Masterproef
voorgedragen tot het bekomen
van de graad van Master
in de Taal- en Letterkunde:
Grieks-Latijn
CLEO DENOLF
Academiejaar 2009-2010
Promotor: Prof. Dr. KRISTOFFEL DEMOEN
Vier keer Synesius van Cyrene Een presentatie aan de hand van zijn brieven
1
Συνεσίου νοῦν καὶ σθένος περὶ λόγους,
ἐπιστολῶν τε τὴν χάριν ἐξαιρέτως,
αὐτοὶ διδασκέτωσαν οἱ τούτου λόγοι·
ὁρᾶν δέ σοι πάρεστι καὶ μορφῆς τύπον.1
1 Afbeelding voorblad en epigram: miniatuur uit de 14e eeuw, B.N., suppl.gr.660, fr. 26v, overgenomen
uit Lacombrade 1951.
2
Dankwoord
Ten eerste wil ik mijn promotor, Prof. Dr. Demoen bedanken voor zijn uitstekende
begeleiding, aanmoediging en kritiek. Ook mijn vader, Rudy Denolf, verdient hier een
woord van dank voor het nalezen van deze thesis. Hij doorworstelde een materie die hij niet
beheerst en dat is op zijn minst bewonderenswaardig te noemen. Ellis Denolf dank ik voor
het maken van mijn voorblad, aangezien ik – in tegenstelling tot haar - niet volledig ingewijd
ben in de wonderen der informatica. Charlotte Coppieters en Ann Gielen ben ik zeer
dankbaar voor de welkome ontspanning tijdens de noeste thesisarbeid. Tot slot wil ik nog
Steff Coppieters bedanken voor het suggereren van dit onderwerp en de vele steun.
Deze thesis wil ik opdragen aan mijn grootnonkel, Georges Denolf, die op 11 maart 2010
onverwacht overleden is.
3
Inhoud
INLEIDING EN OPZET ..........................................................................................................5
i. Een late getuige............................................................................................................................... 5
ii. A different Synesius for every scholar ........................................................................................ 7
iii. Opzet van deze thesis ................................................................................................................... 8
LEVEN EN WERK..................................................................................................................11
i. Jeugd (± 370-392) ......................................................................................................................... 11
ii. Studie in Alexandrië en thuiskomst (393-395).......................................................................... 12
iii. Ambassade naar Constantinopel (399-402 of 397-400)........................................................... 15
iv. Terugkeer uit Constantinopel tot bisschopsverkiezing ( 402?-409?)..................................... 23
v. Van bisschopsverkiezing tot sterfbed (410-413) ....................................................................... 26
1. SYNESIUS DE LITERATOR .............................................................................................31
1.1. Synesius over Synesius de literator ......................................................................................... 31
1.1.1. Synesius en zijn lezers: het Panhellenion en andere Hellenen.................................................... 31
1.1.2. Synesius en zijn apenjongen: Calvitii encomium, De insomniis en de Dion ............................... 34
1.1.3. Synesius en zijn brieven ................................................................................................................. 41
1.2. Synesius de literator in actie.................................................................................................... 45
1.2.1. Parodieën en invectieven .............................................................................................................. 45
1.2.2. Synesius de verteller ....................................................................................................................... 47
2. SYNESIUS DE FILOSOOF ...............................................................................................54
2.1. Een leerling van Hypatia ......................................................................................................... 54
2.1.1. Hypatia: heidense martelares? ...................................................................................................... 54
2.1.2. Over astrolabia en hydroscopen ................................................................................................... 58
2.1.3. Οἱ μακαριώτατοι ἑταῖροι .............................................................................................................. 63
2.1.4. Mysterie en theurgie ....................................................................................................................... 68
2.1.5. Hypatia: cynische filosofe met macht? ......................................................................................... 72
2.1. De filosofie van Synesius:......................................................................................................... 81
2.2.1. Herculianusbrieven ........................................................................................................................ 81
2.2.2. Filosofie en polis.............................................................................................................................. 89
4
3. SYNESIUS, HELLEEN EN/OF CHRISTEN?..................................................................93
3.1. Synesius’ conversio: een status quaestionis............................................................................ 93
3.2. Synesius en het christendom: enkele aanwijzingen............................................................... 97
3.3. Synesius’ ‘Hellenen’ .............................................................................................................. 101
3.4. Een bisschop en zijn patriarch: brief 105............................................................................. 105
4. SYNESIUS DE POLITICUS ............................................................................................110
4.1. Goede en slechte gouverneurs ............................................................................................... 110
4.1.1. Een schakel in de rijkspolitiek ..................................................................................................... 110
4.1.2. Bisschop versus gouverneur: Synesius en Andronicus ........................................................... 114
4.2. Synesius en zijn netwerk........................................................................................................ 115
4.2.1. Curiales onder elkaar ..................................................................................................................... 115
4.2.2. De bisschop en zijn netwerk ........................................................................................................ 117
4.3. Synesius en zijn militie ........................................................................................................... 119
4.3.1. Lafaards en barbaren .................................................................................................................... 119
4.3.2. De bisschop en de dappere clerus............................................................................................... 121
CONCLUSIE .........................................................................................................................123
BIBLIOGRAFIE ...................................................................................................................125
5
INLEIDING EN OPZET
i. Een late getuige
Ὄντως, κύριε ὦ ἐπίσκοπε, μετὰ πάντων καὶ τοῦτό μοι ἀπαρέσκει, ὂ λέγετε οἱ Χριστιανοὶ,
ὅτι καὶ συντέλεια τοῦ κόσμου τούτου γίνεται, καὶ μετὰ τὴν συντέλειαν πάντες οἱ ἐξ
αἰῶνος γενόμενοι οἱ ἄνθρωποι ἐν τούτῳ τῷ σώματι ἀνίστανται, καὶ τὴν σάρκα ταύτην
ἄφθαρτον ἔχοντες καὶ ἀνώλεθρον, εἰς αἰῶνας βιώσουσιν, τὰς ἀμοιβὰς ἀπολήψονται, καὶ
ὅτι ὁ ἐλεῶν πτωχὸν Θεῷ δανείζει, και ὁ σκορπίζων εἰς πτωχοὺς καὶ πένητας χρήματα, ἐν
οὐρανοῖς θησαυρίζει και ἑκατονταπλασίονα αὐτῷ μετὰ ζωῆς αἰωνίου ἀπὸ Χριστοῦ ἐν τῇ
παλιγγενεσίᾳ κομίζεται, ἅπερ ἅπαντα ἀπάτη μοι, καὶ χλεύη, καὶ μῦθος γίνεται, καὶ
λεγόμενα φαίνεται. Ὁ δὲ Συνέσιος ὁ ἐπίσκοπος διεβεβαιοῦτο, πάντα τῶν Χριστιανῶν
ἀληθῆ εἶναι, καὶ μηδὲν ἔχειν ψεῦδος, ἢ ἀληθείας ἀλλότριον, καὶ διὰ πολλῶν ἀποδείξεων
ταῦτα οὕτως ἔχειν ἐπειρᾶτο δεικνύειν. Καὶ δὴ μετὰ πολὺν χρόνον ποιήσας αὐτὸν
γενέσθαι Χριστιανὸν, βαπτίζει καὶ αὐτὸν, καὶ τὰ τέκνα αὐτοῦ, καὶ πάντας τοὺς ἐν τῷ
οἰκῷ αὐτοῦ.2
“Werkelijk, meneer de bisschop, bovenal misnoegt mij hetgeen jullie christenen zeggen,
namelijk dat het einde van deze wereld op komst is en dat na het einde alle mensen die er ooit
geweest zijn in dit lichaam verrijzen en dat ze eeuwig zullen leven, met dit vlees
ongeschonden en onvergankelijk, en dat ze hun verdiende loon zullen ontvangen en dat
degene die medelijden heeft met de armen bij God in het krijt staat en dat degenen die geld
uitdelen aan de bedelaars en aan de armen schatrijk zijn in de hemel en dat zo iemand van
Christus bij de verrijzenis het honderdvoudige zal krijgen in het eeuwige leven. Dat alles
is bedrog, kletspraat, fabeltjes en lijken vertelsels te zijn.” Synesius de bisschop verzekerde dat
alle dogma’s van de christenen waar zijn geen leugens bevatten, of iets zijn dat vreemd is
aan de waarheid. Ook probeerde hij met vele bewijzen aan te tonen dat het zo in mekaar zit.
En ja, na lange tijd maakte hij hem tot christen, doopte hem, zijn kinderen en iedereen in zijn
huishouden.
Ioannes Moschus vertelt in zijn Pratum spirituale, een verzameling van christelijke stichtende
anekdotes uit de 6e /7e eeuw, een verhaal over Synesius de Filosoof, die bisschop was van
2 Dit is een fragment uit Moschus, I., Pratum spirituale, anekdote 195, vv.29-48, voorzien van mijn eigen
vertaling.
6
Cyrene ten tijde van patriarch Theophilus van Alexandrië (eind 4e, begin 5e eeuw). In deze
anekdote bekeert Synesius een zekere Euagrius, filosoof en studievriend van de bisschop, die
‘fanatiek de afgoden vereerde’3. In zijn jeugdjaren was Synesius filosofiestudent bij Hypatia in
Alexandrië. Of hij nu christen was voor zijn bisschopswijding of niet (daar vertel ik later
meer over), hij is in ieder geval Helleens gevormd. Het eigenaardige aan dit fragment van
Moschus is dat Euagrius’ twijfels omtrent het christendom precies dezelfde zijn als diegene
die Synesius zelf had toen Theophilus hem het episcopaat voorstelde. In brief 105, gericht
aan zijn broer (maar in feite bedoeld als open brief aan Theophilus en de clerus), zet hij zijn
bezwaren uiteen in verband met het bisschopsambt. Naast het feit dat hij zich als filosoof niet
wilde inlaten met het publieke politieke leven (ook al is hij wel politiek actief, onder andere
als curialis) en niet van zijn vrouw wilde scheiden, noch heimelijk met haar wilde
samenleven als was het overspel, heeft hij het ook even over de christelijke dogma’s.
Ep.105. Garzya/Roques 84-92
Οἶσθα δ’ ὅτι πολλὰ φιλοσοφία τοῖς θρυλλουμένοις τούτοις ἀντιδιατάττεται δόγμασιν.
Ἀμέλει τὴν ψυχὴν οὐκ ἀξιώσω ποτὲ σώματος ὑστερογενῆ νομίζειν. Τὸν κόσμον οὐ φήσω
καὶ τἄλλα μέρη συνδιαφθείρεσθαι. Τὴν καθωμιλημένην ἀνάστασιν ἱερόν τι καὶ
ἀπόρρητον ἥγημαι καὶ πολλοῦ δέω ταῖς τοῦ πλήθους ὑπολήψεσιν ὁμολογῆσαι. Νοῦς μὲν
οὖν φιλόσοφος ἐπόπτης ὤν τἀληθοῦς συγχωρεῖ τῇ χρείᾳ τοῦ ψεύδεσθαι·
Je weet dat filosofie vaak ingaat tegen die populaire leerstellingen. Uiteraard zal ik het nooit
aanvaarden dat de ziel later zou ontstaan zijn dan het lichaam. Ik zal niet beweren dat het
universum en alle delen ervan samen zullen ten onder gaan. De heropstanding, waar iedereen
de mond van vol heeft, beschouw ik als een heilig mysterie en ik zal in geen geval
akkoord gaan met de opvattingen van de massa. Hoewel de geest van een filosoof ingewijd is
in de Waarheid, laat ze toch ruimte voor het gebruik van verzinsels
Twee van de drie zaken die Synesius aanhaalt, vinden we ook terug bij Euagrius, namelijk de
eindigheid van de wereld en de heropstanding. Synesius’ problemen met deze dogma’s zal
ik later verduidelijken. Uit dit brieffragment blijkt duidelijk dat hij niet de opvattingen
deelde die Theophilus in die tijd hardnekkig verdedigde.
