100
Innovaties in ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie Evaluatie project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs Mei 2009 Frederik Smit Geert Driessen Bert Felling

Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid

Embed Size (px)

Citation preview

Innovaties in ouderbetrokkenheid

en ouderparticipatie

Evaluatie project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs

Mei 2009

Frederik Smit

Geert Driessen

Bert Felling

INNOVATIES IN OUDERBETROKKENHEID EN OUDERPARTICIPATIE

Innovaties in ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie

Evaluatie project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs

Frederik Smit

Geert Driessen

Bert Felling

ITS – Radboud Universiteit Nijmegen

iii

De particuliere prijs van deze uitgave is € XX

Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00.

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG

Innovaties in ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie/ Frederik Smit, Geert Driessen,

Bert Felling - Nijmegen: ITS.

ISBN

NUR 840

Projectnummer: 34000331

2009 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave

worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke

andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande

schriftelijke toestemming van het ITS van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen.

No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other

means without written permission from the publisher.

iv

Lijst van afkortingen

AVS Algemene Vereniging Schoolleiders

BIMB Breed Initiatief Maatschappelijke Binding

G30 De dertig grootste gemeenten (G30): Alkmaar, Almelo, Amers-

foort, Amsterdam, Arnhem, Breda, Deventer, Dordrecht, Eindho-

ven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond,

Hengelo, Leeuwarden, Leiden, Lelystad, Maastricht, Nijmegen,

Rotterdam, Schiedam, ’s-Gravenhage, ’s-Hertogenbosch, Tilburg,

Utrecht, Venlo, Zaanstad, Zwolle

GMR Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad

ISBO Islamitische Scholen Besturen Organisatie

ISK Internationale Schakelklas

LOBO Landelijke Oudervereniging Bijzonder Onderwijs op algemene

grondslag

LOM Landelijk Overleg Minderhedenorganisaties

MR Medezeggenschapsraad

NKO Nederlandse Katholieke Vereniging van Ouders

OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OUDERS & COO Ouders & Christelijk Onderwijs en Opvoeding

Pabo Pedagogische academie voor het basisonderwijs

PAOO Platform Allochtone Ouders en Onderwijs

PO Primair onderwijs

SMART Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden.

VBS Verenigde Bijzondere Scholen

VO Voortgezet onderwijs

VOO Vereniging Openbaar Onderwijs

VO-raad Sectororganisatie voor het voortgezet onderwijs

VVE Voor- en Vroegschoolse Educatie

v

Voorwoord

De positie van ouders in relatie tot het onderwijs aan hun kinderen heeft al vele jaren

de belangstelling van politici, wetenschappers en het onderwijsveld. Goede contacten

tussen school, ouders en leerlingen hebben een positief effect op de kwaliteit van de

school en op de leerprestaties en maatschappelijke ontwikkeling van de leerlingen.

Vanuit deze overtuiging is er een roep om de gezamenlijke verantwoordelijkheid van

ouders en school op het gebied van onderwijs en opvoeding steviger vorm te geven.

Meer specifiek voor de groep allochtone ouders zijn extra investeringen noodzakelijk,

omdat enerzijds deze ouders moeilijk bereikbaar zijn vanuit het perspectief van scho-

len, anderzijds omdat veel van hen belemmeringen ervaren in hun contacten met de

school.

Als reactie hierop is op initiatief van FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwik-

keling, en de VOO (Vereniging Openbaar Onderwijs) het Platform Allochtone Ou-

ders en Onderwijs (PAOO) opgericht. In het kader van dat project is in 2006 gestart

met het inrichten van een landelijk platform en de ontwikkeling van lokale platforms

in dertig grote gemeenten. Het Landelijk Overleg Minderhedenorganisaties en de

landelijke ouderorganisaties hebben, binnen PAOO, voor het eerst in hun geschiede-

nis met elkaar samengewerkt om de positie van allochtone ouders te verbeteren.

PAOO wil bereiken dat allochtone ouders beter vertegenwoordigd zijn in het georga-

niseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenorganisaties – én dat scholen on-

dersteund worden in het vergroten van de betrokkenheid van allochtone ouders.

Op verzoek van FORUM heeft het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen het

functioneren van het PAOO in kaart gebracht. Van dit onderzoek wordt hier verslag

gedaan. Het onderzoek startte in oktober 2008 en is afgesloten maart 2009. Het on-

derzoek is uitgevoerd door dr. Frederik Smit, dr. Geert Driessen en prof. dr. Bert

Felling. Bij de gevalsstudies heeft drs. Chloë van Vliet een bijdrage geleverd. De

onderzoekers willen iedereen die aan het onderzoek heeft meegewerkt danken voor

de verstrekte informatie. Een speciaal woord van dank geldt het PAOO-projectteam,

en verder de leden van minderhedenorganisaties, het landelijk platform, de lokale

platforms, en de vele ouders en andere deskundigen die aan het onderzoek hebben

meegewerkt.

vi

FORUM heeft met dit project ‘goud’ in handen, wanneer de diversiteit aan nieuwe

activiteiten in het project aansluit bij de behoefte van onderwijs- en welzijnsorganisa-

ties de rol van allochtone ouders een nieuwe impuls te geven.

We hopen dat de onderzoeksbevindingen een bijdrage leveren aan het optimaliseren

van de ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie van allochtone ouders in het onder-

wijs.

ITS – Radboud Universiteit Nijmegen

Nijmegen, mei 2009

dr. Jeroen Winkels

directeur

vii

Inhoudsopgave

Voorwoord v

Managementsamenvatting x

1 Achtergronden en analysekader 1

1.1 Inleiding 1

1.2 Aanleiding en doel van het onderzoek 1

1.2.1 Achtergronden 1

1.2.2 Doel en vraagstellingen 3

1.3 Achtergronden en analysekader 5

1.3.1 Begrippen 5

1.3.2 Evaluatie projectresultaten en aanbevelingen 6

2 Onderzoeksopzet en -uitvoering 7

2.1 Inleiding 7

2.2 Onderzoeksopzet en -uitvoering 7

2.2.1 Voorbereidingsfase 7

2.2.2 Beschrijving functioneren projectteam en landelijk platform 8

2.2.3 Beschrijving lokale platforms 8

2.2.4 Interviews met vertegenwoordigers relevante partners 11

2.2.5 Evaluatie en aanbevelingen 11

2.3 Verdere opbouw van het rapport 12

3 Projectopzet Platform Allochtone Ouders en Onderwijs 13

3.1 Inleiding 13

3.2 Kader 13

3.2.1 Uitgangspunten 13

3.2.2 Doelen en gewenste resultaten 14

3.2.3 Verantwoordelijkheden van betrokken partijen 15

3.2.4 Belangrijke wijziging bij begin uitvoering project 17

3.2.4 Sterke en zwakke kanten van de projectopzet 18

viii

4 Functioneren projectteam en landelijk platform 21

4.1 Inleiding 21

4.2 Opzet van het project 21

4.3 Functioneren projectteam 22

4.4 Functioneren landelijk platform 27

4.4.1 Doelen 28

4.4.2 Participanten 32

4.4.3 Strategie 32

4.4.4 Functie landelijk platform 32

4.4.5 Bereik 32

4.4.6 Evaluatiemoment 33

4.4.7 Rol ondersteuning van het project 34

4.4.8 Capaciteitsproblemen projectteam 34 5 Functioneren projectteam en lokale platforms 35

5.1 Inleiding 35

5.2 Ambitie projectteam 35

5.3 Start lokale platforms 36

5.3.1 Activiteiten en samenwerking 36

5.3.2 Wijzigingen in de projectuitvoering 38 6 Gevalsstudies lokale platforms 43

6.1 Inleiding 43

6.2 Werkplannen 43

6.3 Functioneren geselecteerde lokale platforms 44

6.3.1 Centrale kenmerken van de lokale platforms 45

6.3.2 Participatiestructuur 47

6.3.3 Participatiebereidheid 47

6.3.4 Participatievaardigheden 48

6.3.5 Participatiecultuur 48

6.3.6 Participatiestrategie 48

6.4 Kwaliteit functioneren lokale platforms 50

6.4.1 Doelen 51

6.4.2 Participanten 51

6.4.3 Strategie 52

6.4.4 Bereik 53

6.4.5 Functie 53

6.4.6 Evaluatie 54

6.4.7 Belemmeringen 54

6.4.8 Voortgang 54

6.4.9 Rol projectteam 55

6.5 Toegevoegde waarde lokale platforms voor scholen 55

ix

7 Impact project PAOO op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs 57

7.1 Inleiding 57

7.2 Praktijk relatie ouders en school 57

7.2.1 Functioneren project 58

7.2.2 Verschillen tussen de ‘klassieke’ benadering en de benadering van

PAOO 59

7.2.3 Mogelijke effecten op het functioneren conform de PAOO-benadering60

7.3 Sterke en zwakke kanten van het project 61

8 Samenvatting resultaten 63

8.1 Inleiding 63

8.2 Aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en –uitvoering 63

8.3 Samenvatting resultaten 64

Bijlagen 73

Bijlage 1 – Functioneren geselecteerde lokale platforms 74

Bijlage 2 – Geraadpleegde literatuur 84

x

Managementsamenvatting

Op verzoek van FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, heeft het ITS

van de Radboud Universiteit Nijmegen het functioneren van het Platform Allochtone

Ouders en Onderwijs (PAOO) in kaart gebracht. Van dit onderzoek wordt hier verslag

gedaan. Het onderzoek startte in oktober 2008 en is afgesloten maart 2009.

Laagopgeleide allochtone ouders ervaren belemmeringen in hun contacten met de

school. Vanuit het perspectief van scholen is deze groep ouders moeilijk bereikbaar.

Op initiatief van FORUM en de Vereniging Openbaar Onderwijs (VOO) is het PAOO

opgericht. Het doel van PAOO is dat allochtone ouders zich meer betrokken en verte-

genwoordigd voelen in het georganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangen-

organisaties. Het project PAOO is in 2006 van start gegaan, met een beoogde looptijd

van vier jaar.

Doel van het onderzoek is na te gaan of de voor PAOO ingezette middelen een bij-

drage hebben geleverd aan de in het projectplan geformuleerde doelstellingen. In

samenspraak met de opdrachtgever is niet alleen de (kwantitatieve) output, maar ook

het ontwikkelingsproces van het project object van onderzoek gemaakt. Tenslotte is

vastgesteld in welke mate verbeterpunten zijn te destilleren voor de aanpak in het

laatste, vierde jaar van het project.

Het onderzoek bestaat uit verschillen onderdelen: (1) een voorbereidingsfase, (2) een

studie naar het functioneren van het landelijk platform en gevalsstudies van lokale

platforms, (3) interviews met vertegenwoordigers van relevante partners, en (4) een

beschrijving van de output en het opstellen van het eindrapport.

Voor de analyse is gebruik gemaakt van informatie uit drie bronnen, namelijk schrif-

telijk materiaal in de vorm van projectplannen, activiteitenplannen, kwartaal- en

jaarverslagen en notulen van bijeenkomsten en vergaderingen; de PAOO-website,

-databank en –publicaties; en interviews met de verschillende categorieën van betrok-

kenen, i.c. het landelijk platform, het projectteam, de ouder-, besturen- en minderhe-

denorganisaties en de lokale platforms.

Belangrijke input is verkregen via gevalsstudie van tien lokale platforms. De tien

gevalsstudies zijn in overleg met de opdrachtgever geselecteerd uit de lokale plat-

forms waar sprake was van een zekere continuïteit qua leden en substantie qua activi-

teiten. Deze platforms vormen dus geen dwarsdoorsnede van alle lokale platforms.

xi

Het resulterende beeld zal daarom (soms) een te positief beeld geven van het functio-

neren van PAOO als geheel. Door deze werkwijze is inzicht verkregen in de positieve

en negatieve aspecten die zich in de ontwikkelingsfase van dit project hebben voor-

gedaan. Bovendien kunnen op basis hiervan gemakkelijker aanbevelingen worden

gedaan met betrekking tot het bijstellen, i.c. verbeteren, van de aanpak.

Het onderzoek wil een antwoord geven op een aantal vragen, waar hierna summier op

wordt ingegaan.

Hoofdvraag 1: In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de

projectuitvoering?

In het projectplan waren doelen die in dit project worden nagestreefd niet SMART

(Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) geformuleerd. De

projectopzet biedt een breed kader waarbinnen de concrete korte-termijndoel-

stellingen zijn geformuleerd in jaarlijkse activiteitenplannen en zijn gebaseerd op

praktijkervaringen en verworven inzichten. In deze jaarlijkse activiteitenplannen zijn

de doelen wél SMART geformuleerd.

Hoofdvraag 2: In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelge-

richt?

Het opzetten van de platforms is met zeer veel inspanning gerealiseerd. Leden van het

projectteam hebben ouders, vrijwilligers, gerekruteerd uit lokale netwerken om zitting

te nemen in de platforms. Het project is begin 2006 gestart en eind van dat jaar had-

den 12 lokale platforms zich officieel gepresenteerd in hun gemeente. Eind 2007

waren platforms actief in 23 gemeenten en eind 2008 in 30 gemeenten. Er is een basis

gelegd voor samenwerkingsrelaties met onderwijs- en welzijnsorganisaties, zowel op

landelijk niveau als in de meeste deelnemende gemeenten.

Hoofdvraag 3: Hoe functioneert het project? Hoe verloopt het ontwikkelingsproces

binnen het project? Tot welke output hebben de inspanningen tot nu toe geleid?

Het projectteam heeft in de loop van het project flexibel ingespeeld op

ontwikkelingen binnen en buiten het project. Aanvankelijk is geprobeerd via gemeen-

ten en welzijnsinstellingen allochtone ouders te betrekken bij het onderwijs. Daar is

vanaf gestapt, omdat via dit traject niet de beoogde groep ‘doorsnee’ ouders werd

bereikt. Vanaf eind 2007 is het projectteam overgestapt op een strategie waarbij

lokale platforms gestimuleerd worden via scholen allochtone ouders te bereiken.

Projectmedewerkers en leden van lokale platforms worden echter regelmatig

geconfronteerd met een defensieve houding van schoolteams ten aanzien van de

inbreng van allochtone vrijwilligers voor het optimaliseren van de relatie allochtone

ouders en school. Bij het grootste deel van de platforms is het daadwerkelijk

xii

stimuleren van de ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op schoolniveau daarom

nog niet aan de orde.

Succesvolle initiatieven binnen het project zijn het organiseren van thematische ou-

deravonden (Lagerhuisdebatten), het stimuleren van huiswerkbegeleiding en het

instellen van schoolcontactpersonen. Met de Algemene Vereniging Schoolleiders

(AVS) is een pilot gestart om de gesignaleerde knelpunten in contacten met scholen

te leren oplossen en de doelstellingen van het project, op langere termijn, te realise-

ren.

De ontwikkelde producten (‘output’) van het landelijk platform zijn: een visiedocu-

ment (‘Aanpak voor educatief partnerschap’) en een keurmerk voor ouderbetrokken-

heid (‘Meetlat oudervriendelijke school’). De ontwikkelde instrumenten voor lokale

platforms hebben betrekking op het organiseren van Lagerhuisdebatten en het voeren

van gesprekken met schoolleiders. Daarnaast is de brochure ‘Aan de slag!’ uitge-

bracht. Een handleiding voor het uitvoeren van huisbezoeken is praktisch afgerond.

De bedoeling is dat eind 2009 lesmateriaal wordt opgeleverd voor Pabo’s.

Hoofdvraag 4: Wat zijn de outcomes van de inspanningen tot nu toe?

Outcomes zijn de maatschappelijke effecten die op de langere termijn met het pro-

ject worden nagestreefd. De looptijd van het project is te kort om outcomes te mogen

verwachten.

Hoofdvraag 5: Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit eva-

luatie-onderzoek?

Op basis van de onderzoeksbevindingen wordt met betrekking tot het optimaliseren

van het intern functioneren van PAOO voorgesteld hogere kwaliteitseisen te stellen

aan het functioneren van de platforms en de begeleiding door het projectteam. Wat

betreft het optimaliseren van het extern functioneren dient de samenwerking van

PAOO met de landelijke ouderorganisaties, de organisaties van schoolleiders, bestu-

ren en lokale netwerken - zoals migrantenorganisaties – op een andere leest te worden

geschoeid om de beschikbare veranderingsbereidheid bij scholen én allochtone ou-

ders te mobiliseren.

1

1 Achtergronden en analysekader

1.1 Inleiding

In dit rapport wordt het onderzoek beschreven naar het functioneren van het Platform

Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO). Paragraaf 1.2 geeft een beschrijving van

de aanleiding en het doel van het onderzoek. In paragraaf 1.3 wordt een globaal ana-

lysekader geschetst.

1.2 Aanleiding en doel van het onderzoek

1.2.1 Achtergronden

De positie van ouders in relatie tot het onderwijs aan hun kinderen heeft al vele jaren

de belangstelling van politici, wetenschappers en het onderwijsveld. Goede contacten

tussen school, ouders en leerlingen hebben een positief effect op de kwaliteit van de

school en op de leerprestaties en maatschappelijke ontwikkeling van de leerlingen.

Vanuit deze overtuiging is er een roep om de gezamenlijke verantwoordelijkheid van

ouders en school op het gebied van onderwijs en opvoeding sterker vorm te geven

(Onderwijsraad, 2006a, 2006b; Smit & Driessen, 2005). Extra investeringen zijn

noodzakelijk, enerzijds omdat met name allochtone ouders moeilijk bereikbaar zijn

vanuit het perspectief van de scholen, en anderzijds omdat veel van deze ouders be-

lemmeringen ervaren in hun contacten met de school (Karsten, De Jong, Ledoux &

Sligte, 2006; Smit, Driessen, Sluiter & Brus, 2007).

