de schade die zij veroorzaken.
Accijnsverhoging kan leiden tot toename van illegale handel in tabaksartikelen.
Accijnsverhoging is alleen effectief als de landen om ons heen dit ook doen.
UITBREIDEN ROOKVERBOD
VERHOGEN ACCIJNZEN
BEPERKEN VERKOOPPUNTEN
Roken wordt niet ontmoedigd omdat rokers altijd wel een plek vinden om te roken.
Het is betuttelend om rokers te beperken in hun vrijheid en buiten te sluiten.
Het is hypocriet dat je een legaal product als tabak niet mag gebruiken.
Handhaven van en controle op rookvrije zones is lastig.
Internationaal onderzoek toont aan dat accijnsverhoging de meest effectieve ontmoedigingsmaatregel is.
Accijnsverhoging treft alle rokers en jongeren in het bijzonder, omdat zij minder te besteden hebben.
Accijnsverhoging is een goedkope maatregel die de overheid zelfs geld oplevert.
Minder verkooppunten leidt tot minder impulsaankopen: wat niet wordt gekocht, wordt niet gerookt.
Tabaksproducten zijn moeilijker te verkrijgen, dit maakt niet-roken en stoppen makkelijker.
Tabaksproducten zijn minder zichtbaar, evenals de reclame die erop staat.
Hulp om te stoppen met roken kan gekoppeld worden aan de verkooppunten.
Verkoop in speciaalzaken maakt roken exclusief en daarmee aantrekkelijker.
Winkeliers willen de tabaksverkoop niet kwijt omdat ze er veel aan verdienen.
Verstokte rokers schaffen in één keer grotere hoeveelheden aan die in hoger tempo worden geconsumeerd.
De illegale (tussen)handel kan toenemen met als gevolg verlies van controle op de kwaliteit.
Rokers moeten verder reizen voor hun tabak, dit is discriminerend voor ouderen en slecht voor het milieu.
De norm wordt niet-roken, dit sluit aan bij het gegeven dat 72 procent van de Nederlanders niet rookt.
Sociale normen zijn krachtige motivatoren, mensen willen er graag bij horen.
Door niet-roken tot norm te verheffen, ontstaan nieuwe kansen voor optimistische campagnes.
Deze maatregel roept weinig weerstand op.
Roken blijft lekker, verslavend en beschikbaar, een positief begrippenkader helpt daarom niet iedereen.
Een positief begrippenkader is lastig te definiëren, er is nog geen alternatief voor het ‘niet’.
Alleen de groep mensen die zich herkent in het positieve beeld wordt bereikt.
De verslaafde roker is er niet mee gebaat en kan zich buitengesloten voelen.
Het risico bestaat dat de aandacht voor hulp om te stoppen afneemt.
Toelichting
Niet-roken tot de sociale norm verheffen met behulp van een positief begrippenkader.
Toelichting
Huisartsen financiële prikkels geven om zich in hun praktijk in te spannen voor tabaksontmoediging.
Toelichting
Inzicht bieden in de werkwijze van de tabaksindustrie, zoals het gebruik van additieven.
Huisartsen zijn gevoelig voor extra beloning en zullen zich daarom extra inzetten voor stoppen met roken.
De huisarts is een autoriteit waar iedereen wel eens komt en waar iedereen naar luistert.
De huisarts kent de problemen van zijn of haar patiënten waardoor de effectiviteit van interventies toeneemt.
Huisartsen motiveren rokers persoonlijk en dit vergroot de kans op een geslaagde stoppoging.
De huisarts krijgt extra middelen voor preventie of interventies.
Het mobiliseren van huisartsen voorkomt niet dat mensen beginnen met roken.
Huisartsen hebben het al te druk en gaan hier geen tijd voor maken.
Mensen die niet of weinig naar de huisarts gaan (zoals jongeren) zijn er niet mee geholpen.
Financiële prikkels tasten de onafhankelijkheid van en het vertrouwen in de huisarts aan.
Mensen vinden het bemoeizuchtig en gaan daarom minder snel naar de huisarts.
Deze maatregel biedt, vooral jongeren, nieuwe informatie en roept maatschappelijke verontwaardiging op.
Het stoere imago van de roker als vrij en onafhankelijk persoon wordt onderuit gehaald.
In Nederland heeft de tabaksindustrie een positief imago, hier is dus nog winst te behalen.
Het blootleggen van de werkwijze van de tabaksindustrie kost relatief weinig en is makkelijk uitvoerbaar.
De tabaksindustrie heeft niets te verbergen, er is niets dat het daglicht niet kan verdragen.
Het is moeilijk om informatie boven tafel te krijgen, de tabaksindustrie loopt niet met haar werkwijze te koop.
Nieuwe informatie leidt niet tot het gewenste resultaat omdat mensen al verzuipen in informatie.
Deze maatregel is niet rechtvaardig omdat tabaksfabrikanten en medewerkers er de dupe van zijn.
De tabaksindustrie zal weerwoord bieden met veel tijdrovende en dure juridische procedures als gevolg.
Argumentenkaart opties tabaksontmoediging
Toelichting
Belasting verhogen waardoor prijsverschillen verdwijnen tussen soorten en merken tabaksartikelen.
Toelichting
Uitbreiden van het rookverbod waardoor er meer rookvrije zones ontstaan in de openbare ruimte.
Argumentenkaart opties tabaksontmoediging
in opdracht van: © 2010gemaakt door:
Toelichting
Verkoop van rookartikelen beperken tot speciaalzaken waardoor het aantal verkooppunten daalt.
HANTEREN POSITIEF
BEGRIPPENKADER
Wat zijn de argumenten
voor en tegen verschillende opties om roken verder te
ontmoedigen?
MOBILISEREN HUISARTSEN
BLOOTLEGGEN WERKWIJZE
TABAKSINDUSTRIE
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
Uitbreiden van rookvrije zones maakt het moeilijker om te roken en makkelijker om niet te roken.
Roken wordt minder zichtbaar waardoor de sociale norm van niet-roken wordt bevestigd.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot gezondheidswinst door minder blootstelling aan schadelijke stoffen.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot minder hinder van tabaksrook.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot minder zwerfafval, luchtverontreiniging en verwarmde terrassen.
Uitbreiden van rookvrije zones is een relatief goedkope en uitvoerbare maatregel.
Roken wordt niet ontmoedigd omdat verstokte rokers niet reageren op prijsprikkels.
Fabrikanten kunnen accijnsverhoging tenietdoen door een prijsverlaging.
Het is moreel onaanvaardbaar dat de overheid nog meer profiteert van schadelijke producten.
Accijnsverhoging vergroot de inkomensongelijkheid, lagere inkomensgroepen roken namelijk meer.
Accijnsverhoging is niet eerlijk want rokers compenseren al ruimschoots de schade die zij veroorzaken.
Accijnsverhoging kan leiden tot toename van illegale handel in tabaksartikelen.
Accijnsverhoging is alleen effectief als de landen om ons heen dit ook doen.
UITBREIDEN ROOKVERBOD
VERHOGEN ACCIJNZEN
BEPERKEN VERKOOPPUNTEN
Roken wordt niet ontmoedigd omdat rokers altijd wel een plek vinden om te roken.
Het is betuttelend om rokers te beperken in hun vrijheid en buiten te sluiten.
Het is hypocriet dat je een legaal product als tabak niet mag gebruiken.
Handhaven van en controle op rookvrije zones is lastig.
Internationaal onderzoek toont aan dat accijnsverhoging de meest effectieve ontmoedigingsmaatregel is.
Accijnsverhoging treft alle rokers en jongeren in het bijzonder, omdat zij minder te besteden hebben.
Accijnsverhoging is een goedkope maatregel die de overheid zelfs geld oplevert.
Minder verkooppunten leidt tot minder impulsaankopen: wat niet wordt gekocht, wordt niet gerookt.
Tabaksproducten zijn moeilijker te verkrijgen, dit maakt niet-roken en stoppen makkelijker.
Tabaksproducten zijn minder zichtbaar, evenals de reclame die erop staat.
Hulp om te stoppen met roken kan gekoppeld worden aan de verkooppunten.
Verkoop in speciaalzaken maakt roken exclusief en daarmee aantrekkelijker.
Winkeliers willen de tabaksverkoop niet kwijt omdat ze er veel aan verdienen.
Verstokte rokers schaffen in één keer grotere hoeveelheden aan die in hoger tempo worden geconsumeerd.
De illegale (tussen)handel kan toenemen met als gevolg verlies van controle op de kwaliteit.
Rokers moeten verder reizen voor hun tabak, dit is discriminerend voor ouderen en slecht voor het milieu.
De norm wordt niet-roken, dit sluit aan bij het gegeven dat 72 procent van de Nederlanders niet rookt.
Sociale normen zijn krachtige motivatoren, mensen willen er graag bij horen.
Door niet-roken tot norm te verheffen, ontstaan nieuwe kansen voor optimistische campagnes.
Deze maatregel roept weinig weerstand op.
Roken blijft lekker, verslavend en beschikbaar, een positief begrippenkader helpt daarom niet iedereen.
Een positief begrippenkader is lastig te definiëren, er is nog geen alternatief voor het ‘niet’.
Alleen de groep mensen die zich herkent in het positieve beeld wordt bereikt.
De verslaafde roker is er niet mee gebaat en kan zich buitengesloten voelen.
Het risico bestaat dat de aandacht voor hulp om te stoppen afneemt.
Toelichting
Niet-roken tot de sociale norm verheffen met behulp van een positief begrippenkader.
Toelichting
Huisartsen financiële prikkels geven om zich in hun praktijk in te spannen voor tabaksontmoediging.
Toelichting
Inzicht bieden in de werkwijze van de tabaksindustrie, zoals het gebruik van additieven.
Huisartsen zijn gevoelig voor extra beloning en zullen zich daarom extra inzetten voor stoppen met roken.
De huisarts is een autoriteit waar iedereen wel eens komt en waar iedereen naar luistert.
De huisarts kent de problemen van zijn of haar patiënten waardoor de effectiviteit van interventies toeneemt.
Huisartsen motiveren rokers persoonlijk en dit vergroot de kans op een geslaagde stoppoging.
De huisarts krijgt extra middelen voor preventie of interventies.
Het mobiliseren van huisartsen voorkomt niet dat mensen beginnen met roken.
Huisartsen hebben het al te druk en gaan hier geen tijd voor maken.
Mensen die niet of weinig naar de huisarts gaan (zoals jongeren) zijn er niet mee geholpen.
Financiële prikkels tasten de onafhankelijkheid van en het vertrouwen in de huisarts aan.
Mensen vinden het bemoeizuchtig en gaan daarom minder snel naar de huisarts.
Deze maatregel biedt, vooral jongeren, nieuwe informatie en roept maatschappelijke verontwaardiging op.
Het stoere imago van de roker als vrij en onafhankelijk persoon wordt onderuit gehaald.
In Nederland heeft de tabaksindustrie een positief imago, hier is dus nog winst te behalen.
Het blootleggen van de werkwijze van de tabaksindustrie kost relatief weinig en is makkelijk uitvoerbaar.
De tabaksindustrie heeft niets te verbergen, er is niets dat het daglicht niet kan verdragen.
Het is moeilijk om informatie boven tafel te krijgen, de tabaksindustrie loopt niet met haar werkwijze te koop.
Nieuwe informatie leidt niet tot het gewenste resultaat omdat mensen al verzuipen in informatie.
Deze maatregel is niet rechtvaardig omdat tabaksfabrikanten en medewerkers er de dupe van zijn.
De tabaksindustrie zal weerwoord bieden met veel tijdrovende en dure juridische procedures als gevolg.
Argumentenkaart opties tabaksontmoediging
Toelichting
Belasting verhogen waardoor prijsverschillen verdwijnen tussen soorten en merken tabaksartikelen.
Toelichting
Uitbreiden van het rookverbod waardoor er meer rookvrije zones ontstaan in de openbare ruimte.
in opdracht van: © 2010gemaakt door:
Toelichting
Verkoop van rookartikelen beperken tot speciaalzaken waardoor het aantal verkooppunten daalt.
HANTEREN POSITIEF
BEGRIPPENKADER
Wat zijn de argumenten
voor en tegen verschillende opties om roken verder te
ontmoedigen?
MOBILISEREN HUISARTSEN
BLOOTLEGGEN WERKWIJZE
TABAKSINDUSTRIE
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
Uitbreiden van rookvrije zones maakt het moeilijker om te roken en makkelijker om niet te roken.
Roken wordt minder zichtbaar waardoor de sociale norm van niet-roken wordt bevestigd.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot gezondheidswinst door minder blootstelling aan schadelijke stoffen.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot minder hinder van tabaksrook.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot minder zwerfafval, luchtverontreiniging en verwarmde terrassen.
Uitbreiden van rookvrije zones is een relatief goedkope en uitvoerbare maatregel.
Roken wordt niet ontmoedigd omdat verstokte rokers niet reageren op prijsprikkels.
Fabrikanten kunnen accijnsverhoging tenietdoen door een prijsverlaging.
Het is moreel onaanvaardbaar dat de overheid nog meer profiteert van schadelijke producten.
Accijnsverhoging vergroot de inkomensongelijkheid, lagere inkomensgroepen roken namelijk meer.
Accijnsverhoging is niet eerlijk want rokers compenseren al ruimschoots de schade die zij veroorzaken.
Accijnsverhoging kan leiden tot toename van illegale handel in tabaksartikelen.
Accijnsverhoging is alleen effectief als de landen om ons heen dit ook doen.
UITBREIDEN ROOKVERBOD
VERHOGEN ACCIJNZEN
BEPERKEN VERKOOPPUNTEN
Roken wordt niet ontmoedigd omdat rokers altijd wel een plek vinden om te roken.
Het is betuttelend om rokers te beperken in hun vrijheid en buiten te sluiten.
Het is hypocriet dat je een legaal product als tabak niet mag gebruiken.
Handhaven van en controle op rookvrije zones is lastig.
Internationaal onderzoek toont aan dat accijnsverhoging de meest effectieve ontmoedigingsmaatregel is.
Accijnsverhoging treft alle rokers en jongeren in het bijzonder, omdat zij minder te besteden hebben.
Accijnsverhoging is een goedkope maatregel die de overheid zelfs geld oplevert.
Minder verkooppunten leidt tot minder impulsaankopen: wat niet wordt gekocht, wordt niet gerookt.
Tabaksproducten zijn moeilijker te verkrijgen, dit maakt niet-roken en stoppen makkelijker.
Tabaksproducten zijn minder zichtbaar, evenals de reclame die erop staat.
Hulp om te stoppen met roken kan gekoppeld worden aan de verkooppunten.
Verkoop in speciaalzaken maakt roken exclusief en daarmee aantrekkelijker.
Winkeliers willen de tabaksverkoop niet kwijt omdat ze er veel aan verdienen.
Verstokte rokers schaffen in één keer grotere hoeveelheden aan die in hoger tempo worden geconsumeerd.
De illegale (tussen)handel kan toenemen met als gevolg verlies van controle op de kwaliteit.
Rokers moeten verder reizen voor hun tabak, dit is discriminerend voor ouderen en slecht voor het milieu.
De norm wordt niet-roken, dit sluit aan bij het gegeven dat 72 procent van de Nederlanders niet rookt.
Sociale normen zijn krachtige motivatoren, mensen willen er graag bij horen.
Door niet-roken tot norm te verheffen, ontstaan nieuwe kansen voor optimistische campagnes.
Deze maatregel roept weinig weerstand op.
Roken blijft lekker, verslavend en beschikbaar, een positief begrippenkader helpt daarom niet iedereen.
Een positief begrippenkader is lastig te definiëren, er is nog geen alternatief voor het ‘niet’.
Alleen de groep mensen die zich herkent in het positieve beeld wordt bereikt.
De verslaafde roker is er niet mee gebaat en kan zich buitengesloten voelen.
Het risico bestaat dat de aandacht voor hulp om te stoppen afneemt.
Toelichting
Niet-roken tot de sociale norm verheffen met behulp van een positief begrippenkader.
Toelichting
Huisartsen financiële prikkels geven om zich in hun praktijk in te spannen voor tabaksontmoediging.
Toelichting
Inzicht bieden in de werkwijze van de tabaksindustrie, zoals het gebruik van additieven.
Huisartsen zijn gevoelig voor extra beloning en zullen zich daarom extra inzetten voor stoppen met roken.
De huisarts is een autoriteit waar iedereen wel eens komt en waar iedereen naar luistert.
De huisarts kent de problemen van zijn of haar patiënten waardoor de effectiviteit van interventies toeneemt.
Huisartsen motiveren rokers persoonlijk en dit vergroot de kans op een geslaagde stoppoging.
De huisarts krijgt extra middelen voor preventie of interventies.
Het mobiliseren van huisartsen voorkomt niet dat mensen beginnen met roken.
Huisartsen hebben het al te druk en gaan hier geen tijd voor maken.
Mensen die niet of weinig naar de huisarts gaan (zoals jongeren) zijn er niet mee geholpen.
Financiële prikkels tasten de onafhankelijkheid van en het vertrouwen in de huisarts aan.
Mensen vinden het bemoeizuchtig en gaan daarom minder snel naar de huisarts.
Deze maatregel biedt, vooral jongeren, nieuwe informatie en roept maatschappelijke verontwaardiging op.
Het stoere imago van de roker als vrij en onafhankelijk persoon wordt onderuit gehaald.
In Nederland heeft de tabaksindustrie een positief imago, hier is dus nog winst te behalen.
Het blootleggen van de werkwijze van de tabaksindustrie kost relatief weinig en is makkelijk uitvoerbaar.
De tabaksindustrie heeft niets te verbergen, er is niets dat het daglicht niet kan verdragen.
Het is moeilijk om informatie boven tafel te krijgen, de tabaksindustrie loopt niet met haar werkwijze te koop.
Nieuwe informatie leidt niet tot het gewenste resultaat omdat mensen al verzuipen in informatie.
Deze maatregel is niet rechtvaardig omdat tabaksfabrikanten en medewerkers er de dupe van zijn.
De tabaksindustrie zal weerwoord bieden met veel tijdrovende en dure juridische procedures als gevolg.
Argumentenkaart opties tabaksontmoediging
Toelichting
Belasting verhogen waardoor prijsverschillen verdwijnen tussen soorten en merken tabaksartikelen.
Toelichting
Uitbreiden van het rookverbod waardoor er meer rookvrije zones ontstaan in de openbare ruimte.
19in opdracht van: © 2010gemaakt door:
Toelichting
Verkoop van rookartikelen beperken tot speciaalzaken waardoor het aantal verkooppunten daalt.
HANTEREN POSITIEF
BEGRIPPENKADER
Wat zijn de argumenten
voor en tegen verschillende opties om roken verder te
ontmoedigen?
MOBILISEREN HUISARTSEN
BLOOTLEGGEN WERKWIJZE
TABAKSINDUSTRIE
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
Uitbreiden van rookvrije zones maakt het moeilijker om te roken en makkelijker om niet te roken.
Roken wordt minder zichtbaar waardoor de sociale norm van niet-roken wordt bevestigd.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot gezondheidswinst door minder blootstelling aan schadelijke stoffen.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot minder hinder van tabaksrook.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot minder zwerfafval, luchtverontreiniging en verwarmde terrassen.
Uitbreiden van rookvrije zones is een relatief goedkope en uitvoerbare maatregel.
Roken wordt niet ontmoedigd omdat verstokte rokers niet reageren op prijsprikkels.
Fabrikanten kunnen accijnsverhoging tenietdoen door een prijsverlaging.
Het is moreel onaanvaardbaar dat de overheid nog meer profiteert van schadelijke producten.
Accijnsverhoging vergroot de inkomensongelijkheid, lagere inkomensgroepen roken namelijk meer.
Accijnsverhoging is niet eerlijk want rokers compenseren al ruimschoots de schade die zij veroorzaken.
Accijnsverhoging kan leiden tot toename van illegale handel in tabaksartikelen.
Accijnsverhoging is alleen effectief als de landen om ons heen dit ook doen.
UITBREIDEN ROOKVERBOD
VERHOGEN ACCIJNZEN
BEPERKEN VERKOOPPUNTEN
Roken wordt niet ontmoedigd omdat rokers altijd wel een plek vinden om te roken.
Het is betuttelend om rokers te beperken in hun vrijheid en buiten te sluiten.
Het is hypocriet dat je een legaal product als tabak niet mag gebruiken.
Handhaven van en controle op rookvrije zones is lastig.
Internationaal onderzoek toont aan dat accijnsverhoging de meest effectieve ontmoedigingsmaatregel is.
Accijnsverhoging treft alle rokers en jongeren in het bijzonder, omdat zij minder te besteden hebben.
Accijnsverhoging is een goedkope maatregel die de overheid zelfs geld oplevert.
Minder verkooppunten leidt tot minder impulsaankopen: wat niet wordt gekocht, wordt niet gerookt.
Tabaksproducten zijn moeilijker te verkrijgen, dit maakt niet-roken en stoppen makkelijker.
Tabaksproducten zijn minder zichtbaar, evenals de reclame die erop staat.
Hulp om te stoppen met roken kan gekoppeld worden aan de verkooppunten.
Verkoop in speciaalzaken maakt roken exclusief en daarmee aantrekkelijker.
Winkeliers willen de tabaksverkoop niet kwijt omdat ze er veel aan verdienen.
Verstokte rokers schaffen in één keer grotere hoeveelheden aan die in hoger tempo worden geconsumeerd.
De illegale (tussen)handel kan toenemen met als gevolg verlies van controle op de kwaliteit.
Rokers moeten verder reizen voor hun tabak, dit is discriminerend voor ouderen en slecht voor het milieu.
De norm wordt niet-roken, dit sluit aan bij het gegeven dat 72 procent van de Nederlanders niet rookt.
Sociale normen zijn krachtige motivatoren, mensen willen er graag bij horen.
Door niet-roken tot norm te verheffen, ontstaan nieuwe kansen voor optimistische campagnes.
Deze maatregel roept weinig weerstand op.
Roken blijft lekker, verslavend en beschikbaar, een positief begrippenkader helpt daarom niet iedereen.
Een positief begrippenkader is lastig te definiëren, er is nog geen alternatief voor het ‘niet’.
Alleen de groep mensen die zich herkent in het positieve beeld wordt bereikt.
De verslaafde roker is er niet mee gebaat en kan zich buitengesloten voelen.
Het risico bestaat dat de aandacht voor hulp om te stoppen afneemt.
Toelichting
Niet-roken tot de sociale norm verheffen met behulp van een positief begrippenkader.