3 Moschus, Pratum spirituale, 195, 18-19:…ἐμμανῶς περὶ τῶν εἰδώλων λατρείαν ὑπάρχοντα.
7
Het is op z’n minst vreemd te noemen dat we bij Moschus een volwaardig christelijke
bisschop Synesius zien, die zijn oud-collega handig overtuigt van hetgeen waar hij zelf tegen
blijkt te zijn. Toch krijgt Synesius van Moschus wel de bijnaam φιλόσοφος: misschien een
knipoog naar zijn heidense achtergrond4?
ii. A different Synesius for every scholar
Aan de hand van dit fragment uit de Pratum spirituale wilde ik even kort aantonen dat
Synesius allesbehalve een simpel te doorgronden persoonlijkheid is, zowel op religieus als
op politiek vlak. Verschillende onderzoekers hebben geprobeerd om een helderder beeld te
creëren van deze man, met telkens uiteenlopende resultaten. Wilamowitz5 ziet Synesius als
een heiden die nooit christelijk is geworden en meer een politieke dan een religeuze bekering
tot het christendom heeft gemaakt. Lacombrade (1951) en Marrou (1942, 1963) zien hem
eerder als een overgangsfiguur van een Helleense naar christelijke maatschappij. Bregman
(1982) is ervan overtuigd dat Synesius zijn Helleense achtergrond trouw blijft en het
christendom aanvaardt naargelang het overeenkomt met zijn eigen principes. Schmitt (2001)
meent dat er sprake is van een Konversion zur Philosophie waarbij Synesius zich heeft
teruggetrokken van een rijkspolitiek naar een provinciepolitiek na een mislukte poging om
hofliterator te worden tijdens zijn ambassade naar Constantinopel. Na het doornemen van
de secundaire literatuur ben ik het volledig eens met Bregman:
There is thus a different Synesius for every scholar. (Bregman 1982: 8)
De moeilijke doorgrondbaarheid van Synesius hangt voor een deel samen met de weinige
bronnen over hem. Als hij al ergens vermeld wordt, is het ten vroegste een eeuw later. In de
5e/6e eeuw schrijft Euagrius Scholasticus over hem in zijn Historia Ecclesiastica als iemand die
heiden was bij zijn aanstelling als bisschop. De anekdote in de reeds vermelde Pratum
4 De bijstelling φιλόσοφος hoeft er natuurlijk niet op te wijzen dat Synesius’ heidense achtergrond
erkend wordt door Moschus, maar ik vond het wel passend om dit aan te halen in het kader van
Synesius’ ‘dubbelde’ identiteit die in mijn thesis nog uitgebreid aan bod zal komen. 5 Bregman (1982: 6) verwijst hier naar Wilamowitz-Moellendorff, U. von., Die Hymnen des Synesius und
Proklos, Sitzungsberichte der Könichlich Preussischen Akademie der Wissenschaften 14 (1907), 272-295
8
spirituale dateert uit de 6e/7e eeuw. Uit Synesius’ eigen tijd is er een brief bewaard van
Isidorus van Pelusium die aan Synesius zou gericht zijn, maar de echtheid daarvan wordt
betwijfeld6. In feite komt het erop neer dat we voor onderzoek naar Synesius van Cyrene
vooral aangewezen zijn op zijn eigen werken. (Tanaseanu-Döbler 2008: 162-165)
iii. Opzet van deze thesis
Uit zijn eigen werken heb ik het brievencorpus geselecteerd. Roques (2000: VII-CXXIV)7 wijst
op het belang van de brieven op vlak van geografie, economie, ethnologie,…maar ook op het
vlak van politiek, militaire geschiedenis en religie. Verder is het brievencorpus ook op literair
niveau niet oninteressant. Het ontbreekt Synesius niet aan retorische scholing en
verwijzingen naar klassieke voorbeelden. Het brievencorpus kenmerkt zich door zijn grote
variëteit in lengte, stijl en inhoud. Naast politieke en militaire kwesties lezen we ook over
Synesius’ eigen filosofische opvattingen en zelfs over zijn persoonlijk verdriet, zoals wanneer
zijn drie zonen allemaal in het zelfde jaar sterven. De toon van de brieven varieert van
zakelijk naar heel gevoelig, en soms heel scherp (bv. epp. 41 en 42 waarin hij fel tekeer gaat
tegen de gouverneur Andronicus).
In deze thesis is het mijn bedoeling om een presentatie te geven van deze bijzondere figuur,
Synesius van Cyrene, een veelzijdige persoonlijkheid met een al even veelzijdig
6 Lacombrade (1951: 54-55) meent dat er verschillende redenen waren om een briefwisseling tussen
Synesius en Isidorus van Pelusium aan te nemen, maar dit wordt weerlegd door Dzielska (1998: 42-
44). Zij meent dat men briefwisseling tussen hen veronderstelt op basis van één zinnetje in ep. 144
waar Synesius Herculianus vraagt om zijn ‘heilige kameraad de diaken’ (τὸν ἱερὸν ἑταῖρον τὸν διάκονον)
te groeten. Het feit dat hij nergens de diakens naam vermeld, roept voor haar vragen en twijfels op.
Als we op basis van die brief ervan uitgaan dat de twee elkaar kenden, was dat omdat Isidorus net als
Synesius tot de kring van filosofen rond Hypatia behoorde. Er is echter nergens geattesteerd dat
Isidorus bij Hypatia heeft gestudeerd. Deze man, die leefde rond 360 tot 434 was waarschijnlijk
opgevoed in Alexandrië (wellicht zijn geboorteplaats). Ook al is hij christelijk opgevoed, dat sluit niet
uit dat hij bij Hypatia onderricht volgde, net als de heidense Synesius zonder problemen lessen kon
(en volgens Dzielska wellicht ook deed) in de catecheseschool van Alexandrië. We zijn wel zeker dat
de monnik Isidorus Synesius’ broer Euoptius kende, aangezien één van Isidorus’ brieven aan hem
gericht is. Hij kende Euoptius echter enkel als bisschop, wat wil zeggen dat hij pas kennis met hem
gemaakt heeft na Synesius’ dood. Ook Schmitt (2001: 28-29) trekt wederzijdse vriendschap en
correspondentie tussen Isidorus en Synesius in twijfel en waarschuwt om rond deze hypothese
verdere conclusies te bouwen. 7 Het gaat hier om de inleiding bij de tekstuitgave Garzya/Roques (2000).
9
brievencorpus. Ik zal deze figuur voorstellen aan de hand van verschillende thema’s. Na een
klassiek overzicht van Synesius’ leven en werk, zal ik vier verschillende aspecten van de
man proberen te schilderen. In het hoofdstuk Synesius de literator bespreek ik eerst de wijze
waarop Synesius zichzelf als literator profileert in zijn brieven. Vervolgens illustreer ik
enkele staaltjes van Synesius’ literair kunnen. In het volgende aspect Synesius de filosoof, zal ik
zijn filosofisch denken proberen te karakteriseren aan de hand van zijn studie bij de heidense
filosofe Hypatia. Daarnaast zal ik ook zijn filosofische opvattingen proberen te destilleren uit
zijn brieven en illustreren hoe hij daar op een politieke manier mee omgaat. Als derde thema
heb ik Synesius, Helleen en/of christen gekozen. Dit hoofdstuk handelt vooral over de vraag of
Synesius christen is, heiden, of allebei. Vele onderzoekers maken hier hun centrale
vraagstelling van. Is er sprake van een conversio van christendom naar heidendom? Was hij
al lang christen voor zijn bisschopswijding? Was Synesius een opportunist die het
bisschopsambt om politieke redenen aanvaardde? Zocht hij een manier om het ondertussen
‘verboden hellenisme’ te beoefenen onder een christelijke mantel? Het zijn allemaal vragen
waarop verschillende antwoorden geformuleerd zijn. In dit hoofdstuk zal ik een korte status
quaestionis geven over die conversio, enkele mogelijke christelijke elementen aanhalen in de
brieven en een schets maken van Synesius’ hellenisme. Brief 105, waarin Synesius zijn
bezwaren uit omtrent de aanvaarding van het bisschopsambt, zal ik in dit hoofdstuk ook
bespreken. Deze brief wordt vaak gezien wordt als dé centrale brief in verband met zijn
conversio. Als laatste zal ik me toespitsen op Synesius de politicus. Zowel als curialis als als
bisschop was hij een zeer machtige figuur in zijn provincie. Ik zal zijn politieke handelen
vóór en na de bisschopswijding onderzoeken, alsook mogelijke verschillen daarin tussen de
twee periodes.
Al deze thema’s zal ik uitwerken en illustereren aan de hand van fragmenten uit het
brievencorpus, voorzien van mijn eigen vertaling. Ook andere Griekse citaten zal ik vertalen.
Voor de brieven gebruik ik de uitgave en nummering van Garzya, waar ik op de volgende
manier naar zal verwijzen: ep. x Garzya/Roques, gevolgd door de regelnummers. Wanneer
ik het briefcitaat uit secundaire literatuur heb gehaald, zal dit ernaast of in de voorgaande
alinea vermeld worden. De secundaire literatuur benadert Synesius meestal vanuit historisch
10
standpunt. Ik zal af en toe een poging doen om hiervan af te wijken en het literaire wat meer
te belichten.
11
LEVEN EN WERK
i. Jeugd (± 370-392)
In oostelijk Libië, in de provincie Cyrenaïca ligt de stad Cyrene. Daar werd op het einde van
de 4e eeuw de protagonist van deze thesis geboren. Over de exacte geboortedatum is nogal
wat discussie8 aangezien hiervoor geen epigrafische bewijzen zijn geattesteerd te Cyrene
(Bregman 1982: 17), maar in recenter onderzoek neemt men 370 aan. Bregman (1982: 17) legt
uit dat er een communis opinio heerst dat Synesius geboren is kort na de dood van Julianus en
heeft geleefd onder de keizers Valens, Theodosius de Grote, Arcadius en Theodosius II.
Synesius kwam uit een adellijke familie die haar eigen afkomst terugvoert op Hercules en op
de kolonisten die omstreeks 630 v.Chr. van Thera naar Cyrenaïca trokken. In ep. 41 gebruikt
Synesius zijn edele afkomst als wapen tegen de malafide gouverneur Andronicus, die zelf
maar bedenkelijke voorouders heeft.