In het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding (BIMB) van januari 2005 zijn aan-

bevelingen gedaan om de positie van allochtone ouders te versterken. Hiermee wilden

het kabinet, maatschappelijke organisaties, gemeenten en burgers een extra impuls

geven aan het verbeteren van de onderlinge verhoudingen en het vergroten van de

betrokkenheid van burgers bij de samenleving. Het project PAOO is een van de initia-

tieven voortgekomen uit het BIMB.

In een brief aan de Tweede Kamer (Ministerie van OCW, 2005) schrijft toenmalig

minister Van der Hoeven dat de positie van laagopgeleide autochtone en allochtone

ouders haar zorgen baart. Deze ouders tonen zich nauwelijks betrokken bij de school

van hun kind en ze laten zich daar evenmin op aanspreken. Om de betrokkenheid van

2

allochtone ouders een extra stimulans te geven, is vanaf 2006 voor een periode van

vier jaar het door FORUM geïnitieerde PAOO door het ministerie gesubsidieerd.

PAOO is opgericht om de betrokkenheid en zichtbaarheid van allochtone ouders te

vergroten. Samenwerkingspartners binnen PAOO zijn de vier landelijke oudervereni-

gingen (Vereniging Openbaar Onderwijs, VOO; Nederlandse Katholieke Vereniging

van Ouders, NKO; Landelijke Oudervereniging Bijzonder Onderwijs op algemene

grondslag, LOBO; Landelijke vereniging voor ouders, ouderraden en medezeggen-

schapsraden in het christelijk en oecumenisch onderwijs, OUDERS & COO; de Isla-

mitische Scholen Besturen Organisatie (ISBO) en het Landelijk Overleg Minderhe-

denorganisaties (LOM). In het kader van het project functioneren een landelijk

platform en lokale platforms in dertig grote gemeenten. Het einddoel van PAOO is

dat allochtone ouders zich meer betrokken en vertegenwoordigd voelen in het geor-

ganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenorganisaties.

Voor het bereiken van dit doel zijn twee strategieën vastgesteld:

1 Ouders worden toegerust zodat ze in staat zijn hun betrokkenheid vorm te geven en

zich thuis voelen in ouderorganisaties.

2 Scholen worden toegerust zodat ze ouders weten te bereiken met behulp van de

methoden en materialen die in het kader van PAOO bij elkaar zijn gebracht en

ontwikkeld.

Voor de realisatie van deze doelen wordt door PAOO samengewerkt met de landelij-

ke ouderorganisaties.

De initiatiefnemers hebben in samenspraak met het Ministerie van OCW een aantal

korte-termijndoelen opgesteld, die van belang zijn voor de verdere vormgeving van

het project en hun deelname aan het platform:

• Het realiseren van een noodzakelijke brugfunctie en partnerschap tussen allochtone

ouders, scholen, leerlingen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor de in-

breng en betrokkenheid van deze ouders bij de opvoeding en het onderwijs.

• Het bevorderen van de zichtbaarheid van allochtone ouders, de toerusting van deze

ouders en het mogelijk maken van heldere communicatie tussen deze ouders en

scholen.

• Het toegankelijk maken van netwerken van allochtone ouders voor de bestaande

ouderorganisaties en, omgekeerd, het openstellen van de bestaande ouderorganisa-

ties voor (georganiseerde) groepen allochtone ouders, zodat de participatie van de-

ze ouders binnen bestaande infrastructuren van gevestigde organisaties bevorderd

wordt.

• Het overdragen van informatie aan ouderorganisaties en scholen, het verzamelen en

zichtbaar maken van ontwikkelde producten en het ontwikkelen van nieuwe pro-

ducten.

3

Bij de start van PAOO heeft minister Van der Hoeven aan de Tweede Kamer de

toezegging gedaan dat deze vóór het eind van het project op de hoogte gesteld zou

worden van de resultaten. FORUM heeft het ITS verzocht de tussenresultaten op het

eind van het derde projectjaar, en dus met nog één jaar te gaan, in kaart te brengen.

1.2.2 Doel en vraagstellingen

Doel van het onderhavige evaluatie-onderzoek is ten eerste na te gaan of de voor

PAOO ingezette middelen tot dusverre een bijdrage hebben geleverd aan de in het

projectplan geformuleerde doelen. Ten tweede is het doel vast te stellen in welke

mate aandachtspunten zijn te destilleren voor de aanpak in het laatste, vierde jaar van

het project.

De centrale onderzoekvragen richten zich op drie aspecten: de projectopzet, de pro-

jectuitvoering, en de projectresultaten. De beoogde resultaten van het project zijn

beschreven in termen van processen, output en outcomes. De ontwikkeling van

PAOO (processen) is beschreven om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van PAOO

en vast te stellen hoe de projectuitvoering van PAOO geoptimaliseerd zou kunnen

worden. De output is het geheel van producten, diensten en activiteiten die men le-

vert om de lange-termijndoelstellingen van het project (de outcomes) te realiseren.

Outcomes zijn de maatschappelijke effecten die met het project worden nagestreefd.

Output heeft doorgaans betrekking op de korte termijn, outcomes zijn meer gericht op

de langere termijn. Meer concreet gaat het om de volgende hoofdvragen:

Evaluatie van de projectopzet

Hoofdvraag 1: In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de

projectuitvoering?

Deelvragen: (a) Zijn in de projectopzet meetbare doelen en resultaten vastgelegd?

(b) Is de looptijd van het project gezien de projectdoelen realistisch? (c) Zijn de ver-

antwoordelijkheden van betrokken partijen helder? (d) Is er een heldere projectfase-

ring? (e) Wat zijn de sterke en zwakke kanten van de projectopzet?

Evaluatie van de projectuitvoering

Hoofdvraag 2: In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelge-

richt?

Deelvragen: (a) Is het opzetten van de platforms efficiënt en effectief verlopen?

(b) Vindt de aansturing, ondersteuning en deskundigheidsbevordering van de plat-

forms op een adequate wijze plaats? (c) Wordt voldoende aansluiting gezocht bij de

gemeenten, relevante welzijnsinstellingen en relevante partners op landelijk niveau?

(d) Is de databank gebruiksvriendelijk opgezet en kwalitatief goed? (e) Welke variatie

4

is er in het functioneren van de platforms? (f) Wat is gedaan om zwakke platforms te

versterken en wat levert dit op? (g) In hoeverre draagt de aansturing van het platform

bij aan de resultaten? (h) In welke mate leveren de uitgevoerde en geplande activitei-

ten een bijdrage aan het bereiken van de projectdoelen? (i) Is de personeelsinzet in het

project (kwantitatief en kwalitatief) realistisch in relatie tot de te behalen doelen? (j)

Zijn er duidelijke afspraken gemaakt over de inzet van de projectpartners en de resul-

taten die dit moet opleveren? Komen de partners deze afspraken ook na? (k) Wat is

de bijdrage van de landelijke ouderorganisaties? Is de bijdrage effectief? (l) Wat is de

bijdrage van de LOM? Maakt het project gebruik van de lokale netwerken van het

LOM samenwerkingsverband? Is dit effectief? (m) Wat houdt de samenwerking met

de ISBO in? Is deze effectief?

Evaluatie van de projectresultaten

Hoofdvraag 3: Hoe verloopt het ontwikkelingsproces van het project? Waartoe heb-

ben de inspanningen tot nu toe geleid?

Deelvragen: (a) Wat zijn de redenen voor veranderingen in de projectopzet en -uit-

voering? Indicatoren: nieuwe initiatieven en activiteiten; (b) Wat zijn de voorwaarden

waardoor het nu ‘beter’ loopt? Indicatoren: welke nieuwe doeleinden zullen worden

bereikt; hoe knelpunten (anders) kunnen worden omzeild; welke gewenste (ne-

ven)effecten optreden; (c) Wat is de output voor het landelijk platform? Indicatoren:

actieve leden, kwaliteit van de leden, representativiteit; (d) Wat is de output voor de

lokale platforms? Indicatoren: aantal platforms, representativiteit, actieve leden, kwa-

liteit van de leden en voorzitters; (e) Wat is de output voor de binnen het project

ontwikkelde producten? Wat is de output in termen van zichtbaarheid?

Hoofdvraag 4: In hoeverre zijn de beoogde doelen bereikt met betrekking tot de

outcomes van de inspanningen tot nu toe?

Deelvragen: (a) Voelen allochtone ouders in het project zich meer betrokken en beter

vertegenwoordigd binnen de huidige structuren op landelijk, lokaal en schoolniveau?

(b) In hoeverre zijn de landelijke ouderorganisaties in staat om allochtone ouders in

hun specifieke belangen te ondersteunen? (c) In hoeverre zijn de bij het project be-

trokken scholen op de hoogte van materialen in de databank en maken ze er gebruik

van? (d) Bestaat er binnen deze scholen ruimte en erkenning voor diversiteit? (e) Wat

is de rol geweest van de betrokken actoren? (f) Zijn de resultaten landelijk toepas-

baar? (g) Hoe duurzaam zijn de behaalde resultaten? In hoeverre is er op lokaal ni-

veau een infrastructuur ontstaan van waaruit met behulp van school en ouderorganisa-

ties een duurzame vorm van ouderbetrokkenheid gerealiseerd wordt?

Hoofdvraag 5: Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit

evaluatie-onderzoek?

5

1.3 Achtergronden en analysekader

1.3.1 Begrippen

In het onderhavige rapport gebruiken we een veelheid aan begrippen die te maken

hebben met ouders en onderwijs. In de literatuur en in het dagelijkse spraakgebruik is

de betekenis van die begrippen niet altijd even eenduidig.

Onder ouders verstaan we de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen die aan de

school zijn ingeschreven. Onder ouderbetrokkenheid wordt begrepen de betrokken-

heid van ouders bij de opvoeding en het onderwijs van hun eigen kind, thuis (bv.

voorlezen) en op school (bv. rapportbesprekingen voeren met de leerkracht). Onder

ouderparticipatie wordt begrepen de actieve deelname van ouders aan activiteiten op

de school van hun kinderen. Wat dat laatste betreft kan er een onderscheid worden

gemaakt in niet-geïnstitutionaliseerde vormen van ouderparticipatie (bv. het leveren

van hand- en spandiensten ter ondersteuning van de organisatie van het schoolgebeu-

ren) en geïnstitutionaliseerde vormen van ouderparticipatie (bv. zitting hebben in de

medezeggenschapsraad of het schoolbestuur zodat zij mede sturing kunnen geven aan

het beleid van de onderwijsinstelling). Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie kun-

nen niet alleen op schoolniveau gestalte krijgen, maar ook op bovenschools en bo-

venbestuurlijk niveau en op stedelijk, regionaal, provinciaal en landelijk niveau

(Smit, 1991; Smit, Driessen, Sluiter & Brus, 2008).

Een community is een groep mensen die bepaalde gemeenschappelijke aspecten heb-

ben in hun leven. Deze kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de woonomge-

ving, interesses, cultuur of normen en waarden. Het gaat om aspecten die de mensen

zelf van belang achten (Mittelmark, 2001). De term sociale netwerkbenadering ver-

wijst naar het web van sociale relaties dat een lid van de community omringt (Heany

& Israel, 2002). Het sociale netwerk bepaalt doorgaans mede, door de sociale invloed

die het netwerk uitoefent, de mate van betrokkenheid en participatie in de samenle-

ving (Berkmann & Glass, 2000).

Internationaal wordt steeds vaker het begrip partnerschap gehanteerd als een bruik-

baar concept om betekenisvolle samenwerkingsrelaties tussen scholen, ouders en de

lokale gemeenschap vorm te geven (Epstein, 2001; Ho Sui Chu, 2007; Montandon,

1997; Ravn, 2003). Partnerschap is op te vatten als een proces waarin de betrokkenen

erop uit zijn elkaar wederzijds te ondersteunen en waarin ze proberen de eigen bijdra-

ges zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen, met als doel het leren, de motivatie en

de ontwikkeling van leerlingen te bevorderen (Davies & Johnson, 1996; Martinez-

Gonzalez & Rodriguez-Ruiz, 2007). Partnerschap is volgens dit model geen doel op

6

zich, maar een middel om het gezamenlijke belang van school en ouders te dienen:

optimale omstandigheden scheppen voor de ontwikkeling en het leren van kinderen.

Meer concreet is partnerschap gericht op de volgende vier doelen (Bronneman-

Helmers & Taes, 1999; Smit, 1991; De Wit, 2008). (1) Pedagogisch doel: op elkaar

afstemmen van de benadering van leerlingen thuis en op school. (2) Toerustingsdoel:

verbeteren van de toerusting van ouders, maar ook van leraren met het oog op ver-

sterking van de ouder-schoolrelatie en de schoolloopbaan van de leerling. (3) Organi-

satorisch doel: ouders leveren een bijdrage aan het reilen en zeilen van de school en

voeren activiteiten mee uit. (4) Democratisch doel: ouders denken en beslissen

(in)formeel mee over het beleid van de school; de school legt verantwoording af over

haar werk aan de ouders.

1.3.2 Evaluatie projectresultaten en aanbevelingen

De formatieve evaluatie waarom PAOO nu vraagt, kent zowel een verantwoordings-

functie (voor de opdrachtgever: het Ministerie van OCW), als een verbeterfunctie

(voor PAOO zelf: op basis van de resultaten tot nu toe de organisatie en uitvoering zo

nodig bijstellen).

7

2 Onderzoeksopzet en -uitvoering

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de onderzoeksopzet en -uitvoering van de evaluatie van het

project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs gepresenteerd.

In samenspraak met de opdrachtgever is gaandeweg de uitvoering van het onderzoek

niet alleen de evaluatie van de projectresultaten, maar ook van de ontwikkelingspro-

cessen binnen het project object van onderzoek gemaakt, omdat de gerealiseerde

korte-termijndoelen nog beperkt zijn en het ontwikkelingsproces van het project

inzicht kan bieden hoe de output te optimaliseren. Paragraaf 2.2 geeft een beschrij-

ving van de onderzoeksopzet en –uitvoering. In paragraaf 2.3 wordt tenslotte de ver-

dere opbouw van het rapport beschreven.

2.2 Onderzoeksopzet en -uitvoering

Het onderzoek bestond uit vier op elkaar voortbouwende fasen: (1) een voorberei-

dingsfase, (2) een studie naar het functioneren van het landelijk platform en gevals-

studies van lokale platforms, (3) interviews met vertegenwoordigers van relevante

partners, (4) evaluatie van de bevindingen en het opstellen van aanbevelingen.

2.2.1 Voorbereidingsfase

De voorbereidingsfase had tot doel om, via bureaustudie en diepte-interviews, een

scherper beeld te krijgen van:

• the-state-of-the-art van het functioneren van het landelijk platform, het landelijke

projectteam en de lokale platforms;

• de (gepercipieerde) impact van het project op de praktijk van de relatie ouders en

onderwijs.

De historie van het project is gereconstrueerd op basis van het projectplan, de activi-

teitenplannen 2007 en 2008 en kwartaal- en jaarverslagen 2006, 2007 en 2008. Deze

bureaustudie is aangevuld met het bestuderen van de PAOO-website, databank en

publicaties. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met de programmamanager, project-

leider, projectmedewerkers en met vertegenwoordigers van organisaties in het plat-

8

form. Ook zijn regionale PAOO-bijeenkomsten in Zwolle (11-10-2008) en Utrecht

(1-11-2008) bijgewoond.

De output van deze fase had drie functies: (1) vaststellen van het functioneren van de

projectopzet, de projectuitvoering en gerealiseerde resultaten, (2) input voor de ont-

wikkeling van vragenlijsten ten behoeve van voorzitters en leden van de platforms,

het landelijk platform, het landelijke projectteam en partners in het project, en

(3) ontwikkelen van een interpretatie- en waarderingskader voor de (eind)resultaten

van het onderzoek.

Met deze onderzoeksfase zijn de onderzoeksvragen (1 tot en met 5) vanuit het per-

spectief van programmamanager, projectleider, projectmedewerkers en vertegen-

woordigers van organisaties in het platform beantwoord. In de hoofdstukken 4 tot en

met 7 zijn deze gegevens verwerkt.

2.2.2 Beschrijving functioneren projectteam en landelijk platform

Projectteam

Er zijn gesprekken gevoerd met de programmamanager, de projectleider en zes pro-

jectmedewerkers van het projectteam dat ondersteunende activiteiten verricht voor

het landelijk platform en de lokale platforms. Daarnaast heeft het projectteam veel

schriftelijke (detail)informatie aangedragen.

Landelijk platform

Het landelijke platform telt 29 leden; iets meer dan de helft (55%) daarvan is een

vrouw. Er zijn gesprekken gevoerd met de voorzitter en zeven leden van de agenda-

commissie. Daarnaast is gesproken met vier directeuren en vier beleidsmedewerkers

van de landelijke ouderorganisaties (VOO, OUDERS & COO, LOBO en NKO).

2.2.3 Beschrijving lokale platforms

Onderzoeksgroep

Er zijn dertig lokale platforms. De platforms hebben gemiddeld 16 leden; 59% daar-

van is een vrouw. Het kleinste platform (Amersfoort) telt 5 leden en het grootste

(Amsterdam) 33 leden. Van de voorzitters is 50% een vrouw.

