nu
mm
er 1
| 20
15 Praktijk is een uitgave van Maastricht Universitair Medisch Centrum+ voor huisartsen en andere verwijzers
Thema Veranderingen in de zorg De wethouders over transitie in
de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over her indicaties
Voorzitter Privacy-commissie Van Engelshoven over privacy
11
Colofon
Praktijk is een uitgave van Maastricht UMC+, RVE Patiënt en Zorg i.s.m. Zorg in Ontwikkeling (ZIO)
Ontwerp en grafische vormgeving Strategyminds, Maastricht
Redactie Hans Fiolet, Ber Huijnen, Job Metsemakers, Liesbeth van Hoef, Ingeborg Wijnands, Geertjan Wesseling,
Caroline Robertson, stafdienst Communicatie Maastricht UMC+, Strategyminds
Eindredactie Liesbeth van Hoef
Fotografie Appie Derks
Druk Pietermans Lanaken
Praktijk is ook digitaal te lezen: www.mumc.nl/actueel/media/magazine-praktijk
De volgende uitgave van Praktijk verschijnt 24 juni 2015.
Suggesties voor de redactie? Bel of mail Ellen Kennes,
stafdienst Communicatie Maastricht UMC+, telefoon 043 387 44 58,
e-mail [email protected]
Huisartsen Servicedesk telefoon 043 387 44 80
3 Samen zorgen voor zorg | 4 Floor Seveke is huisarts in Valkenburg: Over
veranderingen in de zorg | 5 Wijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over
herindicaties | 6 Leen Dielis over terug naar huis na geriatrische revalidatie | 8
Kinder psychiater Jan Schieveld over transitie | 9 De wethouders over de transitie
in de zorg | 14 Uit de Praktijk | 15 Wondzorg verbinden | 16 Afdeling dialyse
Maastricht UMC+ zet zich in voor optimale behandeling van nierpatiënten | 18 Jan
Claassens: “We moeten ons het spel eigen maken” | 19 Prof.dr. Jos van Engels-
hoven over privacy | 20 Column
THEMA Veranderingen in de zorg Met ingang van dit jaar is heel wat veranderd in de zorg.
Voortaan hebben de gemeenten een belangrijke rol als regisseur en budgethouder voor niet
medische ondersteuning en de jeugdhulp. Het uitgangspunt daarbij is dat mensen langer thuis
blijven wonen en daarbij ook een beroep doen op hun netwerk. De AWBZ is vervangen door de
Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige Zorg. Wat betekenen deze veranderingen voor de
eerste- en tweedelijnszorg in relatie tot de gemeenten? Maar vooral wat zijn de gevolgen voor
de zorgverleners en de zorgvragers?
4
6 15
8
3
vallen. Omdat de gemeenten en zorgverzekeraars samen
verantwoordelijk zijn voor de langdurige zorg (de jeugd-
zorg, de thuiszorg en zorg buitenshuis) neemt de admini-
stratieve rompslomp toe en komt ook de privacy van de
patiënten in het geding. Met name de toenemende
bemoeienis van de zorgverzekeraars zal hierin zeker nog
een belangrijk discussiepunt worden.
Voor de professionele hulpverleners houdt dit in dat nog
meer moet worden samengewerkt met de gemeenten dan
voorheen. In Maastricht-Heuvelland zijn de gemeenten,
zorgverleners, zorgverzekeraars en de huisartsen al in de
voorfase om de tafel gaan zitten om de transitie vorm te
geven. Nu moet duidelijk worden hoe de veranderingen
er in de praktijk gaan uitzien.
Alhoewel de professionele zorgverleners zoals de huisart-
sen, wijkverpleegkundigen, azM Herstelzorg en de consu-
lenten van het Transferpunt zich grote zorgen maken
over het beperkte budget waarmee de gemeenten de
transitie moeten vormgeven, geven zij de gemeenten nu
nog het voordeel van de twijfel. Dat de intenties van de
gemeenten goed zijn, staat buiten kijf. Dat blijkt ook uit
de interviews met de verantwoordelijke wethouders. Maar
de lokale overheden, die eigen regels mogen hanteren,
worden wel met argusogen bekeken door de zorgverle-
ners. Niet alleen in het overgangsjaar 2015, maar vooral in
de jaren daarna als de nieuwe zorg zich moet verankeren.
Niemand in de zorg kan nu al inschatten hoe hun nieuwe
werkveld eruitziet. Daarvoor is het nog veel te vroeg. In
sommige sectoren zoals de ouderenzorg en de jeugd-ggz
is overigens nu al duidelijk dat een groep patiënten door
de nieuwe Wet langdurige zorg buiten de boot dreigt te
Om te voorkomen dat in 2040 de helft van de Rijksbegroting opgaat aan de gezondheidszorg heeft de
overheid een groot aantal veranderingen in de zorg doorgevoerd. De grootste verandering is dat de
gemeenten er nieuwe bevoegdheden hebben bijgekregen als regisseur en budgethouder voor niet medi-
sche zorg en jeugdhulp. Hun insteek is vooral de zorgvraag onder de loep nemen en kijken welke zorg
echt noodzakelijk is en welke hulp door mantelzorgers kan worden gedaan.
Samen zorgen voor zorg
Er zijn veel goede websites van zorgaanbieders
en overheid met informatie over de transitie
in de zorg voor zorgverleners en cliënten:
www.regelhulp.com
www.dezorgverandertmee.nl
www.waarkrijgikmijnzorg.nl
www.voordejeugd.nl
www.hervorminglangdurigezorg.nl
www.rijksoverheid.nl
www.ros-netwerk.nl
www.invoeringwmo.nl
www.invoorzorg.nl
www.hoeverandertmijnzorg.nl
www.zorgwijzer.nl
www.azmherstelzorg.com
4
In 2010 was ze de eerste vrouwelijke huisarts
in Valkenburg. Inmiddels is huisarts Floor
Seveke een bekend gezicht in Valkenburg.
Mede dankzij haar inzet heeft Medisch
Centrum Valkenburg een traditie opgebouwd
op het gebied van innovaties in het zorgpro-
ces. Seveke verwacht dat deze traditie wordt
voortgezet, ook nu de veranderingen in de
zorg zijn doorgevoerd.
Eigenlijk merkt de huisarts nog maar weinig van de ver-
anderingen. “2015 is een overgangsjaar. Gemeenten zijn
verplicht om alle zorg over te nemen. Dezelfde zorg
wordt geleverd, alleen betaald door een andere instantie.
Volgend jaar gaat dat veranderen. Dat hoeft niet negatief
uit te pakken. Tot nu toe hoor ik uitsluitend goede inten-
ties van gemeenten. Ze willen echt goede zorg bieden,
maar hebben een beperkt budget. Ze moeten bezuini-
gingen doorvoeren, die er toch waren gekomen omdat
ons zorgstelsel te duur was.”
Wel wordt ze geconfronteerd met de gevolgen van de
hoge eigen bijdrage in de ziektekosten. “Ook in onze
praktijk komen chronisch zieken met weinig geld.
Mensen die de eigen bijdrage niet kunnen betalen. Mensen
die we doorverwijzen naar het ziekenhuis om bloed te
prikken of voor een foto, maar die dat niet doen.
Natuurlijk kunnen wij als huisarts deze handelingen ook
uitvoeren, maar ook dan valt het onder het eigen risico.
Alleen de huisartsenzorg wordt nog volledig vergoed.
Eigenlijk zou er een soort compensatieregeling moeten
zijn voor de echt schrijnende gevallen.”
Ook voor de huisartsen is het vergoedingssysteem ver-
anderd. “Voor zaken die vroeger automatisch vergoed
werden, krijgen we nu prestatiegelden. Zo kregen we
voor heen een vaste vergoeding voor een spiraaltje zetten,
veel minder dan een gynaecoloog in het ziekenhuis. Nu
mogen we als huisarts hiervoor twee consulten in reke-
ning brengen, terwijl je er veel meer tijd aan kwijt bent.
Voor ons is dit geen reden om deze handeling af te sto-
ten, maar er zijn steeds meer huisartsen die geen spiraal
meer zetten. Of die weigeren om een ‘wurgcontract’ met
de verzekeraars af te sluiten.”
