Ruimte voor water op wijkniveau: mogelijkheden en
knelpunten bij duurzame projecten in Vlaanderen
Nanda Vercruyssen
Promotor: prof. dr. ir. Renaat De Sutter Begeleider: ir. Tom Vandenbroucke (Antea Group)
Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Master of Science in de stedenbouw en de ruimtelijke planning
Vakgroep Civiele Techniek Voorzitter: prof. dr. ir. Peter Troch Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Academiejaar 2016-2017
Ruimte voor water op wijkniveau: mogelijkheden en
knelpunten bij duurzame projecten in Vlaanderen
Nanda Vercruyssen
Promotor: prof. dr. ir. Renaat De Sutter Begeleider: ir. Tom Vandenbroucke (Antea Group)
Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Master of Science in de stedenbouw en de ruimtelijke planning
Vakgroep Civiele Techniek Voorzitter: prof. dr. ir. Peter Troch Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Academiejaar 2016-2017
iv
“De oplijsting van de problemen die zich in de stad voordoen, maken het duidelijk dat er nood is aan
effectieve oplossingen om het stedelijke water te beheren.”
Hoyer et al.
“Veerkracht van watersystemen, betekent accepteren dat niet alles altijd en overal mogelijk is en leren
omgaan met onzekerheid”.
Remmelzwaal & Vroon
“Tot nu toe had Vlaanderen vooral aandacht voor duurzaamheid op het niveau van het individuele
gebouw.”
Vandevyvere
“Waar problemen van waterbeheer vroeger een louter technisch gegeven waren, maken ze nu deel uit
van een complex proces (duurzaam waterbeheer) met vele betrokken stakeholders en instellingen”
Bomans et al.
“Duurzaam waterbeheer betekent nadrukkelijk ook het verhogen van de betrokkenheid van mensen
bij een andere omgang van water”
Van Eijk
v
I. VOORWOORD
Het schrijven van deze masterproef gaf me de kans om onderzoek te doen naar het zeer
interessant en veelzijdig onderwerp dat duurzaam waterbeheer is. Ik heb ervaren dat deze
opdracht alle voorgaande opdrachten gedurende mijn opleidingen Geografie en Stedenbouw en
Ruimtelijke planning heeft overschaduwd; dit zowel op vlak van onderzoek, de kritische houding,
literatuurstudie als werkdruk. Het spreekt voor zich dat voor een Masterproef niet over één nacht
ijs wordt gegaan. Het is een intense zoektocht naar de juiste bronnen, de juiste omschrijvingen,
de meest relevante informatie en de bijdrage die men wil bieden aan het debat.
Mijn dank gaat eerst en vooral uit naar mijn promotor, prof. dr. ir. Renaat de Sutter en naar mijn
begeleider ir. Tom Vandenbroucke. Zij zorgden ervoor dat ik de ‘scope’ voor dit onderzoek behield
en me niet verloor in de oneindige literatuur en onderzoeken die er bestaan binnen dit onderzoek
domein.
Verder wil ik graag Louise Clarke, Hein Lapauw en Hardwin De Wever bedanken voor de
boeiende gesprekken. Zonder hen was het schrijven van deze masterproef geen evidentie
geweest. Ook wil ik graag mijn ouders bedanken voor vele jaren goede raad en ondersteuning
opdat ik mijn doelen zou bereiken. Als laatste, mijn vriend Wannes, enorm bedankt voor de
feedback, het nalezen, het oplossen van Excelproblemen, het koken en de onvoorwaardelijke
steun. Graag zou ik deze hele periode willen afsluiten op de tonen van The Beach Boys, met hun
idealistisch nummer: ‘Don’t go near the water’.
vi
Don’ go near the water
Don’t you think it’s sad
What’s happened to the water
Our water’s going bad
Oceans, rivers, lakes and streams
Have all been touched by man
The poison floating out to sea
Now threatens life on land
Don’t go near the water
Ain’t it sad
What’s happened to the water
It’s going bad
Don’t go near the water Don’t go near the water
Toothpaste and soap will make our oceans a bubble bath
So let’s avoid an ecological aftermath Beginning with me Beginning with you
Don’t go near the water
To do it any wrong To be cool with the water
Is the message of this song
Let’s all help te water Right away
Do what we can and ought to Let’s start today
Nanda Vercruyssen, 15 januari 2017
Gent
vii
Ruimte voor water op wijkniveau: mogelijkheden en knelpunten bij duurzame projecten in Vlaanderen
Nanda Vercruyssen
Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van
Master of Science in de stedenbouw en de ruimtelijke planning
Academiejaar 2016 – 2017
Promotor: prof. dr. ir. Renaat De Sutter Begeleider: ir. Tom Vandenbroucke (Antea Group)
Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur, Universiteit Gent
Vakgroep Civiele Techniek, Voorzitter: prof. dr. ir. Peter Troch
II. ABSTRACT
Tegenwoordig is ‘Ruimte voor water’ een veelbeschreven onderwerp in de wetenschappelijke
literatuur. Nieuwe beleidsmaatregelen worden getroffen zowel op internationaal en nationaal
niveau om uitdagingen inzake duurzaam waterbeheer aan te pakken. Ook Vlaanderen staat oog
in oog met grote uitdagingen. Eén van de belangrijkste elementen van duurzaam ontwerpen is
effectief waterbeheer dat de natuurlijke cyclus nabootst. De tools en technieken die worden
gebruikt om dit doel te bereiken worden in de wereldwijde wetenschappelijke literatuur
omschreven als Water-Sensitive Urban Design (WSUD). Betreffende de vraag hoe duurzaam
waterbeheer kan geëvalueerd worden, werd een studie uitgevoerd naar een toepasselijke
methode, en werd gezocht naar de meest relevante criteria en indicatoren om duurzaam
waterbeheer te meten. De Water-sensitieve duurzaamheidsmeter, ontwikkeld om de vier gekozen
duurzame wijken te vergelijken, is opgebouwd rond zeven criteria: analyse, watertoets, voorkom
de vraag naar water, vervuiling, infiltreren en bufferen van hemelwater, bouwtechnieken en
betrokkenheid. Dit instrument maakt het mogelijk om de wijken in detail te vergelijken op water-
gevoeligheid. Het financiële prijskaartje, juridische problemen en snelle toegang tot de juiste
informatie, lijken de belangrijkste problemen voor de vier geanalyseerde duurzame wijken.
Trefwoorden Ecowijken, duurzaamheid, Water-sensitive Urban Design, ruimte voor water
viii
III. EXTENDED ABSTRACT
This study inquires how ‘more attention for water’ can be implemented on district level. The
research revolved around two central questions: How do we practice sustainable water
management at district level? How can we evaluate sustainable water management at district
level? Under natural conditions, water functions in a cycle of precipitation, infiltration, surface run-
off and evaporation. However, nowadays this cycle is disturbed in the towns due to human
intervention. The first part of this research analyses literature concerning the explanations and
definitions of some container concepts such as sustainability, sustainable neighbourhoods and
resilience. Sustainable water management seeks to optimize respect for the water cycle functions:
reduce the depletion of natural resources, protect their quality (including reducing the discharge
of waste water), allow replenishment of groundwater resourced and prevent damage from floods.
Therefore, it is important to pay attention to the water management (rainwater and wastewater)
in the residential area and to use tap water with care. Sustainable water management means to
retain more water and to keep it clean, including in and around the existing neighbourhoods. The
purpose of this is to improve the environmental quality and to increase the quality of the living
environment. Sustainable water management means also to increase the involvement of people
and find ways of informing them on how water can be used differently.
Flanders faces three major challenges. The first challenge is the pressure of urbanization. The
absence of natural barriers, the construction of various transport infrastructure over the entire
territory and, until recently, rather weak spatial planning policy has led to an extremely widespread
form of urbanization in Flanders. Hardening of the soil is a disruptive factor in the water balance.
It ensures that groundwater supplies are not replenished, infiltration capacity is reduced, and that
rainwater is therefore discharged rapidly to the rivers and ultimately the sea. A second challenge
for Flanders is located in the rigid nature of the water system. Heavily manipulated by military,
transport, agriculture and productive purposes, the Flemish water system has gradually evolved
over the course of history into a complex and embedded network and cycle. A third challenge lies
in the fragmented institutional structure of water management. In response to the Flemish
challenges and to meet the European requirements, the Flemish Region adopted the Decree on
Integrated Water Policy in 2003. It focuses on an integrated, preventive and a decentralized
approach, and it is put into practice through a variety of instruments, for which the main instrument
is the ‘water test’ (Dutch: ‘watertoets’).
ix
On November 30, 2016 the ‘White book on Space Policy Flanders’ (Dutch: ‘Witboek Beleidsplan
Ruimte Vlaanderen’) approved an important new formal step towards the ‘Policy Plan Space
Flanders’ (Dutch: ‘Beleidsplan Ruimte Vlaanderen’), the successor of the ‘Spatial Structure Plan
for Flanders’ (Dutch: ‘Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen’). In this new policy document, climate
change will explicitly be accepted as one of the main challenges.
One of the key elements of sustainable design and how to do it, is effective water management
that mimics the natural cycle. The tools and techniques used to achieve this goal are often referred
to, in global scientific literature, as Water-Sensitive Urban Design (WSUD). WSUD seeks to
restore the disturbed water balance by involving water early in the planning process. The concept
and achievements of WSUD can be explained on the basis of three examples: Lynbrook Estate
in Melbourne, Trabrenn Farmsen in Hamburg and Hunter’s Point South Waterfront Park in New
York. Regarding the question: how to evaluate sustainable water management, a study was
carried out to search for an applicable method but also to select the most relevant criteria and
indicators. The water-sensitive sustainability tool, which was developed to compare four
sustainable neighbourhoods is built up with seven criteria: analysis, water test (Dutch: watertoets),
avoiding water demand, pollution, infiltrate and buffer rainwater, building techniques and actor
involvement. This tool made it possible to compare the neighbourhoods in detail on water-
sensitivity. However, this qualitative assessment is based on the evaluation of one person and as
such should not be regarded as a definitive answer but as an invitation for further discussion on
the topic. Measuring sustainability and resilience is complex. The indicators used in this research
have been chosen in order to establish more clearly the examined problem. They are correlated
but distinctive aspects of sustainable water management. The financial price tag, legal difficulties
and rapid access to the right information, seems to be the main problems for the four analysed
sustainable neighbourhoods. Comparison of the results has allowed to formulate some practical
recommendations, we need to compare Flemish projects with the global examples of WSUD, we
need subsidies which steers the development of new neighbourhoods in a sustainable direction
and we need to motivate people actively to act more sustainable. For future research, it is
advisable to conduct a check on the methodological correctness of the indicators. We can attempt
to determine statistically whether the indicators measured effectively what we wishes to measure.
