Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede
Voor contact of vragen: [email protected]
ACHTERGROND: De coach van
Eurosped TVT heeft geconstateerd dat zijn
speelsters de laatste periode niet meer beter
presteren tijdens de metingen op
spronghoogte. Hij geeft aan dat hij denkt
dat de speelsters op een plateau zitten. Na
analyse van de huidige training en
literatuurstudie is besloten voor 6 weken
een nieuw krachttrainingsschema te
integreren.
DOEL: Onderzoeken of er na 6 weken
trainen met dit schema verandering is
opgetreden in de prestaties van de
speelsters, betreffende de spronghoogte en
het sprongvermogen.
METHODE: De onderzoekspopulatie
bestond uit 11 volleybalspeelsters die
deelnemen aan het hoogste niveau volleybal
in Nederland, de Dela Eredivisie. Een week
voor de training heeft er een nulmeting
plaatsgevonden. Hierbij is het
sprongvermogen bepaald met behulp van de
MR. Cube & is de hoogte van zowel
de aanvalssprong als de bloksprong bepaald
met de Vertec Jump. Na 6 weken trainen heeft
er een eindmeting plaatsgevonden, waarna de
meetgegevens met elkaar vergeleken zijn.
RESULTATEN: Van de 11 speelsters zijn er
uiteindelijk 6 vergeleken voor het bepalen van
de resultaten. Voor alle drie variabelen heeft er
een positieve verandering plaatsgevonden. Het
vermogen (P) per kilogram is gemiddeld
toegenomen met 0.8844 watt (p=0.249). Bij de
bloksprong is men gemiddeld 1 cm hoger gaan
springen (p=0.083) en bij de aanvalssprong is
dit gemiddelde 1.33 cm(p=0.157).
CONCLUSIE: Dit onderzoek kan niet
aantonen dat de training op zichzelf het
verschil heeft gemaakt. Echter is er een
aantoonbare positieve verandering in de
meetresultaten na de trainingsinterventie van 6
weken. Het is dan ook aan te raden in de
toekomst het onderzoek op grotere schaal te
herhalen.
SPRONGPRESTATIE VERBETEREN
Improving Jump Performance in Volleybal
Hijink G., Plomp S., Lanfer R. and Hueting T.
Studenten Fysiotherapie
Hogeschool Saxion, Enschede, Nederland
Samenvatting
Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede
1
De coach van Eurosped TVT heeft
geconstateerd dat zijn speelsters de laatste
periode niet meer in spronghoogte vooruit lijken
te gaan. Hij geeft aan dat de speelsters op een
plateau lijken te zitten. Gevraagd is of er een
manier is om dit plateau te doorbreken.
Binnen het volleybal bestaat maar liefst 50%
van de explosieve activiteiten uit sprongen1,
gemiddeld komt dit voor een speelster neer op
22 sprongen per set met een maximum van 36
sprongen2. Sprongen hebben als doel aan te
vallen of te verdedigen. De zoektocht naar een
methode om het sprongvermogen bij speelsters
te verbeteren is daarom niet vreemd.
Zodra een speelster de intentie heeft een sprong
te maken, wordt dit vanuit de primaire
motorische cortex aangestuurd. Via
zenuwbanen bereiken signalen de
motorneuronen die hierna de spiervezels
activeren, wat leidt tot beweging3,4
. Als men
zich puur en alleen richt op het springen, blijkt
dat atleten met een hoog percentage Fast Twitch
(FT) vezels meer explosieve kracht genereren,
oftewel meer vermogen. Dit vermogen is
belangrijk voor de prestaties bij de Vertical
Jump5. Vermogen wordt bepaald door de
formule: Vermogen (P) = Kracht in Newton(F)
* Snelheid in meter per seconde (V)4.6
.
Omdat de snelheid waarmee een speelster
gewicht kan verplaatsen genetisch lijkt bepaald,
is kracht een belangrijke factor om het
vermogen te doen laten toenemen4.
