Gemeente Amsterdam
Kennisdagruimtelijke sector
2010
BUNDEL
Gemeente Amsterdam
Kennisdagruimtelijke sector
2010
BUNDEL
Colofon
Organisatie
De Kennisdag ruimtelijke sector 2010 is een initiatief van
de stuurgroep Kennisdelen, een samenwerking van stad en
stadsdelen.
Amsterdam, 10 juni 2010
Felix Meritis
Keizersgracht 324
www.kennisbankruimtelijkesector.nl
Stuurgroep Kennisdelen
Stadsdeel Nieuw West: Ernest de Rijk (voorzitter) �
Projectmanagementbureau: Niko Koers �
Dienst Wonen, Zorg en Samenleven: Ebeth van Loon �
Stadsdeel West: Mirjam van ’t Hof �
Stadsdeel Oost: Marten Klein �
Dienst Ruimtelijke Ordening: Eric van der Kooij �
Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer: Gerard �
Groot
Dienst Milieu- en Bouwtoezicht: Lucas Oost Lievense �
Ingenieursbureau Amsterdam: Paul Rebel �
Kennismakelaar: Maarten Kraneveld �
Ontwikkelingsbedrijf: Annius Hoornstra �
Werkgroep Kennisdag ruimtelijke sector 2010
De Kennisdag 2010 is voorbereid door een werkgroep be-
staande uit:
Ontwikkelingsbedrijf: Simone van Harten �
Projectmanagementbureau: Ingrid van Leeningen en �
Esther Sondaar
Dienst Wonen, Zorg en Samenleven: Gozewijn �
Bergenhenegouwen en Eugénie de Bruijn.
Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer: Pauline �
Koerselman
Dienst Milieu- en Bouwtoezicht: Diana Landveld �
Stadsdeel Oost: Caro Schenk �
Stadsdeel Nieuw West: Cecile Gronert �
Ingenieursbureau Amsterdam: Jeany Wijngaarde �
Dienst Ruimtelijke Ordening: Suzanne Jeurissen en �
Hubertine Peters
Foto’s
Vincent den Hoogen, Hollandse Hoogte (omslagfoto) �
Teksten
Auteurs: zie bijlagen
Eindredactie
Stadsdeel Nieuw West: Cecile Gronert �
Stadsdeel Oost: Caro Schenk �
Projectmanagementbureau: Ingrid van Leeningen �
Dienst Ruimtelijke Ordening: Suzanne Jeurissen �
Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer: Pauline �
Koerselman
Vormgeving
Dienst Ruimtelijke Ordening, Ronald Rijntjes �
Financiele bijdragen
De Kennisdag ruimtelijke sector wordt mogelijk gemaakt
door financiële bijdragen van de stadsdelen en de
diensten in de ruimtelijke sector.
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 1
Kennisdelen is het uitwisselen van ervaringen, ideeën en
harde feiten. Kennisdelen is gericht op het laten ontstaan
van nieuwe producten en diensten. Maar kennisdelen
richt zich ook op verbeteringen in onze dagelijks werk; in
onze manier van werken. Het delen van onze ervaringen
met het werken in de Amsterdamse ruimtelijke sector
tijdens onze jaarlijkse kennisdag, is inmiddels een belang-
rijk en succesvol platform voor verbetering en innovatie
geworden.
Met gepaste trots kan ik u dan ook melden dat de
kennisdag ruimtelijke sector dit jaar haar eerste lustrum
viert. Jaarlijkse evaluaties onder deelnemers en sprekers
laten telkens weer zien dat de dag als uiterst leerzaam
en onderhoudend wordt ervaren. Leerzaam omdat de
dag elk jaar weer een uitwisseling op hoog niveau van
nieuwe ontwikkelingen, expertise en ervaringen in de
Amsterdamse ruimtelijke sector is. Onderhoudend omdat
het ons elk jaar weer lukt om markante gastsprekers over
actuele thema’s uit te nodigen. En niet op de laatste
plaats hét jaarlijkse netwerkmoment om weer nieuwe
contacten op te doen uit zowel stadsdelen als centrale
stad.
Waar onze omgeving voortdurend verandert en onze
kennis zich voortdurend ontwikkelt, staat het concept van
de kennisdag ook niet stil. Naast het delen van ‘inhoud’ is
ook steeds meer aandacht gegeven aan manieren waarop
kennis wordt overgedragen. Steeds meer aandacht voor
de meest uiteenlopende presentatievormen naast het
vorig jaar voor het eerst inzetten van 2.0 voor het delen
van kennis en nieuws binnen de Amsterdamse ruimtelijke
sector.
Behalve de wens om een aantal thema’s wat diepgaander
te behandelen wees de evaluatie van vorig jaar op de
behoefte aan meer interactie tussen gastspreker en
publiek. De workshops ‘Open innovatie’, the Floating Of-
fice en Risicomanagement geven zondermeer gehoor aan
beiden! Maar met het noemen van deze drie workshop
doe ik de 28 andere workshops over zeer uiteenlopende
thema’s méér dan tekort. Ik ben blij met de even enthou-
siaste als kwalitatief hoogwaardige bijdragen van onze
collega’s van diensten en stadsdelen.
Deze reader, voor het eerst alleen digitaal, geeft een
korte weergave van de onderwerpen: een goede geheu-
gensteun en voor degenen die er niet bij konden zijn een
inkijkje van wie wat doen. Want ook dit keer wordt de
jaarlijkse kennisdag méér dan boeiend en ontspannend.
Dé dag van kennismaken en kennisdelen. Ik hoop jullie
nog vaak op deze dag te zien.
Ernest de Rijk Voorzitter stuurgroep Kennisdelen
Kennis maken en kennis delen in de ruimtelijke sector
Voor het vijfde achtereenvolgende jaar wordt de Kennisdag ruimtelijke sector
georganiseerd. Ook nu weer is de Kennisdag het resultaat van intensieve samenwerking van
stad en stadsdelen. Alhoewel de sprekers uit ‘eigen kring’ komen hebben we ook dit jaar
met de blik naar buiten ook onze buren in de regio uitgenodigd om op deze dag aanwezig
te zijn. Dit onder het motto ‘kom kennismaken en kennis nemen van de
Amsterdamse verhalen en ervaringen’. En omgekeerd is Amsterdam natuurlijk zeer
geïnteresseerd in hun ervaringen en verhalen. 2010
BUNDEL
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 2 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 3
InhoudKennis maken en kennis delen in de ruimtelijke sector | Ernest de Rijk 1
Dagprogramma 7
Sitopia: how food can reshape our lives | Carolyn Steel 8
Ritmes uit de Stad | Maurits de Hoog 9
Ontwikkelen na fraude en crisis | Lenny Vulperhorst 10
Ervaringen van een stadsdeelvoorzitter | Jeanine van Pinxteren 11
Duurzaamheid en energie Duurzaam!
Bloemendal, Duurzame selectie Buiksloterham 13
Boer, Klimaatbeleid met beperkte middelen 14
Ramaker, Duurzaamheid in GWW-sector 14
Energiezuinig (ver)bouwen
teeuwen, Klimaatneutraal bouwen in Amsterdam 15
Waal, Duurzaamheid en welstand: wat willen we anders? 16
Schone Energie
Jolink, Energiestrategie 2040 17
Kurschner, Elektriciteit uit Wind 17
Stam, Zonne-energie en warmte-koudeopslag 18
Warmerdam, Stad en Energie 19
Linnenkamp, Elektrisch vervoer 18
Holstein, Climate Healty 20
Crisis en LeegstandJadnanansing, transformatie en herontwikkeling van commercieel vastgoed 21
teppema, Signalen van de Stadsloods 21
Wien, 15 by 15 22
Dippel, Wettelijke huurprijsbescherming voor winkelpanden 22
Oude Ophuis, De Zuidas in crisistijd 23
Visie op de structuurvisie Daalder, Ontwerp-Structuurvisie Amsterdam 2040 24
Grunhagen, Verdichten met visie 25
Kuik, Ontwerp-Structuurvisie Amsterdam 2040 en de mobiliteitstoets 25
MegaprojectenIneke, Zuidas: ook onder de grond 27
Poelsma, Een nieuwe sluis in IJmuiden 27
Reith, Olympische Spelen 2028 28
Inzet op transformatie
Leuven, transformatie Amstel III 29
Rienstra, De Concurrentie Gerichte Dialoog 29
Vinken, Kansen voor jongeren- en studentenhuisvesting 30
MobiliteitGrooten, Mobiliteit in en rond Amsterdam 32
terpstra, Voetgangers in de stad 32
Ommeren, Economische waarde van parkeren 32
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 4 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
Ontwikkelen en realiseren
Honing, Bouwlogistiek in Centrum ArenA gebied 33
Putten, Oostpoort: ontwikkelovereenkomsten en bouwenveloppe 34
Rusman, Omgevingsmanagement 35
De ambitieuze stad
Drogendijk, Image is everything, de vernieuwing van Lelylaan 35
Ven, Stadsplas 36
Stokman, Bestemming De Pijp: Een wijk voorbereiden op de komst van de NZ-lijn 37
Ons erfgoedAgricola, Monumenten in de Amsterdamse Metropool 38
Alberts, tegelportieken: onbekend maakt onbemind 38
Lempke, De archeologische Signaleringskaart Amsterdam 39
Op basis van het verledenBoer, Eigentijds bouwen in de geest van het AUP 39
Hinz, toekomst van de groenstructuur van Parkstad 40
Aardse, Cultuurhistorie in de westelijke haven van Amsterdam 40
Bommen, buizen en balken Ponten, Grondwater en houten funderingen 58
Baars, (Mogelijke) Blindgangers in je projectgebied, en dan? 42
Tienkamp-Beishuizen, De ondergrond: the final frontier voor ontwerpers 43
Fysieke veiligheidManders, Risicobeheersing 43
Musch, Vervoer gevaarlijke stoffen door Amsterdam 44
Stapel, Amsterdam vernieuwd het bouwtoezicht bij grote infrastructurele projecten 44
Amsterdam in de BuitenluchtAgrarisch Amsterdam
Haccou, Metropolitaan Landschap 45
Lems, Proeftuin Amsterdam. Naar een metropolitane voedselstrategie 45
Nobel, Innovatieprogramma stadslandbouw tuinen van West 46
De verlichte stad
Akkerman, Lichtvisie openbare ruimte 47
Hoebe, Stand van zaken LED-verlichting 48
teunissen, Aanpak onnodige verlichting 49
Ruimte voor gezondheid
Gadet, Ruimtelijke condities voor een gezonde wijk 49
Bergen, Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit 49
Bomen en buitenruimte
Atten, Kansen voor bomen 50
Spaans, Spelregels Bomentaal 51
Ulle, Create your own paradise 51
Pompen of verzuipen
Bakker, Amsterdam Rainproof 2015 53
Boesveldt, WAtERgraafsmeer 53
Jong, Water: de drijvende kracht voor gebiedsontwikkeling 54
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 5
Wijken in ontwikkeling
Dubbeldam, Stedelijke vernieuwing in de Staalmanpleinbuurt 55
Roos, Stimuleren van wijken in de Van der Pekbuurt 55
Verwaal, Buitenveldert in Balans 56
Ruimte voor wonen
Hertog, Woningmarktontwikkeling en voor ouderen met een beperking 56
Kroon, Vraag en aanbod middensegmentwoningen 57
Uittenbogaard, Het woningmarktteam: juist nu! 57
Bewoners maken de stad
Daman, Bewonersparticipatie en gebiedsgericht werken 59
Ploeg, Rembrandtpark 59
Steur, Bewonersparticipatie tugelawegblokken en omgeving 60
De sociale factor
Bromm, Sociaalruimtelijke ambitie & infrastructuur 60
Gemert, Programma Maatschappelijke investeringen 61
Helm, (natuurlijk spelen) in de stad 62
Kennis van het procesOpen innovatie
Oost Lievense, Open innovatie 63
Research & Development
Haan, De Woningmarkt in Kaart 64
Ponse, 18 jaar Stadsdeelmonitor De Baarsjes 64
Vermeulen, Creatieve industrie of congrescentra 65
Wonen, wijken en bewoners
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 6 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 7
DagprogrammaKennisdag ruimtelijke sector, 10 juni 2010
8.30 uur Ontvangst
9.00 uur Welkomswoord door de Ernest de Rijk, voorzitter stuurgroep Kennisdelen
9.10 uur “Hungry City - How Food Shapes Our Lives” | Carolyn Steel
10.00 uur Pauze, koffie en thee
10.15 uur 1e Workshopronde
11.30 uur Pauze, koffie en thee
11.45 uur 2e Workshopronde
13.00 uur Lunchprogramma:
Lunchlezing 1: “Nieuwe Ritmes van de stad - Metropoolvorming in Amsterdam” | � Maurits de Hoog
Lunchlezing 2: “Ontwikkelen na fraude en crisis” | � Lenny Vulperhorst
14.15 uur 3e Workshopronde
15.30 uur Pauze, koffie en thee
16.00 uur Voorzitter stadsdeel Centrum | Jeanine van Pinxteren
16.45 uur Slotwoord door Ernest de Rijk
17.00 uur Napraten met een drankje
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 8 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
We live in a world shaped by food. Our cities and hinter-
lands were shaped by it. Our daily routines are structured
around it. Politics and economics are driven by it. Our
ecological footprint is determined by it. Our sense of
identity is inseparable from it. Our survival depends on
it. How, then, have we come to consider food as just
another commodity: something to be made as cheap and
convenient as possible, while we get on with the ‘more
important’ things in life? Our profound disconnection
with food, our most vital necessity, is the curious legacy
of industrialisation. It is also the symptom of a way of life
we can no longer afford. With a rapidly increasing global
population, urbanisation, climate change and peak oil, we
face a ‘neo-geographical age’; one in which our way of
life and use of resources will matter as much to us as they
did to our ancient ancestors.
In her 2008 book Hungry City: How Food Shapes Our
Lives, Carolyn Steel argued that food is not only the most
powerful human agent shaping our world, but one that
we can harness as a design tool to rethink our way of life
and create new dwelling models. She coined the term si-
topia (food-place) to describe this approach. the primary
focus of sitopia is to rethink the urban-rural relationship,
the basic dynamic of human civilisation. Within this frame-
work, sitopia addresses such questions as how and where
we should build cities, how we should feed and live in
them, how we might ‘post-fit’ existing ones to make them
more sustainable, how cultural attitudes toward food and
diet shape our habits, beliefs and relationships. Food is
the great connector: by thinking, not just about food,
but through it, we can gain vital insight into the hidden
structures of our lives, and change them for the better.
Carolyn Steel is an award-winning architect, writer and
lecturer. Her work has focused on the everyday lives of ci-
ties, particularly in relation to food. She has run successful
design units at the London School of Economics, London
Metropolitan University and at Cambridge University,
where her lecture series Food and the City is an establis-
hed part of the architectural degree programme. She is
currently a Visiting Professor in Food and Urban Design at
Lincoln University and a Visiting Lecturer in the Rural Soci-
ology Group at Wageningen University. In 1995-6 she was
a Rome Scholar, researching the Mundane Order of the
City. She is a Director of Kilburn Nightingale Architects,
with whom she has completed several major buildings for
the Central School of Speech and Drama. Her media work
includes presenting on BBC tV’s ‘One Foot in the Past’,
and she is a regular columnist for Building Design. Her
first book, Hungry City: How Food Shapes Our Lives, was
published by Chatto & Windus in 2008, winning the Royal
Society of Literature Jerwood Award for Non-Fiction and
chosen as one of BBC Radio 4 the Food Programme’s
books of the year. Carolyn spoke at tEDGlobal in 2009,
and was profiled by The Ecologist magazine as a ‘21st
Century Visionary’.
Gastspreker: Carolyn Steel
Sitopia: how food can reshape our lives
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 9
Wat maakt een grote stad tot een metropool? Een
sublieme ligging, aan en af rijdende metro’s, een inspire-
rende geschiedenis, een concentratie van hoofdkantoren,
een veelkleurige bevolking, een opwindend nachtleven?
In de Amsterdamse discussie over metropoolvorming
van de laatste jaren is terecht het internationale aspect
benadrukt: een metropool is een internationale stad,
waarin ontmoeting en kennisuitwisseling een centrale rol
spelen.
Het gaat niet alleen om de veelzijdigheid van de his-
torische binnenstad maar ook om de kwaliteit van zeer
uiteenlopende stedelijke elementen als evenemententer-
reinen, cultuurclusters, markten, stadsparken, stadions,
badplaatsen, convention centres en campussen. Deze
vormen bouwstenen voor de metropool.
In het project Interactiemilieus doen DRO Amsterdam, de
Vereniging Deltametropool en de tU Delft gezamenlijk
(ontwerp)onderzoek naar deze bouwstenen in Amsterdam
en de Randstad. We hebben een mooie traditie opge-
bouwd als het gaat om het ontwikkelen en ontwerpen
van woonmilieus (en al wat minder van productiemilieus),
maar kunnen nog wel een stap maken als het gaat om de
kwaliteit van onze interactiemilieus.
De stand van zaken van het onderzoek
De focus ligt op de stormachtige ontwikkeling van het
bezoek aan Amsterdam in de laatste decennia en schetst
een perspectief voor interventies gericht op versterking
van het internationale profiel van Amsterdam als een
aantrekkelijke en gastvrije metropool.
Maurits de Hoog (1955) is stedebouwkundige en sinds
1995 werkzaam bij DRO Amsterdam, o.a. als teamleider
IJ-oevers en Ontwerpteam Stad en recent als adviseur
voor projecten zoals Haven-Stad en de RAI. Hij is super-
visor in de vernieuwing van Jeruzalem in Oost, lid van
het landelijke kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier en
voorzitter van de stichting Van Eesterenmuseum.
Sinds 2008 is hij praktijkhoogleraar Stedebouwkundig
Ontwerpen Stad en Regio aan de faculteit Bouwkunde
van de tU-Delft en voorzitter van de afdeling Urbanism.
Gastspreker: Maurits de Hoog
Nieuwe ritmes van de stad
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 10 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
Lenny Vulperhorst (1955) is werkzaam als adviseur bij
Andersson Elffers Felix op gebied van publiek-private
samenwerking, infrastructuur, stedelijke inrichting en
cultuur.
Vulperhorst studeerde politicologie in Amsterdam en
promoveerde in Leiden op de bouwfraude (“Verzwegen
Onderneming”). In 2009 verzorgde hij de Vastgoedlezing
van de Amsterdam School of Real Estate.
Onderwerpen waar hij op dit moment aan werkt zijn
integriteit in de bouw- en vastgoedsector, de rol van
woningcorporaties en lokale overheden bij het wonen,
emancipatie van bewoners in kwetsbare wijken en het
vernieuwen van het businessmodel in de bouw- en
vastgoedsector.
Hij bereidt twee nieuwe boeken voor. Een gaat over
wethouders. De ander over de achtergronden van de
integriteitskwesties die in de bouw- en vastgoedsector
spelen. Dat laatste boek is een vervolg op “Hebzucht in
vastgoed” (2008)
Hieronder volgt de essentie van de verandering van het
businessmodel in de bouw en vastgoedsector. Vulperhorst
gaat hierbij in op de rol van de lokale overheid.
Kenmerken van het oude en nieuwe businessmodel:
Gastspreker: Lenny Vulperhorst
Ontwikkelen na fraude en crisis
Oude businessmodel (1945-2010)
Blindeman
Nieuwe businessmodel (2010-..)
Coproducent
Grond Kennis
Massa maken Klein denken
Anonieme markt Klanten (bewoners, gebruikers)
Anoniem gebouw Persoonlijk gebouw
Immobiel gebouw (groot; veel eigenaren) Aanpasbaar gebouw
Standaardisatie met detailvariatie Maatwerk vanuit modules en standaarden
Schaarste Kieskeurig, keuzevrijheid
Improviseren Gegarandeerde eindproducten
Eenmalige transactie Langdurige klantrelatie
Grootschalig, gebiedsgericht, complex proces Kleinschalig, stap voor stap, simpel proces
Nieuwbouw transformeren
Financiering van banken en beleggers Directe financiering bewoners en gebruikers
Start bij 70% verkoop Kleine eenheden
Overheid steunt aanbodzijde Overheid steunt vraagzijde
Macht aanbodzijde Cocreatie bewoners en gebruikers
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 11
Jeanine van Pinxteren is voorzitter van stadsdeel Cen-
trum, met in haar portefeuille:
Openbare ruimte (incl. groen) en Verkeer, Milieu en Duur-
zaamheid, Water, Veiligheid, evenementen, algemene
bestuurlijke & juridische zaken, handhaving, Personeel en
Organisatie en Coördinatie 1012.
tot voor kort was zij gemeenteraadslid voor Groen Links,
zij is vooral bekend van de grote dossiers, waaronder
Noord/Zuidlijn. Voorheen was ze voorzitter van de
Welstandscommissie Zaanstad, Wormerland, Oostzaan en
Zakelijk leider bij ARCAM Architectuurcentrum Amster-
dam
Gastspreker: Jeanine van Pinxteren
Ken
nisd
ag r
uim
telij
ke s
ecto
r
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 13
Duurzame selectie BuiksloterhamEind 2009 is een unieke selectiemethode van markt-
partijen voor vier kavels in de Buiksloterham (BSH) in
Amsterdam-Noord van start gegaan. Het belangrijkste
selectiecriterium is duurzaamheid; ontwikkelaars krijgen
een kavel niet op basis van wie het meeste geld biedt,
maar wie het meest duurzame plan indient.
De Buiksloterham, een industriegebied aan de noorde-
lijke IJ-oevers, verandert de komende jaren in een uniek
en duurzaam gemengd werken woongebied, met ruimte
voor bestaande en nieuwe bedrijven en avontuurlijke
bewoners. In het gebied komen in de periode tot 2015
ongeveer tweeduizend woningen, gemengd met bijzon-
dere bedrijfspanden. Amsterdam heeft zichzelf ten doel
gesteld dat in 2015 alle nieuwe projecten klimaatneutraal
worden gebouwd. Amsterdam-Noord gaat nu in de Buik-
sloterham het voortouw nemen om dat doel te bereiken.
Zoals gezegd is niet traditioneel geselecteerd op de
grondprijs, maar op basis van duurzame innovatie. Voor
een kavel is een vaste prijs bepaald. Daarover viel niet te
onderhandelen. De gemeente daagt de ontwikkelaars
met deze selectiemethode uit om het beste op het
gebied van duurzaamheid te laten zien.
De selectie van marktpartijen vond plaats in twee fasen.
In de eerste fase werd gevraagd naar de visie ten aanzien
van de duurzame ontwikkeling in BSH. Vervolgens zijn
maximaal vier partijen per kavel geselecteerd. In de
tweede fase werd de partijen gevraagd de visie uit te
werken tot een concreet duurzaam plan.
De plannen zijn met elkaar vergeleken door een selectie-
commissie. Het meest duurzame plan heeft gewonnen.
Voorjaar 2010 zijn de winnaars bekend gemaakt.
Dienst Ruimtelijke Ordening Marcel Bloemendal (020) 552 5821 [email protected]
Duurzaamheid en Energie – Duurzaam!
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 14 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
Klimaatbeleid met beperkte middelenOp nationaal en lokaal niveau zijn ambitieuze klimaat-
doelen geformuleerd. Die doelen dreigen niet gehaald te
worden.
Als gevolg van de economische crisis zijn de budgettaire
mogelijkheden van de overheid beperkt. Van verschil-
lende kanten wordt daarom gepleit voor opleggen van
verplichtingen.
Voordat dit instrument wordt ingezet is het zaak te
onderzoeken waarom er onvoldoende tempo wordt
gemaakt. Daarom heeft het klimaat bureau een analyse
laten uitvoeren van de oorzaken van de vertragingen.
In de analyse wordt geconstateerd dat er een groot po-
tentieel is van maatregelen die zich zelf terugverdienen:
“Goed voor de planeet en goed voor portemonnee”.
Voor Amsterdam bestaat dat potentieel uit energiebespa-
ring in de bestaande voorraad en benutting restwarmte
elektrische centrales en afval energiebedrijf en in be-
perkte mate uit duurzame energieopwekking.
