Upload
holink
View
114
Download
1
Embed Size (px)
Citation preview
Rooster analytics VU
Noordwijkerhout, 19 juni 2015
Onderzoek naar optimalisatie van het roosterproces in relatie tot het ruimtegebruik van de Vrije Universiteit Amsterdam
© 2015 Deloitte The Netherlands
Agenda
1
Even voorstellen
Toelichting project
Belangrijkste resultaten
Interactieve discussie
© 2015 Deloitte The Netherlands
Even voorstellen
2
Onderwijs- en procesexpert
Manager Deloitte Consulting BV
dr. Rogier van de Wetering
Projectmanager
Onderwijsbureau Bèta VU
Cees van Gent
Toelichting project
© 2015 Deloitte The Netherlands
De Vrije Universiteit heeft behoefte aan analytische inzichten in de
capaciteitsproblematiek in het roosterproces
• Studenten aan de Vrije Universiteit ondervinden hinder door overlap in de roostering van vakken. Daarnaast
ervaren de faculteiten problemen in het huidige roosterproces
• De werkgroep ‘Roostering van het flexibel onderwijsaanbod’ heeft de opdracht gekregen om maatregelen uit te
werken om het probleem van overlap tussen vakken, waar studenten nu mee geconfronteerd worden, op te
lossen
• Daarnaast worden facultaire problemen in het huidige roosterproces geïnventariseerd en mogelijke oplossingen
voor deze problemen voorgesteld
• Dit project maakt onderdeel uit van de werkgroep roostering fase 2; fase 1 heeft aanbevelingen geformuleerd;
fase 2 levert een plan van aanpak op voor deze aanbevelingen. Onderdeel van dit plan van aanpak is inzicht
genereren in capaciteitsissues. Opdrachtgever van dit project is het OPDO (Overleg van Portefeuillehouders en
Diensthoofden Onderwijs)
• Problemen in het huidige roosterproces bemoeilijken een efficiënte onderwijslogistiek en vormen een
struikelblok in de harmonisering en centralisering van het roosterproces
• De VU heeft Deloitte gevraagd om een data-analyse uit te voeren die inzicht geeft in de capaciteitsissues
binnen het huidige roosterproces
• Uitkomsten van het onderzoek worden gebruikt om vermoedens evidence based te onderbouwen of te
weerleggen. Inzichten in de data moeten tevens benut worden om rudimentaire procesverbeteringen voor te
stellen
Achtergrond & Vraagstelling
4
© 2015 Deloitte The Netherlands
Onze gemeenschappelijke aanpak voor deze opdracht
5
• Data verzamelen en voorbereiden
voor analyse
• Het scherp krijgen van de exacte
onderzoeksvragen en wat met
voorliggend onderzoek te winnen is
• Inzicht in de capaciteitsissues aan
de hand van de analyse van de 9
genoemde factoren
• Databestanden verzamelen van
SAP/SLcM, S+, decentrale
bestanden, Studyspot (taak VU)
• Data integreren en opschonen
voor analyse
• Vastleggen definities en
uitzonderingen in data
• Voorbereiden sessie
• Eén gezamenlijke sessie met
sleutelpersonen, de dataspecialist
en subject expert(s)
• Analyse uitvoeren (interactieve
QlikView analyse)
• Presentatie/rapport* voorbereiden
om bevindingen en aanbevelingen
te bespreken
• Strategische workshop met VU om
bevindingen en aanbevelingen
definitief te maken
• Dataset gereed voor analyse • Helder zicht op welke capaciteits-
problemen die er spelen binnen de
VU en de beelden die er leven
over de oorzaken hiervan
• Inzicht in de feitelijke situatie voor
wat betreft de capaciteits-
problemen
• Waar mogelijk suggesties voor
procesinnovaties
• Data uit SAP/SLcM, S+, decentrale
bestanden, Studyspot
• Deelnemers met businesskennis
voor vragen over definities en data
• Deelnemers met business kennis
over het roosterproces
• Deelnemers voor workshop
1. Dataverzameling en
datapreparatie
Do
el
Ac
tie
R
es
ult
aa
t In
pu
t
2. Businessbegrip 3. Analyse, aanbevelingen en
afrondende workshop
* In de vorm van een powerpoint
© 2015 Deloitte The Netherlands
Vandaag zoomen we primair in op de donkerblauwe vragen
1. Gegevens over de zaalbezetting (onderwijsruimtes): capaciteit van de zaal vs.
capaciteit van de groep. Percentage mismatches (zowel in termen van te kleine als te grote zalen)?