Tevens speelt de Short Stretching Cycle
(SSC) een belangrijke rol. De SSC is een
actieve excentrische beweging gevolgd door
een onmiddellijke contractie van dezelfde
spier5. Tijdens deze contractie worden
meerdere motorunits gerekruteerd7. Hierbij
komt de bij de excentrische beweging
opgeslagen energie vrij tijdens de contractie8.
Vrouwen gebruiken 90% van deze energie,
terwijl mannen slecht 50% van deze energie
gebruiken9.
Plyometrische oefeningen worden
gedefinieerd als excentrische belasting direct
gevolgd door een concentrische contractie,
met als doel neuromusculaire adaptatie van de
stretch reflex (SSC), elasticiteit van de spieren
en Golgi peessensoren7.
Om het sprongvermogen bij de speelsters van
Eurosped TVT te trainen is daarom gekozen
voor de combinatie van krachttraining met
plyometrisch trainen. Uit literatuurstudie is
gebleken dat beide trainingsvormen een
positief effect hebben op het
sprongvermogen10,11,12,13,14
. In dit onderzoek
is gekeken of het bij Eurosped TVT nieuw
geïntegreerde krachttrainingsschema, waarin
kracht en plyometrische oefeningen zijn
gecombineerd, kon bijdragen aan een
positieve verandering van de spronghoogte en
het sprongvermogen bij de speelsters.
Inleiding
Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede
2
Het gekozen trainingsprogramma is tot stand
gekomen na analyse van de huidige training en
een combinatie tussen de literatuurstudie en de
omgang met financiële en praktische
beperkingen.
Onderzoeksvraag
De hoofdvraagstelling voor het onderzoek:
Is er na het 6-weekse krachttrainingsprogramma
verandering opgetreden bij het sprongvermogen
en de spronghoogte bij de A-selectie
volleybalsters van Eurosped TVT?
Methode Onderzoekspopulatie
Alle proefpersonen die voor het onderzoek
werden geïncludeerd, volleyballen op het
hoogste niveau bij Stichting Topvolleybal
Twente Eurosped. De vrouwelijke
proefpersonen waren tijdens het onderzoek
tussen de 18 en 26 jaar en trainden gemiddeld 5
keer per week.
Proefpersonen met klachten aan het
bewegingsapparaat werden uitgesloten van het
onderzoek maar hebben wel deelgenomen aan
de training. Alle proefpersonen werden
mondeling en schriftelijk geïnformeerd over het
onderzoek en tekenden een informed consent.
Onderzoeksmethode
Er is gekozen voor de Counter Movement Jump
(CMJ), omdat dit één van de meest gebruikte
testvormen is. De CMJ is vergelijkbaar met de
sprong bij volleybal en geeft betrouwbare en
reproduceerbare waarden15
.
Bij de CMJ werd de sprong voorafgegaan
door een inveerbeweging (excentrisch-
concentrisch) en werd uitgevoerd zonder
arminzet, de handen werden in de zij
geplaatst.
Voor een gestandaardiseerde uitvoering is
gebruik gemaakt van een vooraf opgesteld
protocol, waarbij 3 stations beschreven
werden. Station 1 bestond uit het invullen
van een informed consent, het noteren van
leeftijd, het meten van gewicht, meten van
het vetpercentage18
en het meten van de
reikhoogte van twee armen in stand. Station
2 bestond uit het uitvoeren van één CMJ
testsprong en één serie van vijf CMJ’s. Met
behulp van de MR Cube16,17
werden de
prestaties van deze 5 sprongen gemeten en is
uiteindelijk het vermogen (P) per kilogram
bepaald.