Hoewel veel maatregelen zich zelf terug verdienen,
laat het tempo toch te wensen over. De grote vraag is:
waarom?
In de analyse wordt geconstateerd dat de trage benutting
is te wijten aan twee factoren:
De, vaak beperkte, omvang van het financiële 1.
voordeel
De inspanningen die nodig zijn om het voordeel 2.
daadwerkelijk te realiseren
Op beide factoren kan gestuurd worden: met behulp van
prijsbeleid kan de (Rijks-) overheid invloed uitoefenen
op het financiële voordeel. Het tempo van realisatie kan
worden bevorderd door het wegnemen van belemme-
ringen en het faciliteren van partijen die zelf niet over de
benodigde expertise beschikken.
Op grond van die analyse wordt aanbevolen om in te
zetten op:
Rendabele ingrepen �
Benutting van de natuurlijke momenten �
Ontzorgen van eigenaren en bewoners (één pakket �
incl. financiering)
Veel partijen willen verder gaan en willen ook maat-
regelen afdwingen die zich zelf niet terug verdienen.
Dergelijke maatregelen zullen negatief uitwerken op de
koopkracht, de winstgevendheid en de concurrentiepo-
sitie van het bedrijfsleven en op de overheidsuitgaven.
Onder de huidige economische omstandigheden lijkt dat
geen verstandige koers.
Veel partijen zijn ook beducht dat het benutten van
natuurlijke momenten een te laag tempo zal opleveren.
Gezien het tempo waarin die zich voordoen (koop,
mutatie, grootonderhoud, verbouwingen, vervanging
installaties) lijkt die vrees ongegrond.
De grote opgave zal worden om partijen, die zelf niet
over de benodigde expertise en middelen beschikken, te
ontzorgen. Op dat vlak doet Amsterdam al het nodige
waaronder: ondersteuning MKB en Scholen.
Het klimaat bureau studeert nu op de mogelijkheden van
ESCO’s (Energie Saving corporations) die kant en oplos-
singen kunnen bieden inclusief de financiering.
lov klimaatbureau Amsterdam Maarten de Boer 06 53 30 42 20 [email protected]
Duurzaamheid in de GWW-sectorNeem kennis van duurzaamheidscriteria van Agentschap.
nl in GWW – sector (Grond,- Weg- & Waterbouw). Hoe
zijn deze criteria praktisch in te passen in RAW - bestek-
ken (Standaard systematiek voor het opstellen van
bestekken in de GWW-sector).
Agentschap.nl heeft een aantal criteria ontwikkeld
(o.a. voor grondwerken, conserveringswerkzaamheden,
wegen, straatmeubilair, kunstwerken, groenvoorzieningen,
gemalen, kabels- & leidingen) welke door OGA in sa-
menwerking met DMB zijn opgenomen in een matrix. De
matrix is opgebouwd uit voorstellen van Agentschap.nl
en voorstelen hoe het een en ander praktisch kan worden
ingevuld met voorbeeld (besteks)teksten. tevens zijn er
gemeente brede speerpunten aan toegevoegd betref-
fende Inkoop FSC-hout, Social return & Milieuzone voor
vrachtverkeer. tevens wordt ingegaan op de voortgang
van de monitoring van het toepassen van deze criteria in
het najaar van 2010.
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 15
Relevante informatie is te vinden op de (mini)site van
concern inkoop van de gemeente Amsterdam op intranet
Amsterdam en o.a. de volgende websites:
www.agentschapnl.nl/duurzaaminkopen �
www.pianoo.nl �
www.duurzameoverheden.nl �
Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam L.C.A. Verwijs (OGA) & F.A. Kartsen (DMB) (020) 552 6048 & (020) 551 3807 [email protected] & [email protected]
Klimaatneutraal bouwen in AmsterdamOp 10 september 2008 heeft de Amsterdamse gemeen-
teraad unaniem de ambitie vastgesteld om vanaf 2015
alle nieuwbouwwoningen en utiliteit klimaatneutraal te
bouwen. tijdens de huidige collegeperiode (2010-2014)
worden de eerste stappen gezet met 40% klimaatneu-
trale nieuwbouw. Hiermee loopt Amsterdam vooruit op
de landelijke regelgeving, die inzet op klimaatneutraliteit
vanaf 2020. Het rijksbeleid krijgt vooral vorm door het
stapsgewijs aanscherpen van de energieprestatienorm in
het Bouwbesluit. Duidelijk is dat hier voor alle bouwpro-
jecten een grote en onontkoombare uitdaging ligt.
Klimaatneutraal betekent dat alle energie voor verwar-
men, koelen, tapwater en alle gebouwgebonden elektra-
gebruik wordt bespaard of duurzaam wordt opgewekt,
zonder gebruik te maken van fossiele brandstoffen.
Consumentenelektra (zoals audio/video/computers, keu-
kenapparatuur en persoonlijke verzorging) valt hierbuiten.
Klimaatneutraal bouwen van woningen is technisch, fi-
nancieel en juridisch haalbaar, rendabel en uitvoerbaar. In
Amsterdam is klimaatneutraal bouwen mogelijk met circa
€ 17.000,- meerkosten ten opzichte van de Amsterdamse
referentiekwaliteit. Deze extra investering verdient zich
ruimschoots terug via de energierekening.
Om het klimaatneutraal bouwen te stimuleren heeft de
Woningbouwregisseur begin 2009 de taskforce Klimaat-
neutraal Bouwen opgericht. Deze taskforce is samenge-
steld uit deskundigen van OGA, DMB, DRO en IBA.
Inmiddels zijn veel projecten met de ambities aan de slag
gegaan. Ontwikkelaars en corporaties zijn kleinschalige
experimenten gestart. De taskforce denkt mee met
projecten en ondersteunt hen waar mogelijk in deze
spannende zoektocht.
Een van de methoden om klimaatneutraal bouwen te
stimuleren is het selecteren van ontwikkelaars op basis
van duurzaamheid. Deze selectiemethode heeft in de
Buiksloterham verrassende nieuwe en creatieve ontwer-
pen opgeleverd.
Bovendien ontwikkelt de taskforce nieuwe instrumenten.
Zo wordt op dit moment hard gewerkt aan een ‘vehikel’
om de voorfinanciering van de extra investering te faci-
literen, zodat het voor ontwikkelaars eenvoudiger wordt
de benodigde maatregelen toe te passen. Ook wordt
in overleg met VROM een label voor klimaatneutrale
woningen ontwikkeld, dat aan de consument duidelijk
maakt dat de betreffende woning bijzonder energiezuinig
is. Dit label moet de afzet van de woningen ondersteunen,
onder meer door de vraag te stimuleren en extra hypo-
theekverstrekking door banken mogelijk te maken.
Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam - Taskforce Klimaatneutraal Bouwen Baltie Teeuwen (020) 552 6069 [email protected]
Energiezuinig (ver)bouwen
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 16 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
Duurzaamheid en wel-standscriteriaHet beeld is ontstaan dat het verbeteren van duurzaam-
heid van de gebouwde omgeving en het toetsen aan de
redelijke eisen van welstand zich soms moeilijk tot elkaar
verhouden. Dit is in het onlangs toegezonden rapport
van het instituut Nyenrode bevestigd. Daarnaast krijgt
de Commissie Welstand en Monumenten herhaaldelijk
adviesaanvragen voor duurzaamheidsmaatregelen
waarvoor geen beoordelingscriteria bestaan. Daardoor
loopt de afhandeling van die bouwaanvragen moeizaam.
Ook bestuurders van stadsdelen vragen om meer regels
om duurzaamheidmaatregelen te kunnen toetsen. Dienst
Milieu en Bouwtoezicht heeft het project duurzaamheid
en welstandscriteria gestart. Doel van het project is dat
de welstandscriteria worden aangevuld en - waar nodig
– verruimd of eenduidiger gemaakt om bij te dragen aan
het verduurzamen van Amsterdam.
Duurzaamheidsmaatregelen die in beschouwing worden
genomen zijn: isolatie van dak, voor- en achtergevel,
kozijnvervanging en dubbele beglazing, ventilatievensters
en installaties voor lucht, zonwering, zonnecollectoren,
PV-panelen elektrische oplaadpunten, gebouwgebonden
windinstallaties, dakisolatie, groene daken en gevels.
Het project maakt gebruik van de concept-richtlijnen voor
kleine windinstallaties die in opdracht van ARC (Amster-
dam reduceert CO2) zijn gemaakt.
In het project gaat het over bestaande gebouwen en over
nieuwe gebouwen die binnen een bestaand welstands-
kader worden gebouwd. Nieuwbouwprojecten waarvoor
een apart welstandskader wordt opgesteld behoren dus
niet tot de focus van het project.
Het is de bedoeling dat het project nieuwe criteria levert
die in de Basisnota welstand worden opgenomen. Vervol-
gens zal bekeken worden in hoeverre de welstandsnota’s
van de stadsdelen aangepast worden of dat er kaderstel-
lende criteria komen voor duurzaamheidsmaatregelen.
Voor de zomer worden richtlijnen voor achtergevelisolatie
en zonnepanelen aan het centrale bestuur voorgelegd,
vooruitlopend op de overige duurzaamheidsmaatregelen.
Gepland is dat eind 2010 de nieuwe welstandscriteria
vastgesteld worden.
Dienst Milieu en Bouwtoezicht Jeroen van der Waal (020) 551 3854 [email protected]
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 17
Energiestrategie 2040 Amsterdam wil het kloppend hart zijn van een duurzame
metropoolregio. Creatief, innovatief, gezond en divers.
Sociaal en economisch sterk. Zuinig met ruimte en
energie. Alleen een stad waar schone energie, schone
lucht en water voorhanden zijn, blijft aantrekkelijk om in
te wonen en werken. Het tijdperk van goedkope fossiele
brandstoffen loop op zijn eind. Om de betaalbaarheid en
de levering van schone energie te kunnen garanderen is
een omslag nodig naar een duurzame energievoorziening.
Dit vraagt om een lange termijnstrategie. Gebouwen,
energiecentrales en infrastructuur hebben een lange
levensduur. Om de omslag te kunnen maken moeten
we nu de koers bepalen en de route uitstippelen. In
de Amsterdamse Energiestrategie 2040 zijn de lijnen
uitgezet waarlangs deze verandering, in Amsterdam,
gestalte moet krijgen.
Klimaatbureau Amsterdam Gerrit Jolink 06 53 29 37 76 [email protected]
Elektriciteit uit Wind Amsterdam wordt duurzaam: Energie besparing en
duurzame energieopwekking staan hoog op de agenda.
Windenergie staat daarbij bovenaan: het nieuwe college
zet in op fors uitbreiden ervan.
Al langer wordt windenergie benut in Amsterdam.
Historische kaarten laten zien dat windmolens vroeger
onderdeel van het stadssilhouet waren, maar er wordt nu
al elektriciteit uit wind gewonnen. In de haven zijn al 26
windmolens gerealiseerd, genoeg voor 40.000 huishou-
dens. Maar dit zou pas het begin kunnen zijn: op termijn
wordt geschat dat het mogelijk is om voor Amsterdam
ca. 25% van zijn elektriciteitsbehoefte uit windenergie te
dekken.
Wat betekent zo‘n ingreep in het stadsbeeld en voor het
grondgebruik in Amsterdam? Past dat überhaupt? En
om hoeveel molens gaat het? Om grip op de ruimtelijke
consequenties van deze opschaling te krijgen heeft het
Klimaatbureau samen met DRO en de Haven een studie
naar de mogelijkheden voor de opschaling van windener-
gie in opdracht gegeven. Deze studie is uitgevoerd door
Paul van Beek landschappen.
De studie heeft ontdekkingen opgeleverd: Er is ruimte
genoeg om in
Amsterdam de totale elektriciteitsbehoefte van alle
huishoudens met wind te dekken.
Opschaling van windmolens betekent niet zomaar een
beetje winst, maar betekent een substantiële toevoeging
in het vermogen. De nu grootste molens kunnen 5000
huishoudens met stroom verzorgen! Als je met minder
grote molens meer elektriciteit kan opwekken, betekent
dat effectief ruimtebesparing voor een dichtbevolkte
metropool als Amsterdam.
Deze molens zijn groot, zeer groot. De tiphoogte ligt bij
190 m, de ashoogte op 135m. Maar Paul van Beek toont
aan, dat het menselijk oog ons bij de beleving van hoogte
bedriegt. Je kan vanaf de verte niet het verschil zien tus-
sen verschillend hoge molens: molens van 80m ashoogte
lijken net zo hoog als molens met het rotorhuis op 135m.
Waar het dan wel op aankomt is vooral de voet: hier ligt
een immense ontwerpopgave. Molens moeten onderdeel
worden van het stedelijk weefsel. En we moeten innove-
ren: gebruik die lege schacht van 5000m3.
De conclusies uit deze studie en de ambities van Amster-
dam geven aanleiding het huidige beleid op windmolens
te veranderen. Hoeveel windmolens er komen en waar
hangt vooral af van draagvlak: politiek en economisch, bij
vakgenoten en burgers. Amsterdam móet ruimte maken
voor nieuwe oplossingen, maar oog houden voor de
schoonheid van de stad.
Wil je meer weten over dit onderwerp of heb je een
mening?
Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam
Juliane Kürschner (020) 552 7764 [email protected]
Schone energie
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 18 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
Zonne-energie en warmte-
koudeopslag Het vergroten van de lokale duurzame energieproductie
is een van de pijlers van het Amsterdamse energiestra-
tegie 2040. Zon-PV is één van de energietechnologieën
waarmee duurzame energie geproduceerd kan worden.
Zon-PV is op dit moment weliswaar nog te duur om zon-
der nationale subsidie op grote schaal te exploiteren. Op
niet al te lange termijn (2015) is echter wel een positieve
exploitatie mogelijk en kan de grootschalige uitrol op
de Amsterdamse daken beginnen. De periode tot dat
moment kan benut worden om aan de hand van pilot-
projecten te leren hoe wij, gemeente, woningcorporaties,
bedrijven en bewoners, met deze technologie moeten
omgaan. Bij deze projecten staat centraal dat deze de
opmaat moeten zijn voor grootschalige uitrol.
Klimaatbureau Amsterdam Tjeerd Stam 06 52 58 10 90 [email protected]
Elektrisch VervoerAmsterdam heeft een koppositie ingenomen als het gaat
om elektrisch vervoer en is een serieuze gesprekspartner
voor nationale en internationale spelers op dit gebied.
Eind 2010 rollen de eerste elektrische auto’s bij de
grote automerken van de band. Auto’s zijn dan beter
verkrijgbaar en de prijzen zullen dalen. Met deze grote
autoproducenten worden afspraken gemaakt over het
later dit jaar beschikbaar stellen van elektrisch auto’s
voor de Amsterdamse markt. Daartegenover staat dat
de gemeente Amsterdam het netwerk van oplaadpalen
verder uitrolt.
Waarom Elektrisch Vervoer
Amsterdam wil een schone, gezonde, leefbare stad voor
de huidige generatie en voor de Amsterdammers van de
toekomst. Daar wordt al hard aan gewerkt met tal van
maatregelen, maar er moet meer gebeuren. Elektrisch
vervoer kan de luchtkwaliteit flink verbeteren, is beter
voor het klimaat en kan een impuls voor de economie
betekenen. Amsterdam wil daarom de overstap naar
elektrisch vervoer een flinke impuls geven en versnellen.
Amsterdam faciliteert elektrisch vervoer in de stad door
het aanleggen van oplaadpunten, en neemt maatregelen
om het voor bedrijven en Amsterdammers aantrekkelijk
maken om over te stappen op elektrisch vervoer.
Ook rijdt de gemeente zelf steeds meer elektrisch, samen
met een groot aantal bedrijven.
Elektrisch = goed voor lucht, klimaat en economie
Elektrisch rijden is goed voor de luchtkwaliteit, het
klimaat, én de economie. Elektrisch vervoer stoot lokaal
namelijk geen schadelijke stoffen uit en is door de tech-
nologie aanzienlijk zuiniger, waardoor de voertuigen veel
minder CO2 uitstoten. Wanneer de benodigde stroom
duurzaam wordt opgewekt zijn elektrische auto’s echt
schoon! Met elektrisch vervoer investeren we in innovatie
en duurzame ontwikkeling. Dat biedt ook kansen voor
nieuwe bedrijvigheid. Bovendien maakt elektrisch vervoer
ons minder afhankelijk van fossiele brandstoffen.
Elektrisch vervoer heeft de toekomst
De verwachting is dat in 2015 in Amsterdam reeds
10.000 elektrische auto’s rijden. In 2040 zijn vrijwel alle
autokilometers in Amsterdam elektrisch. Maar dan
moet Amsterdam wel door met de koers die we hebben
ingezet. Realiseren we ons dit voldoende en zijn we
hierop voorbereid?
Programmabureau Luchtkwaliteit Maarten Linnenkamp (020) 520 6375 [email protected]
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 19
Stad en Energie: Wie is aan zet?
De energie van de gebouwde omgeving.
De koolzuurgas reductiedoelstelling van de gemeente
gaat eigenlijk over het energiegedrag en het energie-
gebruik van de stad, van de mensen, van de bedrijven
en van de woningen waarin we wonen. De gebouwen
gebruiken circa 70% van alle energie in de stad en deze
gebouwen waaronder 390.000 woningen en zeven
miljoen vierkante meter kantoor zijn nog niet aangepast
op de koolstofarme toekomst. De gebouwen zijn in bezit
van beleggers, eigenaar bewoners, corporaties, particu-
liere verhuurders en deels de overheid. De Nederlandse
bouwwetgeving is (nog) niet afgestemd op de doelstel-
ling van de gemeente en de vraag is of de eigenaren van
gebouwen de verantwoordelijkheid hebben hun bezit
energetisch op te waarderen. Misschien hebben huurders
en kopers wel de verantwoordelijkheid om zuinigere
woningen te eisen waardoor de markt van vraag en
aanbod gaat werken en de ontwikkelaars en corporaties
zuinige woningen gaan aanbieden.
De gemeente zet een eerste stap en heeft onder an-
dere in 2008 bepaald dat alle toekomstige nieuwbouw
klimaatneutraal uitgevoerd moet worden. Klimaatneutrale
gebouwen hebben ongeveer de helft van de energie no-
dig van een gemiddeld bestaand gebouw. Dat is dus een
forse verbetering. Omdat klimaatneutraal bouwen niet
in het bouwbesluit is opgenomen koppelt de gemeente
de doelstelling aan het erfpachtcontract. Dit mechanisme
kan zij niet toepassen bij de bestaande gebouwen. Pro-
bleem is dat de grootste opgave tot energiereductie wel
ligt in de 390.000 bestaande woningen en zeven miljoen
vierkante meter bestaande kantoren. Mensen kunnen zui-
niger leven maar het is onmogelijk alleen door gedrags-
verandering twintig tot veertig procent minder energie te
gebruiken. De meeste bestaande gebouwen zijn daarvoor
niet ontworpen. Bij renovatie en restauratie hebben we
dus een enorme opgave. Aangezien tachtig procent van
de milieu impact wordt bepaald in het ontwerp van een
gebouw moet daar de volle aandacht naar toe gaan bij
renovatie. Moet de overheid de wet aanpassen? Zal de
markt in de toekomst die betere gebouwen gaan maken?
Gaan de consumenten zuinigere gebouwen en woningen
eisen? Met andere woorden: wie is aan zet?
Project Management Bureau Ronald van Warmerdam
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 20 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
Climate Healthy GRaBS Klimaataanpassingsproject in Nieuw-WestGRaBS
De klimaatverandering is geen verre toekomst, maar vindt
nu al plaats! Er worden veel maatregelen genomen om
de klimaatverandering tegen te gaan (mitigatie), bijvoor-
beeld door het terugdringen van de uitstoot van broei-
kasgassen. Om de stedelijke omgeving aan te passen
(adaptatie) aan de effecten van de klimaatverandering,
moeten nu ook al maatregelen worden genomen.
Om kennis uit te wisselen en innovatieve projecten te
ontwikkelen op het gebied van klimaataanpassing, is het
Europese project GRaBS (Green and Blue space adapta-
tion in urban areas and eco towns) gestart. Binnen GRaBS
werkt stadsdeel Nieuw West samen met 13 partneror-
ganisaties uit 7 andere EU-lidstaten (Engeland, Italië,
Griekenland, Litouwen, Slowakije, Zweden en Oostenrijk ).
Klimaataanpassingen
Het project GRaBS onderzoekt de mogelijkheden om
stedelijke gebieden aan te passen aan veranderingen van
ons klimaat. De huidige prognose is dat we in Nederland
de komende 15 jaar drie keer zo vaak te maken krijgen
met ernstige droogte in de zomer. tegelijk neemt de
wateroverlast als gevolg van extreme regenbuien toe.
Stedenbouwkundige ontwerpen en ontwerpen voor de
openbare ruimte kunnen voorzien in oplossingen die de
stad minder kwetsbaar maken voor de klimaatverande-
ring.
Het groen in de stad - zoals tuinen, parken, groene daken
en muren - draagt bij aan verkoeling van de stedelijke
omgeving. Water in de stad - zoals grote waterpartijen,
grachten en duurzame drainage systemen - zorgt voor
een goede opvang en afvoer van water. Deze rol van de
groene en blauwe infrastructuur wordt nog onvoldoende
erkend en benut in de ruimtelijke planvorming en het
beheer van de openbare ruimte.
Klimaatverandering: een Actie Plan!
Stadsdeel Nieuw-West onderzoekt hoe de groene en
blauwe infrastructuur gebruikt kan worden om klimaat-
veranderingen zoals hogere temperaturen, toenemende
droogte in de zomer en wateroverlast als gevolg van
extreme regenbuien, op te vangen. Alle mogelijke maat-
regelen worden opgenomen in een ‘Adaptatie Actie Plan’
(AAP). Het AAP is één van de beleidskaders waaraan
ruimtelijke plannen getoetst kunnen worden.
Participatie
Participatie is een centraal thema binnen GRaBS; duur-
zame stedelijke ontwikkeling is immers niet alleen een
milieutechnische kwestie voor overheden. Ook bewoners,
ondernemers en organisaties spelen daarbij een belang-
rijke rol. Stadsdeel Nieuw-West heeft veel ervaring op
het gebied van participatie in de wijken. Daarom heeft
het stadsdeel een leidende rol bij de ontwikkeling van
participatiestrategieën en het betrekken van bewoners
en maatschappelijke organisaties bij klimaataanpassing.
Het stadsdeel adviseert op verzoek de GRaBS partners
over de opzet en de uitvoering van participatie in plannen
voor klimaataanpassing, daarbij rekening houdend met
verschillen in de bestuurscultuur, de sociaal-economische
situatie en de noodzakelijke fysieke maatregelen.
Meer informatie kunt u vinden op:
www.nieuwwest.amsterdam.nl
http://www.grabs-eu.org
Stadsdeel Nieuw-West Aga Niels Holstein (020) 253 8204 [email protected]
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 21
Transformatie & herontwik-keling van commercieel vastgoed in AmsterdamOp 1 september 2009 is de bestuursopdracht transfor-
matie behandeld in het College. Uit de bestuursopdracht
volgt dat er beleidsmatige en financiële instrumenten
moeten worden uitgewerkt om transformatie en heront-
wikkeling van leegstaand commercieel vastgoed naar
andere functies te bevorderen.
Verouderde kantoor- en bedrijfsgebouwen en de kantoor-
en bedrijfsgebouwen op de slechtere locaties lijken in het
geheel niet meer verhuurbaar. Dit is niet alleen nadelig
voor de erfpachters van deze percelen, die de waarde
van hun vastgoed zien verminderen, maar ook voor de
gemeente. Voor de gemeente betekent dit een inefficiënt
gebruik van de schaarse ruimte, een ongewenste ruimte-
lijk-economische ontwikkeling, kans op imagoschade en
verlies van werkgelegenheid en grondwaarde.