Additionally, we can measure whether all relevant indicators were included in the set of indicators
and by employing factor analysis, we could deduce if two different indicators are not one and the
same underlying parameter.
x
IV. INHOUD
Inhoud I. VOORWOORD ........................................................................................................................ v
II. ABSTRACT ........................................................................................................................... vii
III. EXTENDED ABSTRACT ..................................................................................................... viii
IV. INHOUD ................................................................................................................................ x
V. LIJST VAN FIGUREN .......................................................................................................... xiv
VI. LIJST VAN TABELLEN ....................................................................................................... xvi
VII. LIJST MET AFKORTINGEN .............................................................................................. xvi
1. INLEIDING ............................................................................................................................17
2. ACHTERGROND ..................................................................................................................19
2.1 Water in steden ...............................................................................................................19
2.2 Duurzaam waterbeheer ...................................................................................................20
2.2.1. Duurzaamheid - een ruim begrip ..............................................................................20
2.2.2. Veerkracht - een ruim begrip ....................................................................................23
2.2.3. Veerkrachtige watersystemen ..................................................................................23
2.2.4. Duurzame wijken - een ruim begrip ..........................................................................24
2.2.5. Duurzaam waterbeheer ............................................................................................26
2.3. Klimaaturgentie in Vlaanderen ........................................................................................27
2.3.1. Uitdaging 1 : Verandering in Landgebruik & Verstedelijking .....................................27
2.3.2. Uitdaging 2: Het stijve karakter van het watersysteem .............................................29
2.3.3. Uitdaging 3: De Versnipperde institutionele structuur van het waterbeheer ..............29
2.3.4. Vlaams Decreet Integraal Waterbeleid (2003). ....................................................30
2.3.5. Naar een Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) .....................................................31
2.3.6. Omgaan met neerslag: droogte en wateroverlast .....................................................31
2.4. Water-Sensitive Urban Design ........................................................................................32
2.4.1. Referentieproject 1: Lynbrook Estate, Melbourne .....................................................33
2.4.2. Referentieproject 2: Trabrennbahn Farmsen, Hamburg ...........................................35
2.4.3. Referentieproject 3: Hunter’s Point South Waterfront Park .......................................38
2.4.4. WSUD in actie: Succesfactoren in de referentieprojecten. .......................................40
3. ONDERZOEKSMETHODE ...................................................................................................41
xi
3.1. Probleemstelling .............................................................................................................41
3.2. Benchmarking.................................................................................................................41
3.2.1. Benchmark ...............................................................................................................42
3.2.2. Toetsen ....................................................................................................................43
3.2.3. Vergelijken en focus .................................................................................................43
3.2.4. Analyse ....................................................................................................................43
3.2.5. Implementeren .........................................................................................................43
3.3. Domeingerelateerde praktijkvoorbeelden van benchmarkinstrumenten op wijkniveau ....43
3.3.1. Sustainability Value Map (2007, Noorwegen) ...........................................................44
3.3.2. Doe-wijzer Ecopolis Vlaanderen (2007, België) ........................................................45
3.3.3. De duurzaamheidsmeter Wijken (2016, België)........................................................45
3.3.4. BREEAM (1990, Verenigd Koninkrijk) ......................................................................46
3.3.5. LEED (2009, Verenigde staten) ................................................................................47
3.3.6. Evaluatie praktijkvoorbeelden...................................................................................47
3.4. Onderzoeksniveau ..........................................................................................................49
3.5. Selectie en typologie van de projecten ...........................................................................49
3.6. Opbouw Water-sensitieve duurzaamheidsmeter (WSDM): Criteria en indicatoren ..........50
3.7. WSDM: Schaal en gewichten .........................................................................................54
3.8. WSDM : Grafieken ..........................................................................................................54
3.8.1. Radardiagram ..........................................................................................................54
3.8.2. Ringdiagram .............................................................................................................55
4. ONDERZOEKSRESULTATEN ..............................................................................................55
4.1 Case study: De Vloei in Ieper ..........................................................................................55
4.1.1. Situering projectgebied .............................................................................................56
4.1.2. Algemene informatie ................................................................................................56
4.1.3. Criteria 1: Analyse ....................................................................................................56
4.1.4. Criteria 2: Watertoets ...............................................................................................60
4.1.5. Criteria 3: Voorkom de vraag naar water ..................................................................64
4.1.6. Criteria 4: Vervuiling .................................................................................................65
4.1.7. Criteria 5: Infiltreer en buffer hemelwater .................................................................65
4. 1.8. Criteria 6: Bouwtechnieken .....................................................................................69
4.1.9. Criteria 7: Betrokkenheid ..........................................................................................70
4.1.10. Beoordeling project ................................................................................................70
xii
4.2. Case study: De Hertogensite in Leuven ..........................................................................72
4.2.1. Situering ...................................................................................................................72
4.2.2. Algemene informatie ................................................................................................73
4.2.3. Criteria 1: Analyse ....................................................................................................73
4.2.4. Criteria 2: Watertoets ...............................................................................................76
4.2.5. Criteria 3: Voorkom de vraag naar water ..................................................................79
4.2.6. Criteria 4: Vervuiling .................................................................................................79
4.2.7. Criteria 5: Infiltreer en buffer hemelwater .................................................................80
4.2.8. Criteria 6: Bouwtechnieken ......................................................................................82
4.2.9. Criteria 7: Betrokkenheid ..........................................................................................82
4.2.10. Beoordeling project ................................................................................................83
4.3. Case study: De Cadixwijk in Antwerpen..........................................................................85
4.3.1. Situering ...................................................................................................................86
4.3.2. Algemene informatie ................................................................................................86
4.3.3. Criteria 1: Analyse ....................................................................................................87
4.3.4. Criteria 2: Watertoets ...............................................................................................90
4.3.5. Criteria 3: Voorkom de vraag naar water ..................................................................93
4.3.6. Criteria 4: Vervuiling .................................................................................................94
4.3.7. Criteria 5: Infiltreer en buffer hemelwater .................................................................95
4.3.8. Criteria 6: Bouwtechnieken ......................................................................................96
4.3.9. Criteria 7: Betrokkenheid ..........................................................................................96
4.3.10. Beoordeling project ................................................................................................97
4.4. Case study: De duurzame wijk in Waregem ...................................................................98
4.4.1. Situering ...................................................................................................................99
4.4.2. Algemene Informatie ................................................................................................99
4.4.3. Criteria 1: Analyse ....................................................................................................99
4.4.4. Criteria 2: Watertoets ............................................................................................. 102
4.4.5. Criteria 3: Voorkom de vraag naar water ................................................................ 104
4.4.6. Criteria 4: Vervuiling ............................................................................................... 105
4.4.7. Criteria 5: Infiltreer en buffer hemelwater ............................................................... 105
4.4.8. Criteria 6: Bouwtechnieken .................................................................................... 107
4.4.9. Betrokkenheid ........................................................................................................ 108
4.4.10. Beoordeling project .............................................................................................. 108
xiii
5. AANBEVELINGEN .............................................................................................................. 109
5.1. Lessons Learned: De water-sensitieve duurzaamheidsmeter ....................................... 109
5.2. Lessons Learned: de vier case studies ......................................................................... 110
5.3. Naar een toekomst met duurzame water-sensitieve wijken in Vlaanderen .................... 111
5.3.1. Knelpunten en mogelijkheden ................................................................................ 111
6. CONCLUSIE ....................................................................................................................... 113
7. LITERATUURLIJST ............................................................................................................ 114
8. BIJLAGEN .......................................................................................................................... 118
APPENDIX I ........................................................................................................................ 118
APPENDIX II ....................................................................................................................... 122