N.B. definitie in termen van minstens 25% van de stoelen onder- dan wel overbezetting.
2. Gegevens over zaalbezetting bij tentamens: capaciteit van de zaal en capaciteit van de groep.
Percentage mismatches (zowel in termen van te kleine als te grote zalen)? N.B. definitie in termen
van 25% onder- dan wel overbezetting
3. Gegevens over aantallen studenten die intekenen op tentamens maar uiteindelijk niet deelnemen
(percentage no-shows). Idem voor herkansingen.
4. Gegevens over effectief zaalgebruik: percentage aanvragen dat wel en niet wordt omgezet in
gebruik?
5. Hoeveel groepen zijn er die uit minder dan 5 of 10 personen bestaan?
6. Gegevens over de zaalbezetting (onderwijsruimtes) gedurende de hele week (piek- en daluren)?
7. Percentages over a) aantal tentamens met een omvang <25; tussen 25-100; tussen 100 en 370; >
370)
8. Percentages over a) aantal colleges <25; tussen 25-100; tussen 100 en 370; > 370; uitgesplitst naar
typen werkvormen (hc, wc, practicum, etc).
9. Overzicht van het aantal zalen met deze capaciteit (<25; tussen 25-100; tussen 100 en 370; > 370).
De scope van het onderzoek
6
Belangrijkste resultaten
© 2015 Deloitte The Netherlands
Binnen het roosterproces van het eerste semester zijn vier meetpunten van
belang waarbij roosteraanpassingen worden doorgevoerd
Ketenplanning
8
Begin juni –
Publiceren van het
conceptrooster
Begin juli –
Start intekenen
onderwijs
Begin september –
Start van het
onderwijs
Eind september –
Sluiting intekening
onderwijs
1 2
3 4
Beschikbare analysedata
1
2
4 Zaalbezetting
bij sluiting
Tussentijdse
wijzigingen en
zaalbezetting
Concept
zaalbezetting
Tussentijdse
wijzigingen en
zaalbezetting
3
Meetpunten in de ketenplanning*
Definitieve
zaalbezetting
De definitieve zaalbezetting
komt uit Syllabus+; de
inschrijving zoals die heeft
plaatsgevonden en maakt géén
onderdeel uit van de
ketenplanning
5
* Eenzelfde soort planning is er
voor het roosteren van het
tweede semester waar het
conceptrooster in november
wordt gepubliceerd.