Seveke maakt zich nog de meeste zorgen over de pri-
vacy van haar patiënten. Door de Wmo en de nieuwe
jeugdzorgwet krijgen steeds meer ambtenaren de privé-
gegevens van burgers onder ogen. “Er moeten dus hele
goede afspraken gemaakt worden over welke gegevens
door de huisarts kunnen worden verstrekt aan de
gemeente, en uiteraard mag dit alleen maar als de
patiënt hiervoor toestemming heeft gegeven.”
Ze is overigens wel tevreden over de samenwerking met de
gemeente Valkenburg. “Vanuit ZIO hebben we nu maan-
delijks een werkbespreking met de gemeente, waarbij
de jeugdarts ook aanschuift. We maken bijvoorbeeld
afspraken over de manier waarop de huisarts patiënten
kan doorverwijzen naar het Team Jeugd, hoe de terug-
koppeling kan plaatsvinden en hoe om te gaan met
zorgmeldingen. De contacten zijn goed en de lijnen
kort. Als er iets is, kan ik mensen doorverwijzen naar de
gemeente. De ondersteuning is goed. Valkenburg heeft
een goede sociale kaart.”
“Tot nu toe hoor ik uitsluitend goede intenties van gemeenten”
Huisarts Floor Seveke in Valkenburg
4
5
Op dit moment heeft ze haar handen vol aan de zorgindi-
caties. Voor 1 mei moeten alle mensen die verpleging en
verzorging thuis ontvangen een huisbezoek hebben
gehad waarin de zorgvraag onder de loep wordt gelegd.
Ondanks dat sommige cliënten in eerste instantie veront-
waardigd reageren, vindt de wijkverpleegkundige haar
werk nog steeds een topbaan.
“Zolang je de boodschap maar positief brengt. Je
moet realistisch zijn. Als je kwaliteit wilt kunnen
blijven leveren, moet het uit de lengte of de
breedte komen. Kijk, als mensen boodschap-
pen doen, willen ze ook niet te veel betalen.
De eigen bijdrage is vervallen omdat de
zorg is overgeheveld naar de Zorgverze-
keringswet, maar daardoor zijn we wel
gedwongen om kritisch te kijken naar
welke zorg noodzakelijk is. Vroeger
waren we verwend. Mensen dachten dat
zorg een recht was. Nu er kritisch naar
wordt gekeken, hebben ze het gevoel
dat hen iets wordt afgenomen.”
De grootste verandering voor Van der
Stelt is dat zij niet langer meer een
kant en klaar-zorgpakket krijgt op
basis van de indicatie van het CIZ,
maar dat zij zelf met de cliënt bepaalt
welke zorg nodig is en deze zorg snel
kan bijstellen als dat nodig is. “Het CIZ
formuleerde de zorgindicatie op basis van een
telefoongesprek. Nu kom ik bij de mensen thuis.
Daarom kan ik veel beter beoordelen wat nodig is
en wat niet. Als ik zie dat een cliënt zelf haar haren
kan kammen, dan kan ze ook zelf haar gezicht wassen.
Dat is bovendien ook goed voor de zelfredzaamheid.” In
de praktijk houden alle cliënten dezelfde zorg, maar
wordt er minder tijd voor uitgetrokken, bijvoorbeeld door
iets kortere of minder douchebeurten. “Bij de herindicatie
kijk ik ook kritisch naar de zorg. Waarom moet iemand
met een droge huid zich dagelijks douchen. Overdaad
schaadt en kan zelfs nieuwe problemen creëren. Ik
moet mijn besluit wel kunnen onderbouwen.”
Voor de wijkverpleegkundige die in het medisch
centrum aan het Malbergplein een klein kan-
toor heeft, waren de lijnen met andere
zorgverleners al kort. “Ik had al dage-
lijks contact met de huisarts en de
praktijkondersteuner. Iedereen kan
hier binnenlopen. We hielden al multi-
disciplinair overleg over cliëntenca-
sussen. En de extra administratie is
voor mij in dit digitale tijdperk niet
belastend, wel voor de backoffice.”
Ondanks haar positieve instelling houdt
ze haar hart vast voor de nabije toe-
komst. Er is een te grote discrepantie
tussen het beperkte budget en de groei-
ende vraag naar zorg omdat mensen lan-
ger thuis blijven en alternatieven zoals
herstelzorg en verzorgingshuizen zijn weg-
gevallen. “Ik vrees dat er in de thuiszorg weer
wachtlijsten komen. Het budget raakt een keer
op. In je achterhoofd weet je dat het een keer mis
gaat, maar je moet iets doen. Als het dan toch
moet gebeuren dan maar op een positieve manier.”
Wijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties:
“Wewillenooknietteveelbetalen voordeboodschappen”
De extramurale verpleging en verzorging is overgeheveld van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet. De
wijkverpleegkundige is voortaan verantwoordelijk voor de zorgindicatie en bepaalt hoeveel hulp er nodig
is. Marinda van der Stelt, wijkverpleegkundige en teamleider van Envida in de Maastrichtse wijk Malberg
over de veranderingen.
6
“Op dit moment wordt azM Herstelzorg vooral gecon-
fronteerd met de gevolgen van het wegvallen van de
verzorgingshuizen,” merkt directeur Leen Dielis op. De
groep ouderen die zich thuis moet zien te redden met de
thuiszorg, wijkverpleging en mantelzorgers neemt hier-
door toe. Alleen patiënten die 24-uurszorg nodig heb-
ben, kunnen nog een beroep doen op een verblijfsindi-
catie in het kader van de Wet langdurige zorg.
Geriatrische revalidatie is al in 2013 overgeheveld van
de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet en daarmee ver-
ankerd in de basisverzekering. “Terecht, want bij ons
woon je niet. Je verblijft hier maar even om te revalide-
ren. Echter om in aanmerking te komen voor geriatri-
sche revalidatie moet je wel voldoen aan voorwaarden.
De ouderen moeten kwetsbaar zijn, revalideerbaar en
multiproblemen hebben. Wij zijn echt geen herstelhotel
waar je een paar weken kunt bijkomen”, licht Dielis toe.
”De insteek is dat wij de patiënten, na een opname en
behandeling in het ziekenhuis, revalideren en voorberei-
den op de terugkeer naar huis. Maar de aanspraak-
normen GRZ dwingen ons om strenger te zijn aan de
voordeur. Patiënten die na een behandeling in het
ziekenhuis gedurende enkele weken een plek nodig heb-
ben om te herstellen, maar die geen multidisciplinaire
revalidatie nodig hebben, kunnen bij azM Herstelzorg
niet meer terecht. Voor deze groep zie ik voorlopig ook
nog geen passend alternatief.”
Voetje voor voetje loopt een hoogbejaarde vrouw achter
een rollator door de lange gang van de azM Herstelzorg.
Een van de verpleegkundigen stelt de patiënte met aan-
moedigingen op haar gemak. Nog maar enkele meters.
Het gaat steeds beter. In Maastricht waar azM Herstelzorg
tijdelijk is gevestigd in het Klevariegebouw van ver-
pleeghuis Envida is plek voor 99 patiënten, meestal
alleenstaanden. Jaarlijks worden hier zo’n 600 mensen
behandeld. Een kwart van deze groep bestaat uit patiën-
ten die op de CVA-afdeling komen na een herseninfarct.
Het overgrote deel bestaat uit ouderen die op leeftijd
zijn en net een heup- of knieoperatie hebben gehad,
oncologisch worden behandeld, herstellen van een val
thuis of in het ziekenhuis behandeld zijn voor een chro-
nische aandoening.
“Van deze laatste groep gaat negentig procent weer naar
huis. Het zijn mensen op leeftijd, gemiddeld tachtig jaar,
waarbij niet alleen de jaren tellen, maar die ook vaak
meerdere lichamelijke aandoeningen hebben en bij wie
soms hun geheugen het stilletjes laat afweten. Vaak
wordt tijdens de opname in azM Herstelzorg voor de
eerste keer duidelijk dat er meer aan de hand is dan een
lichamelijk probleem.