APPENDIX III ...................................................................................................................... 125
APPENDIX IV ...................................................................................................................... 128
APPENDIX V ....................................................................................................................... 130
APPENDIX VI ...................................................................................................................... 132
APPENDIX VII ..................................................................................................................... 136
APPENDIX VIII .................................................................................................................... 139
APPENDIX IX ...................................................................................................................... 141
APPENDIX X ....................................................................................................................... 143
APPENDIX XI ...................................................................................................................... 145
APPENDIX XII ..................................................................................................................... 148
APPENDIX XIII .................................................................................................................... 149
APPENDIX XIV ................................................................................................................... 150
APPENDIX XV .................................................................................................................... 151
xiv
V. LIJST VAN FIGUREN
Figuur 1: Watercyclus in een natuurlijk systeem (links), watercyclus in een stedelijk gebied
zonder duurzaam waterbeheer (midden), watercyclus in een stedelijk gebied met duurzaam
waterbeheer (rechts). Bron: Hoyer et al., 2011. .........................................................................19
Figuur 2: De Triple P-benadering. Bron: Elkington, 1994. .........................................................21
Figuur 3: Ruwe bodemafdichtingskaart voor Vlaanderen en Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Bron: De Meyer et al., 2011. .....................................................................................................28
Figuur 4: Ontwikkeling van Lynbrook Estate, Melbourne. Bron: Dzedins, 2012. ........................33
Figuur 5: Bioinfiltratie systemen (links) en artificiëel wetland (rechts) in Lynbrook Estate. Bron:
Maksimovic et al., 2015. ............................................................................................................34
Figuur 6: Ontwikkeling van de Trabrennbahn Farmsen. Bron: Hoyer et al., 2011. .....................35
Figuur 7: Schema van het drainagesysteem te Trabrennbahn, Farmsen. Bron: Hoyer et al.,
2011. .........................................................................................................................................37
Figuur 8: Ontwikkeling van Hunter’s Point South Waterfront Park. Bron: Landezine, 2014........38
Figuur 9: Een vroege conceptschets brengt de sinusachtige afwikkelende energie in het park tot
expressie. Bron: Lerner, 2014. ..................................................................................................39
Figuur 10: Stappen van het benchmarkingproces. Bron: Van Hoorn et al., 2006. ......................42
Figuur 11: Sustainability value map. Bron: Young (z.d.). ...........................................................44
Figuur 12: Duurzaamheidsmeter wijken. Bron:
http://www.do.vlaanderen.be/duurzaamheidsmeter-wijken, geraadpleegd juni 2016. ...............46
Figuur 13: kernthema’s bij WSUD. Bron: CIRIA, 2013. ..............................................................50
Figuur 14: Doe-wijzer ecopolis, integraal waterbeheer op wijkniveau. Bron: Eigen verwerking. 52
Figuur 15: Concept De Vloei. Bron: WVI,2013. .........................................................................55
Figuur 16: De Vloei in Ieper. Bron: Eigen verwerking. ...............................................................56
Figuur 17: Blauw-groen netwerk. Bron: WVI, 2013. ...................................................................57
Figuur 18: Boven: Doorsnede Hoogteprofiel De Vloei. Onder: Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen
II, digitaal terreinmodel 1m. Bron: Geopunt + eigen verwerking. ...............................................58
Figuur 19: Bodemkaart omgeving De Vloei. Bron: Geopunt + eigen verwerking. ......................60
Figuur 20: Watertoets - overstromingsgevoelige gebieden 2014, omgeving de Vloei. Bron:
Geopunt + eigen verwerking. ....................................................................................................61
Figuur 21: Gelaagde opbouw, duurzame wijk de vloei. Bron: WVI, 2012...................................62
Figuur 22: Grondwateroverstromingsgevoelige gebiedenomgeving De Vloei. Bron: Geopunt +
Eigen verwerking. .....................................................................................................................64
Figuur 23: Opbouw van waterdoorlatende verharding. Bron: Arcadis, 2010. .............................67
Figuur 24: Mogelijkheid tot bijkomende waterberging in de lokale depressies van de wijk. .......68
Figuur 25: Voorbeeld van mogelijkheid tot creatie van bijkomende berging op straat via
stoeprandverhoging en straatpeilverlaging. BRON: Arcadis, 2010; RIONED, 2009. ..................69
Figuur 26: Radardiagram De Vloei - Ieper. Bron: Eigen verwerking. .........................................70
Figuur 27: Cirkeldiagram De Vloei - Ieper. Bron: Eigen verwerking. ..........................................71
Figuur 28: Concept Hertogensite. Bron: Resiterra et al., 2014. .................................................72
Figuur 29: De Hertogensite in Leuven. Bron: Eigen verwerking. ...............................................72
Figuur 30: Situering waterlopen. Bron: Plan-MER, 2015. ..........................................................74
file:///C:/Users/nanda/Google%20Drive/THESIS/WORD%20BEWERKING/03%20Kleine%20aanpassingen.docx%23_Toc472297293file:///C:/Users/nanda/Google%20Drive/THESIS/WORD%20BEWERKING/03%20Kleine%20aanpassingen.docx%23_Toc472297293file:///C:/Users/nanda/Google%20Drive/THESIS/WORD%20BEWERKING/03%20Kleine%20aanpassingen.docx%23_Toc472297308file:///C:/Users/nanda/Google%20Drive/THESIS/WORD%20BEWERKING/03%20Kleine%20aanpassingen.docx%23_Toc472297308file:///C:/Users/nanda/Google%20Drive/THESIS/WORD%20BEWERKING/03%20Kleine%20aanpassingen.docx%23_Toc472297309
xv
Figuur 31: Boven: Doorsnede hoogteprofiel de Hertogensite. Onder: Digitaal Hoogtemodel
Vlaanderen II, digitaal terreinmodel 1m. Bron: Geopunt + eigen verwerking. ............................75
Figuur 32: Bodemkaart omgeving Hertogensite. Bron: Geopunt + Eigen verwerking. ...............76
Figuur 33: Overstromingsgevoelige gebieden 2014, omgeving Hertogensite. Bron: Geopunt +
Eigen verwerking. .....................................................................................................................77
Figuur 34: Grondwaterstromingsgevoelige gebieden omgeving Hertogensite. Bron: Geopunt +
Eigen verwerking. .....................................................................................................................79
Figuur 35: Radardiagram Hertogensite -Leuven. Bron: Eigen verwerking. ................................83
Figuur 36: Cirkeldiagram Hertogensite - Leuven. Bron: Eigen verwerking. ................................84
Figuur 37: Concept Cadixwijk. Bron: Delva, z.d. ........................................................................85
Figuur 38: Cadixwijk. Bron: RUP CADIX + Eigen verwerking. ...................................................86
Figuur 39.: Boven: Doorsnede hoogteprofiel Cadixwijk. Onder: Digitaal Hoogtemodel
Vlaanderen II, digitaal terreinmodel 1m. Bron: Geopunt + eigen verwerking. ............................88
Figuur 40: Bodemkaart omgeving Cadixwijk. Bron: Geopunt + Eigen verwerking. ....................89
Figuur 41: Overstromingsgevoelige gebieden 2014, omgeving Cadixwijk. Bron: Geopunt + eigen
verwerking. ...............................................................................................................................90
Figuur 42: Krachtlijnen Waterplan+ Eilandje. Bron: Waterplan + Eilandje, 2011. .......................91
Figuur 43: Grondwaterstromingsgevoelige gebieden omgeving Cadixwijk. Bron: Geopunt +
Eigen verwerking. .....................................................................................................................92
Figuur 44: waterhuishouding, gebruik regenwater en vertraagde afvoer naar dokken. Bron:
Masterplan duurzaamheid Cadixwijk, 2009. ..............................................................................94
Figuur 45: radardiagram Cadixwijk - Antwerpen. Bron: Eigen verwerking. ................................97
Figuur 46: Cirkeldiagram Cadixwijk - Antwerpen. Bron: Eigen verwerking. ................................98
Figuur 47: Concept De Duurzame wijk. Bron: Wienerberger, 2014. ..........................................98
Figuur 48: De duurzame wijk. Bron: Eigen verwerking. .............................................................99
Figuur 49: Biologische waarderingskaart. Het terrein van de Duurzame Wijk werd rood omlijst.
Binnen die omlijsting werden geen zones ingekleurd. Bron: Wienerberger, 2013. ................... 100
Figuur 50: Boven: Doorsnede hoogteprofiel De duurzame wijk. Onder: Digitaal Hoogtemodel
Vlaanderen II, digitaal terreinmodel 1m. Bron: Geopunt + eigen verwerking ........................... 101
Figuur 51: Bodemkaart omgeving de Duurzame Wijk. Bron: Geopunt + Eigen verwerking. ..... 102
Figuur 52: Overstromingsgevoelige gebieden 2014, omgeving de Duurzame wijk. Bron:
Geopunt + Eigen verwerking. .................................................................................................. 102
Figuur 53: Grondwaterstromingsgevoelige gebieden omgeving de Duurzame Wijk. Bron:
Geopunt + Eigen verwerking. .................................................................................................. 103
Figuur 54: De situatie voor en de situatie na de implementatie van de Duurzame Wijk. Bron:
Wienerberger, 2013. ............................................................................................................... 106
Figuur 55: Verharding voor en na de realisatie van de duurzame wijk. Bron: Wienerberger,
2013. ....................................................................................................................................... 107
Figuur 56: Radardiagram De Duurzame Wijk - Waregem. Bron: Eigen verwerking. ................ 108
Figuur 57: Cirkeldiagram de Duurzame Wijk - Waregem. Bron: Eigen verwerking. ................. 109
Figuur 58: Oppervlakte verhardingen. Bron: Alboort, 2013. ..................................................... 130
Figuur 59: Bovengrondse infiltratiesystemen. Bron: Alboort, 2013. ......................................... 131
Figuur 60: Ondergrondse infiltratiesystemen. Bron: Alboort, 2013........................................... 135
Figuur 61: Opbouw van een Percolatierietveld. Bron: Reyckaert, z.d. ..................................... 145
file:///C:/Users/nanda/Google%20Drive/THESIS/WORD%20BEWERKING/03%20Kleine%20aanpassingen.docx%23_Toc472297348
xvi
Figuur 62: Opbouw vloeirietveld. Bron: Reyckaert, z.d. ........................................................... 146
Figuur 63: Opbouw wortelzoneveld. Bron: Reyckaert, z.d. ...................................................... 146
Figuur 64: Opbouw kokosbiobed. Bron: Reyckaert, z.d. .......................................................... 147
VI. LIJST VAN TABELLEN
Tabel 1: klimaatambities 2050. Bron: Rapport klimaatbestendig Vlaanderen, 2012. ................ 31
Tabel 2: Vergelijkingstabel van de watergerelateerde indicatoren. Bron: Eigen verwerking. ... 48
Tabel 3: Scoresysteem water. Bron: De duurzaamheidsmeter wijken, 2016. ............................ 51
Tabel 4: Criteria en indicatoren van de WSDM. Bron: Eigen verwerking. .................................. 53
Tabel 5: Overzicht van de waterbesparende toestellen in de Duurzame Wijk. Bron:
Wienerberger, 2013. ................................................................................................................. 104
VII. LIJST MET AFKORTINGEN
AEM: Airborne Electromagnetic
ASR: Aquifer Storage Recovery
BBO: Beschrijven bodemonderzoek
BRV: Beleidsplan Ruimte Vlaanderen
BSP: Bodem saneringsproject
BWK: Biologische Waarderingskaart
EPSON: European Spatial Observation Network
GEN: Grote Eenheden Natuur
IPCC: Intergovernmental Panel on Climate Change
NABU: Norwegian Architects for Sustainable Development
OBO: Oriënterend bodemonderzoek
OVAM: Openbare Vlaamse Afvalstoffen Maatschappij
Plan-MER: Plan-milieueffectenrapport
RUP: Ruimtelijk Uitvoeringsplan
RWA: Regenwaterafvoer
RWZI: Rioolwaterzuiveringsinstallatie
VLAREM: Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning
WCED: World Commission on Environment and Development: Our common Future.