Ep. 41. Garzya/Roques 239-246 (Tanaseanu-Döbler 2008: 155)
Ἀναμνήσθητε γὰρ ὑμεῖς τίς ἦν πρώην (πρὸς ἐμὲ τόν, εἰ μηδὲν ἄλλο, ἐξ ἐκείνων
γενόμενον ὧν ἀπ’ Εὐρυσθένους τοῦ καταγόντος Δωριέας εἰς Σπάρτην μέχρι τοὐμοῦ
πατρὸς αἱ διαδοχαὶ ταῖς δημοσίαις ἐνεκολάφθησαν κύρβεσιν) ἄνθρωπος οὐκ ἔχων εἰπεῖν
ὄνομα πάππου, ἀλλ’ οὐδὲ πατρός, φασί, πλὴν ὅσον εἰκάσαι, ἀπὸ θυννοσκοπείου δὲ τὴν
ἡγεμονικὴν ἀπήνην ἁλάμενος.
Gedenk wie die man was die onlangs (vergeleken met mij, om maar eens iets te zeggen, die
voortgekomen ben uit een geslacht, waarvan de lijn van opvolgingen gebeiteld staan op de
officiële zuilen, vanaf de tijd van Eurysthenes die de Doriërs naar Sparta leidde tot aan de tijd
van mijn vader) bij wijze van spreken niet de naam van zijn grootvader, en zelfs niet die van
zijn vader kon zeggen, tenzij door te gissen, die kerel die van zijn tonijn-visstekje recht op de
kar van de gouverneur is gesprongen. (Tanaseanu-Döbler)
8 Cf. Lacombrade 1951: 13: “Pour la date de la naissance de Synésios, on en est réduit à des conjectures:
Krabinger la plaçait en 379, Clausen en 365, Druon en 370, Kraus en 370/75, Volkmann en 365/70,
Seeck et Grützmacher “peu après 370.” Lacombrade stelt voor om het gemiddelde te nemen, 370.
Bregman (1982: 17) vindt 365 een logischere datum, maar schat Synesius’ geboorte niet later dan 370.
12
Zijn Dorische afkomst vermeldt Synesius in ep. 113 aan zijn broer Euoptius. De brief gaat
over de ellende die de barbaren aanrichtten in Cyrene. Hij wil zich verdedigen tot hij er bij
neervalt. Zijn vechtlust wijt hij aan zijn Spartaanse afkomst die teruggaat op Leonidas. De
strijd met de barbaren stelt hij gelijk aan de Perzische Oorloogen.
Ep. 113. Garzya/Roques 15-19 (Bregman 1982: 18)
Λάκων γὰρ ἄνωθέν εἰμι καὶ οἶδα τὴν πρὸς Λεωνίδαν ἐπιστολὴν τῶν τελῶν· “Μαχέσθων
ὡς τεθναξόμενοι, καὶ οὐ τεθνάξονται.”
Ik ben een Laconiër en ik weet wat er in de brief van de magistraten aan Leonidas stond: “Laat
ze vechten tot ter dood en zij zullen niet sterven.”
Hetgeen Synsius citeert, is nergens anders geattesteerd. (Roques 2000: 373)
We weten zeker dat Synesius één broer had, Euoptius. Te oordelen naar het grote aantal
brieven9 die aan hem gericht zijn, hadden de twee broers een hechte band. Naast Euoptius
zou Synesius ook nog twee zussen hebben gehad. Waarschijnlijk heeft hij de basisopleiding
doorlopen die gebruikelijk was in de laatantieke periode wat betekent dat er naast
elementaire scholing ook een opleiding in literatuur en retoriek bekomen werd. We kunnen
dit afleiden uit zijn eigen opmerkingen over opleiding in het algemeen en uit de geplande
opleiding voor zijn oudste zoon en neefje10 (Bregman 1982: 19). Uit zijn werken blijkt
duidelijk dat hij vertrouwd is met de antieke literatuur, zowel op vlak van citaten als
schrijfstijl (Tanaseanu-Döbler 2008: 155).
ii. Studie in Alexandrië en thuiskomst (393-395)
In de jaren 393 tot 395 gaat Synesius naar Alexandrië. Daar volgt hij onderricht bij de
beroemde filosofe Hypatia. Deze periode wordt vaak als een kantelmoment in zijn leven
beschouwd. Daar zou hij de smaak van de filosofie, waar hij zijn hele leven trouw aan bleef,
te pakken gekregen hebben. Zelfs wanneer hij al tot christelijke bisschop gewijd is, noemt hij
9 Uit het bewaarde corpus van 157 brieven zijn er 41 aan Euoptius gericht. Geen enkele andere
adressant doet het beter. 10 Die informatie vinden we vooral terug in de Dion.
13
zichzelf nog steeds een φιλόσοφος ἱερεύς. Dit doet hij in ep. 62, een brief gericht aan de
provinciegouverneur11 waarin hij een zekere militair Marcellinus looft. Na een reeks
lofbetuigingen, past Synesius de volgende gnome op zichzelf toe:
Ep.62 Garzya/Roques 14-16 (Tanaseanu-Döbler 2008: 156)
Διὰ τοῦτο φιλόσοφος ἱερεὺς ἐπαινῶν αὐτὸν οὐκ αἰσχύνεται, παρ’ ᾧ μηδεὶς εὕρετο
μαρτυρίαν χάριτι δεδεκασμένην.
Daarom is het voor een filosoof-priester geen schande als hij hem prijst, want zo iemand staat
erom bekend dat zijn uitspraken nooit vertekend zijn door favoritisme.
Het filosofisch onderricht werkte voor Synesius blijkbaar zeer inspirerend. Zijn eerste
literaire werken zijn ontstaan vlak na zijn terugkeer naar Cyrene. Het retorische traktaat
Calvitii encomium (Lof der kaalheid) is een repliek op Dio Chrysostomus’ Encomium comae (Lof
der haarpracht), waarin Synesius op een speelse, schertsende manier zijn vroegtijdige kaalheid
(hetgeen vrij beschamend is voor filosofen) verdedigt (Tanaseanu-Döbler 2008: 156). Dit
werk heeft ook een filosofisch kantje. Synesius beweert op een ironische manier dat het kale
hoofd superieur is een het behaarde omdat het doet denken aan een bol, het meest perfecte
object in de kosmos. In het platonisme is het zo dat hoe perfecter een object is, hoe dichter het
komt bij zijn onveranderlijke Vorm of Idee. Daarom is het kale hoofd perfect in de platoonse
betekenis van het woord.12
Een tweede werk dat waarschijnlijk uit dezelfde periode dateert, is het niet bewaarde boek
over de jacht, de Cynegetica. In ep. 154, een begeleidingsbrief bij twee andere werken van
hem, gericht aan Hypatia, maakt hij er melding van. Synesius beweert dat hij zijn pronkrede
Dion heeft geschreven als verdediging tegen een bepaald verwijt de ‘witte’ en de ‘donkere’
13mantels hem maken.
11 Wellicht is dit in deze brief Cledonius, de opvolger van Andronicus. (Roques 2000: 171) 12 Voor het filosofische in de Calvitii encomium, zie Bregman 1982: 22 13 Meer over de identiteit van deze ‘witte’ en ‘donkere’ mantels in hoofdstuk 1.1.2.
14
Ep. 154. Garzya/Roques 11-18
Ἐνῆγε δὲ αὐτοὺς εἰς τὸ καταδικάσαι μου πρὸς μόνην παιδιὰν ἐπιτήδειον εἶναι τὸ τὰς
Kυνηγετικὰς ἐκ τῆς οἰκίας οὐκ οἶδ’ ὅπως διαρρυείσας σπουδασθῆναι διαφερόντως ὑπὸ
νεανίσκων ἐνίων, οἷς Ἑλληνισμοῦ τε καὶ χάριτος ἔμελε, καί τινα τῶν ἐκ ποιητικῆς
ἐπιμελῶς ἔχοντα καὶ παραδεικνύντα τι τῆς ἀρχαίας χειρὸς, ὅπερ ἐπὶ τῶν ἀνδριάντων
λέγειν εἰώθαμεν.
Zij beschuldigden mij ervan dat ik enkel deug voor spielereien en wel hierom: mijn Cynegetica –
ik weet niet hoe het werk de deur is uit geraakt – wordt vooral geapprecieerd door sommige
jongeren, wie de Griekse cultuur en literaire charme ter harte gaan. Dit is ook het geval met
enkele van mijn poëtische werken, die ik met zorg geschreven heb en waarin iets van de hand
van de Oude Meesters te bespeuren valt, om het in beeldhouwersjargon te zeggen.
Het is helemaal niet verwonderlijk dat Synesius een boek heeft geschreven over de jacht,
aangezien uit zijn brieven duidelijk zijn passie voor deze hobby blijkt. Een voorbeeld hiervan
vinden we in de al eerder geciteerde brief 105. Als bisschop zal hij waarschijnlijk geen tijd
meer hebben voor zijn favoriete hobby.
Ep. 105. Garzya/ Roques 113-116 (Lacombrade 1951: 21)
Ἐπεὶ καὶ φιλοπαίγμων ὤν, ὅς γε παιδόθεν αἰτίαν ἔσχον ὁπλομανεῖν τε καὶ ἱππομανεῖν
πέρα τοῦ δέοντος, ἀνιάσομαι μέν (τί γὰρ πάθω τὰς φιλτάτας κύνας ἀθήρους ὁρῶν καὶ τα
τόξα θριπηδέστατα;), καρτερήσω δὲ ἂν ἐπιτάττῃ θεός.
Ik ben iemand die erg op zijn amusement gesteld is, van kindsbeen af immers kreeg ik het
verwijt te horen dat ik een overdreven obsessie had voor wapens en paarden, dus ik zal het
lastig hebben. Hoe zwaar zal het me immers niet vallen als ik mijn geliefde jachthonden niet
in actie mag zien en mijn pijl en boog moet zien vermolmen? Maar ik zal het echter verdragen
als god het me beveelt.
Mogelijk schreef Synesius de Calvitii encomium en de Cynegetica met zijn reis naar
Constantinopel in het achterhoofd. Ze zouden dan als zijn literaire portfolio gediend hebben
om indruk te maken aan het hof. Uit Synesius’ brieven blijkt ook dat hij er succes mee had.
Synesius’ vriend Pylaemenes prees in een open brief de Cynegetica de hemel in en vroeg hem
gelijk om hem een exemplaar op te sturen (ep. 101). Velen dachten dat de lofbetuigingen
door hun overdadigheid ironisch bedoeld waren, maar Synesius zegt dat het in Pylaemenes’
15
aard ligt om nogal vaak dingen overdreven te prijzen. Deze brief wijst er in ieder geval op
dat het werk enige bekendheid had (Tanaseanu-Döbler 2008: 156).