Wat wij merken is dat een groeiende groep patiënten
alleenstaand is en niet verantwoord naar huis kan,
omdat elke vorm van mantelzorg ontbreekt. Desondanks
kunnen deze mensen niet in de WlZ terecht omdat hun
situatie volgens de geldende normen van de WlZ niet
kritisch genoeg is.”
Het baart haar zorgen dat er steeds meer mensen met
zwaardere problemen bij azM Herstelzorg terecht-
komen; mensen die niet revalideerbaar zijn, maar
waarvoor ook geen verpleeghuisindicatie is. “De overheid
en de verzekeraars zijn nu bezig met de aanspraaknormen
voor kortdurende eerstelijnsopvang in de Zorgverzeke-
ringswet. Maar dat wordt pas tegen het einde van het
jaar duidelijk. Overheidsbeslissingen lopen vooruit op
de toekomst, de implementatie duurt altijd langer.
Daarom zijn er mensen die noodgedwongen te lang
in het ziekenhuis liggen of weer terug moeten omdat
het thuis niet lukt. Om hoeveel mensen het gaat, weet
niemand.”
Leen Dielis, directeur azM Herstelzorg
Terug naar huis na geriatrische revalidatie
6
Tot 2014 kwamen kwetsbare ouderen regelmatig via azM Herstelzorg in een verzorgingshuis terecht.
Echter nu de verzorgingshuizen worden afgebouwd gaan deze geriatrische patiënten na de revalidatie
terug naar huis. Alleen de meest zorgbehoeftige mensen komen nog in aanmerking voor een bed in een
verpleeghuis, maar hier zijn jammer genoeg wachtlijsten.
7
Tegelijkertijd wordt deze groep geconfronteerd met de ver-
anderde Wet maatschappelijke ondersteuning waarbij de
gemeenten de regie voeren. Door de bezuinigingen zijn
gemeenten gedwongen om bij zorgaanvragen toe te zien of
er voorliggende mogelijkheden zijn die de burger zelf kan
organiseren en betalen of dat dit door familie of mantelzor-
ger kan.
“Een woning die aangepast moet worden is geen indicatie
voor een verblijf in een verpleeghuis. Voor het aanpassen van
de woning moeten patiënten zelf aan de slag en kunnen zij
soms een beroep doen op de Wmo via de gemeente. Door de
transitie in de zorg wordt nu veel meer verantwoordelijkheid
bij de burger zelf neergelegd. Vandaag de dag zullen de
gemeenten vaker het standaardadvies geven om te verhui-
zen, ook aan de mensen met fysieke problemen die vroeger
een uitgebreide woningaanpassing kregen of naar het verzor-
gingshuis gingen”, verklaart Dielis.
Nu is het even schipperen, maar de directeur verwacht dat
het een kwestie van tijd is voordat er een nieuw evenwicht is
gevonden en mensen gewend zijn aan het nieuwe systeem.
Dan zullen Nederlanders net als in omringende landen eerder
gaan nadenken over hun toekomst en besluiten hun woon-
situatie aan te passen of een spaarpotje gaan aanleggen voor
hun oude dag. Daarnaast zullen er ook nieuwe particuliere
initiatieven ontstaan op het gebied van wonen en zorg. De
tijd dat iedereen onbeperkt een beroep kon doen op de dure
voorzieningen is voorbij. Er wordt van de mensen verwacht
dat ze zelf ook gaan investeren of iets organiseren zodat ze
langer thuis kunnen wonen.
“De huidige bezuinigingen waren onvermijdelijk omdat we
als gemeenschap geen extra belasting willen betalen. Het is
alleen moeilijk dat de veranderingen in een ijltempo worden
doorgedrukt. We moeten bewuster onze laatste levensjaren
voorbereiden. Van de burger zelf worden initiatieven ver-
wacht. En als dat niet lukt, zullen ze zelf moet aankloppen bij
de CIZ, de gemeente of de thuiszorg”, vat Dielis samen.
Trouwens hierin is volgens haar ook een belangrijke rol weg-
gelegd voor de wijkverpleegkundige en de huisarts. “Zij hou-
den de vinger aan de pols. Samen met de praktijkondersteu-
ner moeten zij de kwetsbare mensen die het niet meer red-
den in het vizier brengen. Zij moeten voelen wat er leeft in de
wijk en hebben een belangrijke adviserende functie.”
Leen Dielis, directeur azM Herstelzorg
Terug naar huis na geriatrische revalidatie
7
Meer info:
www.hoeverandertmijnzorg.nl
www.zorgwijzer.nl
www.azmherstelzorg.com
8
“Hartoperaties leg je ook niet bij
de gemeente”
De keukentafel in de pantry van de afdeling Jeugd- en
Kinderpsychiatrie van het Maastricht UMC+ ligt vol met
krantenknipsels over de problemen in de zorg. Bijna
dagelijks komen er nieuwe knipsels bij en voor Jan
Schieveld is het duidelijk. De transitie houdt de zorg in
de wurggreep, en met name in de ggz zijn de gevolgen
ernstig: de bureaucratie neemt toe en de regelgeving
wordt nog ingewikkelder, omdat gemeenten ‘eigen’
regels mogen hanteren.
Schieveld is niet te spreken over de Jeugdwet. “Nu
mogen ambtenaren die een inkoopcursus en een stan-
daardcursus kinderzorg en -psychiatrie van twee weken
hebben gehad, meebeslissen over de zorgvraag. Je gaat
de regie over open-hart operaties toch ook niet bij de
gemeenten onderbrengen? De kinder- en jeugdpsychia-
trie is een belangrijke voorfase voor de volwassen psy-
chiatrie. Het is belangrijk dat je problemen vroegtijdig
signaleert, zodat je kunt interveniëren en bijsturen. Het
is een medisch specialisme dat je in het gezondheids-
zorgdomein moet houden.”
Schieveld is als specialist Jeugd- en Kinderpsychiatrie
werkzaam bij onder meer het Maastricht UMC+, de
Mutsaerts stichting in Venlo en de Koraalgroep. “Ik hoor
van ouders met kinderen in de ggz, de gehandicapten-
zorg en de kinderrevalidatie al verontrustende geluiden.
Naast de verschraling van de zorg, treden er verdrin-
gingseffecten op. Overal vallen ontslagen, instellingen
dreigen om te kiepen en de wachtlijsten nemen toe.
Organisaties hebben mensen in dienst moeten nemen
om de financiële administratie op orde te houden en
hebben al geld opzij gezet om processen te kunnen voe-
ren tegen gemeenten die zich niet aan de (productie)
afspraken dreigen te houden.”
Waar hij bang voor is, is dat gemeenten door de markt-
werking in de verleiding komen om zo goedkoop moge-
lijk zorg in te kopen om geld over te houden om tekor-
ten op te vangen. “De gelden voor de zorg zijn geoor-
merkt, maar wat als deze restrictie wegvalt? Daarnaast
is niet duidelijk hoe de privacy van patiënten wordt
gewaarborgd. De hele Tweede Kamer staat op de achter-
ste benen als NSA Nederland afluistert, maar je hoort
niemand erover dat je met het dossier van je kind naar
een ambtenaar moet voor zorg, een ambtenaar die je
straks bij de supermarkt tegenkomt.”
“Het is goed dat gemeenten de jeugdhulpverleners die
zich nu verdringen op de stoep van gezinnen weg sane-
ren door de regie te voeren. Maar daar houdt het verhaal
op. Ik hoop dat de overheid er alles aan doet om deze
vorm van marktwerking te verbieden, de privacy van
mensen in de lucht te houden en de huisartsen te
beschermen tegen de overbelasting die ontstaat door de
verdringingseffecten die op ze afkomen. Bescherm ons
allemaal tegen de rechtsongelijkheid.”
Kinderpsychiater Jan Schieveld over transitie
In de nieuwe Jeugdwet zijn de gemeenten verantwoor-
delijk voor alle jeugdhulp, dus ook de jeugd-ggz.
Gemeenten bepalen als financiers welke zorg de
jongeren nodig hebben. Huisartsen kunnen kinderen
met psychische of psychiatrische problemen nog wel
rechtstreeks doorverwijzen, maar instellingen hebben
over de financiering afspraken met gemeenten.