© 2015 Deloitte The Netherlands
Voor dit onderzoek is in de data-analyses uitgegaan van 3 semesters van de
jaargangen 2012-2013 en 2013-2014
Ketenplanning
9
Semester 1 Semester 2
2012-2013
2013-2014
04-06-12
public
atie
conceptr
ooste
r
sta
rt d
atu
m
inte
kenen
sta
rt o
nderw
ijs
slu
itin
gste
rmijn
perio
de
02-07-12
03-09-12
24-09-12
01 02 03 04
15-11-12
public
atie
conceptr
ooste
r
sta
rt d
atu
m
inte
kenen
slu
itin
gste
rmijn
perio
de
sta
rt o
nderw
ijs
03-12-12
07-01-13
04-02-13
01 02 03 04
04-06-13
public
atie
conceptr
ooste
r
sta
rt d
atu
m
inte
kenen
sta
rt o
nderw
ijs
slu
itin
gste
rmijn
perio
de
02-07-13
02-09-13
24-09-13
01 02 03 04
05 De definitieve zaalbezetting uit Syllabus+; de inschrijving zoals die
daadwerkelijk heeft plaatsgevonden
© 2015 Deloitte The Netherlands
Vraag 1a – Gemiddeld genomen overtreffen de aannames bij het aantal
inschrijvingen de feitelijke vakinschrijvingen in omvang
10
Relatie tussen de aanname van het aantal inschrijvingen en het feitelijk aantal vakinschrijvingen
De bollen in bovenstaande grafiek stellen vakken voor. De grootte van de bol wordt
berekend door het aantal inschrijvingen te vermenigvuldigen met het aantal
individuele activiteiten die het vak omvat. De kleuren duiden de verschillende
faculteiten aan
Ideale lijn tussen
aanname en feitelijk
aantal inschrijving
Bij alle vakken onder deze lijn wordt gemiddeld
genomen ruimer zaalcapaciteit aangenomen
dan feitelijk benodigd
Feit
eli
jke a
an
tal in
sc
hri
jvin
ge
n
Vraag 1a:
Gegevens over de
zaalbezetting
(onderwijsruimtes):
Het feitelijke aantal
inschrijvingen t.o.v.
de aanname
Aanname aantal inschrijvingen (meetpunt 1)
© 2015 Deloitte The Netherlands
Vraag 1b – Gedurende de ketenplanning neemt het aantal zalen dat te klein is
over het algemeen af; het aantal zalen dat te groot is, neemt toe
11
Percentage over-/onderbezetting per faculteit per meetpunt in de ketenplanning
Per faculteit en per meetpunt (1-4; punt 5 komt overeen met de definitieve
zaalbezetting, zie sheet 10) in de ketenplanning is het percentage zalen dat te klein
(licht blauw), binnen de foutmarge (groen) of te groot (donker blauw) is ingepland,
weergegeven. Met name het aantal zalen dat te klein is ingepland, neemt af
gedurende de ketenplanning. Relatief gezien komen er meer zalen bij die te groot
zijn gepland.
Pe
rce
nta
ge
va
n a
lle
acti
vit
eit
en
Vraag 1b:
Gegevens over de
zaalbezetting
(onderwijsruimtes):
Meetpunten in de
ketenplanning
© 2015 Deloitte The Netherlands
Vraag 1c – Er worden meer capaciteitsvergrotingen doorgevoerd dan
verkleiningen; op te grote zalen wordt vooralsnog weinig ingespeeld
12
Percentage aanpassingen per faculteit Percentages capaciteitsaanpassingen per
faculteit
• Er wordt verhoudingsgewijs gedurende de
ketenplanning weinig veranderd aan de
zaalcapaciteit van een activiteit
• Gemiddeld wordt bij slecht 5% van de
activiteiten de zaalcapaciteit aangepast
• Kijkend naar het type van de aanpassing, valt
op dat de meeste faculteiten meer
vergrotingen doorvoeren dan verkleiningen
Percentages capaciteitsaanpassingen per
mismatch
• Gedurende de ketenplanning worden te grote
zalen relatief weinig verkleind
• Verhoudingsgewijs worden te kleine zalen
vaker vergroot
Percentage aanpassingen bij te grote of te kleine zalen
Vraag 1c: Gegevens over de zaalbezetting (onderwijsruimtes): Type aanpassingen in de ketenplanning
Noot: grafieken hebben betrekken op de vier
meetpunten van de ketenplanning
© 2015 Deloitte The Netherlands
Vraag 1d – Capaciteitsvergrotingen in de ketenplanning leiden veelal tot een
mismatch in de zaalbezetting
13
Relatie tussen de aanpassing van zaalcapaciteit en de resulterende mismatch
De bolletjes in bovenstaande grafiek stellen aanpassingen gedurende de ketenplanning voor. Een
aanpassing van 30 (horizontale as) betekent een vergroting van zaalcapaciteit voor 30 studenten.
Een positieve mismatch van 50 (verticale as) betekent dat de zaal met 50 beschikbare plekken te
groot is. Gemiddeld gezien resulteert een capaciteitsvergroting in een te grote zaal.