Tijdens de jaren dat Synesius nog in Cyrene verbleef (395-399?) maakte hij naam als lid van
de besturende elite van zijn stad, een curialis. Hij raakte in politieke moeilijkheden en besliste
om er even tussen uit te trekken naar Antiochië en Athene. Die reis resulteerde in een brief
waarin hij de school van Athene fel bekritiseerde (ep. 54). Hoewel hij tevreden leek met zijn
plattelandsleventje dat bestond uit lezen en jagen, werd zijn politiek prestige zo groot dat hij
door het volk werd gekozen als afgevaardigde van Cyrene aan het hof van Constantinopel
met als doel belastingsvermindering voor hun stad te verkrijgen. Hij stemde toe om te gaan,
want hij had ook zelf belang bij het slagen van de missie. Zijn curiale ambt bracht heel wat
financiële lasten met zich mee. Zo moesten de curiales, wanneer het verreiste belastingsgeld
niet was geïnd, de rest uit hun eigen zak bijpassen14. Als politicus nam Synesius zijn
verantwoordelijkheden zeer serieus. Tijdens de barbaarse raids in 395, wist hij ook zijn
militaire capaciteiten uitstekend te benutten (Bregman 1982: 41-42).
iii. Ambassade naar Constantinopel (399-402 of 397-400)
We weten zeker dat de ambassade drie jaar heeft geduurd, maar welke jaren dat precies zijn,
daar is discussie over in het onderzoek.15 De eerste these is 397 tot 40016. Dit is in feite de
communis opinio vóór Seeck17 (1894) de periode van 399 tot 402 voorstelde. Seecks voorstel
kende toen de meeste aanhangers (Lacombrade (1951: 100), Roques (2000: XXII-XXIV),
Bregman (1982: 49),…). Barnes (1986a) en Cameron-Long (1993: 91-102) voelden toch meer
voor de oorspronkelijke datering. Schmitt (2001: 246) volgt hen. Ik zal niet alle argumenten
voor beide mogelijkheden in detail bespreken, maar enkele zaken zullen onvermijdelijk aan
bod komen.
14 Meer hierover in hoofdstuk 4.1.1. 15 Voor een gedetailleerde bespreking van het onderzoek naar de datering van de ambassade: zie
Schmitt (2001: 243-250) 16 Deze datering werd door de vroegere onderzoekers voorgesteld: Le Nain de Tillemont (1707),
Clausen (1831) en Druon (1859, 1878), zie hiervoor Roques (1995: 406). 17 Seeck, O., Studien zu Synesios, Philologus 52 (1894), 442-460
16
Bregman (1982: 42) en Marrou (1942: 475) spreken beiden over belastingsvermindering voor
Cyrene als reden voor de ambassade naar Constantinopel. Tanaseanu-Döbler (2008: 156-157),
Barnes (1986: 105-106) en Roques (1995: 411) noemen daarnaast ook het toekennen van het
aurum coronarium 18 aan keizer Arcadius als doel van de expeditie. Men leidt dit af uit De
regno (Over het koningschap), geschreven door Synesius. Onder andere Lacombrade (1951: 85)
meent dat deze tekst in 399 zou zijn uitgesproken als redevoering voor Arcadius zelf, toen
Aurelianus19 (cf. infra) praefectus praetorii Orientis was. Bregman (1982: 53-59) beschrijft dit
werk als een speech met politieke raadgevingen, in eerste plaats gericht aan het rijk, in de
tweede plaats aan Arcadius zelf. Hij adviseert hem om te regeren als een echte platoonse
filosoof-koning. Bregman treedt hier Lacombrade20 bij dat De regno waarschijnlijk bedoeld is
als een ‘anti-German manifesto of the party of Aurelian’ (1982: 53). Barnes (1986a: 105-109) echter
vindt het een bespottelijk idee dat Synesius De regno zou uitgesproken hebben ten overstaan
van de keizer en zijn entourage, aangezien hij hen daarin allemaal over de hekel haalt.
Verder ziet Barnes geen gelegenheid om in 399 om het aurum coronarium toe te kennen aan
Arcadius. Zou dit omwille van de geboorte van Arcadius’ dochter Pulcheria kunnen zijn?
Het is zeker niet gangbaar dat het aurum coronarium verlangd werd bij keizerlijke geboorten.
Meestal wordt zoiets toegekend bij het aantreden of het vijf-, tien-, en vijftienjarige jubileum
van de keizer. Aangezien Arcadius Augustus werd in 383, is het voor Barnes een evidentie
dat Synesius naar Constantinopel trok in 397-398 om de vijftiende verjaardag van Arcadius’
troonsbestijging te vieren in naam van Cyrene. De regno presenteert zich als een λόγος
στεφανικός, het type redevoering dat standaard gevoerd werd bij het overdragen van het
aurum coronarium, maar Barnes meent dat vorm en inhoud van dit werk daar niet mee
overeenkomen.21 Volgens hem is De regno geen echte redevoering en is Synesius al helemaal
niet in 399 in Constantinopel aangekomen. Zou Synesius de keizer en de ministers openlijk
18 Ofwel: στεφανικόν, στεφανωτικόν of στεφανικὸν χρυσίον. Het gaat hier om een soort
pseudovrijwillige belasting die door curialen aan de keizer bij diens troonsbestijging bij het vijf- of
tienjarig troonsjubeleum geheven werd. (DNP s.v. aurum coronarium) 19 Aurelianus was een gekend figuur bij de keizerlijke administratie van het Pars Orientis op het einde
van de 4e, begin van de 5e eeuw. Voor zijn carrière, zie PLRE I, s.v. Aurelianus 3, 128-129 20 Bregman citeert hier uit: Lacombrade, C.,Le Discours sur la Royauté de Synésios de Cyrène à l’Empereur
Arcadios, Paris, 1951 21 Barnes (1986: 106) baseert zich voor de standaardvorm en –inhoud van dergelijke redevoeringen op
de voorschriften van Menander Rhetor (Epideictica 422-423).
17
beledigen als hij om belastingsvermindering komt smeken? In dat geval zou De regno
geschreven zijn vóór zijn voor Aurelianus in 399 aan de macht kwam. Barnes beweert dat
Synesius met dit geschrift propoganda wou voeren voor Aurelianus’ politieke carrière. Als
wederdienst zou Aurelianus dan Synesius’ wensen inwilligen in verband met de
belastingsvermindering voor Cyrene, van zodra hij aan de macht zou komen (Barnes ibid.).
Hoewel er zeker bedenkingen te maken vallen bij Barnes datering (bv. Roques 1995), is diens
interpretatie van De regno als propaganda voor Aurelianus niet onwaarschijnlijk. In een
ander werk, De providentia (Over de voorzienigheid) - ook wel bekend als de Aegyptii -, voert
Synesius de god Osiris op die meer dan één gelijkenis vertoont met zijn machtige vriend uit
Constantinopel. Synesius gebruikt de Egyptische mythologie als politieke allegorie. In grote
lijnen komt de plot22 op het volgende neer: na het overlijden van zijn vader Taurus kwam
Osiris op de troon. Zijn regering was voorspoedig totdat zijn broer Typhus een complot
tegen hem smeedde om hem van de troon te stoten. Typhus’ samenzwering lukte en hij
installeerde zich op de troon. Osiris werd verbannen. Onder Typhus’ koningschap is Egypte
echter in crisis. De situatie loopt zo uit de hand dat een filosoof het lef heeft om de koning
een spiegel voor ogen te houden door diens ongelukkige beleid te contrasteren met de
welvaart tijdens Osiris’ bewind. De actie van de filosoof heeft het omgekeerde effect: Typhus
wordt nog tirannieker. De filosoof moet aan het hof blijven om dat alles te kunnen
aanschouwen; hij krijgt ten slotte een verschijning van een god die het einde van het onheil
aankondigt. Typhus’ ondergang is nabij. Terwijl de filosoof nadenkt over die voorspelling,
beseft hij plots dat ze reeds in vervulling aan het gaan is. Osiris komt algauw weer op de
troon en later zal zijn zoon Horus geen verbintenis met de leeuw, maar met de wolf aangaan.
Wat er met die wolf bedoeld wordt moet echter een geheim blijven. Voor welke reële
personen23 de andere personages uit het verhaal ook mogen staan, het staat niettemin vast
dat Synesius met heel deze vertelling zijn visie op het gekonkel aan Arcadius’ hof wou
geven, met een heldenrol voor zijn vriend Aurelianus. Van daaruit geredeneerd is het niet
onwaarschijnlijk om De regno eveneens in die zin te interpreteren.
22 Voor de inhoud van De providentia heb ik me gebaseerd op Schmitt (2001: 306-306). 23 Over de identiteit van het personage Typhus bestaat wat onenigheid in het onderzoek. Er zijn twee
mogelijkheden: Caesarius en Eutychianus, de consuls van respectievelijk 397 en 398. Maar de data van
de drie prefecten overlappen elkaar en zijn alles behalve eenduidig geattesteerd. Voor een
gedetailleerde status quaestionis en een gegrond oordeel over deze kwestie, zie Schmitt (2001: 315-341).
18
In het brievencorpus van Synesius zijn een drietal brieven aan Aurelianus24 gericht waarin
Synesius’ appreciatie voor hem duidelijk blijkt. In de overige brieven wordt de man slechts
één keer vermeld, namelijk in ep. 61. Deze brief is gericht aan Pylaemenes. Hem wordt
gevraagd om een tapijt door te geven aan een functionaris, Asterius. Synesius had hem dat
beloofd, maar niet zelf kunnen geven omdat hij plots moest vertrekken uit Constantinopel
omwille van een aardbeving. In zijn haast heeft hij niemand nog kunnen gedag zeggen, enkel
naar Photius heeft hij nog snel zijn hand kunnen opsteken. Hij wil zich excuseren tegenover
Asterius voor zijn plotse vertrek met het argument dat hij zelfs zijn meerdere Aurelianus niet
meer heeft kunnen groeten.
Ep. 61. Garzya/Roques 16-19 ( Bregman 1982: 50, Barnes 1986a: 103, Roques 1995: 410)
Ὁ δὲ Αὐρηλιανὸν φίλον ἄνδρα καὶ ὕπατον ἀφεὶς ἀπροσαύδητον ἀπολελόγηται περὶ τῶν
αὐτῶν πρὸς τὸν ὑπηρέτην Ἀστέριον.
Hoewel hij Aurelianus, zijn vriend en consul, zonder een woord te zeggen heeft
achtergelaten, heeft hij zich toch verontschuldigd voor hetzelfde gedrag tegenover Asterius,
een ondergeschikte.
Brief 61 is belangrijk voor de datering van de ambassade. Ze beschrijft Synesius’ vertrek uit
Constantinopel, dus als we dit kunnen dateren, weten we ook wanneer hij in Constantinopel
is toegekomen (d.i. drie jaar eerder). Er wordt in de brief melding gemaakt van een
aardbeving, en de Annales van Marcellinus Comes attesteert een aardbeving in
Constantionopel in het jaar 402 (Roques 1995: 410). Het probleem bij de these dat Synesius in
402 uit Constantinopel zou weggegaan zijn, is dat Aurelianus in dat jaar helemaal geen
consul was. Dit was wel het geval in 400. Barnes (1986a: 104) beschouwt dit als een argument
om Synesius’ vertrek uit Constantinopel in 400 te situeren. Hij voegt daaraan toe dat het best
mogelijk is dat er, naast in 402, ook in 400 een aardbeving heeft plaatsgevonden. Barnes wijst
er op dat Seeck hier ook al een probleem zag. Deze laatste, die pleit voor een vertrek in 402,
heeft het opgelost door ὕπατον (consul) te emenderen in ὕπαρχον (praefectus praetorii) of
ὑπατικόν (oud-consul). Cameron (1993: 91-102) argumenteert in de lijn van Barnes verder
24 Het gaat om ep. 31: een bedanking aan Aurelianus voor zijn geweldige politiek als praefectus pratorii
Orientis; ep. 35: een aanbevelingsbrief voor een zekere Herodes en ep. 47: een aanbevelingsbrief voor
een advocaat van Pentapolis.