Niet alleen de ruimtelijk-economische, maar ook de
financiële belangen van de gemeente zijn groot. Dit heeft
onder andere te maken met het Amsterdamse erfpacht-
stelsel. Eens in de 50 jaar vindt er een canonherziening
einde tijdvak (CHEt) plaatst. Investeren in bedrijfs- en
kantoorgebieden die binnen enkele decennia aan het
einde van hun tijdvak lopen, kan rendabel zijn. Door de
investeringen zullen de grondwaarden en daarmee ook
de canonopbrengsten voor de gemeente toenemen.
Hoe kan de gemeente er nu voor zorgen dat de transfor-
matie en herontwikkeling op gang komt, daar waar dat
niet door de markt gebeurt?
Het transformatieteam is door het Ontwikkelingsbedrijf
Gemeente Amsterdam, naar aanleiding van de bestuur-
opdracht, ingesteld. Het transformatieteam heeft als doel
te onderzoeken of het gemeentelijk beleid kan worden
aangepast om zo transformatie en herontwikkeling op
gang te brengen. Hierbij wordt samengewerkt met de
Kantorenloods en verschillende projectbureaus. Voor het
erfpachtbeleid wordt er in samenwerking met de “Proef-
tuin Amstel III” een aantal instrumenten onderzocht.
De voorstellen voor het aanpassen van het gemeentelijk
beleid om transformatie en herontwikkeling op gang te
brengen zullen gemeentebreed worden gepresenteerd.
Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam Rayen Jadnanansing (020) 552 6221 [email protected]
Signalen van de Stadsloods: Het matchen van leeg-staande ruimten en nieuwe gebruikers De stadsloods van de gemeente Amsterdam brengt vraag
en aanbod bij elkaar om ruimtezoekers in Amsterdam
te huisvesten, leegstand van panden tegen te gaan en
strategische locaties verder te helpen ontwikkelen. De
stadsloods werkt stadsbreed.
Amsterdam is een stad waar voortdurend allerlei orga-
nisaties op zoek zijn naar een geschikte plek. Ook het
aanbod van verhuurbare ruimtes is steeds in beweging.
De leegstand doet zich meestal voor in grootschalige
panden, terwijl de vraag naar ruimte doorgaans klein-
schalig is. De Stadsloods draagt bij deze mismatch tussen
vraag en aanbod op te lossen door verschillende partijen
bij elkaar te brengen. Zij werkt daarbij intensief samen
met de stadsdelen, gemeentelijke diensten, de kantoren-
en bedrijvenloods, gemeentelijke projectbureaus, wo-
ningbouwcorporaties, regiogemeenten en zogenaamde
doelgroep organisaties, zoals FanU en Codum. Deze
organisaties treden op als huurder van een groot (leeg-
staand) gebouw om dat vervolgens onder te verhuren
aan creatieve ondernemers. Dergelijke organisaties zijn
belangrijk om de problematiek van gedeeld beheer en
exploitatie op te lossen.
De stadsloods heeft een breed scala van zoekers in haar
bestand: creatieve ondernemingen, scholen, culturele
Crisis en leegstand
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 22 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
instellingen, maatschappelijke voorzieningen, mediabe-
drijven, religieuze organisaties en leisure bedrijven. Het
zijn vaak ruimtezoekers die bijzondere huisvestingseisen
hebben, zoals een acrobatenschool die een hoog lokaal
nodig heeft voor oefeningen in de trapeze, een orkest
dat een ruimte zoekt met een bijzondere akoestiek of een
reizend museum dat een voorkeur heeft voor tijdelijke
locaties.
Vorig jaar is de Stadsloods betrokken geweest bij de
invulling van 88 panden. Voorbeelden zijn het voormalig
Storkterrein in Noord, de brandweerkazerne aan de
Weesperzijde, de Montelbaanstoren, de Kauwgombal-
lenfabriek, het NDSM-terrein, Citroengebouwen Stadion-
plein, het GAK gebouw en diverse panden in eigendom
van stadsdeel Centrum.
De afgelopen tijd stond wereldwijd in het teken van de
economische recessie. In Amsterdam en op het werk
van de stadsloods heeft dat zijn weerslag. De stadsloods
merkt de effecten van de crisis in Amsterdam aan de
toenemende vraag naar goedkopere huisvesting. Som-
mige organisaties stellen hun plannen voor vestiging in
Amsterdam uit en bij nieuwbouwprojecten haken huur-
ders af en benaderen projectontwikkelaars de stadsloods
met de vraag naar kandidaten. De crisis heeft ook een
voordeel: makelaars zijn bereid hun prijzen voor vastgoed
te laten zakken of tijdelijke huurcontracten aan te bieden,
waardoor de kans op passende huisvesting voor een
bredere groep zoekers toeneemt.
Dienst Ruimtelijke Ordening Aukje Teppema (020) 552 7849 [email protected]
15X15Alle projecten ondervinden de gevolgen van de crisis.
Ook op de Zuidas is de voortgang van projecten langza-
mer dan gedacht. Hoe wordt van dit gegeven een kans
gemaakt? De Zuidas heeft 15 maatregelen benoemd die
voor een groot deel in een aanpak van de crisisgevolgen
voorzien. Deze vijftien maatregelen zijn voor 2015
gerealiseerd. Fifteen by Fifteen. Hoe hebben we gekozen,
waar lopen we tegenaan.
Zuidas Amsterdam/Project Management Bureau Harry Wien 06 22 21 86 70 [email protected], [email protected]
Wettelijke huurprijsbe-scherming voor winkelpan-denHuurprijzen van winkelpanden komen tot stand door
vraag van winkeliers en aanbod van pandeigenaren. De
belangrijkste bouwsteen bij de vraag naar winkelpanden
is het aantal passanten (potentiële klanten). In beginsel
geldt: hoe groter het aantal passanten in een straat,
hoe hoger het huurprijsniveau. Daarnaast speelt bij de
huurprijshoogte het type passant een rol. Zo kan - als
gevolg van verschillen in het gemiddelde inkomen- een
gelijk aantal passanten in twee verschillende gebieden
toch leiden tot een verschillend huurprijsniveau.
Bij het aangaan van het eerste huurcontract tussen pand-
eigenaar en winkelier, geldt de (markt)huurprijs, die door
onderhandeling tot stand komt. Partijen zijn hierin vrij.
Na verloop van tijd hebben zowel eigenaar als huurder
het recht om een nieuwe huurprijs te bedingen. Ook in
dit geval zijn partijen in principe vrij om een (hogere of
lagere) huurprijs vast te stellen. Het kan voorkomen dat
partijen het niet eens kunnen worden over de huurprijs-
aanpassing. In dat geval treedt de wettelijke huurprijsbe-
scherming in werking.
Deze houdt in dat huurder en verhuurder samen een
(vastgoed)deskundige moeten aanwijzen die volgens
een vaste methode een nieuwe huurprijs berekent. Deze
deskundige kan een makelaar zijn of de Bedrijfshuurad-
viescommissie, die is ondergebracht bij de Kamer van
Koophandel. De methode is vastgelegd in de wet en
houdt in dat de deskundige een aantal panden zoekt die
vergelijkbaar zijn met het betreffende pand. Op basis van
de werkelijk betaalde huren over de afgelopen vijf jaar
van die panden wordt een nieuwe huurprijs bepaald. Dit
leidt ertoe dat in een opgaande markt de huurprijs wordt
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 23
gedempt, waardoor de huurder een lagere prijs moet
betalen dan de op dat moment geldende markthuur. Als
winkelier en pandeigenaar het ook over deze prijs niet
eens kunnen worden, kunnen zij naar de kantonrechter
stappen. Deze zal dan de definitieve huurprijs voor de
nieuwe huurtermijn vaststellen.
EZ Amsterdam CJ Dippel (020) 254 9702 dippel@ez .amsterdam.nl
Zuidas in crisistijd Contractmanagement
Het onderwerp van deze bijdrage is actieve sturing op
intentie-, ontwikkelings- en erfpachtovereenkomsten
met marktpartijen aan de hand van het project Gershwin
(en zonodig andere Zuidasprojecten). Partijen worden
gedwongen hun contractuele verplichtingen na te komen
en indien zij dat niet willen of kunnen, worden overeen-
komsten ontbonden. Partijen komen niet weg met het
argument dat het zulke moeilijke economische tijden zijn.
Met deze werkwijze worden locaties vrijgespeeld van
marktpartijen die niet serieus aan het ontwikkelen zijn
en slechts enkel hun ontwikkelpositie willen behouden.
Locaties die vervolgens vrijkomen zullen worden ingevuld
met tijdelijke functies (15 by 15 aanpak Zuidas).
Ontwikkelings Gemeente Amsterdam Alfons Oude Ophuis (020) 255 6187 [email protected]
^ artist impression Zuidas compleet vanuit het zuiden
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 24 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
Ontwerp-Structuurvisie Amsterdam 2040De ontwerp-structuurvisie “Amsterdam 2040: Econo-
misch sterk en duurzaam” is in januari aangenomen en
vervolgens ter visie gelegd door het college van B en W.
Inmiddels zijn meer dan vierhonderd zienswijzen binnen-
gekomen op de structuurvisie. Dat betreft particulieren
die zich zorgen maken om hun volkstuin of woonwijk.
Maar ook allerlei organisaties stuurden zienswijzen,
van het Milieucentrum Amsterdam tot de Kamer van
koophandel. De grote keuzen uit de structuurvisie,
70.000 woningen erbij door binnenstedelijke verdichting
en het vervoersaccent op openbaar vervoer en fiets,
worden nauwelijks betwist. De discussie gaat vooral over
detailleringen. Al dan niet een verlenging van de Bos en
lommerweg of verlaging van de Gooise weg. Wel of geen
bebouwing aan de Zuidoever van de Gaasperplas. De
zienswijzen geven een goed beeld hoe Amsterdammers
tegen hun stad aankijken en waar ze zich druk om maken.
De zienswijzen, de antwoorden daarop en de voorstellen
tot wijziging worden na de zomer door B & W besproken.
Dienst Ruimtelijke Ordening Remco Daalder (020) 552 7927 [email protected]
Verdichten met visieWaar bouwen we de 70.000 woningen uit de Structuurvi-
sie?
Binnen de bebouwingsgrenzen van Amsterdam is terecht
het uitgangspunt, maar makkelijk te realiseren is dat niet.
Velen hebben een overtuigend verhaal waarom op een
bepaalde plek niet mag worden gebouwd. Bovendien wil
niet iedereen overal wonen.
Het risico bestaat dat de zoektocht naar locaties leidt
naar plekken waar de weerstand het kleinst is, maar waar
ook de markpotentie gering is.
Om dat te voorkomen pleit de Amsterdamse Raad voor
de Stadsontwikkeling (ARS) ervoor de huidige pauze in
de bouwproductie te gebruiken om eerst een visie te
ontwikkelen op de verdichtingsopgave. Kern van onze
benadering is dat er meer zou moeten worden gefocust
op kansrijke plekken en de daarbij passende woonmi-
lieutypen die de kwaliteiten van deze locaties optimaal
benutten. Zelfs als daardoor de kwantitatieve doelstelling
niet helemaal zou worden gehaald.
Het pleidooi dat de ARS hiervoor heeft geschreven, is
besproken met een aantal deskundigen. Dat heeft verras-
sende inzichten opgeleverd:
‘Omwonenden zijn in de regel tegen verdichting. Op echt
kansrijke plekken moet de gemeente daar overheen
durven stappen.’
Jack Stein (ORAM/ARS)
‘Verdichten is niet alleen ruimte afnemen, maar ook
kwaliteit teruggeven.’
Charlotte ten Dijke (tangram Architecten)
‘Op de goede plekken gaat verdichten vanzelf.’
Constan van Ginneken (OGA)
‘Transformatie van woonmilieus heeft tijd nodig. Forceer
geen ontwikkeling op plekken waar de markt nog niet rijp
is. Hou dat soort plekken in reserve.’
Han Michel (ARS)
‘Fixeer niet op aantallen. Investeer in kwaliteit, dan blijkt
vanzelf wel hoeveel vraag er is. Misschien kom je dan wel
hoger uit dan die 70.000.’
Wouter Veldhuis (MUSt/ARS)
De ARS zet de discussie graag voort en hoopt op meer
verrassende, gedurfde en inspirerende suggesties voor
een kansrijke verdichting in Amsterdam.
Visie op de structuurvisie
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 25
Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling
Harm Grünhagen (020) 552 2719 [email protected]
Mobiliteitstoets Structuur-visie
De (ontwerp) Structuurvisie zet een ambitieus toekomst-
beeld neer voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling
van Amsterdam. Mobiliteit is cruciaal bij het dichterbij
brengen van het leidende motto: Amsterdam 2040
Economisch Sterk en Duurzaam.
De centrale vraag die ten grondslag ligt aan het uitvoeren
van een Mobiliteitstoets op de (ontwerp) Structuurvisie
is: lukt het om de stad met 70.000 woningen en 100.000
arbeidsplaatsen erbij bereikbaar en leefbaar te houden?
En wat moet er gebeuren om de groei van de mobiliteit,
die daar ongetwijfeld het gevolg van is, in goede banen
te leiden.
De uitkomsten van de toets laten zien dat de groei van
de totale mobiliteit in, van en naar de stad als gevolg van
de Structuurvisie-plannen fors zal zijn. Doordat de groei
van de automobiliteit vooral in de binnenstad beperkt
blijft en in het Centrum zelfs afneemt zullen het openbaar
vervoer en de fiets daar het grootste deel van de groei
moeten opvangen. Buiten de ring en in Noord zal naar
verwachting ook de auto een fors aandeel in de groei van
de mobiliteit voor zijn rekening nemen.
Of het openbaar vervoer inderdaad haar toegeschreven
rol als drager van de ruimtelijke ontwikkeling kan waarma-
ken is nog de vraag. De Noord/Zuidlijn en de uitbreiding
van het aantal treinen over de Zuidas komen als zeer
nuttig uit de toets. Andere in het kader van de Structuur-
visie bedachte uitbreidingen van het OV, zoals de Oost/
Westlijn en doortrekking van de ring naar Noord, laten in
de toets niet de prestaties zien die de enorme investerin-
gen die ermee gemoeid zullen zijn rechtvaardigen.
In de verdeling van de ruimtelijke ontwikkeling over de
verschillende locaties die in de Structuurvisie worden ge-
noemd kan nog behoorlijk wat geoptimaliseerd worden.
Meer ruimtelijk programma bij bestaande OV-lijnen en
knooppunten en minder op plekken die vooralsnog heel
moeilijk of alleen tegen zeer hoge kosten te ontsluiten
zijn.
Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer Fokko Kuik (020) 556 5246 [email protected]
Ken
nisd
ag r
uim
telij
ke s
ecto
r
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 27
Zuidas: Dok onder de grond
^ Luchtfoto Dokzone
De ambitie van de Zuidas is te excelleren als stedelijk
centrum. Een centrum van internationale allure, onder-
scheidend doordat het aansluit bij lokale kwaliteiten. Een
stuk Amsterdam met toekomstwaarde, een verrijking van
de stad en versterking van de economische potentie van
de regio. Kortom een duurzaam en succesvol stedelijk
topmilieu, van internationale allure, met Amsterdamse
kwaliteiten.
Een randvoorwaarde om de Zuidas een integraal deel van
de stad te laten worden, is het ondergronds brengen van
de infrastructuur in het zogenaamde Dok. De Dokzone
wordt gevormd door de A10 Zuid, station Amsterdam
Zuid en de sporen van trein en metro; een infrastructuur-
bundel in het hart van de Zuidas, ingeklemd tussen de
verschillende deelgebieden.
Door de ondertunneling van deze infrastructuur wordt
optimaal gebruik gemaakt van de schaarse ruimte.
Bovendien neemt het Dok de belangrijkste bron van
milieuhinder weg, zonder de bereikbaarheid te verminde-
ren. Het Dok voorziet zelfs in meer vervoersruimte dan de
huidige situatie.
In de toekomst zal station Amsterdam Zuid met zo’n
300.000 reizigers per dag tot de vijf grootste stations van
Nederland behoren.
Het uitbreiden en ondergronds brengen van de infrastruc-
tuur in combinatie met het ontwikkelen van een hoog-
waardig station en vastgoed is een complex vraagstuk
met verschillende oplossingsrichtingen en zeer veel
actoren. Begin 2010 hebben Rijk en Regio hun voorkeur
uitgesproken voor een Dok onder de grond. Dit naar
aanleiding van het advies van de Rijksvertegenwoordiger
Zuidas.
^ Dok onder de grond
In mei 2010 wordt een gezamenlijke organisatie van
RWS, ProRail en de gemeente Amsterdam in het leven
geroepen om te werken aan een voorkeursbesluit voor
de variant Dok onder de grond. In deze presentatie ‘Van
Prospectus (2007) naar Dok onder de Grond (2010)’
een inhoudelijke en procesmatige terug- en vooruitblik.
Ingegaan wordt op lessons learned op het gebied van
samenwerking, het goedkoper worden van het dokmodel
en de teruggebrachte risico’s.
Zuidas Amsterdam Elian Ineke 06 11 90 57 70 [email protected]
Een nieuwe sluis in IJmuiden (Haven). Amsterdam, het Rijk en de provincie Noord-Holland op
een lijn. Hoe doe je dat?
Het sluiscomplex in IJmuiden uit de periode 1878 – 1929
en een moderne haven met een toekomstvisie naar 2040,
hoe maak je daar een goede match van? Anders gezegd,
hoe waarborg je de zeetoegang die past bij het formaat
en de aantallen van de schepen van nu.
Drie partijen, Rijk, Provincie Noord-Holland en gemeente
Amsterdam, ieder met hun eigen visie en gewend in hun
MEGAPROJECTEN
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 28 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
eigen context te opereren, merken dat ze bij dit vraag-
stuk niet zonder elkaar kunnen:
het Rijk - het ministerie van Verkeer en Waterstaat , �
als eigenaar van de sluizen, verantwoordelijk voor de
technische staat en het onderhoud;
de Provincie Noord-Holland, als stimulator van de �
economie in Noord-Holland, nauw
betrokken bij de havenontwikkeling;
de gemeente Amsterdam, die de haven voor bedrij- �
ven nu en in de toekomst bereikbaar wil houden.
Hoe komen deze partijen tot elkaar? Welke andere
partijen vanuit overheid, bedrijfsleven en maatschappe-
lijke organisaties zijn hierbij betrokken? En met wat voor
factoren van ‘binnen’ en van ‘buiten’ het project krijg je
als ambtenaar van de gemeente Amsterdam te maken?
Eind november 2009 heeft de minister van Verkeer en
Waterstaat vol enthousiasme de bereikte overeenstem-
ming over de aanleg van een moderne sluis en de
kostenverdeling gemeld. Het feit dat hij in zijn speech
tot het laatste moment de spanning er in hield en aangaf
hoezeer Rijk, Provincie Noord-Holland en gemeente
Amsterdam elkaar nodig blijven hebben, illustreerde de
spanning en druk om tot een goede balans te komen.
Positiebepaling, weten wat je nu en straks van elkaar
nodig hebt, vertrouwen, flexibiliteit, organisatievermogen,
effectief gedrag en een non-conventionele houding, zijn
zomaar een greep factoren uit de samenwerking die
voor deze balans bepalend zijn geweest. De kennis en
ervaringen die we daarbij hebben opgedaan, willen we
graag delen om bij te dragen aan resultaten van samen-
werking met andere partijen waardoor Amsterdam zich
als metropool verder kan blijven ontwikkelen.
Haven Amsterdam Toon Poelsma (020) 523 4741/06 41 31 99 46 [email protected]
Olympische Spelen 2028 Waarom zet de gemeente Amsterdam in op de Olympi-
sche Spelen 2028?
De Olympische Spelen staan
nadrukkelijk op de kaart. De
emoties van Vancouver staan
ieder nog helder voor de
geest. Er leeft een droom
om in 2028 de Olympische
Spelen weer naar Nederland
te halen.
Het Olympisch Plan 2028
verwoordt deze droom en
stippelt de route uit.
De eerste stap is Nederland
in 2016 naar Olympisch niveau te brengen. Dit plan is vo-
rig jaar met brede maatschappelijke steun aangenomen.
Amsterdam is alliantiepartner van het Olympisch Plan
2028. In het recente conceptprogramakkoord 2010-2014
voor Amsterdam bevestigt de nieuwe coalitie dit.
In het Olympisch Plan 2028 zijn acht ambities gefor-
muleerd. Een daarvan is de Ruimtelijke ambitie. In
2010 starten vier projecten om deze ambitie waar te
maken, waaronder de ontwikkeling van een Olympische
Hoofdstructuur (OHS) en een verkenning naar de ruim-
telijke inrichting van grootschalige en bovenregionale
sportaccommodaties over Nederland, de zogenaamde
Sportkaart. De projecten moeten uiteindelijk leiden
tot de ruimtelijke inpassing van de Olympische Spelen
in Nederland indien deze in 2028 zullen plaatsvinden.
Amsterdam is nauw betrokken bij de uitwerking hiervan.
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 29
De ruimtelijke ambitie moet ook leiden tot een keuze
voor de kandidaat-stad eind 2010; vanuit de gedachte
dat beslissingen op het gebied van ruimtelijke ordening
en infrastructuur niet in 2016, maar eigenlijk nu al
genomen moeten worden. Amsterdam is in beeld als
kandidaat-stad. De stad anticipeert hierop door in haar
Ontwerp Structuurvisie aan te geven een mogelijke
Olympische Spelen te willen en kunnen accommoderen.
De Olympische Spelen zijn daarbij geen doel op zich,
maar kunnen juist beoogde ruimtelijke ontwikkelingen
aanjagen die nodig zijn om van Amsterdam een interna-
tionaal concurrerende en duurzame metropool te maken.
De schaal en maat van de stad dwingen daarbij om na te
denken over creatieve en innovatieve oplossingen.
Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam Esther Reith (020) 552 7895 [email protected]
Transformatie Amstel III
Hoe transformeer je een monofunctioneel werkgebied
naar een gemengd gebied met –op termijn - 5000
woningen? de “Visie Amstel III 2040, Urban district,
anders wonen en werken tussen ArenA en AMC” moet
die ontwikkelingsstrategie tot uitvoering brengen.
In 2008 was de toekomst voor het werkgebied Amstel
III onduidelijk en onzeker. Er was sprake van een forse
leegstand in de kantoren -30%- en veel klachten over
de openbare ruimte, het parkeren en de interne bereik-
baarheid. De planvorming is toen gestart met een serie
economisch-geografisch getinte onderzoeken die hebben
geresulteerd in de “ Visie Amstel III 2040”, waarin de
koers en ambitie voor het gebied worden gedefinieerd.
De uitkomst is heel helder: de westelijke bedrijvenstrook
blijft behouden als bedrijventerrein. Het recept is hier
optimaliseren, intensiveren en mengen met voorzieningen
voor werknemers en bedrijven.
Voor de oostelijke monofunctionele kantorenstrook is een
andere koers gekozen: mengen met wonen en voorzie-
ningen met behoud van de werkfunctie. De inzet is hier
om in de komende 30 jaar 5000 woningen te bouwen.
Het motto is ‘Urban district Amstel III, anders wonen en
werken’. Kernwoorden: mengen van wonen en werken;
casco’s; maximale flexibiliteit en veranderbaarheid; de
gebruiksvrijheid staat centraal; tijdelijkheid van gebruikers
en gebouwen als ontwikkelingsinstrument.
De Visie Amstel III wordt binnenkort als Strategiebesluit
vastgesteld waarna een Projectbesluit/Investeringsbesluit
en een bestemmingsplan zullen worden opgesteld.
ProjectmanagementBureau i.o.v. Projectbureau Zuidoostlob Willem van Leuven (020) 552 9728 [email protected]
De Concurrentie Gerichte Dialoog: gebiedsontwikke-ling op andere wijzeWat doe je als er sprake is van een opgave voor gebieds-
ontwikkeling waar wij als gemeente nu eens niet alle
ruimtelijke, financiële en juridische kaders op voorhand
kunnen aangeven. Waar wij niet aan kunnen geven welk
plan de beste oplossing biedt voor het betreffende
terrein? Dan moeten we het anders doen dan we gewend
zijn. En anders doen we het voor de Herstructurering
Food Center Amsterdam.