Eerst wordt een globale beschrijving gegeven van het functioneren van de lokale

platforms. Daarnaast zijn in overleg met de opdrachtgever uit de dertig lokale plat-

forms tien platforms geselecteerd waar sprake was van een zekere continuïteit qua

leden en substantie qua activiteiten. Een belangrijk doel daarvan is om op basis van

9

analyse van het functioneren van deze platforms zijn aanbevelingen te kunnen doen

voor verbeteringen. De resultaten van deze gevalsstudies zullen daardoor een positie-

ver resultaat laten zien van het functioneren van PAOO dan wanneer we een (aselec-

te) dwarsdoorsnede van de platforms hadden genomen. Door deze werkwijze is wel

inzicht verkregen in de positieve en negatieve aspecten die zich in de ontwikkelings-

fase van dit project hebben voorgedaan. Ook biedt deze aanpak meer mogelijkheden

om te komen tot aanbevelingen op basis van succeservaringen die vervolgens door

andere platforms kunnen worden overgenomen. In Tabel 2.1 zijn de typerende ken-

merken van de gevalsstudies weergegeven. De tabel maakt duidelijk dat er geen plat-

forms zijn geselecteerd uit de noordelijke provincies. Dit komt mede omdat in de

provincies Groningen, Friesland en Drenthe veel minder platforms zijn gestart, wat

weer te maken heeft met het feit dat in die provincies minder allochtonen woonachtig

zijn. Binnen elk van de platforms is ongeveer de helft van de leden actief; de overige

leden zijn min-of-meer nominale leden.

Tabel 2.1 – Geselecteerde gevalsstudies lokale platforms

Platform Plaats Provincie Leden Actief

1. Almere Flevoland 18-20 12

2. Eindhoven Noord-Brabant 9-10 3-4

3. Hengelo Overijssel 11 4-5

4. Leiden Zuid-Holland 10 5

5. Nijmegen Gelderland 12 6

6. Rotterdam Zuid-Holland 12-13 4-5

7. Schiedam Zuid-Holland 12 5

8. Tilburg Noord-Brabant 17 5-6

9. Utrecht Utrecht 9-10 4-5

10. Venlo Limburg 18-20 9-10

Verzamelde informatie

Vervolgens is een analyse verricht van de activiteiten van deze platforms. We ver-

richtten documentenanalyses en hielden diepte-interviews met verschillende partijen:

leden van lokale platforms, schoolleiders, ouders en contactpersonen. Indien van

toepassing is ook met (project)begeleiders en beleidsmedewerkers van de gemeenten

gesproken, dit om geen eenzijdig beeld te krijgen van de samenwerking. De inter-

views zijn door de onderzoekers gehouden. Het veldwerk is afgerond in januari 2009.

Tabel 2.2 geeft een overzicht van de aantallen gesprekken per respondentcategorie.

10

Tabel 2.2 – Achtergronden respondenten, naar platform (in aantallen)

Voor-

zitter/

secretaris/

woord-

voerder

Leden School-

directeur

Leer-

kracht/

docent

Contact/

klasse-

ouders

Begelei-

dings-

instelling

Beleids-

medewer-

kers

Totaal

1. Almere 2 2 1 1 6

2. Eindhoven 2 1 2 5

3. Hengelo 1 1 1 3

4. Leiden 1 1 1 3

5. Nijmegen 1 2 1 4

6. Rotterdam 2 1 1 3 1 8

7. Schiedam 2 1 1 4

8. Tilburg 1 1 2

9. Utrecht 1 1 1 3

10. Venlo 1 1 2

Totaal 14 3 6 3 3 9 3 41

Over de bevindingen is van gedachten gewisseld met de opdrachtgever, leden van het

landelijke platform en het projectteam. Het doel was verdiepend inzicht te verkrijgen

in de ins-and-outs van de kwaliteit van de projectopzet en de projectuitvoering. Zie

Figuur 2.1.

Figuur 2.1 – Verzamelde informatie

• Kwaliteit projectopzet en projectuitvoering: materieel, personeel, gewenste en gerealiseerde

opbrengsten en aanbevelingen.

• Participatiestructuur: ervaringen met bevoegdheden, verantwoordelijkheden, faciliteiten en taken

van platforms.

• Participatiebereidheid: (bevorderende) motieven van scholen en ouders om te participeren.

• Participatievaardigheden: belemmerende en bevorderende ervaringen met participatievaardigheden

van betrokkenen.

• Participatiecultuur: (bevorderende factoren voor) de wijze waarop betrokkenen meedenken, mee-

praten en meebeslissen over het beleid; de wijze waarop de participatie binnen de verschillende

platforms kan worden bevorderd.

• Participatiestrategie: de wijze waarop men in het kader van het project heeft vastgesteld hoe men

de doelen wil bereiken.

• Perceptie kwaliteit participatie: belemmerende en bevorderende factoren voor de kwaliteit van het

functioneren van de platforms.

11

Onderzoeksinstrumenten

Ten behoeve van de peiling zijn verschillende topiclijsten ontwikkeld voor voorzitters

en leden van de platforms, het landelijke projectteam en partners in het project. Deze

zijn in concept voorgelegd aan de opdrachtgever en daarna zo nodig bijgesteld.

Analyses

De output van de gevalsstudies zijn met kwalitatieve methodieken geanalyseerd (Mi-

les & Huberman, 1994). Deze output had drie functies: verdere ontwikkeling theore-

tisch kader, input ontwikkeling topiclijsten voor relevante partners (zoals samenwer-

kingsscholen, gemeenteambtenaren, de VO-raad en AVS) en interpretatiekader eind-

resultaten onderzoek.

Met dit onderzoeksdeel zijn de onderzoeksvragen 3, 4 en 5 vanuit het perspectief van

voorzitters en leden van de platforms, het landelijke projectteam en partners in het

project beantwoord.

2.2.4 Interviews met vertegenwoordigers relevante partners

In deze onderzoeksfase zijn interviews gehouden met vertegenwoordigers van rele-

vante partners, zoals samenwerkingsscholen, gemeente-ambtenaren, de VO-raad en

AVS, om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van het project en de (gepercipi-

eerde) impact van het project op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs.

Met deze onderzoeksfase zijn alle onderzoeksvragen vanuit het perspectief van de

samenwerkingspartners op landelijk en gemeentelijk niveau beantwoord.

2.2.5 Evaluatie en aanbevelingen

Allereerst wordt terugkijkend nagegaan welke activiteiten tot nu toe zijn ontwikkeld,

hoe ze in praktijk zijn gebracht, hoe ze functioneren, welke ontwikkelingen er zijn en

tot welke resultaten dat heeft geleid. Vervolgens wordt op basis daarvan een analyse

van de sterke en zwakke kanten uitgevoerd en worden daar verbeterpunten uit gedes-

tilleerd. Dit leidt vooruitkijkend tot een aantal aanbevelingen voor het verdere verloop

van het project en de periode daarna. In Figuur 2.2 wordt het voorafgaande modelma-

tig weergegeven.

12

Figuur 2.2 – Evaluatie- en verbetercyclus functioneren PAOO

2.3 Verdere opbouw van het rapport

In het volgende hoofdstuk wordt de projectopzet beschreven. In hoofdstuk 4 komt het

functioneren van het projectteam en het landelijk platform aan de orde. Hoofdstuk 5

behandelt het functioneren van de lokale platforms en in hoofdstuk 6 worden de ge-

valsstudies van de lokale platforms gepresenteerd. Daarna wordt in hoofdstuk 7 de

impact van het project op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs beschreven.

Het rapport wordt afgesloten met een samenvatting van de resultaten.

Analyse en opbrengsten (vraag 3, 4)• Functioneren• Ontwikkelingsproces• Outcomes• Output

Opzet (vraag 1)• Landelijk platform• Landelijke projectgroep• Lokale platforms

Uitvoering (vraag 2)

Materieel Personeel

Kernfuncties• Inventarisatie en beoordeling materialen• Initiëren aanvullingen materialen• Disseminatie (nieuwe) producten

• Toerusten ouders en scholen gebruik materialen

Afgeleide functies• Afstemming inhoud en werkwijze op

andere organisaties• Overdracht informatie en producten naar

belanghebbenden

Aanbevelingen (vraag 5)

13

3 Projectopzet Platform Allochtone Ouders en Onderwijs

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk beschrijven we de projectopzet van het Platform Allochtone Ouders

en Onderwijs op basis van het projectplan 2005. We schetsen in paragraaf 3.2 het

kader van het project. Met de beschrijving van het initiële projectplan en de aange-

brachte wijzigingen worden onderzoeksvraag 1 en een deel van onderzoeksvraag 3

beantwoord.

3.2 Kader

3.2.1 Uitgangspunten

In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de projectuitvoering?

In het projectplan zijn de belangrijkste uitgangspunten die hebben geleid tot investe-

ring in dit project op een rijtje gezet (FORUM, 2005):

• goede contacten tussen school, ouders en leerlingen hebben een positief effect op

de kwaliteit van de school en op de leerprestaties en de maatschappelijke ontwikke-

ling van de leerlingen; • ouders en school hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om onderwijs en

opvoeding vorm te geven; • extra investeringen zijn noodzakelijk, omdat met name allochtone ouders moeilijk

bereikbaar zijn vanuit het perspectief van scholen en veel van deze ouders belem-

meringen in hun contacten met de school ervaren.

Centraal in het project staat: de betrokkenheid en zichtbaarheid van allochtone ouders

in de VVE, het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs te vergroten. Uitgangspunt

daarbij is dat wordt samengewerkt met de vier landelijke ouderorganisaties, de Isla-

mitische Scholen Besturen Organisatie en het Landelijk Overleg Minderhedenorgani-

saties. In het kader van het project functioneren een landelijk platform en dertig loka-

le platforms in de grote gemeenten.

Activiteitenplan

14

Met het ministerie van OCW is afgesproken dat jaarlijks onderdelen van het project-

plan worden uitgewerkt in een activiteitenplan. In dit plan wordt onderscheid gemaakt

naar de activiteiten van het landelijk platform en de lokale platforms.

Het activiteitenplan wordt in samenwerking met de partners in de gemeente uitge-

voerd. De platforms bepalen zelf hun prioriteiten. Het plan beschrijft waaraan de

activiteiten die in dat jaar ontplooid zullen worden een bijdrage leveren (o.a. betrok-

kenheid en zichtbaarheid allochtone ouders of de samenwerking tussen ouders en de

ouderorganisaties), vanuit welke functies de lokale platforms opereren (o.a. ontwikke-

len van nieuwe ideeën en activiteiten en het uitwisselen van informatie), en volgens

welke grote lijnen de lokale platforms werken (o.a. het organiseren van bijeenkom-

sten en het versterken van het lokale platform). Tevens wordt in dit plan de begroting

van de lokale platforms vastgelegd.

3.2.2 Doelen en gewenste resultaten

Het einddoel van PAOO is dat allochtone ouders zich meer betrokken en vertegen-

woordigd voelen in het georganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenor-

ganisaties.

Voor het bereiken van dit doel zijn twee strategieën vastgesteld:

• Ouders worden toegerust zodat ze in staat zijn hun betrokkenheid vorm te geven en

zich thuis voelen in ouderorganisaties.

• Scholen worden toegerust zodat ze ouders weten te bereiken met behulp van de

methoden en materialen die in het kader van PAOO zijn ontwikkeld.

Korte-termijndoelen zijn:

• Het realiseren van een noodzakelijke brugfunctie en partnerschap tussen allochtone

ouders, scholen, leerlingen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor de in-

breng en betrokkenheid van deze ouders bij de opvoeding en het onderwijs.

• Het bevorderen van de zichtbaarheid van allochtone ouders (niet als individu maar

als groep die in georganiseerd verband optreedt), de toerusting van deze ouders en

het mogelijk maken van heldere communicatie tussen deze ouders en scholen.

• Het toegankelijk maken van netwerken van allochtone ouders voor de bestaande

ouderorganisaties en, omgekeerd, het open stellen van de bestaande ouderorganisa-

ties voor (georganiseerde) groepen allochtone ouders, zodat de participatie van de-

ze ouders binnen bestaande infrastructuren van gevestigde organisaties bevorderd

wordt.

• Het overdragen van informatie aan ouderorganisaties en scholen, het verzamelen en

zichtbaar maken van ontwikkelde producten en het ontwikkelen van nieuwe pro-

ducten.

15

3.2.3 Verantwoordelijkheden van betrokken partijen

Verantwoordelijkheden projectteam in de projectopzet

Hoe zijn de functies van het projectteam, de projectleider, landelijk platform, ‘coördi-

nator lokaal’ en gekwalificeerde trainers/ondersteuners in het projectplan (PAOO,

2005) beschreven?

• Het projectteam staat het landelijk platform en de lokale platforms bij in de uitvoe-

ringsactiviteiten. Het projectteam draagt zorg voor een professionele uitvoering van

de concrete activiteiten onder aansturing van het platform. Samenstelling, benodig-

de deskundigheid, omvang en opzet van het projectteam zijn in het operationele

plan bij de start van het platform nader bepaald.

• Er is een projectleider aangesteld voor de aansturing en het beheer van het project.

Deze is in de eerste fase van het project verantwoordelijk voor het opstarten van de

platforms en het opstellen van een meer gedetailleerd uitvoeringsplan. De project-

leider stuurt tevens de verdere uitvoering aan, zet de grote lijnen jaarlijks uit in een

Activiteitenplan dat aan OCW wordt voorgelegd ter accordering, zorgt voor de

voortgangsrapportages en voor de afspraken en terugkoppeling naar de partners en

het Ministerie van OCW.

• Vier ‘lokale coördinatoren’ sturen in het project de lokale platforms aan. Deze

dragen zorg voor een stevige verankering van en lijnen naar de deelnemende lokale

platforms. Lokaal worden teams gericht op de bevordering van de communicatie en

participatie van ouders door hem/haar geïnitieerd en gefaciliteerd. Hij/zij zorgt te-

vens voor de deelname van of afstemming met gemeentelijke instanties en instel-

lingen voor onderwijs en opvoeding.

• Het projectteam bestaat verder uit gekwalificeerde trainers/ondersteuners. Dit zijn

medewerkers die op professionele wijze methodieken en modules kunnen inventa-

riseren, beoordelen en implementeren, zelf trainingen kunnen geven, maar ook lo-

kale trainers kunnen voorbereiden op hun taken (‘train de trainer’). Het projectteam

is zodanig samengesteld dat een grote diversiteit aan ouders bereikt kan worden.

De producten die zij ter beschikking stellen moeten helder en toegankelijk zijn en

bruikbaar zijn voor zowel scholen als ouders. De medewerkers zijn tevens inzet-

baar als ondersteuners van de lokale communicatie- en participatieteams.

Het projectteam is conform het projectplan samengesteld uit een projectleider, vier

lokale coördinatoren en een beleidsmedewerker. Vanwege de beperkte financiële

middelen was het niet mogelijk om gekwalificeerde trainers in te zetten. Een beleids-

medewerker heeft trainingen en workshops verzorgd naast het inventariseren van

materialen en methodieken voor de databank en deze toegankelijk te maken voor

scholen en ouders. In het eerste jaar van het project werd duidelijk dat het opzetten en

16

ondersteunen van lokale platforms bestaande uit vrijwillige ouders een bijzonder

intensieve opdracht is. De werving en toerusting van leden bleek zeer veel tijd te

vragen, evenals het creëren van een team om kennis te verzamelen en te delen. Ook

het zoeken naar samenwerking met lokale partners bleek veel tijd te vergen. De ont-

wikkeling van een groep individuele, vrijwillige ouders tot een zelfsturend team dat

zonder intensieve ondersteuning van een projectmedewerker kan functioneren, bleek

een ontwikkelingsproces te zijn dat niet in enkele maanden gerealiseerd kan worden.

Het project heeft daarom vanaf 2007 extra financiële ondersteuning gekregen.

Het landelijk platform is als volgt samengesteld: een vertegenwoordiging van alloch-

tone ouders, multi-etnisch, niet verzuild en afkomstig uit verschillende delen van

Nederland. Daarnaast maken ook de vertegenwoordigers van de vier landelijke ou-

derverenigingen, de ISBO en het LOM deel uit van het landelijk platform, een pro-

jectleider en secretaris vanuit FORUM. Het landelijk platform heeft een tijdelijke

functie en is geen formeel adviesorgaan of overlegplatform in politieke zin.

Het landelijk platform kent de volgende functies (PAOO, 2006):

Hoofdfuncties

• Het bespreken van de geïnventariseerde materialen, projecten, methodieken en

good practices die gebruikt kunnen worden bij de vergroting en verbetering van de

school-ouderbetrokkenheid.

• Vaststellen welke behoeften er zijn bij betrokken ouders en het onderwijsveld wat

betreft het ontwikkelen van producten en een informatie- en ondersteuningsaanbod.

Procesfuncties

• Het platform draagt zorg voor en heeft een aansturende rol als het gaat om de uit-

voering van de in het projectplan PAOO beschreven activiteiten.

• Het platform bewaakt de in het projectplan beschreven activiteiten, die door het

projectteam ten uitvoer worden gebracht.

Nevenfuncties

• Het platform stemt zijn landelijke activiteiten af met de dertig lokale platforms en

bewaakt de voortgang van dit afstemmingsproces. Het platform heeft de functie om

te zorgen dat bestaande activiteiten op het terrein van ouderbetrokkenheid, ouder-

participatie, toerusting ouders en zichtbaarheid van ouders van allochtone afkomst,

afgestemd worden met relevante partijen en partners.