Toelichting
Huisartsen financiële prikkels geven om zich in hun praktijk in te spannen voor tabaksontmoediging.
Toelichting
Inzicht bieden in de werkwijze van de tabaksindustrie, zoals het gebruik van additieven.
Huisartsen zijn gevoelig voor extra beloning en zullen zich daarom extra inzetten voor stoppen met roken.
De huisarts is een autoriteit waar iedereen wel eens komt en waar iedereen naar luistert.
De huisarts kent de problemen van zijn of haar patiënten waardoor de effectiviteit van interventies toeneemt.
Huisartsen motiveren rokers persoonlijk en dit vergroot de kans op een geslaagde stoppoging.
De huisarts krijgt extra middelen voor preventie of interventies.
Het mobiliseren van huisartsen voorkomt niet dat mensen beginnen met roken.
Huisartsen hebben het al te druk en gaan hier geen tijd voor maken.
Mensen die niet of weinig naar de huisarts gaan (zoals jongeren) zijn er niet mee geholpen.
Financiële prikkels tasten de onafhankelijkheid van en het vertrouwen in de huisarts aan.
Mensen vinden het bemoeizuchtig en gaan daarom minder snel naar de huisarts.
Deze maatregel biedt, vooral jongeren, nieuwe informatie en roept maatschappelijke verontwaardiging op.
Het stoere imago van de roker als vrij en onafhankelijk persoon wordt onderuit gehaald.
In Nederland heeft de tabaksindustrie een positief imago, hier is dus nog winst te behalen.
Het blootleggen van de werkwijze van de tabaksindustrie kost relatief weinig en is makkelijk uitvoerbaar.
De tabaksindustrie heeft niets te verbergen, er is niets dat het daglicht niet kan verdragen.
Het is moeilijk om informatie boven tafel te krijgen, de tabaksindustrie loopt niet met haar werkwijze te koop.
Nieuwe informatie leidt niet tot het gewenste resultaat omdat mensen al verzuipen in informatie.
Deze maatregel is niet rechtvaardig omdat tabaksfabrikanten en medewerkers er de dupe van zijn.
De tabaksindustrie zal weerwoord bieden met veel tijdrovende en dure juridische procedures als gevolg.
Argumentenkaart opties tabaksontmoediging
Toelichting
Belasting verhogen waardoor prijsverschillen verdwijnen tussen soorten en merken tabaksartikelen.
Toelichting
Uitbreiden van het rookverbod waardoor er meer rookvrije zones ontstaan in de openbare ruimte.
in opdracht van: © 2010gemaakt door:
Toelichting
Verkoop van rookartikelen beperken tot speciaalzaken waardoor het aantal verkooppunten daalt.
HANTEREN POSITIEF
BEGRIPPENKADER
Wat zijn de argumenten
voor en tegen verschillende opties om roken verder te
ontmoedigen?
MOBILISEREN HUISARTSEN
BLOOTLEGGEN WERKWIJZE
TABAKSINDUSTRIE
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
Uitbreiden van rookvrije zones maakt het moeilijker om te roken en makkelijker om niet te roken.
Roken wordt minder zichtbaar waardoor de sociale norm van niet-roken wordt bevestigd.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot gezondheidswinst door minder blootstelling aan schadelijke stoffen.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot minder hinder van tabaksrook.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot minder zwerfafval, luchtverontreiniging en verwarmde terrassen.
Uitbreiden van rookvrije zones is een relatief goedkope en uitvoerbare maatregel.
Roken wordt niet ontmoedigd omdat verstokte rokers niet reageren op prijsprikkels.
Fabrikanten kunnen accijnsverhoging tenietdoen door een prijsverlaging.
Het is moreel onaanvaardbaar dat de overheid nog meer profiteert van schadelijke producten.
Accijnsverhoging vergroot de inkomensongelijkheid, lagere inkomensgroepen roken namelijk meer.
Accijnsverhoging is niet eerlijk want rokers compenseren al ruimschoots de schade die zij veroorzaken.
Accijnsverhoging kan leiden tot toename van illegale handel in tabaksartikelen.
Accijnsverhoging is alleen effectief als de landen om ons heen dit ook doen.
UITBREIDEN ROOKVERBOD
VERHOGEN ACCIJNZEN
BEPERKEN VERKOOPPUNTEN
Roken wordt niet ontmoedigd omdat rokers altijd wel een plek vinden om te roken.
Het is betuttelend om rokers te beperken in hun vrijheid en buiten te sluiten.
Het is hypocriet dat je een legaal product als tabak niet mag gebruiken.
Handhaven van en controle op rookvrije zones is lastig.
Internationaal onderzoek toont aan dat accijnsverhoging de meest effectieve ontmoedigingsmaatregel is.
Accijnsverhoging treft alle rokers en jongeren in het bijzonder, omdat zij minder te besteden hebben.
Accijnsverhoging is een goedkope maatregel die de overheid zelfs geld oplevert.
Minder verkooppunten leidt tot minder impulsaankopen: wat niet wordt gekocht, wordt niet gerookt.
Tabaksproducten zijn moeilijker te verkrijgen, dit maakt niet-roken en stoppen makkelijker.
Tabaksproducten zijn minder zichtbaar, evenals de reclame die erop staat.
Hulp om te stoppen met roken kan gekoppeld worden aan de verkooppunten.
Verkoop in speciaalzaken maakt roken exclusief en daarmee aantrekkelijker.
Winkeliers willen de tabaksverkoop niet kwijt omdat ze er veel aan verdienen.
Verstokte rokers schaffen in één keer grotere hoeveelheden aan die in hoger tempo worden geconsumeerd.
De illegale (tussen)handel kan toenemen met als gevolg verlies van controle op de kwaliteit.
Rokers moeten verder reizen voor hun tabak, dit is discriminerend voor ouderen en slecht voor het milieu.
De norm wordt niet-roken, dit sluit aan bij het gegeven dat 72 procent van de Nederlanders niet rookt.
Sociale normen zijn krachtige motivatoren, mensen willen er graag bij horen.
Door niet-roken tot norm te verheffen, ontstaan nieuwe kansen voor optimistische campagnes.
Deze maatregel roept weinig weerstand op.
Roken blijft lekker, verslavend en beschikbaar, een positief begrippenkader helpt daarom niet iedereen.
Een positief begrippenkader is lastig te definiëren, er is nog geen alternatief voor het ‘niet’.
Alleen de groep mensen die zich herkent in het positieve beeld wordt bereikt.
De verslaafde roker is er niet mee gebaat en kan zich buitengesloten voelen.
Het risico bestaat dat de aandacht voor hulp om te stoppen afneemt.
Toelichting
Niet-roken tot de sociale norm verheffen met behulp van een positief begrippenkader.
Toelichting
Huisartsen financiële prikkels geven om zich in hun praktijk in te spannen voor tabaksontmoediging.
Toelichting
Inzicht bieden in de werkwijze van de tabaksindustrie, zoals het gebruik van additieven.
Huisartsen zijn gevoelig voor extra beloning en zullen zich daarom extra inzetten voor stoppen met roken.
De huisarts is een autoriteit waar iedereen wel eens komt en waar iedereen naar luistert.
De huisarts kent de problemen van zijn of haar patiënten waardoor de effectiviteit van interventies toeneemt.
Huisartsen motiveren rokers persoonlijk en dit vergroot de kans op een geslaagde stoppoging.
De huisarts krijgt extra middelen voor preventie of interventies.
Het mobiliseren van huisartsen voorkomt niet dat mensen beginnen met roken.
Huisartsen hebben het al te druk en gaan hier geen tijd voor maken.
Mensen die niet of weinig naar de huisarts gaan (zoals jongeren) zijn er niet mee geholpen.
Financiële prikkels tasten de onafhankelijkheid van en het vertrouwen in de huisarts aan.
Mensen vinden het bemoeizuchtig en gaan daarom minder snel naar de huisarts.
Deze maatregel biedt, vooral jongeren, nieuwe informatie en roept maatschappelijke verontwaardiging op.
Het stoere imago van de roker als vrij en onafhankelijk persoon wordt onderuit gehaald.
In Nederland heeft de tabaksindustrie een positief imago, hier is dus nog winst te behalen.
Het blootleggen van de werkwijze van de tabaksindustrie kost relatief weinig en is makkelijk uitvoerbaar.
De tabaksindustrie heeft niets te verbergen, er is niets dat het daglicht niet kan verdragen.
Het is moeilijk om informatie boven tafel te krijgen, de tabaksindustrie loopt niet met haar werkwijze te koop.
Nieuwe informatie leidt niet tot het gewenste resultaat omdat mensen al verzuipen in informatie.
Deze maatregel is niet rechtvaardig omdat tabaksfabrikanten en medewerkers er de dupe van zijn.
De tabaksindustrie zal weerwoord bieden met veel tijdrovende en dure juridische procedures als gevolg.
Argumentenkaart opties tabaksontmoediging
Toelichting
Belasting verhogen waardoor prijsverschillen verdwijnen tussen soorten en merken tabaksartikelen.
Toelichting
Uitbreiden van het rookverbod waardoor er meer rookvrije zones ontstaan in de openbare ruimte.
in opdracht van: © 2010gemaakt door:
Toelichting
Verkoop van rookartikelen beperken tot speciaalzaken waardoor het aantal verkooppunten daalt.
HANTEREN POSITIEF
BEGRIPPENKADER
Wat zijn de argumenten
voor en tegen verschillende opties om roken verder te
ontmoedigen?
MOBILISEREN HUISARTSEN
BLOOTLEGGEN WERKWIJZE
TABAKSINDUSTRIE
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
VOOR
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
TEGEN
Uitbreiden van rookvrije zones maakt het moeilijker om te roken en makkelijker om niet te roken.
Roken wordt minder zichtbaar waardoor de sociale norm van niet-roken wordt bevestigd.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot gezondheidswinst door minder blootstelling aan schadelijke stoffen.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot minder hinder van tabaksrook.
Uitbreiden van rookvrije zones leidt tot minder zwerfafval, luchtverontreiniging en verwarmde terrassen.
Uitbreiden van rookvrije zones is een relatief goedkope en uitvoerbare maatregel.
Roken wordt niet ontmoedigd omdat verstokte rokers niet reageren op prijsprikkels.
Fabrikanten kunnen accijnsverhoging tenietdoen door een prijsverlaging.
Het is moreel onaanvaardbaar dat de overheid nog meer profiteert van schadelijke producten.
Accijnsverhoging vergroot de inkomensongelijkheid, lagere inkomensgroepen roken namelijk meer.
Accijnsverhoging is niet eerlijk want rokers compenseren al ruimschoots de schade die zij veroorzaken.
Accijnsverhoging kan leiden tot toename van illegale handel in tabaksartikelen.
Accijnsverhoging is alleen effectief als de landen om ons heen dit ook doen.
UITBREIDEN ROOKVERBOD
VERHOGEN ACCIJNZEN
BEPERKEN VERKOOPPUNTEN
Roken wordt niet ontmoedigd omdat rokers altijd wel een plek vinden om te roken.
Het is betuttelend om rokers te beperken in hun vrijheid en buiten te sluiten.
Het is hypocriet dat je een legaal product als tabak niet mag gebruiken.
Handhaven van en controle op rookvrije zones is lastig.
Internationaal onderzoek toont aan dat accijnsverhoging de meest effectieve ontmoedigingsmaatregel is.
Accijnsverhoging treft alle rokers en jongeren in het bijzonder, omdat zij minder te besteden hebben.
Accijnsverhoging is een goedkope maatregel die de overheid zelfs geld oplevert.
Minder verkooppunten leidt tot minder impulsaankopen: wat niet wordt gekocht, wordt niet gerookt.
Tabaksproducten zijn moeilijker te verkrijgen, dit maakt niet-roken en stoppen makkelijker.
Tabaksproducten zijn minder zichtbaar, evenals de reclame die erop staat.
Hulp om te stoppen met roken kan gekoppeld worden aan de verkooppunten.
Verkoop in speciaalzaken maakt roken exclusief en daarmee aantrekkelijker.
Winkeliers willen de tabaksverkoop niet kwijt omdat ze er veel aan verdienen.
Verstokte rokers schaffen in één keer grotere hoeveelheden aan die in hoger tempo worden geconsumeerd.
De illegale (tussen)handel kan toenemen met als gevolg verlies van controle op de kwaliteit.
Rokers moeten verder reizen voor hun tabak, dit is discriminerend voor ouderen en slecht voor het milieu.
De norm wordt niet-roken, dit sluit aan bij het gegeven dat 72 procent van de Nederlanders niet rookt.
Sociale normen zijn krachtige motivatoren, mensen willen er graag bij horen.
Door niet-roken tot norm te verheffen, ontstaan nieuwe kansen voor optimistische campagnes.
Deze maatregel roept weinig weerstand op.
Roken blijft lekker, verslavend en beschikbaar, een positief begrippenkader helpt daarom niet iedereen.
Een positief begrippenkader is lastig te definiëren, er is nog geen alternatief voor het ‘niet’.
Alleen de groep mensen die zich herkent in het positieve beeld wordt bereikt.
De verslaafde roker is er niet mee gebaat en kan zich buitengesloten voelen.
Het risico bestaat dat de aandacht voor hulp om te stoppen afneemt.
Toelichting
Niet-roken tot de sociale norm verheffen met behulp van een positief begrippenkader.
Toelichting
Huisartsen financiële prikkels geven om zich in hun praktijk in te spannen voor tabaksontmoediging.
Toelichting
Inzicht bieden in de werkwijze van de tabaksindustrie, zoals het gebruik van additieven.
Huisartsen zijn gevoelig voor extra beloning en zullen zich daarom extra inzetten voor stoppen met roken.
De huisarts is een autoriteit waar iedereen wel eens komt en waar iedereen naar luistert.
De huisarts kent de problemen van zijn of haar patiënten waardoor de effectiviteit van interventies toeneemt.
Huisartsen motiveren rokers persoonlijk en dit vergroot de kans op een geslaagde stoppoging.
De huisarts krijgt extra middelen voor preventie of interventies.
Het mobiliseren van huisartsen voorkomt niet dat mensen beginnen met roken.
Huisartsen hebben het al te druk en gaan hier geen tijd voor maken.
Mensen die niet of weinig naar de huisarts gaan (zoals jongeren) zijn er niet mee geholpen.
Financiële prikkels tasten de onafhankelijkheid van en het vertrouwen in de huisarts aan.
Mensen vinden het bemoeizuchtig en gaan daarom minder snel naar de huisarts.
Deze maatregel biedt, vooral jongeren, nieuwe informatie en roept maatschappelijke verontwaardiging op.
Het stoere imago van de roker als vrij en onafhankelijk persoon wordt onderuit gehaald.
In Nederland heeft de tabaksindustrie een positief imago, hier is dus nog winst te behalen.
Het blootleggen van de werkwijze van de tabaksindustrie kost relatief weinig en is makkelijk uitvoerbaar.
De tabaksindustrie heeft niets te verbergen, er is niets dat het daglicht niet kan verdragen.
Het is moeilijk om informatie boven tafel te krijgen, de tabaksindustrie loopt niet met haar werkwijze te koop.
Nieuwe informatie leidt niet tot het gewenste resultaat omdat mensen al verzuipen in informatie.
Deze maatregel is niet rechtvaardig omdat tabaksfabrikanten en medewerkers er de dupe van zijn.
De tabaksindustrie zal weerwoord bieden met veel tijdrovende en dure juridische procedures als gevolg.
Argumentenkaart opties tabaksontmoediging
Toelichting
Belasting verhogen waardoor prijsverschillen verdwijnen tussen soorten en merken tabaksartikelen.
Toelichting
Uitbreiden van het rookverbod waardoor er meer rookvrije zones ontstaan in de openbare ruimte.
20 van onderop en van bovenaf
Argumentenkaart opties tabaksontmoediging
© 2010in opdracht van: gemaakt door:
Wat zijn voor
belanghebbenden
argumenten voor
en tegen actieve
participatie in
tabaksontmoediging?
voor tegen
Verzekeraars kunnen niet controleren of hun verzekerden daadwerkelijk niet roken.
De effecten van tabaksontmoediging zijn pas op de lange termijn zichtbaar.
Verzekeraars willen zo veel mogelijk klanten binnenhalen, rokers en niet-rokers.
Pensioenverzekeraars hebben belang bij rokers die premie betalen maar relatief jong overlijden.
Tabaksontmoediging voorkomt dat kinderen en jongeren gaan roken.
Niet-rokers verzuimen minder, gaan later met pensioen en kosten de maatschappij minder geld.
Door tabaksontmoediging worden niet-rokers minder gehinderd en blootgesteld aan schadelijke stoffen.
Een programma voor tabaksontmoediging is goed voor onderzoeksinstellingen en belangenverenigingen.
Met tabaksontmoediging wordt ervaring opgedaan die ook op andere terreinen, zoals alcohol, bruikbaar is.
Tabaksontmoediging is niet nodig nu slechts 28 procent van de Nederlanders nog rookt.
Tabaksontmoediging is weinig effectief voor verstokte rokers en mensen die heel weinig roken.
Hoe minder mensen roken, hoe lager de opbrengsten van (dure) tabaksontmoediging.
Het is niet bekend hoe het percentage rokers op effectieve wijze verder kan worden verlaagd.
Negeren werkt beter dan aandacht geven, zonder tabaksontmoediging daalt het aantal rokers vanzelf.
Door tabaksontmoediging wordt roken interessanter en aantrekkelijker, dit leidt tot meer (jonge) rokers.
Roken is goed voor de maatschappij, het bevordert de sociale cohesie in de samenleving.
Roken is een individuele beslissing waar de overheid zich niet mee moet bemoeien.
Door tabaksontmoediging wordt er minder gerookt en dalen btw- en accijnsinkomsten.
De maatschappelijke kosten van roken zijn lager dan de nationale opbrengsten: rokers gaan eerder dood.
Tabaksontmoediging leidt af van andere, ‘meer sexy’ problemen zoals obesitas en onderwijskwaliteit.
Verdere regulering kan leiden tot illegale praktijken waardoor de overheid controle op kwaliteit verliest.
Tabaksontmoediging botst met vrije marktwerking en het gegeven dat tabak een legaal product is.
Tabaksontmoediging is een impopulair onderwerp en dat is niet goed voor de fondsenwerving.
Preventie is geen taak van de fondsen maar van de overheid.
Tabaksontmoediging vergroot de maatschappelijke intolerantie voor rokers.
Consumentenorganisaties willen geen normen en waarden opdringen over lang en gezond leven.
Consumenten vinden roken lekker, prettig, gezellig en ontspannend.
Alle belanghebbenden
Alle belanghebbenden
Overheid
Overheid
Fondsen
Fondsen
Consumenten(organisaties) Consumenten(organisaties)
IndustrieIndustrie
Zorgverleners
Zorgverleners
VerzekeraarsVerzekeraars
De (lokale) overheid draagt verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid.
De rijksoverheid heeft zich tot tabaksontmoediging verplicht door het World Framework te ondertekenen.
De overheid kan via tabaksontmoediging op zorgkosten besparen.
De overheid kan door accijnsverhoging extra inkomsten genereren.
De overheid kan door tabaksontmoediging gezondheidsverschillen verkleinen tussen groepen.
De overheid kan illegale handel in tabak bestrijden door de vraag ernaar te verminderen.
De overheid kan zichzelf profileren door met tabaksontmoedigingsbeleid te laten zien waar ze voor staat.
De overheid kan haar ambitie verwezenlijken om als Nederland koploper in gezondheid te worden.
De fondsen zijn, gegeven hun opdracht, verplicht zich in te spannen voor tabaksontmoediging.
Tabaksontmoediging is voor de fondsen een manier om hun doelstelling te realiseren.
Deelname aan tabaksontmoediging is goed voor het imago van fabrikanten.
Tabaksfabrikanten en -verkopers vinden het belangrijk roken door jongeren te ontmoedigen.
Door te participeren in tabaksontmoediging kan de tabaksindustrie het beleid mede bepalen en vormgeven.
Tabaksontmoediging stimuleert innovatie van alternatieve producten.
Stoppen met roken is een lucratieve markt voor de farmaceutische industrie.
Niet-roken verhoogt de effectiviteit van sommige medicijnen en medische interventies.
Tabaksontmoediging leidt tot minder vermijdbare zorgconsumptie en verkort wachtlijsten.
Actieve participatie in tabaksontmoediging draagt bij aan het positieve imago van ‘gezondheidsverbeteraar’.
Verzekeraars kunnen kosten besparen omdat niet-rokers minder zorgkosten maken.
Verzekeraars kunnen tabaksontmoediging gebruiken om zich te onderscheiden en klanten aan te trekken.
De tabaksindustrie wil zichzelf niet met tabaksontmoediging om zeep helpen.
Tabaksontmoediging is niet de verantwoordelijkheid van de tabaksindustrie.
De tabaksindustrie wordt niet als een geloofwaardige partner gezien in tabaksontmoediging.
Tabaksontmoediging remt innovatie van tabaksproducten.
Stoppen met roken is niet altijd passend, bijvoorbeeld in de psychiatrie of voor terminale patiënten.
Mensen die stoppen met roken worden vaak zwaarder en kunnen daardoor diabetes type II krijgen.
Zorgverleners zijn bang dat hun relatie met patiënten verslechtert als zij roken aan de orde stellen.
Tabaksontmoediging maakt mensen gezonder, dit leidt tot omzetdaling.
Argumentenkaart participatie tabaksontmoediging
Consumenten die stoppen met roken houden geld over.
Niet-rokers leven langer dan rokers, ze hebben een betere gezondheid, voelen zich fitter en zien er beter uit.
Consumenten willen het beste voor hun kinderen en naasten, en dat is niet-roken.
Consumentenorganisaties moeten de meerderheid (niet-rokers) beschermen tegen roken.
© 2010in opdracht van: gemaakt door:
Wat zijn voor
belanghebbenden
argumenten voor
en tegen actieve
participatie in
tabaksontmoediging?
voor tegen
Verzekeraars kunnen niet controleren of hun verzekerden daadwerkelijk niet roken.
De effecten van tabaksontmoediging zijn pas op de lange termijn zichtbaar.
Verzekeraars willen zo veel mogelijk klanten binnenhalen, rokers en niet-rokers.
Pensioenverzekeraars hebben belang bij rokers die premie betalen maar relatief jong overlijden.
Tabaksontmoediging voorkomt dat kinderen en jongeren gaan roken.
Niet-rokers verzuimen minder, gaan later met pensioen en kosten de maatschappij minder geld.