Om hiervoor een goed, efficiënt en haalbaar plan te
ontwikkelen is ook de kennis van de markt nodig. Dat
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 30 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
kan op meerdere manieren, maar voor deze opgave is
gekozen om een aanbesteding te doen via de Concurre
ntie Gerichte Dialoog. Deze nieuwe aanbestedingsvorm
is bij uitstek geschikt voor complexe projecten waarbij de
optimale oplossing niet op voorhand vast ligt.
Het is een intensieve en langdurige procedure, bestaande
uit meerdere fases:
Selectiefase: selecteren op basis van ervaring en �
financiële draagkracht
Consultatiefase: marktpartijen kunnen aangeven of �
er onhaalbare eisen gesteld worden die eventueel
aangepast kunnen worden
Dialoogfase: basisplannen van de marktpartijen wor- �
den parallel aan elkaar in dialoog met de Gemeente
uitgewerkt tot niveau van definitieve inschrijving.
Cherry Picking door de Gemeente mag niet!
Gunningfase: beoordeling definitieve inschrijvingen �
op basis van gunningcriteria; de hoogst scorende
krijgt de opdracht en sluit een overeenkomst met de
Gemeente
Het interessante aan deze aanbestedingsvorm is dat
door in dialoog te treden met de marktpartijen over de
gekozen oplossing, de gemeente én de ontwikkelaar de
ruimte krijgen om het plan te optimaliseren. Daarnaast
zal het commitment van de marktpartij aan het plan groot
zijn: de Gemeente heeft het tenslotte niet opgelegd, de
markt heeft het zelf bedacht. Het vergt wel een heel
andere rol van de Gemeente, zowel van de ambtenaren
als de bestuurders. Waar normaal de gemeente leading is
en bepaald in welk jasje de ontwikkelaar moet passen, is
het in deze procedure zaak om als gemeente alleen dát
vast te leggen wat echt noodzakelijk is en daarnaast de
wensen als ambities mee te geven aan de markt. Als dat
lukt, is het een kwestie van op gepaste afstand blijven en
de kleermaker zijn werk laten doen.
Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam Marlene Rienstra 06 51 54 12 98 [email protected]
Kansen voor jongeren- en
studentenhuisvesting
Om aan de grote behoefte aan studenten- en jongeren-
woningen te kunnen voldoen, zal niet alleen de toegang
tot de bestaande woningvoorraad moeten worden
verbeterd: nieuwe woningen moeten worden bijgebouwd.
Locaties daarvoor liggen niet voor het oprapen. Maar nu
door de crisis stagnatie optreedt in projecten, lijken zich
nieuwe kansen aan te dienen voor de bouw van studen-
tenwoningen.
Voor kantoorontwikkeling bestemde locaties worden
voorlopig niet bebouwd en het planaanbod met
woningbouw wordt teruggebracht tot een meer realis-
tisch programma. Dit wordt sterk ingegeven door de
teruglopende vraag naar kantoren en nieuwe (duurdere)
koopwoningen. Vanuit de optiek van studentenhuis-
vesting gaat de beweging de andere kant op: er is een
bestendige vraag en studentenhuisvesting kan projecten
op gang brengen. Studentenhuisvesting wordt in de crisis
gezien als kans “to limit the depth, to accelerate recovery
and to shoot higher”.
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 31
In verschillende delen van de stad komen nu locaties
beschikbaar waarvan de aanvankelijke functie is komen
te vervallen. Deze zouden gebruikt kunnen worden
voor studentenhuisvesting. Het zijn soms locaties voor
permanente studentenwoningen, maar vaak gaat het
om tijdelijke locaties. De locaties van enige omvang
en/of strategisch belang waaraan gedacht wordt zijn:
teleport, Zuidas, verschillende locaties in Zuidoost en
station Lelylaan. Jongeren en studenten kunnen die
gebieden (verder) op de kaart zetten. Ze brengen leven
in de brouwerij. Ze vormen het draagvlak voor nieuwe
ontwikkelingen op het gebied van cultuur, economie en
creatieve werkgelegenheid. Zij zorgen voor dynamiek en
levendigheid.
Het is echter de vraag of deze locaties - nodig om
aan de behoefte aan studenteneenheden te kunnen
voldoen - ook daadwerkelijk benut kunnen worden voor
studentenhuisvesting. Met name corporaties dragen
zorg voor studentenhuisvesting, maar hebben als gevolg
van de kredietcrisis weinig tot geen investeringsruimte
beschikbaar voor het realiseren hiervan. Een ongecoördi-
neerde mismatch tussen aanbod van locaties en investe-
ringsmogelijkheden van de betrokken corporaties moet
worden voorkomen. Afstemming en regie is noodzakelijk.
Dit gebeurt door de programmamanager jongeren- en
studentenhuisvesting in opdracht van de woningbouwre-
gisseur.
Project Management Bureau Lous Vinken (020) 552 9894 [email protected]
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 32 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
Mobiliteit in en rond AmsterdamTrends en ontwikkelingen in Amsterdams verplaat-
singsgedrag: een blik op de toekomst vanuit historisch
perspectief.
Amsterdam ontwikkelt zich meer en meer tot kernstad
van een metropool. Deze ontwikkeling brengt met zich
mee dat Amsterdam haar centrumfunctie vergroot,
maar ook dat er meer subcentra in de regio ontstaan.
Amsterdam vormt wel het hart van de regio, maar de
ruimtelijke activiteiten zijn niet langer allemaal gericht op
Amsterdam. Deze intensivering, in combinatie met een
grotere spreiding, leidt tot meer interactie en dus ook tot
meer mobiliteit.
Amsterdam is, in haar historische kern maar ook daar-
buiten, beperkt in haar ruimte om dit groeiende verkeer
probleemloos op te vangen. Ook de netwerken rond Am-
sterdam hebben hun grenzen. Ze liggen bovendien in een
waardevol en kwetsbaar landschap. Er zal beleid nodig
zijn om de verkeersgevolgen van de verdere metropool-
vorming in goede banen te leiden. Om beleid te kunnen
maken, is kennis nodig over trends en ontwikkelingen
in de mobiliteit en de achterliggende oorzaken. Deze
kennisbehoefte werd zo’n 25 jaar geleden al onderkend.
Op dat moment begon de gemeente met het houden
van huishoudenquêtes onder Amsterdammers over hun
mobiliteitsgedrag. Dit levert sindsdien kostbare informa-
tie op over herkomst en bestemmingen, tijdstippen en
lengtes van verplaatsingen, keuzes in vervoerwijzen en
motieven om te reizen.
Al 25 jaar worden huishoudenquêtes gehouden. Dat
levert niet alleen feedback op over het gevoerde beleid,
maar vooral ook inzicht in mogelijk mobiliteitsgedrag en
beïnvloeding daarvan in de toekomst.
Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer Jeroen Grooten (020) 556 5204 [email protected]
Voetgangers in de StadIn de ‘Ontwerp Structuurvisie Amsterdam 2040: Econo-
misch Sterk en Duurzaam’ legt Amsterdam de ambitie
neer om zich verder te ontwikkelen tot hoogstedelijke
kern van de Metropoolregio. Dit vraagt om meer ruim-
telijke kwaliteit in het stedelijk kerngebied en om ruimte
voor het groeiend aantal inwoners en bezoekers. De
toenemende druk op de openbare ruimte vraagt in
oudere delen van de stad - die nooit ontworpen zijn voor
de auto - om prioriteit voor de voetganger, de fietser, het
openbaar vervoer en vervoer over water.
De praktijk is echter dat bij veel herprofileringen met
name de positie van de voetganger zeker niet is verbe-
terd. Dit probleem doet zich vooral voor bij gebiedsont-
sluitingswegen (50 km/uur) met veel publiektrekkende
functies langs de straat: de drukke winkel- en/of uitgaans-
straten (de zogenaamde ‘grijze wegen’) en bij drukke
knooppunten zoals stations.
De belangrijkste oorzaak van de problemen is het tekort
aan ruimte voor de diverse ruimteclaims. Het resultaat
van een herinrichting is vaak het maximaal haalbare zon-
der echte keuzes te maken met vaak (te) weinig ruimte
voor voetgangers als gevolg. Dit door het ontbreken van
voetgangersbeleid, belangenorganisaties en/of financie-
ringsbronnen, zoals de fietser, het openbaar vervoer, de
auto en het groen deze wel hebben.
MOBILITEIT
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 33
Het is nodig om in het ontwerpproces voortaan keuzes
te maken, waarbij de voetganger gelijkwaardig aan de an-
dere vervoerswijzen meegenomen wordt in de discussie.
De Dienst Ruimtelijke Ordening heeft een microsimula-
tiemodel gericht op auto, openbaar vervoer en fietsers.
Sinds kort heeft DRO als eerste in Nederland de beschik-
king over een gedetailleerd voetgangersmodel. Hiermee
zijn complexe voetgangersstromen nauwkeurig in beeld
te brengen om zodoende ook voor voetgangers de
consequenties van ontwerpkeuzes inzichtelijk te maken.
Dienst Ruimtelijke Ordening Sjoerd Linders en Dirk-Iede Terpstra (020) 552 7743 [email protected]
Bouwlogistiek in de ArenA-poort Om de bouwactiviteiten te structureren en het gebied
optimaal onder deze bouwomstandigheden te kunnen
laten functioneren, dienen goede afspraken tussen alle
betrokken partijen zoals ontwikkelaars, gemeentelijke
diensten en bedrijven, aannemers en economisch
belanghebbenden te worden gemaakt.
De voor werkterrein en bouwwegen beschikbare ruimte
is uitermate beperkt. tevens speelt het aanbod van grote
evenementen in het gebied (ArenA 50.000 pers. Heine-
ken Music Hall 5.500 pers. Kantoren en
Economische waarde van parkerenAan de Vrije Universiteit is uitgebreid onderzoek gedaan
naar de waarde van parkeren. Een belangrijk
vraagstuk is hoeveel huishoudens bereid zijn te betalen
om het zoeken naar een parkeerplaats te
verminderen. Dit bedrag blijkt in de orde van een euro
per dag te liggen (binnen het betaald parkeren
gebied van Amsterdam). Een andere belangrijke vraag is
hoeveel huishoudens voor een
parkeervergunning willen betalen. Dit bedrag blijkt in de
orde van zeven euro per dag te liggen. Dit
bedrag is vele malen kleiner dan de bedragen die nu voor
parkeervergunningen gevraagd worden.
Een van de consequenties is dat het verstandig is om de
wachtlijsten voor parkeervergunningen af te
schaffen en een systeem in te voeren waarbij mensen
meer moet betalen voor hun
parkeervergunning.
Hoeveel zijn mensen bereid te betalen voor een parkeer-
plaats?
Vrije Universiteit Jos van Ommeren [email protected]
winkels 50.000 pers.).ten einde een zo goed mogelijke
voortgang voor de belanghebbende te garanderen is het
noodzakelijk de bouwactiviteiten, de daaraan verbonden
logistieke en kraanactiviteiten als mede opslagcapaciteit
en tijdelijke bouwonderkomens, in te plannen en te coör-
dineren. Om de bouwcoördinatie te kunnen realiseren is
een protocol opgesteld welke van toepassing zal zijn op
alle erfpachters en aannemers van de in het plangebied
gesitueerde projecten. De erfpachter en/of de aannemer
heeft voorts de plicht dit protocol op te leggen, respec-
ONTWIKKELEN EN REALISEREN
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 34 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
tievelijk op te doen leggen aan alle, direct en indirect in
zijn opdracht werkende bedrijven.
ten einde deze bouwcoördinatie zo probleemloos
mogelijk te laten verlopen, stelt de gemeente een
bouwlogistiek coördinator aan in overleg en voor geza-
menlijk te dragen kosten met de erfpachters. Het is in het
belang van de gemeente en gezamenlijke erfpachters/
aannemers en overige betrokkenen om hun medewerking
te verlenen aan de coördinator en op juiste wijze gehoor
te geven aan de afstemming van hun planningen door de
coördinator. Een goede samenwerking is daarbij essenti-
eel. Gerefereerd wordt aan de aftrap op 14 januari 2008,
waar een ieder zijn committent heeft gegeven. Adequate
communicatie is een must! Aan de basis van de bouwco-
ordinatie dient een protocol te worden overeengekomen
met de opdrachtgevers, ontwikkelaars en/of de aan-
nemers in het gebied. Het doel van de bouwcoördinatie
is een zorgeloze voortgang van de diverse bouwprojecten
en aanleg van (ondergrondse) infrastructuur
in het plangebied.
Projectbureau Zuidoostlob Dick Honing (020) 254 2962 / 06 52 51 38 06 [email protected]
Complexe projecten en complexe contractenHet project Oostpoort (het voormalig Polderweggebied)
is een complex project met een grote dynamiek. Vroeger
stond er de Oostergasfabriek; uiteindelijk wordt het
gebied het centrum van oost Amsterdam met een winkel-
centrum van 15.000m2, 780 woningen alsmede ettelijke
maatschappelijke voorzieningen zoals stadsdeelkantoor,
muziekmakerscentrum, danshuis, brede school etc.
De voorbereiding van de planontwikkeling heeft meer
dan 20 jaar geduurd. Op dit moment zijn de maatschap-
pelijke voorzieningen klaar en wordt gestart met de
‘commerciële’ bouw parkeergarage, winkelcentrum
en woningen. Gedurende lange tijd hebben sanering,
planontwikkeling, daadwerkelijke nieuwbouw en aanleg
van openbaar gebied gelijk opgelopen.
In de workshop kijken we vooral naar de functie van de
verschillende ontwikkelings- en uitvoeringscontracten
met de commerciële (parkeergarage, winkelcentrum en
woningenetc.) ontwikkelaar Ontwikkelingscombinatie Pol-
derweggebied. Deze combinatie bestaat uit Bouwfonds/
MAB en de woningcorporaties Ymere en Stadgenoot. Zo
is voor het project in 2005 een ontwikkelovereenkomst
gesloten. Ontwikkelaar en gemeente hebben sedertdien
vele geschillen gehad over de uitleg en uitvoering van
dit contracten. In februari 2010 heeft de rechter een
uitspraak gedaan, die voor de gemeente niet gunstig is.
In de workshop komt aan de orde:
welke ervaringen kunnen we uit de rechterlijke uit- �
spraak trekken; dit gezien het feit dat het hier om een
complex project (sanering; binnenstedelijk) gaat met
een zeer lange voorbereidings- en uitvoeringstijd?
welke fasen en activiteiten zijn te onderscheiden bij �
een dergelijk project?
welke soorten overeenkomsten met ontwikkelaars zijn �
er dan (idealiter) aan de orde?
Stadsdeel Oost Eric van der Putten 06 51 91 96 54 [email protected]
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 35
OmgevingsmanagementEen project bestaat niet alleen uit plannen, ontwerp
en techniek. Bij projecten is een omgeving, projecten
hebben raakvlakken met de omgeving en vragen om
een goede afstemming. Niet alleen de opdrachtgever
bepaald, steeds meer spelen omgevingspartijen bij het
ontwikkelen/tot stand komen van plannen een belangrijke
rol. Rekening houden met je projectomgeving is mede
bepalend voor het succes van het project. Het betrekken
van de omgeving vraagt specifieke kennis die met name
bij grotere projecten expliciet aanwezig moet zijn. Naast
managen van Geld, Organisatie, tijd, Informatie, Commu-
nicatie en Kwaliteit is managen van de omgeving noodza-
kelijk. Het is niet meer een taak die een projectmanager
of projectleider erbij doet, nee omgevingsmanagement
wordt een volledige rol en taak voor een omgevingsma-
nager
De omgevingsmanager fungeert primair als intermediair
tussen het projectbelang en omgeving en stemt af met
omgevingspartijen en omgevingsprojecten op verschil-
lende niveaus. Hij kent de omgevingspartijen en weet
hen te betrekken bij het project. De omgevingsmanager
zoekt de samenwerking, stuurt, coördineert en neemt
maatregelen die bijdragen aan de soepele voortgang
van de planvorming, ontwerp, voorbereiding, realisatie
en soms ook beheer. Vanuit de omgevingspartijen zorgt
de omgevingsmanager voor randvoorwaarden voor het
contract en de uitvoering van de werkzaamheden. Hij
bouwt voldoende flexibiliteit in om eventuele omgevings-
invloeden in te inpassen.
Zelf heb ik vanuit mijn functie als projectleider ruime
ervaring met het managen van omgevingspartijen.
Je omgeving goed en transparant meenemen in je
projectproces verhoogd onder andere de kwaliteit en
betrouwbaarheid van je planning. Geen onverwachte
uitloop van planningen omdat omgevingspartijen zich
niet kunnen vinden /terug kunnen vinden in de uitwerking
ervan. ProRail en Rijkswaterstaat schakelen bij hun project
al geruime tijd omgevingsmanagers. Zij zijn de smeerolie
die hedendaagse projecten nodig heb ben.
ProRail is bezig met het project OV SAAL, men heeft mij
voor het deel dat door Amsterdam loopt ingehuurd als
omgevingsmanager. Doordat ik de omgevingspartijen
hier ken en ook de Amsterdamse procedures ken zorg
mijn rol het project in Amsterdam te ankeren en zorgen
dat de omgeving blijft aangehaakt.
Wil je dat ook jouw project een succes wordt vergeet
dan de omgeving niet. Afhankelijk van de omvang maak
je iemand verantwoordelijk voor het managen van deze
omgeving of je stelt expliciet een omgevingsmanager aan.
Ingenieursbureau Amsterdam Leo Rusman (020) 251 1366 [email protected]
Image is everything, de Vernieuwing van de Lelylaan
Hip en trendy wonen in een luxe appartement op een
fashionable toplocatie, aan de rand van het geliefde
Amsterdam Zuid. Met deze slagzin worden de woningen
in het Andreasensemble (op het voormalige Andreas
Ziekenhuis) op de markt gezet. In werkelijkheid valt
dit gebied onder Stadsdeel Nieuw-West (voorheen
Slotervaart) en maakt het onderdeel uit van het stedelijke
vernieuwingsgebied Lelylaan. Image is everything, ook in
stedelijke ontwikkeling.
DE AMBITIEUZE STAD
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 36 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
De opgave van de Lelylaan is vernieuwing van de
naoorlogse stedelijke omgeving en een verbinding tussen
Slotervaart en de oude 19e eeuwse stad van Oud Zuid
en Oud West. Het gebied wordt doorsneden door twee
grote barrières: A10 en de ringlijn. Vondelpark en Andrea-
sensemble liggen op vijf minuten fietsen van Station
Lelylaan. Het zijn werelden van verschil.
Na het Andreasensemble
is de Stationslocatie
het volgende vernieu-
wingsgebied dat richting
uitvoering gaat. De
stationslocatie Lelylaan
is dé aanjager voor de
sprong over de ring. De
ambitie is letterlijk torenhoog. Het project bestaat uit een
flinke opknapbeurt van het station, kleinschalige bedrijfs-
ruimte, een nieuw busstation en een groot bouwwerk met
ondergrondse parkeergarage, hoteltoren, woontoren, en
voorzieningen. LPM en Ymere zijn ontwikkelaars van dit
bouwwerk. Architect is Pi de Bruijn. Zeker in deze tijd
van crisis is het een hele opgave om de potentie van de
Stationslocatie te benadrukken, terwijl de knelpunten
voor iedereen zichtbaar zijn. Daarnaast is de Stationsloca-
tie een postzegel binnen het gehele vernieuwingsgebied
van de Lelylaan. Dit maakt de planontwikkeling kwetsbaar.
tijdens de Kennisdag zullen de plannen voor de stedelijke
vernieuwing worden toegelicht tegen de achtergrond van
het imago van het gebied. Ook wordt de zaal uitgeno-
digd om ideeën uit te wisselen over het verbinden van de
gebieden en het verbeteren van het imago.
Project Management Bureau Dries Drogendijk 06 30 94 60 22
Sloterplas wordt stadsplas
De bestuurders van de stadsdelen die samengaan in het
stadsdeel Nieuw West, willen, samen met de gemeente
Amsterdam en de woningcorporaties Stadgenoot en Far
West, van de Sloterplas een attractief en goed bezocht
stadspark maken. De ambitie van de bestuurders is een
levendige Sloterplas waar ruimte is voor sport, cultuur,
recreatie en stedelijke ontmoeting. De betrokken partijen
willen de plas aantrekkelijker maken met meer voorzienin-
gen en activiteiten ondertekenden een overeenkomst om
de samenwerking aan de verbetering van de Sloterplas
vast te leggen.
Sloterplas als groene hart van Nieuw-West
De Sloterplas vormt samen met het omliggende park
straks het groene hart van het nieuwe stadsdeel Nieuw-
West. Voor 200.000 Amsterdammers is dit het meest
dichtbij gelegen park. Het is dus een belangrijk recreatie-
gebied voor veel Amsterdammers. toch zijn de voorzie-
ningen en de activiteiten rond de Sloterplas nog relatief
onbekend in Amsterdam. Er zijn nieuwe voorzieningen en
activiteiten nodig die nieuwe bezoekers naar de binnen-
stedelijke plas trekken, die passen bij de karakteristieke
kwaliteiten van de Westelijke tuinsteden en tegelijkertijd
de oevers van de plas meer allure zullen geven.
Ontwikkelingen op gang brengen
De centrale stad, de stadsdelen en de ontwikkelaars
Stadgenoot en FarWest leveren ieder
een bijdrage van € 2 miljoen om de ontwikkeling op gang
te brengen met interventies die passen bij de ambities.
De ambities zijn vastgelegd in een inspiratieboekje en
moeten bewoners, potentiële ondernemers en ontwik-
kelaars uitnodigen om tot concrete plannen te komen.
Bewoners en ondernemers in de omgeving van het
Sloterpark zullen op de gebruikelijke wijze via participatie
en inspraak bij de ontwikkeling van de plannen betrokken
worden.
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 37
Kwaliteitsimpuls
De ambities om te investeren in de Sloterplas sluiten
goed aan bij de transformatie die Nieuw West momenteel
doormaakt in het kader van de stedelijke vernieuwing.
Zowel qua bevolkingssamenstelling als woning-en
voorzieningenaanbod verandert er veel. Er wordt flink
geïnvesteerd in type woningen en functies die tot nu toe
in Nieuw-West werden gemist. En de openbare groene
ruimte wordt hierbij niet vergeten. Het park is ook toe
aan een kwaliteitsimpuls. Er is achterstallig onderhoud en
de toegangen van het park hebben onvoldoende uitstra-
ling. De eerste verbeteringen zijn al klaar of in gang gezet.
Project Management Bureau Olga van de Ven (020) 552 9793 [email protected]
Bestemming De Pijp. Van veel visies naar concrete aanpak
De Pijp wordt steeds meer onderdeel van het Amster-
damse centrumilieu (zie concept Structuurvisie Amster-
dam 2040). Dit leidt o.a. tot een intensiever gebruik van
de openbare ruimte, toenemende vraag naar economi-
sche functies, en een verhoogde druk op het woon- en
leefklimaat.
De komst van de NZ-Lijn met het metrostation De Pijp
versterkt deze ontwikkeling en maakt van De Pijp nog
meer een bestemming: niet alleen een bestemming
om te wonen, ook om te werken en te bezoeken vanuit
Zuidas, Stadshart of Metropoolregio.
De komende jaren (2011-2017) ligt er een ruimtelijke,
een sociale en een economische opgave voor stad en
stadsdeel, om de Pijp adequaat voor te bereiden op
de komst en gevolgen van de NZ-lijn en het versterkte
centrummilieu. Deze opgaven liggen in elkaars verlengde:
De komst van de NZ-Lijn en de opening van metrostation
De Pijp leidt tot een ruimtelijke, sociale en economische
opgave voor stad en stadsdeel Zuid.