Vraag 1d:
Gegevens over de
zaalbezetting
(onderwijsruimtes):
Omvang van
aanpassing
zaalcapaciteit t.o.v.
resulterende
mismatch in termen
van zaalcapaciteit.
Re
su
lte
ren
de m
ism
atc
h
Omvang aanpassing zaalcapaciteit
De stijgende lijn geeft aan
dat een vergroting van
zaalcapaciteit gemiddeld
genomen resulteert in een
te grote zaal
Ideale lijn: aanpassing
resulteert in een perfecte
match van zaalcapaciteit en
het aantal inschrijvingen
© 2015 Deloitte The Netherlands
Vraag 1f – Steekproeven tonen aan dat het aantal no-shows gemiddeld 24%
bedraagt
14
Opkomst per type activiteit Opkomst per type activiteit
• Grote steekproefverschillen zijn zichtbaar
tussen de verschillende type
(onderwijs)activiteiten (PR, WG, WC, HC)
• Het gemiddeld aantal no-shows (i.c. activiteit
gaat niet door) bedraagt 24% voor alle type
activiteiten
• Practica hebben het hoogste percentage
daadwerkelijke opkomst
• Hoorcolleges hebben het hoogste percentage
½ volle zalen/opkomsten
Opkomst per faculteit
• De feitelijke opkomst – onderverdeeld naar
type activiteit – verschilt aanzienlijk per
faculteit
Opkomst per faculteit *
Vraag 1f: Gegevens over de zaalbezetting (onderwijsruimtes): Daadwerkelijke opkomst. Percentages per type activiteit en faculteit
* Voor een steekproefmarge van 5% en een betrouwbaarheidsniveau van 90% is een steekproef van 300 voldoende om geldige conclusies te
trekken. Bij de faculteiten FBW, FSW en THE-WYS is de steekproef lager dan 300. Deze faculteiten zijn daarom buiten beschouwing gelaten.
© 2015 Deloitte The Netherlands
Vraag 4 – Faculteiten maken niet volledig gebruik van de beschikbaar gestelde
leenrechten
15
Verhouding leenrechten (in uren) en daadwerkelijk gebruik * Leenrechten effectiviteit
Het totaal aantal leenrechten (in
uren) dat een faculteit ter
beschikking heeft, is afgezet tegen
het daadwerkelijke gebruik van
desbetreffende zalen
• Opvallend is dat de leenrechten
over het algemeen niet volledig
worden benut
• Met name bij de faculteit GNK is
de discrepantie hoog
Vraag 4: Gegevens over effectief zaalgebruik: Percentage aanvragen dat wel en niet wordt omgezet in gebruik?
* De faculteiten THE-WYS en FEWEB-PDO/PGO zijn niet opgenomen in de leenrechtendata
© 2015 Deloitte The Netherlands
Vraag 5 – Procentueel gezien komen relatief kleine groepen het meest voor; het
aandeel groepen dat uit minder dan 10 personen bestaat, bedraagt 25%
16
Procentuele verdeling van groepsgrootte Verdeling kleine groepen
• Groepen van 10 – 15 inschrijvingen komen
het meest voor, 23%
• Het aantal groepen dat uit minder dan 10
personen bestaat, bedraagt 25% van het
totaal (ofwel 1600 keer gedurende 1,5 jaar)
Verdeling kleine groepen per
onderwijsactiviteit
• Per groepsgrootte verschilt de procentuele
verdeling van de verschillende
onderwijsvormen
• Hoorcolleges kennen een relatieve homogene
distributie
• Met name practica en werkcolleges bestaan
uit groepen van minder dan 20 personen
Procentuele verdeling van groepsgrootte per type activiteit
Vraag 5: Hoeveel groepen zijn er die uit minder dan 5 of 10 personen bestaan?