• Het platform heeft de verantwoordelijkheid voor de overdracht, communicatie en

implementatie als het gaat om de door het project behaalde resultaten. Als een van

de eerste producten zal het platform de algemene brochure vaststellen waarin het

platform haar activiteiten aan de buitenwereld kenbaar maakt.

17

3.2.4 Belangrijke wijziging bij begin uitvoering project

Landelijk platform

In de oorspronkelijke projectopzet zou het landelijk platform het projectteam aanstu-

ren, een inventarisatie opstellen van materialen, methodieken en good practices uit-

voeren die behulpzaam zouden kunnen zijn bij het vergroten van de samenwerking

tussen school en ouders. Al vanaf het begin van de uitvoering van het project is dit

echter anders ingevuld, omdat de vrijwilligers (ouders) in het landelijk platform een

beperkt deel van hun vrije tijd kunnen besteden aan het project. Het projectteam heeft

daarom het aansturen, coördineren en uitvoeren van het landelijk platform overgeno-

men, hetgeen een verzwaring van hun taken betekende.

In de praktijk heeft het landelijk platform de volgende functies:

• Signalen uit de lokale platformen bundelen en waar nodig daar op landelijk niveau

vervolg aan geven. Een voorbeeld hiervan is de moeizame samenwerking tussen

lokale platforms en scholen. Het landelijk platform heeft om die reden de AVS en

de VO-raad uitgenodigd voor overleg om te komen tot samenwerking.

• Inspelen op thema’s die landelijk van belang zijn en bijvoorbeeld daar themabij-

eenkomsten voor de lokale platforms voor organiseren. De landelijke bijeenkomst

over het thema ‘segregatie’ in november 2008 is hier een voorbeeld van. Als ver-

volg hierop werken de lokale platforms dit thema uit in het eigen werkplan.

• Mede ontwikkelen van materialen en instrumenten op het gebied van ouderbetrok-

kenheid, zoals de meetlat ouderbetrokkenheid en een handleiding huisbezoeken.

• Deelname aan landelijke congressen en landelijke bijeenkomsten welke relevant

zijn voor het project.

Lokale platforms

In het projectplan wordt nadrukkelijk voorgesteld aansluiting te zoeken bij de ge-

meentelijke infrastructuur rond onderwijs en opvoeding: onderwijs- en welzijnsinstel-

lingen, de lokale netwerken van allochtone groeperingen en de lokale partners van het

LOM-samenwerkingsverband.

Volgens het projectplan dienen lokale platforms op creatieve wijze te zoeken naar

mogelijkheden voor afzonderlijke scholen om hun relatie met ouders gestalte te ge-

ven. Daarbij dient te worden aangesloten bij lokale initiatieven of succesvolle expe-

rimenten. Lokale platforms kunnen gaan functioneren als open communicatielijnen

tussen het landelijke platform en scholen. Richting de scholen zouden de lokale plat-

forms een doorgeefluik van geïnventariseerde of nieuw ontwikkelde producten kun-

nen zijn. Voor ouders die lastig contacten kunnen leggen met scholen vormen de

lokale platforms het toegangskanaal tot de school en de leerkrachten. Het platform

18

zou samengevat hét loket zijn waar scholen en ouders terecht kunnen voor vragen

(input) en tevens het distributiepunt voor het aanbod dat tot stand komt om in de

lokale vraag te kunnen voorzien (output). Het lokale platform als lokaal schakelpunt

tussen vraag en aanbod van ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie.

Binnen 30 gemeenten functioneren lokale platforms. Lokale platforms hebben de

vorm van communicatie- en participatieteams, waarvan de deelnemers een directe

relatie met een school of scholen trachten te hebben. Het projectteam ondersteunt de

verschillende lokale platforms. Er worden regionale en landelijke bijeenkomsten

georganiseerd om meer bekendheid te geven aan de werkzaamheden en acties van het

project. Daarnaast worden landelijk een aantal dagen georganiseerd aan de hand van

thema’s, beschikbare methodieken of de opbrengsten van afzonderlijke projecten.

Projectfasering

Het project heeft een looptijd van vier jaar. Scholen en schoolbesturen, ouders en

ouderorganisaties zouden volgens het projectplan na deze periode over de instrumen-

ten beschikken om hun partnerschap meer inhoud te geven. In een overdrachtsdocu-

ment wordt ten slotte vastgelegd hoe producten en activiteiten worden ondergebracht

bij organisaties die daar op basis van doelstelling, werkwijze en belangstelling voor in

aanmerking komen. Resultaten, overdracht en afsluiting van het project worden uit-

eindelijk met een slotconferentie bezegeld. De praktijk blijkt echter beduidend weer-

barstiger. Het is duidelijk dat PAOO een innovatief project is waarvoor (nog) geen

standaardaanpak beschikbaar is. Op basis van ‘tijdens-de-rit’ opgedane ervaringen

moesten er een fors aantal aanpassingen in de projectaanpak worden doorgevoerd,

opdat de platforms een rol kunnen (gaan) spelen in de relatie allochtone ouders en

school.

3.2.4 Sterke en zwakke kanten van de projectopzet

Wat zijn de sterke en zwakke kanten van de projectopzet, zoals die voortvloeien uit

het projectplan? Allereerst mogelijk sterke kanten van het project:

• Het project wordt uitgevoerd en gedragen door een brede groep van maatschappe-

lijke organisaties en instellingen zoals de landelijke ouderorganisaties en ook de

betrokkenheid van de LOM-samenwerkingsverbanden is een kracht in dit project.

• De jaarlijks opgestelde activiteitenplannen spelen flexibel in op actuele ontwikke-

lingen en ervaringen binnen het project.

• Het project heeft aspecten/kenmerken van de beloftevolle ‘community benadering’.

Deze benadering behelst een mix van principes en ideeën om effectiever te com-

municeren met achterstandsgroepen c.q. risicogroepen. Betrokkenen binnen een

community worden medeverantwoordelijk gemaakt voor het bepalen en behalen

19

van de beleidsdoelen om draagvlak te creëren binnen de gemeenschap. Het achter-

liggende idee is dat wanneer er draagvlak is voor het bereiken van bepaalde doelen,

de kans groter is dat de beoogde resultaten worden bereikt en dat ze ook langer be-

klijven. Een ander belangrijk aspect van de community benadering is dat er wordt

ingespeeld op de specifieke context en doelgroep: er is geen sprake van standaard-

werk maar van maatwerk (Luijpers & Keijsers, 2001). De community benadering is

in sectoren als het maatschappelijke opbouwwerk en in de internationale ontwikke-

lingshulp al geruime tijd grootschalig toegepast. De toepassing binnen de Neder-

landse gezondheidsbevordering en het onderwijs is relatief recent (Alting, Bou-

wens & Keijsers, 2003; Harting & Assema, 2007).

• Het project wordt uitgevoerd over de verzuilde onderwijsstructuren heen, hetgeen

vernieuwend genoemd kan worden. Het Ministerie van OCW ondersteunt het pro-

ject.

Mogelijke zwakke kanten van het project zijn:

• De projectdoelen zijn niet SMART geformuleerd: Specifiek, Meetbaar, Accepta-

bel, Realistisch en Tijdgebonden. Dit maakt het lastig precies na te gaan in hoever-

re de doelen zijn gerealiseerd1.

• De inbreng van ouders als vrijwilligers vormt een onzekere factor bij het bepalen

en initiëren van activiteiten.

• Toegangsbarrières: mogelijke weerstanden bij concurrerende instellingen die het

toetreden tot de markt belemmeren.

• Weerstanden bij scholen om een samenwerkingsrelatie aan te gaan met de lokale

platforms.

• Weerstanden bij instellingen om nieuwe werkwijzen, producten en materialen van

FORUM te implementeren in hun aanpak.

1 De (strategieën voor) gewenste (veranderingen in de) aanpak zijn in samenspraak met stakeholders

al ‘lerend-op-weg’ ge(her)formuleerd, waardoor het ook moeilijk is vast te stellen of de doelen zijn

gerealiseerd.

20

21

4 Functioneren projectteam en landelijk platform

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk beschrijven we op basis van het projectplan, notulen van de vergade-

ringen van het landelijk platform, beleidsnotities en gesprekken met betrokkenen het

functioneren van het projectteam en het landelijk platform. We schetsen in paragraaf

4.2 globaal de opzet van het project. In paragraaf 4.3 geven we een beeld van het

functioneren van het projectteam. Paragraaf 4.4 beschrijft het functioneren van het

landelijk platform. Met de beschrijving van het functioneren van het projectteam en

het landelijk platform worden onderzoeksvragen 2, 3 en 4 beantwoord.

4.2 Opzet van het project

Het project omvat een projectteam van FORUM, een landelijk platform en lokale

platforms in de grote gemeenten. Het projectteam ondersteunt het landelijk platform

bij de uitvoeringsactiviteiten. Leden van het projectteam sturen de lokale platforms

aan. De lokale platforms kunnen gebruik maken van verschillende instrumenten,

zoals de PAOO-databank met methodieken en materialen en de PAOO-courant. De

sectoren waarop het project zich richt zijn Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE),

basisonderwijs en voortgezet onderwijs binnen de 30 grootste gemeenten (G30). Het

is de bedoeling dat de ervaringen en opbrengsten op landelijk niveau uiteindelijk

beschikbaar komen voor de lokale platforms en de landelijke ouderorganisaties. Ou-

ders en scholen kunnen daar dan hun voordeel mee doen.

Daarnaast was het de bedoeling dat de vier landelijke ouderorganisaties aan het eind

van het project voldoende in staat zouden zijn de belangen van allochtone ouders te

behartigen. Dit zou mogelijk zijn binnen de structuur van de landelijke ouderorgani-

saties. In de loop van 2007 werd duidelijk dat enerzijds gezien de complexe proble-

matiek, de omvang van de interventie van PAOO op gemeentelijk niveau, de beno-

digde intensieve ondersteuning en anderzijds de beschikbare capaciteiten van de

landelijke ouderorganisaties, dat deze vier organisaties de opgebouwde kennis en

infrastructuur van PAOO niet zouden kunnen overnemen. FORUM heeft dit in 2007

richting Ministerie van OCW gecommuniceerd.

22

4.3 Functioneren projectteam

Het projectplan (PAOO, 2005) vermeldt dat het projectteam in de uitvoeringsactivi-

teiten het landelijk platform bijstaat. Samenstelling, benodigde deskundigheid, om-

vang en opzet van het projectteam zijn in het operationele plan bij de start van het

landelijk platform nader bepaald. Voor de aansturing en beheersing van het project is

een projectleider aangesteld. Deze was in de eerste fase verantwoordelijk voor het

opstarten van het landelijk platform, het opstellen van een meer gedetailleerd uitvoe-

ringsplan, alsook de invulling van de fasering van het vierjarige project, vaststellen

van omschrijvingen van op te leveren criteria en – in een latere fase – van producten

en nadere concretisering van de te bereiken resultaten. Tevens stuurde de projectlei-

der de verdere uitvoering aan, zorgde voor het jaarlijkse activiteitenplan, de drie-

maandelijkse voortgangsrapportages en voor de afspraken en terugkoppeling naar de

partners en het Ministerie van OCW.

Opstarten landelijk platform

Er is bij de leden van het projectteam zeer veel tijd gaan zitten in het vinden van

geschikte leden voor het landelijk platform en de lokale platforms. De projectmede-

werkers hebben om te beginnen gebruik gemaakt van hun eigen netwerken om ouders

te vinden met uiteenlopende etnische achtergronden, met kinderen in diverse onder-

wijssectoren en een voldoende beheersing van de Nederlandse taal die op vrijwillige

basis zich willen inzetten voor het vergroten van ouderbetrokkenheid. In elke grote

gemeente zijn twee à drie introductiebijeenkomsten voor ouders en relevante organi-

saties georganiseerd. Het is het projectteam in relatief korte tijd gelukt om gemoti-

veerde leden te werven. In juni 2006 vond in Den Haag de landelijke presentatie

plaats van het landelijk platform met 29 leden en 5 lokale platforms. Eind 2006 had-

den 12 lokale platforms zich officieel gepresenteerd in hun gemeente en eind 2007

waren 23 lokale platforms actief.

Ouders sluiten zich aan bij een lokaal platform omdat zij zich kunnen vinden in de

doelstellingen van PAOO en omdat de activiteiten aansluiten bij hun wensen en be-

hoeften een bijdrage te leveren aan het optimaliseren van de ontwikkelingskansen van

allochtone kinderen. De motivatie van leden is soms dat ze problemen ervaren in de

communicatie met school over hun eigen kind; sommige ouders voelen zich gedis-

crimineerd, maar er zijn ook ouders die een bijdrage willen leveren om de kansen

voor allochtone kinderen willen vergroten. Zij zijn zelf als kind naar Nederland ge-

komen, hebben in hun schoolloopbaan geen ondersteuning van hun ouders ontvangen

en willen nu iets betekenen voor kinderen die in dezelfde situatie verkeren. Soms

blijken de wederzijdse verwachtingen van de ouders en het projectteam niet duidelijk

op elkaar te zijn afgestemd en trekken leden zich terug; ook blijkt soms dat na ver-

loop van (korte) tijd wensen en behoeften kunnen veranderen, waardoor leden afha-

23

ken. Bij elk van de platforms vindt wel enige fluctuatie plaats, toch is er bij de meeste

platforms sprake van een harde kern van actieve leden.

Netwerkontwikkeling

Naast de werving van de leden van de platforms heeft het projectteam geïnvesteerd in

relaties met de ambtenaren onderwijs van de gemeenten, de wethouders, contacten

met welzijnsinstellingen en andere relevante partners. Voor platforms die voldoende

actieve leden hadden, minimaal 10, om van start te kunnen gaan, was het organiseren

van een officiële presentatie de eerste echte activiteit. Hiervoor werden basisscholen

en scholen voor voortgezet onderwijs uitgenodigd. Praktisch overal was er enthousi-

asme vanuit de gemeente (met uitzondering van Leiden) en gaf de wethouder van

onderwijs het startschot voor het platform. Tijdens deze eerste bijeenkomsten waren

er inhoudelijke debatten over thema’s die ouders en scholen na aan het hart liggen,

zoals ouderbetrokkenheid, onderwijsondersteuning door ouders, Cito-toetsen en

overgang PO-VO.

Website

De PAOO-website is onderdeel van de FORUM-website. Het is een informatieportal

voor het gehele project. Daarop staan data van bijeenkomsten, verslagen, nieuwsbe-

richten en achtergrondinformatie over het project. De website wordt jaarlijks onge-

veer 9.000 keer bezocht en is daarmee het project met de meeste ‘hits’ op de FO-

RUM-website. De website wordt continu geactualiseerd met informatie over nieuwe

platforms, leden van de diverse platforms, de agenda’s van het landelijk platform en

de lokale platforms, korte impressies en foto’s van bijeenkomsten en congressen.

Op de website hebben alle platforms een eigen plek, waar ze informatie over bijeen-

komsten op kunnen laten zetten, maar ook verslagen en specifieke informatie. Gezien

het aantal reacties dat wekelijks bij FORUM binnenkomt, maken platformleden zelf

ook veel gebruik van de website. Het gaat om vragen, mutaties en voorstellen voor

het plaatsen van stukjes of verwijzingen.

Ook zijn diverse documenten te downloaden van de website, zoals beleidsvoorstellen

en -reacties en pdf’s van diverse door PAOO en partnerorganisaties uitgebrachte

producten. Ook is er de rubriek ‘Goed om te weten’, waar een aantal praktische tips

staan die voor personen en organisaties die bezig zijn met ouderbetrokkenheid van

belang kunnen zijn.

Ondersteuning functioneren lokale platforms

Vanaf de oprichting maakt ieder lokaal platform, ondersteund door de projectmede-

werker, een jaarplan met daarin een beschrijving van geplande activiteiten en een

tijdspad. Deze jaarplannen worden uitgewerkt binnen de grote lijnen van het door het

24

Ministerie van OCW geaccordeerde PAOO activiteitenplan Alle activiteiten worden

voorbereid door de projectmedewerker in samenwerking met de leden. Gemiddeld

hebben de lokale platforms maandelijks een bijeenkomst, maar de zeer actieve plat-

forms komen wekelijks bij elkaar. De mate van ondersteuning door de projectmede-

werker hangt af van het aantal actieve leden, de capaciteiten van de leden en de be-

schikbare tijd.

Ontwikkeling functioneren lokale platforms

Na de eerste officiële activiteit hebben de platforms een inventarisatie gemaakt van de

thema’s die de leden als problematisch ervaren rondom ouderbetrokkenheid, ouder-

participatie en de schoolloopbaan van hun kinderen. Vanuit de gedachte dat ouders

een grote behoefte hebben aan meer informatie over onderwijsgerelateerde thema’s,

hebben de platforms vervolgens debatten en informatieavonden georganiseerd voor

ouders en scholen in betreffende gemeenten. Hierbij kwamen onderwerpen zoals

VVE, overgang PO-VO, schooluitval, etc. aan de orde. Dit is een goede manier ge-

bleken om de lokale platforms bij relevante partners een gezicht te geven. Het heeft er

in de meeste gemeenten toe geleid dat meer ouders zijn toegetreden tot het platform

en het platform heeft laten zien dat het een spreekbuis vormt voor allochtone ouders.