Door tabaksontmoediging worden niet-rokers minder gehinderd en blootgesteld aan schadelijke stoffen.
Een programma voor tabaksontmoediging is goed voor onderzoeksinstellingen en belangenverenigingen.
Met tabaksontmoediging wordt ervaring opgedaan die ook op andere terreinen, zoals alcohol, bruikbaar is.
Tabaksontmoediging is niet nodig nu slechts 28 procent van de Nederlanders nog rookt.
Tabaksontmoediging is weinig effectief voor verstokte rokers en mensen die heel weinig roken.
Hoe minder mensen roken, hoe lager de opbrengsten van (dure) tabaksontmoediging.
Het is niet bekend hoe het percentage rokers op effectieve wijze verder kan worden verlaagd.
Negeren werkt beter dan aandacht geven, zonder tabaksontmoediging daalt het aantal rokers vanzelf.
Door tabaksontmoediging wordt roken interessanter en aantrekkelijker, dit leidt tot meer (jonge) rokers.
Roken is goed voor de maatschappij, het bevordert de sociale cohesie in de samenleving.
Roken is een individuele beslissing waar de overheid zich niet mee moet bemoeien.
Door tabaksontmoediging wordt er minder gerookt en dalen btw- en accijnsinkomsten.
De maatschappelijke kosten van roken zijn lager dan de nationale opbrengsten: rokers gaan eerder dood.
Tabaksontmoediging leidt af van andere, ‘meer sexy’ problemen zoals obesitas en onderwijskwaliteit.
Verdere regulering kan leiden tot illegale praktijken waardoor de overheid controle op kwaliteit verliest.
Tabaksontmoediging botst met vrije marktwerking en het gegeven dat tabak een legaal product is.
Tabaksontmoediging is een impopulair onderwerp en dat is niet goed voor de fondsenwerving.
Preventie is geen taak van de fondsen maar van de overheid.
Tabaksontmoediging vergroot de maatschappelijke intolerantie voor rokers.
Consumentenorganisaties willen geen normen en waarden opdringen over lang en gezond leven.
Consumenten vinden roken lekker, prettig, gezellig en ontspannend.
Alle belanghebbenden
Alle belanghebbenden
Overheid
Overheid
Fondsen
Fondsen
Consumenten(organisaties) Consumenten(organisaties)
IndustrieIndustrie
Zorgverleners
Zorgverleners
VerzekeraarsVerzekeraars
De (lokale) overheid draagt verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid.
De rijksoverheid heeft zich tot tabaksontmoediging verplicht door het World Framework te ondertekenen.
De overheid kan via tabaksontmoediging op zorgkosten besparen.
De overheid kan door accijnsverhoging extra inkomsten genereren.
De overheid kan door tabaksontmoediging gezondheidsverschillen verkleinen tussen groepen.
De overheid kan illegale handel in tabak bestrijden door de vraag ernaar te verminderen.
De overheid kan zichzelf profileren door met tabaksontmoedigingsbeleid te laten zien waar ze voor staat.
De overheid kan haar ambitie verwezenlijken om als Nederland koploper in gezondheid te worden.
De fondsen zijn, gegeven hun opdracht, verplicht zich in te spannen voor tabaksontmoediging.
Tabaksontmoediging is voor de fondsen een manier om hun doelstelling te realiseren.
Deelname aan tabaksontmoediging is goed voor het imago van fabrikanten.
Tabaksfabrikanten en -verkopers vinden het belangrijk roken door jongeren te ontmoedigen.
Door te participeren in tabaksontmoediging kan de tabaksindustrie het beleid mede bepalen en vormgeven.
Tabaksontmoediging stimuleert innovatie van alternatieve producten.
Stoppen met roken is een lucratieve markt voor de farmaceutische industrie.
Niet-roken verhoogt de effectiviteit van sommige medicijnen en medische interventies.
Tabaksontmoediging leidt tot minder vermijdbare zorgconsumptie en verkort wachtlijsten.
Actieve participatie in tabaksontmoediging draagt bij aan het positieve imago van ‘gezondheidsverbeteraar’.
Verzekeraars kunnen kosten besparen omdat niet-rokers minder zorgkosten maken.
Verzekeraars kunnen tabaksontmoediging gebruiken om zich te onderscheiden en klanten aan te trekken.
De tabaksindustrie wil zichzelf niet met tabaksontmoediging om zeep helpen.
Tabaksontmoediging is niet de verantwoordelijkheid van de tabaksindustrie.
De tabaksindustrie wordt niet als een geloofwaardige partner gezien in tabaksontmoediging.
Tabaksontmoediging remt innovatie van tabaksproducten.
Stoppen met roken is niet altijd passend, bijvoorbeeld in de psychiatrie of voor terminale patiënten.
Mensen die stoppen met roken worden vaak zwaarder en kunnen daardoor diabetes type II krijgen.
Zorgverleners zijn bang dat hun relatie met patiënten verslechtert als zij roken aan de orde stellen.
Tabaksontmoediging maakt mensen gezonder, dit leidt tot omzetdaling.
Argumentenkaart participatie tabaksontmoediging
Consumenten die stoppen met roken houden geld over.
Niet-rokers leven langer dan rokers, ze hebben een betere gezondheid, voelen zich fitter en zien er beter uit.
Consumenten willen het beste voor hun kinderen en naasten, en dat is niet-roken.
Consumentenorganisaties moeten de meerderheid (niet-rokers) beschermen tegen roken.
© 2010in opdracht van: gemaakt door:
Wat zijn voor
belanghebbenden
argumenten voor
en tegen actieve
participatie in
tabaksontmoediging?
voor tegen
Verzekeraars kunnen niet controleren of hun verzekerden daadwerkelijk niet roken.
De effecten van tabaksontmoediging zijn pas op de lange termijn zichtbaar.
Verzekeraars willen zo veel mogelijk klanten binnenhalen, rokers en niet-rokers.
Pensioenverzekeraars hebben belang bij rokers die premie betalen maar relatief jong overlijden.
Tabaksontmoediging voorkomt dat kinderen en jongeren gaan roken.
Niet-rokers verzuimen minder, gaan later met pensioen en kosten de maatschappij minder geld.
Door tabaksontmoediging worden niet-rokers minder gehinderd en blootgesteld aan schadelijke stoffen.
Een programma voor tabaksontmoediging is goed voor onderzoeksinstellingen en belangenverenigingen.
Met tabaksontmoediging wordt ervaring opgedaan die ook op andere terreinen, zoals alcohol, bruikbaar is.
Tabaksontmoediging is niet nodig nu slechts 28 procent van de Nederlanders nog rookt.
Tabaksontmoediging is weinig effectief voor verstokte rokers en mensen die heel weinig roken.
Hoe minder mensen roken, hoe lager de opbrengsten van (dure) tabaksontmoediging.
Het is niet bekend hoe het percentage rokers op effectieve wijze verder kan worden verlaagd.
Negeren werkt beter dan aandacht geven, zonder tabaksontmoediging daalt het aantal rokers vanzelf.
Door tabaksontmoediging wordt roken interessanter en aantrekkelijker, dit leidt tot meer (jonge) rokers.
Roken is goed voor de maatschappij, het bevordert de sociale cohesie in de samenleving.
Roken is een individuele beslissing waar de overheid zich niet mee moet bemoeien.
Door tabaksontmoediging wordt er minder gerookt en dalen btw- en accijnsinkomsten.
De maatschappelijke kosten van roken zijn lager dan de nationale opbrengsten: rokers gaan eerder dood.
Tabaksontmoediging leidt af van andere, ‘meer sexy’ problemen zoals obesitas en onderwijskwaliteit.
Verdere regulering kan leiden tot illegale praktijken waardoor de overheid controle op kwaliteit verliest.
Tabaksontmoediging botst met vrije marktwerking en het gegeven dat tabak een legaal product is.
Tabaksontmoediging is een impopulair onderwerp en dat is niet goed voor de fondsenwerving.
Preventie is geen taak van de fondsen maar van de overheid.
Tabaksontmoediging vergroot de maatschappelijke intolerantie voor rokers.
Consumentenorganisaties willen geen normen en waarden opdringen over lang en gezond leven.
Consumenten vinden roken lekker, prettig, gezellig en ontspannend.
Alle belanghebbenden
Alle belanghebbenden
Overheid
Overheid
Fondsen
Fondsen
Consumenten(organisaties) Consumenten(organisaties)
IndustrieIndustrie
Zorgverleners
Zorgverleners
VerzekeraarsVerzekeraars
De (lokale) overheid draagt verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid.
De rijksoverheid heeft zich tot tabaksontmoediging verplicht door het World Framework te ondertekenen.
De overheid kan via tabaksontmoediging op zorgkosten besparen.
De overheid kan door accijnsverhoging extra inkomsten genereren.
De overheid kan door tabaksontmoediging gezondheidsverschillen verkleinen tussen groepen.
De overheid kan illegale handel in tabak bestrijden door de vraag ernaar te verminderen.
De overheid kan zichzelf profileren door met tabaksontmoedigingsbeleid te laten zien waar ze voor staat.
De overheid kan haar ambitie verwezenlijken om als Nederland koploper in gezondheid te worden.
De fondsen zijn, gegeven hun opdracht, verplicht zich in te spannen voor tabaksontmoediging.
Tabaksontmoediging is voor de fondsen een manier om hun doelstelling te realiseren.
Deelname aan tabaksontmoediging is goed voor het imago van fabrikanten.
Tabaksfabrikanten en -verkopers vinden het belangrijk roken door jongeren te ontmoedigen.
Door te participeren in tabaksontmoediging kan de tabaksindustrie het beleid mede bepalen en vormgeven.
Tabaksontmoediging stimuleert innovatie van alternatieve producten.
Stoppen met roken is een lucratieve markt voor de farmaceutische industrie.
Niet-roken verhoogt de effectiviteit van sommige medicijnen en medische interventies.
Tabaksontmoediging leidt tot minder vermijdbare zorgconsumptie en verkort wachtlijsten.
Actieve participatie in tabaksontmoediging draagt bij aan het positieve imago van ‘gezondheidsverbeteraar’.
Verzekeraars kunnen kosten besparen omdat niet-rokers minder zorgkosten maken.
Verzekeraars kunnen tabaksontmoediging gebruiken om zich te onderscheiden en klanten aan te trekken.
De tabaksindustrie wil zichzelf niet met tabaksontmoediging om zeep helpen.
Tabaksontmoediging is niet de verantwoordelijkheid van de tabaksindustrie.
De tabaksindustrie wordt niet als een geloofwaardige partner gezien in tabaksontmoediging.
Tabaksontmoediging remt innovatie van tabaksproducten.
Stoppen met roken is niet altijd passend, bijvoorbeeld in de psychiatrie of voor terminale patiënten.
Mensen die stoppen met roken worden vaak zwaarder en kunnen daardoor diabetes type II krijgen.
Zorgverleners zijn bang dat hun relatie met patiënten verslechtert als zij roken aan de orde stellen.
Tabaksontmoediging maakt mensen gezonder, dit leidt tot omzetdaling.
Argumentenkaart participatie tabaksontmoediging
Consumenten die stoppen met roken houden geld over.
Niet-rokers leven langer dan rokers, ze hebben een betere gezondheid, voelen zich fitter en zien er beter uit.
Consumenten willen het beste voor hun kinderen en naasten, en dat is niet-roken.
Consumentenorganisaties moeten de meerderheid (niet-rokers) beschermen tegen roken.
© 2010in opdracht van: gemaakt door:
Wat zijn voor
belanghebbenden
argumenten voor
en tegen actieve
participatie in
tabaksontmoediging?
voor tegen
Verzekeraars kunnen niet controleren of hun verzekerden daadwerkelijk niet roken.
De effecten van tabaksontmoediging zijn pas op de lange termijn zichtbaar.
Verzekeraars willen zo veel mogelijk klanten binnenhalen, rokers en niet-rokers.
Pensioenverzekeraars hebben belang bij rokers die premie betalen maar relatief jong overlijden.
Tabaksontmoediging voorkomt dat kinderen en jongeren gaan roken.
Niet-rokers verzuimen minder, gaan later met pensioen en kosten de maatschappij minder geld.
Door tabaksontmoediging worden niet-rokers minder gehinderd en blootgesteld aan schadelijke stoffen.
Een programma voor tabaksontmoediging is goed voor onderzoeksinstellingen en belangenverenigingen.
Met tabaksontmoediging wordt ervaring opgedaan die ook op andere terreinen, zoals alcohol, bruikbaar is.
Tabaksontmoediging is niet nodig nu slechts 28 procent van de Nederlanders nog rookt.
Tabaksontmoediging is weinig effectief voor verstokte rokers en mensen die heel weinig roken.
Hoe minder mensen roken, hoe lager de opbrengsten van (dure) tabaksontmoediging.
Het is niet bekend hoe het percentage rokers op effectieve wijze verder kan worden verlaagd.
Negeren werkt beter dan aandacht geven, zonder tabaksontmoediging daalt het aantal rokers vanzelf.
Door tabaksontmoediging wordt roken interessanter en aantrekkelijker, dit leidt tot meer (jonge) rokers.
Roken is goed voor de maatschappij, het bevordert de sociale cohesie in de samenleving.
Roken is een individuele beslissing waar de overheid zich niet mee moet bemoeien.
Door tabaksontmoediging wordt er minder gerookt en dalen btw- en accijnsinkomsten.
De maatschappelijke kosten van roken zijn lager dan de nationale opbrengsten: rokers gaan eerder dood.
Tabaksontmoediging leidt af van andere, ‘meer sexy’ problemen zoals obesitas en onderwijskwaliteit.
Verdere regulering kan leiden tot illegale praktijken waardoor de overheid controle op kwaliteit verliest.
Tabaksontmoediging botst met vrije marktwerking en het gegeven dat tabak een legaal product is.
Tabaksontmoediging is een impopulair onderwerp en dat is niet goed voor de fondsenwerving.
Preventie is geen taak van de fondsen maar van de overheid.
Tabaksontmoediging vergroot de maatschappelijke intolerantie voor rokers.
Consumentenorganisaties willen geen normen en waarden opdringen over lang en gezond leven.
Consumenten vinden roken lekker, prettig, gezellig en ontspannend.
Alle belanghebbenden
Alle belanghebbenden
Overheid
Overheid
Fondsen
Fondsen
Consumenten(organisaties) Consumenten(organisaties)
IndustrieIndustrie
Zorgverleners
Zorgverleners
VerzekeraarsVerzekeraars
De (lokale) overheid draagt verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid.
De rijksoverheid heeft zich tot tabaksontmoediging verplicht door het World Framework te ondertekenen.
De overheid kan via tabaksontmoediging op zorgkosten besparen.
De overheid kan door accijnsverhoging extra inkomsten genereren.
De overheid kan door tabaksontmoediging gezondheidsverschillen verkleinen tussen groepen.
De overheid kan illegale handel in tabak bestrijden door de vraag ernaar te verminderen.
De overheid kan zichzelf profileren door met tabaksontmoedigingsbeleid te laten zien waar ze voor staat.
De overheid kan haar ambitie verwezenlijken om als Nederland koploper in gezondheid te worden.
De fondsen zijn, gegeven hun opdracht, verplicht zich in te spannen voor tabaksontmoediging.
Tabaksontmoediging is voor de fondsen een manier om hun doelstelling te realiseren.
Deelname aan tabaksontmoediging is goed voor het imago van fabrikanten.
Tabaksfabrikanten en -verkopers vinden het belangrijk roken door jongeren te ontmoedigen.
Door te participeren in tabaksontmoediging kan de tabaksindustrie het beleid mede bepalen en vormgeven.
Tabaksontmoediging stimuleert innovatie van alternatieve producten.
Stoppen met roken is een lucratieve markt voor de farmaceutische industrie.
Niet-roken verhoogt de effectiviteit van sommige medicijnen en medische interventies.
Tabaksontmoediging leidt tot minder vermijdbare zorgconsumptie en verkort wachtlijsten.
Actieve participatie in tabaksontmoediging draagt bij aan het positieve imago van ‘gezondheidsverbeteraar’.
Verzekeraars kunnen kosten besparen omdat niet-rokers minder zorgkosten maken.
Verzekeraars kunnen tabaksontmoediging gebruiken om zich te onderscheiden en klanten aan te trekken.
De tabaksindustrie wil zichzelf niet met tabaksontmoediging om zeep helpen.
Tabaksontmoediging is niet de verantwoordelijkheid van de tabaksindustrie.
De tabaksindustrie wordt niet als een geloofwaardige partner gezien in tabaksontmoediging.
Tabaksontmoediging remt innovatie van tabaksproducten.
Stoppen met roken is niet altijd passend, bijvoorbeeld in de psychiatrie of voor terminale patiënten.
Mensen die stoppen met roken worden vaak zwaarder en kunnen daardoor diabetes type II krijgen.
Zorgverleners zijn bang dat hun relatie met patiënten verslechtert als zij roken aan de orde stellen.
Tabaksontmoediging maakt mensen gezonder, dit leidt tot omzetdaling.
Argumentenkaart participatie tabaksontmoediging
Consumenten die stoppen met roken houden geld over.
Niet-rokers leven langer dan rokers, ze hebben een betere gezondheid, voelen zich fitter en zien er beter uit.
Consumenten willen het beste voor hun kinderen en naasten, en dat is niet-roken.
Consumentenorganisaties moeten de meerderheid (niet-rokers) beschermen tegen roken.
21
© 2010in opdracht van: gemaakt door:
Wat zijn voor
belanghebbenden
argumenten voor
en tegen actieve
participatie in
tabaksontmoediging?
voor tegen
Verzekeraars kunnen niet controleren of hun verzekerden daadwerkelijk niet roken.
De effecten van tabaksontmoediging zijn pas op de lange termijn zichtbaar.
Verzekeraars willen zo veel mogelijk klanten binnenhalen, rokers en niet-rokers.
Pensioenverzekeraars hebben belang bij rokers die premie betalen maar relatief jong overlijden.
Tabaksontmoediging voorkomt dat kinderen en jongeren gaan roken.
Niet-rokers verzuimen minder, gaan later met pensioen en kosten de maatschappij minder geld.
Door tabaksontmoediging worden niet-rokers minder gehinderd en blootgesteld aan schadelijke stoffen.
Een programma voor tabaksontmoediging is goed voor onderzoeksinstellingen en belangenverenigingen.
Met tabaksontmoediging wordt ervaring opgedaan die ook op andere terreinen, zoals alcohol, bruikbaar is.
Tabaksontmoediging is niet nodig nu slechts 28 procent van de Nederlanders nog rookt.
Tabaksontmoediging is weinig effectief voor verstokte rokers en mensen die heel weinig roken.
Hoe minder mensen roken, hoe lager de opbrengsten van (dure) tabaksontmoediging.
Het is niet bekend hoe het percentage rokers op effectieve wijze verder kan worden verlaagd.
Negeren werkt beter dan aandacht geven, zonder tabaksontmoediging daalt het aantal rokers vanzelf.
Door tabaksontmoediging wordt roken interessanter en aantrekkelijker, dit leidt tot meer (jonge) rokers.
Roken is goed voor de maatschappij, het bevordert de sociale cohesie in de samenleving.
Roken is een individuele beslissing waar de overheid zich niet mee moet bemoeien.
Door tabaksontmoediging wordt er minder gerookt en dalen btw- en accijnsinkomsten.
De maatschappelijke kosten van roken zijn lager dan de nationale opbrengsten: rokers gaan eerder dood.
Tabaksontmoediging leidt af van andere, ‘meer sexy’ problemen zoals obesitas en onderwijskwaliteit.
Verdere regulering kan leiden tot illegale praktijken waardoor de overheid controle op kwaliteit verliest.
Tabaksontmoediging botst met vrije marktwerking en het gegeven dat tabak een legaal product is.
Tabaksontmoediging is een impopulair onderwerp en dat is niet goed voor de fondsenwerving.
Preventie is geen taak van de fondsen maar van de overheid.
Tabaksontmoediging vergroot de maatschappelijke intolerantie voor rokers.
Consumentenorganisaties willen geen normen en waarden opdringen over lang en gezond leven.
Consumenten vinden roken lekker, prettig, gezellig en ontspannend.
Alle belanghebbenden
Alle belanghebbenden
Overheid
Overheid
Fondsen
Fondsen
Consumenten(organisaties) Consumenten(organisaties)
IndustrieIndustrie
Zorgverleners
Zorgverleners
VerzekeraarsVerzekeraars
De (lokale) overheid draagt verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid.
De rijksoverheid heeft zich tot tabaksontmoediging verplicht door het World Framework te ondertekenen.
De overheid kan via tabaksontmoediging op zorgkosten besparen.
De overheid kan door accijnsverhoging extra inkomsten genereren.
De overheid kan door tabaksontmoediging gezondheidsverschillen verkleinen tussen groepen.
De overheid kan illegale handel in tabak bestrijden door de vraag ernaar te verminderen.
De overheid kan zichzelf profileren door met tabaksontmoedigingsbeleid te laten zien waar ze voor staat.
De overheid kan haar ambitie verwezenlijken om als Nederland koploper in gezondheid te worden.
De fondsen zijn, gegeven hun opdracht, verplicht zich in te spannen voor tabaksontmoediging.
Tabaksontmoediging is voor de fondsen een manier om hun doelstelling te realiseren.
Deelname aan tabaksontmoediging is goed voor het imago van fabrikanten.
Tabaksfabrikanten en -verkopers vinden het belangrijk roken door jongeren te ontmoedigen.
Door te participeren in tabaksontmoediging kan de tabaksindustrie het beleid mede bepalen en vormgeven.
Tabaksontmoediging stimuleert innovatie van alternatieve producten.
Stoppen met roken is een lucratieve markt voor de farmaceutische industrie.
Niet-roken verhoogt de effectiviteit van sommige medicijnen en medische interventies.
Tabaksontmoediging leidt tot minder vermijdbare zorgconsumptie en verkort wachtlijsten.
Actieve participatie in tabaksontmoediging draagt bij aan het positieve imago van ‘gezondheidsverbeteraar’.
Verzekeraars kunnen kosten besparen omdat niet-rokers minder zorgkosten maken.
Verzekeraars kunnen tabaksontmoediging gebruiken om zich te onderscheiden en klanten aan te trekken.
De tabaksindustrie wil zichzelf niet met tabaksontmoediging om zeep helpen.
Tabaksontmoediging is niet de verantwoordelijkheid van de tabaksindustrie.
De tabaksindustrie wordt niet als een geloofwaardige partner gezien in tabaksontmoediging.
Tabaksontmoediging remt innovatie van tabaksproducten.