19
voor een aardbeving in 400. Eerst merkt hij op dat er in de datering van Marcelinus Comes
zeker twee fouten staan. De aardbeving van 402 is dus misschien ook een fout. Verder haalt
hij preek 47 en 7 aan van Joannes’ Chrysostomus’ In Acta apostolorum (Over de Handelingen
van de apostelen) aan. Het werk zelf zou te dateren zijn in 401, dus moet de aardbeving die
Chrystostomus vermeldt wel die zijn van in 400. Nu heeft Roques (1995: 415-428) op zowel
Barnes als Cameron grote kritiek. Hij meent dat je een antieke tekst als de Annales van
Marcellinus Comes niet zomaar mag afdoen als een vergissing, en dat je er weldegelijk
zoveel mogelijk rekening mee moet houden. Dit is trouwens de meest objectieve bron om
historische feiten te reconstrueren. Ook de tekst van Synesius zelf mogen we volgens Roques
niet zomaar aanpassen. Hij verwijt Seeck ervan dat hij de tekst heeft ‘gecorrigeerd’ om in zijn
argumentatie te doen passen. Verder wijst Roques er ook op dat het mogelijk is om de
σεισμοί van Chrysostomus’ preken te interpreteren als een ‘politieke’ of ‘emotionele schok’
in plaats van een echt natuurlijk fenomeen. Blijft nog het probleem van Aurelianus de
ὕπατος. Daarvoor meent Roques dat we de zin in zijn context moeten lezen. Synesius
excuseert zich tegenover een ταχυγράφος (een soort secretaris die administratieve
documenten transcribeert25) dat hij hem niet meer op de hoogte heeft kunnen brengen van
zijn vertrek. Zijn excuus is dat hij zelfs de consul niet meer heeft kunnen groeten. Roques
meent dat Synesius het contrast tussen de twee personages zo groot mogelijk heeft proberen
maken zodat het excuus voor Asterius beter overkomt. Het literaire spel tussen het
gelijkluidende ὕπατος en ὑπηρέτης mag volgens mij ook niet genegeerd worden. Roques
meent ook dat Aurelianus, consul geweest in 400, misschien nog in de geest van de mensen
als consul herinnerd wordt. Dit is volgens mij een iets minder sterk argument, maar ik ga er
wel mee akkoord dat de correctie die Seeck voorstelde niet nodig is. Ik voel meer voor het
argument van het contrast tussen de ‘meerdere’ en de ‘mindere’, samen met het literaire spel.
Roques wordt echter zwaar bekritiseerd door Schmitt (2001: 243-246). Ten eerste meent hij
dat Camerons argument van de aardbeving in Chrysostomus enkel ter ondersteuning werd
gebruikt en niet als argumentatie zelf, zoals Roques beweert. Het is trouwens niet omdat we
geen attestaties hebben van een aardbeving in 400, dat deze niet heeft plaatsgevonden.
Schmitt merkt ook op dat, als Synesius zich werkelijk wil excuseren bij Asterius in ep. 61, het
25 Cf. Roques 2000: 168
20
niet logisch is dat de brief dan niet aan Asterius zelf gericht is. Door de brief aan Pylaemenes
te richten, lijkt het juist nog extra kwetsend. Volgens Schmitt is Synesius helemaal niet bezig
met de gevoelens van Asterius, aangezien Synesius in de brief Pylaemenes de keuze laat of
hij de verontschuldigingen aan Pylaemenes laat lezen of niet. En zelfs als Pylaemenes
Asterius de brief zou tonen, worden nergens groeten aan hem over gemaakt, wat ook niet
bepaald troostend en medelevend overkomt. Schmitt meent dat Synesius zich gedraagt als
een typische hogere aristocraat die geen oog heeft voor de gevoeligheden van lageren.
Roques meent dat ὕπατος naar een oud-consul (ὑπατικός) kan verwijzen, maar Schmitt wijst
op het gebrek aan bewijzen hiervoor, en vindt bijgevolg dat dit argument nergens op slaat.
Zoals de verhaallijn in De providentia aangeeft, wordt Aurelianus op een gegeven moment
verbannen. Dit gebeurt rond 400 bij een opstand van de Goten. Toen Synesius aankwam in
Constantinopel, waren enkele Ariaanse barbaren nogal invloedrijk aan het hof. In 399 was
Aurelianus dus aan de macht, maar ondertussen was de Goot Gaïnas zich op een slinkse
manier aan het opwerken aan het hof. Als bevelhebber van het leger lokte hij opstanden uit
die hij dan zelf ging bedwingen. Hij had ook vele Gotische landgenoten van hem machtige
postjes gegeven binnen het leger. Hij werd steeds maar machtiger en uiteindelijk eiste hij dat
zijn vijanden, Aurelianus en Saturninus, aan hem werden overgeleverd. Arcadius stemde
toe, en Aurelianus werd naar Chalcedon gebracht ter executie. Gaïnas stelde zich echter
verdraagzaam op en besliste Aurelianus in ballingschap te sturen. De opvolger van
Aurelianus, Caesarius of Eutychianus (cf. supra), stond aan de kant van de steeds machtiger
wordende Goot. Vervolgens snoeit Gaïnas in zijn troepen, waardoor de verdediging van de
stad enorm verzwakt. Er wordt teruggeslagen en Gaïnas wordt gedwongen om zich terug te
trekken uit Constantinopel. Uiteindelijk roept Arcadius hem uit tot staatsvijand en beveelt hij
om alle Goten binnen de stadswallen te doden. Op zijn vlucht uit de stad wordt Gaïnas
overmeesterd en vermoord. Enkele maanden later mag Aurelianus in triomf terugkeren uit
ballingschap (Bregman 1982: 50-52).
In De providentia wordt de macht van Osiris hersteld, maar dit is niet wat in het echte leven
gebeurt. Tenminste toch niet direct: Aurelianus wordt pas opnieuw praefectus praetorii in 414.
21
Synesius heeft dit waarschijnlijk niet meer meegemaakt (Barnes 1986a: 100). Liebeschuetz
(1986: 194-195) beweert echter van wel.
Tijdens Aurelianus’ verbanning, werden Synesius’ privileges afgeschaft (d.i. de
belastingsvermindering voor Cyrene en de vrijstelling van de curiale lasten voor Synesius
zelf). Uiteindelijk wint hij toch de privileges terug. In brief 100 schetst Synesius de situatie
(Barnes 1986a: 103). Dit is een aanbevelingsbrief van een zekere Anasthasius aan
Pylaemenes. Synesius heeft die Anastasius belast met een missie naar Constantinopel. Hij
moet in contact komen met Pylaemenenes, die hem verder de weg zal wijzen in de hogere
kringen van de stad. Uit deze brief blijkt duidelijk dat hij zijn curiale verplichtingen kwijt
wou. In theorie had hij in Constantinopel zijn doel bereikt, maar in praktijk bleek hij de
lasten die bij zijn stand hoorden niet te kunnen ontlopen. Anastasius moest nu opnieuw
Synesius’ zaak gaan bepleiten.
Ep.100. Garzya/Roques 7-18
Σχολὴ δὲ μέγιστον ἀγαθὸν, ἥν εἴποι τις ἂν ὥσπερ χώραν πάμφορον ἅπαντα καλὰ φέρειν
τῇ τοῦ φιλοσόφου ψυχῇ. Καρπώσομαι δὲ σχολὴν ἂν τοῦ συντετάχθαι τῇ πολιτείᾳ
Ῥωμαίων ἀπαλλαγῆναι μοι γένηται. Τοῦτο δὲ παρέσται τῆς λειτουργίας ἀνειμένῳ τῆς
καταράτου, ἧς τὸ μὲν ἐπὶ βασιλεῖ γέγονα ἐκτός, ἐμαυτὸν δ’ἂν αἰτιασαίμην δικαίως,
αἰσχυνθεὶς ὄνασθαι σπουδῆς οἰκείας. Ἀπολογήσομαι τοίνυν αὐτὸς ἐμαυτῷ. Δόξω γὰρ
αὐτουργεῖν πάλιν τὴν πρεσβείαν· πάλιν γὰρ ἐμοὶ γλῶττα πρεσβεύει. Καὶ οὐδεὶς ἀντερεῖ
τῶν Πυθαγόραν ἐπαινεσάντων, ὃς “τὸν φίλον ἄλλον ἑαυτὸν” ὡρίσατο.
Vrije tijd is het hoogste goed. Men zou het kunnen vergelijken met een stuk vruchtbare grond
dat allerlei goeds voortbrengt voor de ziel van een filosoof. Ik zal dus de ‘vruchten’ van die
vrije tijd plukken eens ik verlost ben van alle betrokkenheid bij het staatsbestuur van het Rijk.
Dat zal pas mogelijk zijn als ik ontslagen wordt van die vervloekte burgerplichten van mij.
Wat de keizer betreft, ben ik er al van af, maar ik zou het mezelf terecht kwalijk kunnen
nemen, want ik schaam me erover dat ik uit eigen belang voordeel heb gehaald uit mijn
inspanningen. Toch zal ik opnieuw mijn zaak bepleiten. Het is alsof ik zelf terug op
ambassade zal gaan: opnieuw immers is mijn tong mijn ambassadeur. En ik zal geen protest te
horen krijgen van diegenen die vol lof zijn over Pythagoras, hij die een vriend defineerde als
“een tweede ik”.
22
Drie jaar is ongewoon lang voor een ambassade. Als we aannemen dat Synesius in 397 aan
het hof kwam, kunnen we stellen dat de reden voor zijn oponthoud de verbanning van
Aurelianus was en dat hij moest wachten tot die terug kwam en zijn privileges terugschonk
op het einde van het jaar 400. (Barnes 1986a: 104). Voor Schmitt (2001: 261-304), die nochtans
ook opteert voor de oudste datering, ambieerde Synesius een carrière als hofliterator en –
filosoof, naar het voorbeeld van Themistius. Deze slaagde er ook in om als heiden een
belangrijke positie binnen het hof van Constantinopel te verkrijgen (Bregman 1982: 44-49).
Wat ik eerder al heb aangekaart is dat Synesius mogelijk probeerde om aan het hof van
Constantinopel carrière te maken als literator en filosoof. Een werk dat in die context kan
geïnterpreteerd worden is Synesius’ De dono (Ter gelegenheid van mijn geschenk), met de
Griekse titel πρὸς Παιόνιον περὶ τοῦ δώρου (Aan Paeonius, ter gelegenheid van mijn geschenk).
Een niet nader te identificeren Paeonius wordt door Synesius geprezen omdat hij een
zeldzame synthese vertegenwoordigt van een soldaat en een filosoof. Deze eigenschap is
nodig om Synesius’ zelfgemaakte astrolabium te verdienen. Dit instrument dient om de
bewegingen van hemellichamen te observeren en te beschrijven om zo inzage te krijgen in
het mysterie van de kosmos (Schmitt 2001: 277-278). Synesius maakt op het einde van de
reeds vermelde brief 154 heel kort melding van dit werk.
Ep. 154. Garzya/Roques 115-118
Ταῦτα τῶν τέως ἀνεκδότων ἀπέστειλα. Καὶ ἵνα τέλειος ὁ ἀριθμὸς ᾖ, προσέθηκα τὸν περὶ
τοῦ Δώρου, πάλαι γενόμενον ἐν τῷ καιρῷ τῆς πρεσβείας πρὸς ἄνδρα παρὰ βασιλεῖ
δυναστεύοντα· καί τι τοῦ λόγου τε καὶ τοῦ δώρου Πεντάπολις ὤνατο.