Ruimtelijk is de opgave het toevoegen van extra �
kwaliteit aan het stedelijk kerngebied, o.a. door meer
ruimte te creëren voor bewoners en bezoekers (zie
concept structuurvisie 2040 Amsterdam)
Sociaal is de opgave om ondanks de centrumontwik- �
keling de woonfunctie maximaal te behouden en de
leefbaarheid te vergroten.
Economisch biedt de NZ-lijn kansen (zoals uitgewerkt �
in de Economische Visie Winkelgebied Ferdinand
Bolstraat (DRO 2010)), maar deze kansen worden
alleen gerealiseerd wanneer de toegankelijkheid en
de kwaliteit van de verblijfsgebieden wordt verbeterd.
Uitdaging van het project Bestemming De Pijp is om
bovengenoemde opgaven te verenigen tot een integraal
plan van aanpak met het financiele realisme van 2010 als
randvoorwaarde.
De nieuwe inrichtingsprincipes uit het Masterplan Noord-
Pijp hebben tot doel meer verblijfsruimte te creëren voor
ondernemers en bezoekers
Samen met stakeholders wordt een aanpak opgesteld
voor de openbare ruimte met oog voor woonleefklimaat,
economie, loopstromen, toegankelijkheid, verblijfskli-
maat en fietsparkeren. Ondanks de financiële beperkte
middelen van de aankomende jaren kan aan De Pijp
transformeren door het zetten van kleine stappen met
grote gevolgen.
Stadsdeel Zuid William Stokman (020) 252 1368 [email protected]
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 38 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
Niet zomaar aan voorbij-gaan: tegelportieken
Iedereen kent wel tegelpor-
tieken in zijn wijk of plekken
waar je regelmatig komt. Het
wordt als een vanzelfspre-
kendheid beschouwd. Niets
is minder waar, de tegel-
portieken zijn betrekkelijk
kwetsbaar. tegeltableaus
worden dikwijls verkocht, de
prijzen zijn momenteel goed.
Elke verbouwing of verhuizing
geeft kans op schade. Ook is
er sluipend verval.
De portiek is geen interieur,
maar ook geen echte bui-
tenruimte. Bij verbouwingen
waakt de welstandscommissie
over het exterieur, wijzigingen
binnenshuis zijn vaak vergun-
ningsvrij. De portiek is van
iedereen en daardoor
van niemand. Nergens is geregeld dat tegelportieken
intact blijven.
Deze betegelde portieken bevinden zich in Amsterdam
vaak in relatief sobere straten. De architectuur van de
huizen is eenvoudig, de decoratie minimaal. De portieken
maken dat er wat te beleven is in het voorbijgaan. De
tegelportieken zijn daarmee belangrijk voor het beleven
van de straat, voor de kwaliteit van de openbare ruimte.
Hoe zou je nu die tegelportieken in stand kunnen
houden? Als overheid kun je een financiële stimulans
geven bij herstel van een portiek. De geplande pot
voor gevel-uitingen (een bredere groep waaronder ook
geschilderde reclames, emaille borden, gevelstenen etc.
vallen) zou hiervoor gebruikt kunnen worden. Bij het
uitvallen van een tegel wordt er dan snel een blanco tegel
geplaatst, zodat de rest op z’n plek blijft. De overheid kan
verder praktische en financiële hulp bieden bij het laten
bijmaken van het ontbrekende dessin.
Daarnaast is echter ook monitoring nodig. In het kader
van een publicatie over tegelportieken is een inventari-
satie per stadsdeel gemaakt van alle nu nog aanwezige
portieken. Zou het helpen indien de overheid bv. jaarlijks
de portieken monitort? Heeft het zin de eigenaren en
bewoners van deze portieken er actief bij te betrekken?
Kun je deze inspanning onderbrengen in de kwaliteitsbe-
waking van de openbare ruimte?
Stadsdeel Zuid Sanne Alberts (020) 252 1673 [email protected]
Monumenten in de Amster-damse MetropoolPresentatie over een tiental spraakmakende en complexe
monumentale panden en ensembles in
Amsterdam, zoals het Foodcenter, De Hallen. Gakgebouw,
Centraal Station, projectgebied 1012,
Jerusalem en diverse musea.
Hoe verhoudt het behoud van deze monumenten zich tot
onderwerpen als ruimtelijke ontwikkeling,
duurzaamheid, hergebruik, financiën en maatschappelijk
draagvlak?
Dienst Milieu Bouwtoezicht Esther Agricola (020) 251 4914 [email protected]
ONS ERFGOED
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 39
De Archeologische Signale-
ringskaart Amsterdam
Bestemmingsplan
Het is bij wet geregeld dat de bescherming van
archeologie via het bestemmingsplan plaats vindt. Het
bestemmingsplan regelt dat in archeologisch waardevolle
gebieden bij de aanvraag van een omgevingsvergunning
een archeologisch rapport overlegd moet worden. In
Amsterdam betekent dit dat er eerst een archeologisch
bureauonderzoek plaats moet vinden, waarin bepaald
wordt of bij (bouw)werkzaamheden archeologische
maatregelen moeten worden getroffen of dat het terrein
kan worden vrijgegeven.
Signaleringskaart
Om projecten en bouwprocessen niet te vertragen heeft
het Bureau Monumenten & Archeologie de Archeologi-
sche Signaleringskaart Amsterdam ontwikkeld. Deze kaart
geeft aan op welke plaatsen in de stad een archeologisch
bureauonderzoek nodig is. De signaleringskaart is
zorgvuldig samengesteld, met gegevens van historische
kaarten, de resultaten van eerdere bureauonderzoeken
en opgravingen en met behulp van de Cultuurhistorische
Waardenkaart van de Provincie Noord-Holland.
Handig instrument
De archeologische signaleringskaart kan in die gevallen
gebruikt worden waar archeologie (nog) niet in het
bestemmingsplan is opgenomen. Het is een instrument
om initiatiefnemers van bouwplannen en projectleiders
er op te wijzen, dat zij weliswaar vanuit het bestem-
mingsplan niet verplicht zijn archeologisch onderzoek te
laten uitvoeren, maar het wel verstandig is dit te doen.
In de praktijk blijken initiatiefnemers liever van te voren
archeologisch onderzoek te laten uitvoeren, dan tijdens
de bouw risico’s te lopen.
Bureau Monumenten & Archeologie Ivonne Lempke (020) 251 4991 [email protected]
Eigentijds bouwen in de geest van het AUPHet ACtA- en Louweshoekterrein ligt aan de Louwesweg,
ten zuiden van het Slotervaartziekenhuis. Woningbouw-
corporatie De Alliantie heeft de gebouwen gekocht en wil
er woningbouw realiseren. Het gebied ligt in de overgang
van het tuin- of groenstedelijk woongebied van het AUP
en de meer recent gerealiseerde woonwijken Nieuw
Sloten en Park Haagseweg. Momenteel werkt het gebied,
evenals het Medisch Centrum West, als een barrière
tussen deze woonwijken.
De bedoeling is om met de herinrichting van dit gebied
een betere verbinding tot stand te brengen tussen de
‘oudere’ AUP-wijken en de eengezinswijken van latere
datum. Ook is er geprobeerd om het karakter van de
westelijke tuinsteden in te brengen in deze buurt van ca.
450 woningen. Maar wel met eigentijdse middelen en
eigentijdse randvoorwaarden. Karakterbepalende ele-
menten uit het AUP die zijn meegenomen in het ontwerp
zijn o.m. de open blokverkaveling waardoor openbare en
semi-openbare ruimte in elkaar overvloeien, de ritmiek,
de weg- en straatprofielen en inrichting openbare ruimte
(bomentaal). Eigentijdse opvattingen waarmee rekening
is gehouden zijn o.m. de hogere bebouwingsdichtheid,
de relatie privé – openbaar en de parkeerbehoefte. Hier-
tussen zit een zekere spanning, bijvoorbeeld de openheid
van de binnenterreinen versus de behoefte aan privacy en
veiligheid, en dichtheid versus groen karakter.
Het plan bestaat uit zeven half-open bouwblokken,
waarvan 2x3 in een strak ritme. twee van de vier randen
OP BASIS VAN HET VERLEDEN
liggen aan een lange lijn met een meer stedelijk karakter
en zijn 5 tot 7 lagen hoog, de andere twee randen liggen
aan het groen en zijn lager en meer open. De binnenter-
reinen lopen visueel over in de openbare ruimte, maar
doordat deze verhoogd liggen, op een parkeerdek, wordt
het privé-karakter meer benadrukt. De bouwblokken
zijn gelijkvormig, maar binnen de bouwblokken is een
geleding van meer individuele eenheden. In de openbare
ruimte zijn de profielen asymmetrisch, zowel in de
bebouwingswand als in de inrichting.
Stadsdeel Nieuw-West Coen de Boer (020) 798 9548 [email protected]
Toekomst van de groen-structuur van ParkstadDe vier stadsdelen Geuzenveld-Slotermeer, Slotervaart,
Osdorp en Bos & Lommer hebben een onafhankelijk
onderzoek laten doen naar de ‘toekomst van de groen-
structuur van Parkstad’.
Groenstructuur
De essentie van de groenstructuur van Parkstad is de
doorkoppeling van de groene onbebouwde ruimte, vanaf
de besloten verblijfsruimtes bij de woning, naar de grote
schaal van het landschap en de stad. In het Algemeen
Uitbreidings Plan van Amsterdam (AUP, 1934) werd
de hiërarchische opbouw van woonstraat, buurtstraat,
wijkweg, stadstraat naar autoweg al vastgelegd. Dit AUP
werd wereldberoemd vanwege de manier waarop de
stedenbouwkundige structuur vorm kreeg in samenhang
met het groen. In de uitwerking van de groenstructuur is
parallel aan deze indeling, een verschillende karakteristiek
voor de groene ruimte bepaald. Het onderzoek legt de
ruimtelijke kenmerken van de doorgaande groenstructuur
van de westelijke tuinsteden bloot: van de lange groene
lijnen van park tot parkstrook, via de groene hoven tot
het groen aan de voordeur. De groenstructuur is onlos-
makelijk verbonden met de kenmerkende open bouwstijl.
Deze open bouwstijl kent bovendien een heel grote
variatie in de westelijke tuinsteden.
Hiërarchie
Op basis van de analyse werd het ruimtelijke systeem
getekend. De ‘middenschaal’ met groenstroken en
parkstroken, buurtstraten en wijkwegen (met daaraan
gekoppeld de ligging van de sportveldjes en de open-
bare gebouwen, de schoolwerktuinen) zijn echt specifiek
voor de tuinsteden.
Transformatie
De vernieuwing van Amsterdam Nieuw West is een
opgave met een belangrijke cultuurhistorische dimensie.
Door de verdichtingsopgave komt het groen in de
verdrukking. Door goed naar het ruimtelijke systeem te
kijken kan de kenmerkende structuur ook met minder
(openbaar) groen behouden blijven respectievelijk
hersteld worden. Een andere tendens in Amsterdam is
om binnen de verkeerssystemen minder onderscheid te
maken: het moet eenvormiger worden. Als deze visie ook
binnen de tuinsteden zou worden toegepast, wordt een
wezenlijk onderdeel uit de structuur gesneden.
Fesdes/Olthof landschapsarchitecten Angela Hinz (020) 245 6123 [email protected]
Cultuurhistorie in de weste-
lijke haven van Amsterdam
In het kader van het onderzoek naar de mogelijkheden
om het projectgebied Haven Stad vanaf 2030 tot woon-
werkgebied te ontwikkelen, heeft Bureau Monumenten &
Archeologie de cultuurhistorische waarden op hoofdlijnen
in kaart gebracht. De havens zijn een onmisbaar deel van
de Amsterdamse economische en stedebouwkundige
ontwikkelingsgeschiedenis. Een bijzonder kenmerk van
Amsterdam is dat de verschillende uitbreidingsfases
afzonderlijk herkenbaar zijn, ook in de industrie- en
havengebieden.
Het huidige havengebied van Amsterdam werd tot in de
19e eeuw grotendeels gevormd door het IJ. De bescher-
ming hiertegen werd gevormd door de Noorder en Zui-
der IJ- en Zeedijken met enkele nederzettingen en verder
overwegend agrarisch land. Dichtbij het centrum van Am-
sterdam was sprake van enkele havengebonden functies
gericht op scheepsbouw, houtopslag en de overslag van
goederen. traditioneel waren de havenfuncties gevestigd
aan de oostkant van de stad gezien de verbindingsroutes
via de Zuiderzee en de Amstel. Houtopslag was aan de
westzijde. De aanleg van het Noordzeekanaal (1865-1876)
betekende een korte route aan de westzijde van de stad
Ken
nisd
ag r
uim
telij
ke s
ecto
r
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 42 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
die bovendien geheel getijdevrij was. Niettemin zijn de
daaropvolgende havenuitbreidingen nog overwegend in
oost en wordt pas in de loop van de 20ste eeuw het Wes-
telijk Havengebied ontwikkeld. tegelijk nam de schaal van
de zeeschepen steeds verder toe. Een en ander laat zich
nog grotendeels aflezen aan de kleinschalige havens en
werven in het centrum, houthavens als ruime bekkens aan
de westzijde, de langgerekte dokeilanden in het Oostelijk
Havengebied, industriegebieden in Noord met lange en
smalle insteekkanalen en grootschalige scheepswerven
met droogdokken en schuin op het IJ georiënteerde
hellingbanen. Het Westelijk Havengebied – de meest
recente schakel in deze morfologische en typologische
ontwikkelingsgeschiedenis- toont van oost naar west
steeds grootschaliger op- en overslaghavens met
bijbehorende insteekhavens en vertakkingen.
Deze cultuurhistorische identiteitsdragers zijn van
betekenis voor Amsterdam en kunnen als inspirerend
uitgangspunt gelden bij de transformatie van Haven Stad.
Daarbij gaat het om de structuren en ensembles als de
dijklinten, de prestedelijke ontginningen met kleinscha-
lige bebouwing, de waterwegen en de ontwikkeling van
steeds grootschaliger industrie en havenbekkens met
‘kernlocaties’ als de Volewijck, de Spaarndammerdijk, de
Noorder IJ-plas, het Houtveem, Shell, Cargill, de Hem-
wegcentrale, de Petroleumhaven, de NDSM-werf en het
IJ/ Noordzeekanaal met het kenmerkende havensilhouet
van haar oevers.
Bureau Monumenten & Archeologie Hester Aardse (020) 251 4952 [email protected]
(Mogelijke) blindgangers in je projectgebied, en dan?
Gedurende WOII zijn vele vliegtuigbommen boven
Nederland en ook Amsterdam afgeworpen. Daarbij wordt
ervan uit gegaan dat gemiddeld 10 tot 15 procent niet
tot ontploffing is gekomen en als niet ontploft explosief
(blindganger) in de ondergrond verdwenen is. Hiervan
is in de afgelopen decennia slechts een klein gedeelte
geruimd.
De problematiek van vervuiling met niet geëxplodeerde
explosieven (NGE’s) is onderbelicht bij ruimtelijke ontwik-
kelingsprojecten. Het gevolg is dat de aanwezigheid
van explosieven meestal pas in een laat stadium wordt
geconstateerd. Of dat men tijdens bouwwerkzaamheden
onverwacht en onvoorbereid op een explosief ‘stoot’,
met alle risico’s en mogelijke gevolgen van dien.
Bij het transformatieproject Buiksloterham is besloten in
het kader van het nieuwe bestemmingsplan onderzoek uit
te laten voeren naar mogelijke aanwezigheid van niet ge-
explodeerde vliegtuigbommen. Het was namelijk bekend
dat de voormalige Fokkerfabriek in Buiksloterham tijdens
de WOII gebombardeerd was. Ook voor de rest van
Amsterdam wordt gewerkt aan een nieuwe bommenkaart
om de ‘risicogebieden’ in beeld te brengen.
Als die bommenkaart er eenmaal is, is dit informatie waar
je als project rekening mee moet houden en waar je ook
iets mee moet.
Maar waar loop je als project vervolgens tegenaan als je
weet dat er mogelijke blindgangers in je projectgebied
liggen? Waar moet je allemaal rekening mee houden?
Wat zeggen de wet en regels hier wel of juist niet over?
Hoe kan je als gemeente invulling geven aan je verplich-
ting in het kader van openbare orde en veiligheid?
In deze workshop neemt het projectteam Buiksloterham u
mee in de wereld van de blindgangers. Zij vertellen u over
de opgedane kennis en ervaring bij het project Buiksloter-
ham. De workshop is tegelijkertijd zeker ook bedoeld om
ervaringen en vragen over dit onderwerp met elkaar uit
te wisselen.
Projectbureau Noordwaarts
Joreen Röben / Nienke Baars (020) 630 6322 [email protected]
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 43
De ondergrond: ‘the final frontier’ voor ontwerpers Met één voet op en één voet onder de grond
Waarom moet een ontwerper rekening houden met de
ondergrond? Hoe zorgt hij ervoor dat de ondergrond
aansluit bij zijn bovengrondse ontwerp? Welke kansen
biedt de ondergrond? Wat is mogelijk en wat is niet
mogelijk?
De ondergrond is geen onbeschreven blad, integendeel
zelfs. Het is een gebied vol voorzieningen en vele kabels
en leidingen die in stilte de stad voorzien van nuttige
zaken. Er ligt veel meer dan we ons beseffen. In sommige
straten ligt niet eens meer zand. Het wegdek wordt
ondersteund door buizen. Voor bovengrondse projecten
zit de ondergrond vol verrassingen. De breedte van een
straat blijkt niet bepaald te worden door de hoeveelheid
verkeer, maar door het aantal kabels en leidingen die er
onder komen te liggen. Bij een volledig plat maaiveld
wordt opeens de aanleg van een gebouw geweigerd
omdat er sprake zou zijn van een ‘verholen waterkering’.
Een straat lijkt ruim genoeg om er bomen te planten.
Bovengronds geen probleem, maar ondergronds helaas
wel… Maar de ondergrond biedt ook kansen. Bij een
volle binnenstad als Amsterdam, kan het onderbrengen
van bepaalde functies op de ‘-1 etage’ een uitkomst zijn.
Daarnaast is de ondergrond geschikt voor duurzame
energie-opwekking en -opslag.
Een ontwerper moet dus integraal kijken. Naar het
hele plaatje. Het maaiveld is slechts een dun lijntje dat
boven en ondergrond scheidt. Bij het ontwerp van de
bovengrond moet je eigenschappen van de ondergrond
meenemen. Hoeveel kabels en leidingen liggen er? Hoe
hoog staat het grondwater? Welke mogelijkheden biedt
de ondergrond? Hoe zorg je dat je dit tijdig weet? En
waar kan je terecht? Wil je hier meer over weten? Kom
dan naar Final frontier voor ontwerpers: De ondergrond.
Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer Rachel Tienkamp-Beishuizen (020) 556 5605 [email protected]
Risicobeheersing: aandacht voor fysieke veiligheid in ruimtelijke plannen
Bij het begrip Risicobeheersing bij ruimtelijke plannen
wordt veelal gedacht aan de beheersing van de financiële
risico’s. De brandweer denkt echter aan hele andere
risico’s, namelijk de risico’s op rampen, crises, calamitei-
ten, ongevallen en incidenten.
De beschikbare ruimte in Amsterdam wordt steeds
intensiever gebruikt. Dit schept uiteraard vele kansen,
maar de grote dichtheid van activiteiten brengt ook
risico’s met zich mee. Risico’s zijn nooit helemaal uit te
sluiten, maar vaak is het wel mogelijk om maatregelen te
nemen om de risico’s en de effecten van een incident te
beperken. Het is van belang dat het bestuur zich bewust
is van de risico’s die een plan met zich mee brengt, zodat
het veiligheidsbelang kan worden afgewogen tegen de
overige belangen. Daarnaast is het van belang dat het
veiligheidsbewustzijn van burgers, bedrijven en instel-
lingen wordt vergroot, zeker in gebieden waar sprake is
van een verhoogd risico op specifieke incidenten (bijvoor-
beeld langs transportassen waarover gevaarlijke stoffen
worden vervoerd).
FYSIEKE VEILIGHEID
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 44 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
Brandweer Amsterdam-Amstelland streeft naar structure-
le aandacht voor fysieke veiligheid in ruimtelijke plannen,
bij voorkeur door het opnemen van een veiligheidspara-
graaf in de toelichting bij bestemmingsplannen. In een
dergelijke paragraaf kan worden toegelicht op welke
wijze in het plan rekening is gehouden met veiligheidsas-
pecten, zoals de in (de omgeving van) het plan aanwezige
risicobronnen en kwetsbare bestemmingen, vluchtwegen,
de bereikbaarheid van het plangebied voor hulpdiensten
en de bluswatervoorziening. De adviseurs van de Sector
Expertise & Regie van Brandweer Amsterdam-Amstelland
adviseren over de risico’s, de mogelijke beheersmaat-
regelen en de veiligheidsvoorzieningen bij ruimtelijke
ontwikkelingen. Zij worden graag vroegtijdig bij een plan
betrokken, zodat eventuele beheersmaatregelen nog
kunnen worden ingepast.
Brandweer Amsterdam-Amstelland, Sector Expertise & Regie Peter Bals / Iris Manders (020) 555 6915 / (020) 555 6942 [email protected]
Vervoer gevaarlijke stoffen
door Amsterdam Alles over de stand van zaken, risico’s, regelgeving en de
praktijk
In Amsterdam worden dagelijks aanzienlijke hoeveelhe-
den gevaarlijke stoffen vervoerd over weg, water, spoor
en via ondergrondse buisleidingen. De regelgeving voor
externe veiligheidsrisico’s van vervoer van gevaarlijke
stoffen verandert. Wat betekent dit voor uw ruimtelijke
plannen?
Er komt een basisnet voor transport van gevaarlijke
stoffen over weg, water en spoor. In dit basisnet wordt
gezocht naar een balans tussen (toekomstige) ruimtelijke
ontwikkelingen en de verwachte groei van transport.
Ruimtelijke plannen moeten rekening houden met
nieuwe veiligheidsafstanden en een verantwoording voor
het groepsrisico. Daarnaast verandert de regelgeving
voor buisleidingen. Er komen risico afstanden die voor
ruimtelijke plannen gaan gelden en ook hier wordt een
verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico
ingevoerd.
tevens gaat voor alle ruimtelijke plannen de plicht gelden
om advies aan de brandweer te vragen indien risico’s
van transport van gevaarlijke stoffen relevant zijn voor
het plangebied. In de nieuwe regelgeving is ruimte
voor beleidsvrijheid. Hoe nu deze vrijheid in te vullen bij
ruimtelijke ontwikkelingen? Wat zijn de gevolgen van
deze veranderingen voor ruimtelijke plannen in nabijheid
van de transportassen?
Dienst Milieu en Bouwtoezicht Stefan Musch (020) 520 6334 [email protected]
Amsterdam vernieuwt het
bouwtoezicht bij grote in-
frastructurele projecten
De bouw van de Noord/Zuidlijn (NZL) is een uitzonderlijke
opgave voor de stad, ook waar het gaat om de vervulling
van de rol van het ‘Bevoegd gezag’. Die rol wordt in Am-
sterdam voor de grootstedelijke projecten vervuld door
de Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB). Het betreft
vergunningverlening, toezicht en handhaving. Ingrijpen
van het bevoegd gezag kan leiden tot grote meerkosten
en vertragingen in de bouw. Door op een andere manier
het toezicht te organiseren, kan voorkomen worden dat
de toezichthouder een hindermacht wordt, terwijl het niet
minder effectief is. Voor het toezicht op de bouw van de
NZL is binnen DMB een aparte projectorganisatie opge-
richt onder leiding van een onafhankelijk hoofdinspecteur
die rechtstreeks verantwoording aflegt aan de wethouder.
traditioneel gezien is het bouwtoezicht vrij passief en re-
pressief. Bouwplaatsen worden regelmatig bezocht, voor
de stort van beton wordt de wapening gecontroleerd,
etc. Bij elke nieuwe fase van een groot bouwwerk worden
een paar weken van tevoren constructieve tekeningen
ingediend ter goedkeuring. Door op deze wijze toezicht
te houden, wordt het bevoegd gezag al snel een hinder-
macht.