In de praktijk blijkt het echter voor de platforms een hele opgave om de zogenaamde

‘moeilijk bereikbare’ ouders te betrekken bij de school en het onderwijs. Deze erva-

ringen hebben ertoe geleid dat PAOO eind 2007 een andere weg is ingeslagen. In de

visie van PAOO geeft de school het kader aan voor ouderbetrokkenheid; een indivi-

duele ouder kan het beleid en de aanpak van de school niet veranderen, maar een

school bepaalt de visie op ouders en de wijze waarop ze in de praktijk werken aan

partnerschap met ouders. PAOO heeft daarom besloten om in 2008 de focus te richten

op de samenwerking met scholen. PAOO ging werken aan het verminderen van blok-

kades voor een actieve rol van ouders door bij scholen het perspectief van communi-

catie met ouders in te brengen.

Creëren randvoorwaarden participatie van ouders in het project

Het projectteam tracht de randvoorwaarden te creëren waardoor de ouders hun werk-

zaamheden in het lokale of landelijk platform op een prettige manier in een goed

klimaat en goed georganiseerde setting kunnen uitvoeren, met duidelijkheid over

taken en verantwoordelijkheden en over welke ‘beloning’ men ontvangt. Het stimule-

ren en motiveren van de vrijwillige leden vergt veel inzet van het projectteam.

Een verzwarende factor tijdens de eerste fase van het project was dat er nog geen

voorlichtingsmateriaal was ontwikkeld om ouders ook schriftelijk te kunnen informe-

ren. Van het projectteam werd daarnaast ook veel inzet gevraagd bij het verzamelen

van methodieken, trainingen en andere materialen. Hiertoe is met onderwijsonder-

25

steunende instellingen, scholen, welzijnsinstellingen en steunfunctieorganisaties in de

gemeenten contact gelegd en overleg gevoerd.

Het projectteam tracht te zorgen voor een goede inbedding van de organisatie in het

netwerk van aanpalende professionele instellingen. De lokale coördinatoren zorgen

voor de deelname van of afstemming met gemeentelijke instanties en instellingen

voor onderwijs en opvoeding. Er is inmiddels een basis gelegd voor goede samen-

werkingsrelaties, zowel landelijk als in de verschillende gemeenten. De platforms

worden vaak benaderd door gemeenten, scholen, welzijns- en migrantenorganisaties

voor verschillende zaken. Dit gaat om incidentele bijdragen aan bijeenkomsten, inte-

gratiedebatten, maar ook om meer structurele deelname aan een werkgroep ‘Passend

Onderwijs’ of overleg van de Brede Scholen. Daarnaast zijn platforms ook benaderd

om een bemiddelende rol te vervullen voor groepen ontevreden ouders over het on-

derwijs en de scholen.

Begeleiding van lokale platforms

Er zijn verschillende factoren die het ondersteunen van de lokale platforms zeer ar-

beidsintensief maken:

• Een grote verscheidenheid aan niveaus bij de leden. De ondersteuning moet hierop

afgestemd worden. Het vraagt ook veel om zowel hoogopgeleide als laagopgeleide

ouders vast te houden vanwege verschillende verwachtingen omtrent de eigen rol.

• Sommige leden doen voor het eerst vrijwilligerswerk en hebben weinig ervaring

met vergaderen en organiseren.

• De vrijwillige inzet van de leden heeft beperkingen. Je kunt niet van leden eisen dat

ze op een bijeenkomst zijn of dat ze contacten met een school leggen.

• Er zijn wisselingen in de samenstelling van de lokale platforms, waardoor voortdu-

rende nieuwe leden ingewerkt moeten worden.

• Verschillen in culturele achtergronden moeten overwonnen worden om goed te

kunnen samenwerken.

Daarnaast kost het continu tijd en inspanning om de vrijwillige leden enthousiast en

gemotiveerd te blijven houden. De projectmedewerkers ervaren hun baan als ‘uitda-

gend’ en ‘zwaar’, omdat ze ieder zeven platforms begeleiden, veel onderweg zijn

omdat ze door het hele land reizen en veel in de avonden en in de weekenden werken.

Het komt regelmatig voor dat het ondersteunen van een platform stress oplevert,

omdat relatief veel ‘onproductieve’ tijd gaat zitten in het oplossen van problemen in

het interne functioneren van de platforms. De projectmedewerkers moeten steeds

laveren tussen de doelen en centrale activiteiten van PAOO en de individuele wensen

van de leden van de lokale platforms. De leden zijn soms vooral bezig met hun per-

soonlijke ervaringen en daarom vraagt het veel tact, inzicht en doorzettingsvermogen

om het grotere belang onder de aandacht te houden.

26

Kadertrainingen

Het projectteam heeft voor de platforms kadertrainingen georganiseerd met aandacht

voor basisvaardigheden als samenwerken, doelen stellen en helder formuleren. Daar-

naast hebben de leden van alle platforms een training communicatie, presentatie en

debatteren gevolgd, naast een training over samenwerken met scholen. Voor een

groot deel van de leden van de platforms was een goede voorbereiding nodig om het

gesprek aan te gaan met professionals op een school. Verschillende trainers, geselec-

teerd op ervaring in het werken met allochtone vrijwilligers, zijn hiervoor ingezet.

Een aantal trainers is niet positief beoordeeld door het PAOO-team en daarom moes-

ten er weer andere trainers worden gezocht. In de praktijk blijkt dat er veel kaf onder

het koren van de trainers zit en dat het lastig is goede trainers te vinden. Het project-

team heeft naast een pool van trainers ook een pool van deskundigen op het gebied

van bijvoorbeeld schooluitval, medezeggenschap en het Nederlandse onderwijssys-

teem gevormd.

Opzetten van een databank

Een van de middelen om scholen te voorzien van good practises en methodieken op

het gebied van de ouderbetrokkenheid onder allochtone ouders is de databank op de

PAOO-website. In die databank staan diverse methodieken en initiatieven vermeld

waar scholen en ouders gebruik van kunnen maken. Ook staan er voorbeeldscholen

genoemd die zich succesvol hebben bewezen op het gebied van allochtone ouderbe-

trokkenheid.

Het opzetten van de databank is volgens de medewerkers van FORUM een hele klus

geweest waar erg veel tijd in is gestoken: het verzamelen van voorbeelden, contacten

leggen met de organisaties daarachter, het beknopt beschrijven van de voorbeelden en

het ontwikkelen van de CMS-applicatie achter de databank. Op vele manieren is

geprobeerd de databank onder de aandacht te brengen: via de lokale platforms, via

bijeenkomsten, via de PAOO Courant en via het algemene deel van de PAOO-

website. Over het gebruik en de waardering van de databank kunnen we niet veel

zeggen. In 2008 zou de databank worden geëvalueerd, maar toen bleek dat de site

oudersbijdeles.nl zich op hetzelfde terrein bezighield, is besloten daarmee te gaan

samenwerken. Uiteindelijk zou de databank van PAOO in oudersbijdeles.nl opgaan.

Een eigen evaluatie was daarmee – zeker ook gezien de tijd die daar in zou gaan

zitten – van de baan. Eind 2008, begin 2009 zijn concrete afspraken gemaakt over de

voortgang en continuering van de databank. Wanneer het project wordt beëindigd zal

de databank van PAOO opgaan in de databank van oudersbijdeles.nl.

27

4.4 Functioneren landelijk platform

In het landelijk platform hebben voor de periode van twee jaar zitting: 22 ouders die

kinderen hebben in het primair of voortgezet onderwijs, vertegenwoordigers van de

vier landelijke ouderorganisaties, een vertegenwoordiger van de ISBO, een project-

leider vanuit FORUM en een vertegenwoordiger van de LOM-samenwerkings-

verbanden. Gehanteerde criteria bij de werving van ouders waren: interesse hebben in

de problematiek, evenwichtige verdeling naar regio, sekse en etnische groep, kinde-

ren hebben in het onderwijs (VVE, PO, VO), enige kennis hebben van het Nederland-

se onderwijs, één keer in de zes weken een zaterdag actief willen deelnemen om zich

in te zetten voor de multi-etnische doelen. Het landelijk platform heeft twee jaarcon-

gressen en vier landelijke bijeenkomsten voor lokale platforms georganiseerd. De

samenstelling van het landelijk platform is in de loop van de tijd voor ongeveer een

derde vervangen.

Indicaties optimaal functioneren landelijk platform

Waar hangt het al dan niet optimaal functioneren van het landelijk platform mee

samen? We onderscheiden negen aspecten die een indicatie geven van het functione-

ren van het landelijk platform (Smit, Van Esch & Tiebosch, 1998), te weten:

1. Doelen: de mate waarin er duidelijkheid is over de doelstellingen van het landelijk

platform (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden).

2. Participanten: de mate van invloed van betrokkenen op de voortgang van het lan-

delijk platform.

3. Strategie: de mate van bruikbaarheid van de gehanteerde methoden en middelen

om de gestelde doelstellingen van het landelijk platform te realiseren.

4. Functies: de mate waarin de gehanteerde strategieën leer-, kwalificatie- of sociali-

satiefuncties vervullen (‘leren leren’; het bijbrengen van kennis, houdingen en

vaardigheden, die individuen in staat stellen arbeidsprestaties te verrichten; leren

zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het functioneren van het platform).

5. Bereik: de mate waarin de gehanteerde strategie mogelijkheden biedt een grotere

doelgroep te bereiken dan waarvoor het landelijk platform (in eerste instantie) was

opgezet.

6. Evaluatie: de mate waarin (in)formele evaluatiemomenten zijn ingebouwd om

activiteiten te beoordelen en te verbeteren.

7. Belemmeringen: de mate waarin men positief omgaat met belemmeringen, waar-

door de ontwikkeling van het landelijk platform niet stagneert.

8. Rol projectteam: de mate waarin het landelijk platform verzekerd is van de steun

van het projectteam.

9. Voortgang: de mate waarin binnen een redelijk tijdsplan de doelstellingen worden

gerealiseerd.

28

De criteria zijn zowel toegepast op basis van (subjectieve) informatie die tijdens de

interviews is verstrekt door de betrokken, als door objectieve gegevens die gebaseerd

zijn op basis van de beschikbare documenten (zoals plannen, verslagen en notulen).

4.4.1 Doelen

Het doel van het project is dat allochtone ouders zich meer betrokken en beter verte-

genwoordigd voelen binnen de huidige onderwijsstructuren, zowel op landelijk, lo-

kaal als schoolniveau. Ouders dienen zelf in staat te zijn hun betrokkenheid en belan-

genbehartiging op school en via de ouderorganisaties duurzaam vorm te geven.

Scholen weten allochtone ouders te bereiken via instrumenten en hulpmiddelen die

voor hen snel en eenvoudig zijn te vinden en die toegesneden zijn op hun situatie.

Binnen de school dient ruimte en erkenning te zijn voor diversiteit (PAOO, 2005).

Het landelijk platform heeft de gewenste doelen van het project geoperationaliseerd

in vijf thema’s (Landelijk Platform, 2008a):

• Vergroten partnerschap tussen allochtone ouders, scholen, leerlingen en organisa-

ties met betrekking opvoeding en het onderwijs.

• Bevorderen van de zichtbaarheid van ouders, de toerusting van ouders en heldere

communicatie tussen ouders en scholen.

• Participatie van allochtone ouders binnen bestaande infrastructuren van ouderorga-

nisaties.

• Overdragen van informatie/producten aan ouderorganisaties en scholen.

• Evaluatie van de resultaten.

Vergroten partnerschap allochtone ouders, scholen, leerlingen en organisaties

In de visie van het landelijk platform, die in 2007 is uitgewerkt in een visiedocument,

staat het werken aan een goede samenwerking tussen ouders en school centraal in de

aanpak van PAOO. Het gaat daarbij om samenwerking op individueel niveau van

ouders en leerkrachten rondom de ontwikkeling van het kind, maar ook om het sa-

menwerken in de schoolorganisatie. Het bevorderen van partnerschap tussen ouders

en school is de kern van het werk van de lokale platforms. Een van de hoofdthema’s

van het landelijk platform is het versterken van deelname van allochtone ouders aan

medezeggenschapsraden. Hiermee wordt gewerkt aan het realiseren van het doel van

PAOO dat meer ouders grip krijgen op de besluitvorming op scholen.

Het landelijk platform heeft de hieronder staande thema’s op de agenda gezet en

streeft daarmee naar de volgende aangegeven resultaten:

• Invoering ‘meetlat ouderbetrokkenheid’. Het landelijk platform ontwikkelt met de

VO-raad en de NKO een meetlat ouderbetrokkenheid. De lokale platforms komen

29

in de praktijk scholen tegen met een hoge mate van betrokkenheid en participatie

van ouders. Deze scholen worden opgenomen in de databank, maar PAOO wil

meer erkenning voor scholen die zich sterk maken voor betrokkenheid van àlle ou-

ders. Omdat scholen in de praktijk weinig zicht hebben op de aanpak van andere

scholen, wil PAOO door meer aandacht te geven aan deze goede voorbeelden scho-

len stimuleren zich hieraan op te trekken. De PO-raad denkt samen met enkele

scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs mee in een resonansgroep.

Scholen en lokale platforms kunnen dit instrument, dat in de loop van 2009 wordt

geproduceerd en gepresenteerd, gebruiken. Als aanvulling hierop werkt PAOO aan

een handleiding waarmee scholen zich verder kunnen ontwikkelen op het gebied

van ouderbetrokkenheid.

• Stimuleren van huisbezoeken. PAOO ontwikkelt een handleiding huisbezoeken

omdat ze heeft geconstateerd dat het uitvoeren van huisbezoeken een bijzonder ef-

fectief instrument is om de communicatie tussen leerkrachten en (moeilijk bereik-

bare) ouders te verbeteren. Scholen die dit instrument inzetten geven aan dat ouders

zelf meer het contact met de leerkracht zoeken; het levert leerkrachten meer inzicht

op in de sociale context van het kind en enkele geïnterviewde leerkrachten geven

aan dat door de huisbezoeken de sfeer in de klas positief is beïnvloed. Toch zijn

niet alle scholen – die moeite hebben in het bereiken van ouders – overtuigd van de

effectiviteit hiervan en er bestaat vaak weerstand bij directie en teamleden om tot

invoering over te gaan vanwege de grote tijdsinvestering en soms ook het gevoel

van onveiligheid bij leerkrachten. In de handleiding wordt beschreven hoe scholen

die met dit instrument werken dit hebben ingevoerd en wat hun ervaringen zijn.

Hiertoe zijn interviews met een aantal scholen gehouden. Het lokaal platform Al-

mere heeft met succes een basisschool geadviseerd om huisbezoeken in te voeren

en ouders te betrekken bij gemeentelijk beleid gericht op het bevorderen van ge-

mengde scholen.

• In 2008 is het tegengaan van segregatie in het onderwijs een belangrijk aandachts-

punt voor PAOO geworden, nadat staatssecretaris Dijksma PAOO heeft verzocht

hierbij een rol te gaan spelen. Met een landelijke bijeenkomst voor voorzitters van

de platforms in 2008 en verdiepingsbijeenkomsten van het projectteam en plat-

forms met externe deskundigen van Stichting Kleurrijke Scholen, het Kenniscen-

trum Gemengd Onderwijs en de Ambassadeur Gemengd Onderwijs zijn de moge-

lijkheden verkend die lokale platforms hebben om in hun gemeenten een bijdrage

te leveren aan het bevorderen van gemengd onderwijs. De activiteiten die platforms

daartoe oppakken verschillen van platform tot platform. De platforms Nijmegen,

Amsterdam en Dordrecht zijn zeer betrokken bij dit thema en hebben al initiatieven

ontplooid. Momenteel ontwikkelt het projectteam een hand-out voor de leden van

de lokale platforms om het vraagstuk van segregatie, dat zeer complex is, helder en

overzichtelijk uiteen te zetten en de mogelijke rollen van een platform concreet te

beschrijven. Met deze hand-out zullen platforms beter toegerust zijn om overleg te

30

voeren met gemeenten, scholen en schoolbesturen, en om andere ouders te kunnen

voorlichten over segregatie en hun wellicht te bewegen een ouderinitiatief in hun

gemeente op te zetten.

• Aandacht voor oudercontacten bij de lerarenopleiding. PAOO is van mening dat er

op de opleidingen voor leerkrachten meer aandacht moet komen voor contacten

met allochtone ouders. Dit vanuit de visie dat samenwerking tussen ouders en leer-

krachten onontbeerlijk is voor een optimale ontwikkeling van het kind. In 2008 is

een pilot ontwikkeld in samenwerking met vier Pabo’s om gastlessen voor aanko-

mende leerkrachten te verzorgen over oudercontacten en interculturele communica-

tie. In het schooljaar 2008/2009 zijn in totaal tien gastlessen verzorgd voor circa

250 aankomende leraren en er staan nog enkele gepland. Het betrof hier studenten

van de minor ‘urban education’ van het instituut Theo Thijssen te Utrecht, studen-

ten van de katholieke Pabo Domstad, tweedejaars studenten van de lerarenoplei-

ding Archimedes te Utrecht, Studenten van de Pabo in Deventer en studenten van

de katholieke Pabo in Zwolle. De studenten en docenten geven aan dat de gastles-

sen voorzien in een grote behoefte, vooral omdat deze ouders praktijkervaringen

van de communicatie tussen school en ouders inbrengen in de theorie. Daarnaast

wordt in de gastlessen ook aandacht besteed aan belemmeringen voor betrokken-

heid van ouders bij de schoolloopbaan van hun kinderen. Deze ervaringen zijn door

PAOO in kaart gebracht. Aan het eind van het schooljaar 2008-2009 wordt de pilot

geëvalueerd en wordt een vorm gezocht om de aandacht voor contacten met alloch-

tone ouders structureel in te bouwen binnen de Pabo’s.