© 2015 Deloitte The Netherlands
Vraag 6a – Benutting van de totale VU-brede zaalcapaciteit verschilt binnen een
werkdag en gedurende de week en is ongelijk en suboptimaal verdeeld
17
Benutting van de maximale VU-capaciteit per tijdstip
Benutting per tijdstip
Per tijdstip is het gemiddelde aantal activiteiten
(lees studenten) gedeeld door de totale
zaalcapaciteit
Een 100% procent bezetting is niet realistisch. Alle
zalen die de VU in beheer heeft, zouden dan
volledig gevuld zijn op basis van inschrijving
• Over het algemeen vinden de meeste activiteiten
plaats in de late ochtend en begin van de middag
• Blokuren in de avond worden momenteel niet of
nauwelijks benut
Benutting per faculteit
• Gemiddeld genomen is maandag de drukste dag
en woensdag/vrijdag het minst druk
• Elke faculteit heeft een verschillend
spreidingsprofiel. De faculteit FEWEB heeft een
grote piek op maandag, terwijl FPP juist weer een
piek op dinsdag heeft
• Totaalverdeling in % per dag: ma (25,90%), di
(22,02%), woe (16,99%), do (18,47%) en vrij
(16,61%)
Spreiding van inschrijvingen per dag gedurende de week per faculteit
Vraag 6: Gegevens over de zaalbezetting (onderwijsruimtes) gedurende de hele week (piek- en daluren)?
Interactieve discussie
© 2015 Deloitte The Netherlands
Interactieve discussie langs 2 assen
Wat betekenen deze resultaten nu?....
19
Wat kunnen jullie nu met deze
resultaten?
1
Kun je roosteranalytics verder doorontwikkelen tot
automatisch roosteren?
2
© 2015 Deloitte The Netherlands
Wat kunnen jullie nu met deze resultaten?
20
01 Wat betekenen deze resultaten voor jou?
02 Wat valt je op?
03 Wat zou je zelf willen oppakken?
04 Hoe meet je het succes van je verbeteractiviteit?
05 Wat levert jouw een verandering op?
Welke investering is er nodig? 06 Welke investering is er nodig?
© 2015 Deloitte The Netherlands
Kun je roosteranalytics verder doorontwikkelen tot automatisch roosteren?
21
Kun je roosteranalytics zélfs doorontwikkelen naar robotisering?
© 2015 Deloitte The Netherlands
Afronding
22
© 2015 Deloitte The Netherlands 23
Deloitte refers to one or more of Deloitte Touche Tohmatsu Limited, a UK private company limited by guarantee, and its network of member firms,
each of which is a legally separate and independent entity. Please see www.deloitte.com/about for a detailed description of the legal structure of
Deloitte Touche Tohmatsu Limited and its member firms.
Deloitte provides audit, tax, consulting, and financial advisory services to public and private clients spanning multiple industries. With a globally
connected network of member firms in more than 150 countries and territories, Deloitte brings world-class capabilities and high-quality service to
clients, delivering the insights they need to address their most complex business challenges. Deloitte’s more than 200,000 professionals are
committed to becoming the standard of excellence.
This communication contains general information only, and none of Deloitte Touche Tohmatsu Limited, its member firms, or their related entities
(collectively, the “Deloitte network”) is, by means of this communication, rendering professional advice or services. No entity in the Deloitte network
shall be responsible for any loss whatsoever sustained by any person who relies on this communication.
.
Overige vragen
© 2014 Deloitte The Netherlands
Vraag 1b SEMESTER 2 – Gedurende de ketenplanning neemt het aantal
zalen dat te klein is af; het aantal zalen dat te groot is, neemt toe
25
Percentage over-/onderbezetting per faculteit per meetpunt in de ketenplanning
Per faculteit en per meetpunt (1-4; punt 5 komt overeen met de definitieve
zaalbezetting, zie sheet 10) in de ketenplanning is het percentage zalen dat te klein
(licht blauw), binnen de foutmarge (groen) of te groot (donker blauw) is ingepland,
weergegeven. Met name het aantal zalen dat te klein is ingepland, vermindert
gedurende de ketenplanning. Relatief gezien komen er meer zalen bij die te groot
zijn gepland.