Volgens kinderpsychiater Jan Schieveld leidt dit tot
een kwaliteitsvermindering van de ggz.
9
Als een partij het op dit moment moeilijk heeft, dan is het de gemeente. Vanaf 1 januari hebben
gemeenten er een fors aantal taken bijgekregen. Naast de Wet maatschappelijke ondersteuning
hebben ze nu ook te maken met de uitvoering van de Jeugdwet en de Partici patiewet. De
gemeenten zijn nu regisseur en budgethouder als het gaat om niet medische ondersteuning en
jeugdhulp. Wat deze veranderingen in de praktijk inhouden, vertellen de vier wethouders van
Maastricht-Heuvelland.
“De huisarts is nog steeds de formele verwijzer jeugdhulp”
De wethouders over de transitie in de zorg
>
10
hebben we twee mensen van Jeugdzorg overgenomen. Een
deel van de mensen is al in december begonnen met inwer-
ken. Daarnaast kunnen we ook nog een beroep doen op
diensten van de centrumgemeente Maastricht.
Ik sta voor de volle honderd procent achter de decentrali-
satie, die de zorg uiteindelijk dichter bij de mensen moet
brengen, maar niet achter de bezuinigingen die we moe-
ten doorvoeren. Als de overheid taken naar de gemeenten
toebrengt, moet ze de gemeenten als uitvoerder ook de
gelegenheid geven om ze te organiseren en te faciliteren.
De grootste onrust onder de burgers hebben we kunnen
wegnemen door goed bezochte informatiebijeen komsten
te organiseren. Daarnaast hebben we een deel van de
eigen bijdrageregeling bijgesteld. Om te voorkomen dat
met name de middeninkomens er te veel op achteruit gaan,
hebben we een deel van de maatregelen teruggedraaid. Dat
bekostigen we, net als Maastricht, met de gelden die we
hebben gekregen voor het afschaffen van de Wtcg.
Om de transitie te doen slagen moet er nog wel wat veran-
deren. Om te beginnen de mindset van de mensen. We halen
de zorgzame samenleving van stal. Dat moet nog wel in de
hoofden van de mensen gaan leven. Maar ik ben ervan over-
tuigd dat dat gaat lukken. We zien nu al prachtige initiatieven
ontstaan, zoals huiskamerprojecten, die wij als gemeente
faciliteren. Maar ook bij de zorginstellingen is een andere
mindset nodig. Vooral uit de hoek van de GGZ is de weer-
stand nog erg groot. Ze hebben het niet meer in hun eentje
voor het zeggen. We zoeken juist de kracht in meer samen-
werking en in de reductie van het aantal instellingen dat zich
bezighoudt met een gezin. Nu de gemeente de regie gaat
voeren, komt er eindelijk samenhang in de zorgverlening. Zo
willen we inzetten op preventie en daarmee voorkomen dat
jongeren in te zware vormen van jeugdzorg terechtkomen.
Ook de huisarts heeft een taak hierin. Wij hebben
gevraagd om ons te informeren over wat er aan de voor-
kant gebeurt. Zo kunnen we de zaken stroomlijnen via
één kanaal. We hebben nu regelmatig bijeenkomsten voor
de huisartsen. De onderlinge banden zijn versterkt. De
gemeente en de huisartsen houden elkaar op de hoogte
van de ontwikkelingen. Er wordt beter gecommuniceerd
en geïnformeerd. De huisarts is een be langrijke partner.
Mensen met klach ten melden zich vaak eerst bij de huis-
arts. Die kan vervolgens de mensen doorverwijzen naar
het sociaal team of het Centrum voor Jeugd en Gezin.”
“Vanaf dag één van de gemeentelijke fusie hebben we
rekening gehouden met de transitie in de zorg. Zo zijn we
bij de kanteling van de Wmo al snel begonnen met de
zogenaamde keukentafelgesprekken door de medewer-
kers van de Wmo. Daarbij hebben we ons laten ondersteu-
nen door een extern bureau omdat we wisten dat er een
grote operatie naar ons toe zou komen.
Het voordeel is dat wij als fusiegemeente de blik naar
buiten hebben gericht. Daardoor konden we voortvarend
aan de slag met de decentralisatie van de zorg. Daar komt
veel bij kijken omdat we maar liefst vijftien kerkdorpen
hebben. In de drie kernen met de meeste zorgvraag
- Margraten, Eijsden en Gronsveld - houdt het team kan-
toor en inloopspreekuren.
Omdat er nieuwe doelgroepen bij zijn gekomen, is het
sociale team uitgebreid met mensen met kennis en erva-
ring in jeugdzorg, gehandicaptenzorg en psychiatrie. Zo
Jo Bisscheroux, zelf afkomstig uit de
ggz-wereld, is wethouder van de ‘jonge’ fusie-
gemeente Eijsden-Margraten. Hij heeft onder meer
Wmo-zorg, jeugdbeleid en volksgezondheid in
zijn portefeuille.
Gemeente Eijsden-Margraten
1111
Wanneer binnen een gezin meerdere problematieken aan-
wezig zijn, vormen wij voor dat gezin een integraal team
uit de drie teams. Dan wordt voor één gezin één plan
gemaakt en wordt afgesproken wie de centrale regisseur
voor dit gezin wordt.
Natuurlijk waren de doelgroepen voor Werk & inkomen en
Wmo al bekend binnen onze gemeente, maar de doelgroep
Jeugd voor de specifieke Jeugdtaken is nieuw voor ons.
Daarom is binnen onze gemeente een team Jeugd opge-
richt. Dit team Jeugd biedt informatie en advies, preventie,
lichte ondersteuning en tevens beoordeelt dit team aanvra-
gen voor Jeugdhulp. Daar waar nodig, kan het team Jeugd
ook nog externe deskundigen erbij halen.
Daarnaast hebben we vorig jaar al nieuwe inkoopcontrac-
ten afgesloten met de zorgaanbieders en afspraken gemaakt
met diverse partners, zoals huisartsen, het Veiligheidshuis,
Veilig Thuis, Raad voor de Kinderbescherming en Wijk-
verpleegkundigen. Deze afspraken worden dit jaar nog
verder uitgewerkt en op basis van praktijkervaringen bijge-
steld.
Tot nu toe zijn er geen problemen geweest wat betreft de
continuïteit van Wmo- en jeugdzorg. Daar waar het niet is
gelukt om tijdig een nieuwe beschikking af te geven zijn de
bestaande beschikkingen verlengd.
De eerste keukentafelgesprekken met ouders zijn positief
verlopen. Ouders vinden het prettig om in gesprek te gaan
en blijken over het algemeen zeer goed in staat te zijn om
de ondersteunings- en hulpvraag van hun kind te formule-
ren.
Het is inderdaad zo dat een aantal nieuwe werkprocessen,
zoals de uitbetaling van het PGB via de SVB en het innen van
de ouderbijdrage via het CAK, niet goed zijn verlopen. Hier
hebben wij als gemeente geen invloed op. Wel proberen wij
de schade voor onze burgers zoveel mogelijk te beperken.
Als gemeente willen we meer investeren in preventieve
activiteiten en de inzet van vrijwilligers en mantelzorgers.
Daarnaast zal de gedachte één gezin - één plan - één regis-
seur nog verder vormgegeven worden. Ook gaan wij wer-
ken aan een zogenaamde transformatie agenda. Dit wordt
een plan met planning waarin wij samen met de zorgleve-
ranciers en cliëntenorganisaties de veranderingen in de
zorg gaan vormgeven. Samen met alle zorgverleners gaan
we de integrale benadering van de hulpvraag vormgeven
en invulling geven aan het casemanagement. Tot nu toe
verloopt de samenwerking goed. We willen onze partners
ook actief blijven betrekken bij de vormgeving van het
nieuwe stelsel.”