WSDM: Water-sensitieve duurzaamheidsmeter
WSUD: Water-Sensitive Urban Design
W & Z: Waterwegen en Zeekanalen
17
1. INLEIDING
In de wetenschappelijke literatuur, maar ook in het beleid komt ‘ruimte voor water’ steeds meer
in de aandacht. Milieubescherming, klimaatverandering en overstromingen wereldwijd zijn hier
een belangrijke drijfveer voor. Het thema ‘water’ omvat tal van aspecten die te linken zijn met de
ruimtelijke planningscontext: grondwaterbescherming, waterwinning, kwalitatief waterbeheer,
water als recreatie-element, transport over water, enz.
Zowel op Europees als op Vlaams niveau wordt tegenwoordig de nadruk gelegd op integraal
waterbeleid en -beheer. Eén van de kernprincipes van het integraal waterbeleid is dat het
natuurlijke watersysteem ruimte moet krijgen voor spontane ontwikkeling. Om dit mogelijk te
maken moet zoveel mogelijk met de natuurontwikkelingen worden meegewerkt, rekening
houdend met het natuurlijke habitat en inheemse soorten. Dit principe stelt dat een zekere
dynamiek van de waterlopen getolereerd moet worden en er dus voldoende ruimte voor water
gecreëerd moet worden (Bomans et al., 2011).
Eén van de grootste uitdagingen voor architecten en planners vandaag is de dringende noodzaak
om duurzame wijken, gemeenschappen en, op grotere schaal, steden te ontwerpen met het oog
op lagere operationele kosten en het scheppen van meer leefbare ruimte. Dit onderzoek
bestudeerd op wijkniveau hoe je duurzaam waterbeheer kan toepassen alsook hoe je water-
sensitieve wijken met elkaar kan vergelijken. Er wordt met name in dit onderzoek gezocht naar
indicatoren die het mogelijk maken om duurzaam waterbeheer bij wijkprojecten te meten
zodoende inzichten te kunnen krijgen in de mogelijkheden voor de toekomst en de huidige
knelpunten.
In de literatuurstudie van dit onderzoek wordt eerst nagegaan wat water betekent voor steden
vandaag de dag. Er wordt onderzocht wat duurzaam waterbeheer inhoudt en er wordt getracht
een interpretatie te geven van containerbegrippen zoals duurzaamheid en veerkracht, zodat op
die interpretatie kan verder gewerkt worden. Vervolgens worden drie klimaaturgente uitdagingen
voor Vlaanderen toegelicht en wordt er uitgeschreven hoe men op die uitdagingen beleidsmatig
reageert. Uitdagingen voor integraal waterbeheer stellen zich niet enkel in Vlaanderen, maar de
hele wereld kampt hiermee. De tools en technieken die gebruikt worden om die uitdagingen een
antwoord te bieden worden in de globale wetenschappelijke literatuur omschreven als ‘Water-
sensitive Urban Design’ (WSUD). Het concept van WSUD wordt aan de hand van drie
geavanceerde referentieprojecten geïllustreerd. WSUD, de doe-wijzer ecopolis en de
duurzaamheidsmeter wijken leggen de basis voor de water-sensitieve duurzaamheidsmeter
18
(WSDM). Deze meter is samengesteld om vier duurzame wijken in Vlaanderen met elkaar te
kunnen vergelijken op vlak van duurzaam waterbeheer. De Vloei in Ieper, de Hertogensite in
Leuven, de Cadixwijk in Antwerpen en de Duurzame Wijk van Wienerberger in Waregem, zijn
met behulp van deze meter met elkaar vergeleken. Er wordt getracht om een evaluatie neer te
schrijven betreffende het beoordelen van duurzaam waterbeheer op wijkniveau in Vlaanderen.
Tot slot is er opgelijst wat de mogelijkheden en knelpunten op wijkniveau in Vlaanderen inhouden.
19
2. ACHTERGROND
2.1 Water in steden
De aanwezigheid van water heeft dikwijls een cruciale rol gespeeld bij het ontstaan en de bloei
van steden. Waterwegen waren de eerste belangrijke handelswegen.
Water komt in steden voor als:
● Afvalwater en grijs water beheerd door stedelijke sanitaire systemen;
● Drinkwater voor dagelijks gebruik;
● Regenwater dat moet worden afgevoerd van harde oppervlakken (daken, straten, …).
Dit voorkomt overstromingen en houdt straten en gebouwen droog en veilig;
● Natuurlijke waterlichamen (vb.: rivieren, meren en beken);
● Kunstmatige waterlichamen (vb.: fonteinen, waterbekkens en waterstromen).
Figuur 1: Watercyclus in een natuurlijk systeem (links), watercyclus in een stedelijk gebied zonder duurzaam waterbeheer (midden), watercyclus in een stedelijk gebied met duurzaam waterbeheer (rechts). Bron: Hoyer et al., 2011.
Water speelt een belangrijke rol in het dagelijkse leven. Afgezien van de uitzonderlijke
gebeurtenissen zoals overstromingen en droogte zijn de meeste mensen zich niet bewust van de
functie van water. Onder natuurlijke omstandigheden functioneert water in een cyclus van
neerslag, infiltratie, oppervlakkige afstroming en verdamping deze cyclus is echter verstoord in
de steden vandaag. Beter wetenschappelijk inzicht in de verbanden tussen landgebruik en water
(Colder, 1999) en in het bijzonder de rol van verhardingen (Chester, 1996), hebben gewezen op
de invloed van verstedelijking. Verharding vermindert de mogelijkheid voor infiltratie van
grondwater en genereert tegelijkertijd ook meer oppervlakteafstroming en diffuse verontreiniging.
Oude, gecombineerde en ondermaatse stedelijke rioleringssystemen worden ook geviseerd. Hun
20
geleidelijke verzadiging door expansieve urbanisatie wordt geïdentificeerd als een belangrijke
bron van vervuiling bij piekoverstorten in ontvangende rivieren en frequente stedelijke
overstromingen (Andoh, 2002). Als gevolg daarvan moet een reeks compenserende maatregelen
zoals infiltratie- en retentiebekkens, afkoppeling van het regenwaterafvoersysteem en het
aanleggen van uiterwaarden plaatsvinden in de stad om haar impact op de watercyclus te
mitigeren (Nolf et al., 2012).
Stedelijk water is dus vervuild, en kan niet infiltreren in de grond als gevolg van de verharde
oppervlaktes. Bijgevolg wordt water snel verzameld en afgevoerd naar de publieke
afvoersystemen waardoor er geen tijd is voor het verdampingsproces. (Zie figuur 1, links &
midden). Dit heeft bijgevolg een negatieve invloed op de aanvulling van het grondwaterpeil, de
watervoorzieningen, de kwalitatieve en kwantitatieve toestand van de ontvangende rivieren en
het stedelijke klimaat.
De oplijsting van de problemen die zich in de stad voordoen, maken het duidelijk dat er nood is
aan effectieve oplossingen om het stedelijke water te beheren (Hoyer et al., 2011).
2.2 Duurzaam waterbeheer
2.2.1. Duurzaamheid - een ruim begrip
Laten we eerst even focussen op het begrip ‘duurzaamheid’. Duurzaamheid is één van de
containerbegrippen van de laatste decennia (Durnez, 2013). De kern van duurzaamheid of
duurzaam ontwikkelen is het voorzien in de basisbehoeften van de mens, zonder dat dit een
negatieve impact heeft op de natuurlijke leefsystemen op aarde. De ontstaanswijze van het begrip
ligt voornamelijk binnen de ecologie: het duurzaam gebruiken van een bos betekent dat er niet
méér hout aan de voorraad wordt onttrokken dan de natuurlijke aanwas. Met het rapport ‘Our
Common Future’ van de Commissie Brundtland wordt het begrip uitgebreid naar een meer
sociaaleconomisch geïnspireerd begrip. De definitie die de commissie in 1987 hanteerde, gaat
als volgt: “Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige
generatie, zonder het vermogen aan te tasten om te voorzien in de behoeften van de toekomstige
generaties” (WCED, 1987).
Sinds het verschijnen van het Brundtland-rapport (1987) is men er vanuit gegaan dat naast de
ecologie, nog meer aspecten een rol spelen bij de duurzaamheid. Een veelal gebruikte
21
internationale benadering, waarin de verschillende aspecten van duurzaamheid worden
weergegeven aan de hand van de drie bekendste pijlers van duurzaamheid (ook beter bekend
als de ‘Triple bottom Line’ of de drie p’s: ‘planet’, ‘people’ en ‘prospherity zoals geïntroduceerd
door Elkington (1994), deze p’s worden beschouwd als de drie voornaamste aandachtsgebieden
van duurzaamheid (Van Rijn, 2012). Ze kunnen onderverdeeld worden in ecologisch, sociaal-
culturele en economische aspecten. Doch speelt ook de vierde, minder gekende p van ‘process’
een zeer belangrijke rol bij duurzame wijken (Durnez, 2013).
Figuur 2: De Triple P-benadering. Bron: Elkington, 1994.