Stoppen met roken is niet altijd passend, bijvoorbeeld in de psychiatrie of voor terminale patiënten.
Mensen die stoppen met roken worden vaak zwaarder en kunnen daardoor diabetes type II krijgen.
Zorgverleners zijn bang dat hun relatie met patiënten verslechtert als zij roken aan de orde stellen.
Tabaksontmoediging maakt mensen gezonder, dit leidt tot omzetdaling.
Argumentenkaart participatie tabaksontmoediging
Consumenten die stoppen met roken houden geld over.
Niet-rokers leven langer dan rokers, ze hebben een betere gezondheid, voelen zich fitter en zien er beter uit.
Consumenten willen het beste voor hun kinderen en naasten, en dat is niet-roken.
Consumentenorganisaties moeten de meerderheid (niet-rokers) beschermen tegen roken.
© 2010in opdracht van: gemaakt door:
Wat zijn voor
belanghebbenden
argumenten voor
en tegen actieve
participatie in
tabaksontmoediging?
voor tegen
Verzekeraars kunnen niet controleren of hun verzekerden daadwerkelijk niet roken.
De effecten van tabaksontmoediging zijn pas op de lange termijn zichtbaar.
Verzekeraars willen zo veel mogelijk klanten binnenhalen, rokers en niet-rokers.
Pensioenverzekeraars hebben belang bij rokers die premie betalen maar relatief jong overlijden.
Tabaksontmoediging voorkomt dat kinderen en jongeren gaan roken.
Niet-rokers verzuimen minder, gaan later met pensioen en kosten de maatschappij minder geld.
Door tabaksontmoediging worden niet-rokers minder gehinderd en blootgesteld aan schadelijke stoffen.
Een programma voor tabaksontmoediging is goed voor onderzoeksinstellingen en belangenverenigingen.
Met tabaksontmoediging wordt ervaring opgedaan die ook op andere terreinen, zoals alcohol, bruikbaar is.
Tabaksontmoediging is niet nodig nu slechts 28 procent van de Nederlanders nog rookt.
Tabaksontmoediging is weinig effectief voor verstokte rokers en mensen die heel weinig roken.
Hoe minder mensen roken, hoe lager de opbrengsten van (dure) tabaksontmoediging.
Het is niet bekend hoe het percentage rokers op effectieve wijze verder kan worden verlaagd.
Negeren werkt beter dan aandacht geven, zonder tabaksontmoediging daalt het aantal rokers vanzelf.
Door tabaksontmoediging wordt roken interessanter en aantrekkelijker, dit leidt tot meer (jonge) rokers.
Roken is goed voor de maatschappij, het bevordert de sociale cohesie in de samenleving.
Roken is een individuele beslissing waar de overheid zich niet mee moet bemoeien.
Door tabaksontmoediging wordt er minder gerookt en dalen btw- en accijnsinkomsten.
De maatschappelijke kosten van roken zijn lager dan de nationale opbrengsten: rokers gaan eerder dood.
Tabaksontmoediging leidt af van andere, ‘meer sexy’ problemen zoals obesitas en onderwijskwaliteit.
Verdere regulering kan leiden tot illegale praktijken waardoor de overheid controle op kwaliteit verliest.
Tabaksontmoediging botst met vrije marktwerking en het gegeven dat tabak een legaal product is.
Tabaksontmoediging is een impopulair onderwerp en dat is niet goed voor de fondsenwerving.
Preventie is geen taak van de fondsen maar van de overheid.
Tabaksontmoediging vergroot de maatschappelijke intolerantie voor rokers.
Consumentenorganisaties willen geen normen en waarden opdringen over lang en gezond leven.
Consumenten vinden roken lekker, prettig, gezellig en ontspannend.
Alle belanghebbenden
Alle belanghebbenden
Overheid
Overheid
Fondsen
Fondsen
Consumenten(organisaties) Consumenten(organisaties)
IndustrieIndustrie
Zorgverleners
Zorgverleners
VerzekeraarsVerzekeraars
De (lokale) overheid draagt verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid.
De rijksoverheid heeft zich tot tabaksontmoediging verplicht door het World Framework te ondertekenen.
De overheid kan via tabaksontmoediging op zorgkosten besparen.
De overheid kan door accijnsverhoging extra inkomsten genereren.
De overheid kan door tabaksontmoediging gezondheidsverschillen verkleinen tussen groepen.
De overheid kan illegale handel in tabak bestrijden door de vraag ernaar te verminderen.
De overheid kan zichzelf profileren door met tabaksontmoedigingsbeleid te laten zien waar ze voor staat.
De overheid kan haar ambitie verwezenlijken om als Nederland koploper in gezondheid te worden.
De fondsen zijn, gegeven hun opdracht, verplicht zich in te spannen voor tabaksontmoediging.
Tabaksontmoediging is voor de fondsen een manier om hun doelstelling te realiseren.
Deelname aan tabaksontmoediging is goed voor het imago van fabrikanten.
Tabaksfabrikanten en -verkopers vinden het belangrijk roken door jongeren te ontmoedigen.
Door te participeren in tabaksontmoediging kan de tabaksindustrie het beleid mede bepalen en vormgeven.
Tabaksontmoediging stimuleert innovatie van alternatieve producten.
Stoppen met roken is een lucratieve markt voor de farmaceutische industrie.
Niet-roken verhoogt de effectiviteit van sommige medicijnen en medische interventies.
Tabaksontmoediging leidt tot minder vermijdbare zorgconsumptie en verkort wachtlijsten.
Actieve participatie in tabaksontmoediging draagt bij aan het positieve imago van ‘gezondheidsverbeteraar’.
Verzekeraars kunnen kosten besparen omdat niet-rokers minder zorgkosten maken.
Verzekeraars kunnen tabaksontmoediging gebruiken om zich te onderscheiden en klanten aan te trekken.
De tabaksindustrie wil zichzelf niet met tabaksontmoediging om zeep helpen.
Tabaksontmoediging is niet de verantwoordelijkheid van de tabaksindustrie.
De tabaksindustrie wordt niet als een geloofwaardige partner gezien in tabaksontmoediging.
Tabaksontmoediging remt innovatie van tabaksproducten.
Stoppen met roken is niet altijd passend, bijvoorbeeld in de psychiatrie of voor terminale patiënten.
Mensen die stoppen met roken worden vaak zwaarder en kunnen daardoor diabetes type II krijgen.
Zorgverleners zijn bang dat hun relatie met patiënten verslechtert als zij roken aan de orde stellen.
Tabaksontmoediging maakt mensen gezonder, dit leidt tot omzetdaling.
Argumentenkaart participatie tabaksontmoediging
Consumenten die stoppen met roken houden geld over.
Niet-rokers leven langer dan rokers, ze hebben een betere gezondheid, voelen zich fitter en zien er beter uit.
Consumenten willen het beste voor hun kinderen en naasten, en dat is niet-roken.
Consumentenorganisaties moeten de meerderheid (niet-rokers) beschermen tegen roken.
22 van onderop en van bovenaf
Prof. Dr Johan Mackenbach
Afdeling Maatschappelijke
Gezondheidszorg, Erasmus MC
2.1 De belangrijkste vermijdbare oorzaak van ziekte in NederlandRoken is verreweg de belangrijkste vermijdbare
oorzaak van ziekte in Nederland. Het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM) heeft dat inmiddels vele malen laten zien.
Op de ranglijstjes van de vierjaarlijkse
Volksgezondheid Toekomst Verkenning staat
roken als oorzaak van verlies van (gezonde)
levensjaren steeds weer op de eerste plaats, pas
op ruime afstand gevolgd door overgewicht, ver-
hoogde bloeddruk, gebrek aan lichaamsbeweging,
en overmatig alcoholgebruik1.
De meest recente cijfers van het RIVM laten zien,
dat de gemiddelde roker er door zijn of haar ver-
hoogde kans op overlijden maar liefst 4,1 levensja-
ren bij inschiet, en zelfs nog iets meer (4,6)
gezonde levensjaren. Omdat er zoveel rokers zijn,
is ook het effect op de gemiddelde levensverwach-
ting van de hele Nederlandse bevolking niet
gering. Als niemand zou roken, zou de levensver-
wachting van alle Nederlanders samen met 1,8
jaar stijgen, en de gezonde levensverwachting met
2,0 jaar. De vergelijking met drie andere belangrij-
ke risicofactoren in figuur 2 laat duidelijk zien dat
roken van deze factoren de meeste gezondheids-
schade teweegbrengt1.
Dat komt doordat veel ziekten vaker voorkomen
onder rokers dan onder niet-rokers. Er zijn inmid-
dels meer dan 40 ziekten waarvan in epidemiolo-
gisch onderzoek een verband is aangetoond met
roken. Nog steeds komen er nieuwe aandoeningen
bij waarvan het risico onder rokers is verhoogd.
Roken gaat niet alleen samen met een verhoogd
risico op hart- en vaatziekten, verschillende vormen
van kanker, en COPD, maar ook met een verhoogde
kans op bijvoorbeeld diabetes, oogaandoeningen
en depressie2.
De meeste van die ziekten komen ook onder niet-
rokers voor, maar minder vaak en op een minder
jonge leeftijd. Zo krijgen rokers gemiddeld in hun
69e levensjaar een hartinfarct, terwijl dat bij niet-
rokers pas in hun 77e jaar is. Hierdoor is roken
ook een belangrijke risicofactor voor vervroegde
uittreding uit het arbeidsproces. Omdat roken, in
tegenstelling tot bijvoorbeeld overgewicht, sterk
samenhangt met ziekten waaraan je ook kunt
overlijden, sterft de helft van alle langdurige rokers
uiteindelijk aan een tabaksgerelateerde ziekte. De
helft daarvan overlijdt op middelbare leeftijd, zo’n
20-25 jaar eerder dan anders het geval zou zijn
geweest1.
Tabak is het enige consumentenproduct dat dode-
lijk is als het wordt gebruikt waar het voor bedoeld
is. Tabaksrook brengt namelijk een verbijsterend
aantal schadelijke stoffen diep in het menselijk
lichaam, waaronder nicotine, koolmonoxide en
ongeveer 20 kankerverwekkende stoffen (carcino-
genen). Nicotine is een psychoactieve stof die bin-
nen 10 seconden na inhalatie van tabaksrook de
hersenen bereikt en een stimulerend effect heeft.
Er ontstaat gemakkelijk afhankelijkheid, met psy-
chische en fysieke onthoudingsverschijnselen.
Nicotine laat in het lichaam ook adrenaline vrijko-
men, waardoor de hartslag oploopt, de bloeddruk
stijgt en allerlei andere effecten op het hartvaat-
stelsel optreden. Samen met koolmonoxide, dat
het zuurstofdragende vermogen van rode bloedli-
chaampjes vermindert, verhoogt nicotine het risi-
co op hart- en vaatziekten. De kankerverwekkende
stoffen in tabaksrook ontstaan door de smeulende
verbranding van het organische materiaal in
tabaksblad. In het menselijk lichaam leiden ze tot
DNA-schade, waardoor in vele organen ongerem-
de celgroei kan ontstaan.
2. Nederland veel te slap tegen roken
23
illus
trat
or:
Dik
Klu
t
Figuur 2: Effecten van risicofactoren op (gezonde) levensverwachting in de totale Nederlandse bevolking uit 2007.1
24 van onderop en van bovenaf
2.2 Te langzame daling van het percentage rokers in NederlandKort na de Tweede Wereldoorlog verschenen de
eerste berichten over de relatie tussen longkanker
en roken. Die waren afkomstig uit patiënt-contro-
le-onderzoeken, waarin longkankerpatiënten wer-
den vergeleken met controlepersonen zonder de
ziekte, in dit geval ziekenhuispatiënten die voor
een andere aandoening waren opgenomen. Zo
rapporteerden de Engelse onderzoekers Richard
Doll en Austin Bradford Hill al in 1950 dat zich
onder longkankerpatiënten meer rokers bevonden
dan onder de controlepatiënten, wat een aanwij-
zing was dat roken de oorzaak van longkanker zou
kunnen zijn.
Deze bevinding was aanleiding om een prospec-
tief onderzoek naar deze relatie op te zetten dat
meer zekerheid over een oorzakelijk verband zou
opleveren. Dit werd de beroemde Britse dokters-
studie waaraan meer dan 10.000 artsen deelna-
men en waaruit de eerste resultaten in 1964 wer-
den gepubliceerd. Longkanker bleek onder rokers
ongeveer 20 keer vaker voor te komen dan onder
niet-rokers 3,4.
Dankzij deze en andere studies was er vanaf het
midden van de jaren ’60 geen redelijke twijfel
meer dat roken longkanker kon veroorzaken, en
toen kwam geleidelijk een steeds sterkere anti-
rookbeweging op gang. Die begon met voorlich-
ting, maar breidde zijn arsenaal aan interventies
en maatregelen in de loop der jaren steeds verder
uit. Het resultaat was dat vanaf de jaren ’60 het
sigarettenroken in veel landen, ook in Nederland,
behoorlijk begon te dalen.
Aan het eind van de jaren ’50 rookte nog bijna
90% van de Nederlandse mannen, en in de jaren
’60 en ’70 daalde dat percentage snel.
Aanvankelijk namen de rookcijfers onder vrouwen
nog enigszins toe, maar ook daar trad vanaf het
begin van de jaren ’60 een daling op. Het gevolg
was dat rond 1980 nog slechts 38% van de bevol-
king van 15 jaar en ouder rookte. Figuur 3 geeft een
overzicht van deze trend.
Terwijl in veel andere westerse landen de daling
zich ook daarna in een behoorlijk tempo voortzet-
te, stokte de afname van het percentage rokers in
Nederland na 1980. Over de totale periode 1980
tot 2008, dus gedurende bijna drie decennia, bleef
de daling beperkt tot iets meer dan 10%-punten:
het percentage rokers zakte van 38 naar 28%.
Een groot deel van die daling deed zich na het jaar
2000 voor: in de jaren ’80 en ’90 bleef het percen-
tage rokers in Nederland vrijwel stabiel.
Als gevolg van deze trage daling is het percentage
rokers in Nederland al geruime tijd relatief hoog in
Figuur 3. Trendgrafiek van het percentage rokers in de Nederlandse bevolking in afgelopen 50 jaar 1
1958
1963
1967
1970
1975
1980
1981
1982
1983
1984
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
60
50
40
30
20
jaartal
rokers %
25
vergelijking met andere westerse landen. Dit geldt
vooral voor vrouwen. De prijs die de volksgezond-
heid hiervoor betaalt is erg hoog: Nederland hoort
in Europa bij de ‘kopgroep’ van landen met de
hoogste incidentie van en sterfte aan longkanker5.
Mede door de hoge sterfte aan rokengerelateerde
ziekten is de stijging van de levensverwachting in
Nederland in de jaren ’80 en ’90 gestagneerd en
heeft de Nederlandse levensverwachting een ach-
terstand opgelopen op veel andere westerse lan-
den6.
Doordat maatregelen gericht op tabaksontmoedi-
ging meer succes hebben gehad onder mensen
met een hogere sociaal-economische status
(hogere opleiding, hoger inkomen), zijn er grote
verschillen in rookgedrag ontstaan binnen de
bevolking7. De hogere rookcijfers onder mensen
met een lagere sociaal-economische status zijn
daardoor in veel westerse landen zelfs de belang-
rijkste oorzaak van sociaal-economische gezond-
heidsverschillen geworden8. Ook in Nederland
kan verminderen van de hoge rookcijfers onder
mensen met een lagere opleiding of inkomen een
belangrijke bijdrage leveren aan het terugdringen
van sociaal-economische gezondheidsverschillen9.
2.3 Terughoudend anti-tabaksbeleid in Nederland De trage daling van het percentage rokers in
Nederland heeft een duidelijke oorzaak: het jaren-
lang terughoudende anti-tabaksbeleid van de
Nederlandse overheid. Voor veel onderdelen van
een modern anti-tabaksbeleid, zoals waarschuwin-
gen op verpakkingen, prijsverhogingen door hoge-
re accijns, rookvrije werkplekken, openbare gebou-
wen en horeca, publiekscampagnes, reclamever-
boden, en actief aanbieden van ondersteuning bij
stoppen met roken, geldt dat ze in Nederland later
en/of minder volledig zijn ingevoerd dan in veel
andere landen. Uit internationale vergelijkingen
van het anti-tabaksbeleid blijkt, dat Nederland zelfs
in 2007, na een inhaalslag in de eerste jaren van
deze eeuw, nog in de middenmoot van Europa zat10.
De grote economische belangen die met de pro-
ductie en verkoop van sigaretten zijn gemoeid,
speelden hierbij een grote rol. Een belangrijke oor-
zaak van het feit dat de Nederlandse overheid een
halfslachtiger anti-tabaksbeleid heeft gevoerd dan
veel andere landen, is dat ons land een grote en
krachtige tabaksindustrie had, die zelf ook met
een actieve lobby politici heeft beïnvloed (en nog
beïnvloedt).
De tabaksindustrie heeft zich na het bekend wor-
den van de gezondheidsrisico’s van roken actief
ingespannen, om deze risico’s tegen te spreken of
verborgen te houden en het publieke en politieke
debat over mogelijke beperkende maatregelen te
beïnvloeden. De fabricage en handel in tabak zijn
geconcentreerd bij enkele multinationale bedrijven
die over grote economische macht beschikken.
De journalist Joop Bouma heeft in 2001 een boek-
je opengedaan over de Nederlandse tabakslob-
by11. In 1998 sloot de internationale tabaksindu-
strie een miljardenschikking met de Amerikaanse
overheid om het risico op succesvolle financiële
claims van individuele rokers af te kopen. In ruil
daarvoor moesten de tabaksfabrikanten hun inter-
ne bedrijfsdocumenten via internet toegankelijk
maken.
Deze documenten onthulden de details van een
jarenlange strategie van de tabaksindustrie om
desinformatie over de gezondheidsrisico’s van
roken te verspreiden, en om in het geheim invloed
uit te oefenen op de politieke besluitvorming over
het anti-tabaksbeleid. Uit de documenten blijkt dat
men bewust de verslavende werking van sigaretten
heeft vergroot door het nicotinegehalte te verho-
gen, actief informatie over de schadelijke werking
van tabak heeft achtergehouden en met financiële
incentives wetenschappers en politici heeft beïn-
vloed om het maatschappelijke debat naar zijn
hand te zetten.
Ook in Nederland is de regering met economische
argumenten onder druk gezet om anti-tabaks-
maatregelen te matigen of te temporiseren, en is
26 van onderop en van bovenaf
het publiek met campagnes als “Roken moet
mogen” en “Roken? We komen er samen wel uit”
gesterkt in het idee dat roken een vrije keus is en
moet blijven. Als gevolg van al deze tegenwerking
is een advies van de Gezondheidsraad uit 1975,
waarin een reeks van maatregelen wordt bepleit
om tabaksgebruik terug te dringen, grotendeels
genegeerd. Veel van de in dit advies voorgestelde
maatregelen werden zodoende pas in de loop van
de jaren ’90 en na het jaar 2000 ingevoerd11.
Wie meent dat deze tijd lang achter ons ligt lijdt
aan wensdenken. De tabaksindustrie is nog steeds
onverminderd actief in het afremmen van tabaks-
ontmoedigingsbeleid. Een recente illustratie daar-
van is de financiële steun van de tabaksindustrie
aan de juridische acties van kleine horecaonderne-
mers tegen het rookverbod in de Nederlandse
horeca. Het is niet voor niets dat in de ook door
Nederland ondertekende Framework Convention
for Tobacco Control strikte richtlijnen zijn opgeno-
men voor de omgang tussen industrie en overheid12.
2.4 Stevig doorpakken is gebodenGelukkig is het anti-tabaksbeleid de laatste jaren
wat krachtdadiger geworden. Vooral onder
Minister Borst (D’66) zijn aan het einde van de
jaren ’90 enkele belangrijke stappen gezet. Een
belangrijke mijlpaal is de wijziging van de
Tabakswet in 2002, die onder meer leidde tot een
verbod op tabaksreclame en -sponsoring, de
instelling van een leeftijdsgrens van 16 jaar voor
tabaksverkoop en de verplichting voor werkgevers
om werknemers een rookvrije werkplek te bieden.
Daarnaast zijn er ook meer in het oog lopende
gezondheidswaarschuwingen op tabaksverpakkin-
gen geplaatst, is de accijns flink verhoogd en zijn
de voorlichtingscampagnes geïntensiveerd.
Mede dankzij deze maatregelen is het percentage
rokers in Nederland in het begin van deze eeuw
voor het eerst onder de 30% gekomen. Hiermee
bevindt Nederland zich op Europese ranglijstjes in
de middenmoot, dus reden voor tevredenheid is er
nog niet. Verschillende landen hebben beduidend
lagere rookcijfers. Zo ligt in Zweden het percentage
rokers rond de 18 (overigens mede dankzij het
gebruik van ‘snus’, een soort snuiftabak) en in het
Verenigd Koninkrijk op 21. Er blijkt een samenhang
te zijn tussen de hoogte van het percentage rokers
en de kracht van het anti-tabaksbeleid: landen met
een krachtiger en meer samenhangend anti-
tabaksbeleid hebben in het algemeen een lager
rookcijfer13.
Duidelijk is inmiddels dat de doelstelling uit de
Preventienota van het Ministerie van VWS uit
2006, om het percentage rokers in 2010 terug te
brengen naar 20%, niet is gehaald. Het is daarom
zaak het anti-tabaksbeleid verder te intensiveren,
door beter gebruik te maken van een aantal bewe-
zen effectieve maatregelen, zoals uitbreiding van
rook- en reclameverboden, verdere verhoging van
de accijns en vergroting van het bereik van goede
stopondersteuning in de gezondheidszorg.
Een verhoging van het budget voor anti-tabaks-
beleid is daarbij onontbeerlijk. Nederland geeft
aan rookbestrijding een belachelijk laag bedrag uit:
volgens de meest recente schattingen slechts
€13,6 miljoen per jaar, dus slechts enkele euro’s
per roker14. Bovendien gaat het hierbij om groten-
deels ad hoc financiering die van jaar tot jaar flink
kan variëren. Ten opzichte van de inspanningen
van de tabaksindustrie om mensen aan het roken
te krijgen en te houden, is dat een schijntje.
Gezien de opbrengst van de tabaksaccijns, die in
Nederland een astronomische €2,5 miljard per
jaar bedraagt, kan het niet moeilijk zijn het hier-
voor benodigde geld te vinden.