“Valkenburg aan de Geul heeft in 2013 en 2014 samen met
Maastricht en de overige Heuvellandgemeenten Vaals,
Gulpen-Wittem, Eijsden-Margraten en Meerssen de verande-
ringen in de zorg voorbereid. Wij hebben daarbij de focus
gelegd op de continuïteit van de zorg aan de bestaande en
nieuwe klantgroepen die we er vanaf 1 januari bij hebben
gekregen door de zogenaamde transitie in de zorg. Dit jaar,
het overgangsjaar, gaan wij ook werken aan de veranderin-
gen in de zorg die het kabinet nastreeft, de zogenaamde
transformatie in de zorg.
Binnen onze gemeente werken wij met drie teams: een
team van klantmanagers Werk & inkomen, een team van
klantmanagers Wmo en een team Jeugd. Deze teams behan-
delen de klantvragen en gaan zorgen voor de juiste zorg.
Wethouder Bert Dauven van de gemeente
Valkenburg heeft onder meer jeugdzorg, de Par ti-
cipatiewet en Wmo 2015 in zijn portefeuille.
De wethouders over de transitie in de zorg
Gemeente Valkenburg
12
Het gemeentelijk team Wmo ondersteunt mensen op ande-
re vlakken. Wat kan makkelijk worden opgepakt, waarin
biedt de leefomgeving van meneer of mevrouw een oplos-
sing en waar is ondersteuning in de vorm van een ‘voorzie-
ning’ echt nodig? Een prettige bijkomstigheid was dat we al
een ‘staand’ team Wmo hadden, waarbij we ook weer men-
sen hebben aangenomen die ervaring hebben op het
gebied van de ‘nieuwe taken’.
De inkoop van de zorg op beide vlakken (Wmo en jeugd) is
gedaan via een bestuurlijke aanbesteding. In de vorm van
zogenaamde ontwikkeltafels hebben we samen met zorg-
aanbieders bekeken hoe en wat aan zorg nodig is, waarbij
continuïteit belangrijk is. Deze tafels worden in 2015 voort-
gezet omdat het een goede manier is om met onze partners
te praten. Bovendien komen er transformatietafels bij. Inder-
daad, om de transformatie vorm te geven: een andere
manier van werken dient zich aan. We moeten daarom de
jeugdondersteuning door ontwikkelen. Ook komen er
transformatietafels om het zorgaanbod te ontwikkelen en
eventueel te veranderen.
In principe is de transitie goed verlopen. Tot nu toe zijn de
eerste ervaringen met nieuwe vragen positief omdat de
realistische vraag centraal staat. De pgb-problematiek is
uiteraard bij ons bekend. Als gemeenten hebben we de
zorgcontracten geaccordeerd, maar heeft de SVB de zaak
niet op orde. Daar is nu veel publiciteit over.
Verder zal er, nog meer dan nu, inte-
graal naar problemen gekeken moe-
ten worden. Daarbij is de opgave om
op het gebied van bijvoorbeeld Wmo
alle partners en invalshoeken in
beeld te krijgen en op die manier
integraal te werken. Maar ook zetten
we stappen om in de toekomst ‘puur’
vanuit persoon of gezin te kijken. En
samen met hen te analyseren op
welk gebied ondersteuning geboden
is: Wmo, participatie of jeugd. En
daarnaast zullen nieuwe zorgvormen
ontwikkeld moeten worden.
De huisarts is op grond van de
Jeugdwet een formele verwijzer, een
verwijzing van de huisarts mogen we
niet doorkruisen. Wel zullen nog
goede afspraken gemaakt moeten
worden over hoe we enerzijds
omgaan met 1 gezin 1 plan en ander-
zijds de beroepscode. We hebben
afgesproken dat er elke drie maan-
den een kwartaalgesprek plaats
vindt. Als er eerder dingen spelen
vinden er tussentijds gesprekken
plaats. We werken nauw samen.”
“Om goed voorbereid te zijn op de nieuwe taken, lag onze
focus in 2014 vooral op de transitie. We moesten er uiter-
aard voor zorgen dat de ondersteuning van de jeugdige
inwoners van Maastricht en hun gezinnen per 1 januari
2015 gewoon zou doorlopen. Het is een kwetsbare groep
waar we zorgvuldig mee willen omgaan.
In deze voorbereiding hebben we nadrukkelijk de samen-
werking opgezocht. Met collega-gemeenten in de regio
Heuvelland, maar (juist) ook met zorgaanbieders! Voor de
jeugdzorg ligt onze focus bij het ondersteunen van jeugdi-
gen en gezinnen. Vanuit het individu beginnen wij te zoe-
ken naar de cirkels om hem/haar heen, die relevant zijn
voor deze persoon. Startend bij gezin/ouders, familie,
buren, school, huisarts en andere maatschappelijke organi-
saties kijken we welke ondersteuning zij kunnen bieden.
Eventueel is de laatste stap het opschalen naar meer profes-
sionele ondersteuning.
Per 1 januari 2015 wordt dat gecoördineerd door team
Jeugd van de gemeente Maastricht. Als bij ons een melding
binnenkomt, gaan we met de betrokken personen en even-
tueel professionals op zoek naar de juiste ondersteuning.
Het is niet zo, dat een melder een
probleem ‘over de schutting’ gooit.
Absoluut niet – we zetten een net-
werk op rond de jongere om hem zo
snel mogelijk weer op weg te helpen.
We hebben trouwens de verwachting
dat dit in de meeste gevallen met
minimale inzet kan. De grootste
groep jongeren heeft maar een klein
zetje nodig of hun ouders een vorm
van lichte ondersteuning bij het
opvoeden. Daarmee kunnen we
zwaardere en ook duurdere vormen
van ondersteuning voorkomen. Mooi
met het oog op de ons opgelegde
bezuinigingen maar zeker zo fijn
voor het kind en het gezin in kwestie!
We baseren deze wijsheid niet op
onze eigen kennis. In 2014 hebben
we hard gewerkt om medewerkers
aan te trekken die kennis van en
ervaring met dit onderwerp hebben.
In team Jeugd bij de gemeente
Maastricht vind je mensen met zeer
verschillende achtergronden op het
gebied van jeugdondersteuning, van
orthopedagoog tot jongerenwerkers.
De Maastrichtse wethouder
Mieke Damsma is
onder meer verantwoordelijk
voor cultuur, onderwijs, jeugd-
zorg en gezondheid.
Gemeente Maastricht
alternatief waarbij de cliënt tenminste één dagdeel per
week activiteiten krijgt aangeboden die hij leuk vindt en
met voldoende beweging.
Jeugdhulp is een verhaal apart. Ook al zijn we nog maar net
begonnen, we merken nu al dat ouders van kinderen met
opvoedings- of andere problemen blij zijn met onze onder-
steuning. Ze hebben nu één duidelijk aanspreekpunt. Het
sociaal team is een ‘grote vijver’ van kennis en ervaring.
Ons streven is om preventie en vroeg-signalering verder te
versterken. Ook hierbij willen we dat de eigen kracht van
de burgers volop wordt benut.
Wat we verder nog nodig hebben, is voldoende financiële
middelen om de veranderingen goed te kunnen in- en uit-
voeren en om de (herijkte) kwaliteit te kunnen borgen. En
natuurlijk voldoende tijd. De nieuwe zorg is uiteraard niet
in één jaar te realiseren. Men moet niet vergeten dat het een
zaak van lange adem kan worden.”
“Het sociaal team is in Meerssen niet strak afgebakend van
andere disciplines: het werkt nauw samen met onder ande-
ren de wijkverpleegkundige, huisartsen en praktijkonder-
steuners. Denk ook aan expertise op het vlak van mensen
die communiceren via gebarentaal of het consulteren van
professionals in de geestelijke gezondheidszorg. Immers
deze kunnen ook al thuis komen bij een inwoner en hebben
al het nodige afgestemd met de inwoner, waar het sociaal
team op kan voortborduren.
Ik zeg altijd: het sociaal team is een soort ‘schakelstation’
tussen inwoner en de uiteindelijke ondersteuners. Het gaat
vooral om de werkwijze: integraal en snel kunnen helpen
waar het moet.
Het eerste uitvoeringsjaar is nog erg jong. Dat even voorop
gesteld. De decentralisaties zijn niet klein in omvang.