Deze werken maken deel uit van mijn nog niet uitgegeven oeuvre; ik stuur je ze bij deze op.
En om er een rond getal van te maken, voeg ik er nog mijn Ter gelegenheid van mijn
geschenk [sc. De dono] aan toe. Ze is lang geleden ontstaan, ten tijde van mijn ambassade en ze
was gericht tot een man met invloed aan het hof. Die redevoering en het geschenk in kwestie
hebben Pentapolis enig voordeel opgeleverd.
Wat zou dit werk dan voor voordeel opgeleverd hebben voor Cyrenaïca? Schmitt (2001: 278-
282) meent dat Synesius een periode weinig succes kende in Constantinopel. Plots uitte één
van de hovelingen het verwijt dat men tegenwoordig de ware betekenis van de ‘filosofie’
23
onderschat. Synesius hoort dit en speelt daar handig op in, want Paeonius heeft hem net het
antwoord gegeven op zijn gebrek aan succes. Hij biedt aan Paeonius zijn astrolabium aan,
met bijbehorende redevoering. Synesius’ instrument komt overeen met het sterrenmodel dat
Hypatia’s vader Theon toen ontwikkeld had, en was het vooral een duur, maar niet zo nuttig
hebbedingetje26. Het feit dat hij met zijn speeltje (Theon was immers al verder met zijn
sterrenmodel, Synesius was hem niet gevolgd) succes had aan het hof komt volgens Schmitt
door de lichtzinnigheid van de filosofen en de goedgelovigheid van de hovelingen. Het ging
aan het hof meer om prestige dan om diepfilosofische inhoud. Het prestige geldt voor beide
richtingen: het hof trok maar wat graag figuren als Synesius aan (hij behoorde tot de kring
van Hypatia, had met zijn heidense achtergrond kennis van het wijze hellenisme,…), voor
Synesius was het hof de sleutel tot succes als literator en filosoof. Hij kon er zo ook de nodige
contacten leggen om zijn missie in Constantinopel te doen slagen. Toch betekent de
astronomie en dus ook dit astrolabium meer voor Synesius dan enkel een ‘speeltje’ en een
middel tot politiek succes. Meer vertel ik hierover in hoofdstuk 2.1.2.
iv. Terugkeer uit Constantinopel tot bisschopsverkiezing ( 402?-409?)
Na drie jaar keerde Synesius terug uit Constantinopel via Alexandrië. Daar huwt hij in 403.
Het huwelijk wordt voltrokken door de patriarch Theophilus zelf. Dit laat Synesius ons
weten in ep. 105, de reeds vermelde brief over zijn bezwaren omtrent het episcopaat. Eén van
zijn punten is dat hij niet wil scheiden van zijn vrouw.
Ep.105. Garzya/Roques 69-70 (Tanaseanu-Döbler 2008: 158)
Ἐμοὶ τοιγαροῦν ὅ τε θεὸς ὅ τε νόμος27 ἥ τε ἱερὰ Θεοφίλου χεὶρ γυναῖκα ἐπιδεδώκει.
Ik heb een vrouw die God, de Wet en de heilige hand van Theophilus mij hebben toegewezen.
26 Schmitt (2001: 279) citeert hier Neugebauer: “Clearly this was a very expensive but completely useless
showpiece.” uit Neugebauer, O., A History of Ancient Mathematical Astronomy, New York, 1975 27 Roques (2000: 365) merkt hierbij op dat over deze passage al veel gespeculeerd is, soms nogal
vergezocht. Hij houdt het nuchter op: “La Loi est ici le sacrement du mariage, aussi indissoluble que la
loi profane est infrangible.”
24
Over Synesius’ vrouw weten we verder niets, zelfs haar naam niet. Uit dit tekstfragment
concludeert men dat zij christen was en uit een vooraanstaande familie kwam. Theophilus
die je huwelijk leidt, het is niet aan iedereen gegeven (Bregman 1982: 61). Een christelijk
huwelijk zou een aanwijzing kunnen zijn dat Synesius reeds doopleerling was op dat
moment, maar harde bewijzen zijn daarvoor moeilijk te vinden (Marrou: 1942: 477).
In de twee jaar dat Synesius nog in Alexandrië blijft, voltooit hij zijn retorisch traktaat Dion
en zijn De insomniis (Dromenboek). Dion is een prozawerk waarin Synesius zich verdedigt
tegen het verwijt dat hij geen echte filosoof zou zijn omdat hij zich teveel bezighoudt met
literatuur en retoriek. Hij haalt het voorbeeld van Dio Chrysostomus aan om te bewijzen dat
retoriek en filosofie prima één geheel kunnen vormen. Vervolgens verdedigt hij zijn eigen
levensideaal van een nauwe verbinding tussen filosofie en literaire Bildung. Ook De insomniis
is proza, maar wordt door Bregman (1982: 145) als de tegenpool van Dion beschouwd. Het is
een werk over de natuur, de bestanddelen en het lot van de ziel. Daarnaast is het ook een
studie van het fenomeen van de dromen. Dit is een puur filosofisch werk waarin veel
aandacht wordt besteed aan het psychologische en het inbeeldingsvermogen van de mens.
Er komen verschillende thema’s in aan bod die volgens Synesius nog niet behandeld zijn in
de Griekse filosofie. Brief 154, gericht aan Hypatia, is een begeleidingsbrief bij zowel de Dion
als bij het Dromenboek. Dit is hoe Synesius zijn brief inleidt:
Ep. 154 Garzya/Roques 1-2
Τῆτες ἐξήνεγκα δύο βιβλία, τὸ μὲν ὑπὸ θεοῦ κινηθείς, τὸ δὲ ὑπὸ λοιδορίας ἀνθρώπων.
Dit jaar heb ik twee boeken geschreven, het ene werd ingegeven door god, het andere door
verwijten van mensen.
Het boek dat ὑπὸ θεοῦ is tot stand gekomen, is het Dromenboek. Het andere verwijst naar
Dion en wordt het eerst en het meest uitvoerig behandeld. Over het Dromenboek heeft
Synesius het maar heel kort.
Van deze periode zouden waarschijnlijk ook de meeste hymnen dateren. Ik zeg
‘waarschijnlijk’ omdat de datering van de hymnen vrij moeilijk is. Slechts twee hymnen
geven aanwijzingen om ze te kunnen plaatsen in de tijd. De derde hymne heeft het over de
25
ambassade naar en terugkeer van Constantinopel; de achtste hymne beschrijft de
familiesituatie van Synesius, waaruit we kunnen opmaken dat het tot stand is gekomen na
Synesius’ huwelijk en voor de geboorte van zijn eerste zoon (403-404). In de hymnen
worden heidense met christelijke motieven vermengd. Vooral neoplatoonse invloeden zijn
hierin vrij frequent (Tanaseanu-Döbler 2008: 158). Bregman (1982:78-124) meent dat
Synesius in de hymnen het christendom en de christelijke dogma’s, zoals de triniteit en de
incarnatie, aanpast aan zijn eigen filosofisch denken. Lacombrade ziet er zelfs een evolutie in
van filosofisch naar christelijk (Marrou 1942: 478).
Rond 405-406 gaat Synesius terug naar Libië. In de zomer van 405 zou Synesius vermoedelijk
voor de tweede keer vader geworden zijn. In brief 55 aan zijn broer Euoptius, vermeldt hij de
geboorte van een tweeling (Bregman 1982: 61). De brief bestaat uit verschillende nieuwtjes.
Zo schrijft Synesius dat de zoon van zijn broer, die bij hem verblijft, gezond is (ὑγιαίνει) en
dat hij studeert en met zijn boeken bezig is (ἀναγινώσκει καὶ πρόσκειται τοῖς βιβλίοις). Dan
informeert hij zijn broer over zijn eigen familieleven:
Ep. 55. Garzya/Roques 10-13
Ἡμεῖς δὲ αὐτῷ συμμορίαν ἀδελφῶν παρεσχόμεθα, προσθέντες Ἡσυχίῳ ζεῦγος ἀδελφῶν
ἀρρένων, οὓς εὐτυχεῖς ποιήσειεν ὁ θεὸς αὐτοῖς τε καὶ ἀδελφοῖς καὶ γονέων οἴκῳ καὶ
λοιπῷ γένει καὶ ταῖς πατρίοις πόλεσιν.
Wij hebben hem een aantal broers verschaft: Hesychius kreeg er twee broertjes bij, moge god
hen voorspoed brengen voor henzelf, hun broers, hun ouderlijk huis, de rest van de familie en
de steden van hun vaderen.
Barbaren waren Pentapolis binnengevallen en Synesius was er nodig voor de verdediging.
Over deze periode weten we niet veel. Waarschijnlijk werkte hij toen verder aan zijn
Hymnen. De collectie zou afgerond zijn rond 409-410. In enkele brieven lezen we dat de
invasies zo hevig waren dat Synesius amper tijd had voor intellectuele activiteit.
Ondertussen was hij een prominent politiek figuur geworden die veel vijanden maakte. Een
tweede verbanning is hier het gevolg van, dit keer naar Ptolemais. Zijn villa in Cyrene werd
door barbaren vernietigd. (Bregman 1982: 61)
26
v. Van bisschopsverkiezing tot sterfbed (410-413)
In de zomer van 410 wordt Synesius door de inwoners van Ptolemais tot bisschop en
daarmee tot kerkelijk hoofd verkozen. Synesius aanvaardt het ambt echter niet meteen. In
brief 105 zet Synesius al zijn twijfels en bezwaren uiteen. In feite lijken het meer
voorwaarden. De meeste elementen heb ik reeds vermeld. Synesius wil niet scheiden van
zijn vrouw, hij is moreel niet perfect, hij wil een ontspannen leven waarin hij zich kan wijden
aan studie, meditatie over het goddelijke, sport en dialoog met vrienden, hij meent dat hij
geen politiek talent heeft en verlangt naar intellectuele pleziertjes die geen enkele priester
mag hebben. Hij meent nog dat hij door bisschop te worden geen tijd genoeg zal hebben om
aan zijn eigen heil te werken, en tenslotte – het belangrijkste van deze brief- zet hij zijn
positie uiteen tegenover enkele christelijke hete hangijzers (de creatie van de ziel, de
ondergang van de wereld en de heropstanding) (Bregman: 1982: 155-156). In brief 96, gericht
aan zijn vriend Olympius, zegt Synesius dat hij het bisschopsambt in overweging zal nemen.
Hij zal proberen begrijpen wat het precies inhoudt en zal het aanvaarden, tenminste als het
overeenstemt met zijn eigen principes. Als dit niet het geval is, kan hij evengoed zijn
vaderland verlaten (Tanaseanu-Döbler 2008: 159) om in Athene te gaan filosoferen.