Pe
rce
nta
ge
va
n a
lle
acti
vit
eit
en
Vraag 1b:
Gegevens over de
zaalbezetting
(onderwijsruimtes):
Meetpunten in de
ketenplanning
© 2014 Deloitte The Netherlands
Vraag 1c SEMESTER 2 – Er worden meer capaciteitsvergrotingen
doorgevoerd dan verkleiningen; op te grote zalen wordt weinig ingespeeld
26
Percentage aanpassingen per faculteit Percentages capaciteitsaanpassingen per
faculteit
• In de winter worden nog minder
capaciteitsaanpassingen doorgevoerd;
gemiddeld wordt bij slecht 1,5% van de
activiteiten de zaalcapaciteit aangepast
• Kijkend naar het type van de aanpassing, valt
op dat de meeste faculteiten meer
vergrotingen doorvoeren dan verkleiningen
Percentages capaciteitsaanpassingen per
mismatch
• Gedurende de ketenplanning worden te grote
zalen relatief weinig verkleind
• Verhoudingsgewijs worden te kleine zalen
vaker vergroot
Percentage aanpassingen per mismatch op dat moment
Vraag 1c: Gegevens over aanpassingen gedurende de ketenplanning: Type aanpassingen in de ketenplanning
Noot: grafieken hebben betrekken op de vier
meetpunten van de ketenplanning
© 2014 Deloitte The Netherlands
Vraag 2a – Gemiddeld genomen overtreffen de geplande inschrijvingen voor
tentamens de feitelijke tentameninschrijvingen in omvang
27
Relatie tussen de aanname en het feitelijke aantal tentameninschrijvingen
De bollen in bovenstaande grafiek stellen tentamens voor. De kleuren duiden de
verschillende faculteiten aan.
Ideale lijn tussen
aanname en feitelijk
aantal inschrijving
Bij alle tentamens onder deze lijn wordt
gemiddeld genomen ruimer gepland
Bij kleinere tentamens zijn relatief
veel te klein ingeschatte
aannames waar te nemen
Feit
eli
jke a
an
tal in
sc
hri
jvin
ge
n
Vraag 2a:
Gegevens over
zaalbezetting bij
tentamens: Het
feitelijk aantal
inschrijvingen t.o.v.
de
aanname
Aanname aantal inschrijvingen (meetpunt 1)
© 2014 Deloitte The Netherlands
Vraag 2b – Voor tentamens wordt de zaalcapaciteit ruimer ingepland dan
feitelijk nodig; verschillen zijn zichtbaar tussen de afzonderlijke faculteiten
28
Percentage over-/onderbezetting per faculteit Percentages mismatch faculteit
• Het valt op dat alle faculteiten behalve op
twee na ruimer inplannen dan feitelijk
benodigd
• Gemiddeld genomen gaat het hier om +/-
63% van het totaal aantal tentamens
• Ook bij tentamens worden verhoudingsgewijs
weinig te kleine zalen ingepland
Percentages mismatch per groepsgrootte
• Het percentage mismatches (zowel te groot
als te klein) is het grootst bij relatief kleine
tentamens(<150)
• Het relatieve aantal mismatches worden
geleidelijk aan minder naar mate het feitelijk
aantal inschrijvingen toeneemt
Percentage over-/onderbezetting per feitelijk aantal inschrijvingen
65% = gemiddelde
Vraag 2b: Gegevens over zaalbezetting bij tentamens: Capaciteit van de zaal en capaciteit van de groep. Percentage mismatches per faculteit en
per zaalcapaciteit
65% = gemiddelde
© 2014 Deloitte The Netherlands
Vraag 3 – Het gemiddelde percentage no-shows voor alle tentamens
bedraagt 18% en is het hoogst in de zomermaanden
29
Percentage no-shows bij tentamens per faculteit No-shows per faculteit
• Grote onderlinge verschillen zijn zichtbaar
• Gemiddeld over alle faculteiten bedraagt het
percentage no-shows 18%
No-shows per maand
• Het aantal no-shows is het hoogst in de
zomermaanden en erg laag in het begin van
het academische jaar
Gemiddelde percentage no-shows voor alle tentamens
Vraag 3: Gegevens over aantallen studenten die intekenen op tentamens maar uiteindelijk niet deelnemen (percentage no-shows).