2.3.1.1. People
Binnen het sociaal-culturele aspect draait het om de behoeften, voorkeuren en belangen van de
mens. Hierin komen onder andere het welzijn, gezondheid, ontplooiing en gelijke behandeling
voor. Een belangrijke oorzaak voor het ontstaan en voortbestaan van niet-duurzame
ontwikkelingen zijn de wereldwijde verschillen in leefomstandigheden en het gebruik van
natuurlijke bronnen. Armoede en ongelijke verdeling belemmeren de duurzame ontwikkeling en
samenwerking (Cövers, 2008). Bij het toepassen van duurzame ontwikkeling is het daarom van
belang om oog te hebben voor sociale verschillen.
22
2.3.1.2. Planet
Bij ‘planet’ gaat het om de ecologie, of milieukwaliteit, en het beschermen en behouden van de
natuurlijke omgeving. De dagelijkse milieuproblemen geven duidelijk weer dat in grote delen van
de wereld deze natuurlijke omgeving is aangetast. Daarmee wordt de ecologische bestaansbasis
voor de komende generaties ondermijnt. Ecologische aspecten zoals de mate waarin een
ecosysteem zich kan herstellen of de druk die een ecosysteem kan verdragen zonder blijvend
aangetast te worden, kunnen helpen de duurzaamheid van bestaande situaties of ontwikkelingen
vast te stellen (Nijhof, 2010).
Water als thema wordt meestal onder de p van ‘planet’ opgenomen. Voor dit onderzoek is dit dus
de meest relevante p. Bij duurzame projecten is het echter ondenkbaar om slechts één p in
rekening te brengen. De andere p’s hebben dus ongetwijfeld ook hun invloed op het waterverhaal
van een wijk.
2.3.1.3. Profit
Het economische aspect, wordt gezien als één van de oorzaken van de huidige milieuproblemen.
Bij productie wordt gebruik gemaakt van natuurlijke bronnen, waardoor er schaarste ontstaat.
Deze schaarste wordt niet verwerkt in de prijs van producten en/of diensten. De reden hiervoor
kan zijn dat er onvoldoende informatie is over deze schaarse bronnen of dat men denkt dat er
nog voldoende voorraad ter beschikking is. Daarnaast ontbreken eigendomsrechten of zijn deze
onvoldoende gespecificeerd. Tevens is het moeilijk om de waarde van (zeldzame) planten-,
diersoorten of natuurgebieden vast te stellen. Hoewel dit aspect vaak gezien wordt als een
oorzaak van de milieuproblematiek, is dit ook een voorwaarde om duurzaamheid te realiseren
(Cövers, 2008; Nijhof, 2010).
Onder invloed van de milieu- en klimaatproblematiek groeit de noodzaak tot duurzame
stedenbouw, met sleutelwoorden als compact bouwen, verdichten én tegelijkertijd vergroenen.
Eén antwoord hierop is de groeiende populariteit van ecologisch geïnspireerde wijken of
ecowijken in binnen- en buitenland. Ecowijken zijn concepten waarin stedelijke gebieden als
ecosystemen benaderd worden en waarbij ecologische processen als vertrekpunt dienen bij de
ruimtelijke planning van de wijk. Ecologische duurzame stedenbouw houdt zich vooral ook bezig
met het creëren van de juiste ecologische condities om de biodiversiteit in de bebouwde
omgeving te behouden en de levenskwaliteit van zijn bewoners te verbeteren inzake een
duurzaam milieu. Opvallend vaak staan in de beschrijvingen van vernieuwende projecten
mobiliteit, energiezuinig bouwen, waterbesparende maatregelen, afvalbeheer, participatie
23
bovenaan terwijl de potenties van groen en inrichting van publieke ruimte veelal onderbelicht
blijven of enkel beperkt aan bod komen ( Van Bueren & Van Bohemen et al., 2012; Moentjens &
Lüdtke, 2013).
2.2.2. Veerkracht - een ruim begrip
Het veerkrachtprincipe wordt algemeen erkend als een vernieuwend theoretisch kader om met
verandering en onzekerheid om te gaan, ook binnen de ruimtelijke planning. De buigzaamheid
van het begrip zorgt er echter voor dat het, net als duurzaamheid, al gauw een containerbegrip
wordt volgens Tempels (2013).
De ecologische interpretatie van veerkracht verwerpt het bestaan van één enkel, stabiel
evenwicht, en erkent in de plaats het bestaan van meerdere evenwichten, en de mogelijkheid dat
systemen in alternatieve stabiliteitsdomeinen overgaan (Davoudi, 2012: Tempels et al., 2013).
Sociaal-ecologische veerkracht (ook wel evolutionaire veerkracht genoemd) stelt het idee van
evenwicht in vraag en gaat uit van het principe dat de systemen van die aard zijn, dat ze kunnen
veranderen doorheen de tijd met of zonder een extreme verstoring (Davoudi, 2012; Tempels et
al., 2013). Veerkracht is vanuit dit perspectief geen terugkeer naar een ‘normale’ toestand, maar
eerder het vermogen van complexe socio-ecologische systemen om te veranderen, zich aan te
passen en uiteindelijk te transformeren als reactie op spanning en stress (Carpenter et al., 2001;
Tempels et al., 2013).
2.2.3. Veerkrachtige watersystemen
Een belangrijk kenmerk van veerkrachtige watersystemen is dat er een zekere ruimte bestaat
voor de natuurlijke dynamiek van het water. Het herstellen van de veerkracht van watersystemen
past in de verandering in denken over het waterbeheer, die momenteel gaande is. De afgelopen
eeuwen is vooral gewerkt aan beheersing van het water, wat geleid heeft tot een afname van de
veerkracht van de systemen. Het beheersen van het water blijkt vaak te leiden tot een vicieuze
cirkel, waarin steeds opnieuw aanvullende maatregelen moeten worden genomen. Momenteel
wordt er gezocht naar alternatieven, waarbij er meer aandacht is voor de natuurlijke
eigenschappen van watersystemen. Water krijgt hierdoor een steeds belangrijkere plaats in de
ruimtelijke ordening (Remmelzwaak & Vroon).
De veerkrachtstrategie in het waterbeheer bestaat uit versterking van de veerkracht van het
watersysteem in de brede zin van het woord: het natuurlijke watersysteem met het menselijk
gebruik daarvan. Een veerkrachtig systeem herstelt na een verstoring. Hoe sneller herstel of
24
eventueel aanpassing verloopt, des te veerkrachtiger het systeem. Versterking van de veerkracht
van watersystemen vraagt op een aantal punten om verandering in denken, rekening houden met
natuurlijke dynamiek, die niet geheel voorspelbaar is. Het betekent accepteren dat niet alles altijd
en overal mogelijk is en leren omgaan met onzekerheid. Het betekent dat water meer is dan
alleen een hulpmiddel of belemmering voor economisch gewin. Veerkrachtige watersystemen
vragen dus aanpassing van de mensen die met het systeem te maken hebben (Remmelzwaal &
Vroon).
2.2.4. Duurzame wijken - een ruim begrip
Duurzame wijken, sustainable communities, ecowijken, ecovillages, ecopolis, ecoquartiers,
ecologische wijken etc. Er zijn heel wat begrippen voor wijkontwikkelingen en woonvormen die
meer de klemtoon leggen op bouwen volgens ecologische principes. Uit tal van verschillende
definities opgesteld door overheden, organisaties of individuen, die op zoek zijn naar een begrip
om mee te werken, blijkt dat er geen kant-en-klare definitie voor een duurzame wijk bestaat.
Duurzame wijken kunnen gekenmerkt worden door een brede integrale doelstelling. De invulling
hangt namelijk sterk af van haar locatie, onmiddellijke omgeving en daarop aansluitend: de
schaal. Een ecowijk kan gelegen zijn in een stadscentrum, aan de stadsrand, in een
plattelandsgemeente etc, maar deze diverse locaties houden onder andere een verschillend
voorzieningenniveau en verschillende bereikbaarheid in. Daarnaast kan het gaan om een wijk
van enkele tientallen inwoners tot grotere projecten met duizenden inwoners. Daarenboven hoeft
het niet om een nieuw uit de grond te stampen wijk te gaan: bestaand weefsel komt ook in
aanmerking om uit te bouwen tot een ecowijk, mits (grondige) renovatie- en aanpassingswerken.
Een combinatie van al deze verschillende factoren vraagt een aanpak op maat. Toch zijn er
ondanks deze variaties basisvoorwaarden die bij elke ecowijk in meer of mindere mate terug te
vinden zijn (Durnez, 2013). Een duurzame wijk staat synoniem voor een ecologische stedenbouw
die zich bezighoudt met het creëren van holistische ecologische condities om de biodiversiteit in
de bebouwde omgeving te behouden, de levenskwaliteit van zijn bewoners te verbeteren nu en
morgen, en daarmee ook doelstellingen heeft op het gebied van energiezuinig, sociale
toekomstwaarde en wellicht zelfs autarkie; dwars door verschillende schaalniveaus heen. (Van
Bueren, et al., 2012; Moentjens & Lüdtke, 2013).
Naargelang de context, schaal en specifieke noden gaan de klemtonen verschillen waardoor er
geen sprake kan zijn van de ideale duurzame wijk. Waar het finaal om gaat, is het zoveel mogelijk
vertalen van een holistische denkwijze in de praktijk. Dit betekent deelproblemen die zich
voordoen in een aantal domeinen die inherent met elkaar verbonden zijn, op een duurzame
25
manier (voor mens, milieu, economie, maar ook in tijd) integraal aan te pakken (Moentjens &
Lüdtke, 2013).