Ep. 96. Garzya/Roques 17-20
Κἂν μὲν ἐγχωρῇ μετὰ φιλοσοφίας, ἐργάζομαι τὸ πρᾶγμα· εἰ δὲ ἀλλοῖον ἐστιν ἢ κατὰ τὴν
ἐμὴν ἀγωγὴν τε καὶ προαίρεσιν, τὶ ἄλλο ἢ τὴν εὐθὺ τῆς κλεινῆς Ἑλλάδος ἀποπλέων
οἰχήσομαι;
En als het overeenstemt met mijn filosofische opvattingen, zal ik het ambt uitoefenen, maar als
het daarentegen vloekt met mijn manier van leven en mijn principes, wat anders kan ik dan
nog doen dan weg te varen, rechtstreeks naar het roemrijke Griekenland?
Cameron (1993: 411) meent dat Synesius naar Athene is getrokken om zich te bezinnen over
het bisschopsambt, en als het niet zou stroken met zijn overtuigingen, hij daar zou blijven.
Liebeschuetz (1985: 149) veronderstelt dat als Synesius zou weigeren, hij het waarschijnlijk
niet meer kon maken om in Cyrene te blijven (gezichtsverlies, politieke moeilijkheden…).
Beide verkiezen eerder de letterlijke interpretatie van Griekenland boven de metaforische,
waar ‘Hellas’ verwijst naar de Griekse cultuur.
27
Uiteindelijk aanvaardt Synesius toch het episcopaat en wordt wellicht rond vastentijd in 411
tot bisschop gewijd. Vanaf dan wordt hij volledig in beslag genomen door zijn ambt, maar hij
toont zich een uitstekend en toegewijd bisschop. Over Synesius’ handelingen als bisschop,
kunnen we één en ander afleiden uit zijn twee Catastases28. Deze redevoeringen (of misschien
brieven) beschrijven de toestand van Libië. De eerste, een relaas over het jaar 411, is vrij
optimistisch van toon. Daarin prijst Synesius de officier Anysius, die er tijdelijk in is geslaagd
de barbaren terug te drijven. Anysius wordt gekarakteriseerd als een Romeins soldaat met
een ethische en politieke moraal die het midden houdt tussen Griekse filosofie en
christendom. De tweede Catastasis is heel wat pessimistischer. Fitzgerald meent dat dit geen
redevoering is, maar een brief die Anthemius, de praefectus praetorii Orientis, zou kunnen
beïnvloeden om de aandacht te trekken van de imperiale raad29. De Pentapolis als provincie
van het rijk staat er niet goed voor en dreigt te vallen voor de barbaren. De militaire situatie
is vrij wanhopig Deze tekst behandelt de jaren 412-413. (Bregman 1982: 169-171)
Synsius was een bisschop, dus is het ook normaal dat hij preken geschreven heeft. Twee
Homiliae van hem zijn bewaard. De eerste is een allegorische exegese van een deel van een
psalm. Het lijkt een beetje op een oefening van de Alexandrijnse catecheseschool. Dit is één
van de weinige keren dat hij expliciet een christelijke tekst aanhaalt. Synesius’ exegese is
duidelijk platoons getint. De tweede Homilia is een preek voor Stille Zaterdag, bedoeld voor
de pas gedoopte leden van de congregatie. Het paasritueel wordt door Synesius omgevormd
tot een neoplatoons geïnspireerde mysterie-inwijding. Toch kunnen beide preken zonder
probleem christelijk geïnterpreteerd worden omdat het taalgebruik zo ambigu is. (Bregman
1982: 165-168)
De brieven van na Synesius’ wijding gaan onder andere over zijn conflict met
provinciegouverneur Andronicus (waarvan brieven 41 en 42 de bekendste zijn), de
intrakerkelijke strubbelingen (ep. 66), de barbaren die nog steeds de grenzen belagen (epp.
66 en 89),…Synesius heeft geen tijd meer om te filosoferen. Daarbij kent hij nog veel ellende
28 Cf. Bregman 1982: 168, n.17. “These works are called the Catastases because they refer to the state or
condition of the province. They also plead the case for the province in the hope of restoring it to a settled state.” 29 Bregman (1982: 168) verwijst hier naar Fitzgerald, The Essays and Hymns of Synesius of Cyrene,
Oxford, 1930: 476-478
28
op privévlak. Zijn drie kinderen sterven in hetzelfde jaar (epp. 41, 98 en 70) , zijn broer gaat
vrijwillig in ballingschap om zijn curiale plichten te ontlopen (ep.93) en zelfs zijn
leermeesteres Hypatia schijnt zijn brieven niet meer te beantwoorden. In brief 10 aan
Hypatia zet hij al enkele elementen van zijn ellende eens op een rijtje.
Ep.10. Garzya/Roques 1-15
Αὐτήν τέ σε καὶ διὰ σοῦ τοὺς μακαριωτάτους ἑταίρους ἀσπάζομαι, δέσποινα μακαρία.
Πάλαι μὲν ἂν ἐγκαλέσας ἐφ’ οἷς οὐκ ἀξιοῦμαι γραμμάτων, νῦν δὲ οἶδα παρεωραμένος
ὑφ’ἁπάντων ὑμῶν ἐφ’ οἷς ἀδικῶ μὲν οὐδὲν, ἀτυχῶ δὲ πολλὰ καὶ ὅσα ἄνθρωπος ἀτυχῆσαι
δύναται. ἀλλ’ εἴπερ εἶχον ἐντυγχάνειν ὑμετέραις ἐπιστολαῖς καὶ μανθάνειν ἐν οἷς
διατρίβετε (πάντως δὲ ἐν ἀμείνοσίν ἐστε καὶ καλλίονος πειρᾶσθε τοῦ δαίμονος), ἐξ
ἡμισείας ἂν ἔπραττον πονήρως ἐν ὑμῖν εὐτυχῶν. Νῦν δὲ ἕν τι καὶ τοῦτο τῶν χαλεπῶν
ἐστὶν ἅ με κατείληφεν. Ἀπεστέρημαι μετὰ τῶν παιδίων καὶ τῶν φίλων καὶ τῆς παρὰ
πάντων εὐνοίας, καὶ τὸ μέγιστον, τῆς θειοτάτης σου ψυχῆς, ἣν ἐγὼ μόνην ἐμαυτῷ
ἐμμένειν ἤλπισα κρείττω καὶ δαιμονίας ἐπηρείας καὶ τῶν ἐξ εἱμαρμένης ῥευμάτων.
Jou persoonlijk groet ik en via jou ook onze gelukzaligste vrienden, gelukzalige meesteres.
Vroeger zou ik je verweten hebben dat je het niet de moeite vond om mij een brief te schrijven,
nu echter weet ik dat ik verwaarloosd ben door jullie allemaal, niet omdat ik iets misdaan heb,
maar omdat ik veel ongeluk heb gehad, zoveel als een mens maar ongeluk kan hebben. Maar
als ik tenminste het geluk had om jullie brieven te lezen en te vernemen hoe het met jullie gaat
(in ieder geval stellen jullie het beter en staan jullie onder gunstiger gesternte30 dan ik), dan
zou het maar half zo slecht met me gaan, want dan kan ik tenminste blij zijn voor jullie. Onder
mijn lasten die op mij drukken, is er één iets bijzonders: ik ben niet alleen mijn kinderen kwijt,
maar ook mijn vrienden, de sympathie van allen en – het belangrijkste – ook jouw
allergoddelijkste ziel. En daarvan hoopte ik dat ze als enige bij mij zou blijven en sterker zou
zijn dan de teisteringen van het lot en de woelingen van het noodlot.
Synesius sterft waarschijnlijk in 413. Dit is een aannemelijke datum aangezien alle officiële
correspondentie naar Alexandrië aan Theophilus gericht is. Er is geen enkele brief
geattesteerd die gericht is aan zijn opvolger Cyrillus als patriarch. Brief 12 is wel gericht aan
30 In deze vertaling wil ik iets proberen weergeven van het laatantieke idioom van de persoonlijke
bescherm- δαίμων (cf. Brown 1978: 68-70). Dit maakt deel uit van de religieuze koinè van de Late
Oudheid zowel bij christenen als bij heidenen. Door het met ‘demon’ of iets dergelijks te vertalen zou
deze uitdrukking een te zwaar gewicht krijgen voor een moderne lezer.
29
een zekere Cyrillus, die aangesproken wordt door Synesius met ‘ἀδελφὲ Κύριλλε’, maar of
dit om dé Cyrillus gaat is niet zeker. In vroeger onderzoek (Le Nain de Tillemont, Seeck,
Duchesne), bijgetreden door Barnes (1986b: 326-327) werd ervan uitgegaan dat de brief aan
een zekere priester van Ptolemais is gericht. Roques (2000: 112-113) treedt Lacombrade (1951:
251-252) en Liebeschuetz (1986: 180-181) bij dat het toch over Cyrillus van Alexandrië zou
gaan. Een argument daarvoor is de aanspreking ‘ἀδελφὲ Κύριλλε’ en een verwijzing naar de
dood van Theophilus.
Ep. 12. Garzya/Roques 2-6 (Liebeschuetz 1986: 180-181)
Δοκῶ γὰρ εἰδέναι σε σαφῶς ὅτι τοῦτ’ ἂν πάλαι καὶ ὁ κοινὸς ἡμῶν πατὴρ ὁ τῆς ὁσίας
μνήμης ἐποίησεν εἰ μὴ τὸ χρεὼν ἔφασε· τὸ γὰρ ἐν μέτρῳ τάξαι τὴν τιμωρίαν γνώμης ἦν
εὐθὺς ὑπισχνουμένης συγγνώμην. Αὐτὸν οὖν ἐκεῖνον τὸν ὅσιον ἱερέα νόμιζέ σοι
δεδωκέναι τὴν κάθοδον καὶ πρόσελθε τῷ θεῷ καθαρευούσῃ πάθους ψυχῇ καὶ ἀμνηστίαν
ἐχούσῃ κακῶν. Ἀλλὰ καὶ διὰ πάσης εὐφήμου μνήμης ἄγε τὸν ἱερὸν ἐκεῖνον καὶ θεοφιλὴ
πρεσβύτην τὸν ἀποδείξαντά σε πρόεδρον δήμου. Πάντως σοι καὶ τοῦτο οὐκ ἀποθύμιον.
Ik denk dat jij goed weet dat onze gemeenschappelijke vader zaliger dat allang gedaan zou
hebben als het lot hem niet voor was geweest: een straf matigen lag in zijn aard, want hij
beloofde snel vergeving. Dankzij deze heilige priester ben je mogen terugkeren, besef dat
goed. Wend je dus tot god met een ziel die vrij is van passie en van gedachten aan het kwade.
Hou echter steeds de vrome herinnering levend aan die heilige en godminnende priester die
jou aangesteld heeft als leider van het volk. Zoiets kan jou zeker niet zwaar vallen.
Deze brief is geschreven aan Cyrillus van Alexandrië naar aanleiding van diens aantreden
als bisschop, althans Roques (2000: 112-113). Cyrillus was op ballingschap gestuurd door
Theophilus zelf. Synesius lijkt hier te insinueren dat deze laatste hem zou teruggeroepen
hebben had hij langer geleefd. Het is dus duidelijk dat de κοινὸς ἡμῶν πατήρ Theophilus is,
zoals ook kan blijken uit allusie op diens naam in het adjectief θεοφιλής.