© 2014 Deloitte The Netherlands
Vraag 6b – Benutting van de totale VU-brede zaalcapaciteit verschilt binnen
een werkdag en gedurende de week en is ongelijk en suboptimaal verdeeld
30
Benutting van de maximale VU-capaciteit per tijdstip
Benutting per tijdstip per faculteit
• Per tijdstip is per faculteit het gemiddelde
aantal activiteiten (lees studenten) gedeeld
door de totale zaalcapaciteit van de VU
• Een 100% procent bezetting is niet
realistisch. Alle zalen die de VU in beheer
heeft, zouden dan volledig gevuld zijn op
basis van inschrijving
• Over het algemeen vinden de meeste
activiteiten plaats in de late ochtend en begin
van de middag
• Blokuren in de avond worden momenteel niet
of nauwelijks benut
Benutting per maand
• Spreiding over het jaar toont een duidelijk
patroon met pieken (bij aanvang van het jaar)
en dalen (in de zomer en rond kerst)
Spreiding van activiteiten per maand
Vraag 6: Gegevens over de zaalbezetting (onderwijsruimtes) gedurende de hele week (piek- en daluren)?
© 2014 Deloitte The Netherlands
Vraag 7/8 – Colleges en tentamens met kleine groepsgroottes vinden
verhoudingsgewijs het meeste plaats
31
Verdeling % colleges per activiteit type Verdeling colleges naar omvang per
activiteit
• Kleine onderwijsgroepen komen het vaakst
voor
• Bij hoorcolleges is de grootste groep 25 – 100
• De % verdeling van de groepen is als volgt <
25: 55%, 25 – 100 36% en 100 – 370 8% en
> 370 1%
Verdeling tentamens naar omvang
• Tentamens met groepsgrootte <25 vinden het
meest plaats: 43%
• Tentamens met groepsgrootte 25 – 100
vinden het meest plaats: 39%
• Tentamens met de groepsgroottes 100 – 370
en groter dan 370 komen verhoudingsgewijs
weinig voor, respectievelijk 15% en 3%
Verdeling % tentamens naar omvang per faculteit
Vraag 7: Percentages over a) aantal tentamens met een omvang <25; tussen 25-100; tussen 100 en 370; > 370)
Vraag 8: Percentages over a) aantal colleges <25; tussen 25-100; tussen 100 en 370; > 370; uitgesplitst naar activiteit type en faculteit
Feitelijk aantal
inschrijvingen
Feitelijk aantal
inschrijvingen
© 2014 Deloitte The Netherlands
Vraag 9 – Het aantal beschikbare tentamen- en collegezalen is niet in lijn met
de feitelijk benodigde capaciteit
32
Verdeling grootte collegezalen
Verdeling zaalcapaciteit collegezalen
• Voor collegezalen geldt dat het aandeel
beschikbare zalen met capaciteit 25 – 100
46% bedraagt
• De procentuele verdeling van het aantal
collegezalen is niet in lijn met de feitelijke
groepsgroottes. Zo is het aandeel van het
feitelijk aantal groepsgroottes <25 55% terwijl
het percentuele zalenaanbod slechts 42%
bedraagt
Verdeling zaalcapaciteit tentamenzalen
Aan de collegezaal wordt een
tentamencapaciteit toegekend in de data. Dit
zorgt er voor dat de capaciteit +/- met 50%
afneemt
• Het aandeel beschikbare zalen met capaciteit
<25 bedraagt 70% van het totaal
• Er zijn weinig tentamenzalen met capaciteit
25 – 100, terwijl er relatief best veel (39%)
tentamens plaatsvinden van deze omvang
Verdeling grootte tentamenzalen
Vraag 9: Overzicht van het aantal zalen met deze capaciteit (<25; tussen 25-100; tussen 100 en 370; > 370)