Tot nu toe had Vlaanderen vooral aandacht voor duurzaamheid op het niveau van het individuele
gebouw. Dat leidde tot maatregelen voor verbeterde isolatie (van daken, gevels en timmerwerk),
buffering en hergebruik van regenwater, of de installatie van alternatieve energiecomponenten
(zonnepanelen, warmtepompen, …). Vlaanderen is veel minder bezig met duurzaamheid op het
niveau van de wijk, de stad of de regio terwijl het wat dat betreft in een erg slechte startpositie
staat. Decennia van gebrek aan ruimtelijke ordening hebben onze gebouwde omgeving
gefragmenteerd. Die versnippering verslindt ruimte, materiaal en energie. Niettemin duiken de
eerste signalen van verandering op. Dankzij het initiatief van enkele vooruitstrevende overheden,
organisaties en ontwikkelaars staat vandaag voor het eerst een reeks duurzame wijkprojecten op
stapel. Daarmee begint Vlaanderen langzaam aan zijn inhaalbeweging op andere Europese
landen (Nederland, Duitsland, de Scandinavische landen, …) waar duurzame wijken al langer en
beter zijn ingeburgerd. Er lopen intussen ook verschillende initiatieven om instrumenten te
ontwikkelen voor de beoordeling van duurzaamheid op wijkniveau (Vandevyvere, 2009).
In het kader van dit onderzoek worden wijken in Vlaanderen onder loep genomen die streven
naar een holistische aanpak, waarbij getracht wordt om ecologische ambities, sociale
doelstellingen en economische leefbaarheid af te wegen tegen elkaar. De klemtoon van de
analyse ligt hierbij op water. Water is een primair en integrerend thema van ecowijken. Bijgevolg
wordt er getracht na te gaan wat de knelpunten en de mogelijkheden voor water zijn op
wijkniveau.
Robuustheid en veerkracht zijn begrippen volgens Durnez (2013) die in de context van duurzame
wijken vooral aansluiting vinden bij de ecologische inspanningen in een bepaald gebied. Die
vormen de basis voor een veerkrachtige, robuuste ruimte. In de huidige context is een robuuste
ruimte één die tegen de gevolgen van de klimaatveranderingen gewapend is. In de ruimtelijke
context is robuustheid een vrij recente term. Robuust wordt door Van Dale omschreven als 1.
sterk, stevig gebouwd; 2. flink, krachtdadig. Ruimtelijk geeft de term aan dat iets berekend is op
een bepaalde taak, toekomstbestendig is en richtinggevend voor andere ontwikkelingen of daar
een samenspel mee aangaat.
26
2.2.5. Duurzaam waterbeheer
Een van de belangrijkste milieurichtlijnen voor water is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW).
Deze verplicht de lidstaten om duurzaam met water om te springen (Van Eijk, 2002).
Een duurzaam waterbeheer streeft naar een optimale eerbiediging van de functies van de
watercyclus: de uitputting van de natuurlijke voorraden beperken, hun kwaliteit beschermen
(inclusief de lozing van afvalwater verminderen), aanvullen van de grondwatervoorraden en de
schade van overstromingen voorkomen. Daarom is het belangrijk dat men aandacht besteedt aan
het waterbeheer (hemelwater en afvalwater) in het woongebied en dat men leidingwater
weloverwogen gebruikt. Het watermetabolisme van de wijk omvat verschillende soorten stromen:
drinkwater, regenwater, grond- en oppervlaktewater, zwart en grijs afvalwater (Vandevyvere,
2009). Vroeger werden overstromingen structureel voorkomen via de constructies van dijken. Op
korte termijn biedt dit meestal een oplossing, maar vaak is op lange termijn gebleken dat deze
constructies geregeld falen. Bovendien is het onpraktisch, duur en niet duurzaam om de hoogte
van dijken te blijven verhogen bij toenemende overstromingen (kenyon et al., 2008; Bomans et
al., 2011). Waar problemen van waterbeheer vroeger een louter technisch gegeven waren,
maken ze nu deel uit van een complex proces (duurzaam waterbeheer) met vele betrokken
stakeholders en instellingen (Bomans et al., 2011).
Duurzaam waterbeheer betekent meer water vasthouden en schoonhouden, ook in en om de
bestaande wijken. Het doel hiervan is het verbeteren van de milieukwaliteit en een verhoging van
de kwaliteit van de woonomgeving. Duurzaam waterbeheer betekent nadrukkelijk ook het
verhogen van de betrokkenheid van mensen bij een andere omgang van water (Van Eijk, 2002).
27
2.3. Klimaaturgentie in Vlaanderen
Duurzaam waterbeheer wint aan belang, ook in het beleid vanuit Europa door de toenemende
urgentie. De doelstellingen binnen de Europese overstromingsrichtlijn, de Kaderrichtlijn Water en
de vertaling hiervan naar het decreet Integraal waterbeheer op Vlaams niveau duiden erop dat
‘water’ als ruimtelijk element een sterker sturend/ordenend karakter krijgt (Bomans et al., 2011)..
In de ESPON ‘Climate study: climate change and territorial effects on regions and local
economies’ wordt al een tipje van de sluier gelicht, wat urgentie betreft (Greiving, 2011). De
resultaten voor Vlaanderen zijn zorgwekkend, want als de uitgevoerde benchmarks vergeleken
worden met die van de rest van Europa, blijkt dat een groot deel van Vlaanderen een hoge
negatieve impact zal ervaren. Voornaamste verklarende factoren hiervoor zijn de grote
bevolkingsdichtheid en bebouwingsdichtheid enerzijds, en de grote risico op schade door
overstromingen, vooral vanuit de zee anderzijds. Dit maakt dat het schadepotentieel hoog is, veel
hoger dan in andere delen van Europa. Ook het IPCC duidt Vlaanderen aan als ‘Climate Change
Hotspot’ (Otterman et al., 2012). Verklarende factoren zijn de grote hoeveelheid aan mensen en
aan bebouwing die aanwezig is in het risicogebied. Enerzijds zullen we in Vlaanderen droogte
moeten voorkomen dit impliceert een duurzaam beheer van de watervoorraden en het
garanderen van een duurzame watervoorziening. Anderzijds zullen we in Vlaanderen
overstromingen moeten tegengaan met de principes: vasthouden, bergen en afvoeren. Alleen dit
laatste is echter niet voldoende.
2.3.1. Uitdaging 1 : Verandering in Landgebruik & Verstedelijking
In Vlaanderen stellen zich drie specifieke uitdagingen. Een eerste ligt in de druk van de
verstedelijking. De afwezigheid van natuurlijke barrières, de aanleg van verschillende en
omvattende transportinfrastructuren over het hele territorium en een, tot voor kort, veeleer zwak
ruimtelijk ordeningsbeleid hebben in Vlaanderen een bijzonder verspreide verstedelijkingsvorm
opgeleverd (De Meulder, 1999; Grosjean, 2010; Nolf et al., 2012). Terwijl oudere vormen van
nederzetting een begrip/intelligentie en een optimalisatie van watersystemen weerspiegelen,
lijken meer recente ontwikkelingen los te staan van de onderliggende hydraulische structuur. Zo
is een aanzienlijk deel van wegen en huizen gelegen in overstromingsgevoelige gebieden (Van
Orshoven, 2001; Nolf et al., 2012). Omgekeerd heeft de verspreide vorm van verstedelijking een
duidelijke impact op de watercyclus. De kilometerslange wegen met hun ondoordringbare
28
oppervlak, maar ook de extensieve watervoorziening en sanitaire infrastructuur die veel
onderhoud eisen zijn hierdoor een uitdaging.
Verharding van de bodem, of ook wel bodemafdichting genoemd, is een verstorende factor in de
waterbalans. Het zorgt ervoor dat grondwatervoorraden niet worden aangevuld.
Infiltratiecapaciteit wordt gereduceerd, waardoor regenwater versneld wordt afgevoerd naar de
waterlopen en uiteindelijk de zee. Het zijn vooral gebouwen en de transportinfrastructuur die
bijdragen aan bodemafdichting (De Meyer et al., 2011). Onderzoek toont aan dat Vlaanderen een
afdichtingspercentage kent van 12,9% ofwel 175 967 ha (De Meyer et al., 2011). De sterkste
bodemafdichting is te vinden nabij Brussel, Antwerpen en Gent.
Het type landgebruik speelt een rol in het functioneren van het watersysteem. Het landgebruik
bepaalt immers in sterke mate de capaciteit van het land om water vast te houden, te bergen of
af te voeren. Een verandering in landgebruik heeft invloed op het watersysteem. Belangrijke
landgebruiksveranderingen die een effect hebben op de waterhuishouding naast urbanisatie zijn
intensivering van landbouw, bebossing en ontbossing en drainage van natte gronden (De Roo
et al., 2003; Bomans et al., 2011).
Figuur 3: Ruwe bodemafdichtingskaart voor Vlaanderen en Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Bron: De Meyer et al., 2011.
29
Dat landgebruiksveranderingen een impact hebben op overstromingen wordt echter niet door
iedereen bevestigd. Zo vonden Naef et al. (2002) dat landgebruiksveranderingen als maatregel
tegen overstromingen enkel effectief zijn in gebieden met snelle en intensieve runoff. Tu et al.
(2005) onderzochten de historiek van overstromingspieken van de Maas in relatie tot de
historiek van landgebruiksveranderingen. Hun resultaten toonden aan dat niet zozeer de
landgebruiksveranderingen – zoals urbanisatie en intensivering in de landbouw – maar wel de
klimaatsverandering het aantal overstromingen heeft vergroot. Nochtans stellen McColl en
Aggett (2007) dat meerdere studies aangetoond hebben dat een toename van verharde
oppervlakten leidt tot een toename in oppervlakte-runoff, een hogere frequentie in
overstromingen, een wijzigende geometrie van de rivier door erosie en een degradatie van
aquatische fauna en flora. Ook vonden Sullivan et al. (2004) een verband tussen de toename
van overstromingen en intensivering in de landbouw en urbanisatie. Ze benadrukken dan ook
dat een sterkere bewustwording nodig is over de impact die kleinschalige beslissingen over
landgebruik kunnen hebben op grootschalige hydrologische veranderingen.
2.3.2. Uitdaging 2: Het stijve karakter van het watersysteem
Een tweede uitdaging ligt in het stijve karakter van het watersysteem. Zwaar gemanipuleerd door
militaire, transport, landbouw en productieve doeleinden, is het Vlaamse watersysteem door de
geschiedenis geleidelijk geëvolueerd naar een complex en ingesloten netwerk/circuit. Geleid door
een ideaal van controle, werd de domesticatie van het watersysteem synoniem met rechttrekken,
indijking en inbuizing van waterlopen van alle categorieën (Berlamont, 2001; Nolf et al., 2012).