• Bevorderen instroom allochtone leerkrachten. Dit laatste thema heeft het landelijk

platform uiteindelijk niet opgepakt, omdat het ministerie van OCW heeft aangege-

ven dat dit geen prioriteit is omdat er al veel initiatieven en projecten zijn gericht

op het bevorderen van de instroom van allochtone leerkrachten.

Bevorderen zichtbaarheid van ouders, de toerusting van ouders en heldere communi-

catie tussen ouders en scholen

In juni 2006, het eerste jaar van het project, heeft een landelijke presentatie plaatsge-

vonden in aanwezigheid van minister Van der Hoeven. In 2007 en 2008 is een jaar-

congres georganiseerd waarbij informatie-uitwisseling en kennisoverdracht centraal

stonden. Alle leden van PAOO konden daar naast een aantal plenaire inleidingen

kiezen uit tien workshops. In 2007 was er een Lagerhuisdebat waar ouders, leerkrach-

ten en politie met elkaar in discussie gingen over de verantwoordelijkheid van ouders

en school inzake opvoeding op basis van de stelling ‘Thuis zijn ouders de baas, op

straat de politie en op school de leerkrachten’. In 2008 ging het Lagerhuisdebat over

‘de wijze waarop scholen ouders informeren over de kwaliteit van de school en de

ontwikkelingen van het individuele kind’. Dit debat leverde tips op om de ouderbe-

trokkenheid te vergroten. De staatssecretaris was bij beide congressen aanwezig.

31

Leden van het landelijk platform zijn gevraagd te participeren in landelijke con-

gressen en bijeenkomsten. Een greep uit deze bijeenkomsten:

• Het symposium ‘Ouders en school: een ijzersterk duo’ van de IJsselgroep. Het

symposium was bedoeld om leraren, onderwijsmanagers en intern begeleiders

handvatten mee te geven voor een gericht ouderbeleid.

• Voorbereiding van en deelname aan de SER-conferentie over kansen voor alloch-

tonen op de arbeidsmarkt.

• Startbijeenkomst ‘Samenleven kun je leren’ georganiseerd door het ministerie van

OCW.

• Bijwonen van het startcongres ‘Kleurrijke scholen’ van de stichting Kleurrijke

Scholen.

• Bijwonen van de expertmeeting van KPC over het betrekken van ouders bij het

onderwijs.

• Bijwonen van een conferentie over etnische segregatie in het basisonderwijs.

• Bijwonen van de VOO-expertmeeting in het kader van intentieverklaring school-

ouderbetrokkenheid.

• Organisatie van een bijeenkomst over de Cito-score en het schooladvies door FO-

RUM en de Adviesraad Diversiteit en Integratie van de gemeente Amsterdam.

• Bijwonen van de Expertmeeting ouderbetrokkenheid voortgezet onderwijs, geor-

ganiseerd door het ministerie van VROM.

• Congres VO-raad ‘Verantwoord in beeld’. Horizontale verantwoording in uw

schoolpraktijk. Twee leden hebben een inhoudelijke bijdrage geleverd aan de

workshop ‘verantwoorden is communiceren’ en een van de leden van het landelijk

platform heeft deelgenomen aan de paneldiscussie met o.a. de staatssecretaris.

• Conferentie van de VOO ‘Thuis op school’ over samenwerking tussen school en

allochtone ouders. PAOO heeft hier een workshop verzorgd over de praktijk van de

lokale platforms.

Verder is PAOO vanaf het begin van het project regelmatig in het nieuws gekomen.

Zo nu en dan in de landelijke media en veelvuldig in onderwijstijdschriften, in de

lokale media en op internet. Onlangs heeft de voorzitter van PAOO Amsterdam de

landelijke media gehaald met het aan de orde stellen van het toelatingsbeleid van de

Amsterdamse basisscholen.

De veranderingen die men met dit project beoogt, zijn veelal gerelateerd aan het

participeren in netwerken (‘oudervriendelijke school’, ouders binnen bestaande infra-

structuren van ouderorganisaties) en veranderingen in de omgeving van de school

(lerarenopleidingen en ouderorganisaties) die een partnerschapsrelatie tussen alloch-

tone ouders en school bevordert. Het is lastig precies vast te stellen of deze doelen en

resultaten zijn gerealiseerd. Veranderingen in de relatie ouders, school en omgeving

32

kunnen in dit onderzoek dan ook niet op een objectieve manier wijze worden weerge-

ven (vgl. Koelen e.a., 2001; Rytchetnik e.a., 2002).

4.4.2 Participanten

Het landelijk platform bevordert het actieve meedenken van betrokkenen. Leden

worden gestimuleerd om zelf onderwerpen te agenderen, om zelf met voorstellen te

komen. De leden van het landelijk platform kunnen redelijk veel invloed uitoefenen

op de voortgang van het platform.

4.4.3 Strategie

Het landelijk platform hanteert in zijn aanpak een research-based strategie: gegevens

uit onderzoeken dienen als basis en onderbouwing van beleidsprioriteiten. Daarnaast

hanteert men een dialoog strategie om de informatie-uitwisseling tussen het landelijk

platform en de lokale platforms te stimuleren. Voorzitters en actieve leden van de

lokale platforms worden gestimuleerd zitting te nemen in het landelijk platform om

zo een betere verbinding tot stand te brengen tussen lokaal en landelijk.

4.4.4 Functie landelijk platform

De belangrijkste functie van het landelijk platform is geweest dat het een visie op

samenwerking tussen ouders en school heeft vastgelegd in een visiedocument. De

uitwerking van de meetlat ouderbetrokkenheid, de handleiding huisbezoeken en de

gastlessen op de Pabo’s kunnen een stimulans vormen in het bevorderen van de sa-

menwerking tussen school en ouders.

4.4.5 Bereik

Het bereik van de strategie heeft zijn uitwerking op landelijk en lokaal niveau. Het

landelijk platform heeft haar visie op samenwerking tussen ouders en school vastge-

legd in een visiedocument en de samenwerking is verkend met een aantal partners,

zoals de VO-raad en de AVS.

De geformuleerde doelstellingen van het landelijk platform worden door de lokale

platforms in de grote gemeenten uitgewerkt.

33

4.4.6 Evaluatiemoment

Na een periode van twee jaar heeft het landelijk platform een evaluatiemoment inge-

bouwd om de tot dan ondernomen eigen activiteiten te beoordelen en zo nodig te

verbeteren.

Positieve en negatieve punten

De leden van het landelijk platform signaleren met betrekking tot hun eigen functio-

neren onder meer de volgende positieve en negatieve punten (zie PAOO, 2008c):

Positief

• Samenwerking tussen en betrokkenheid van personen met uiteenlopende etnische

achtergronden vanuit het gehele land.

• Een groot deel van wat het landelijk platform heeft laten zien, komt voort uit vrij-

willigerswerk.

• De conferenties waren goed georganiseerd en werden goed bezocht.

• De bekendheid van het landelijk platform is toegenomen.

• Grote inzet van de actieve leden.

• Er zijn contacten gelegd met veel andere organisaties.

• Goede informatieverstrekking via onder meer de website en de databank.

• Er is veel gedaan aan visieontwikkeling.

Negatief

• Onvoldoende betrokkenheid van diverse leden.

• Verloop in de samenstelling van de leden van het landelijk platform. Daar staat

tegenover dat 14 van de 22 ouderleden van het eerste uur nog steeds lid zijn. De

agendacommissie van het landelijk platform bestaat uit 7 leden waarvan 6 vanaf de

start bij het landelijk platform zijn betrokken.

• Communicatie en afstemming van activiteiten tussen landelijk platform en lokale

platforms behoeft aandacht.

• Weinig initiatieven vanuit de leden.

• Te weinig diepgang in discussies.

• Onvoldoende kennis van actuele relevante ontwikkelingen.

• Geen visie op belangrijke problemen.

• Weinig (zicht op) concrete resultaten van het project.

• Onvoldoende bekendheid met de ontwikkelde materialen bij de leden.

Op basis van de zelfevaluatie stelt het landelijk platform de volgende werkwijze ter

verbetering voor:

• Er is een werkgroepje ‘Werving’ samengesteld om scholen met een ouderraad en

ouders die de algemene ouderavond bezoeken persoonlijk te benaderen om zitting

te nemen in het landelijk platform.

• Criteria opstellen waaraan de nieuwe leden dienen te voldoen.

34

• Er wordt aan de verbinding tussen landelijk platform en de lokale platforms ge-

werkt door enerzijds actieve, capabele leden van lokale platforms te vragen of ze

willen participeren in het landelijk platform. Anderzijds zijn in 2008 drie bijeen-

komsten georganiseerd waarbij leden van het landelijk platform en voorzitters van

de lokale platforms bijeen waren.

4.4.7 Rol ondersteuning van het project

Uit de evaluatie door het landelijk platform kwam naar voren dat het projectteam een

belangrijke ondersteunende rol heeft gespeeld bij het functioneren van het landelijk

platform.

4.4.8 Capaciteitsproblemen projectteam

Het projectteam heeft door de niet-geplande intensievere begeleiding van de plat-

forms, beperktere capaciteit overgehouden voor het inventariseren, beoordelen en

implementeren van methodieken en materialen voor de databank. De producten die

het project ter beschikking zou stellen, dienden helder en toegankelijk te zijn en

bruikbaar voor zowel scholen als ouders. Uit de gevalsstudies blijkt dat niet alle pro-

ducten aan deze criteria voldoen.

Ook voor het geven van trainingen aan schoolteams, schoolbesturen, landelijke en

lokale onderwijsondersteunende organisaties was minder capaciteit beschikbaar.

Regelmatig komen verzoeken hiertoe binnen bij het projectteam, maar het ontbreekt

aan de menskracht om op alle verzoeken in te gaan. Door bovengenoemd capaciteits-

probleem is het projectteam ook onvoldoende toegekomen aan het voorbereiden van

lokale trainers op trainingen voor de leden van de lokale platforms.

35

5 Functioneren projectteam en lokale platforms

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk beschrijven we op basis van beleidsnotities van het projectteam,

projectplannen van de platforms en gesprekken met leden van het projectteam het

functioneren van de lokale platforms. In paragraaf 5.2 presenteren we de ambities van

het projectteam. Paragraaf 5.3 geeft een beeld van de start van de lokale platforms.

Met de beschrijving van het functioneren van lokale platforms worden onderzoeks-

vragen 3 en 4 beantwoord.

5.2 Ambitie projectteam

Het projectteam heeft de ambitie geformuleerd om de op te starten lokale platforms

uit te laten groeien tot een groep allochtone ouders rond onderwijs en ouderparticipa-

tie, een groep die breed gewaardeerd wordt vanwege haar deskundigheid en inhoude-

lijke inbreng en die is ingebed in de stedelijke structuur. Op drie niveaus zou de duur-

zaamheid bewerkstelligd moeten worden (PAOO, 2008a, 2009):

• De lokale platforms gaan samenwerkingsrelaties aan met scholen om de knelpun-

ten voor ouderbetrokkenheid aan te pakken en zo de ouderbetrokkenheid op die

scholen te vergroten. Ook zou op de scholen gewerkt worden aan een grotere parti-

cipatie van allochtone ouders in de ouderraad en de medezeggenschapsraad.

• De lokale platforms werken samen met de gemeente, met welzijnsorganisaties

en/of bijvoorbeeld met het Centrum voor Jeugd en Gezin. In praktisch alle plat-

forms is sprake van een goede samenwerking en wordt de ervaringsdeskundigheid

van de leden over ouderbetrokkenheid en andere thema’s rondom onderwijs en al-

lochtone leerlingen gewaardeerd.

• Met de landelijke ouderorganisaties wordt gewerkt aan de inbedding op landelijk

niveau. Door de samenwerking binnen PAOO krijgen deze organisaties meer ken-

nis en inzicht in de thema’s die prioritair zijn voor deze groep ouders. Dit stelt hen

in staat beter de belangen van deze ouders te behartigen. Ook krijgen meer alloch-

tone ouders informatie over de activiteiten van deze organisaties en zullen eerder

bij hen aankloppen.

36

5.3 Start lokale platforms

5.3.1 Activiteiten en samenwerking

In 2006 zijn de leden van het projectteam gestart met het werven en oprichten van

lokale platforms in de G30. In eerste instantie was er nog geen voorlichtingsmateriaal.

In de loop van 2006 is een algemene folder ontwikkeld en eind 2007 is voor alle

platforms een folder geschreven met specifieke kenmerken van het platform en de

gemeente. Het oprichten van lokale platforms liep gefaseerd door tot 2008. In Leeu-

warden, Maastricht en Groningen zijn in 2007 en 2008 pogingen gedaan een platform

te starten, maar vanwege de teleurstellende resultaten is besloten hiervan af te zien. In

deze steden is sprake van een relatief laag percentage allochtonen; in Maastricht

maken ouders die niet tevreden zijn over het onderwijs bovendien gebruik van de

mogelijkheid om hun kind in België naar school te laten gaan.

Op verzoek van de gemeenten Almere, Roermond en Veendam zijn daar inmiddels

platforms van start gegaan ter vervanging van de steden waar de werving niet leidde

tot voldoende actieve leden. Verzoeken om in Hilversum, Nieuwegein, Delfzijl, Oss,

Cappelle aan de IJssel, Zutphen en Maarsenbroek een lokaal platform te starten, kon-

den niet worden gehonoreerd omdat het maximum aantal van 30 platforms was be-

reikt. Ook vanuit Gouda is meermalen de vraag om een platform gekomen. PAOO

heeft daar enkele gesprekken gevoerd en als voorwaarde gesteld dat er lokaal een

samenwerkingspartner moest zijn om gezamenlijk het platform van de grond te tillen.

Provinciaal steunpunt Meander waarmee overleg is geweest, heeft echter aangegeven

dat zij die rol niet kon vervullen. Dit en het feit dat OCW in 2008 heeft aangegeven

dat PAOO zich moest beperken tot 30 platforms heeft ertoe geleid dat in Gouda geen

platform van de grond is gekomen. Tenslotte heeft provinciaal adviesbureau Palet in

opdracht van de provincie Noord-Brabant en in samenwerking met PAOO pogingen

ondernomen om in Roosendaal en Bergen op Zoom een lokaal platform in te stellen.

Tot nu toe zijn de platforms daar nog niet echt van de grond gekomen. De verzoeken

om de oprichting van een platform kwamen van een school, ouders, een welzijninstel-

ling, migrantorganisatie en/of de gemeente.

De leden van de platforms kregen van FORUM de beschikking over ‘standaard’

voorlichtingsmateriaal voor ouders, directies, en teamleden van scholen (PO en VO).

Daarnaast is veel geïnvesteerd in het geven van trainingen rondom het samenwerken

binnen het platform en het aangaan van samenwerking met scholen. De vrijwilligers

in de lokale platforms krijgen een reis- en onkostenvergoeding.

Ten behoeve van het opstarten van platforms is, zoals voorgesteld in het projectplan,

gebruik gemaakt van de bestaande netwerken (FORUM, migrantenorganisaties, on-

37

derwijs- en welzijnsorganisaties) om leden voor platforms te werven en contacten te

leggen binnen gemeenten. Men speelde in op de behoeften van de lokale gemeen-

schap. Het projectteam heeft ook gezorgd voor afstemming met gemeentelijke instan-

ties en instellingen voor onderwijs en opvoeding. De aanpak van de platforms sluit

zoveel mogelijk aan bij de bestaande situatie in de gemeenten. De platforms hebben

veelal eerst bestaande initiatieven geïnventariseerd, hiaten opgespoord en nieuwe

initiatieven in gang gezet, zoals huiswerkbegeleiding en het introduceren van rollen-

spelen voor aspirant-leden van ouderraden en medezeggenschapsraden, gebruik ma-

kend van en aansluitend op de aanwezige deskundigheid en faciliteiten. Dit ging niet

in alle gemeenten even gemakkelijk, omdat het begeleidingslandschap vaak al sterk

verdeeld en verkaveld was. Dit geldt vooral voor de grote steden. Een belangrijk

element in de strategie van platforms was het stimuleren van politieke betrokkenheid

bij het project: draagvlak zoeken voor het project onder de stakeholders in de ge-

meenten, waaronder de politiek, is van belang voor het slagen van een project. Bij de

start is altijd contact gezocht met de ambtenaar verantwoordelijk voor onderwijs en

de wethouder is in iedere gemeente uitgenodigd voor de officiële presentatie van het

platform aan scholen, ouders en relevante organisaties. In praktisch alle gevallen

waren de wethouders onderwijs zeer ingenomen met de oprichting van een georgani-

seerde groep allochtone ouders met de ambities om de samenwerking tussen school

en ouders te verbeteren.

Na de start in 2006 is ook in 2007 en 2008 gewerkt aan uitbreiding van het aantal

leden per platform. Het mobiliseren van voldoende ouders, die zich voor een langere

tijd actief kunnen en willen inzetten in een gemeente voor de optimalisering van

onderwijskansen van allochtone kinderen, is een activiteit die het PAOO-team veel

tijd en energie kost. Vanaf de start van het project was het samenwerkingsverband

van het Landelijk Overleg Minderheden (LOM) een samenwerkingspartner van

PAOO. De zeven volgende samenwerkingsverbanden werken gezamenlijk aan het

versterken van de maatschappelijke positie van verschillende etnische minder-

heidsgroepen:

• Inspraakorgaan Chinezen (IOC);

• Inspraakorgaan Turken (IOT);

• Lize, overlegpartner Rijksoverheid Zuid-Europese gemeenschappen;

• Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN);

• Surinaams Inspraak Orgaan (SIO);

• Samenwerkingsverband van Marokkanen in Nederland (SMN);

• Vluchtelingen Organisaties Nederland (VON).