Daarbij is het normaal dat we te maken kunnen krijgen met
kinderziektes die opgelost moeten worden. Ook in Meerssen
hebben we aandacht voor de problemen rond de pgb’s,
maar wij realiseren ons dat de SVB volop bezig is met een
reorganisatie van de pgb’s, een omvangrijke klus die zij in
korte tijd moeten zien te klaren.
Met name op het gebied van jeugdhulp is veel veranderd.
We ervaren dat ouders en verzorgers soms zoekende zijn.
Iedereen moet wennen aan de nieuwe regelgeving en het
kost tijd om de juiste weg te vinden. Het sociaal team helpt
de verzorgers hierbij. Soms moet een verzorger bij de Wet
langdurige zorg zijn of bij de Zorgverzekeringswet. Als
iemand even door de ‘bomen het bos’ niet meer ziet, bege-
leiden we de mensen naar het juiste loket. Als het onder
Jeugdhulp valt, is de gemeente verantwoordelijk en gaan we
samen met de verzorgers en veelal ook het kind in gesprek
om de ondersteuning goed te kunnen formuleren.
Ondertussen ervaren wij al de meerwaarde van de decen-
tralisatie van de zorg. Wij kunnen kortbij ondersteuning
regelen. We kunnen snel schakelen en bovendien kunnen
we meer en beter gebruik maken van onze algemene voor-
zieningen. Daarnaast kunnen we met de inwoner zoeken
naar een bredere oplossing voor problemen. Iemand die
bijvoorbeeld veel behoefte heeft aan bewegen, ging voor-
heen vier dagen naar de dagopvang en kreeg daar weinig
beweging. Nu zoeken we samen met de aanbieder naar een
“Iedereen moet wennen aan
de nieuwe regelgeving en het kost tijd
om de juiste weg te vinden.”
13
Gemeente Meerssen
Wethouder Maureen Gubbels van de
gemeente Meerssen is onder meer verantwoor-
delijk voor welzijn, zorg, Wmo en volksgezond-
heid.
14
Er is heel wat veranderd in de zorg. Zo bestaat de AWBZ niet meer. In plaats daarvan zijn er nu de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. Wat merken patiënten van deze ontwikkelingen? En hoe denken zij over de veranderingen? Praktijk ging op onderzoek uit in de wachtkamers van het Maastricht UMC+. praktijk
Uit de
Bertha Loomans (71) uit Maastricht volgt het nieuws over de
veranderende zorg wel. “Maar ik maak me er niet druk meer
over. Ze doen toch wat ze willen”, stelt ze. Ondertussen stoort
ze zich er wel aan dat de ouderen, de mensen die het land na
de oorlog hebben opgebouwd, de dupe worden van bezuini-
gingsmaatregelen. “De mensen die de beslissingen nemen die
merken er niets van als ze jaarlijks duizend euro moeten neer-
leggen voor zorg. Dat is anders dan voor mensen die van een
AOW moeten rondkomen. Op dit moment heb ik nog maar recht
op anderhalf uur poetshulp in de week. Dat is nauwelijks
genoeg tijd om de noodzakelijke schoonmaakwerkzaamheden
in de keuken en badkamer te doen.”
<Haar zoon Hans (17) is helemaal niet bezig met de veranderingen
in de zorg. Elianne Demollin (47) uit Eckelrade daarentegen is
heel goed op de hoogte van de ontwikkelingen in de zorg. “Ons
zorgstelsel wordt onbetaalbaar. Het moet veranderen. Ik vind het
belangrijk dat iedereen wordt geholpen. Bij veranderingen heb je
volgens mij altijd mensen die de kont tegen de krib gooien. Die
mensen mag je best op hun verantwoordelijkheden aanspreken.
Het gaat ook om een bewustwordingsproces. Daarom is het
essentieel dat de veranderingen in Jip en Janneke-taal worden
uitgelegd, in heldere taal die iedereen begrijpt. Mensen worden
onzeker en angstig als ze niet weten wat hen te wachten staat.
Het hoort gewoon bij de overgangsverschijnselen.”
Haar in gips gehulde been rust op de knie van haar echtgenoot.
Ine Claessen (52) uit Valkenburg heeft een gescheurde enkel-
band na een val van de trap. “Ik houd het niet meer uit van de
pijn. Dit is alweer de derde keer deze week dat ik hier ben”, licht
Claessen toe. Of de ziekenhuisbezoeken van haar eigen risico
afgaan, daar hoeft zij zich gelukkig niet mee bezig te houden. Ze
is goed verzekerd en komt zelden in het ziekenhuis. “Maar ik
besef heel goed dat de goede zorg voor steeds meer mensen
minder betaalbaar wordt. Hervormingen zijn nodig. Het is wel
erg dat er mensen zijn die uit vrees voor de kosten de huisarts
of het ziekenhuis mijden.”
<<
14
15
Bas Bekkers cardioloog (l) en
Ingrid Krapels, klinisch geneticus
Wondzorg binnen het Maastricht UMC+ tim-
mert aan de weg. En dat is nodig vinden decu-
bitusconsulent Henny Geelen en wondzorg-
consulent Gittie Willems. Samen met Fanny
Pelzer, eveneens decubitusspecialist, runnen
zij de wondzorg in het Maastrichtse ziekenhuis.
Henny, Gittie en Fanny werken vooral achter de schermen.
Tachtig procent van hun werk richt zich op patiënten in
het ziekenhuis, zowel klinisch als poliklinisch. Toch zien
zij ook buiten de muren van het Maastricht UMC+ een rol
weggelegd voor zichzelf, met name op het gebied van
scholing en advies. De zorg is erop gericht dat mensen
zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Preventieve
decubitus- en wondzorg kan bijdragen aan de zelfred-
zaamheid van ouderen in de thuissituatie door het voor-
komen van doorliggen, complicaties en verminderde
mobiliteit. Dat zouden we graag samen willen doen met
zorgverleners die bij de patiënten thuis komen, zoals
huisartsen en wijkverpleegkundigen. Een gezamenlijke
aanpak draagt bij aan de continuïteit en kwaliteit van de
zorg. Ieder heeft daarin zijn eigen rol en expertise.
Samen zorgen we voor een uniforme aanpak volgens de
Nederlandse richtlijnen.
Wondzorg heeft zich de afgelopen jaren sterk ontwikkeld
en die ontwikkelingen gaan snel. Onderzoeken en studies
hebben nieuwe inzichten gebracht, zowel op het gebied
van behandeling als preventie decubitus. Daarnaast is er
een veelheid aan materialen op de markt. Dit maakt het
lastig om een eenduidige aanpak voor wondverzorging
en -behandeling te realiseren. Patiënten met complexe
wonden komen vaak in aanraking met verschillende zorg-
verleners en daarmee ook met een verschillende aanpak
van de wond. Gevolg is een langere verpleegduur, risico
op sociaal isolement en hogere zorgkosten.
Wij beschikken over de kennis en nieuwste technieken
waarmee we toegevoegde waarde kunnen bieden aan
zorgorganisaties en huisartspraktijken. We kunnen onder
meer scholing en presentaties geven. Zorgverleners
kunnen ons ook bellen voor een telefonisch consult of
huisbezoek. We nemen graag het initiatief om meer
samen te werken.
Voor de genezing is het juist bevorderlijk dat er conti-
nuïteit en uniformiteit is in de zorg. Op beperkte schaal
wordt er al samengewerkt met zorgverleners in de regio.
“Bij decubitus gaat het vaak om bedlegerige patiënten
die minder mobiel zijn, waardoor ze niet naar het zieken-
huis kunnen komen. “In plaats daarvan krijg ik een foto
waarop ik kan zien wat er aan de hand is en een gericht
advies kan geven. Zo werken we bijvoorbeeld samen
met Envida en Koraalgroep.”
Wondzorg wil zich zelf beter op de kaart zetten. “Binnen
het Maastricht UMC+ werken we met een stuurgroep aan
een multidisciplinaire wondpoli. Deze moet binnen enkele
maanden operationeel zijn. Binnen afzienbare tijd zal zie-
kenhuis verplaatste wondzorg onder verantwoordelijkheid
vallen van de specialist in het ziekenhuis. Als organisatie
zijn wij budgethouder, stellen een behandelplan op en zijn
dus ook eindverantwoordelijke voor deze zorg. Door deze
regiefunctie is het mogelijk sneller bij te sturen en dat
draagt bij aan de kwaliteit van zorg,” aldus Gittie Willems.