27
2.5 Literatuurverwijzingen1. Van der Lucht F, Polder J. Van gezond naar beter. Kernrapport
Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010. Bilthoven: RIVM,
2010.
2. US Department of Health and Human Services. The health conse-
quences of smoking: a report of the Surgeon General. Atlanta:
Centers for Disease Control and Prevention, 2004.
3. Doll R, Hill AB. Mortality in relation to smoking: ten years' observa-
tions of British doctors. BMJ 1964;248:1399-1410.
4. Doll R, Hill R, Boreham J, Sutherland I. Mortality in relation to
smoking: 50 years’ observations on British doctors. BMJ
2004;328:1519-1526.
5. Harbers MM, Wilk EA van der, Kramers PGN, Kuunders MMAP,
Verschuuren M, Eliyahu H, Achterberg PW. Dare to compare.
Benchmarking Dutch health with the European Community Health
Indicators (ECHI). Bilthoven: RIVM, 2008.
6. Janssen F, Kunst AE, Mackenbach JP. Variations in the pace of old-
age mortality decline in seven European countries, 1950-1999: the
role of smoking and other factors earlier in life. Eur J Population
2007; 23:171-188.
7. Huisman M, Kunst AE, Mackenbach JP. Educational inequalities in
smoking among men and women aged 16 years and older in 11
European countries. Tobacco Control; 2005; 14: 106-113.
8. Mackenbach JP, Huisman M, Andersen O, Bopp M, Borgan J-K,
Borrel C, Costa G, Deboosere P, Donkin A, Gadeyne S, Minder Chr,
Regidor E, Spadea T, Valkonen T, Kunst AE. Inequalities in lung
cancer mortality by the educational level in 10 European populations.
Eur J Cancer 2004; 40: 126-135.
9. Mackenbach JP, Stronks K. A strategy for tackling health inequalities
in the Netherlands. BMJ 2002; 325: 1029-1032.
10. Joossens L, Raw M. The tobacco control scale: a new scale to
measure country activity. Tob Control 2006;15:247-253.
11. Bouma J. Het rookgordijn. De macht van de Nederlandse tabaksin-
dustrie. Uitgeverij Veen, 2001.
12. WHO Framework Convention on Tobacco Control. Guidelines for
implementation. Article 5.3, article 8, article 11, article 13. URL:
http://whqlibdoc.who.int/publications/2009/9789241598224_eng.pdf
13. Schaap MM, Kunst AE, Leinsalu M, Regidor E, Ekholm O, Dzurova
D, Helmert U, Klumbiene J, Santana P, Mackenbach JP. Effect of
nationwide tobacco control policies on smoking cessation in high
and low educated groups in 18 European countries. Tob Control.
2008;17:248-55.
14. Post NAM, de Bekker-Grob EW, Mackenbach JP, Slobbe LCJ. Kosten
van preventie in Nederland 2007. Bilthoven:RIVM, 2010.
28 van onderop en van bovenaf
40
35
30
25
20
15
10 1980 1988 1998 2008
60
50
40
30
20
101980 1988 1998 2008
Prof. Dr. Marc Willemsen
CAPHRI (Universiteit Maastricht) en
STIVORO
Bijna een derde van de volwassenen rookt sigaret-
ten of shag. De andere tweederde wordt vaak of
minder vaak blootgesteld aan tabaksrook. Beide
groepen kunnen vroeg of laat te maken krijgen
met chronische ziekten door het inademen van
tabaksrook. De rokers uiteraard eerder en ernstiger.
Roken veroorzaakt 13% van alle ziektelast in
Nederland1. Rokers leven gemiddeld 4 jaar korter.
Het aantal gezonde levensjaren (vrij van chroni-
sche ziekten) dat ze verliezen is nog groter. De
chronische ziekten die roken veroorzaakt beperken
iemands kwaliteit van leven in hoge mate. Denk
aan longemfyseem en andere chronische lucht-
wegaandoeningen, hart- en vaatziekten, beroerte
en diabetes. De productie, verkoop en consumptie
van tabak vormen dus een ernstige bedreiging
voor de gezondheid van de bevolking en hebben
direct gevolgen voor de inzetbaarheid van de
beroepsbevolking. Gelukkig is de populariteit van
de consumptie van tabak in de afgelopen 50 jaar
sterk afgenomen. De samenleving neemt geleide-
lijk steeds meer afscheid van het roken. Deels
komt dit door de inherente onaantrekkelijkheid
van het product voor de consument: je wordt er
immers ziek van en sterft er uiteindelijk aan.
3.1 Het roken in de samenleving is beïnvloedbaarAls we de dalende lijn van het roken bestuderen,
valt op dat dit niet geleidelijk gebeurt, maar met
horten en stoten (Figuur 3). In sommige jaren zie
je een plotselinge daling van een of meer procen-
ten en in andere jaren lijkt er nauwelijks iets te
gebeuren of veert de lijn weer wat terug. Dit duidt
erop dat er oorzaken zijn die plotselinge 'schokjes'
veroorzaken. De dalingen zijn zonder uitzondering
terug te voeren op externe factoren, zoals de
invoering van nieuwe regelgeving (de rookvrije
werkplek begin 2004) en campagnes (bijv. de
stoppen-met-roken millenniumcampagne). Een
belangrijke les hieruit is dat het roken in de
samenleving beïnvloedbaar is.
3. Het Nederlands tabaksbeleid in internationaal perspectief: Van Hekkensluiter naar trendsetter
De enige uitzondering is de daling van 2000 naar 2001. Dit werd veroorzaakt door een kunstmatige 'externe factor', namelijk een verandering
in onderzoeksmethode (van face-to-face naar interviewen via internet).
Figuur 4. Mannen internationaal gezien Figuur 5. Vrouwen internationaal gezien
Californië
Canada
Australië
Finland
UK
Nederland
jaartal
rokers %
jaartal
rokers %
29
3.2 Nederland heeft in de jaren negentig achterstand opgelopenDe afname van roken in Nederland vertoont het-
zelfde patroon als in andere ontwikkelde landen.
Dit is goed te zien in figuur 4 en 5. De figuren
tonen trends in het percentage rokende mannen
en vrouwen in de afgelopen 30 jaar in Nederland
en vijf andere landen. Hieruit blijkt dat Nederland
wat betreft de snelheid van de afname van het
roken in de samenleving redelijk in de pas loopt
met andere landen. Overal is sprake van grofweg
dezelfde 'hellingshoek'.
Wat verder opvalt is dat Nederland, althans in ver-
gelijking met deze vijf landen, achterloopt. In de
afgelopen 10 jaar is wel een inhaalslag gemaakt.
In deze periode is de rookvrije werkplek ingevoerd,
zijn er gezondheidswaarschuwingen op de sigaret-
tenpakjes gekomen, zijn verschillende accijnsver-
hogingen gerealiseerd en zijn twee intensieve
stopcampagnes gevoerd. Toch blijft Nederland
achterlopen. Met name in de periode 1988-1998
is Nederland min of meer stil blijven staan. Het
roken is bij ons hierdoor minder gemarginaliseerd,
waardoor het draagvlak voor verdergaande maat-
regelen minder groot is dan in de andere landen
op dit moment. Nederland is in veel opzichten
vergelijkbaar met Australië 20 jaar geleden en
Engeland 10 jaar terug. Voor een maatregel die
anno 2010 in Australië of de UK kan worden in-
gevoerd, is de Nederlandse samenleving nog niet
helemaal 'rijp'. We moeten echter niet 10 tot 20
jaar te wachten totdat deze maatregelen ook in
Nederland kunnen worden ingevoerd. Het is
mogelijk om dit proces te versnellen door lessen
te trekken uit de ervaringen van de landen die ons
zijn voorgaan. Eén manier om dit te doen is door
wetenschappelijk onderzoek. Nederland partici-
peert daarom sinds 2007 in het 'International
Tobacco Control Policy Evaluation Project' (ITC
project). Een van de bevindingen uit dit onderzoek
is dat de mate waarin rokers het rookverbod in de
horeca in Nederland accepteerden veel lager was
dan in alle ander ITC landen2. Een belangrijke pri-
oriteit voor de overheid zou dan ook moeten zijn
om het verbod beter te handhaven en draagvlak
voor de maatregel te creëren via gerichte publieks-
voorlichting.
Het ITC onderzoek
Het International Tobacco Control Policy
Evaluation Project (ITC project) is een groot-
schalig onderzoek naar de effecten van tabaks-
ontmoedigingsmaatregelen, waarbij meer dan
80 wetenschappers uit 21 landen betrokken
zijn. ITC is speciaal ontwikkeld om de imple-
mentatie van de FCTC richtlijnen van de WHO
(zie verder) te ondersteunen met wetenschap-
pelijk onderzoek31. Door de impact van de
nieuwste maatregelen in trendsettende landen
direct te vergelijken met andere landen die
maatregelen nog niet invoeren, wordt waarde-
volle informatie verzameld waar minder voor-
uitstrevende landen hun voordeel mee kunnen
doen.
3.3 Nederland en de rest van de wereld: FCTCDe ontwikkeling van het roken in een samenleving
wordt wel voorgesteld als een epidemie, die eerst
aanzwelt en steeds meer volgers kent, maar na
verloop van tijd ook veel slachtoffers, waarna de
epidemie geleidelijk afneemt, naarmate het aantal
slachtoffers dusdanig groot wordt dat er sociale
processen in de samenleving ontstaan die het
roken gaan reguleren3. Dit is in figuur 6 weergege-
ven. In de grafiek is ook te zien hoe de sterfte aan
longkanker door het roken een vergelijkbare ver-
spreidingscurve heeft, echter pas ongeveer 20 jaar
later te zien is. Doordat de relatie tussen roken en
sterfte zover uit elkaar ligt in de tijd, reageren
samenlevingen doorgaans erg traag op de epide-
mie. Culturele, politieke en sociaal-economische
factoren (waaronder activiteiten van de tabaksin-
dustrie) binnen de 'ontvangende' samenleving
bepalen het startmoment van de epidemie, de
snelheid van het verloop ervan, de hoogte van de
piek in rokersprevalentie en uiteindelijk het aantal
chronisch zieken en vroegtijdige sterfte.
Terwijl de epidemie in ontwikkelde landen inmid-
dels steeds meer onder controle komt, neemt het
30 van onderop en van bovenaf
Figuur 6. Tabaksepidemie [Lopez et.al. 1994]
probleem in ontwikkelende landen toe. De
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft daar-
om de bestrijding van het roken als een van haar
belangrijkste speerpunten genomen. Het is
immers cruciaal dat de landen die nu bezig zijn
hun welvaartsniveau te verhogen, niet ook in snel
tempo het roken overnemen. Beter is om te voor-
komen dat in Afrika en Azië roken in dezelfde
mate voet aan de grond krijgt als in Westerse lan-
den, waar een moeizaam proces in gang moest
komen om het roken weer te de-normaliseren.
Vanuit deze gedachte begon de WHO in 1995 aan
de ontwikkeling van een internationaal verdrag om
het roken mondiaal tegen te gaan. Na een langdu-
rig proces van internationale onderhandelingen
werd in 2003 een internationaal kaderverdrag vast-
gesteld (FCTC ofwel Framework Convention on
Tobacco Control). In 2005 werd dit onder interna-
tionale wetgeving bindend toen tenminste 40 lan-
den het verdrag ratificeerden. Nederland ratificeer-
de op 27 januari 2005. Het tabaksontmoedigings-
beleid van een land vindt sindsdien niet meer
plaats in een internationaal vacuüm, maar wordt
op wereldschaal aangepakt, 'aangestuurd' door de
WHO. Wat betekent dit voor Nederland?
Welke maatregelen moet Nederland nemen
van de WHO?
Nederland heeft zich door het ratificeren van
FCTC juridisch verplicht tot het implementeren
van een groot aantal maatregelen om het roken
terug te dringen.
Nederland heeft zich volgens het internationaal
recht verplicht om de volgende maatregelen uit
te voeren in het kader van de FCTC verdrag4.
Artikel 5.1. Het ontwikkelen en periodiek upda-
ten van een veelomvattend, multisectoraal
nationaal tabaksontmoedigingsstrategie, -plan
en -programma dat in overeenstemming is met
FCTC.
Artikel 5.2. Het opzetten en financieren van een
nationaal coördinatie centrum of -steunpunt
voor tabaksontmoediging dat belast is met het
uitwerken van dit plan.
Artikel 5.3. Bij het opzetten en implementeren
van tabaksontmoedigingsbeleid dienen maat-
regelen genomen te worden om dit beleid te
beschermen tegen de commerciële en geves-
tigde belangen van de tabaksindustrie.
31
Artikel 5.6 Het leveren van een financiële bijdra-
ge aan het opzetten van bilaterale en multilate-
rale subsidiemogelijkheden om effectieve
implementatie van FCTC mogelijk te maken.
Artikel 6. Het voeren van een accijns- en prijs-
beleid om de tabaksconsumptie te verminderen.
Artikel 8. Implementeren van wettelijke maatre-
gelen om de bevolking te beschermen tegen
tabaksrook op de werkplek, in het openbaar
vervoer en – waar gewenst – in andere openba-
re ruimten. In een aanvullende richtlijn van de
WHO is gesteld dat campagnes gevoerd moe-
ten worden om de bevolking voor te lichten
over de gezondheidsgevolgen van meeroken
en de noodzaak van het rookverbod12.
Artikel 9. Het treffen van maatregelen om de
inhoud en emissies van tabaksproducten te
testen.
Artikel 10. Het opeisen bij tabaksfabrikanten
van de ingrediëntenlijst en bijbehorende emis-
sies van hun producten en het informeren van
het publiek over de ingrediënten en emissies.
Artikel 11. Verbieden van verpakkingen die de
suggestie kunnen wekken dat een product min-
der schadelijk is dan andere producten, inclu-
sief aanduidingen als 'licht', en 'mild'. Verplicht
stellen van roterende gezondheidswaarschu-
wingen op tenminste 30% van de voorzijde,
maar liefst tenminste 50% van de voorzijde
van de verpakking. Deze waarschuwingen kun-
nen foto's bevatten.
Artikel 12. Het promoten en versterken van
publiek bewustzijn van het belang van tabaks-
ontmoediging, gebruikmakend van alle
beschikbare communicatiemiddelen. Meer
specifiek dient elk land het volgende te doen.
Het publiek breed toegang verlenen tot effec-
tieve en uitgebreide voorlichting over de
gezondheidsrisico's van roken, inclusief de ver-
slavende aspecten ervan en de risico's van
blootstelling aan omgevingstabaksrook. Het
publiek dient actief geïnformeerd te worden
over deze risico's. Het publiek dient ook vrije-
lijk toegang te krijgen tot informatie over de
tabaksindustrie voorzover dit kan bijdragen
aan het gezondheidsdoel van FCTC. Verder die-
nen er trainings- of bewustwordingsprogram-
ma's over tabaksontmoediging te worden aan-
geboden aan relevante professionals zoals art-
sen, besluitvormers, media, buurtwerkers en
leraren. Publieke en private organisaties moe-
ten worden geïnformeerd en betrokken bij het
ontwikkelen van intersectorale programma's
en strategieën voor tabaksontmoediging. Tot
slot dient het publiek te worden geïnformeerd
over de nadelige gevolgen voor de gezondheid,
economie en milieu van de productie en con-
sumptie van tabak.
Artikel 13. Het verbieden van alle vormen van
tabaksreclame- of promotie (voorzover natio-
nale wetgeving dit mogelijk maakt).
Artikel 14. Het ontwikkelen en verspreiden van
evidence-based richtlijnen voor de behandeling
van tabaksverslaving. Het implementeren van
effectieve stoppen-met-rokenprogramma's in
settings zoals scholen, gezondheidszorgfacili-
teiten, werkplekken en sportfaciliteiten. Het
opnemen van de diagnose en behandeling van
tabaksverslaving en counseling in nationale
voorlichtingsprogramma's en -strategieën. Het
opzetten van faciliteiten voor het diagnostice-
ren en behandelen van tabaksverslaving in de
gezondheidszorg. Het samenwerken met ande-
re partijen teneinde de verkrijgbaarheid van
hulpmiddelen voor de behandeling van tabaks-
verslaving, waaronder farmaceutische hulpmid-
delen, te vergemakkelijken en goedkoper te
maken.
Artikel 15. Het nemen van noodzakelijke maat-
regelen om tabaksproducten te kunnen trace-
ren, om smokkel ervan tegen te gaan. Het
opstellen of versterken van regelgeving om ille-
gale handel in tabaksproducten tegen te gaan.
32 van onderop en van bovenaf
Artikel 16. Het verbieden van verkoop van tabak
aan minderjarigen, bij voorkeur onder de 18.
Het verbieden van het plaatsen van tabakspro-
ducten in winkelschappen of andere plaatsen
waar consumenten er zonder winkelbediende
bij kunnen komen. Er dienen strafmaatregelen
(boetes) ingesteld te worden voor verkopers
die in overtreding zijn. Landen worden verder
verwacht zich in te spannen voor de volgende
(niet verplichte) maatregelen. Het verbieden
van verkoop van losse sigaretten en sigaretten
in kleine verpakkingen, een verbod op versprei-
ding van gratis tabaksproducten en het nemen
van maatregelen zodat minderjarigen geen
sigaretten kunnen krijgen uit sigarettenauto-
maten dan wel volledig verbod op sigaretten-
automaten. Er wordt ook gesteld dat landen
het kopen van sigaretten door minderjarigen
(of jongeren onder de 18) zelf, strafbaar zou-
den moeten maken.
Artikel 17. Het aanbieden van economisch
levensvatbare alternatieven (steun) aan werk-
nemers in de tabakssector en – indien relevant
– verkopers van tabak.
Artikel 20. Onderzoek en monitoring. Het sti-
muleren van wetenschappelijk onderzoek op
het gebied van tabaksontmoediging. Het sti-
muleren van training en ondersteuning aan
allen die betrokken zijn bij tabaksontmoedi-
ging, inclusief onderzoek, implementatie en
evaluatie. Het opzetten van onderzoekspro-
gramma's om de omvang, ontwikkeling, deter-
minanten en gevolgen van tabaksgebruik en
blootstelling aan tabak op nationaal, regionaal
en mondiaal niveau te monitoren. Landen die-
nen ernaar te streven om een nationaal
systeem op te zetten van epidemiologische
monitoring van tabaksconsumptie en de socia-
le, economische en gezondheidsindicatoren
ervan. Het opzetten van een database met
informatie over de stand van zaken met betrek-
king tot nationale wetgeving op gebied van
tabaksontmoediging, trends in tabakscon-
sumptie, en, zover ze impact kunnen hebben
op FCTC activiteiten, activiteiten van de tabaks-
industrie.
Artikel 21. Elk land dient periodiek aan het
secretariaat van de WHO te rapporteren over
de voortgang van de implementatie van FCTC.
Artikel 22. Landen dienen maatregelen te
nemen om hun technische, wetenschappelijke
en juridische capaciteit zodanig te versterken
dat ze aan de verplichtingen van de FCTC kun-
nen voldoen. Hiermee wordt bedoeld dat lan-
den ervoor moeten zorgen, voorzover dat in
hun mogelijkheden ligt, om nationale kennis,
vaardigheden, capaciteit en expertise te ontwik-
kelen om een effectief nationale tabaksontmoe-
diging mogelijk te maken en de in artikel 12
genoemde activiteiten goed te kunnen uitvoeren.
De FCTC maatregelen worden ook wel in vereen-
voudigde vorm aangeduid als het 'MPOWER' pak-
ket5. De 5 kernelementen van MPOWER zijn
bescherming tegen meeroken, stoppen-met-roken
ondersteuning, campagnes over de gezondheidss-
gevaren, reclameverbod, prijsverhoging en een
systeem om voortgang te monitoren.
MPOWER
Monitor tobacco use and prevention policies
Protect people from tobacco smoke
Offer help to quit tobacco use
Warn about the dangers of tobacco
Enforce bans on tobacco advertising, promo-
tion and sponsorship
Raise taxes on tobacco
3.4 Het FCTC verdrag leeft nog onvoldoende in NederlandMet de huidige regelgeving voldoet Nederland,
met wat goede wil, op papier al wel aan veel van
de FCTC-verplichtingen. Momenteel hebben 168
landen het FCTC verdrag geratificeerd. Vergeleken
met veel van deze landen doet Nederland het rela-
tief goed6. Maar als we Nederland vergelijken met
andere ontwikkelde, Westerse landen ontstaat een
heel ander beeld. Dan blijkt dat Nederland op veel
33
punten nog tekort schiet. Nederland investeert
niet in campagnes om de bevolking voor te lichten
over de gevaren van het roken. Er bestaat in
Nederland geen echt centraal coördinatie-centrum
binnen de overheid voor tabaksontmoediging, laat
staan een centrum dat afgeschermd is van invloed
van de tabaksindustrie. De waarschuwingen op de
sigarettenpakjes voldoen slechts aan de absolute
minimumnorm. De leeftijdsgrens voor verkoop
van sigaretten is 16 in plaats van 18. Er wordt wel
gewerkt aan regulering en monitoring van emis-
sies van tabaksrook, maar niet van de ingrediënten
in tabak. Bovenal: de overheid voert geen centrale
regie om voor Nederland een geïntegreerd effec-
tief tabaksontmoedigingsbeleid te ontwikkelen en
te implementeren dat in lijn is met de FCTC
bedoeling. FCTC stimuleert overheden om een
tabaksontmoedigingsstrategie te ontwikkelen en
uit te voeren in samenwerking met maatschappe-
lijke organisaties, maar in Nederland lijkt het vrij-
wel geheel 'uitbesteed' te zijn aan deze maat-
schappelijke organisaties (STIVORO en de fond-
sen). Ook bestaat er geen inter-ministerieel
orgaan zoals in landen als Thailand en Australië
dat het tabaksontmoedigingsbeleid van de ver-
schillende belanghebbende ministeries coördi-
neert. In Nederland kan de tabaksindustrie dan
ook gemakkelijk het ministerie van VWS beïnvloe-
den via ministeries als Economische Zaken die
geen affiniteit met tabaksontmoediging hebben.
Tot op heden is er in Nederland betrekkelijk weinig
aandacht geweest voor de FCTC verplichtingen.
FCTC wordt weliswaar genoemd in het nationaal
programma tabaksontmoediging (NPT) 2006-
20107, maar de FCTC verplichtingen zijn nooit een
drijvende kracht bij het NPT geweest.