Bij de uitvoering werd gebruik gemaakt van
een band om het bekken waar het koord van
de MR Cube aan bevestigd zat. De
proefpersonen plaatsten de voeten tijdens de
CMJ binnen een afbakening op de grond van
42 cm x 57 cm, zodat grote verplaatsing niet
mogelijk was. Tussen de sprongen zat een
rusttijd van 5 seconden.17
Bij Station 3 is er de gestandaardiseerde blok
en aanvalssprong test van Eurosped TVT
gebruikt om de spronghoogtes van de
proefpersonen te meten. Om deze hoogtes te
meten is er gebruik gemaakt van de Vertec
Jump19
. Deze is in eigen beheer van Eurosped
TVT.
Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede
3
Het onderzoek werd uitgevoerd door vier
onderzoekers, die steeds bij hetzelfde station
gegevens noteerden.
Trainingsmethode
Het trainingsprogramma is opgesteld voor
een periode van 6 weken, waarin op de
maandag en donderdag een uur en een
kwartier getraind werd. De periode startte aan
het begin van het seizoen en eindigde
halverwege het seizoen. Elke training begon
met een niet gestandaardiseerde, uitgebreide
dynamische warming-up van 10 minuten,
onder leiding van continu dezelfde
onderzoeker. Vervolgens volgde een
krachtcircuit die driemaal werd herhaald met
aansluitend een gezamenlijke plyometrische
training.
Krachtcircuits
De krachtoefeningen werden verwerkt in
twee circuits20
(Figuur 1). De speelsters
werden in twee groepen verdeeld, zodat alle
speelsters per week elk circuit eenmaal
konden afwerken (Figuur 2).
Plyometrie
De plyometrische trainingen waren voor
beide groepen hetzelfde. Tijdtechnisch en op
basis van literatuur is gekozen voor een
viertal oefeningen8,11
. In week 1 tot en met 4
werden op maandag de cone hops uitgevoerd
en op de donderdag de split jumps.
Dit betekende dat de speelsters elke training 3
plyometrische oefeningen uitvoerden. Vanaf
week 5 werden elke training alle 4
plyometrische oefeningen uitgevoerd (Figuur
3).
Intensiteit en opbouw
Om te zorgen dat er geen gewenning kon
ontstaan, werd elke 2 weken de intensiteit van
de circuits verhoogd. Dit gebeurde door de
arbeidsrustverhouding te veranderen (Figuur
4), maar ook door het toevoegen van gewicht
bij een aantal oefeningen. Het toevoegen van
gewicht gebeurde na inzicht van de
onderzoekers. Technische uitvoering en
feedback van speelsters werden nauwlettend
in de gaten gehouden om het risico op
blessures te minimaliseren. Om het juiste
trainingsgewicht voor de Barbell back squat
te bepalen is in week 0 een 1RM-Meting21
uitgevoerd.
De plyometrische training werd verzwaard
door het toevoegen van sets (Figuur 3) en
ook werd de hoogte bij de Box jumps
aangepast. De hoogte werd per speelster met
een turnmat van 6 cm aangepast wanneer
deze 8 foutloze sprongen kon maken op de
huidige hoogte. Elke speelster begon op een
hoogte van 60 cm. Sommige speelsters
wisten uiteindelijk een hoogte te halen van
102 cm. De rust tussen de sets was 1 minuut
en 2 minuten tussen de oefeningen.
Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede
4
Circuit A Gewicht.
Barbell back squat. 60-80% van 1RM.
Burpee. Lichaamsgewicht.
TRX row. Lichaamsgewicht.
Walking lunges (Medicine Ball).
Lichaamsgewicht & Medicine Ball 4kg.
Jumping jacks. Lichaamsgewicht
Tempo rope skips Lichaamsgewicht
Bent over barbell row. 10 kg.
Shoulder press. 10 kg.
Circuit B Gewicht.
Dumbell thrusters. 5-7kg.
Push ups. Lichaamsgewicht.
Bulgarian split Squats. (L+R)
Lichaamsgewicht – 15kg.
Lateral raises. 3-5kg.
Kettlebell swings. 12.5kg.
Step-ups. (L+R) Gewichtsvest (10 kg).