Het toezicht kan veel effectiever als er eerder in het
proces wordt meegekeken met de bouwer, liefst al in de
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 45
ontwerpfase. Dan valt er nog goed te corrigeren zonder
dat dit vertragingen of kosten tot gevolg heeft. Daarvoor
is dan wel vereist dat de bouwer de toezichthouder
eerder in het proces betrekt. Met de Dienst Noord/
Zuidlijn zijn goede afspraken gemaakt waardoor DMB nu
veel minder in de bouwput hoeft te staan en veel meer
in de voorbereidingen meekijkt met de opdrachtgever.
Daarnaast wordt er veel meer gelet op de kwaliteit van
het toezicht dat de bouwer zelf organiseert om zich ervan
te verzekeren dat hij waar krijgt voor zijn geld. Daarmee
houdt DMB nu vooral toezicht op de toezichthouders.
Dienst Milieu en Bouwtoezicht Otto Stapel (020) 551 3481 [email protected]
Metropolitaan LandschapWat is de betekenis van het Metropolitaan landschap,
het landschap in en om de Metropoolregio Amsterdam?
Welke autonome ontwikkelingen ondervindt dit land-
schap en welke ruimtelijke opgaven staat het te wachten?
Hoe moet het landschap opnieuw worden gepositioneerd
ten opzichte van de stad?
De Dienst Ruimtelijke Ordening is bezig te onderzoeken
hoe het landschap van de grote regio van Amsterdam
zal veranderen en welke keuzes hierbij komen kijken.
Autonome ontwikkelingen hierbij zijn bijvoorbeeld de re-
creatieve druk op het landschap, de schaalverbreding en
schaalvergroting van de boerenbedrijven in het landschap
om de stad. Welke ruimtelijke ontwerpopgaven kunnen
gezien deze autonome ontwikkelingen voor
het landschap worden opgesteld en wat zijn hiervan de
consequenties?
Eén van de onderwerpen in het onderzoek is de stads-
rand van Amsterdam. Hoe moeten we met de randen
van de stad omgaan als er tegelijkertijd enorme druk is
op de ruimte in de stad? Moeten we deze randen dan
volbouwen of niet? En tot hoever? En met wat? Sommige
stadsranden van Amsterdam zijn heel scherp, zoals de
stadsrand Noord. De keuze kan zijn om dit zo te houden
of om te zorgen voor een overgangszone. Welke functies
passen er dan in zo’n overgangszone? Welke functies zijn
gewenst en welke niet?
Dienst Ruimtelijk Ordening Femke Haccou (020) 552 5851 [email protected]
Hoe kunnen ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan een duurzaam voedsel-systeem?De manier waarop wij in onze voedselbehoeften voorzien
stuit op grenzen. Er ontstaan tekorten aan water, de
grond wordt uitgeput, het milieu verpest en grondstoffen
AGRARISCH AMSTERDAM
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 46 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
raken op. Het systeem produceert honger en overvloed
tegelijk. Een miljard mensen is ondervoed, evenveel
mensen lijden aan ernstige zwaarlijvigheid. We moeten
naar een nieuwe manier van eten die gezond is, het
klimaat ontziet, de biodiversiteit behoudt en wat er is
eerlijk verdeelt. (tim Lang, 2009)
Amsterdam heeft in 2004 als eerste Nederlandse
gemeente een voedselstrategie opgesteld: de Proeftuin
Amsterdam. Hoe kunnen we als gemeente zorgen voor
een duurzaam voedselsysteem in de metropoolregio
Amsterdam? Dat blijkt niet eenvoudig. Een duurzaam
voedselsysteem (van grond tot mond) vraagt om integra-
tie van verschillende beleidsterreinen; landbouw, trans-
port en infrastructuur, volkshuisvesting, natuur, milieu,
cultuur en gezondheid.
Hoe kunnen ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan een
duurzaam voedselsysteem? Het is tegenwoordig mak-
kelijker om een doosje druiven uit Chili te vinden op de
markt, dan appels uit de buurt. Dat is niet logisch en niet
duurzaam. terwijl het anders kán!
Hoe creëren we een metro-politaan voedselproductie-park?Rond 2020 wordt de Gaasperdammerweg (A9) overkapt.
Op het ‘dak’ van deze overkapping, komt een gebied
van 90 hectare vrij te liggen. Dit ‘wegdekdak’ kunnen we
inrichten met stadslandbouw (groente en fruitteelt binnen
de stad) in de vorm van een ‘metropolitaan’ stadspark.
Door de verkeersstructuur zo in te bedden in het stedelijk
weefsel kan de weg bijdragen aan voedselduurzaamheid,
wonen, milieu, werkgelegenheid, recreatie en natuur.
Bestaande groene scheggen (Amstelscheg en Diemer-
scheg) worden verbonden en bovendien wordt voorzien
in de vraag naar recreatief groen en open ruimte.
Voedsel creëert op deze manier op synergie tussen stad
en landelijke gebied en draagt bij aan een transitie naar
een duurzaam voedselsysteem. Hoe kunnen we dit op
korte termijn realiseren?
Dienst Ruimtelijke Ordening Eva Lems (020) 552 5863 [email protected]
Innovatieprogramma stads-landbouw Tuinen van West
tuinen van West omvat 4 polders aan de westkant van
Amsterdam. Het gebied wordt ontwikkeld tot nieuw
groen recreatiegebied, waarbij behoud van natuur en
landschap een belangrijke rol spelen. Een deel van het
gebied blijft landbouwgebied. “Koeien in de wei” horen
bij het polderlandschap. Maar de omstandigheden voor
boeren en tuinders zijn moeilijk. Bovendien ligt het ge-
bied pal tegen de Westelijke tuinsteden aan, waar forse
vernieuwingen plaatsvinden. Hoe kunnen de tuinen van
West meer bijdragen aan Amsterdam en de regio dan al-
leen door aanleg van recreatievoorzieningen. En hoe kun-
nen we zorgen voor rendabele bedrijven? Het antwoord
moet komen uit het Innovatieprogramma Stadslandbouw,
dat de projectorganisatie tuinen van West samen met
het InnovatieNetwerk, uitvoert. Stadslandbouw omvat
vormen van verbrede landbouw, die zich richten op de
stadse vraag. Dit in tegenstelling tot gangbare landbouw
die vaak aanbodgericht is.
Najaar 2009 is fase 1 uitgevoerd. Nu zijn we bezig met
fase 2, die voor de zomer van 2010 wordt afgerond.
De innovatieopgaven die nu uitgewerkt worden zijn:
tuinen van West als banenmotor voor West �
tuinen van West als gezondheidscentrum voor �
ouderen
tuinen van West voeden de Buiken van West �
tuinen van West als openbare lagere school. �
De eerste gedachte die veelal opkomt bij stadslandbouw,
is die van een zorgboerderij. Maar er is zoveel meer mo-
gelijk. Bij het uitwerken van deze innovatieopgaven gaat
het echter niet alleen om vernieuwende functiecombina-
ties. Het gaat vooral ook om nieuwe financieringsvormen
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 47
en organisatievormen. De bedrijven moeten rendabel
zijn om hun voortbestaan te garanderen, maar er zijn
activiteiten die meer en die minder geld opbrengen. Hoe
kunnen opbrengsten uitgewisseld worden? Zijn er nieuwe
partijen/organisaties die willen meebetalen aan deze
producten?
Stadsdeel Nieuw West Arja Nobel 06 25 08 120 57 [email protected]
Lichtvisie openbare ruimte
In de openbare ruimte komen (bijna) talloze toepassingen
van kunstverlichting voor. Daarnaast zijn er vele vormen
van verlichting in de omliggende bebouwing (van kanto-
ren, winkels en woningen) die ook effect hebben richting
de openbare ruimte. Wie ’s avonds en ’s nachts door de
stad loopt of rijdt, ervaart vele en zeer uiteenlopende
vormen van verlichting.
Met het gebruik van licht moet zorgvuldig worden
omgegaan. Soms is er sprake van
‘overbodige verlichting’: verlichting die geen doel dient
(en toch brandt); die onnodig veel energie verbruikt; die
hinderlijk is voor mens, dier en leefmilieu. Dit vraagt om
een kritische analyse van hetgeen aan uiteenlopende
verlichtingstoepassingen in de stad aanwezig is en om
maatregelen om overbodige verlichting tegen te gaan of
terug te dringen.
Het is van belang om ook het totale effect van de diverse
lichttoepassingen in de openbare ruimte kritisch te bekij-
ken. Het volledige lichtbeeld in de openbare ruimte is in
de praktijk meestal niet meer dan de optelsom van allerlei
vormen van verlichting. Elke verantwoordelijke voor een
verlichtingsvorm plaatst deze louter vanuit het specifieke
doel ervan; niet vanuit een beeld welk effect deze heeft
voor het geheel van de openbare ruimte. Onderlinge
afstemming van verlichtingsvormen is er dus meestal
niet. Soms is zelfs sprake van ‘concurrentie’ en is hierdoor
mogelijk sprake van overbodige verlichting. Dit alles komt
de esthetische kwaliteit van de verlichting in de openbare
ruimte niet ten goede. De Gemeenteraad heeft in 2008
ingestemd met het ontwikkelen van een visie op
de gewenste kwaliteit van de verlichting in de openbare
ruimte. DIVV doet verslag van de stand van zaken.
Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer Hans Akkerman (020) 556 5361 [email protected]
DE VERLICHTE STAD
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 48 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
Stand van zaken LED-ver-lichtingVerlichting in de openbare ruimte is er in Amsterdam in
overvloed. Een stedelijk gebied brengt met zich mee dat
er weinig locaties zijn waar het onnodig is om die te ver-
lichten. De mens wil zich nu eenmaal in het donker met
een veilig gevoel over straat bewegen. Goede openbare
verlichting is daarbij onmisbaar. Openbare verlichting
verbruikt echter energie en juist hierop is een serieuze
besparing te realiseren. Het besparen van energie is
echter binnen de openbare verlichting niet nieuw.
Denk eens aan de energiezuinige SOX lampen, het
oranje licht dat we al decennia lang op uitvalswegen en
industrieterreinen tegenkomen. Maar ook de zuinige
fluorescentielampen in combinatie met Elektronische
voorschakelapparatuur die zijn intrede al ruim 10 jaar
geleden heeft gedaan. Omdat openbare verlichting een
technische levensduur heeft van 20 jaar wordt nog jaar-
lijks een fors deel van de openbare verlichting vervangen
door energiezuinige verlichting. Jaarlijks gaat
dus het energieverbruik van het bestaande arsenaal
omlaag
Anno 2010 is LED (Light Emitting Diode) het toverwoord
voor energiezuinige verlichting. Het lijkt alsof
LED’s al volledig zijn uitontwikkeld en dat het Dé
Lichtbron is. Op dit moment worden LED’s al veelvuldig
toegepast voor signalering en voor illuminatie van
accenten van gebouwen en andere objecten. In de
openbare verlichting worden andere eisen gesteld aan de
verlichting. Het gewenste lichtniveau en lichtverdeling is
daarbij een belangrijk onderdeel. Maar ondanks dat LED’s
een enorme ontwikkeling meemaakt, bieden LED’s nu
nog geen serieuze oplossing in de openbare verlichting.
Natuurlijk hebben LED’s binnen de gemeente Amsterdam
maar ook landelijk de volle aandacht en wordt er op
grote schaal ervaring opgedaan door middel van pilot-
projecten. Het ziet er naar uit dat het juiste instapmoment
voor de overstap naar LED nadert. Voor enkele toepas-
singen in de openbare verlichting zouden LED’s nu al een
prima oplossing kunnen bieden
Ingenieursbureau Amsterdam Jos Hoebe (020) 2511 1427 [email protected]
Aanpak onnodige verlich-tingDe beleving van de openbare ruimte ‘s avonds en ‘s
nachts is een optelsom van allerlei verlichtingstoepas-
singen van en richting die openbare ruimte. Naast de
openbare verlichting kunnen we dan denken aan de
aanlichting van gebouwen (stadsilluminatie), kantoor- of
andere binnenverlichting, terreinverlichting, etalagever-
lichting, reclameverlichting, feestverlichting, sierverlich-
ting (bijv. spots die bomen verlichten), kunsttoepassingen
maar ook verlichting van tram- en bushaltes, allerlei
soorten bewegwijzering en niet te vergeten Mupi’s en
billboards.
Elke verantwoordelijke voor een verlichtingsvorm plaatst
deze alleen vanuit het specifieke doel ervan; niet vanuit
een gedachte welk effect deze heeft voor het geheel
van de openbare ruimte. Onderlinge afstemming van
verlichtingsvormen is er dus meestal niet. Soms is zelfs
sprake van ‘concurrentie’. De geschetste situatie heeft tot
gevolg dat er vaak sprake is van overbodige verlichting.
Het tegengaan van deze verspilling past binnen het
streven van de gemeente, zoals verwoord in het
Milieubeleidsplan 2007-2010, dat de CO2-emissie van
Amsterdam in 2025 met 40% zal moeten zijn afgenomen
(ten opzichte van 1990). Daarbij heeft de gemeente
zichzelf een voortrekkersrol toebedeeld door te stellen
dat de gemeentelijke organisatie (stadsdelen, diensten en
gemeentebedrijven) in 2015 CO2-neutraal zal zijn.
Overbodige verlichting is hinderlijk voor mens, dier en
leefmilieu. Er is steeds vaker sprake van lichthinder en
steeds meer behoefte aan donker. Het niet afstem-
men van de diverse verlichtingsvormen op elkaar leidt
bovendien tot een matige esthetische kwaliteit van de
verlichting in de openbare ruimte. Dat komt de beleving
ervan niet ten goede terwijl een hoogwaardig,
licht/avond/nachtbeeld voor Amsterdam juist van
(economisch) belang is.
Amsterdam werkt aan een visie waarin wordt beschreven
de gewenste kwaliteit van de verlichting van de openbare
ruimte en de rol die de verschillende, bestaande verlich-
tingstoepassingen hierin kunnen spelen.
Dienst Milieu en Bouwtoezicht Patrick Teunissen (020) 551 3948 [email protected]
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 49
Ruimtelijke condities voor een gezonde wijk
Een groot aantal welvaartsziekten wordt in verband
gebracht met te weinig beweging. Veel mensen denken
dat de meeste van deze welvaartsziekten onvermijdelijk
zijn. Maar dat minder eten en meer bewegen positieve
effecten op de gezondheid van mensen heeft, daarover
bestaat consensus in de academische gezondheidswereld.
Bovendien kun je nog steeds meer dan de helft van de
ziektelast voorkomen door het veranderen van omge-
vingsfactoren.
Hebben ruimtelijke omgevingsfactoren invloed op ge-
zondheid? Zeker! In het recent in Amsterdam uitgevoerde
Grote Groenonderzoek wordt een significant verband
geconstateerd tussen obesitas en monofunctionele stads-
delen in de hoofdstad. En volgens een onderzoek naar
de relatie tussen fysieke wijkkenmerken en lichamelijke
activiteit is het goed voorstelbaar dat de inrichting van de
buurt hierbij een belangrijke rol speelt.
Het project Ruimtelijke condities voor een gezonde wijk
gaat preciezer in op de ruimtelijke condities die uitlokken
tot bewegen. Bovendien is hiervoor de veel snellere
methode van het schouwen gekozen. Door dit project
is duidelijk geworden dat enerzijds bewegen beloond
moet worden (variatie in winkelaanbod, gevelversierin-
gen, kunst in de openbare ruime, galeries, interessante
etalages, markten, stads- en vergezichten, architectuur,
stedenbouw, reliëf); en dat anderzijds gemotoriseerd ver-
keer ontmoedigd moet worden (verhogen parkeerdruk,
obstakels in straten, vergroten nabijheid voorzieningen).
Ruimtelijk beleid is in dit verband het instrument bij uit-
stek (structuurvisie, bestemmingsplannen, inrichtingseisen,
verkeersplannen, parkeerbeleid, commissie winkelplan-
ning, groenbeleid, openbare ruimtebeleid en dergelijke).
De ruimtelijke kansen en interventies zijn blijkens het
onderzoek legio, maar vormen geen blauwdruk. Sommige
zijn geschikt voor ook andere wijken in de stad, andere
weer niet.
De essentie van het onderzoek is dat locatiespecifieke
interventies het resultaat zijn van schouwen (visit by ex-
perts) op basis van negen ruimtelijke condities. Dit zorgt
verder voor zich onderscheidende plekken in de stad en
verhinderen ruimtelijke sjablonen of stempelstedenbouw.
Dat doorbreekt monotonie, en stimuleert bewegen.
Dienst Ruimtelijke Ordening Jos Gadet (020) 552 7861 [email protected]
Richtlijn gevoelige bestem-mingen luchtkwaliteit Amsterdam
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat lang-
durige blootstelling aan luchtverontreiniging van verkeer
nabij drukke wegen nadelig is voor de gezondheid, vooral
voor de zogenaamde kwetsbare groepen: kinderen,
ouderen en mensen met al bestaande luchtwegklachten
en hart- en vaataandoeningen. Gezondheidseffecten die
kunnen optreden zijn: levensduurverkorting, longfunctie-
daling en verergering en vaker voorkomen van hart- en
vaatziekten en luchtwegaandoeningen.
De invloed van een snelweg op luchtkwaliteit en ge-
zondheid is tot op een afstand van minimaal 300 meter
merkbaar. Ook langs binnenstedelijke wegen treden
gezondheidseffecten op. Deze effecten treden ook
op locaties waar aan de wettelijke grenswaarden voor
luchtkwaliteit wordt voldaan.
RUIMTE VOOR GEZONDHEID
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 50 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
B&W hebben op 5 januari 2010 de “Richtlijn gevoelige
bestemmingen luchtkwaliteit Amsterdam” vastgesteld.
De bestaande landelijke regelgeving heeft betrekking op
rijkswegen en provinciale wegen. Aanvullend hierop biedt
de Amsterdamse richtlijn gevoelige groepen ook langs
drukke binnenstedelijke wegen (meer dan 10.000 mo-
torvoertuigbewegingen per etmaal) extra bescherming
tegen de schadelijke effecten van luchtverontreiniging:
nieuwe voorzieningen voor ouderen, kinderen of mensen
met een kwetsbare gezondheid worden in Amsterdam
voortaan niet meer langs drukke wegen gerealiseerd.
Vooralsnog geldt de Amsterdamse richtlijn alleen voor
ruimtelijke projecten die vallen onder de bevoegdheid
van de centrale stad. Omdat het wenselijk is dat de
centrale stad en de stadsdelen zoveel mogelijk vanuit
hetzelfde beleidskader en dezelfde uitgangspunten
handelen, wordt bekeken of de werking van de richtlijn
kan worden uitgebreid naar projecten die vallen onder de
bevoegdheid van de stadsdelen.
Dienst Milieu en Bouwtoezicht Harry van Bergen (020) 551 3836 [email protected]
Kansen voor bomenHoe krijgen bestaande en nieuwe bomen de kans om oud
te worden?
Bomen gedijen het beste als ze “lekker in hun vel” zitten.
Voor veel bomen in het openbaar groen is dit helaas niet
het geval. Sortimentskeuze, bodemgesteldheid en bewor-
telbare ruimte bepalen het “welzijn” van onze bomen.
In de praktijk wordt aandacht besteed aan het ontwerp
van wijken en stadsvernieuwingsprojecten en de hierin
aan te planten bomen. Er is oog voor de kwaliteit van
deze nieuwe bomen en voor monumentale bomen.
Helaas wordt er hierbij vaak niet gezorgd voor voldoende
bewortelbare ruimte.
Voor de gezondheid van bomen zijn Voldoende bewor-
telbare ruimte en de bescherming van deze wortelzone
cruciaal.
BOMEN EN BUITEN-RUIMTE
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 51
De buitenruimte wordt steeds “drukker” door meer en
zwaarder verkeer. Bomen krijgen het moeilijker en de
conditie wordt hierdoor gemiddeld genomen minder.
Eén van de grootste aanslagen is de verdichting van de
bewortelbare ruimte. Wortels moeten ook ademen en in
een verdichte bodem lukt dit niet, de wortels die hier al
groeien sterven af.
Hoe nu de bomen zo te beschermen dat ze wel oud wor-
den en vitaal blijven? wat doen we en wat doen we vooral
niet. Het grootste wapen in de strijd tegen verloedering
van ons bomenbestand is om de bomen inclusief de
wortels met rust laten.
De vraag is hoe met bovenstaande rekening te houden
bij zowel nieuwe projecten als bij onderhoudsplannen.
Wie bewaakt de bomen? En zijn deze mensen getraind
de problemen te herkennen? En wie mag vervolgens
ingrijpen?
Stadsdeel Nieuw-West Maarten van Atten (020) 518 0714 [email protected]
Spelregels Bomentaal
De Bomentaal van Slotervaart is het resultaat van een
door Frank de Josselin de Jong geleid onderzoek naar de
plaatsing van bomen in de Westelijke tuinsteden in het
algemeen en Slotervaart in het bijzonder. De Bomentaal
bestaat uit een verzameling begrippen en spelregels die
aangeeft hoe en welke bomen geplaatst kunnen wor-
den, ten opzichte van infrastructuur, bebouwing of ten
opzichte van elkaar. Met De Bomentaal van Slotervaart
in de hand, is de bomentaal voor Stadsdeel Geuzenveld-
Slotermeer eveneens in kaart gebracht.
Omdat de stedelijke vernieuwing in Slotermeer nog moet
beginnen, kan de bomentaal integraal meegenomen
worden in het proces van vernieuwing. Om die reden
is de relatie tussen stedenbouw en bomentaal verder
uitgediept. De essenties van de spelregels zijn in samen-
werking met Frank de Josselin de Jong ontwikkeld en na
diens plotselinge overlijden in januari 2010 door Stads-
deel Geuzenveld-Slotermeer verder uitgewerkt. Resultaat
is een uitbreiding en precisering van de spelregels die zijn
opgenomen in De Bomentaal van Slotervaart. Door deze
eenvoudig te hanteren spelregels toe te passen bij het
opstellen van stedenbouwkundige plannen ontstaat een
optimale context voor de toepassing van de bomentaal.
Belangrijke aanvulling ten opzichte van De Bomentaal van
Slotervaart is het expliciete onderscheid dat is gemaakt
tussen Raamwerk-, Woonveld- en Bouwblokniveau. Per
niveau is uiteengezet welke plaatsingsprincipes van
toepassing zijn en hoe de relatie met de stedenbouw in
elkaar zit. Hierbij valt op dat naarmate het schaalniveau
lager wordt, er sprake is van een toenemende vervlech-
ting tussen bomentaal en stedenbouw. Omdat stedelijke
vernieuwingsingrepen bovenal op bouwblokniveau
plaatsvinden, leveren de spelregels een belangrijke bij-
drage aan goede inpassing van de bomentaal, waarmee
de bomentaal als identiteitsbepalend kenmerk van de
Westelijke tuinsteden op een effectieve manier in nieuwe
stedenbouwkundige situaties wederom kan worden
toegepast.
Stadsdeel Nieuw-West
Jan Spaans
020 8898462
Stadsdeel Nieuw-West Jan Spaans (020) 889 8462 [email protected]
Create your own paradise
Ik pleit voor meer en mooiere pareltjes in de openbare
ruimte. Mooie duurzaam vormgegeven plekken in de
stad waar het goed toeven is. Passend in de gedachte
van de postzegelparken maar dan met een ruimere
scoop. De normale straten moeten uiteraard functioneel
en eenduidig worden ingericht (Handboek openbare
ruimte en Puccini-methode). Het gaat mij vooral om de
overige plekken: de parels in de stad. Geen richtlijnen
en voorgeschreven regels voor dit soort plekken maar
een juiste attitude van lef, creativiteit en deskundigheid
in combinatie met een fijn ontwikkelde antenne voor
maatschappelijk draagvlak.