Theophilus is in de herfst van 412 gestorven. Synesius heeft hem dus overleefd, als brief 12
inderdaad naar Theophilus’ dood verwijst, maar niet zo lang, aangezien er geen brief aan
Cyrillus geattesteerd is. Ook het feit dat nergens iets vermeld wordt over Hypatia’s brutale
dood in 415, kan beschouwd worden als een terminus ante quem (Tanaseanu-Döbler 2008:
159). Liebeschuetz (1986: 194-195) argumenteert aan de hand van De Providentia dat Synesius
30
toch de tweede prefectuur van Aurelianus zou hebben meegemaakt in 414 (aangezien Osiris
zijn macht herstelt en sprake is van een lange periode tussen zijn twee heerschappijen).
Lacombrade (1951: 272) meent dat ep. 16 Synesius’ laatste brief was. Deze is gericht aan
Hypatia. Synesius is bedlegerig (κλινομετής), en klaagt over zijn miserabele situatie.
Ep. 16 Garzya/ Roques 1-10
Κλινοπετὴς ὑπηγόρευσα τὴν ἐπιστολήν ἣν ὑγιαίνουσα κομίσαιο, μῆτερ καὶ ἀδελφὴ καὶ
διδάσκαλε καὶ διὰ πάντων τούτων εὐεργετικὴ καὶ ἅπαν ὅ τι τίμιον καὶ πρᾶγμα καὶ ὄνομα.
Ἐμοὶ δὲ τὰ τῆς σωματικῆς ἀσθενείας ψυχικῆς αἰτίας ἐξῆπται· κατὰ μικρόν με δαπανᾷ τῶν
παιδίων τῶν ἀπελθόντων ἡ μνήμη. Μέχρις ἐκείνου ζῆν ἄξιον ἦν Συνέσιον μέχρις ἦν
ἄπειρος τῶν τοῦ βίου κακῶν. Εἶτα ὥσπερ ῥεῦμα ἐπισχεθὲν ἄθροoν ἐρρύη, καὶ μετέβαλεν
ἡ γλυκύτης τοῦ βίου. Παυσαίμην ἢ ζῶν ἢ μεμνημένος τῶν υἱέων τοῦ τάφου.
Ik ben bedlegerig terwijl ik deze brief dicteer, maar hoop dat jij hem ontvangt in volle
gezondheid, mijn moeder, zuster, leermeesteres, maar bovenal mijn weldoenster en alles wat
mij kostbaar is. De fysieke symptomen van mijn ziekte hebben een psychologische oorzaak:
beetje bij beetje word ik verteerd door de herinnering aan mijn gestorven kinderen. Het leven
was zinvol voor Synesius, zolang hij niet geconfronteerd werd met de ellende des levens.
En toen werd ik als het ware overspoeld door de vloed, die tot dan in bedwang was
gehouden en werd mijn mooie leven helemaal overhoop gehaald. Ik wou dat ik stierf of dat ik
stopte met denken aan het graf van mijn zonen.
Synesius is ziek geworden door zijn emotionele ellende. Hij lijdt heel erg onder de dood van
zijn zonen. Het is mogelijk dat zijn ziektebed eigenlijk zijn sterfbed was.
31
1. SYNESIUS DE LITERATOR
Ik vond het nodig om een hoofdstuk te wijden aan het literaire in Synesius’ werken. Hierin
wil ik twee aspecten van de literator Synesius in zijn brieven bespreken. Ten eerste heeft hij
het in zijn brieven over zijn eigen literaire werken. Het is misschien interessant om na te gaan
wat die verwijzingen ons vertellen over hoe Synesius zelf zijn schrijversschap ziet.
Syneius’brieven zijn gedurende de hele byzantijnse periode bewonderd als uitmuntende
staaltjes van briefschrijfkunst. Daarom zal ik ook iets zeggen over het epistolaire genre,
gebaseerd op Synesius’ eigen uitspraken hierover. In het tweede deel wil ik een proeve
geven van enkele literaire procedés die Synesius in zijn brieven hanteert.
1.1. Synesius over Synesius de literator
1.1.1. Synesius en zijn lezers: het Panhellenion en andere Hellenen
Ep.1 Garzya/Roques 14-16
Ἂν μέν οὖν καὶ σοὶ δοκῇ, κοίνωσαι τὸν λόγον τοῖς Ἕλλησιν, ἀποψηφισθεὶς δὲ ἐπανίτω
παρὰ τὸν πέμψαντα·
Met uw welnemen, stuur mijn tekst met de Grieken. Als het weggestemd wordt, laat het
terugkeren naar de afzender.
De zogenaamde ‘Grieken’ door wie Synesius zijn werk (hier gaat het om Calvitii encomium)
wil laten keuren in ep.1 gericht aan Nicandrus komen waarschijnlijk overeen met de
lezersgroep die Synesius in brief 101 aan Pylaemenes (over de Cynegetica) het Panhellenion
noemt. Synesius doelt hiermee op de literair filosofische kring van Marcianus in
Constantinopel waarmee hij had kennis gemaakt tijdens zijn ambassade.
Ep.101 Garzya/Roques 69-78
Ἐπιστολὴν δὲ ἐξ εὐθείας πρὸς αὐτὸν ἐπιθεῖναι καίτοι προθυμηθεὶς ἐνάρκησα ἵνα μὴ
εὐθύνας ὑπόσχω τοῖς πανδέκταις ἀποσμιλεύουσι τὰ ὀνόματα· οὐ γὰρ μικρὸς ὁ κίνδυνος
ἐν τῷ Πανελληνίῳ τὴν ἐπιστολὴν ἀναγνωσθῆναι. Καλῶ γὰρ οὕτω τὸν τόπον ἐν ᾧ
32
πολλάκις ἐφρόντισα τὰς βαρείας φροντίδας, τῶν ἁπανταχόθεν ἐλλογίμων συνιόντων ἐφ’
ᾧ τῆς ἱερᾶς ἀκοῦσαι τοῦ πρεσβύτου φωνῆς παλαιὰ καὶ νέα καταμαστευούσης διηγήματα.
Hoewel ik heel graag rechtstreeks aan hem een brief had gericht, verlamde het idee mij dat ik
rekenschap in het vooruitzicht zou moeten stellen voor de wandelende encyclopedieën die
hun woorden polijsten. Het risico is niet klein dat de brief gelezen wordt in het Panhellenion.
Zo noem ik immers de plaats waar ik vaak diepe gedachten koesterde, want daar komen
beroemdheden van over heel de wereld samen om de heilige stem van de oude man oude en
nieuwe verhalen te horen onderzoeken.
Het Panhellenion was zeker niet de officiële naam van de literaire kring in Constantinopel,
waar Synesius het hier over heeft. Hij verwijst hiermee naar de vergadering van de
intellectuele elite die door Hadrianus gecreëerd werd in de 2e eeuw n.Chr. (Roques 2000:
357). Elke πόλις van respectabele ouderdom mocht een delegatie afvaardigen. Cyrene was er
lid van, zoals geattesteerd is op een monument daar (Reynolds 1978). Volgens
Cameron/Long (1993: 80 n.44) moet Synesius dit wel geweten hebben. Het is dus mogelijk
dat hij Marcianus’ literaire kring zag als een soort culturele bijeenkomst met belangrijke
figuren uit verschillende steden en hij ziet zichzelf dan op een speelse manier als de
‘afgevaardigde’ van Cyrene. De leden van dit zogenaamde Panhellenion lazen niet enkel oude
teksten, maar ook nieuwe en spaarden daarbij hun kritiek niet, zoals blijkt uit de twee
bovenstaande citaten. Ook brieven kwamen weleens terecht bij dit kritische publiek.
Synesius wil maar wat graag dat brief 101 deze mensen bereikt, maar door hem indirect aan
hen te richten geeft hij hen het compliment te duchten critici te zijn. Synesius voorziet voor
zijn filosofische leermeesteres Hypatia dezelfde functie als voor de literaire critici te
Constantinopel. Hij stuurt hen werken toe en laat het al dan niet publiceren ervan afhangen
van hun fiat.
Ep. 154 Garzya/Roques 90-99
Ὑπὲρ δὴ τούτων ἁπάντων σε κρίνουσαν περιμενοῦμεν. Κἂν μὲν ψηφίστῃ προσοιστέον
εἶναι, ῥήτορσιν ἅμα καὶ φιλοσόφοις ἐκκείσεται· τοὺς μὲν γὰρ ἥσει, τοὺς δὲ ὀνήσει πάντως
γε εἰ μὴ παρὰ σοῦ τῆς δυναμένης κρίνειν διαγεγράψεται. Εἰ δὲ μὴ φανεῖται τοι τῆς τῶν
Ἑλλήνων ἀκοῆς ἄξιον καὶ σὺ δὲ δήπου μετ’ Ἀριστοτέλους πρὸ τοῦ φίλου τὴν ἀλήθειαν
θήσῃ, πυκνὸν καὶ βαθὺ σκότος ἐπηλυγάσεται καὶ λήσεται τοὺς ἀνθρώπους λεγόμενον.
33
Over dit alles zullen wij jouw oordeel afwachten. Als jij beslist dat het moet gepubliceerd
worden, dan zal het werk speciaal bestemd zijn voor zowel redenaars als filosofen. De eersten
zal het vreugde schenken, de laatsten zullen er in elk geval baat bij hebben, tenzij het zal
worden afgeschreven door jouw oordeelsvermogen. Als je vindt dat het niet goed genoeg is
voor een Helleens gehoor en jij toch net zoals Aristoteles de waarheid boven een vriend stelt,
dan zal een dichte diepe duisternis het overschaduwen en zal de mensheid er niet over horen
spreken.
Synesius kent Hypatia dezelfde eer toe als zijn vrienden-critici uit Constantinopel. Hij noemt
haar niet voor niets ‘πρώτη τῶν Ἑλλήνων31’ (de eerste van de Grieken) die zijn De insomniis zal
lezen. De metafoor van het ‘stemmen’ (ψηφίσῃ) vertoont een opvallende parallel met het
geciteerde fragment uit ep.1 (ἀποψηφισθείς en ψήφους). Hoewel hij aan de filosofe Hypatia
schrijft, zoals blijkt uit de verwijzing naar Aristoteles, suggereert hij haar toch een zuiver
stilistisch, dus retorisch criterium om haar oordeel op te baseren. Dergelijke uitspraken
hebben Roques (2006: 270) ertoe geleid om het filosofische aspect van Synesius’ werken te
minimaliseren, behalve bij het dromenboek, ten voordele van het retorische.
Tout le reste est littérature, c’est-à-dire rhétorique, y compris dans les Lettres. (Roques 2006:
270)
Uit Synesius’ brieven kunnen we afleiden dat hij voor zijn werken een primair doelpubliek
van gecultiveerde Hellenen voor ogen had die een kritisch oordeel moesten vellen over de
retorische en filosofische kwaliteiten ervan. In brief 1 hanteert Synesius de metafoor van
ouder en kind tegenover zijn literaire werken. Hijzelf is de vader en de categorieën waartoe
ze behoren zijn de moeders. Op het einde vergelijkt hij zichzelf impliciet met een aap die zijn
jong bewondert om te pleiten voor een objectief oordeel bij de bestemmeling van de brief.
Ep.1 Garzya/Roques16-24
τὰς πιθήκους γάρ φάσιν, ἐπειδὰν τέκωσιν, ὥσπερ ἀγάλμασιν ἐνατενίζειν τοῖς βρέφεσιν,
ἀγαμένας τοῦ κάλλους (οὕτως ἐστὶν