Figuur 1. Verdeling oefeningen over de circuits.
Groep 1 Groep 2
Maandag Circuit A Circuit B
Donderdag Circuit B Circuit A
Figuur 2. Verdeling groepen over de circuits.
Plyometrie. Week 1. Week 2. Week 3. Week 4. Week 5. Week 6.
Depth jumps. 2 x 8 2 x 8 3 x 8 3 x 8 3 x 8 3 x 8
Box jumps. 2 x 8 2 x 8 3 x 8 3 x 8 3 x 8 3 x 8
Cone hops. (Ma) 3 x 8 (Ma) 3 x 8 (Ma) 4 x 8 (Ma) 4 x 8 5 x 8 5 x 8
Split jumps. (Do) 2 x 12 (Do) 2 x 12 (Do) 3 x 12 (Do) 3 x 12 3 x 12 3 x 12
Figuur 3. Plyometrische oefeningen en sets.
Week. Arbeidsrustverhouding.
1 30’ arbeid – 30’ rust.
2 30’ arbeid – 30’ rust.
3 35’ arbeid – 25’ rust.
4 35’ arbeid – 25’ rust.
5 40’ arbeid – 25’ rust.
6 40’ arbeid – 25’ rust.
Figuur 4. Arbeidsrustverhouding per week geldend voor het krachtcircuit.
Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede
5
Data-verwerking
Tijdens het onderzoek werden de gegevens
genoteerd in daarvoor gemaakte tabellen.
Deze gegevens werden later digitaal
opgeslagen. De gegevens voor de CMJ
werden automatisch door de software van de
MR. Cube opgeslagen. Uit de gegevens van
de MR. Cube zijn de concentrische waarden
overgetypt zodat de waardes van de
nulmeting makkelijker kon worden
vergeleken met de waardes van de
eindmeting. Om de waardes van de MR.
Cube te vergelijken hebben we Work
omgerekend naar Vermogen per kilogram.
Hiervoor hebben we de volgende formules
gebruikt:
W = 0,5m*v2
T=S/V
P=W/T
Pper kg= P/M
Hierin is:
W: Work in Joule (Bepaald door de MR.
Cube)
M: Massa in kilogram
V: Snelheid in meter per seconden
S: Afstand in meters (Gemeten door MR.
Cube)
T: Tijd in seconden
P: Vermogen in Wattage
Pper kg: Vermogen per kilogram
De gegevens van de Vertec Jump werden ook
vergeleken. Om deze te vergelijken is
gekeken naar het verschil in het aantal
behaalde centimeters bij de nulmeting en
eindmeting voor zowel de bloksprong als de
aanvalssprong. Hierbij zijn de behaalde
resultaten verminderd met de reikhoogte,
zodat alleen de gesprongen afstand vergeleken
werd.
Data-analyse
De statistische analyse werd uitgevoerd met
SPSS 20.022
. Via “ Analyze Descriptive
statistics Explore”. Gemiddelde en
Standaard Deviatie zijn berekend voor alle
metingen en opgenomen in Tabel 2 & 3. Met
behulp van de Wilcoxon Signed Rank Test23
is er gekeken naar de statistische significantie
van alle drie de variabelen (Tabel 1). Een p-
waarde van ≤0.05 werd beoordeeld als
statistisch significant in alle vergelijkingen.
Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede
6
Resultaten Van de 11 speelsters die deelnamen konden
er 6 worden meegenomen in het onderzoek.
Redenen dat overige speelsters niet in het
onderzoek konden worden meegenomen
waren: 2 speelsters waren tijdens de
eindmeting afwezig, 1 speelster was afwezig
bij de nulmeting, 1 speelster had de gehele
periode last van een blessure en 1 speelster
heeft het team verlaten.