“Create your own paradise” waar je ook bent en wat je
ook doet. Privé en in je werk. Een ontwerp moet functi-
oneel zijn, maar mag het ook een onsje meer zijn?..., iets
extra’s waarmee het zich onderscheidt van het alledaagse,
wat tot de verbeelding spreekt, of zomaar iets verras-
sends. Een kleine oase van palmbomen midden in de stad,
waarom niet ? Gefladder en gezoem van vlinders en bijen,
heerlijk. Geborrel en gespetter van water in de zomer,
genieten! Elke plek is uniek en onderscheidt zich daarmee
van de rest. De ligging, het gebruik, de behoefte van
de gebruikers en omwonenden of reeds aanwezige
elementen kunnen voldoende aanknopingspunten bieden
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 52 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
om met een goed ontwerp te komen waarmee een sterke
identiteit kan worden verkregen. toon lef, en inspireer!
Mijn ervaring is ondertussen dat een dergelijke houding
tot mooie dingen kan leiden zoals bijvoorbeeld net dat
beetje extra sponsoring uit de particuliere sector.
Is er een mooie parel tot stand gekomen dan wil je dat
natuurlijk ook zo houden. Het gebeurt nog al eens dat
de afdeling beheer niet de financiële middelen heeft om
de gewenste kwaliteit te handhaven. In het voormalige
stadsdeel Westerpark werd om die reden geen enkel her-
inrichtingsplan meer vastgesteld zonder een beheerplan,
waarmee structureel geld werd vrijgemaakt voor beheer.
…Want genieten wil je morgen ook !
Stadsdeel West Peter Ulle (020) 253 0114 [email protected]
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 53
POMPEN OF VER-ZUIPENAmsterdam Rainproof 2015Klimaatverandering betekent in Amsterdam onder andere
dat we zwaardere regenbuien en langere periodes van
droogte krijgen. Regenwater hebben we nodig maar
hevige regenbuien kunnen in korte tijd zeer veel overlast
en schade veroorzaken.
Stadsdelen, Waternet, DIVV en DRO werken samen aan
de vraag hoe we nu en in de nabije toekomst droge
voeten kunnen behouden in de stad. De kwetsbaarheid
van de stad is te hoog, om problemen te voorkomen is
actie noodzakelijk. Gezamenlijke aandacht voor water
in plannen, projecten en beheer voorkomt overlast en
schade en leidt tot kostenbesparingen.
De gezamenlijke partijen hebben een nieuwe standaard
straatkolk ontwikkeld, welke beter inpasbaar is in de
straat en beter schoon te houden is door de beheerder.
Ook hebben zij de wildgroei aan toegepaste materialen
in Amsterdam een halt toegeroepen. In Amsterdam
willen we voortaan met vijf standaard kolken werken, wat
resulteert in een beter straatbeeld, betere beheerbaar-
heid, kostenreductie en bovenal meer zekerheid van
regenwaterafvoer.
Bij een hevige bui kan water tijdelijk op straat blijven
staan, een gegeven waar we rekening mee moeten
houden. De inrichting van de openbare ruimte bepaalt
of het water een veilige plek heeft of tot schade leidt.
In de openbare ruimte ligt dus een wateropgave. In het
kader van de Puccinimethode heeft DRO een standaard
straatprofiel ontwikkeld dat meer water kan opvangen.
Door de vormgeving van de parkeervakken is de straat
daarnaast beter te beheren.
Maar ook op particulier terrein ligt een wateropgave. De
eigenaar is verantwoordelijk voor het hemelwater van
zijn terrein. De mogelijkheden van particulieren om bij
te dragen aan een veilig en gezond watersysteem zullen
verder uitgewerkt, gecommuniceerd en gestimuleerd
worden. De gemeente Amsterdam heeft daarom al een
subsidieregeling voor groene daken.
De genoemde ontwikkelingen passen in de opgave
om Amsterdam klimaatsbestendig te maken. Waternet
is aanjager om Amsterdam verder te helpen naar een
hemelwaterbestendige stad. Gezamenlijk wordt een
programma opgesteld om ons streefbeeld te kunnen
realiseren: Amsterdam Rainproof 2015.
Waternet Wiebe Bakker (020) 608 2323 [email protected]
WATERgraafsmeer, de
kunst van het polderenEen innovatieve aanpak zonder doorbraak!?
Het programma Leefbare toekomstbestendige WA-
TERgraafsmeer wil slimme ideeën en innovaties voor
duurzaam water in de praktijk toepassen, in de bestaande
stad: integraal werken op een slimme, interactieve en
innovatieve manier, op zowel proces als inhoud. Goede
oplossingen staan centraal, niet de verdeling van verant-
woordelijkheden of bevoegdheden.
In de polder WAtERgraafsmeer is een aantal lastige
wateropgaven op te lossen. Deze gaan over het samen-
spel van grondwater, polderriolering, overstromingsrisico
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 54 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
vanwege lage maaiveldligging, de riolering en het
watersysteem. tegelijkertijd kent het gebied vele stede-
lijke opgaven: herstructurering en verdichting van diverse
wijken en aanpassingen aan infrastructuur.
Gezamenlijk werkt dit programma aan een actief netwerk
van publiek én private partijen. Samen gebruiken we
water als hefboom in de totale opgaven in het gebied:
leefbaarheid, verdichting en klimaatverandering. Betrok-
ken bewoners, beheerders, ondernemers, beleidsmakers,
bestuurders en wetenschappers spelen hierin een cruciale
rol. Nieuwe vormen van communicatie en participatie zijn
de kern om te komen tot een geslaagde transitie van de
bestaande stad. WAtERgraafsmeer wil het inspirerende
voorbeeld geven hoe dit kan! Niet in de eerste plaats met
plannen maar met een open en praktische houding.
Innovatieve, (klimaat)robuuste oplossingen die flexibel
zijn naar de lange termijn, ter verbetering van de kwaliteit
van de leefomgeving voor bewoners, bedrijven en natuur.
Er worden geen dikke rapporten geschreven maar direct
ingesprongen op lopende projecten. Impulsen zijn zowel
procesmatig als concreet in de praktijk: bijvoorbeeld een
watercafé met bewoners, een ondernemerswatertafel,
toepassen van doorlatende verharding en water en
energie oplossingen.
De kunst van het polderen: vragen, kansen en valkuilen
en hoe hierin tot doorbraken te komen.
Stadsdeel Oost Jasper Boesveldt (020) 253 5315 [email protected]
Water: de drijvende kracht voor gebiedsontwikkeling
Door water bij gebiedsontwikkeling in een vroeg stadium
mee te nemen in de plannen, kan een duurzaam, robuust,
ruimtelijk goed ingepast en kosteneffectief watersysteem
bereikt worden. Zowel het zichtbare als het onzichtbare,
ondergrondse water spelen daarbij een rol. Aan de hand
van enkele voorbeelden komen voordelen als ruimtewinst
en woonkwaliteit naar voren.
Door dit proces vroeg op te starten, kunnen vragen
beantwoord worden zoals “is dit gebied geschikt om
water in de bodem te infiltreren?” of “wat zijn de
mogelijkheden hier kelders te bouwen?”. Een integrale
blik loont: soms kan de wateropgave van een project ver-
derop in dezelfde polder gerealiseerd worden, of valt het
plan binnen een integraal Natstructuurplan (voorbeeld
Buikslotermeerpolder). Het watertoetsproces levert soms
een gezonde spanning op tussen ontwikkelingswensen en
eisen aan het watersysteem.
Bij het (her)inrichten van een gebied bepaalt de water-
structuur sterk hoe de wijk eruit komt te zien en de woon-
kwaliteit. Zo kan men kiezen voor bijvoorbeeld wonen aan
het water of drijvend wonen. Hier ontmoeten steden-
bouwkundigen en hydrologen elkaar. De afstand tussen
de watergangen bepaalt echter ook de grondwaterstand.
Om voldoende ontwatering te krijgen, moet het maaiveld
hoog genoeg worden aangelegd. Door te spelen met de
opzet van het watersysteem kan geoptimaliseerd worden.
Voorbeelden zijn IJburg of Centrum Amsterdam Noord.
In een groot project kan men honderdduizenden kuub
ophoogzand besparen.
Het is goed om hemelwater zo lang mogelijk op de
kavels waar het valt vast te houden. Vervolgens kan het
vertraagd worden afgevoerd, zodat de watergangen
ontlast worden. Er zijn allerlei mogelijkheden dit te doen:
groene daken, wadi’s, infiltratiebermen, waterpleinen,
halfverhardingen, waterdoorlatende wegfunderingen
enzovoort. Voorbeeld hierbij is Zuidas. Deze alternatieve
waterberging kunnen worden aangelegd in plaats van
oppervlaktewater. Veel alternatieve waterbergingen
gebruiken de ruimte dubbel: in een wadi kan tevens een
speelvoorziening komen.
Waternet de Jong (020) .... [email protected]
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 55
Stedelijke vernieuwing in de Staalmanpleinbuurt
Het zijn de grote projecten die in de media de aandacht
krijgen. Een communicatiemachine ondersteunt de
grootstedelijke projecten. Ontwikkelingen buiten het
centrum/ buiten de ring zijn onbekender. Dat is jammer
want er zijn ook daar mooie voorbeelden. Een daarvan
is de vernieuwing van de Staalmanpleinbuurt, gelegen
tussen de ringlijn en Medisch centrum Slotervaart.
Deze buurt vernieuwt. Langs de spoordijk is de Haust
koekjesfabriek gesloopt. Van een 100% sociale huur
woonmilieu gaat de ontwikkeling naar een sociaal eco-
nomisch gemengder woon/werkmilieu. Dat lijkt te lukken.
De gerealiseerde ingrediënten zijn: een brede school, een
zorggebouw, bedrijfsruimten, een moskee, een park en
een grotere variatie aan woningtypen.
De aanpak is divers: er is een mix van behoud, renovatie
en sloop/nieuwbouw. Naast het behoud van gebouwen
sluit het gebied mooi aan op de groenstructuur van west.
In de Staalmanpleinbuurt zelf worden veel bomen en
groene binnenterreinen behouden. De brede stoepen
blijven voor de deur speelruimte bieden. Parkeren is
inpandig of op eigen terrein. De vernieuwing maakt
gebruik van de stadsverwarming.
De corporatie De Alliantie doet er alles aan om de
vernieuwing te laten slagen en laat op overtuigende wijze
zien dat men de stedelijke vernieuwing serieus aanpakt.
Daarbij hebben de huidige bewoners veel invloed gehad
op de veranderingen en plannen. Een hoog percentage
stemde in met de vernieuwingen.
De sociale en economische peilers worden eveneens
door alle partijen ondersteund, maar bevinden zich veelal
in een startfase. De brede school heeft daarbij een rol
en het park is de nieuwe plek voor ontmoetingen. De
broedplaats (OH3=Ottho Heldringstraat nr 3) wil ook
bijdragen aan de lokale activiteiten.
Stadsdeel Nieuw-West Frans Dubbeldam (020) 253 7840 [email protected]
Stimuleren van wijkecono-mie in de Van der Pekbuurt
Het hoofddoel van de Kansenzone in de Van der Pek-
buurt is het stimuleren van ondernemerschap en daarmee
van de sociaaleconomische structuur en lokale economie
in dit gebied. Ondernemers kunnen gebruik maken van
een subsidieregeling. Bij de verbouwing van hun pand
krijgen zij maximaal 50% subsidie, tot een maximum van
€ 40.000,-. Op 2 maart 2009 is de eerste kansenzone
subsidie in Amsterdam Noord uitgereikt aan de eigenaar
van Kapshop Rob op het Meidoornplein. Inmiddels slaat
de regeling ook volop aan in de Van der Pekstraat.
De Van der Pekstraat is op termijn de verbindingsstraat
tussen de nieuwbouwwijk Overhoeks en het nieuwe Wijk-
winkelcentrum Oud Noord. De uitdaging in deze straat is
om oude en nieuwe ontwikkelingen aan elkaar te kop-
pelen. Het zou mooi zijn als de mensen die op Overhoeks
wonen niet de pont pakken rechtsaf, maar linksaf gaan en
Oud Noord in lopen. Voor hun dagelijkse boodschappen
en voor bijzondere aankopen. Bij het winkeltje op num-
mer 36 kunnen deze mensen bijvoorbeeld een prachtige
houten tafel laten maken voor hun nieuwe, vast nog lege,
woning.
De ontwikkeling van de van der Pekbuurt in Oud Noord is
een voorbeeld van een wijk waar de eerste resultaten van
deze aanpak zichtbaar worden. In nauwe samenwerking
wordt de beste ondernemer op de juiste plek gezocht.
In de Van der Pekbuurt maken Ymere en ondernemers
afspraken over gezamenlijke investeringen in de panden.
Ymere pakt het blok aan door het totaalaanzicht van de
panden te verbeteren
en daardoor de straat
meer uitstraling te ge-
ven. De ondernemers
pakken –met behulp
van de subsidie- hun
bedrijf in dat blok
aan. Ymere draagt bij
aan het succes van
een aantal starters
door hen het eerste jaar ook huurgewenning te geven.
En juist als de nieuwe ontwikkelingen door de econo-
mische crisis langer op zich laten wachten dan gehoopt,
gaan we door met deze succesvolle aanpak.
Stadsdeel Amsterdam-Noord en Ymere Suzanne Roos (020) 634 9949 / 06 22 07 60 35 [email protected]
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 56 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
Buitenveldert in Balans
Buitenveldert bestaat ruim 50 jaar. Door onder andere de
komst van de Zuidas zal er in de toekomst veel verande-
ren. De vraag is: hoe komen al deze ontwikkelingen in
balans en welke kwaliteiten zijn doorslaggevend. Stads-
deel Zuideramstel heeft in 2009 een interactief proces
opgezet waarin bewoners en instellingen zijn gevraagd
mee te denken over de toekomst van hun wijk.
Informatie en Inventarisatie
Op verschillende manieren is mensen gevraagd hun
mening te geven. Er is een tentoonstelling gemaakt met
de huidige ontwikkelingen en 4 mogelijke toekomstbeel-
den. Via een enquête zowel op de website als op papier
hebben mensen vragen beantwoord over wat men nu
belangrijk vindt en wat voor soort wijk Buitenveldert in
de toekomst moet worden. Hieraan hebben ruim 200
mensen deelgenomen. Op diverse plekken in de wijk kon
men een videoboodschap inspreken. Dit leverde ruim 100
bruikbare reacties op van zowel jong als oud. In bijeen-
komsten met bedrijven en instellingen werd gereageerd
op elkaars ideeën. Tijdens een bewonersbijeenkomst zijn
de resultaten uit de eerdere inventarisaties gepresenteerd
en de uitgangspunten voor verdere ontwikkeling van de
wijk aangescherpt. Dit traject heeft geleid tot een aantal
uitgangspunten voor de verdere ontwikkeling van de wijk.
Uitgangspunten voor de toekomst van Buitenveldert
Verbinden met de stad �
Verbeteren van het openbaar vervoer in combinatie met
verdichting langs de OV-lijnen en het winkelcentrum, toe-
voegen van culturele en maatschappelijke voorzieningen
en een diversere bevolking zijn de belangrijkste thema’s.
De gewaardeerde rustige woonbuurten in stand houden.
Versterk het groen �
De ligging tussen de scheggen en het vele groen in de
wijk zijn de sterke troeven van Buitenveldert. Het recrea-
tieve gebruik en de kwaliteit kunnen verbeterd worden.
Versterk de dynamiek �
Bewoners en instellingen vragen om meer levendigheid
en culturele voorzieningen. Zo kan de VU-campus meer
bij de wijk betrokken worden en kunnen meer evenemen-
ten worden gehouden.
Stadsdeel Zuid Netty Verwaal (020) 252 4645 [email protected]
Ruimte voor wonenGeschikte woningen voor ouderen in het duurdere
segment
Ouderen en mensen met een beperking zullen in de
toekomst veel langer zelfstandig willen (en moeten?)
wonen. Het blijkt dat één op de drie 65+ ers die niet
passend woont en zijn woning ook niet kan aanpassen,
een bovenmodaal inkomen heeft en dus niet terecht kan
in een corporatiewoning. Door Europees ingrijpen moet
vanaf september 2010 90% van de corporatiewoningen
onder de liberalisatiegrens (€ 648) verhuurd worden aan
mensen met een bruto-inkomen van maximaal € 33.000
(in plaats van de huidige ruim € 36.000). Mensen met
verhuisplannen en een bovenmodaal inkomen kunnen
dus niet langer terecht in corporatiewoningen.
De particuliere markt voor wonen met zorg staat nog
in de kinderschoenen. Er zijn levensloopbestendige
woningen beschikbaar, maar het inschakelen van zorg en/
of diensten is lang niet altijd mogelijk. Met een huurprijs
van meer dan € 1000 per maand is een fors deel van dit
segment tevens te duur voor mensen met een ‘tot-twee-
keer-modaal’-inkomen.
De conclusies uit de quick scan ‘Zorgwoningen in het
duurdere segment’ zijn dat:
er weinig ontwikkelingen op stapel staan; �
er voor luxueuze, kleinschalige verpleeghuizen �
helemaal geen plannen bestaan.
De belangrijkste belemmeringen zijn:
het tekort aan geschikte en betaalbare locaties; �
het onderwerp staat te weinig op het netvlies van �
regievoerders/planeigenaren;
de vigerende financiële regels voor zorgaanbieders; �
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 57
voor de doelgroep staat het woonaspect los van �
eventuele zorg en diensten, met name ook bij de
marketing van een project;
de taal en werkwijze van ontwikkelaars en zorgaanbie- �
ders verschillen sterk.
De markt wil graag dat de gemeente in dit segment een
pro-actieve rol speelt. Die rol neemt de gemeente op dit
moment niet. Wel verbindt de dienst Wonen, Zorg en
Samenleven partijen met elkaar, als het gaat om woon-
servicewijken en stedelijke vernieuwing. Daarnaast wijst
de dienst andere partijen op interessante werkwijzen van
particuliere ontwikkelaars.
Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Karen den Hertog (020) 552 7241 [email protected]
Vraag en aanbod middensegmentwoningenDe “Amsterdamse mix” gaat uit van 30 procent sociale
woningen, 40 procent middensegment koop en 30
procent dure koop. Het middensegment is onderverdeeld
in goedkoop (maximaal € 157.200) en middelduur
(maximaal € 270.800). Deze indeling is gebaseerd op de
leencapaciteit van huishoudens met een lager of hoger
middeninkomen.
Het merendeel van de huizenkopers kan extra middelen
inzetten. Dat kan om flinke bedragen gaan, vooral bij
mensen boven de 45 jaar. Ook sluiten veel mensen een
hypotheek af van meer dan 4,5 maal hun bruto-inkomen.
Figuur 1: Maximaal bereikbare oppervlakte per nieuw-
bouwwoning voor middeninkomens per (oud) stadsdeel
Stadsdeel prijs m² Maximaal bereikbaar aantal m² gbo*
*Exclusief extra eigen middelen of een riskante financie-
ring.
Middeninkomen-huishoudens met behoefte aan veel
ruimte kunnen in grote delen van de stad geen ge-
schikte koopwoningen kopen. Gezinnen zijn in dergelijke
gebieden aangewezen op de sociale sector. Middeninko-
menhuishoudens die met weinig oppervlakte genoegen
nemen, kunnen wel een kleine woning kopen. In centrale
gebieden, centrum of de Zuidas, is er vraag naar kleine
koopwoningen in het middensegment.
En er zijn gebieden, bijvoorbeeld IJburg 2e fase, waar
het moeilijk is om aanbod te creëren voor huishoudens
met een middeninkomen. te ver van het centrum voor de
doelgroep van kleine woningen, te duur voor de doel-
groep van grote woningen.
Markthuur is geen oplossing voor bovenstaande mis-
match. Sterker nog, het is op populaire plekken onmoge-
lijk markthuurwoningen in het middensegment te bouwen.
Door de hoge marktprijs zijn betaalbare huurwoningen
klein en dan vallen ze door het Woningwaarderingsstelsel
in de sociale sector.
Ontwikkelingsbedrijf gemeente Amsterdam Peter Kroon (020) 552 5628 [email protected]
Het Woningmarktteam: juist nu!Het is crisis op de Amsterdamse woningmarkt: er worden
weinig huizen verkocht en veel woningbouwprojecten
liggen stil. Het Woningmarktteam van de gemeente
Amsterdam helpt bij het maken van keuzes over de te
bouwen woningen, zodat vraag en aanbod beter op
elkaar aansluiten.
Wat is er aan de hand? Hypotheekverstrekkers zijn stren-
ger geworden en consumenten zijn afwachtend en onze-
ker over het kopen van een woning. Hierdoor worden de
voorverkooppercentages van 70% niet gehaald waardoor
bouwprojecten stil komen te liggen. Er worden hierdoor
ook minder sociale huurwoningen en maatschappelijke
voorzieningen gebouwd, met als gevolg dat de stedelijke
vernieuwing in gevaar komt.
Wat kunnen we als gemeente doen? In de eerste plaats
is het belangrijk dat er woningen worden gebouwd waar
vraag naar is. Dat betekent woningen met een goede
verhouding tussen prijs, kwaliteit en locatie. Dat lijkt
een open deur, maar er worden nog steeds woningen
gebouwd die te weinig aan de eisen van consumenten
voldoen. We zien bijvoorbeeld veel grootschalige ap-
partementencomplexen terwijl veel mensen juist behoefte
Stadsdeel prijs m2 maximaal bereikbaar aantal m2 gbo*
goedkope koop middeldure koop
Centrum € 4.560 34,5 59,4
Oud-West € 4.203 37,4 64,4
Oost-Watergraafsmeer € 3.613 43,5 75,0
IJburg € 3.194 49,2 84,8
Bos en Lommer € 3.134 50,2 86,4
Noord € 2.524 62,3 107,3
Osdorp € 2.505 62,7 108,1
Geuzenveld € 2.390 65,8 113,3
Zuidoost € 2.090 75,2 129,6
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 58 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
hebben aan kleinere bouwblokken met een eigen sfeer
en identiteit.
Het Woningmarktteam (W-team) bestaat uit woning-
marktdeskundigen van het Ontwikkelingsbedrijf, de
dienst Ruimtelijke Ordening en de Dienst Wonen Zorg
en Samenleven. Het W-team geeft op verzoek afzetad-
vies aan projectbureaus en stadsdelen voor specifieke
woningbouwlocaties. Dus: wat moet je bouwen voor
welke prijs en voor welke doelgroepen om te zorgen dat
de woningen straks daadwerkelijk verkocht worden? Het
W-team kijkt daarbij naar verkoopcijfers, overige woning
bouwplannen, woonwensen van bewoners en (demogra-
fische) ontwikkelingen. Een advies van het W-team kan in
verschillende fasen van het bouwproces van pas komen:
van strategiefase tot programma en ontwerp. Belangrijk
is dat bij woningbouwprojecten goed wordt nagedacht
over wat consumenten willen. Het W-team kan daarbij
helpen: juist nu!
Ontwikkelingsbedrijf gemeente Amsterdam Laura Uittenbogaard (020) 552 6067 [email protected]
Grondwater en houten funderingenAmsterdam gaat steeds meer ondergronds. Ondergrond-
se ruimtelijke ontwikkelingen hebben vaak grote invloed
op de grondwaterstand, wat weer invloed kan hebben
op de houten funderingen. Hoe klein het plan ook is, de
effecten voor de omgeving kunnen groot zijn.
Hydrologie
Een deel van het regenwater valt op straat en wordt on-
der meer via straatkolken afgevoerd. Een ander deel van
de regen infiltreert in de onverharde bodem en stroomt
als grondwater langzaam af naar het oppervlakte water.
Als er echter een parkeerkelder gebouwd is kan het
grondwater niet meer vrij afstromen. Er ontstaat opstu-
wing van het grondwater aan de ene zijde van de kelder
en aan andere zijde ontstaan juist lagere grondwater-
standen (zie figuur 1). Het kan hierdoor voorkomen dat
houten funderingen droog komen te staan en langzaam
maar zeker wegrotten (zie figuur 3).