Geconfronteerd met de impact van veranderende landgebruiken en klimaatverandering, lijkt het
watersysteem veel van zijn flexibiliteit en zelfregulerende capaciteit te hebben verloren.
2.3.3. Uitdaging 3: De Versnipperde institutionele structuur van het
waterbeheer
Een derde uitdaging ligt in de versnipperde institutionele structuur van het waterbeheer. In
tegenstelling tot in Nederland, waar de technische uitdagingen tot een collectieve,
gecoördineerde en geïnstitutionaliseerde aanpak van waterkwesties hebben geleid (Hooimeijer,
2005; Nolf et al., 2012), is het waterbeheer in Vlaanderen verdeeld over een veelheid aan spelers.
Naast de reeks van rivierbeheerders per categorie, de gemeenten, de provincies, de VMM en
een deel van de Vlaamse polders en wateringen die verantwoordelijk zijn voor de niet-bevaarbare
waterlopen, zijn er ook de regionale agentschappen W & Z en De Scheepvaart die
30
verantwoordelijk zijn voor de bevaarbare waterwegen. In totaal zijn meer dan 400 Vlaamse
instellingen betrokken bij het waterbeheer, vaak met verschillende culturen, belangen en
prioriteiten. Dit leidt tot ongecoördineerde en soms tegenstrijdige beleidsvisies (Claes, 2013).
2.3.4. Vlaams Decreet Integraal Waterbeleid (2003).
Als antwoord op de Vlaamse uitdagingen (zie sectie 2.3.1., 2.3.2., 2.3.3.) en om te voldoen aan
de Europese eisen, heeft het Vlaamse gewest in 2003 het Decreet Integraal Waterbeleid
aangenomen. Het focust op een integraal, preventief en gedecentraliseerde aanpak en wordt in
de praktijk omgezet via een aantal verschillende instrumenten.
Het belangrijkste instrument van het integraal waterbeleid is de Watertoets, een beoordeling
verbonden aan de vergunningsprocedure voor nieuwbouw of verkavelingen. Het beoogt te
voorkomen dat (meer) ontwikkelingen plaatsvinden in overstromingsgevoelige gebieden en zorgt
daarnaast dat schadelijke effecten van nieuwe constructies en verkavelingen op het
watersysteem vermeden of gecompenseerd worden. Gericht op het individueel perceel, legt het
maatregelen voor opslag, hergebruik, infiltratie en afgekoppelde afvoer van regenwater op. Naast
de watertoets, zijn er de (deel)-bekkenbeheerplannen. Deze zijn gericht op de riviervallei zelf. Ze
eisen allemaal een coherente visie voor de verschillende functies van water per rivierbekken. Hier
wordt ruimte voor de rivier toegewezen door het vrijhouden van de oeverzones, door de projecten
van hermeandering of door de aanleg van gecontroleerde overstroombare gebieden. Tussen het
individueel perceel en de riviervallei bestaan er een aantal ‘Codes van goede praktijk’, uitgewerkt
in het kader van het Vlaamse milieuvergunningsdecreet VLAREM. Gericht op het stedelijk gebied
en bedoeld voor ingenieurs en bestuurlijke technische diensten, geven ze aanbevelingen over
afgekoppelde riolen, grachtenstelsels, hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen (VMM 1996 -
2004) (Nolf et al., 2012).
Opmerkelijker wijze gaan alle verschillende beleidsmaatregelen in eenzelfde richting: meer ruimte
voor water. Niettemin blijven ze tot nu toe nogal ongecoördineerd. Een andere moeilijkheid is dat
deze maatregelen water ook op de zeer omstreden scene van ruimtelijke ordening brengen. Dit
wordt nog uitdagender in het bijzonder fijnmazig en gefragmenteerd territorium van Vlaanderen,
waar elke beslissing een hele reeks belanghebbenden betrekt. In een tijd waarin lokale macht en
burgergroepen steeds meer invloed hebben (Meyer, 2007), moet het project van meer ruimte
voor het water tal van barrières van achterdocht en weerstand overwinnen (Nolf et al., 2012).
31
2.3.5. Naar een Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV)
Op 30 november 2016 werd het Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen goedgekeurd, een
belangrijke nieuwe formele stap op weg naar het BRV, de opvolger van het Ruimtelijke
Structuurplan Vlaanderen. In dit nieuwe beleidsdocument zal klimaatverandering wel expliciet als
uitdaging naar voor komen (www.ruimtevlaanderen.be, geraadpleegd december 2016). Op 4 mei
2012 keurde de Vlaamse regering het Groenboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen goed. Het
Groenboek impliceerde reeds een aantal belangrijke klimaat gerelateerde thema’s, zoals:
‘veerkracht versterken’, ‘schokken opvangen’, ‘spons voor de klimaatverandering’, ‘blauw-groene
dooradering’, ‘efficiënter en multimodaal gebruik van infrastructuren’ en ‘ruimte voor
energietransitie’. Het feit dat de planhorizon verruimd werd tot 2050, biedt nu de kans om meer
aan langetermijnplanning te doen en een concreter pad uit te tekenen voor een echte radicale
omslag naar een klimaatbestendig ruimtelijk beleid.
In kader van het Witboek en het uiteindelijke Beleidsplan Ruimte, wil het Vlaamse Departement
Ruimtelijke ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed geschikte handelingsstrategieën ontwikkelen
om met een effectief ruimtelijk beleid bij te dragen aan o.a. een klimaatbestendig Vlaanderen.
Input leveren om de strategieën te ontwikkelen is het hoofddoel van deze onderzoeksopdracht.
Omdat klimaatverandering een complex fenomeen is, is ervoor gekozen om in hoofdzaak te
focussen op drie klimaatambities.
Tabel 1: klimaatambities 2050. Bron: Rapport klimaatbestendig Vlaanderen, 2012.
2.3.6. Omgaan met neerslag: droogte en wateroverlast
Neerslagverandering varieert tussen droogte en wateroverlast. De aanvoer van water wordt
penibel naarmate rivierafvoeren lager worden en er vaker aanhoudende periodes van droogte
zullen voorkomen. Er wordt verwacht dat dit vaker zal voorkomen in de zomer. Het merendeel
van de klimaatscenario’s tonen een daling van de gemiddelde zomerneerslag voor Vlaanderen
http://www.ruimtevlaanderen.be/
32
(Ntegeka & Willems, 2008). De verlaging van zomerse rivierdebieten zal variëren tussen de 20%
en 70% tegen het einde van de 21e eeuw. Daardoor nemen de kansen op watertekort toe en
bijgevolg is kans op droogte groot (Brouwers et al., 2009). Wateroverlast kan veroorzaakt worden
door intense regenbuien, rivieroverstromingen of kustoverstromingen. Winterneerslag wordt
verwacht toe te nemen in het Belgische ‘midden/ natte’ klimaatscenario tegen 2100, resulterend
in mogelijks een toename in de overstromingsfrequentie en overstromingsoppervlakte (Brouwers
et al., 2009). Er wordt verwacht dat piekbuien heviger worden en onder de invloed van
klimaatveranderingen frequenter zullen voorkomen. Dit leidt vooral in beekdalen en stedelijke
gebieden tot wateroverlast en daarbij speelt de inrichting van gebieden een grote rol. Naast
intensiteit van de neerslag is de mate van verharding en de buffercapaciteit van het systeem van
groot belang. Er zijn aanwijzingen dat de intensiteit van de zomerse buien reeds is gestegen over
de afgelopen eeuw (Willems, 2009a; De Sutter, 2011). Wat het effect van klimaatverandering op
frequentie en intensiteit van extreme neerslag zal zijn is nog niet helemaal duidelijk. Er zijn
aanwijzingen dat de intensiteit van de zomerneerslag toeneemt (tot 30% toename van de dag-
neerslag in het meest ongunstige scenario).
Door hevige neerslag veroorzaakte wateroverlast is nu al aan de orde en ontstaat vooral door
plaatselijke factoren (verstoppingen, slecht ontwerp, te veel verharding). Daarom is het verstandig
om bij nieuwe verstedelijking rekening te houden met voldoende waterberging.
Tot slot is er ook in Vlaanderen sprake van zeespiegelstijging die naar verwachting tegen het eind
van de eeuw gestegen is met 60 tot 90 cm en in het ergste scenario zelfs tot 200 cm (Van den
Eynde et al., 2008).
2.4. Water-Sensitive Urban Design
Eén van de belangrijkste elementen van een duurzaam ontwerp is effectief waterbeheer dat de
natuurlijke kringloop nabootst. De tools en technieken die gebruikt worden om dit doel te bereiken
worden vaak aangeduid in globale wetenschappelijke literatuur als Water-Sensitive Urban Design
(WSUD). Om uit te zoeken in het kader van dit onderzoek wat WSUD is en wat ermee bereikt kan
worden werd Louise Clarke geïnterviewd. Louise Clarke heeft geruime tijd onderzoek verricht
naar WSUD en duurzaamheid in Londen alsook naar de implementeerbaarheid van WSUD in
Londen (zie appendix I).
Clarke (persoonlijke mededeling, 25 november 2016) verklaart dat WSUD een aanpak van
waterbeheer is in stedelijke gebieden. Het omvat alle aspecten van de watercyclus: regenwater,
smeltende sneeuw, afvalwater, drinkwater en natuurlijk zoet water. WSUD tracht de verstoorde
33
waterbalans te herstellen, door water van in het begin te betrekken in het planproces. Clarke stelt
ook dat de voornaamste uitdagingen zich zullen stellen op schaal van de steden. Water-sensitieve
steden zijn de uitkomst en WSUD is het proces. Aan de hand van onderstaande best practices
trachten we in sectie 2.4.4. te besluiten wat de succesfactoren van WSUD zijn.