Bij het sprongvermogen (P) blijkt dat er
sprake is van een gemiddelde toename van
0.8844 Watt per kilogram (+2.83%), p =
0.249. Bij de bloksprong is er sprake van een
gemiddelde toename van 1cm (+2.07%), p =
0.083 en bij de aanvalssprong een
gemiddelde toename van 1.33 cm (+2.14%),
p = 0.157 (Tabel 1,2 & 3)
Discussie De gemiddelde toename is niet statistisch
significant. Het ontbreken van de statistische
significantie is te verklaren doordat de
interventiegroep slechts bestaat uit 6
speelsters. Het trainingsprogramma is gestart
met 11 speelsters, maar door blessures en
afwezigheid van speelsters gedurende het
trainingsprogramma, hebben niet alle 11
speelster deel kunnen nemen aan de
eindmeting.
In een recent onderzoek van González-Rave
et al.24
dat plaatsvond bij een vrouwelijk
volleybalteam spelend in de hoogste Spaanse
divisie, werden gedurende 24 weken (voor en
tijdens het speelseizoen) 10 speelsters 4 maal
onderworpen aan verschillende
trainingsschema’s. Week 9 tot en met 16
waren gericht op maximale kracht en power
ontwikkeling, week 17 tot en met 24 waren
gericht op specifieke krachttraining inclusief
plyometrische oefeningen. Beide trainingen
werden tijdens het speelseizoen uitgevoerd.
De prestaties bij de CMJ nam van week 9 tot
week 24 toe met 4.62%. Een ander onderzoek
bij 10 speelsters spelend in de hoogste divisie
van Portugal, toont na 12 weken trainen
tijdens het speelseizoen een vooruitgang van
3.8% in spronghoogte (cm) bij de CMJ25
.
Robert U. Newton et al.26
onderzocht tijdens
het speelseizoen gedurende 11 weken of een
wijziging van de laatste 4 weken in de
trainingsmethode, afname van
sprongprestaties bij volleybalsters kon
voorkomen of minimaliseren. De eerste 7
weken werd er alleen op maximaal kracht
getraind, vanaf week 8 werden
weerstandsoefeningen vervangen door
plyometrische oefeningen. De prestaties van
de CMJ over de gehele 11 weken stegen,
echter vonden de grootste veranderingen
plaatst in week 8 tot en met 11.
Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede
7
de vooruitgang volledig is bewerkstelligd door
de trainingsinterventie.
Het is gebleken dat zware krachttraining
(squaten e.d.) in combinatie met
plyometrische oefeningen, effectief is voor de
toename van vermogen11
. Daarnaast is er een
verband aangetoond tussen de Squat en het
sprongvermogen: Hoe hoger de 1 RM bij de
Squat, des te hoger de sprong27
. In ons
onderzoek valt op dat de speelster die de
hoogste score behaalde bij de aanvalsspong en
bij het vermogen per kilogram bij het
uitvoeren van de CMJ (Eindmeting: 69cm /
33,58 Watt), ook de hoogste 1 RM had
(135kg) en de speelster met de laagste score
(Eind:53cm / 29,82 Watt) de laagste 1 RM
(65kg). Bij de bloksprong is een dergelijk
verband niet gevonden.
Door gebrek aan materiaal was het voor ons
onmogelijk om het hele team 2 keer in de
week te onderwerpen aan zware
weerstandtraining. Hierdoor waren we
genoodzaakt om te improviseren en te werken
met de voorhanden zijnde materialen. Op
basis van literatuur denken we dan ook dat er
meer uit de training te halen valt wanneer
speelsters wel 2 keer in de week aan zware
krachttraining kunnen worden onderworpen.
Tot slot, kunnen mentale factoren een rol
hebben gespeeld bij het behalen van de
resultaten. Speelsters hebben aangegeven dat
ze het gevoel hadden dat de training zinvol
was. Dit kan leiden tot extra motivatie om
tijdens de eindmeting beter te presteren.