SMN was de verbindende schakel tussen PAOO en de LOM-samenwerkingsverban-

den. Overleg tussen PAOO en de LOM in de beginperiode heeft ertoe geleid dat de

financiële bijdrage die iedere LOM-partner ontving in het kader van PAOO gezamen-

38

lijk werd ingezet. Hiervoor is medio 2007 een medewerker aangesteld door de LOM

die werd ingezet binnen PAOO.

Voor de werving gebruikte PAOO de volgende kanalen:

• gesprekken met gemeenten, scholen en lokale welzijnsorganisaties;

• samenwerking met organisaties die met vrijwilligers werken;

• bezoeken van bijeenkomsten om persoonlijk potentiële leden te spreken;

• adverteren in de nieuwsbrief en schoolkrant van scholen;

• mailing naar scholen;

• adverteren in lokale kranten;

• via de LOM-samenwerkingsverbanden naar zelforganisaties.

In de praktijk bleek het werven via de netwerken van de platforms en het adverteren

in lokale kranten de meeste leden op te leveren. Scholen hebben vaak beperkte tijd en

zelf ook al moeite om ouders te activeren voor activiteiten op school. De werving via

zelforganisaties heeft niet veel nieuwe leden opgeleverd. De actieve achterban van de

zelforganisaties participeert namelijk vaak elders al als vrijwilliger en heeft geen

ruimte om ook nog actief te worden binnen PAOO. Er is in 2008 contact gelegd met

bijvoorbeeld ‘duizend en een kracht’ van Movisie, een project dat landelijk allochtone

vrouwen activeert voor vrijwilligerswerk. Tot nu heeft dit geen nieuwe leden opgele-

verd.

5.3.2 Wijzigingen in de projectuitvoering

Uitgave PAOO Courant

In de loop van 2007, op weg naar het jaarcongres van juni 2007, werd duidelijk dat er

een medium naast de website ontwikkeld moest worden waarlangs de resultaten,

ervaringen, inzichten en reikwijdte van PAOO konden worden gecommuniceerd naar

een breed publiek. Een medium dat tastbaar, aantrekkelijk, zakelijk en inspirerend

tegelijk moest zijn. Een medium waarin zowel de leden van de lokale platforms,

professionals op scholen, ambtenaren van gemeenten, politici en anderen die (in

potentie) betrokken zijn bij PAOO zich zouden kunnen vinden. Het eerste exemplaar

van de PAOO Courant is tijdens het jaarcongres aangeboden aan staatssecretaris

Sharon Dijksma. Vanaf het allereerste begin is de PAOO Courant een groot succes

gebleken. Inmiddels zijn drie uitgaven verschenen met een gezamenlijke oplage van

13.000 exemplaren die onder andere naar alle basisscholen in de steden met lokale

platforms zijn gestuurd. Van de laatste PAOO Courant zijn zelfs 1.000 exemplaren

bijgedrukt om aan de behoefte te voldoen.

39

De PAOO Courant wordt verspreid onder alle platforms en lokale partners, samen-

werkende organisaties, gemeenten (wethouder, beleidsambtenaren), scholen en

schoolbesturen in platformsteden, politici lokaal en landelijk, welzijnsinstellingen,

migrantenorganisaties, bestuursorganisaties, ministeries, en media. Verder zijn er

vaak verzoeken van individuen en organisaties om een exemplaar.

Uitwisseling ervaringen lokale platforms

Op verzoek van de lokale platforms zijn in 2008 drie regionale uitwisselingsbijeen-

komsten georganiseerd. De platforms hadden behoefte aan onderlinge uitwisseling

over het verloop van de samenwerking met scholen. Aan de regiobijeenkomsten

hebben 160 personen deelgenomen. De leden van het landelijk platform hebben ook

deelgenomen en zo meer zicht gekregen op de praktijk van de lokale platforms als het

gaat om de samenwerking met scholen. De tips en aanbevelingen van die bijeenkom-

sten zijn gebundeld en naar alle leden gestuurd.

Naast deze vormen van uitwisseling georganiseerd door FORUM, hebben de Twentse

platforms zelf enkele overleggen georganiseerd. Ook heeft een enkel platform een

eigen website naast de PAOO-website, maar in de praktijk kost het de leden teveel

tijd om deze actueel te houden. Verdere contacten tussen de platforms zijn nog rede-

lijk schaars. De ‘linking pin’ wordt gevormd door de projectmedewerkers, zij brengen

ervaringen van het ene platform in bij een ander.

Uitwisseling ervaringen met en tussen oudercontactpersonen

Oudercontactpersonen in het basis- en voortgezet onderwijs hebben een veelzijdige

taak. Zij vormen een brug tussen school, ouders en leerling, organiseren ouderactivi-

teiten en adviseren de school over ouderbeleid. Het projectteam heeft landelijk een

inventarisatie gemaakt van de oudercontactpersonen in de steden waar lokale plat-

forms actief zijn. Deze oudercontactpersonen zijn vanwege hun ervaring met ouders

en onderwijs uitgenodigd voor de regionale bijeenkomsten waar een kennismaking

heeft plaatsgevonden. Tijdens de derde regionale bijeenkomst, waar vooral de plat-

forms uit de grote steden bij elkaar waren, was er daarom in de middag een aparte

workshop waarbij uitwisseling tussen de oudercontactpersonen onderling centraal

stond. Ook werd ingezet op de samenwerking tussen de lokale platforms en de ouder-

contactpersonen. De bijeenkomsten hebben ertoe bijgedragen dat er wederzijds meer

inzicht is ontstaan in de werkvelden, maar ook hebben enkele oudercontactpersonen

zich aangemeld voor het lokaal platform. Deze samenwerking zal in 2009 op stedelijk

niveau verder geconcretiseerd worden, waarbij het de bedoeling is dat het lokaal

platform via deze oudercontactpersonen toegang kan krijgen tot de school waar zij

werken en ook tot de ouders op die scholen.

40

Samenwerking met scholen

Eind 2007 heeft het projectteam van PAOO een (nieuwe) koers ingezet om (gericht)

de samenwerking aan te gaan met scholen en zo samen met hen de belemmeringen

voor actieve ouderbetrokkenheid weg te nemen. In 2008 is gebleken dat het realiseren

van deze concrete samenwerkingsverbanden tussen de lokale platforms en scholen

geen gemakkelijke opgave is, maar dat er wel successen zijn geboekt. De bedoeling is

dat 2009 een jaar van consolidatie en verdieping van deze aanpak wordt, gebruikma-

kend van de opgedane ervaringen.

In 2008 hebben 29 platforms contacten gelegd2 met in totaal 148 basisscholen, 65

scholen voor het voortgezet onderwijs, 2 ISK’s en 6 Pabo’s. In de meeste gevallen

hebben er behalve oriënterende gesprekken ook bijeenkomsten plaatsgevonden om de

toekomstige samenwerking te bespreken en nader uit te werken. In slechts enkele

gevallen hebben de scholen te kennen gegeven niet in (verdere) samenwerking geïn-

teresseerd te zijn. De scholen stelden zich echter passief op, stelden het maken van

vervolgafspraken uit en namen niet deel aan algemene evenementen, zoals rondeta-

felgesprekken en debatten. Door dit soort factoren kreeg de samenwerking in de

praktijk nauwelijks gestalte. In iets minder dan de helft van de gevallen hebben de

aanvankelijke contacten op basis- en VO-scholen geresulteerd in concrete actie, in de

vorm van onder meer advisering aan scholen op praktisch of beleidsmatig gebied,

voorlichtings- en bewustwordingsbijeenkomsten voor ouders en/of leerkrachten,

training van leerkrachten, en de instelling en inrichting van ouderkamers. In een be-

perkt aantal gevallen zijn er meer structurele/permanente verbeteringen uit voortge-

komen, zoals de aanstelling van oudercontactpersonen, de organisatie van huiswerk-

clubs en de benoeming van allochtone ouders als MR- of GMR-lid. Hiernaast liggen

er met nog een kwart van de basisscholen en 15% van de VO-scholen concrete plan-

nen voor actie in de nabije toekomst. De samenwerking met de Pabo’s heeft onder

meer gestalte gekregen in het geven van gastlessen aan Pabo-studenten door plat-

formleden op drie Pabo’s en een tweedegraads lerarenopleiding en in plannen hier-

voor met twee Pabo’s, en representeert een eerste stap in de richting van aandacht

voor interculturele communicatie met ouders als vast onderdeel in het curriculum van

Pabo’s.

Samenwerking met Algemene Vereniging Schoolleiders

Als reactie op de moeizame samenwerking tussen de platforms en scholen in veel

gemeenten heeft het projectteam contact gelegd met de Algemene Vereniging School-

leiders (AVS) vanuit de gedachte dat zij, door de schoolleiders te stimuleren tot sa-

menwerking, de platforms een steuntje in de rug zouden kunnen geven. De AVS 2 In de praktijk hebben de platforms met veel meer scholen geprobeerd in contact te komen, maar

deze initiatieven werden al in een vroeg stadium afgekapt.

41

vindt educatief partnerschap tussen ouders en school belangrijk voor de kwaliteits-

zorg van de school. Eind 2008 heeft overleg tussen PAOO en de AVS geleid tot een

pilot waarbij de AVS acht scholen in Enschede en Hengelo stimuleert tot samenwer-

king. Zijn deze scholen bereid tot samenwerking, dan ondersteunen AVS en PAOO

hen in het vormgeven van een duurzame samenwerkingsrelatie met ouders. De pilot

loopt tot eind 2009, waarna beide partijen gezamenlijk evalueren wat de resultaten

zijn van deze extra inzet. Op basis van de resultaten wordt besloten of deze aanpak

ook voor de andere platforms effectief zou kunnen zijn.

Presentaties op studiedagen en werkconferenties

Lokale platforms en het PAOO-projectteam hebben in 2008 diverse keren op verzoek

workshops voor leerkrachten en schoolstaf georganiseerd en uitgevoerd op het gebied

van ouderbetrokkenheid en samenwerking tussen school en ouders. Hiervoor zijn ad

hoc, ‘op maat’, modules ontwikkeld.

• Een workshop ‘omgaan met allochtone ouders’ tijdens de studiedag van NUOVO –

stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Utrecht – verzorgd door PAOO Utrecht

(1e kwartaal 2008).

• Een werkconferentie georganiseerd door FORUM voor scholen uit het primair en

voortgezet onderwijs om in kaart te brengen welke thema’s scholen belangrijk vin-

den bij de invulling van trainingen ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in het

kader het project ‘ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in de gemeente’ van de

Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, afdeling Welzijn (januari 2008).

• Twee workshops over taalontwikkeling en ouderbetrokkenheid voor vier scholen

van schoolbestuur ‘de Zwerm’ in Den Haag (5 november 2008), een workshop

voor leerkrachten van de voorschool en de groepen 1 en 2 en een workshop voor de

leerkrachten van de midden- en bovenbouw.

• Een workshop over het bereiken en motiveren van allochtone ouders voor het ex-

pertisenetwerk van oudercontactpersonen van Capabel in Amsterdam (2 december

2008). Circa 35 oudercontactpersonen hebben deelgenomen en gingen met per-

soonlijke actiepunten terug naar de werkvloer.

• Twee workshops over het vergroten van ouderbetrokkenheid bij de Voor- en

Vroegschoolse Educatie tijdens een studiedag van Sardes (12 november 2008). Dit

betrof interactieve workshops waarbij de deelnemers ervaringen uitwisselen en

PAOO suggesties en tips meegeeft voor het vergroten van ouderbetrokkenheid. Ie-

dere deelnemer heeft een actiepunt meegenomen naar de werkvloer.

• Een workshop over communicatie met allochtone ouders en het belang van huisbe-

zoeken op een conferentie over huisbezoeken georganiseerd door Stichting de

Meeuw in Rotterdam (30 januari 2008).

• Een workshop over het bereiken van moeilijk bereikbare ouders op een Studiemid-

dag georganiseerd door Vivaan in Oss (10 september 2008).

42

• Een presentatie op een landelijke studieconferentie georganiseerd door de project-

groep WMS voor bestuur, management en leden van medezeggenschapsraden

(2008). Enkele leden van lokale platforms en een FORUM-medewerker hebben in-

formatie gegeven over de activiteiten van PAOO en specifiek over de participatie

van allochtone ouders in de medezeggenschapsraden.

• Een onderwijsdag voor basisscholen georganiseerd door PAOO Den Haag in sa-

menwerking met het Museon.

Voorlichtingsaanbod ouderparticipatie samen met landelijke ouderorganisaties

Op een groot aantal scholen met een omvangrijke populatie allochtone ouders is

behoefte aan een kwantitatieve en kwalitatieve versterking van de deelname van

allochtone ouders aan vormen van ouderparticipatie. Tijdens een landelijke bijeen-

komst medezeggenschap voor de PAOO-leden hebben verschillende platforms en

landelijke ouderorganisaties een analyse gemaakt van de oorzaken van het geringe

aantal allochtone ouders in medezeggenschapsraden. Een van de belangrijkste oorza-

ken is dat de stap om zitting te nemen in een MR voor veel (allochtone) ouders groot

is. Na deze bijeenkomst in het voorjaar van 2008 is in samenwerking met LOBO een

voorlichtingsbijeenkomst ontwikkeld voor allochtone ouders die geïnteresseerd zijn

in deelname aan de MR. Hiermee zou de stap om daadwerkelijk in een MR zitting te

nemen gemakkelijker te maken zijn. De leden van het lokale platform Venlo hebben

van deze gelegenheid gebruik gemaakt en deelgenomen aan de voorlichtingsbijeen-

komst. Als resultaat hiervan zijn twee ouders toegetreden tot een medezeggenschaps-

raad.

Naast de LOBO is ook met de VOO een aanbod ontwikkeld. Dit betreft het project

‘Voorschool voor allochtone ouders’ met trainingen voor ouders die actief willen

worden in de ouderraad, de medezeggenschapsraad of bij de tussenschoolse opvang.

Dit project is begin 2009 van start gegaan; de ambitie is om tot eind 2010 900 ouders

te trainen. In de opzet van dit project is samengewerkt met PAOO, maar de verant-

woordelijkheid en uitvoering van het project ligt bij de VOO, dat daartoe een subsidie

van het Ministerie van OCW heeft ontvangen. In de uitvoering spelen de lokale plat-

forms een rol in het informeren en toeleiden van allochtone ouders richting deze

trainingen.

43

6 Gevalsstudies lokale platforms

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk beschrijven we 10 gevalsstudies van het functioneren van de lokale

platforms. In paragraaf 6.2 presenteren we eerst globaal de inhoud van de werkplan-

nen van de platforms. Paragraaf 6.3 geeft een beeld van het functioneren van de gese-

lecteerde lokale platforms. Paragraaf 6.4 schetst de kwaliteit van het functioneren van

de lokale platforms. In paragraaf 6.5 wordt de toegevoegde waarde van de platforms

voor scholen besproken. Met de beschrijving van het functioneren van de gevalsstu-

dies worden onderzoeksvragen 3 en 4 beantwoord.

6.2 Werkplannen

In 2006 en 2007 lag in de werkplannen van de lokale platforms de nadruk op het

initiëren van een mensgerichte cultuur binnen de platforms. Vervolgens is vanaf 2008

gestreefd te werken aan een meer resultaatgerichte aanpak binnen de lokale platforms

(vgl. Quinn, 1988).

Initiëren van een mensgerichte cultuur (2006-2007)

• Teamvorming in de zin van ‘een groep opbouwen’. De lokale platforms variëren

qua aantallen leden en naar samenstelling. Bij een aantal platforms is melding ge-

maakt van ‘incidenten’, conflicten tussen platformleden, waarna er een wisseling

van de wacht plaatsvond.

• Scholing en intervisie. De lokale platforms maken nadrukkelijk werk van scholing

en intervisie. Ouders volgens scholingscursussen en geven elkaar begeleiding of

wisselen in ieder geval op een systematische wijze ervaringen uit en reflecteren

daarover. FORUM-projectmedewerkers spelen daarin een positieve en stimuleren-

de rol.

Initiëren van een resultaatgerichte aanpak (2008)

• Opbouw en consolideren van de platforms. De werving van actieve en betrokken

ouders die het platform in de diverse gemeenten vorm kunnen geven. Er is een re-

delijk groot verloop onder de ouders. De helft van de leden is passief. Per platform

is doorgaans een klein groepje ouders actief, variërend van 4 tot 8 ouders.

44

• Contacten leggen met scholen. De platforms hebben geïnvesteerd in het leggen van

contacten met scholen. Het aantal scholen waarmee contacten is gelegd varieert

van een paar tot ongeveer tien, waaronder VVE-instellingen, basisscholen en scho-

len voor voortgezet onderwijs. Daarnaast zijn er doorgaans contacten met Pabo’s

(stagiaires), vrijwilligersorganisaties (bijvoorbeeld Multi-club), lokale dienstverle-

ningsinstellingen (zoals Palet, De Meeuw, De Twern) en landelijke ouderorganisa-

ties om enerzijds zo een grotere groep ouders te bereiken om actief te worden in het

platform en anderzijds om samenwerkingsrelaties aan te gaan met het onderwijs-

veld. Het is voor de platforms lastig om geschikte ouders te vinden, te boeien en te

binden. Het ledental van de lokale platforms is dan ook dynamisch.