3.5 FCTC kan stimulans zijn voor tabaksontmoedigingVeel landen, vooral ontwikkelingslanden en (bin-
nen Europa) voormalige Oostbloklanden, hebben
het nieuwe FCTC kaderverdrag wel met beide han-
den aangegrepen om hun tabaksontmoedigings-
beleid met nieuw elan aan te pakken. Landen krij-
gen hierbij technische ondersteuning van de WHO
in de vorm van handleidingen en richtlijnen 8,9.
Voor het opstellen van nieuwe wetgeving op dit
gebied is een handleiding ontwikkeld10. In 1999 is
een internationaal samenwerkingsverband opge-
richt van meer dan 300 publieke en maatschappe-
lijke organisaties die zich met tabaksontmoediging
bezighouden. Dit is de Framework Convention
Alliance (FCA). De bedoeling ervan is om de
implementatie van FCTC te ondersteunen, de
voortgang ervan te monitoren en druk uit te voe-
ren op overheden om hun FCTC-verplichtingen na
te komen11. Momenteel is STIVORO de enige
Nederlandse deelnemer. Het zou goed zijn als
meer Nederlandse organisaties lid werden van de
FCA. Uit de eerste rapportage van FCA bleek dat
de meeste landen wel stappen hadden genomen
om FCTC maatregelen in te voeren, maar dat zij
op veel punten problemen ondervinden of weinig
voortgang boekten11. Veertien landen rapporteer-
den dat de tabaksindustrie op allerlei manieren
nieuwe regelgeving blokkeerde of erin slaagde om
maatregelen af te zwakken. In de meeste landen
waren nog geen specifieke maatregelen genomen
om ervoor te zorgen dat tabaksontmoedigingsbe-
leid gevrijwaard blijft van de belangen van de
tabaksindustrie. Artikel 5.3 van FCTC, waarin
afscherming van het beleid van tabaksindustrie
wordt geregeld, is dan ook een kritiek element om
de FCTC maatregelen effectief te kunnen imple-
menteren en verdient in elk land prioriteit. Een
belangrijke les was verder dat algemene overheids-
budgetten geen stabiele bron van financiering zijn
voor tabaksontmoediging. Landen als Thailand die
een speciale doelheffing van tabaksaccijns hebben
voor tabaksontmoediging, rapporteerden meer
stabiliteit en duurzaamheid11.
Artikel 5.3 van FCTC: bescherming van tabaks-
ontmoedigingsbeleid tegen de commerciële
belangen van de tabaksindustrie.
In 2009 heeft de WHO een richtlijn opgesteld
waarin wordt uitgewerkt hoe een land haar
tabaksontmoedigingsbeleid tegen de tabaksin-
dustrie kan beschermen12. Uitgangspunt is dat
er een fundamenteel en onoverbrugbaar con-
flict bestaat tussen de belangen van de tabaks-
industrie en volksgezondheidsbeleid. De WHO
34 van onderop en van bovenaf
doet onder meer de volgende dwingende aan-
bevelingen. Het vergroten van het bewustzijn
bij het publiek van de bemoeienis van de indu-
strie met tabaksontmoedigingsbeleid. Het
nemen van maatregelen om interacties met de
industrie te beperken en dit publiekelijk bekend
te maken als ze zich voordoen. De Engelse
overheid heeft in haar recente tabaksontmoedi-
gingsplan aangekondigd dat ze alle contacten
die zij heeft met de tabaksindustrie in het
kader van tabaksontmoedigingsbeleid voortaan
openbaar maakt13. Er dienen geen partner-
ships met de tabaksindustrie te worden
gemaakt in het kader van 'maatschappelijk ver-
antwoord ondernemen'. Activiteiten die de
industrie onder deze en vergelijkbare noemers
ontplooit worden door de WHO beschouwd als
PR-pogingen van de industrie om haar eigen
belangen veilig te stellen.
3.6 Nederland is binnen Europa terug gezakt tot niveau Polen en Roemenië De Europese Unie (EU) is voor Nederland eigen-
lijk op veel punten belangrijker dan de WHO. Op
enkele terreinen van het tabaksontmoedigingsbe-
leid – zoals accijnsheffing, productregulering en
reclame en sponsoring – hebben de lidstaten hun
nationale bevoegdheid geheel of gedeeltelijk aan
de EU overgedragen. Op deze terreinen voerde de
Europese Commissie namens de EU de onderhan-
delingen met de WHO. De EU ondersteunt haar lid-
staten bij het implementeren van de FCTC maatre-
gelen, en streeft naar zoveel mogelijk gelijkschake-
ling van anti-tabakwetgeving binnen de EU door
harmonisering en het vaststellen van minimum
eisen (bijvoorbeeld het percentage van sigaretten-
pakjes dat voorzien moet zijn van waarschuwin-
gen). Verder ondersteunt de EU implementatie van
de FCTC bepalingen binnen de EU, door onder-
zoekssubsidies, subsidies van netwerken als het
Europese netwerk van stoppen-met-roken hulplij-
nen (ENQ) en het European Network of Smoking
Prevention (ENSP) en de financiering van EU-brede
jongerencampagnes14. Ook heeft de Europese
Commissie een archief gecreëerd met foto's waar-
uit landen kunnen kiezen als zij de sigarettenpakjes
willen voorzien van afschrikwekkende foto's.
Als we tabaksontmoedigingsmaatregelen van
Nederland vergelijken met de andere EU landen
valt op dat Nederland door steeds meer landen
wordt ingehaald. Dit is goed te zien als we kijken
naar de score die Nederland heeft op de ' Tobacco
Controle Scale'. Een rangordeschaal die aangeeft
hoe een land presteert met betrekking tot zes door
de Wereldbank geadviseerde maatregelen. Deze
maatregelen komen grotendeels overeen met die
van de WHO. In 2004 behoorde Nederland nog
tot de voorlopers (de 7e plaats)15. Drie jaar later
was Nederland gezakt naar de 14e plaats, inge-
haald door landen als Polen, Roemenië en
Hongarije16. Door het rookverbod in de horeca zal
Nederland bij de volgende bepaling (eind 2010)
extra punten krijgen. Veel andere landen hebben
echter verdergaande maatregelen ingevoerd sinds
2006, zodat het niet ondenkbaar is dat Nederland
bij de volgende meting verder zakt in de rangorde
en richting 'hekkensluiter' gaat. Zo hebben inmid-
dels 6 landen foto's geplaatst op de sigarettenpak-
jes (België, UK, Malta, Letland, Roemenië,
Zwitserland). Turkije krijgt ze vanaf juli 2010 en
Noorwegen in 2011. Een andere punt waarop
andere landen het beter doen is het introduceren
van doelheffing, zodat een deel van de tabaksac-
cijns naar voorlichting en tabaksbestrijding gaat.
Hierdoor worden de beschikbare structurele bud-
getten voor tabaksontmoediging groter. Polen,
Bulgarije, Roemenië, Finland, Zwitserland, Servië
en IJsland hebben inmiddels doelheffing inge-
voerd14. Een andere ontwikkeling is het beperken
van de verkoop van sigaretten. In Nederland
mogen 16 jarigen sigaretten kopen. In veel andere
landen is dat 18 jaar. Een andere maatregel is de
zichtbaarheid van tabak in winkels en het toestaan
dat sigaretten nog via sigarettenautomaten mogen
worden verkocht. Zo heeft Ierland als eerste land
in Europa (in navolging van bijv. Canada, Thailand
en Australië) in 2009 bepaald dat tabaksproduc-
ten onder de toonbank moeten worden bewaard.
Noorwegen heeft begin dit jaar per wet geregeld
dat tabak niet meer mag worden uitgestald, met
uitzondering van tabaksspeciaalzaken. In IJsland
en de UK is men bezig met vergelijkbare wetgeving.
35
3.7 Van FCTC naar een samenhangend tabaksontmoedigingsbeleidEr bestaat internationaal behoorlijke wetenschap-
pelijke consensus over welke interventies effectief
zijn om het roken in een populatie terug te drin-
gen. De WHO en de Wereldbank zijn op basis van
de wetenschappelijke evidentie gekomen tot de
MPOWER maatregelen. Ook in Nederland is veel
kennis beschikbaar17,18. Door een setje effectief
bewezen maatregelen te adopteren heb je echter
nog niet automatisch een effectief tabaksontmoe-
digingsbeleid. Daarvoor is ook een visie nodig op
wat eerst moet worden aangepakt en wat later
(volgorde), hoe je dat voor elkaar kunt krijgen en
welke maatregelen elkaar versterken en hoe ze dat
doen. Er bestaat gelukkig veel ervaringskennis
waarvan gebruik kan worden gemaakt, zodat het
wiel niet opnieuw hoeft te worden uitgevonden8,
9, 19, 20.
Enkele ingrediënten zijn in elk geval belangrijk.
Een eerste ingrediënt is dat er centrale regie is
vanuit de overheid om de uitvoering van het actie-
programma krachtig te stimuleren en faciliteren.
Daarnaast is een brede maatschappelijke coalitie
nodig. Een tweede ingrediënt is dat er een gedeel-
de visie bestaat over hoe tabaksontmoediging
werkt. Een stap hierbij is begrijpen dat de determi-
nanten van het roken op populatieniveau verschil-
len van die van de individuele roker21. De geneti-
sche component (gevoeligheid voor verslaving aan
nicotine is deels erfelijk) en andere deels hiermee
samenhangende individuele verschillen tussen
mensen (waardoor de een eerder geneigd is om
met roken te beginnen dan wel makkelijker kan
stoppen met roken dan de ander) suggereren dat
het probleem van het roken goed aangepakt kan
worden via een hoog-risico benadering. Dit bete-
kent bijvoorbeeld ontwikkeling van klinische richt-
lijnen voor de behandeling van tabaksverslaving
door zorgprofessionals, vergoeding van stopon-
dersteuning en lesprogramma's op scholen. Deze
interventies vervullen zeker een belangrijke functie
binnen een geïntegreerd tabaksontmoedigings-
beleid. Ze hebben echter als losstaande interven-
ties nauwelijks impact op het percentage rokers in
de bevolking. Om het roken in Nederland terug te
dringen is daarom een populatie-benadering
nodig. Effectieve preventie van de schade door het
roken wordt alleen bereikt met een aanpak waarbij
de hele populatie verandert21. Het gedrag van
mensen is sterk sociaal gedetermineerd.
Uiteindelijk moet daarom de sociale norm ten
aanzien van roken in de samenleving als geheel
veranderen. Het heeft betrekkelijk weinig zin om te
proberen individuen te motiveren hun gedrag te
wijzigen, zolang dit gedrag nog steeds door hun
sociale omgeving wordt geaccepteerd en gestimu-
leerd. Alleen de sociale benadering pakt de wortels
van het probleem aan. Door de verschillende effec-
tief bewezen maatregelen aan dit principe te rela-
teren, ontstaat vanzelf een samenhangende aan-
pak. Californië levert ons een voorbeeld van hoe je
dat zou kunnen doen.
3.8 Californië: sociale acceptatie centraalHet centrale element binnen de Californische aan-
pak is de sociale norm benadering22. Dit houdt in
dat men probeert om rokers indirect te beïnvloe-
den door het creëren van een omgeving waarin
roken minder wenselijk, minder geaccepteerd en
minder zichtbaar is. Men richt zich hierbij op vol-
wassen rokers en niet-rokers en niet op jongeren23.
Jongeren gaan vanzelf minder roker als het roken
door de samenleving als geheel niet meer als gla-
moureus en positief wordt beschouwd. De centra-
le focus is dus de sociale acceptatie van het roken.
Het belang hiervan werd al in 1979 door de tabaks-
industrie onderkend: “The social acceptability
issue will be the central battleground on which our
case in the long run will be lost or won”24. Een
andere uitgangspunt is dat normverandering van
onderaf moet komen en niet van bovenaf opgelegd
kan worden. Dit betekent dat lokale burgerinitiatie-
ven (zoals acties gericht op een rookvrije leefom-
geving) cruciaal zijn en daarom actief ondersteund
moeten worden. In Amerika blijft men weg van
paternalisme. Er wordt niet tegen rokers gezegd
dat ze moeten stoppen vanwege hun gezondheid.
Men wekt wel brede publieke verontwaardiging op
door het blootleggen van tactieken van de tabaks-
industrie om jongeren te verleiden en te ontkennen
36 van onderop en van bovenaf
dat nicotine verslavend is. Hierdoor werd de
'schuld' bij de industrie gelegd voor het gezond-
heidsprobleem en niet bij de rokers, die meer als
slachtoffer worden gezien. In Californië is de
acceptatie van het roken afhankelijk gemaakt van
de wens van niet rokers om gevrijwaard te zijn van
tabaksrook en de wens van de bevolking om kinde-
ren tegen tabak te beschermen. Instrumentele fac-
toren waren doelheffing van accijnsverhoging op
tabak, zodat er voldoende budget is om campagnes
te voeren om dergelijke 'grassroot' bewegingen te
activeren en ondersteunen.
Het Californische model
De Californische aanpak bestaat uit de volgende
elementen (in volgorde van prioriteit):
1. Rookverboden (werkplek, horeca) op lokaal
niveau.
2. Grootschalige en aanhoudende campagnes
om de aandacht van het publiek voor het
onderwerp te krijgen, de ' agenda' te bepa-
len, sociale normen te beïnvloeden en loka-
le initiatieven te steunen. Men koos voor
campagnes gericht op sociale normen en
niet op individueel (stop)gedrag. De centra-
le campagneboodschappen waren gezond-
heidsschade door meeroken (44% van het
mediabudget) en de rol van de tabaksindu-
strie (34% van het budget)25. Voor stoppen
met rokencampagnes werd minder uitge-
trokken (20%).
3. Een belangrijke rol voor 'media advocacy',
onder meer gericht op het ontmaskeren
van intenties en activiteiten van de tabaks-
industrie.
4. Beperken van de beschikbaarheid van tabak
voor jongeren door verkoop- en reclame-
beperkingen.
5. Bevorderen van het stoppen met roken.
De door de staat gefinancierde 'quitline'
is een integraal onderdeel van de-normali-
seringscampagne. Hierbij wordt een popu-
latie-perspectief ingenomen, waarbij stop-
pen het gevolg is van verandering van de
sociale normen en niet het beginpunt van
interventies.
6. Een belangrijke rol voor wetenschappelijk
onderzoek, monitoring en evaluatie.
3.9 Finland: een sterke overheidFinland, met 20% rokers in 2008, is een ander
interessant voorbeeld. Het verschilt in veel
opzichten van Californie. Finland is juist een land
met een traditie van paternalisme en een gebrek
aan consumenten-activisme. Finland is vooral
interessant door de sturende rol van de overheid
en doordat de tabaksindustrie minder grip heeft
gekregen op de politiek en de publieke opinie.
Het Finse Ministerie van Sociale zaken en
Gezondheid heeft een leidende rol en voert een
duidelijke regie. Finland is altijd binnen Europa
een van de voorlopers geweest met regelgeving.
Het kwam al in 1974 met een verbod op reclame
(Nederland: 2002) en in 1995 met een rookverbod
voor de werkplek (Nederland: 2004). Finland is
het eerste land in de wereld dat in de nationale
wetgeving heeft vastgelegd dat omgevingstabaks-
rook carcinogeen is. Sinds de rookvrije werkplek
werd ingevoerd is het percentage rokers flink
gedaald en is er veel steun onder niet-rokers en
rokers voor tabaksontmoediging. Sinds 2007 is
de horeca volledig rookvrij (geen uitzonderingen).
In Finland is de tabaksindustrie er - in vergelijking
met Nederland - minder in geslaagd om de
publieke opinie aan haar kant te krijgen. Finland
is wel een belangrijk doelwit geweest van de indu-
strie, dat Finland als een testcase beschouwde of
vergaande Europese regelgeving tegengehouden
kon worden26. Een groep vooraanstaande weten-
schappers en activisten heeft een sterk front
gevormd tegen de industrie en leverde het epide-
miologische bewijs voor de gezondheidsschade
door roken en passief roken27. Dit kon juist in
Finland in vruchtbare aarde vallen bij de bevol-
king en de politiek, omdat de samenleving gebukt
ging onder een buitensporig hoge sterfte bij man-
nen door cardiovasculaire aandoeningen, hetgeen
aan het roken werd toegeschreven28. Een succes-
vol demonstratieproject voor de preventie van
hart- en vaatziekten in de provincie Noord Karelia
bracht het percentage rokende mannen in 20 jaar
37
van 52% naar 32%. Dit resultaat gaf een stevige
impuls aan 'evidence based' preventie in
Finland29. In 1989 werd de Finse ASH opgericht.
Deze organisatie heeft een actieve 'advocacy' rol
gespeeld, waarbij ze nauwgezet de acties van de
tabaksindustrie volgde en deze publiekelijk maak-
te. De tactiek van de industrie om de gezond-
heidsschade te ontkennen heeft de totstandko-
ming van tabakswetgeving in Finland (in 1977 en
1995) weliswaar vertraagd, maar heeft de indu-
strie uiteindelijk bij het publiek in diskrediet
gebracht, waardoor er meer steun kwam voor
tabaksontmoediging. De steun voor tabaksont-
moediging wordt tegenwoordig breed gedragen
door parlement en samenleving. Finland heeft de
FCTC in 2004 geratificeerd. FCTC wordt door de
Finse overheid als uitgangspunt genomen om het
tabaksontmoedigingsbeleid verder richting te
geven in de toekomst. Er ligt momenteel een
voorstel voor een nieuwe vergaande tabakswet bij
het Finse parlement. Het meeste budget voor
tabaksontmoediging komt van de staat. Dit wordt
gefinancierd door 0,75% van de jaarlijkse
opbrengsten uit tabaksaccijns voor dit doel te
reserveren.
3.10 Conclusie: kies FCTC als leidraad Er is in Nederland een nieuw nationaal meerjaren
programma tabaksontmoediging nodig. De over-
heid zou hierbij de centrale regie moeten voeren.
De FCTC maatregelen dienen daarbij leidend te
zijn. De maatschappelijke organisaties moeten de
overheid ondersteunen en, indien noodzakelijk,
druk op de overheid uitvoeren om ervoor te zor-
gen dat zij haar FCTC verplichtingen nakomt. Er
zou voldoende budget moeten zijn voor een
goede uitvoering van het actieprogramma. Dit
kan worden gerealiseerd vanuit een doelheffing
uit een extra verhoging van de tabaksaccijns. Dit
geld zou vooral moeten worden geïnvesteerd in
populatie-maatregelen, met ondersteuning van
effectieve stopondersteuning voor lage SES groe-
pen. Kern bij de populatie-aanpak zou de sociale
norm benadering moeten zijn, via massamediale
campagnes. Een belangrijk onderdeel hierbij zijn
betaalde en onbetaalde mediacampagnes en
-acties die de schade door het roken echt laten
zien en de rol van de tabaksindustrie bij het frus-
treren van tabaksontmoediging voor iedereen dui-
delijk maken.
38 van onderop en van bovenaf
3.11 Literatuurverwijzingen1. Van der Lucht F, Polder J. Van Gezond naar beter. Kernrapport
Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010. Bilthoven: RIVM,
2010.
2. ITC International Team. ITC Netherlands Summary, 2009. University
of Waterloo.
3. Lopez AD, Collishaw NE, Piha TA. A descriptive model of the cigaret-
te epidemic in developed countries. Tobacco Control 1994;3:242-7.
4. WHO. WHO framework convention on tobacco control. Genève:
WHO, 2003.
5. WHO. MPOWER: A policy package to reverse the tobacco epidemic.
Genève: WHO, 2008.
6. WHO. WHO report on the Global Tobacco Epidemic, 2009:
Implementing smoke-free environments. Genève: WHO, 2009.
7. STIVORO. National Tobacco Control Programme 2006-2010. Den
Haag: STIVORO, 2007.
8. WHO. Building blocks for tobacco control: A Handbook. Genève:
WHO, 2004.
9. WHO. Tobacco control legislation: An introductory guide. Genève:
WHO, 2004.
10. Nathan R. Model Legislation for Tobacco Control: A Policy
Development and Legislative Drafting Manual. Parijs: International
Union for Health Promotion and Education, 2004.
11. Jategaonkar N. (Ed.) Civil Society Monitoring of the Framework
Convention on Tobacco Control: 2007 Status Report of the
Framework Convention Alliance. Geneva: Framework Convention
Alliance, 2007.
12. WHO. WHO framework convention on tobacco control: Guidelines
for implementation. Article 5.3; Article 8; Article 11; Article 13.Genève:
WHO, 2009.
13. Department of Health A smokefree future: A comprehensive
Tobacco Control Strategy for England. Londen: Department of
Health, 2010.
14. WHO. The European tobacco control report 2007. Kopenhagen:
WHO Regional Office for Europe, 2007.
15. Joossens L, Raw M. The tobacco control scale: A new scale to
measure country activity. Tobacco Control 2006;15:247-53.
16. Joossens L, Raw M. Progress in tobacco control in 30 European
countries, 2005 to 2007. Bern: Swiss Cancer League, 2007.
17. Vijgen SMC, van Gelder BM et al., Kosten en effecten van tabaksont-
moediging. RIVM Rapport 260601004/2007. Bilthoven: RIVM,
2007.
18. Willemsen MC., de Zwart, WM., Mooy JM. Effectiviteit van over-
heidsmaatregelen om het tabaksgebruik terug te dringen. In: E.W.
Roscam Abbing (Ed). Tabaksontmoedigingsbeleid:
Gezondheidseffectrapportage. Utrecht: Netherlands School of Public
Health, 1998.
19. UICC / ACS. Tobacco Control Strategy Planning Guide #1. Strategy
Planning for Tobacco Control Advocacy. UICC / ACS.
20. UICC / ACS. Tobacco Control Strategy Planning Guide #2. Strategy
Planning for Tobacco Control Movement Building. UICC / ACS.
21. Rose G. The strategy of preventive medicine. Oxford University
Press, 1992.
22 California Department of Health Services. Model of change: The
California experience in tobacco control. Sacramento (CA): California
Department of Health Services, 1998.
23. Glantz SA. Smoke free public places: California. Tobacco Control
2000, 9, 233.
24. Glantz SA. Achiving a smokefree society. Circulation 1987;76:746-52.
25. Lavack AM. Tobacco industry denormalization campaigns: A review
and recommendations. Health Canada, 2001.
26. Hiilamo H. Tobacco industry strategy to undermine tobacco control
in Finland. Tobacco Control 2003;12: 414-23.
27. Yach D. Tobacco control in Finland and Switzerland: opportunities
to learn about overcoming resistance to change. Sozial &
Praeventivmedizine 2005;50: 337-8.