Voor de aanvalssprong namen in de eerste 7
weken de prestaties af met 5.4%. In week 8-
11 namen de prestaties bij de aanvalssprong
toe met 5.3%. Dit betekent een daling in de
prestaties van 0.32% over een periode van 11
weken. In ons onderzoek namen de prestaties
bij de aanvalssprong toe met 2.14% over een
periode van 6 weken.
Tevens nam in ons onderzoek de hoogte in
cm van de CMJ toe met 5.24%. De
waargenomen hogere percentuele toename in
een kortere periode in vergelijking met de
bevindingen van González-Rave et al.24
&
Mario C. Marques et al.25
kan worden
verklaard door het feit dat er voor de
trainingsinterventie geen sprake was van de
combinatie weerstandstraining met
plyometrische oefenvormen. In het onderzoek
van González-Rave et al.24
neemt de prestatie
van de CMJ na de eerste 4 weken met 7.5%
toe terwijl de training ‘slechts’ gericht was op
het verbeteren van de algehele kracht en
conditie. Het gemiddelde vermogen geleverd
bij de CMJ steeg in ons onderzoek met
2.67%. Dit steeg in het onderzoek van Robert
U. Newton et al.26
met 5,5% over een periode
van 11 weken.
De gemeten vooruitgang in de prestaties
tijdens deze trainingsinterventie komen
overeen met resultaten in andere
vergelijkbare onderzoeken24,25,26
. Echter
kunnen we door afwezigheid van een
controlegroep en het ontbreken van
statistische significantie niet concluderen dat
Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede
8
Conclusie Uit de resultaten is gebleken dat er sprake is
van een gemiddelde toename die
vergelijkbaar is met resultaten uit
vergelijkbare onderzoeken. De gemeten
gemiddelde vooruitgang in sprongvermogen
en spronghoogte is echter niet statistische
significant.
Het is aan te raden het onderzoek in de
toekomst te vervolgen om te kunnen
bevestigen dat de training het verschil maakt.
Hierbij zal de onderzochte populatie groter
moeten zijn, er moet gewerkt worden met een
controlegroep en tevens een langere
trainingsperiode die wordt voorafgegaan door
minimaal 2 weken aanleren van de juiste
techniek. Mocht hieruit blijken dat de training
zinvol is, zou men op redelijk goedkope wijze
de sprongprestaties van speelsters binnen een
team kunnen verbeteren.
Praktische Toepassing Ondanks de financiële en praktische
beperkingen waarmee rekening gehouden
moest worden, heeft deze trainingsinterventie
kunnen leiden tot een gemiddelde toename
van de prestaties. Voor trainers en coaches
betekent dit dat het op redelijk goedkope
wijze mogelijk is de prestaties van speelsters
tijdens het speelseizoen te onderhouden dan
wel te verbeteren. Daarnaast toont dit
onderzoek het belang van de combinatie
weerstandstraining met plyometrisch trainen
tijdens het speelseizoen aan.
Het is voor trainers en coaches dan ook aan te
raden dit een belangrijk onderdeel van de
training te laten zijn.
Dankwoord We willen Safe Fitness Almelo
bedanken
voor het kosteloos beschikbaar stellen van
trainingsmateriaal. Door deze steun was het
mogelijk twee trainingscircuits op te stellen
waarin het mogelijk was om oefeningen te
verzwaren. Tevens willen we ook Jim Easton
(Monitored Rehab Systems) bedanken voor
het kosteloos beschikbaar stellen van de MR.
Cube.
Dit artikel is ter controle aangeboden bij Dr.
F.G.J. Oosterveld, Lector gezondheid en
bewegen.
Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede
9
Tabellen Tabel 1. p-waarde meetgegevens voorde CMJ, de bloksprong en de aanvalssprong.