Wij zijn bereikbaar per mail: decubitus.wond.werkgroep@
mumc.nl of telefonisch: 043 387 56 34 (decubituszorg) of
043 387 45 29 (wondzorg).
Wondzorgverbinden
Gittie Willems (links)
en Fanny Pelzer.
16
Afdeling dialyse Maastricht UMC+ zet zich in voor optimale behandeling van nierpatiënten
Thuisdialyse’snachtspraktischenminderbelastend
Thuisdialyse bespaart nierpatiënten niet alleen veel reistijd, het stelt hen ook in staat om weer een gewoon leven
te leiden. Momenteel hebben twintig patiënten in de regio Maastricht-Heuvelland thuis apparatuur voor dialyse
staan.
“Hoi. Peter. Onze man”, merkt één van de cliënten van het
reguliere dialysecentrum Juliana in Valkenburg vrolijk op,
als hij Peter Janssen, coördinator van de Thuisdialyse van
het Maastricht UMC+ aan tafel ziet zitten. Met zijn vlotte
babbel kent Janssen vrijwel alle nierpatiënten die drie
dagen in de week naar Juliana komen voor dialyse per-
soonlijk. Het gaat om de grote groep patiënten die niet in
aanmerking komt voor thuisdialyse of het niet wil.
Terwijl dialysecoördinator Peter Janssen een telefoontje
afhandelt, vertelt de man dat hij op slechts een paar hon-
derd meter afstand van Juliana woont. “Thuisdialyse heeft
voor mij weinig voordelen. Bovendien kan mijn vrouw
niet meehelpen met dialyseren omdat ze Alzheimer heeft.
Ik blijf dus gewoon komen. Drie keer per week lig ik hier
vier uur op bed. Gelukkig heb ik er geen moeite mee.
Gewoon verstand op nul.”
Juliana is voor coördinator Janssen een soort thuisbasis.
Hier heeft hij een kantoor en hier worden de trainingen
aan patiënten en mantelzorgers die thuis willen dialyse-
ren verzorgd. In het dialysecentrum wordt geleerd hoe ze
met de thuisdialyse-apparatuur moeten omgaan. In de
ruime dialysezaal met tien plaatsen is hiervoor een vaste
plaats gereserveerd.
Janssen laat de apparatuur zien. Een vrij hoge toren die er
voor een leek behoorlijk angstaanjagend uitziet door de
vele lichtjes, knopjes, slangen en roterende onderdelen.
“De apparatuur is lang niet meer zo groot als vroeger,
tegenwoordig is één tot anderhalve vierkante meter
ruimte genoeg”, licht hij toe. Maar er komt meer bij kijken
dan voldoende plek in huis. De patiënt moet thuis ook
eventuele complicaties kunnen oplossen. Daarvoor is een
goede training nodig, bij voorkeur samen met de partner
die thuis ook gaat assisteren.
De groep van nierpatiënten is de afgelopen jaren redelijk
stabiel gebleven, mede door goede preventie en tijdelij-
ke verwijzing. Wel is het te verwachten dat mensen
langer leven en mogelijk door allerlei onderliggende
ziekten, bijvoorbeeld suikerziekte, meer risico lopen op
het ontwikkelen van een nierziekte. Omdat de leeftijd
van patiënten hoger wordt en overheid en verzekeraars
de zorg meer in de woonomgeving van de patiënt willen
aanbieden, gaat onze voorkeur uit naar thuisdialyse.
De mogelijkheid om naast de patiënt ook de partner of
mantelzorger te trainen, bestaat nu vier jaar in Maastricht-
Heuvelland. Sindsdien is het aantal thuishemodialyse-
patiënten flink gegroeid. In 2008 toen Janssen begon als
coördinator, hadden nog maar vier patiënten een appa-
raat voor thuishemodialyse, nu zijn dat er inmiddels twin-
tig, en is de voorbereiding bij vier nieuwe patiënten al
afgerond.
Daarnaast kiezen volgens Janssen steeds meer mensen
voor dialyse ’s nachts. “In plaats van drie keer per week
vier uur dialyse, kan de patiënt ook om de nacht acht uur
dialyseren. Dat heeft grote voordelen, bijvoorbeeld het
teveel aan vocht wat er anders in een reguliere dialyse
van 4 uur wordt uitgehaald, gebeurt dan in 8 uur tijd
(tijdens de nachtrust). Dit geeft dan een mindere belas-
ting voor de patiënt.”
Afdeling dialyse Maastricht UMC+ zet zich in voor optimale behandeling van nierpatiënten
Thuisdialyse’snachtspraktischenminderbelastend
17
Op dit moment maken acht van de twintig thuisdialyse-
patiënten gebruik van dialyse ’s nachts. Het streven van
de afdeling dialyse van het Maastricht UMC+ is om zoveel
mogelijk mensen deze behandeling aan te bieden. “Maar
het moet wel mogelijk zijn. De patiënt heeft voor het
zelfstandig uitvoeren van de thuisdialyse ondersteuning
van de partner nodig. Patiënten die kiezen voor begelei-
ding met een dialyseverpleegkundige (VDA) zijn gebonden
aan afspraken voor de behandeling overdag.”
Welke patiënten in aanmerking komen voor thuishemo-
dialyse bepalen zorgverleners (nefroloog, verpleegkun-
digen, maatschappelijk werk) van het Maastricht UMC+
en patiënt en partner zelf, in goed overleg. Als iedereen
akkoord is, inclusief de zorgverzekeraar die de behande-
ling moet vergoeden, wordt het traject naar thuisdialyse
ingezet.
Als de patiënt dan eenmaal in de thuissituatie dialyseert,
wordt hij of zij toch nog met grote regelmaat op de poli-
kliniek in Valkenburg gezien ter controle. Volgens Janssen
leert de ervaring dat patiënten thuisdialyse als een grote
winst zien, vooral omdat het voor hen een zelfstandig-
heid creëert.
Meer informatie op www.mumc.nl.
18
Een nieuw spel waarbij de spelregels nog moeten worden
afgesproken. Zo vergelijkt Jan Claassens, hoofd van het
Transferpunt in het Maastricht UMC+, de veranderingen
in de zorg. “En we kunnen niet zeggen dat we het spel
even stopzetten totdat er nieuwe spelregels zijn afge-
sproken.” Dat maakt het regelen van goede zorg inge-
wikkeld en moeilijk. “Ik verwacht dat het nog een hele
tijd gaat duren voordat we als ketenpartners een nieuw
kader hebben afgesproken waarbinnen het spel kan wor-
den gespeeld.”
Alleen voor de specialistische verpleging thuis en voor
complexe verpleegtechnische zorg verandert er weinig
omdat deze zorg al sinds 2012 onder de Zorgverzeke-
ringswet valt. Hier draagt de medisch specialist de
verantwoordelijkheid en zorgen de transferconsulenten
voor de indicatiestelling. Bij de minder complexe zorg en
verpleging ligt dat anders. Voortaan bepaalt de wijkver-
pleegkundige welke zorg de patiënt na ontslag uit het
ziekenhuis thuis nodig heeft.
“In de tijd van het AWBZ bepaalde het CIZ wie toegang
had tot welke zorg. De indicatie was een soort voucher
die toegang gaf tot zorg. Nu is er alleen nog voor de
mensen die echt niet meer terug naar huis kunnen een
plek in een verpleegkliniek via de nieuwe Wet Langdurige
Zorg. Dat houdt in dat als er nog een kleine kans is dat
de patiënt met extra ondersteuning thuis kan blijven
wonen, het verzoek wordt afgewezen. Dat betekent voor
het Transferpunt dat er veel meer geregeld moet worden.
We moeten zoeken naar alternatieven.”