28. Patja K, Hakala SM Bostrom G, Nordgren P, Haglund M. Trends of
tobacco use in Sweden and Finland; Do differences in tobacco policy
relate to tobacco use? Scan J Publ Health 2009;37:153-60.
29. Puska P, Korhonen, HJJ, Uutela A, Helakorpi S, Piha T. Anti-smoking
policy in Finland. Helsinki: National Public Health Institute, 1997.
30. Bouma J. Het rookgordijn: De macht van de Nederlandse tabaksin-
dustrie. Amsterdam: Veen, 2001.
31. Fong GT, Cummings KM, Shopland DR.Building the evidence base
for effective tobacco control policies: the International Tobacco
Control Policy Evaluation Project (the ITC Project). Tobacco Control
2006; 15 (Suppl.III): iii1-iii2.
39
Dr Lies van Gennip
Directeur STIVORO
4.1 Tabaksontmoediging: successtory, maar nog steeds urgentNa 35 jaar STIVORO en aan de vooravond van
nieuwe programma’s voor Kankerbestrijding en
Tabaksontmoediging, is het goed te analyseren
waar we staan in Nederland en welke nieuwe
wegen kunnen worden bewandeld. Bemoedigend
is dat de historie van tabaksontmoediging aan-
toont dat het mogelijk is door een combinatie van
wet- en regelgeving en gerichte voorlichting, een
maatschappelijk breed verspreide verslavingsziek-
te terug te dringen. Waar in de zeventiger jaren
roken nog de norm was, is roken en (mee)roken
nu in grote delen van de samenleving “not done”.
Niet voor niets wordt het succes in de aanpak van
roken als voorbeeld genoemd voor de aanpak van
alcoholmisbruik en overgewicht.
Ondanks die successen, blijft (mee)roken veruit de
belangrijkste vermijdbare oorzaak van chronische
ziekten, sterfte en is het de belangrijkste oorzaak
van sociaal-economische gezondheidsachterstan-
den in Nederland1,2. Meer dan alcoholmisbruik of
overgewicht, leidt (mee)roken tot zorgkosten, ver-
mindering van gezonde levensjaren en maatschap-
pelijke kosten door verzuim en vervroegde uitval.
Gezien de enorme gezondheidsschade en econo-
mische schade die (mee)roken aanricht, is het
jammer dat Nederland er, vergeleken met andere
landen, slecht in slaagt de tabaksepidemie aan te
pakken3. Als gevolg van minder effectieve regel-
geving en minder investeringen, blijft de in de
zeventiger jaren ingezette daling van het aantal
rokers in Nederland nu hangen rond de 28%
(Figuur 7). Met name in de negentiger jaren lijkt
Nederland een achterstand te hebben opgelopen.
De schade door roken is daardoor in Nederland
relatief hoog. Qua longkanker onder vrouwen bij-
voorbeeld staat Nederland in de top 5 van Europa
(2). Dat is triest en staat in schril contrast met de
ambitie van Nederland om juist qua gezondheid
tot de top 5 van Europa te behoren. In andere lan-
den zet de daling van het aantal rokers wél door,
zoals in Canada, Australië en de VS waar het aan-
tal rokers inmiddels onder de 20% is gedaald.
Nederland is qua tabaksontmoediging binnen
Europa teruggezakt van de 4e (2005) naar een met
Polen en Roemenië gedeelde 14e plaats (2007)4.
Tabaksontmoediging gaat niet vanzelf. Ondanks
reclamebeperkingen, leeftijdsgrens en beperkin-
gen op het roken in de openbare ruimte, werft de
tabaksindustrie jaarlijks toch nog steeds nieuwe
klanten. De helft van de kinderen tussen de 10 en
19 jaar heeft wel eens gerookt5. De marketing van
tabak is dus nog steeds effectief. Illustratief is dat
een nieuw product (sigaretten met een smaakje)
van Marlboro in 2009 de meest succesvolle nieuwe
introductie was van Nederland, met een weekom-
zet van bijna een half miljoen euro6. Eenmaal ver-
slaafd op jonge leeftijd, beschadigen rokers jaren-
lang hun eigen gezondheid en die van anderen.
Innovatieve marketing leidt zo tot een enorme
chronische en vermijdbare ziektelast en maat-
schappelijke kosten in Nederland. Op basis van
Duitse cijfers7, schatten wij de kosten door roken
in Nederland op 6 miljard euro per jaar, waarvan
2/3 door verzuim en vervroegde uitval uit het
arbeidsproces. Het Centraal Plan Bureau consta-
teert dat de trendmatige groei van de zorguitgaven
(die meer dan twee keer zo groot is als de econo-
mische groei) een groot risico is en zowel de
Nederlandse werkgelegenheid als economische
groei onder druk zet8. Daarmee wordt preventie
van roken, zeker in deze economische tijden, meer
dan ooit ook een economische noodzaak9.
4. Visie voor Nationaal Programma Tabaksontmoediging 2011- 2020
40 van onderop en van bovenaf
Figuur 8. Resultaten uit het International Tobacco Control onder-
zoek (Ref.11). Hieruit blijkt dat Nederlandse rokers in vergelijking
hier andere landen het positiefst tegen roken aankijken. Een teken
dat denormalisatie in Nederland minder is ontwikkeld dan in
andere landen.
Brazil
Malaysia
Ireland
Canada
Australia
New Zealand
United States
Thailand
France
United Kingdom
Mexico
China
Scotland
Uruguay
South Korea
Germany
Netherlands
81,0%
74,3%
60,5%
58,5%
53,7%
52,4%
51,6%
51,5%
50,1%
50,0%
49,9%
49,8%
49,1%
45,0%
40,6%
24,9%
21,9%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Percentage of smokers whose overall opinion ofsmoking is 'negative' or 'very negative' by country.
Rokersprevalentie Nederland t.o.v. Engeland
35
30
25
20
15
101998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Figuur 7. Ontwikkeling van het aantal rokers, vergelijking van Nederland en Engeland. Over de periode van 10 jaar heeft in Nederland een ver-
gelijkbare daling plaatsgevonden, maar in Nederland rookten tien jaar geleden meer mensen omdat de daling stagneerde tijdens de negentiger
jaren (3). Engeland heeft sinds 1998 een integraal tabaksontmoedigingsbeleid dat is geformuleerd in het White Paper Smoking Kills. Er is een
gestage daling van ongeveer 0,5%punt per jaar. Tijdens het Nationaal Programma Tabaksontmoediging (2006-2010) is het aantal rokers in
Nederland niet echt gedaald. In beide landen is het aantal rokers na invoering van de rookvrije horeca (UK 1 april 2007, NL 1 juli 2008) gestegen.
rokers %
jaartal
Landen
jaartal
41
Tabaksontmoediging vraagt om een krachtig en
nieuw elan. Op basis van de inventarisatie die bin-
nen het Nationaal Programma Kankerbestrijding
(NPK) met behulp van de Argumentenfabriek is
gemaakt10, en op basis van (inter)nationale evidence
en ervaring met tabaksontmoediging, heeft
STIVORO een toekomstvisie ontwikkeld. Een visie
die koestert wat sterk is, maar tevens aangeeft wat
anders kan en beter moet:
4.1.1. Denormalisatie Nederlandse rokers kijken in vergelijking met
rokers uit andere landen het positiefst naar hun
verslaving11 (figuur 8). We weten het rationeel wel,
maar toch zijn Nederlanders er minder van door-
drongen hoe giftig tabak is, hoe schadelijk voor de
eigen gezondheid en voor die van de omgeving,
en daarmee onacceptabel. De boodschap “roken
moet mogen”, ooit door de tabaksindustrie gelan-
ceerd en nog steeds gepropageerd12, leeft in
Nederland sterker dan elders.
Tabaksontmoediging wordt in Nederland snel als
individuele betutteling gezien. De rookvrije horeca
is bijvoorbeeld daarom in Nederland minder succes-
vol dan elders.
In andere landen wordt tabak en (mee)roken meer
dan in Nederland als probleem ervaren en is er
meer politieke wil en maatschappelijke betrokken-
heid om de schade door tabaksgebruik terug te
dringen. Waarin verschillen die landen van
Nederland?
Denormalisatie van tabak en roken ontstaat niet
vanzelf. Het is het resultaat van een strategische
sterke combinatie van gezondheidsgericht politiek
leiderschap, regelgeving en voorlichting om de
waarheid te plaatsen tegenover het emotionele
beeld van tabak dat jarenlang is opgebouwd door
de tabaksindustrie. Massamediale campagnes vor-
men een belangrijke instrument voor een stijgend
maatschappelijk draagvlak voor tabaksontmoediging,
waardoor kinderen minder makkelijk starten, rokers
makkelijker stoppen en meeroken niet meer wordt
geaccepteerd.
De impact van voorlichtingscampagnes op tabaks-
ontmoediging is internationaal gedegen onder-
zocht. Centers for Disease Control (CDC) in de VS
stellen dat agressieve campagnes met voldoende
intensiteit nodig zijn en dat ze meerdere jaren
Figuur 9. In 2007 is de relatieve campagne inzet op roken (gemeten in investering in media) vergeleken met die van De Bob campagne dat
jaar, Ariel – draai naar 30°, Nintendo – the touch generation, 16.00 uur moment Cup a Soup en diverse Wervingscampagne voor defensie.
De vergelijking is met deze campagnes gemaakt omdat deze alle erop gericht zijn (consumenten)gedrag te veranderen. De investering in
stoppen met roken Campagne is in vergelijking met commerciele campagnes en andere overheidscampagnes marginaal.
14
12
10
8
6
4
2
0
Budget in mln euro
Campagneonderwerp
Totaal 2007
LuchtmachtUniformpersoneel Landmacht
UniformperoneelUnox Cup-a-soupSoep Ariel
MarineUniformperoneel
Nintendo Politie personeels-werving
Min.VWS Bob Alcohol verkeer
Roken
42 van onderop en van bovenaf
achtereen moeten worden ingezet13. Het gaat
immers om een ernstige verslaving en een nood-
zakelijke verandering in gedrag om deze verslaving
tegen te gaan en ingeburgerde houding. In verge-
lijking met campagnes uit de commerciële wereld
of van defensie die gericht zijn op gedragsverande-
ring, is voorlichting op tabaksontmoediging in
Nederland marginaal geweest (figuur 9).
Bovendien waren veel Nederlandse campagnes,
zoals “Rokers verdienen een beloning”, “Stoppen
kun je leren” en “In elke roker zit een stopper”
gericht op rokers, met als doel het bevorderen van
het aantal stoppogingen zonder de roker in een
isolement te plaatsen (figuur 9). Deze campagnes
leidden tot meer en succesvoller stoppogingen,
maar zijn doordat ze zich richten op de roker
minder effectief om roken te denormaliseren14.
Campagnes als “Maar ik rook niet” waren effectiever
om te denormaliseren, maar wel confronterender
en controversiëler. Over het geheel genomen, zijn
Nederlandse campagnes tot op heden minder
confronterend dan die in andere landen. Ziektes
en risico´s als gevolg van roken worden nauwelijks
in beeld gebracht, vanuit de gedachte dat rokers
zich zouden kunnen afzetten tegen een dergelijke
boodschap15. Plaatjes op pakjes zijn om die reden
tot op heden in Nederland niet ingevoerd.
STIVORO concludeert dat Nederland intensievere
en meer confronterende voorlichting nodig is, die
specifiek op denormalisatie van tabak en roken is
gericht. Bereikt moet worden dat de meerderheid
van de Nederlandse bevolking die niet rookt, het
niet langer accepteert geconfronteerd te worden
met maatschappelijke en persoonlijke schade door
tabaksgebruik. Zeker nu een grote meerderheid
niet rookt en niet-roken norm is, is een dergelijke
benadering maatschappelijk acceptabel. Dit sluit
aan bij de breed gedragen constatering van de sta-
keholders die deelnamen aan de denksessies van
de Argumentenfabriek dat niet-roken de sociale
norm moet zijn.
Lagere sociaal economische groepen vragen inzake
voorlichting bijzondere aandacht. Roken is binnen
die groepen nog veelal wel de norm en tevens een
belangrijke oorzaak van het persisteren van de
bestaande sociaal-economische gezondheids-
achterstand. Het blijkt helaas dat de verschillen
in het rookgedrag tussen hogere en lagere sociaal-
economische groepen toenemen, zelfs dat lagere
sociaal-economische groepen meer gaan roken16.
Dit vraagt om nieuwe voorlichtingsmethoden, met
meer nadruk op de snelle en directe voordelen van
niet-roken.
Door denormalisering, kunnen rokers zich meer in
het nauw gedrukt voelen. Een adequate ondersteu-
ning van rokers die willen stoppen, is daarom een
absoluut noodzakelijke randvoorwaarde van een
beleid dat tot denormalisatie moet leiden.
Behandeling van tabaksverslaving is vanuit medisch
oogpunt kosten-effectief. De afgelopen jaren is
geïnvesteerd in effectieve behandelmethoden om
stoppen met roken te ondersteunen, zoals voor-
lichting aan de zorgprofessionals en de ontwikke-
ling van een medische richtlijn en een zorgmodule.
Figuur 10. Nederlandse campagnes zijn zelden confronte-
rend. De laatste jaren waren campagnes vooral erop gericht
om rokers te stimuleren te stoppen. Door het roken in beeld
te brengen, hebben deze mogelijk minder impact gehad op
denormaliseren van rookgedrag.
43
Deze infrastructuur kan optimaal benut worden als
stoppen-met-rokenprogramma´s worden opgeno-
men in de basisverzekering, zoals voorzien voor
2011.
Daarmee zijn we er echter nog niet. Het feit dat de
vergoeding van gedragsmatige ondersteuning –
vanaf 2008 al een feit – nauwelijks in de praktijk
wordt toegepast, betekent dat stevig moet worden
ingezet op het creëren van optimale randvoor-
waarden zodat de behandeling van tabaksversla-
ving écht plaats vindt en vergoed wordt.
Behandeling van tabaksverslaving moet een van-
zelfsprekend en niet vrijblijvend onderdeel zijn in
de behandeling van Diabetes, Cardiovasculair
Risicomanagement en COPD. Maar ook rokers die
nog niet ziek zijn moeten van hun huisarts als
vanzelfsprekend het advies én de ondersteuning
krijgen om te stoppen. Het aantal rokers dat effec-
tieve ondersteuning krijgt bij stoppen is in
Nederland laag (16%) en kan veel hoger. Met
effectieve ondersteuning is de kans om echt te
stoppen 3-4 keer groter17.
Regelgeving is een belangrijke motor om een
groeiend bewustzijn te bewerkstelligen van de
onacceptabele schade die door tabak wordt ver-
oorzaakt. Met de rookvrije horeca is een belangrij-
ke mijlpaal gerealiseerd waardoor roken niet meer
hoort bij “gezelligheid”. Er zijn zeker nog andere
mijlpalen te bereiken, nieuwe regelgeving kan het
proces van denormalisatie versterken. Ook hier
biedt de veranderende norm kansen en groeit
acceptatie. En al helemaal wanneer het gaat om
het voorkómen van roken door kinderen door
terugdringen van de zichtbaarheid van het pro-
duct, minder verkooppunten, roken op scholen
(ook pleinen) te bannen en leeftijdsgrenzen te
formuleren bij roken op TV en in films. De NPK-
Argumentenkaarten suggereren het terugdringen
van het aantal verkooppunten en het uitbreiden
van de rookvrije locaties. Aanvullende mogelijkhe-
den zijn nadere regelgeving rond de verpakking
(zogenaamde plain packaging al dan niet gecom-
bineerd met plaatjes op pakjes), het onzichtbaar
maken van producten bij verkooppunten en strin-
gentere regelgeving rond ingrediënten. Roken in
auto´s met kinderen kan verboden worden, en ook
het roken in pretparken en speelterreinen, zodat
meeroken door kinderen en het zien roken door
kinderen nog verder wordt teruggedrongen. Al
deze maatregelen zijn internationaal en veelal ook
Europees aan de orde en maken mensen meer
bewust van het schadelijke karakter van het pro-
duct. Bovendien is te overwegen tabak uit de
levensmiddelenindex18 te halen en tabaksproduc-
ten als nicotineproducten naar Amerikaans voor-
beeld te laten vallen onder regulering door het
CBG19. De overheid dient een bewuste keuze te
maken uit een pakket van regelgeving dat de
komende tien jaar kan worden ingezet. Daarbij
zou niet alleen de impact van de maatregel op de
(sub)doelstellingen van de nieuwe tabaksontmoe-
diging op zich moeten worden afgewogen (minder
rokers, minder nieuwe rokers, minder meeroken),
maar ook de bijdrage aan het gewenste en voort-
durende proces van denormalisatie.
4.1.2 Samenhangend beleid conform FCTCInternationaal is er brede consensus dat de
tabaksepidemie alleen met een samenhangend
beleid is aan te pakken. De WHO heeft daarvoor
het Framework Convention Tobacco Control
(FCTC) opgezet dat inmiddels door 168 landen
(waaronder Nederland) is getekend. Het FCTC is
in 2005 gelanceerd20. In Nederland heeft het teke-
nen van FCTC in 2005 echter niet tot een intensie-
ver en samenhangender beleid geleid, maar signa-
leren we juist een afname in inzet en samenhang.
Binnen het Nationaal Programma Tabaks-
ontmoediging (2006-2010) was geen sprake van
een 5-jaren beleid, maar werd elk jaar opnieuw een
actieplan opgesteld uit jaarlijkse projecten. Budget
noch activiteiten waren in dit programma vooraf
bepaald, alleen de ambitie (20% rokers in 2010).
Waar de fondsen en VWS in 2007 en 2008 in
belangrijke mate nog gezamenlijk activiteiten
financierden, was in 2009 en 2010 meer sprake
van losse projecten die meer aansloten bij de
agenda’s van de afzonderlijke partners dan bij het
gezamenlijke doel. Door deze versplintering is de
impact (in bereik, zichtbaarheid en %-niet-rokers)
44 van onderop en van bovenaf
van het NPT aanzienlijk minder dan wanneer hetzelf-
de budget voor gebundelde activiteiten was ingezet.
Ook in de regelgeving zijn kansen gemist door
gebrek aan samenhang. Bijvoorbeeld het effect
van de rookvrije horeca was veel groter geweest
als tegelijkertijd stoppen-met-rokenprogramma’s
waren vergoed. Door de rookvrije horeca hebben
immers meer rokers dan normaal geprobeerd te
stoppen. Als al die stoppers adequaat onder-
steund waren, hadden deze 3-4 keer zoveel kans
gehad om blijvend te stoppen. Het is een gemiste
kans dat de vergoeding tweeënhalf jaar ná de rook-
vrije horeca wordt ingevoerd.
Getoetst aan de FCTC MPOWER criteria zijn
belangrijke elementen voor een integraal tabaks-
ontmoedigingsbeleid in Nederland aanwezig3, 21.
Tabaksgebruik wordt structureel gemeten, via
regelgeving worden mensen beschermd tegen
meeroken, de teksten op de pakjes waarschuwen
tegen de gevaren, reclame op tabak is verboden,
er zit een flinke accijns op tabak en binnenkort
worden stoppen-met-rokenprogramma´s vergoed
vanuit de basisverzekering. Echter, er is meer
winst te behalen door meer samenhang te creëren
tussen en het met meer krachten in te zetten van
die bouwstenen.
STIVORO pleit ervoor dat Nederland het FCTC
echt gaat implementeren met een samenhangend
tabaksontmoedigingsbeleid. Daarin moeten voor
de komende 10 jaar niet alleen doelstellingen en
resultaten worden geformuleerd, maar ook via
welke wegen deze kunnen worden behaald. Daarbij
is belangrijk dat ook artikel 5.3 van FCTC wordt
nageleefd: Bij het opzetten en implementeren van
het beleid met betrekking tot tabaksontmoediging
dienen maatregelen genomen te worden om dit
beleid te beschermen tegen de commerciële en
gevestigde belangen van de tabaksindustrie.
Met een concreet plan kan stevig worden ingezet
in een samenhangend beleid voor denormalisering
van tabak en roken in Nederland. Samenhang kan
worden gerealiseerd op diverse fronten:
a) Tussen regelgeving en voorlichtingsactiviteiten,
zowel in onderlinge samenhang als in de tijd;
b) Tussen de initiatieven van meer verschillende
partijen, betrokken bij tabaksontmoediging. In
aanvulling van de drie gezondheidsfondsen,
kunnen ook andere gezondheidsfondsen aan-
sluiten, verzekeraars, bedrijfsleven, zorgprofes-
sionals , gemeenten, onderwijs etc;
c) Tussen lokaal en nationaal beleid (ook in
afstemming met Europees en mondiaal beleid);
d) In relatie tot andere leefstijl gerelateerde onder-
werpen waarbij zichtbaarheid van het onder-
werp blijft gewaarborgd, maar synergie wordt
gezocht.
Op het punt a) is nationaal en internationaal vol-
doende evidence voorhanden om op voort te bou-
wen. De punten b) tot d) in deze lijst zijn relatief
nieuw. Qua samenwerking tussen verschillende
partijen, en met name de verbinding tussen lokaal
en nationaal beleid, kan Nederland leren van
andere landen. Hoewel de laatste jaren in campag-
nes nauw is samengewerkt met GGD-en, heeft dit
nog nauwelijks tot een aantoonbare meerwaarde
geleid. Gemeenten zien tabaksontmoediging niet
als hun verantwoordelijkheid22. Nederland kan
wat dit betreft leren van ervaringen elders. In
Californië bijvoorbeeld wordt tabaksontmoediging
veel meer “bottom-up” vanuit grass-root initiatie-
ven vormgegeven en geagendeerd3. Daarmee
wordt tabaksontmoediging beter verankerd in de
gemeenschap en kunnen specifieke groepen effec-
tiever worden bereikt. Ook in Engeland is de maat-
schappelijke verankering van tabaksontmoediging
sterker en hebben bijvoorbeeld steden als
Liverpool maar ook de nationale organisaties van
artsen een prominentere rol gespeeld. In Engeland
is roken onder de lage SES teruggedrongen, onder
andere door het inzetten van lokale stoppen-met-
rokencentra en vooral ook door campagnes voor
toeleiding naar die centra. In Nederland experi-
menteren we daar nu voorzichtig mee, zoals in
de Schilderswijk in Den Haag.
Waar het gaat om de zinvolle verbinding van
tabaksontmoediging met andere leefstijlonderwer-
pen, zijn de internationale ervaring en evidence zeer
45
beperkt. Dit is echt een nieuw gebied. De komen-
de jaren zal zeker moeten worden geïnvesteerd in
onderzoek, ontwikkeling en implementatie.