Statistische Significantie p-waarde
Mean Watt per Kilogram Nulmeting CMJ - Mean Watt per Kilogram Eindmeting CMJ 0.249 Mean Centimeters CMJ - Mean Centimeters CMJ 0.249 Mean Centimeters Bloksprong Nulmeting - Mean Cetimeters Bloksprong Eindmeting 0.083 Mean Centimeters Aanvalssprong Nulmeting - Mean Cetimeters Aanvalssprong Eindmeting 0.157
Tabel 2. Gemiddelde en Standaard Deviatie (SD) van de prestaties bij de CMJ.
Gegevens CMJ Nulmeting Eindmeting
Mean
SD
Mean
SD
Arbeid (W) in Joule 319.19
77.66
346.92
65.52
Vermogen (P) in Watt 2074.31
310.63
2131.35
295.47
Vermogen (P) in Watt per Kilogram 30.21
2.63
31.09
1.70
Spronghoogte (CM) 48.78 8.65 51.48 5.71
Tabel 3. Gemiddelde en Standaard Deviatie van de prestaties bij de bloksprong en aanvalssprong. Spronghoogte is bepaald door de absolute hoogte te
verminderen met de reikhoogte in stand.
Bloksprong Nulmeting Eindmeting
Mean
SD
Mean
SD
Spronghoogte (CM) 47.33
3.44
48.33
3.93
Absolute hoogte (CM) 272.00 4.93 273.00 5.18
Aanvalssprong Nulmeting Eindmeting
Mean
SD
Mean
SD
Spronghoogte (CM) 61.33
3.88
62.67
5.57
Absolute hoogte (CM) 286.00 11.79 287.33 13.49
Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede
10
Referenties
1. Kraemer William J. & Häkkinen Keijo.
Strength Training for sport. Oxford:
Blackwell Science Ltd; 2002
2. Mark D. Tillman, Chris J. Hass, Denis Brunt,
Gregg R. Bennett. Jumping and landing
techniques in elite women’s volleyball.
Journal of Applied Sport Science and
Medicine. 2004; 3: 30-36.
3. Burgerhout W.G., Mook G.A., de Morree J.J.
& Zijlstra W.G. Fysiologie leerboek voor
paramedische opleidingen. (4e druk)
Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg; 2006.
4. Wilmore Jack H. & Costill David L.
Psysiology of Sport and Excercise. Human
Kinetics; 2004. Via de vertaling door van der
Poel Gerard M. Inspannings- en
sportfysiologie. Maarssen: Elsevier
Gezondheidszorg; 2006.
5. Kroon S. Vertical jump ability of elite
volleybal players compared to elite athletes in
other team sports.
www.aipass.it/upload/VJperformance.pdf.
2000. Accessed September 16 2012.
6. G. Verkerk, J.B. Broens, P.A.M. de Groot,
W. Kranendonk, J.L. Sikkema, J.J. Westra &
I.M. Wevers-Prijs. Binas, Informatieboek
Havo-VWO voor het onderwijs in de
natuurwetenschappen. Groningen: Wolters-
Noordhoff; 1998.
7. Nicole J. Chimera, Kathleen A Swanik, C.
Buz Swanink & Stephen J. Straub . Effects of
Plyometrisc Training on Muscle-Activation
in Female Athletes. Journal of Athletic
Training. 2004; 39: 24-31.
8. Lehnert Michael, Lamrová Ivona & Elfmark
Milan (2009). Changes in speed and
strength in female volleyball players during
and after a plyometric training program.Acta
Univ. Palacki Olomuc, Gymn. 2009; 39(1):
59-66.
9. Paavo V. Komi & Carmelo Bosco (1978).
Utilization of stored elastic energy in leg
extensor muscles by men and women. Journal of
Science and Medicine in Sport. 1978; 10 (4):
261-265.
10. Michael G. Miller, Jeremy J. Herniman, Mark D.
Ricard, Christopher C. Cheatham & Timothy J.
Michael. The effects of a 6-week plyometric
training program on agility. Journal of Sports
Science and Medicine. 2006; 5:459-465.