2.4.1. Referentieproject 1: Lynbrook Estate, Melbourne
Figuur 4: Ontwikkeling van Lynbrook Estate, Melbourne. Bron: Dzedins, 2012.
2.4.1.1. Lynbrook Estate, Melbourne
Eén van de eerste toepassingen van WSUD bij residentiële projecten was Lynbrook Estate, een
vernieuwend greenfield project in Australië. Lynbrook Estate ligt ongeveer 35 km ten Zuidoosten
van Melbourne in de grote groeicorridor van de stad. Het was een pilootproject van Melbourne
Water om te testen en te demonstreren wat de toepasbaarheid en de effectiviteit van WSUD bij
regenwater behandeling was. De werken begonnen in 1999 en bedekten een gebied van 32 ha
waaronder 270 volkstuinen en publieke open ruimte (Maksimovic et al., 2015). De belangrijkste
doelstellingen van WSUD bij Lynbrook Estate zijn volgens Dzedins (2012):
34
● De natuurlijke watersystemen te beschermen en te verbeteren binnen een stedelijke
context met het behoud van de natuurlijke afwaterings-ecosystemen, zoals het resterende
deeltje van de Red Gum bossen.
● Een behandeling voor het regenwater te integreren in het landschap door het opnemen
van een meer en wetlands in het ontwerp die schoonheid en recreatieve mogelijkheden
toevoegen voor de bewoners.
● De waterkwaliteit beschermen door schadelijke stoffen weg te filteren uit het regenwater
voor het infiltreert en verder opgenomen wordt in de natuurlijke watersystemen.
● De hoeveelheid regenwater die wegvloeit van het vastgoed te beperken door drainage
systemen te adopteren zoals grasgeulen in plaats van betonnen goten en leidingen,
waardoor het water terug in de bodem kan worden geabsorbeerd.
● De voordelen van regenwater- en waterwegenmanagement te bevorderen door de
gemeenschap te betrekken zoals de lokale bewoners, scholen en geïnteresseerde
maatschappelijke groepen bij de initiatieven die er genomen zijn inzake WSUD.
Figuur 5: Bioinfiltratie systemen (links) en artificiëel wetland (rechts) in Lynbrook Estate. Bron: Maksimovic et al., 2015.
35
2.4.1.2. Wat kunnen we leren van Lynbrook Estate?
Over het algemeen wordt dit WSUD project gezien als een groot succes. Vooral de samenwerking
van alle betrokken partijen was toonaangevend. De positieve technische en commerciële
prestaties beïnvloedden het toenemende vertrouwen van de gemeenschap en lokale autoriteiten
in WSUD .
Het is een demonstratie van een effectieve combinatie van verschillende technieken voor
regenwater behandelingen. Het duidt op het belang van de bewustwording en het opbouwen van
kennis tussen lokale overheden om tekorten op vlak van waterbeheer binnen steden te kunnen
aanpakken en WSUD verder toe te passen (Maksimovic et al., 2015).
2.4.2. Referentieproject 2: Trabrennbahn Farmsen, Hamburg
Figuur 6: Ontwikkeling van de Trabrennbahn Farmsen. Bron: Hoyer et al., 2011.
2.4.2.1. Trabrennbahn Farmsen, Hamburg
De woonwijk Trabrennbahn Farmsen is gesitueerd in het noordoosten van Hamburg en heeft
reeds een lange voorgeschiedenis. In de 19de eeuw stond de plaats bekend als steenfabriek.
36
Het gebied werd omgevormd tot een paardenracebaan van 1911 tot 1976. Gedurende die tijd,
was het gebied een nationale attractie. Met de afname van de populariteit van het paardenrennen,
lag de racebaan er verlaten bij en werd het lang niet gebruikt. Als gevolg van deze langdurige
leegstand maakte de natuur er terug haar opmars en groeide het gebied uit tot een plaats van
hoge ecologische waarde (Fibich & Mertins, 2000). In 1992 werd er een wedstrijd voor de
herontwikkeling van het gebied uitgeschreven. Het planningsteam PPL (stedenbouw en
architectuur) en L+O Dresel-Gurr-Herbst (landschapsarchitectuur) won deze wedstrijd. Het
uiteindelijke landschap en water concept werd ontworpen door Kontor Freiraumplanung. De
woongebouwen werden gerangschikt op een ovale wijze, een verwijzing naar de voormalige
paardenracebaan. Het centrale gedeelte van de wijk blijft vrij en wordt niet verder ontwikkeld
zodat de ecologische waarde van het gebied niet verloren gaat. Het hele gebied is ontworpen als
een voetgangersgebied (Hoyer et al., 2011). Een promenade verbindt de gebouwen van de
binnenste en buitenste ovale baan. Parallel aan deze promenade liggen er lineaire waterkanalen
(FHH, 2005). Het project ligt tussen de waterlopen van Wandse, Berner Au en Osterbek. De
bodem van de omgeving is gekenmerkt door weinig infiltratie capaciteit. Daarom besloten de
planners om een open watersysteem voor het regenwater te implementeren in het design, de
vorm van dit open watersysteem reflecteert de vorm van de renbaan. Al het regenwater van de
straten en de daken wordt verzameld in dit systeem. Dit systeem bestaat uit grasgeulen van twee
meter breed, gevormde regenwaterkanalen en twee retentievijvers. Watercollectie begint bij de
buitenste cirkel waar het water wordt verzameld in de geulen. De regenwaterkanalen verzamelen
vervolgens al het water uit de geulen. Stuwen in de kanalen zorgen voor stabiele waterstanden.
Wanneer het water hoger is dan de hoogte van de stuwen wordt het overtollige water naar de
centrale retentievijvers geleid. Overloop van deze vijvers gaat naar de ontvangende natuurlijke
waterlichaam Hopfengraben en zo zuidwestelijk naar de Osterbekstroom gebracht. Het
ecologische ontwerp ondersteunt het vasthouden van water en biotopen dienen als de initiële
behandeling van het regenwater van straten en daken. (FHH, 2005).
37
Figuur 7: Schema van het drainagesysteem te Trabrennbahn, Farmsen. Bron: Hoyer et al., 2011.
2.4.2.2. Wat kunnen we leren van Trabrennbahn Farmsen
Trabrennbahn Farmsen laat zien hoe stedenbouw en waterbeheer hand in hand kunnen gaan en
samen kunnen streven naar een duurzame en leefbare oplossing voor een wijk. Het hoogtepunt
van dit ontwerp is flexibiliteit en variatie. Betonnen randen gaan over in zachte natuurlijke vormen,
elk gekoppeld aan het gebruik en het karakter van de ruimte. Wanneer mensen rondlopen in de
wijk ervaren ze steeds de veranderende omgeving van een dichte stedelijke omgeving tot open-
quasi-landelijke omgeving. Wat net zo belangrijk is dat de wijk het regenwater uitstekend beheert
aangepast aan de lokale omstandigheden zoals de permeabiliteit van de bodem en de
hellingsgraad van het project. Het project demonstreert ook mooi de verschillende vormen en
maten van de technieken die gehanteerd worden voor het regenwaterbeheer. Bovendien is het
goede aan dit ontwerp dat het omliggende gebied en de context mee in rekening wordt gebracht,
waardoor het ontwerp niet saai is maar net gevarieerd in vorm, breedte, diepte en
landschapsarchitectuur (Hoyer et al., 2011). Het ontwerp van het project won twee prijzen:
Ontwerp van het jaar 1997 en de Duitse prijs voor stedelijke ontwikkeling in 1998 (FHH, 2007).
38
2.4.3. Referentieproject 3: Hunter’s Point South Waterfront Park
Figuur 8: Ontwikkeling van Hunter’s Point South Waterfront Park. Bron: Landezine, 2014.
2.4.3.1. Hunter’s Point South Waterfront Park
Hunter’s Point South Waterfront Park is fase één van een groter masterplan dat de transformatie
omvat van 30 hectare postindustriële waterkant aan de East River in Long Island City en is het
grootste betaalbare residentiële project in New York sinds 1970. Omringd door water aan drie
kanten, Hunter’s Point South is een nieuw model van stedelijke ecologie en een laboratorium voor
innovatieve duurzame ontwerpen. Het ontwerp van het park en de open ruimte is een
samenwerking tussen Thomas Balsey Associates and WEISS/MANFREDI met ARUP als eerste
infrastructuurontwerpen.
Hunter’s Point South Waterfront Park is geëvolueerd van een moerassig wetland naar een
gedraineerd ontwikkelingsgebied en geëvolueerd van een zachte kustlijn naar een verstevigde
waterkant. Het ontwerp bevat talrijke groene initiatieven en het transformeerde een strategisch,
maar verlaten waterfront naar een nieuw stedelijk ecologisch paradigma. De essentie van het
park is een technologisch en ecologisch systeem, geïmplementeerd om niet-hernieuwbaar
stroomverbruik te minimaliseren, een gezonde en productieve omgeving te creëren, om de
watercyclus te bewaren en te beschermen en om het onderhoud en de operationele praktijken te
optimaliseren (Landezine, 2014). Een nieuwe multifunctionele groene ovaal definieert het
grootste gedeelte van de site en biedt een uitzicht direct over de rivier naar Manhattan. Tijdens
de conceptuele ontwikkeling van het park wisten de ontwerpers dat ze een belangrijke kans
kregen om het stedelijke vraagstuk over veerkracht aan te pakken, dus het park werd zo
ontworpen dat het stormvloeden en overstromingen kon verwerken. In de sterk gestructureerde
gebieden, is het park gebouwd om snel water te kunnen afvoeren terwijl sommige gebieden
boven het water zijn aangelegd. Aan de zuidkant van het park is er een moeras dat opgebouwd
39
is uit inheemse plantensoorten die zoutwateroverstromingen kunnen weerstaan en in combinatie
met een rip rap edge voorkomen de planten ook erosie (Buesking, 2014).
Dat het park veerkrachtig is, is reeds bewezen. Tijdens de orkaan Sandy, stond zo goed als heel
het