Modulereview
Ieder landschap bestaat uit geofactoren. Het uiteindelijke landschap is het
gevolg van de onderlinge verbindingen tussen de geofactoren.
Ieder landschap kent de volgende opbouw:
Natuurlijke opbouw; Cultuurhistorische opbouw; Ecologische opbouw (zie clip 2).
De biologische diversiteit van een landschap wordt bepaald door:
1. Veranderlijkheid van het milieu;2. Hoeveelheid energie en voedingsstoffen;3. De variatie in milieuomstandigheden;4. Omvang van het natuurgebied;5. Spreiding van natuurelementen en
barrières.
Puinwaaierafzettingen aan de voet van het middelgebergte;
Plateaus, hellingen en dalen; Löss als afdeklaag.
Eerste bebouwing in dalen, later op de plateaus
Hoge en lage stuwwallen opgeduwd door het ijs;
Zacht golvend dekzandlandschap.
Oud: essen, groengronden, heide en stuifzand;
Nieuw: heideontginningen, naaldbos.
Oeverwallen en kommen in het westelijk rivierkleilandschap: smal en laag, zware komklei;
Oeverwallen, stroomruggen en kommen in het oostelijk rivierkleilandschap: breed en hoog, zavelige komklei.
Oeverwalgronden, kleistroken nabij rivierdijken
Kwelders; Zeeklei en de zeespiegelstand; oude
zeeklei en jonge zeeklei.
Opbouw van een zeekleipolder; terpen, kreekruggen en later ontginning;
Droogmakerijen.
Vorming van de duinen; Oude en jonge duinen; Duinvalleien.
Oude nederzettingen en geestgronden; Zeewering, natuur en
zoetwaterleverancier.
Veengroei op voedselrijke plaatsen; laagveen; riet- en zeggeveen;
Veengroei op voedselarme plaatsen; hoogveen; veenmosveen.
Veenpolderlandschappen; Dalgronden en veenplassen.
Vernieuwbare en niet-vernieuwbare bronnen;
Milieuproblemen; vervuiling, uitputting en aantasting;
Sustainable development als reactie op milieuproblemen; milieugebruiksruimte.
Schaalvergroting in milieuproblemen; Handhaven van de milieugebruiksruimte;
wordt bepaald door:1. Aanwezige winbare niet-vernieuwbare
bronnen2. Tempo van aanwas3. Mate van onttrekking4. Import of export5. Uitbreiding van kennis en techniek6. Kwaliteit van het natuurlijke milieu
Interne en externe bronnen van zoet water;
Watergebruik door huishoudens, industrie en landbouw beperkt de milieugebruiksruimte;
Bedreiging kwaliteit en voorraden zoet water.
De bodem als productiesysteem wordt bepaald door:
1. Voorraad voedingsstoffen;2. Voorraad water;3. Goed bodemleven; Vergroting van de milieugebruiksruimte:1. Toevoer van meststoffen;2. Toevoer van fossiele energie;3. Toevoer van water door irrigatie en
beregening.
Goede landbouwgrond wordt schaars; Groeiend tekort aan water; Dure fossiele brandstoffen.
Ecologische voetafdruk grote boosdoener!
Stralingsoverschot en stralingstekort; Energietransport door zeestromen en
waterdamp. 3 manieren:1. Energietransport via luchtstromingen;2. Energietransport via zeestromen;3. Energietransport via waterdamp.
Luchtcirculatie op lage breedten (0°- 30°):1. Lagedrukgebieden rond de evenaar (ITCZ);2. Subtropische hogedrukgebieden. Luchtcirculatie op gematigde breedten
(30° - 60°):1. Uitgesproken seizoenen;2. Onvoorspelbaar weer door ontmoeting
luchtlagen.
Kettingreactie van gevolgen (sneeuwbaleffect);
Verandering in de hoeveelheid zonnestraling;1. Vorm van de aardbaan om de zon;2. De hoek van de aardas;3. Tolbeweging van de aardas. Verandering in de stralingsbalans;1. Verandering in de kortgolvige stralingsbalans;2. Verandering in de langgolvige stralingsbalans.
Schaalvergroting in klimaatbeïnvloeding;
Versterkte broeikaseffect.
Waterbalans van een afvoerloos meer als graadmeter;
Aanwijzingen uit de geologische en historische tijdschaal:
1. Historische bronnen (cultuur);2. Geologische bronnen (natuur).
Deze presentatie is beschikbaar op deeljehuiswerk.com
Gebruik hem tijdens het studeren als aandachtsrichter (stuurt je gedachten
en dus je kennis).
Succes ermee!