Om de overdracht naar de thuiszorgorganisaties te
waarborgen, maakt het Transferpunt sinds een jaar
gebruik van Point, een beveiligd systeem dat landelijk
wordt doorontwikkeld. Hierin worden de tijdelijke zorg-
plannen door de transferverpleegkundige opgesteld. Als
een aanvraag bij de organisatie binnenkomt, wordt de
cliënt binnen 24 uur thuis bezocht door de wijkverpleeg-
kundige die een definitief zorgplan opstelt en zorgt voor
de indicatie.
Claassens heeft gevoelsmatig het idee dat bij steeds
meer ouderen die in het ziekenhuis belanden en die al
ziek, zwak en dementerend zijn, terugplaatsen in de
thuissituatie steeds moeilijker wordt.
“Eigenlijk zou er veel meer aandacht moeten komen
voor het voortraject: beter in kaart brengen van de thuis-
situatie en het vroegtijdig anticiperen op zorgbehoeftige
ouderen. Voor kinderen hebben we een consultatie-
bureau, bij ouderen kennen we dat systeem helaas niet.
Nu gebeurt het nog te vaak dat een huisarts door
omstandigheden bij de mensen komt en ontdekt dat er
extra ondersteuning nodig is. Dan ben je eigenlijk al te
laat. Als zorgbehoeftige ouderen vroegtijdig worden
opgespoord, kun je ze met relatief eenvoudige middelen
langer in een goede conditie houden. Daarbij is ook een
taak weggelegd voor de gemeenten.”
Nu extramurale verpleging en zorg onder de Zorgverzekeringswet valt, moeten de wijkverpleeg-
kundigen en de transferconsulenten van het Maastricht UMC+ nog meer en beter met elkaar com-
municeren en samenwerken. Niet langer is het CIZ verantwoordelijk voor de indicatiestelling van
patiënten, maar de wijkverpleegkundige. Dat vraagt om een andere manier van werken.
Jan Claassens, hoofd Transferpunt Maastricht UMC+:
“We moeten ons het spel eigen
maken”
18
De Privacy-commissie van Maastricht UMC+
krijgt binnenkort een nieuwe voorzitter. Na
vier jaar draagt emeritus-hoogleraar Radiologie
prof.dr. Jos van Engelshoven het stokje over.
In een periode dat bewaking van de privacy
steeds belangrijker wordt in het licht van de
voortschrijdende technologie en de grote ver-
anderingen in de zorg, verlaat hij het schip.
“Maar mijn interesse voor de privacy blijft. Ook
straks volg ik het nieuws op de voet.”
Als professor Jos van Engelshoven hoort dat hij een actu-
aliteitenprogramma op televisie heeft gemist waarin de
privacy van patiënten werd besproken, noteert hij meteen
de naam van het programma. “Dat wil ik nog zien”, merkt
hij op. Privacy is zijn ding geworden, sinds de Raad van
Bestuur hem vier jaar geleden benaderde met de vraag of
hij voorzitter van de nieuw op te richten privacy commis-
sie wilde worden. “Ze zochten iemand die de organisatie
goed kent, het geneeskundige aspect kan beheren en die
begrijpt dat niet alle nieuwe privacyregels per direct zijn
in te voeren”, licht Van Engelshoven toe.
Tijdens zijn voorzitterschap is er veel gebeurd op het
vlak van privacybescherming, met name op het gebied
van het doorontwikkelen van een veilig elektronisch
patiëntendossier. Er is echter nog heel veel werk te ver-
richten als het gaat om de aandacht voor de privacy in
het hoofd van de mensen te krijgen. “Er zijn twee
belangrijke problemen die de komende jaren moeten
worden overwonnen. Het eerste is een cultuurprobleem
en het tweede een technisch ict-probleem. Het cultuur-
probleem is het grootst. Privacy is immers niet iets waar
je in een ziekenhuis de hele dag mee bezig bent. Daarom
gaan er op de werkvloer ook regelmatig zaken mis.”
Hij haalt zijn recent bezoek aan een polikliniek aan. “Ik
gaf de verwijsbrief af aan de baliemedewerkster en die
maakte zonder na te denken de brief open om te kijken
waarvoor ik kwam. Natuurlijk, het is gemakkelijk en ze
heeft het altijd zo gedaan, maar eigenlijk mag alleen de
specialist de brief openen.” Hetzelfde geldt voor het
gebruik van communicatiemiddelen. Nog steeds wordt
veel informatie verzonden via email, ook informatie over
patiënten. Dat is niet veilig als de informatie niet is ver-
sleuteld en ook niet toegestaan. Ook beseft men vaak
niet dat een smartphone niet gebruikt moet worden om
patiëntengegevens op te slaan of te versturen. Het risico
is veel te groot dat verkeerde mensen die gegevens in
handen krijgen.
De nieuwe richtlijnen van het College Bescherming
Persoonsgegevens (CBP) eisen bovendien nieuwe proce-
durele en technische aanpassingen rond het EPD opdat
uitsluitend personen met een directe behandelingsrela-
tie met de patiënt toegang kunnen krijgen tot zijn of
haar EPD. De techniek moet dat zo veel als mogelijk
afdwingen. Nu kunnen nog altijd te veel personen buiten
die directe behandelingsrelatie in een EPD kijken.
“Er moet dus best nog wel wat gebeuren om de privacy
van patiënten goed te beschermen. Het uitlekken van
persoonlijke gegevens kan immers heel pijnlijk zijn.
Niemand wil dat zijn buurman of werkgever weet dat hij
ooit is opgenomen voor een psychose of een soa.”
“Privacy is niet iets waar je de hele dag mee bezig bent”
Prof.dr. Jos van Engelshoven, nog even voorzitter van de Privacy-commissie
19
Marja van Dieijen,
lid Raad van Bestuur Maastricht UMC+
gerichtPraktijk
Frappez toujours
“Een plaatje uit de Zorgatlas met overgewicht sinds 1983 vertelt het verhaal. In 1983 heeft 30 procent van de
volwassenen in Nederland overgewicht. Nu heeft bijna 50 procent van de bevolking overgewicht en dat percentage
stijgt nog steeds. Wat doe je daaraan? Hoe krijg je mensen zover dat ze gezonder gaan leven?
We doen ons best, als universitair medisch centrum. We doen onderzoek en passen de uitkomsten ervan toe.
In de grote Maastricht Studie bijvoorbeeld onderzoeken we oorzaken en de behandeling van type 2 diabetes,
hart- en vaatziekten en andere chronische aandoeningen. We adviseren onze patiënten over hun leefstijl. Bij het
ziekenhuis verrijst over twee jaar een nieuw gebouw, Mosae Vita. Daar willen we een omgeving creëren die mensen
stimuleert bewuster te leven, gezonder te eten, voldoende te bewegen. We geven een magazine uit, ‘Gezond Idee’,
dat we in een oplage van 240.000 onder de bevolking van Zuid-Limburg verspreiden.
Een umc kan een bijdrage leveren, maar mensen ervan overtuigen gezonder te leven begint thuis, in de opvoeding.
Het moet een vervolg krijgen op school, het is een belangrijke taak van de huisarts en de overheid speelt een rol.
De grootste uitdaging daarbij is: hoe bereik je de mensen die niet bewust met hun gezondheid bezig (willen) zijn?
Dat is een grote, moeilijke groep.
Helpen al onze inspanningen? Ik denk het wel. Kijk naar een film van enkele decennia geleden en verbaas je erover
hoeveel toen gerookt werd. Uit onderzoek blijkt dat zo’n 40 procent van de lezers van Gezond Idee na het lezen
van het blad beter op zijn gezondheid let - ofwel door gezonder te eten, ofwel door meer te sporten. Bemoedigende
cijfers! Frappez toujours, zou ik zeggen. Dan lukt het ons wel.”
De Huisartsen Service Desk
in het Maastricht UMC+ is
het interne navigatiesysteem
voor externe verwijzers.
Eén telefoontje en u wordt
doorverbonden met de juis-
te persoon of afdeling. Daar
zorgt Alie Lubbersen voor,
zij bemenst de Huisartsen
Service Desk.
Eén telefoontje is genoeg
De Huisartsen Service Desk
De Huisartsen Service Desk is te bereiken via 043 387 44 80.
Colu
mn