Het ontwikkelen van een nieuw tabaksontmoedi-
gingsbeleid vraagt dus nog meer dan in het huidi-
ge NPT om een goede voorbereiding, planning en
taakverdeling. Voorbeelden als het Nationaal
Actieplan Diabetes en het Nationaal Actieplan
Sport en Beweging kunnen inspireren, maar eigen-
lijk is een nog concretere uitwerking mogelijk en
nodig. Heldere SMART-doelstellingen op hoofd-
en subdoelstellingen kunnen de samenhang bewa-
ken en zorgen dat in het complexe geheel alle
ogen op “de bal” blijven. Op het aantal rokers, het
aantal rokers onder lage SES, de instroom van
nieuwe rokers, de belasting door meeroken, en het
gebruik van effectieve ondersteuning bij stoppen ,
kunnen SMART-doelstellingen voor 2020 worden
geformuleerd op basis van reële inschattingen die
passen bij het budget en de mogelijkheden die het
nieuwe tabaksontmoedigingsbeleid biedt. Het
RIVM zou deze landelijk kunnen doorrekenen met
het chronisch ziekenmodel.
Landelijke doelstellingen moeten echter verbonden
zijn aan gemeentelijke doelstellingen en inzet. Het
Centrum Gezond Leven van RIVM kan gemeenten
faciliteren om van tabaksontmoediging echt, en
niet vrijblijvend, werk te maken. De uitdaging is
dat door het betrekken en committeren van ver-
schillende partijen aan die landelijke en lokale
doelstellingen, echt een landelijke beweging op
gang komt waarin veel partijen probleemeigenaar
zijn. Ook dat zal bijdragen aan het proces van
denormalisatie.
De Argumentenkaarten leggen de primaire verant-
woordelijkheid voor de tabaksontmoediging
terecht bij de landelijke overheid, doch geven ook
aan dat verbinding en betrokkenheid van veel par-
tijen daarin noodzakelijk en randvoorwaardelijk
zijn. In die regiefunctie van de landelijke overheid
zijn de wetenschappelijke onderbouwing en ver-
binding van partijen essentieel. Het huidige NPT
heeft ons geleerd hoe belangrijk het is dat rollen,
taken en verantwoordelijkheden vooraf helder zijn
en doelstellingen reëel, om teleurstellingen bij
betrokken partijen achteraf te voorkómen.
4.1.3. Stimuleren van de maatschappelijke bewustwording: advocayVergeleken met andere landen23 is advocacy in
Nederland niet sterk. Tot de zeventiger jaren heeft
dr Meinsma vanuit KWF Kankerbestrijding de
noodzaak voor tabaksontmoediging sterk neerge-
zet en veel van wat nu is bereikt is in eerste instan-
tie aan hem te danken. Meinsma heeft echter ook
veel weerstand ontmoet en kreeg in zijn pleidooi
moeilijk andere partijen mee. Voor gezondheids-
fondsen is polarisatie op het onderwerp risicovol
omdat zij afhankelijk zijn van donaties die ook
door rokers worden opgebracht.
Na 1974 is de advocacy rol in Nederland vooral
vanuit STIVORO ingevuld. STIVORO heeft advoca-
cy vanaf 2006, in samenwerking met de gezond-
heidsfondsen, met succes ingezet in de agende-
ring van de rookvrije horeca en vergoeding van
stopondersteuning en accijnsverhoging. Via
STIVORO heeft het Partnership Stop met Roken
gezondheidsargumenten voor de rookvrije horeca
en behandeling van tabaksverslaving geagendeerd
bij overheid en parlement. We konden echter eind
2008 onvoldoende weerwoord bieden tegen de
weerstand tegen de rookvrije horeca. Een weer-
stand die via advocacy door de tabaksindustrie
was georganiseerd24. Ondanks de behaalde suc-
cessen komen er barsten in het samenwerkings-
model waarin op basis van concensus en in geza-
menlijkheid stappen worden genomen. De geza-
menlijkheid botst met de eigen agenda's en de
landelijke overheid als partners, belemmert.”
Overige initiatieven op het gebied van advocacy
komen van vrijwilligers, waarin de laatste jaren
vooral Clean Air Nederland en twee longartsen in
het Rode Kruis Ziekenhuis te Beverwijk, Wanda de
Kanter en Pauline Dekker, actief zijn geweest. Over
het geheel genomen moet echter worden gecon-
cludeerd dat advocacy in Nederland kwetsbaar is
door het ontbreken van structurele financiering en
verdeelde belangen.
Bovendien signaleren wij dat de tabaksindustrie in
46 van onderop en van bovenaf
Nederland, vergeleken met andere landen, een
belangrijke en toenemende invloed heeft in de
politiek bestuurlijke arena. Die invloed wordt
onder andere vormgegeven via VNO-NCW waar
de tabaksindustrieën als Brittish American
Tobacco, Philip Morris maar ook de sigarenindu-
strie in Nederland invloedrijke spelers zijn.
In andere landen is het mogelijk met advocacy
vanuit een centrale regie een breed maatschappe-
lijk draagvlak vóór tabaksontmoediging te mobili-
seren en zichtbaar te maken. ASH25 vervult die rol
in diverse landen en op Europees niveau is bij-
voorbeeld het Europese Smoke Free Partnership26
effectief. Dit Partnership is opgezet vanuit een
drietal Europese spelers, doch krijgt van die spe-
lers voldoende ruimte om de advocacy-agenda in
te vullen en daarmee randvoorwaarden te creëren
voor effectieve tabaksontmoediging. Bij tabaksont-
moediging is noodzakelijk een tegenwicht te bie-
den tegen de krachtige lobby van de tabaksindu-
strie. Dat is niet iets wat organisaties “erbij” kun-
nen doen, of kan worden neergelegd bij vrijwilli-
gers. Het vraagt een toegewijde en gedegen ken-
nisbasis, een sterk en actief netwerk en structurele
financiering.
De resultaten van de NPK Argumentenkaarten
tonen aan dat schade door tabak steeds breder als
een maatschappelijk probleem wordt gevoeld. Dit
betekent dat ook in Nederland met het mobiliseren
van maatschappelijk draagvlak veel is te bereiken.
STIVORO pleit ervoor advocacy als structureel en
eigenstandig element op te nemen in het toekom-
stige tabaksontmoedigingsbeleid. Dat wil zeggen:
• Het ontwikkelen van meningsvorming en
bewustwording over de tabaksepidemie bij poli-
tieke en maatschappelijke partijen en de woord-
voering hierop voeren;
• Het – samen met maatschappelijke partijen
(nationaal en internationaal)– pleiten voor een
effectief beleid om tabaksverslaving en de scha-
de door tabak tegen te gaan.
• Agenderen bij andere gremia;
• Het garanderen van voldoende financiële middelen;
• Weerbaarheid van de niet-roker stimuleren.
Als integraal onderdeel van tabaksontmoediging
dient het instrument advocacy door de overheid te
worden onderschreven en (mede) gefinancierd als
noodzakelijk om een passend antwoord te kunnen
bieden op de krachtige advocacy van de tabaksin-
dustrie om tabaksontmoediging te belemmeren.
De overheid kan zo ruimte geven voor een maat-
schappelijk dialoog, als tegenwicht voor de door
de tabaksindustrie georganiseerde ruis. Die dia-
loog is nodig om draagvlak voor tabaksontmoedi-
gingsbeleid te ontwikkelen.
Figuur 11. Budget STIVORO de afgelopen jaren, in miljoenen euro
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
15
12
9
6
3
0
Gezondheidsfondsen Overheid
miljoen
jaartal
47
4.1.4. Structurele financiering vanuit accijnsErvaringen in de VS en Australië tonen aan dat de
effectiviteit van tabaksontmoediging (tabaksgebruik)
afhangt van de middelen die daarvoor beschikbaar
zijn27. Het CDC (US Centers for Disease Control
and Prevention) geeft aan dat jaarlijks tussen de $9
en $18 per inwoner per jaar moet worden geïnves-
teerd28. Dat geld is nodig voor een integraal
tabaksontmoedigingsbeleid in te zetten ten behoe-
ve van het creëren en inzetten van massamediale
campagnes, maar ook community based program-
ma’s gericht op scholen, sport, bedrijven, horeca
etc. Het omvat ook de behandeling van tabaksver-
slaving en de handhaving van wetgeving op het
gebied van roken. Volgens deze richtlijn zou
Nederland (16,5 miljoen inwoners) tussen de 120
en 139 miljoen euro per jaar aan tabaksontmoedi-
ging moeten besteden. Dat lijkt veel geld, maar in
feite gaat het om 5-10% van de inkomsten door
accijns (2,2 miljard euro per jaar). De werkelijke
investeringen in Nederland zijn maar een fractie
van dit bedrag. Volgens een recente berekening van
RIVM bedroegen de investeringen in gezondheids-
bevordering op het gebied van roken in 2007 €7,6
miljoen, en is de investering op dit gebied tussen
2003 en 2007 gereduceerd met €9,6 miljoen29.
De desinvestering in tabaksontmoediging staat in
geen verhouding tot investeringen op het gebied
van alcoholgebruik, gezonde voeding en overgewicht.
Het ontbreken van voldoende structurele financie-
ring voor tabaksontmoediging is een belangrijke
reden waardoor Nederland afzakt in de Europese
ranking op het gebied van tabaksontmoediging4.
Op gemeentelijk niveau is de investering in
tabaksontmoediging marginaal28. Landelijk wordt
veruit het grootste deel van de voorlichting vorm-
gegeven via STIVORO. Door het gefragmenteerde
en ad hoc beleid van de laatste jaren, varieerde het
budget van STIVORO tussen de 5 en 15 miljoen
Euro per jaar (figuur 11) en het dreigt vanaf 2011
nog verder terug te zakken.
Er is structureel veel meer nodig voor voorlichting
(massamediale campagnes en voorlichting op
maat) en advocacy en voor het in stand houden
van een kennisnetwerk en de infrastructuur die
nodig zijn voor het organiseren en mobiliseren
van maatschappelijke partijen in tabaksontmoedi-
ging. Die middelen zijn nodig zowel voor landelijk
als gemeentelijk beleid. STIVORO ondersteunt het
pleidooi van RIVM2 om een deel van de accijnsin-
komsten op tabak te oormerken voor tabaksont-
moediging. Wij pleiten ervoor dat in Nederland
vanaf 2011 een extra accijnsheffing op tabak wordt
ingevoerd, waarvan de opbrengst geheel ten goede
komt aan tabaksontmoediging. Dit model heeft
duidelijke voordelen:
• Er hoeven geen extra middelen te worden vrijge-
maakt voor tabaksontmoediging uit andere bud-
getten en er is een structurele financieringsbasis
die niet jaarlijks in de begroting op basis van
politieke argumenten wordt vastgesteld.
• Accijnsverhoging is een effectief instrument in
tabaksontmoediging. De inkomstenbron draagt
ook zelf bij aan het beoogde doel.
• Het is moreel sterk dat de overheid een deel van
de forse inkomsten die worden verdiend uit
accijns (in Nederland ruim 2 miljard per jaar)
weer inzet om de tabaksepidemie op te lossen.
Het neutraliseert een perverse prikkel (namelijk
het niet investeren in tabaksontmoediging om
overheidsinkomsten hoog te houden).
• Het model biedt een automatische relatie tussen
de omvang van het probleem (tabaksgebruik) en
de investering om het probleem op te lossen.
• Rokers hebben het gevoel dat hun afdracht aan
accijns weer wordt geïnvesteerd om hen van hun
verslaving af te helpen.
4.2 ConclusieIn het tabaksontmoedigingsbeleid van de komen-
de jaren kan worden voortgebouwd op de elemen-
ten die zijn opgebouwd. Er bestaat in Nederland
een stevig kennisnetwerk met een infrastructuur
dat, ook internationaal gesproken gezag heeft, een
goed systeem van monitoring van tabaksontmoe-
diging, en wetgeving die voldoet aan internationa-
le maatstaven. Versterking is nodig op de volgen-
de fronten:
1. Een primaire focus op denormalisatie van tabak
en tabaksgebruik om bewustzijn en draagvlak
48 van onderop en van bovenaf
voor tabaksontmoediging te versterken. Dat
betekent veel intensievere en op denormalisatie
gerichte (massamediale) voorlichting, en voor-
lichting op maat voor de verschillende doelgroe-
pen. Het bereiken van lagere sociaal-economi-
sche groepen heeft in voorlichting prioriteit. Om
de isolatie die het gevolg kan zijn van denorma-
lisatie tegen te gaan, dient verder geïnvesteerd
te worden in de verankering van behandeling
van tabaksverslaving in de zorg;
2. Meer samenhang in beleid conform FCTC zal de
impact van regelgeving en voorlichting verster-
ken. De overheid heeft daarin, als tekenaar van
het FCTC, een vanzelfsprekende regierol.
Vernieuwend is dat de verbreding van de partijen
betrokken in tabaksontmoediging de komende
jaren nog steviger moet worden ingevuld. Het
nieuwe tabaksontmoedigingsbeleid dient geba-
seerd te zijn op SMART doelstellingen die ver-
taald kunnen worden naar betrokken partijen en
een plan hoe die doelstellingen te bereiken. Wij
stellen voor dat dit plan vooraf wordt doorgere-
kend op haalbaarheid door RIVM en dat op
basis daarvan ook een reëel budget voor dit plan
wordt geformuleerd;
3. Versterking en verankering van maatschappelijke
dialoog (advocacy) om bewustzijn te bevorderen
en maatschappelijk draagvlak te mobiliseren.
Advocacy dient als integraal onderdeel van het
tabaksbeleid strategisch, onafhankelijk en flexi-
bel mogelijk te zijn;
4. De opbrengsten van accijnsverhoging te oormer-
ken voor tabaksontmoediging. Voldoende en
structurele financiering is te realiseren door een
accijnsverhoging vanaf 2011 waarvan opbrengs-
ten ten goede komen aan versterking van voor-
lichting en advocacy en het uitvoeren van de
noodzakelijke onderzoek- en ontwikkelingsagenda;
5. De onderzoeksagenda voor de komende jaren kan
effectieve tabaksontmoediging ondersteunen. Een
groot deel van het geschetste beleid is mogelijk
door het inzetten van maatregelen die al bestaan,
bewezen effectief zijn, en ingezet kunnen worden.
Daarvoor is geen aanvullend onderzoek nodig.
Voor de volgende onderwerpen is de komende
jaren wel onderzoek en ontwikkeling nodig:
a. methoden voor het bevorderen van niet-roken
bij lage SES. Meer inzicht is nodig welke bood-
schappen en regelgeving bij deze groepen effec-
tief zijn, hoe lage SES groepen beter bereikt kun-
nen worden en welke initiatieven bij deze groep
aanspreken en tot een daadwerkelijke gedrags-
verandering leiden.
b. tabaksontmoediging op lokaal niveau in
Nederland en hoe grass-root initiatieven in
Nederland gestimuleerd kunnen worden.
Ervaringen in Engeland en de VS kunnen hierin
als voorbeeld worden genomen.
c. op welke wijze een synergie kan worden gerea-
liseerd tussen tabaksontmoediging en andere
leefstijlonderwerpen. Op dit moment wordt in
twee campagnes geëxperimenteerd met het
combineren van de onderwerpen roken, drugs
en alcohol rond de begrippen “weerbaarheid” en
“opvoedingsondersteuning”. Helder moet wor-
den of die combinatie werken en of er mogelijk
andere mogelijkheden zijn voor verbinden van
ervaringen en initiatieven.
d. welke aanvullende regelgeving in Nederland
het meeste perspectief biedt. Daarbij lijkt regel-
geving rond het product zelf interessante nieuwe
perspectieven te bieden. Deze regelgeving kan
worden belegd bij CBG en kan invulling krijgen
met nieuwe mogelijkheden voor wat betreft
regulering van ingrediënten, vormgeving van
verpakking en regulering van verkooppunten.
Een samenwerking hierin met Europese partners
ligt voor de hand.
STIVORO heeft zich de afgelopen jaren met geld
van KWF Kankerbestrijding, Nederlandse
Hartstichting, Astma Fonds en VWS kunnen ont-
wikkelen tot spin in een groeiend web van partijen
betrokken in tabaksontmoediging. Niet alleen nati-
onaal, maar ook internationaal heeft STIVORO
gezag als kennisnetwerk. Voor de overheid ligt nu
de uitdaging om in samenwerking met veel maat-
schappelijke partijen een effectieve nieuwe stap in
tabaksontmoediging te zetten. Via STIVORO kan
de overheid de regierol in het nationale tabaksont-
moedigingsbeleid vormgeven, waarbij de evidence
base van het beleid wordt geborgd. STIVORO kan
49
een vergelijkbare rol vervullen als expertisecen-
trum, kennisnetwerk, coördinator en uitvoerder als
de Diabetes Federatie in het Nationaal Actieplan
Diabetes en NISB in het Nationaal Actieplan Sport
en Bewegen. Tot de taken van dit STIVORO nieuwe
stijl als spin in het kennisnetwerk, behoort in onze
ogen ook de advocacy voor tabaksontmoediging.
50 van onderop en van bovenaf
4.3 Literatuurverwijzingen1. Johan Mackenbach, deze publicatie: Nederland veel te slap tegen roken.
2. Volksgezondheid Toekomst Verkenningen 2010, RIVM, www.rivm.nl/
bibliotheek/rapporten/270061005.html
3. Marc Willemsen, deze publicatie:Het Nederlands tabaksbeleid in
internationaal perspectief: Van Hekkensluiter naar trendsetter
4. Luk Joossens & Martin Raw: Progress in Tobacco Control in 30
European Countries, 2005 to 2007,www.ensp.org/files/30_europe-
an_countries_text_final.pdf
5. TNS NIPO jeugdmonitor 2009, zie www.stivoro.nl/Upload/artikel/
Cijfers/Factsheet%20jeugd%202009.pdf
6. Zie persbericht van marktonderzoeker IRI, http://infores.nl/por-
tals/0/articlePdfs/Persbericht %20Intro%20Top%202009.pdf
7. Simone Neubauer, Robert Welte, Alexandra Beiche, Hans-Helmut
Koenig, Katharina Buesch1, Reiner Leidl: Mortality, morbidity and
costs attributable to smoking in Germany: update and a 10-
year comparison Tob Control 2006;15:464-471 doi:10.1136/
tc.2006.016030. http://tobaccocontrol.bmj.com/content/15/6/464.
abstract
8. Centraal Planbureau, Economische Verkenning 2011-2015, CPB
Document No 203, Den Haag, maart 2010.
9. Pamflet Nederlandse Public Health Federatie: http://nphf.nl/
footage/fm/File/NPHF_Flyer_05_04_2010.pdf
10. De Goeij, deze publicatie
11. ITC onderzoek, eerste publicatie voor Nederland (gepresenteerd
op 16 juni 2010)
12. De tabaksindustrie financiert organisaties als Stichting Rokers
Belangen, zie http://www.rokersbelangen.nl/
13. CDC Grand Rounds: Current Opportunities in Tobacco Control.
14. Het ongewenste gedrag in beeld brengen kan dit gedrag bevorderen.
Zie hiervoor het rapport van de WRR 2010: http://www.slideshare.
net/ScientificCouncilWRR/2010-02-11-conferencebehavioral-science
15. Zie onder andere publicaties van Gerjo Kok. Hij betoogt dat angst-
wekkende voorlichting leidt tot defensief gedrag bij de doelgroep.
Daarin wordt echter niet het effect op de sociale omgeving in
beschouwing genomen en het denormaliserende effect. http://
www.gezondheid.nl/nieuwsartikel.php?nieuwsartikelID=1848
16. Zie rookmonitor van TNS NIPO: http://customers.tns-nipo.com/
stivoro/volwassenen.asp
17. De Korte, J. D., Nagelhout, G. E., Feenstra, D., Zeegers, M.C.E.,
Van der Meer, R. & Willemsen, M.C. (2008). THEMAPUBLICATIE
Hulpmiddelen voor stoppen met roken 1992-2008. Den Haag:
STIVORO – voor een rookvrije toekomst. http://www.stivoro.nl/
Upload/themapublicaties/Themapublicatie%20Hulpmiddelen%20
voor %20Stoppen%20met%20Roken%201992%202008.pdf
18. Het Centraal Bureau Statistiek berekent maandelijks de inflatie,
mede op basis van de prijs van tabak. Zie: http://www.cbs.nl/
nl-NL/menu/themas/prijzen/cijfers/extra/pci.htm Enerzijds nor-
meert dat tabak als essentieel levensmiddel, anderzijds belemmert
dit prijsverhoging omdat dit automatisch inflatieverhoging betekent.
19. In de VS is tabak recent gebracht onder de verantwoordelijkheid van
de Federal Drug Administration, met als argument dat het farmaco-
logisch actieve nicotine het hoofdbestanddeel is. Daarmee is de
voor veiligheid en controle gewaarborgd. Zie: http://www.fda.gov/
tobaccoproducts/default.htm
20. Framework Convention Tobacco Control, zie: http://www.who.int/
fctc/en/
21. MPOWER: six policies to reverse tobacco epidemic. http://www.
who.int/tobacco/mpower/mpower_report_six_policies_2008.pdf
22. Staat van de gezondheidszorg 2010, publicatie van de Inspectie voor
de gezondheidszorg, www.igz.nl
23. Zie onder andere de richtlijnen van de American Cancer Society en
de UICC: http://strategyguides.globalink.org/pdfs/guide1_
AdvocacyGuide.pdf, http://strategyguides.globalink.org/pdfs/
guide2_MovementBuilding.pdf
24. Zie http://www.nrc.nl/binnenland/article2277578.ece/Tabakssector_
betaalt_verzet_rookverbod
25. Zie bijvoorbeeld http://www.ash.org.uk/
26. Smoke Free Partnership is een onafhankelijk, strategisch en flexibel
partnership opgezet door Cancer Research UK, het European Heart
Network and the European Respiratory Society. Zie http://www.smo-
kefreepartnership.eu/
27. Farelly M, Pechacek T, Chaloupka F. The impact of tobacco control
program expenditures on aggregate cigarette sales: 1981–2000. J
Health Econ2003;22:843–59.
28. Centers for Disease Control and Prevention. Best practices of com-
prehensive tobacco control programs. Atlanta, Georgia: CDC, 1999.
29. N.A.M. Post, E.W. de Bekker-Grob, J.P. Machenbach, L.C.J. Slobbe
(2010): Kosten van preventie in Nederland 2007. http://rivm.nl/
bibliotheek/rapporten/270751020.pdf
51
52 van onderop en van bovenaf