Figuur 1. Effecten
van ondergrondse
bariere op grond-
waterstand
Een algemeen verschijnsel in Amsterdam is dat de tuinen
in de loop van de jaren zetten en inklinken waardoor het
maaiveld daalt. De grondwaterstand daalt niet mee. Het
grondwater komt relatief hoog t.o.v. het maaiveld in de
tuin te staan. Hierdoor kunnen boomwortels gaan rotten,
met gevaar van omvallende bomen (zie figuur 2).
Figuur 2. Hoge
grondwaterstanden in
binnentuinen
Verantwoordelijkheden
De Gemeente heeft de zorgplicht voor het grondwater
gedelegeerd aan Waternet. De zorgplicht betekent: het
in de openbare ruimte, structurele grondwaterproblemen
zoveel mogelijk voorkomen of beperken. Waternet is niet
verplicht om een goede grondwaterstand te realiseren,
maar heeft wel de plicht om te onderzoeken of doelma-
tige maatregelen mogelijk zijn. Deze maatregelen hoeven
alleen in openbaar gebied te worden genomen, dus nooit
op particulier terrein.
Waternet is niet de verantwoordelijkheid voor de grond-
waterstand. De eigenaar is zelf verantwoordelijk voor de
grondwaterstand op zijn/haar eigen perceel.
Bij nieuwe ontwikkelingen, zoals de bouw van een par-
keerkelder, heeft de initiatiefnemer de plicht om nadelige
effecten op de grondwaterstand te voorkomen. Dit geldt
zowel voor grondwaterstanden binnen als buiten het
plangebied. De maatregelen moeten ook duurzaam zijn.
(Drainage is niet duurzaam!)
Figuur 3. Schim-
melaantasting van
funderingspaal
Adviseur grondwater Waternet Jeroen Ph. Ponten (020) 608 3636 [email protected]
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 59
BewonersparticipatieHet doel van de Amsterdamse wijkaanpak is om vieren-
twintig aangewezen buurten te verbeteren.
Buurtgericht en vraaggericht werken zijn dé kenmerken
van de Amsterdamse aanpak. Extra inspanningen moeten
voor verbetering zorgen op de volgende terreinen:
krachtige mensen (leren en opgroeien, integratie en �
participatie)
krachtige buurten (werken en economie, wonen en �
leven, veiligheid)
krachtige uitvoering �
Bewoners doen mee in de Amsterdamse wijkaanpak, dat
is de rode draad van het programma en wordt breed
gedragen door vele bestuurders en professionals van
stadsdelen, corporaties en organisaties. Bewonerspar-
ticipatie staat hoog op de agenda in het gezamenlijk
programma van de wijkaanpak. In 2010 ligt het accent
op samenwerken. Samen werken aan partnerschappen
tussen bewoners, gemeente, corporaties en bewonerson-
dersteuners op de verschillende lagen van de piramide.
Zodat met recht gezegd kan worden: bewoners zijn
partner in de wijkaanpak.
Participatie piramide
De participatiepiramide toont verschillende manieren
waarop bewoners invulling kunnen geven aan
hun betrokkenheid. Ze kunnen informatie tot zich nemen
over de wijkaanpak in hun buurt. In interactie en dialoog
kunnen zij meepraten met professionals over de thema´s
of over concrete
inspanningen die hen raken. Bewoners kunnen actief
deelnemen aan concrete projecten waarbij zij
een coproductie aangaan met een organisatie, corporatie,
school of stadsdeel. En tot slot kunnen
bewoners zelf het initiatief nemen en daarmee bouwen
aan een sterke civil society.
In de Amsterdamse wijkaanpak vormt deze participatiepi-
ramide het handvat om per buurt aan een
participatieagenda te werken. Met elkaar stellen stads-
deel, corporaties, bewoners en andere partners
per buurt het Buurt Uitvoeringsprogramma vast. Bewo-
nersparticipatie is daarin een onderdeel
en wordt in steeds meer buurten uitgewerkt in een
participatieagenda.
Stedelijk kader
Het stedelijk kader voor bewonersinitiatieven bevat de
uitgangspunten voor de manier waarop we in Amsterdam
het budget voor bewonersinitiatieven besteden. Dit kader
biedt ruimte voor een eigen invulling per buurt.
Dienst Wonen Zorg Samenleven Karin Daman (020) 552 7432 k.dam [email protected] / www.wijkaanpakamsterdam.nl
Rembrandtpark Stadsdeel West wil in het noordelijk deel van het
Rembrandtpark een ‘Community Playground’. Een
groene beschermde speelplek waar kinderen uit o.a. een
achterstandswijk kunnen spelen. Het idee is geboren
in het kader van de prachtwijken van Minister Vogelaar.
In 2008 is een breed participatietraject gestart waarbij
vooral bewoners van Overtoomse Veld worden betrokken.
Projectvorming
Na het toekennen van subsidie door het Ministerie in
2008, is een projectorganisatie ingericht. Naast stadsdeel
West zit hierin ook de centrale stad (herontwikkeling Jan
Evertsenstraat, herprofilering Amsterdamse parken) en de
ontwikkelaar van het in het park gelegen Getronicscom-
plex. Ontwerpbureau Carve (het spelende kind) onder-
steunt de projectgroep in zowel het planvormings- als het
participatieproces.
Planvorming
1. De ruimtelijke planvorming
In 2009 hebben meer dan 250 buurtbewoners en
belanghebbenden input gegeven. Via enquêtes, inter-
BEWONERS MAKEN DE STAD
Informeren: bewoner als consument
Interactie en dialoog: Bewoner als deskundige en mede-eigenaar wijkaanpak / wijkactieplan
Partnerships: bewoner als actieve partner in concrete projecten
Sterke
civil society
Sterke
civil society
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 60 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
views, groepsgesprekken
en netwerkbijeenkomsten
komen vijf thema’s duidelijk
naar voren: ruimtelijk, spelen,
voorzieningen, gebruik,
snelle verbeterpunten.
Een stedenbouwkundig
bureau en een landschapsarchitect maken een ruimtelijke
analyse en een wensenkaart. De resultaten vanuit o.a.
bewonersparticipatie vormen input voor de planvorming.
Op basis van de analyses, de participatieresultaten en
de uitkomsten van het overleg met de belanghebbende
partijen is een programma van eisen gemaakt.
2. Technische analyse en verbeteringen
Er wordt een beheerplan opgesteld voor het Rem-
brandtpark. De analyse van het groenbestand, de
waterhuishouding, de bestaande infrastructuur en de
beheerorganisatie leidt tot aanbevelingen gericht op een
fysieke verbetering van het park.
3. Directe maatregelen en activiteiten
Bewoners stellen het zeer op prijs om mee te kunnen
denken over het park en om hun ervaringen in te kunnen
brengen. De periode tussen planvorming en uitvoering
zal ongeveer twee tot vijf jaar duren. Om bewoners
enthousiast en betrokken te houden worden er concrete
activiteiten georganiseerd. Bijvoorbeeld kinderfestivals,
opknapbeurt van een bestaande speelplaats en plannen
om schoolwerktuinen uit te breiden. Kortom, het onder
de aandacht brengen van het Rembrandtpark en de
gebruiksmogelijkheden.
Stadsdeel West Lizette Ploeg (020) 798 9248 [email protected]
Bewonersparticipatie Tuge-lawegblokken en omgeving
De tugelawegblokken zijn vijf verouderde woonblokken
in de transvaalbuurt. Samen met bewoners zijn plannen
gemaakt voor vernieuwing van de 450 woningen tussen
de Retiefstraat en de tugelaweg en de omliggende open-
bare ruimte. Er is besluitvorming op hoofdlijnen en de
eerste bewoners hebben inmiddels al een andere woning
gevonden. Groot was de deelname van bewoners aan de
planvorming, ook van bewoners uit moeilijk bereikbare
groepen.
Het project is een gezamenlijk project van Ymere en het
stadsdeel, waarbij Ymere trekker is van het proces. Bewo-
nersparticipatie speelt een sleutelrol in de vormgeving en
het succes van het project.
Eerdere renovatie in de jaren ‘70 en ‘80 had de proble-
men met gehorigheid en gebrekkige isolatie niet echt
opgelost. Nieuwe plannen kwamen echter niet verder
dan de tekentafel. Pas nadat de wijk werd aangewezen
als Vogelaarwijk ontstond een gevoel van urgentie: het is
nu of nooit.
Het project is nog lang niet halverwege, maar de geko-
zen werkwijze pakt tot nu toe goed uit. Binnen vooraf
opgestelde randvoorwaarden was en is veel ruimte voor
bewoners om zelf mee te tekenen aan de contouren van
de plannen voor de woningen en de woonomgeving.
Het plan op hoofdlijnen kan steunen op een groot draag-
vlak onder bewoners en mede
daarom ook bij de politiek. Bijna
90% van de bewoners is bereid
om een keer te verhuizen om
een ingrijpende aanpak mogelijk
te maken. De slechtste wonin-
gen worden gesloopt; voor de
mooiste woningen wordt een
renovatieplan gemaakt. Het
stadsdeel en Ymere zijn verder bereid gezamenlijk te
investeren in de vernieuwing van de openbare ruimte.
Stadsdeel Amsterdam Oost Ron Steur (020) 253 5337 [email protected]
Sociaal Ruimtelijke Ambitie
Een sociaal duurzaam Amsterdam 2040 is Amsterdam
op z’n best: een gevarieerde, tolerante en cultureel
innovatieve stad. Een metropool in de meest brede zin
des woords. Amsterdammers voelen zich ondersteund in
hun eigen identiteit. De publieke voorzieningen, ruimten
en buurten weerspiegelen dat.
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 61
Van oudsher is de verbinding tussen opgaven uit de
sociale en ruimtelijke sector echter moeilijk gelegd. Er
ontbreekt vaak een sociaalruimtelijke of ruimtelijksociale
vertaalslag van de wederzijds ambities. Dat is begrijpelijk:
sociale ambities zijn moeilijk in ruimtelijke programma’s
te vatten. Puur de aanwezigheid van voorzieningen staat
niet garant voor een optimaal functioneren van de stad of
haar inwoners. Immers, ondanks mooie scholen is er nog
veel schooluitval, ondanks mooie sportvoorzieningen nog
steeds dikke kinderen, ondanks stedelijke vernieuwing
toch probleemwijken.
Sociaal en fysiek moeten de handen ineen slaan om
verbindingen te leggen. Centrale vraag is daarbij: hoe
krijgen we de juiste voorzieningen op de juiste plek en
hoe komen op de juiste plekken de juiste voorzieningen?
We willen werken aan het scheppen van zogenaamde
interactiemilieus, waarbij de samenhang tussen voorzie-
ningen en openbare ruimte (waaronder groen), door een
aantal structuur- en inrichtingsingrepen wordt versterkt.
De Sociaalruimtelijke Ambitie beschrijft vijf condities die
we vanuit het sociale domein meegeven aan ruimtelijke
planvorming, zonder daarbij een blauwdruk te leveren
voor de sociale stad. Dit zijn identiteit, diversiteit, flexibi-
liteit, eigenaarschap en bereikbaarheid/ toegankelijkheid.
In eerste instantie worden deze condities vooral gekop-
peld aan maatschappelijke voorzieningen, maar op een
hoger schaalniveau zijn het breder gangbare inrichting-
en ordeningprincipes. In de Sociaalruimtelijke Ambitie
worden de condities vervolgens op een aantal bestaande
voorbeeldplekken in de stad geprojecteerd.
Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, Project- en Adviesbu-reau SPA Susan Bromm (020) 251 8298 [email protected]
Programma maatschappe-
lijke investeringen
Goed onderwijs, voldoende sport- en cultuuraanbod,
talentontwikkeling, hoogwaardige zorg, ontmoeting en
participatie staan of vallen met de faciliteiten die we
hiervoor in de stad aanbieden: hoogwaardige scholen,
goede en bereikbare sportparken en speelplekken,
jongerenvoorzieningen, top en laagdrempelige cultuur-
voorzieningen, zorgcentra, etc. De pregnante vraag van
dit moment is hierbij: hoe gaan we in de crisis om met de
beperktere middelen voor investeringen in maatschap-
pelijk vastgoed?
Het PMI is een programma met een drieledige doelstel-
ling:
de verbinding tussen sociaal en fysiek bevorderen en �
versterken;
inzicht in de meerjarige investeringsopgave; �
bevorderen van een reële exploitatie van door stads- �
delen te realiseren maatschappelijk vastgoed door
uit te gaan van een maatschappelijk aanvaardbare
huur en de daardoor ontstane onrendabele top in de
stichtingskosten te financieren.
In de vorige collegeperiode was er circa € 50 miljoen
beschikbaar voor het bekostigen van de onrendabele
top. In het nieuwe programakkoord is voor het PMI2 €
20 miljoen gereserveerd. Met het PMI2 staan we een
belangrijke kwalitatieve slag voor: de sociaalruimtelijke in-
frastructuur en de integrale afwegingen die daarbij horen,
worden leidend voor toekenning van PMI-middelen.
Het realiseren van maatschappelijk vastgoed gaat
vanwege de crisis steeds moeilijker: het is vaak onderdeel
van een groter bouwprogramma met woningbouw die
onder druk staat, corporaties trekken zich op onderdelen
terug uit projecten en een exploitatie die afhankelijk is
van beleidsbudgetten in de sociale sector die ook onder
druk staan.
Ambtelijk doen we voorstellen om het PMI gezien de cri-
sis (tijdelijk) ook te benutten voor interventiemaatregelen:
maatschappelijk vastgoed als ‘vliegwiel’-instrument �
voor nieuwbouw en grote renovatieprojecten;
‘keep it simple’: minder multifunctioneel bouwen als �
de ruimte dat toestaat;
focus op herontwikkeling en renovatie; �
dempen nadelige effecten van de crisis door bijvoor- �
beeld ook tijdelijke voorzieningen te financieren vanuit
het PMI;
versterking van de bestaande positieve wijkontwik- �
keling waardoor met een extra impuls langdurige
duurzame effecten kunnen worden bereikt.
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 62 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
Dienst Maatschappelijk Ontwikkeling Marc van Gemert (020) 251 8308 / 06 13 08 04 12 [email protected]
Natuurlijk spelen in de stadKinderen hebben prikkelende speelruimte nodig, zeker in
de stad. Niet alleen maar speeltoestellen uit de catalogus,
maar een avontuurlijke speelomgeving die nieuwsgierig
maakt en stimuleert tot bewegen. Cijfers van de GGD
Amsterdam liegen er niet om: van de kinderen op de
basisschool in groep 3 tot 8 heeft:
30,5% overgewicht (nationaal 15 %) �
9% obesitas (nationaal 3,1%) �
77,3 % is niet lid van sportclub �
10% motorische belemmeringen �
34,7% geen zwemdiploma in groep 8 �
Spelen is zo belangrijk omdat kinderen door middel van
spelen veel vaardigheden ontwikkelen die zij later in hun
leven nodig hebben, zoals:
Op motorisch gebied:
conditie, evenwicht en het leren ontdekken van het eigen
kunnen van het lichaam.
wel belangrijker geeft aan welke middelen we nu toch
echt uit onze gereedschapkist moeten
verwijderen.
Op mentaal gebied:
ontdekken, onderzoeken, fouten maken en er van leren,
ontwikkeling van de creativiteit, het zoeken en vinden van
oplossingen.
Op sociaal/communicatief gebied: speelgoed delen,
winnen en verliezen, helpen en geholpen worden, samen
uitvinden/ontdekken. Uiten wat leuk is en wat niet en
waar je grenzen liggen.
Maar ook op gebied van natuurlijke oriëntatie:
dit punt wordt vaak onderschat. Ontdekken dat mensen
een onderdeel zijn van de natuur. Seizoensbeleving,
ontdekken van de grenzen van het leven. Leven en dood,
winter en zomer, doorns en stekels, warmte en kou,
droog en nat, ruw en glad, aaibaar en walging.
Maar al te vaak wordt natuurlijk spelen in verband
gebracht met hogere risico’s op lichamelijk letsel. Is dit
terecht? Of is het niet spelen met en in de natuur uitein-
delijk zelfs een groter gevaar voor de gezondheid van de
mens? Kán er überhaupt natuurlijk gespeeld worden in
een stad zoals Amsterdam? En zo ja, met welke ontwerp-
facetten moet er dan rekening worden gehouden?
Dienst Ruimtelijke Ordening Iris van der Helm (020) 552 7909 [email protected]
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 63
OPEN INNOVATIEOpen innovatie in de Ruimtelijke sectorOnderstaande tabel bevat een lijst met bestaande mid-
delen. De eerste 2 kolommen bevatten de
klassieke overheidsmiddelen. Dat zijn de middelen die we
binnen de overheid al jaren lang gebruiken.
De 1e kolom bevat klassieke middelen die langzaam maar
zeker verdwijnen. De 2e kolom bevat
klassieke middelen die relevant blijven. De 3e kolom
bevat nieuwe middelen die we nog niet of
nauwelijks toepassen in ons werk.
Wat hebben social media en bestemmingsplannen met
elkaar te maken? Waarom is twitter nuttig bij
een projectplan en waarom heeft de G://schijf zijn beste
tijd gehad? De workshop Openinnovatie
bespreekt de mogelijkheden van de nieuwe digitale
middelen voor de ruimtelijke sector en misschien
Dienst Milieu en Bouwtoezicht Lucas Oost Lievense (020) 551 3954 [email protected]
Klassieke middelen
(met
uitsterven bedreigd)
Klassieke middelen
(beschermd)
Nieuwe middelen
(de
exoten)
Plan van aanpak Projectmatig werken Rss
.doc Bijeenkomsten Social media
Werkafspraken Samenwerkingsver-
banden
Kranten Workshop Hyves
Nieuwsbrieven Resultaatafspraken Youtube
Mail Opleiden/trainen Wifi
Werkplek Presentaties Dongel
Hiërarchie Checklist Expertise
Werkgroep Risicoanalyse Ipad
G://schijf Evalueren Ipod
Intranet Internet Forum
Formulieren Foto’s Open source
Functiewaardering Feedback Open standaarden
Functieomschrijving Databases Laptop
Prikklok Acties/taken Multimedia
Kantoor Waardebepaling
achteraf
PC Fingertips
Werktijden Widgets
telefoon Mashups
Werkprocessen Iphone
Betaalde dienstver-
lening
Budget Prezi
Windows
.ppt
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 64 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010
De Woningmarkt in Kaart
Waar in Amsterdam krijg je nog veel woning voor je
geld? En waar in Amsterdam zijn de buurten zo aantrek-
kelijk dat je er vierkante meters voor wilt inleveren?
Met een Geografisch Informatie Systeem (GIS) en alle
transactiewaarden van woningen vanaf 1995 tot heden
heeft DRO de woningmarkt in kaart gebracht. Door de
woningwaarde in een reeks van jaren te beschouwen
ontstaat ook een beeld van de woningmarktpositie van
een buurt: is een buurt hoopvol of al gearriveerd? Moet
een buurt oppassen of behoort ze tot de achterblijvers?
En wat kunnen stedenbouwers en planologen met deze
informatie?
Dienst Ruimtelijke Ordening KlaasBindert de Haan (020) 552 7858 [email protected]
18 jaar Stadsdeelmonitor De Baarsjes
Vanaf 1991 heeft Stadsdeel De Baarsjes onderzoek
gedaan naar de opvattingen van de bewoners. Dit is
uitgegroeid tot een tweejaarlijkse Stadsdeelmonitor
met een uitgebreide enquête over onderwerpen als
leefbaarheid, verkeer, veiligheid, wonen, winkelen en
dienstverlening. De laatste jaren wordt dit gemixt met
informatie uit stedelijk onderzoek, statistische cijfers en
andere gegevensbronnen.
De start kwam voort uit de portefeuille sociale vernieu-
wing. Dit fenomeen was in 1990 nieuw net toen 10
nieuwe stadsdelen in Amsterdam begonnen. De eerste
enquête was gefocust op leefbaarheid, veiligheid, opvat-
tingen over de bevolkingssamenstelling en op
communicatie. Anno 1990 heerste er in bepaalde buurten
onvrede, waren er grote sociaaleconomische problemen
en werd gesproken over segregatie. Dit uitte zich in veel
stemmers op ultrarechtse partijen.
De vragenlijsten van de enquête werden ontwikkeld met
gebruikmaking van ander onderzoek in het eigen stads-
deel en ook in goed overleg met onderzoek uit enkele
andere stadsdelen. Eind jaren ’90 werd de rol van het
Dagelijks Bestuur belangrijker. Maatschappelijke partners
werden geconsulteerd en de raadscommissie boog zich
nadrukkelijker over de stukken. Na de dualisering van
raad tegenover bestuur in 2002, kwamen raadsleden
met wensen voor extra vragen. Dit is in goed overleg
allemaal afgehandeld. Het uitgangspunt was en bleef
dat tenminste 90% van de vragen van de vorige monitor
gehandhaafd moesten worden. Dat hoort bij het karakter
van een monitor.
De dienst O+S die het onderzoek uitvoert, heeft in 2002
voor het eerst het proces van gentrification gesignaleerd.
Een lichte verschuiving van minder lagere inkomensgroe-
pen en meer hogere inkomensgroepen, wat te maken
heeft met de uitdijende binnenstad. Dit proces heeft
zich gestaag voortgezet. In het trendrapport Binnenstad
2009 wordt hier ook over gerapporteerd. Het 18 jaar
lopende project heeft geresulteerd in een succesvolle mix
van zogenaamd “zachte” naast “harde” cijfers uit zowel
stadsdeel- als stedelijke bronnen.
Stadsdeel West Jan Ponse (020) 253 0018 [email protected]
KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 65
Een academische blik op de RAI
Universiteiten zijn bij uitstek plekken waar Research
en Development plaatsvindt, ook op ruimtelijk gebied.
Onderzoeksresultaten vinden echter maar moeilijk hun
weg naar de gemeente. Ambtenaren zijn vaak niet op de
hoogte van wetenschappelijk onderzoek, academici zoe-
ken te weinig het maatschappelijk debat en wetenschap-
pelijke conclusies zijn vaak vaag en weinig toegepast op
de beleidscontext.
Aan de hand van een onderzoek naar expositiecentra
wordt bekeken hoe vooral aan dit laatste iets gedaan kan
worden. Over de hele wereld worden nieuwe exposi-
tiecentra gebouwd en bestaande gerenoveerd. Steden
als München, Milaan en Madrid bouwen nieuwe centra
tussen stad en vliegveld terwijl Frankfurt, Barcelona en
Wenen faciliteiten dicht bij de stad hebben. Op hetzelfde
moment denkt Amsterdam na over de toekomst van de
RAI.
Wanneer de theorie van padafhankelijkheid wordt
toegepast op de ontwikkeling van expositiecentra blijkt
dat de historie van de faciliteiten en de ontwikkeling van
de steden waarin deze liggen van grote invloed zijn op
nieuwe investeringen. Faciliteiten passen zich aan hun
context aan. De RAI heeft zich door de ontwikkeling
van Schiphol en de toeristische sector van Amsterdam
ontwikkeld tot een internationaal expositiecentrum terwijl
de Jaarbeurs door de centrale ligging van Utrecht is
uitgegroeid tot een nationaal centrum. De schaalsprong
van de Frankfurter Messe was gekoppeld aan de ontwik-
keling van het naastgelegen zakencentrum. In Munchen
en Milaan kwam de koppeling tussen een gloednieuw
expositiecentrum en het vliegveld voort uit het besef dat
de steden internationaal moesten concurreren.
De RAI kan leren van deze voorbeelden. Welke keuzes
hebben steden met vergelijkbare condities als Amster-
dam voor hun expositiecentra gemaakt? Het is echter niet
aan wetenschappelijk onderzoek een oordeel te vellen
over de kant die de RAI op moet. Wel is het van belang
de verkregen inzichten aan de gemeente te presenteren
en de implicaties voor Amsterdam onderling te bediscus-
siëren.
Universiteit van Amsterdam / Dienst Ruimtelijke Ordening Rick Vermeulen (020) 552 7761 [email protected] / [email protected]