11. Kent Adams, John P. O’Shea, Katie L. OShea &
Mike Climstein. The effect of Six Weeks of
Squat, Plyometric and Squat-Plyometric
Training on Power Production. Journal of
Applied sport Science Research. 1992; 6(1): 36-
41.
12. Goran Markovic . Does plyometric training
improve vertical jump height? A meta-analytical
review. British Journal of Sports Medicine.
2007; 41: 349-355.
13. Mathias Voelzke, Norman Stutzig, Hans-
Alexander Thorhauer & Urs Granacher.
Promoting lower extremity strength in elite
volleyball players: Effects of two combined
training methods. Journal of Science and
Medicine in Sport. 2012; 15: 457-462.
14. Leenders, T. Specifieke krachttraining voor
volleybal.
http://www.tonleenders.nl/files/Complete_bokpr
ojekt_(kracht)training_voor_volleybal.pdf 2002.
Accessed September 18 2012.
15. van Melick, N. en van Cingel, R.E.H. Test-
hertestbetrouwbaarheid van de ProJump-
sprongmat. Sport & Geneeskunde. 2010; 5: 6-10.
Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede
11
16. Monitored Rehad Systems B.V. MR. Cube.
http://www.mrsystems.nl/MR%20Cube/MRCube%
20basis.html Accessed September 5 2012.
17. C. Drostenborg, L. Otten, N. Hulshof & K. Groot
Zevert. MR. Cube, Validiteit &
Reproduceerbaarheid. Personal communication.
Accessed Oktober 2012.
18. Durnin J.V.G.A. & J. Wormersley. Body fat
assessed from total body density and its estimation
from Skinfold Tickness. Measurement on 381 men
and woman aged 16 to 72 years. British Journal of
Nutrition. 1974; 32: 77-92.
19. Vertec Jump,:
http://www.topendsports.com/testing/equipment-
vertec.htm Accessed September 5 2012.
20. Dr. Vos J.A. Introductie cursus opleiding
fysiotherapie.. 16-21.
http://www.tonleenders.nl/files/Introductiecursus_i
nspanningsfysiologie-dr._J.A._Vos.pdf Accessed
September 12 2012.
21. LeSuer DA, McCormick JH, Mayhew JL,
Wasserstein RL & Arnold MD. The accuracy of
prediction equations for estimating 1RM
performance in the bench press, squat, and deadlift.
Journal of Strength and Conditioning Research.
1997; 11(4): 211-213
22. IBM© SPSS© Statistics version 20. http://www-
01.ibm.com/software/nl/analytics/spss/
Accessed December 20 2012.
23. Green, S. B., & Salkind, N. J. Using SPSS for
Windows and Macintosh: Analyzing and
understanding data (5th ed.) Upper Saddle River,
NJ: Pearson Prentice Hall; 2007.
24. José M. González-Rave, Alfredo Arija & Vincente
Clemente-Suarez (2011). Seasonal Changes in
Jump Performance and Body composition in
Women Volleyball Players. Journal of Strength and
Conditioning Research. 2011; 25(6): 1492-1501
25.
25. Mário C. Marques, Roland van den Tillaar,
Jason D. Vescovi & Juan José González-
Badillo (2008). Changes in Strengt hand
Power Performance in elite Senior Female
Professional Volleyball Players During the In-
Season: A Case Study. Journal of Strength and
Conditioning Research. 2008; 22(4): 1147-
1155.
26. Robert U. Newton, Ryan A. Rogers, Jeff S.
Volek, Keijo Häkkinen & William J. Kraemer
(2006). Four Weeks of Optimal Load Ballistic
Resistance Training at the End of Season
attenuates Declining Jump Performance of
Women Volleyball Players. Journal of
Strength and Conditioning Research.
2006;20(4):955-961.
27. U. Wisloff, C. Castagna, J. Helgerud, R. Jones
and J. Hoff. Strong correlation of maximal
squat strength with sprint performance and
vertical jump height in elite soccer players.
British Journal of Sports Medicine. 2004; 38:
285-288.