6.3 Functioneren geselecteerde lokale platforms

Op basis van de gesprekken met leden van de tien lokale platforms, analyse van be-

schikbare documenten (plannen, verslagen, evaluaties, e.d.) en input vanuit het pro-

jectteam is een overzicht samengesteld waarin de meest saillante kenmerken (zo

mogelijk kwantitatief) zijn samengevat. Deze gegevens, hebben betrekking op de

situatie in 2008 en staan in Tabel 6.1 en in Tabel 6.2. Hierna volgt per kenmerk eerst

een korte toelichting.

Tabel 6.1 – Centrale kenmerken van de lokale platforms

Platform Start Aantal

leden

Actieve

leden

Werkplan Activitei-

tenplan

Scholing Verga-

deringen

Almere 23-05-2007 18-20 12 + + 2 20

Eindhoven 01-11-2006 9-10 3-4 + + 1 9

Hengelo 04-12-2006 11 4-5 + + 2 10

Leiden 27-02-2007 10 5 + + 1 12-16

Nijmegen 30-11-2006 12 6 + + 1 12

Rotterdam 08-11-2006 12-13 4-5 + + 0 9

Schiedam 08-02-2007 12 5 + + 2 10

Tilburg 13-12-2007 17 5-6 + + 1 17

Utrecht 14-06-2007 9-10 4-5 + + 1 10

Venlo 22-01-2007 18-20 9-10 + + 3 12

45

Tabel 6.2 – Centrale kenmerken van de lokale platforms

Platform Aantal gerealiseer-

de activiteiten met

scholen

Aantal benaderde

scholen (peildatum: 1e

kwartaal 2008)

Aantal contacten met

scholen (peildatum: 4e

kwartaal 2008)

Zelfevaluatie

verricht

BO VO ROC BO VO ROC

Almere 3 4 2 0 6 2 0 +

Eindhoven 0 4 2 0 5 1 0 +

Hengelo 2 2 2 1 4 2 1 +

Leiden 4 3 3 0 2 2 1 +

Nijmegen 2 1 2 0 10 2 0 +/-

Rotterdam 3 3 1 0 3 0 0 +

Schiedam 0 3 2 0 4 2 0 +

Tilburg 0 4 1 0 3 2 0 +

Utrecht 1 5 2 0 0 3 0 +

Venlo 2 4 2 0 4 3 0 +

6.3.1 Centrale kenmerken van de lokale platforms

Start lokale platforms

De meeste lokale platforms zijn gestart in 2007 met uitzondering van Eindhoven,

Nijmegen en Rotterdam die al in 2006 met hun activiteiten zijn begonnen. De plat-

forms hebben een informatieavond gehouden voor belangstellenden, tijdens welke is

uitgelegd wat de doelstellingen zijn en getracht is ouders te werven die zich voor

langere tijd willen inzetten voor het platform.

Totaal aantal leden

Het totaal aantal leden dat bij het platform ingeschreven staat varieert van minimaal 9

tot maximaal 20. Gemiddeld heeft een platform ongeveer 13 leden.

Totaal aantal actieve leden

Het totaal aantal actieve leden betreft het aantal personen dat niet alleen lid is, maar

ook regelmatig deelneemt aan vergaderingen van het platform. Dit aantal varieert van

3 tot 13 actieve leden. Gemiddeld betreft dit ongeveer de helft van het totale aantal

leden en heeft een platform dus 6 personen welke zich regelmatig inzetten.

Werkplan

Het projectteam van FORUM werkt jaarlijks de grote lijnen voor het volgende jaar uit

in een activiteitenplan. De diverse lokale platforms geven in hun werkplan een eigen

invulling aan voor de activiteiten wat betreft doelstellingen, werkwijze, beoogde

46

resultaten welke tijdsplanning en welke begroting hiervoor nodig is. Dit stelt het

platform op voor de VVE, het basis- en voortgezet onderwijs.

Scholing

De scholing betreft het aantal keer dat een platform gebruik heeft gemaakt van door

PAOO aangeboden scholing (i.e. een volledige cursus), bijvoorbeeld op het gebied

van communicatie. Het doel is de deskundigheid van de leden wat betreft hun werk-

zaamheden voor het platform te bevorderen. De lokale platforms hebben gemiddeld

twee keer scholing gehad in 2008.

Aantal vergaderingen per jaar

Vergaderingen zijn belangrijk voor de continuïteit van een platform. Leden hebben de

mogelijkheid om samen te overleggen en nieuwe activiteiten te organiseren om de

gestelde doelstellingen te behalen. Gemiddeld vergadert een lokaal platform zo’n 9

keer per jaar.

Aantal gerealiseerde activiteiten

Activiteiten in de vorm van debatten of thema-avonden zijn belangrijk voor het berei-

ken van de centrale doelstelling, namelijk dat ouders zich meer betrokken voelen bij

het onderwijs van hun kinderen. Het aantal gerealiseerde activiteiten betreft het aantal

initiatieven, bijvoorbeeld een ouderavond organiseren op school over de Citotoets of

schooluitval. Platforms verspreiden de uitnodigingen hiervoor via scholen in de vorm

van flyers en posters. Scholen krijgen hiervoor per mail of mondeling een uitnodi-

ging. In sommige gemeentes worden ouders in de moskee bij het vrijdaggebed uitge-

nodigd voor activiteiten. De platforms hebben in 2008 gemiddeld 2 activiteiten geor-

ganiseerd. Alle platforms hebben contacten gelegd met scholen, sommige platforms

zijn (nog) niet aan activiteiten toegekomen, omdat zij zich geconcentreerd hebben op

deskundigheidsbevordering van de leden van het platform en contacten leggen met

scholen.

Aantal benaderde scholen

Het aantal benaderde scholen betreft het aantal scholen waarmee een lokaal platform

in het eerste en het vierde kwartaal van 2008 de samenwerking heeft gezocht. Het

gaat hier zowel om basisscholen en middelbare scholen. De platforms hebben 1 tot 10

(gemiddeld 4) basisscholen benaderd en 0 tot 3 (gemiddeld 2) middelbare scholen. De

platforms Hengelo en Leiden hebben ook een ROC benaderd. Er zijn geen contacten

gelegd met VVE-instellingen.

Aantal contacten met scholen

Het aantal scholen waarmee afspraken zijn gemaakt om activiteiten voor ouders (me-

de) te organiseren is nagenoeg gelijk aan het aantal (persoonlijk) benaderde scholen.

47

Zelfevaluatie

Lokale platforms kunnen de eigen werkzaamheden evalueren in vergaderingen en de

bevindingen vastleggen in notulen (+), de werkzaamheden evalueren en niet schrifte-

lijk vastleggen (+/-) of in zijn geheel niet evalueren (-). Alle lokale platforms doen

aan evaluatie, alleen het platform in Nijmegen heeft deze nog niet schriftelijk vastge-

legd.

6.3.2 Participatiestructuur

Het merendeel van de lokale platforms bestaat uit middelbaar en hoger opgeleide

allochtone ouders. Het aantal leden van een platform varieert van 4 tot 20. De helft

van de leden komt sporadisch op bijeenkomsten of is slechts in naam lid en inactief.

Bijna ieder platform heeft een bestuur, bestaande uit een voorzitter, vice-voorzitter en

secretaris. Zie Bijlage 1.

Afhankelijk van de contacten die men heeft binnen een gemeente vinden de vergade-

ringen plaats op het gemeentehuis, een school, bij een welzijnsinstelling of bij de

leden thuis. Bij de vergaderingen van de platforms is doorgaans een medewerker van

het projectteam aanwezig. De meeste platforms hebben een plaats kunnen verwerven

binnen de netwerken in het lokale onderwijsveld, omdat gebruik is gemaakt van be-

staande contacten leden van FORUM en de geselecteerde sleutelpersonen in de ge-

meenten. De mate waarin er met de gemeente wordt samengewerkt verschilt sterk per

platform en is afhankelijk van het aanbod van (professionele) concurrerende instellin-

gen, het hebben van de juiste contacten en de houding van de wethouder ten aanzien

van het platform.

6.3.3 Participatiebereidheid

Het aantal leden dat deelneemt aan vergaderingen van lokale platforms verschilt

sterk. De meeste leden van de platforms hebben een volledige baan en doen PAOO

erbij als vrijwilligerswerk. De voortdurende afwezigheid van sommige platformleden

werkt (zeer) demotiverend voor de wél-actieve leden, die zich daardoor behoorlijk

‘overbelast’ voelen. In verband met de absentie van platformleden (en daardoor de

continuïteit van het platform) worden doorgaans van elke vergadering notulen ge-

maakt en verdere contacten worden via de mail onderhouden.

Er is een tamelijk groot verloop onder leden van de platforms, doordat er toch wel

eisen worden gesteld aan de leden: goed voorbereiden op de vergaderingen, een in-

houdelijke bijdrage kunnen leveren, op tijd komen, aan afspraken houden, oog heb-

ben voor de groepscultuur, kunnen samenwerken met personen met verschillende

48

achtergronden. Teleurstellingen kunnen worden voorkomen door bij de intake een zo

realistisch mogelijk beeld van de activiteiten te schetsen.

6.3.4 Participatievaardigheden

Vanuit FORUM mag ieder platform per jaar twee trainingen aanvragen. Bijna ieder

platform maakt hier gebruik van. De ‘actieve’ leden nemen hier doorgaans aan deel

en de reacties hierop zijn positief (‘een eye-opener’). Trainingen hebben onder andere

betrekking op het verbeteren van communicatievaardigheden, creatiever omgaan met

de contactmomenten op scholen en het leren van overleg- en onderhandelingsvaar-

digheden. De regionale bijeenkomsten waar het projectteam workshops en trainingen

aanbieden, worden zeer gewaardeerd.

6.3.5 Participatiecultuur

Platforms waken er doorgaans voor dat niet alle vergadertijd aan regelzaken, het

oplossen van problemen wat betreft het intern functioneren wordt gespendeerd, maar

dat ook inhoudelijk overlegd wordt. Bijna alle lokale platforms maken werk van

intervisie: men begeleidt elkaar, wisselt ervaringen uit en reflecteert daarover. De

leden van de platforms hanteren als leidraad voor hun handelen de volgende gemeen-

schappelijke uitgangspunten:

• Educatief partnerschap van ouders en school: de gezamenlijke verantwoordelijk-

heid voor opvoeding en onderwijs van personeel en ouders.

• Ouders dienen mede richting te kunnen geven aan beleids- en uitvoeringsbeslissin-

gen op scholen.

• De uitwisseling van ervaringen van ouders, kinderen, school en welzijnswerk zijn

belangrijk voor de ontwikkelingskansen en de schoolloopbaan van leerlingen.

• Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie leiden tot het optimaliseren van de ont-

wikkelingskansen van leerlingen en het verbeteren van hun schoolloopbaan.

6.3.6 Participatiestrategie

In het najaar van 2007 hebben bijna alle lokale platforms, met steun van leden van het

projectteam, een werkplan voor 2008 opgesteld. Een analyse van deze werkplannen

laat zien dat (bijna) alle bezochte platforms, in samenspraak met een vertegenwoordi-

ger van het projectteam, gekozen hebben voor de volgende aanpak.

49

Werken aan een resultaatgerichte cultuur bij de lokale platforms

• Het platform gaat een samenwerkingsrelatie aan met vier à vijf scholen voor pri-

mair en voortgezet onderwijs. Het gaat hier om scholen die willen investeren in een

grotere betrokkenheid en participatie van allochtone ouders. Deze scholen kunnen

een voorbeeldfunctie hebben voor de andere scholen in een gemeente.

• Platforms brengen in kaart welke knelpunten men tegenkomt.

Initiëren van een veranderingsgerichte cultuur op scholen

• Platforms organiseren Lagerhuisdebatten. Deze debatten hebben doorgaans geleid

tot een aantal concrete actiepunten waarmee de betreffende scholen en ouders aan

de slag zouden kunnen gaan.

• Tijdens regionale bijeenkomsten vindt uitwisseling plaats van ervaringen die ver-

schillende platforms hebben opgedaan in de samenwerking met scholen.

Uit de gevalsstudies blijkt dat een klein aantal platforms deze cultuuromslag heeft

gemaakt in de richting van een resultaatgerichte cultuur (successen nastreven, sco-

ren). De meeste platforms zijn echter blijven functioneren in een ‘mensgerichte’

cultuur met als kenmerken: nastreven van de ontwikkeling van de eigen leden, gericht

op de kwaliteit van de samenwerking van de leden, geaccepteerd willen zijn, zoeken

naar consensus en gemotiveerd door waardering en respect.

Slechts een enkel platform heeft een voorzichtige bijdrage kunnen leveren aan het

initiëren van een veranderingsgerichte cultuur op scholen met betrekking ouderbe-

trokkenheid en ouderparticipatie.

De gevalsstudies laten zien dat scholen onder de volgende condities welwillend staan

tegenover samenwerking met de platforms.

Bereidheid

• De wethouder van onderwijs (en ambtenaren) staat positief tegenover samenwer-

king met de platforms.

• Leden van platforms kunnen participeren in overlegsituaties tussen de gemeente en

schoolbesturen.

• Leden van platforms krijgen de gelegenheid een presentatie te geven over het werk

van het platform voor directeuren en bestuurders van onderwijs- en welzijnsinstel-

lingen.

• Scholen ervaren grote problemen in de omgang met allochtone ouders en het leer-

lingenaantal loopt terug.

• Scholen waar kinderen van de leden van de platforms op zitten, of waar leden zelf

werkzaam zijn, zijn bereid met de platforms te gaan samenwerken.

50

Vaardigheid

• Leden van de platforms hebben de vaardigheid om bijkomsten voor directeuren en

schoolbesturen te organiseren, waar zij uitleggen wat zij voor de scholen en

schoolbesturen kunnen betekenen.

• Leden van platforms hebben een stevig verhaal waarmee ze de bestuurders, be-

leidsmedewerkers en directies overtuigen om de krachten te bundelen om bijvoor-

beeld op iedere school een ouder aan te stellen die als contactpersoon tussen school

en platform fungeert.

Cultuur

• In het netwerk rond scholen bestaat er een probleembewustzijn met betrekking tot

de positie van allochtone ouders.

• Platforms werken vanuit een resultaatgerichte cultuur: men heeft kennis van zaken

en willen samen met schoolteams successen boeken.

• Platforms leveren een (creatieve) bijdrage aan de veranderingen op scholen, men

heeft persoonlijk overwicht in gesprekken met schoolteams, men heeft kennis van

zaken en de juiste attitude om de klus te klaren.

Uit de gevalsstudies komt naar voren dat de directies van scholen over het algemeen

gereserveerd en afwijzend staan tegenover het aanbod om samen te werken. Het roept

bij schoolteams (in eerste instantie) weerstand op om met de goedwillende enthousi-

aste vrijwilligers van de platforms te gaan samenwerken. Leden van de platforms

wijten dit aan onwetendheid, slechte ervaringen met organisaties die wel veel beloven

maar weinig paraat maken. De meeste platforms missen, naar eigen zeggen, nog de

overtuigingskracht om wethouders, beleidsmedewerkers en directies van scholen te

laten zien dat de ervaringsdeskundigheid van allochtone ouders in lokale platforms

een toegevoegde waarde kan hebben voor de scholen. Schoolteams zijn positief wat

betreft hun ervaringen met platforms als intermediair in de communicatie met alloch-

tone ouders, bijvoorbeeld bij het organiseren van informatieavonden, het tolken bij

10-minutengesprekken en het oplossen van problemen tussen allochtone ouders en

school. Negatieve ervaringen hebben betrekking op het zorgvuldig omgaan met en

nakomen van afspraken.

6.4 Kwaliteit functioneren lokale platforms

Tot nu toe is gekeken hoe de lokale platforms functioneren. In deze paragraaf gaan

we na waar het al-dan-niet optimaal functioneren van de lokale platforms mee samen

hangt. Door naar de verschillen en overeenkomsten van de verschillende platforms te

kijken wat betreft structuur, bereidheid, vaardigheid, cultuur en strategie, komen we

mogelijke samenhangen en mogelijke oorzaken van een meer of minder succesvol

51

functioneren op het spoor. We onderscheiden negen aspecten die de kwaliteit het

functioneren van lokale platforms indiceren: doelen, participanten, strategie, bereik,

functies, evaluatie, belemmeringen, voortgang en rol projectteam (zie paragraaf 5.4).

6.4.1 Doelen

De doelstellingen van de verschillende platforms komen in grote lijnen met elkaar

overeen: het vergroten van de betrokkenheid en participatie van allochtone ouders bij

het onderwijs. De lokale coördinator bewaakt de kwaliteit van het functioneren van

de lokale platforms, bewaakt het niveau en de kwaliteit van diensten, draagt bij aan

een prettig en stimulerend werkklimaat, signaleert en draagt bij aan het oplossen van

knelpunten bij ‘klanten’ en leden in het platform, coacht en begeleidt ouders in het

platform, draagt zorg voor de continuïteit van het functioneren van een lokaal plat-

form, creëert praktische randvoorwaarden, werft leden en draagt bij aan de professio-

nalisering van de ouders in het platform.

Enkele platforms zijn gestart met het nadenken over het opstellen van een soort glo-

bal code of conduct met betrekking tot wat de normen en waarden van het platform

zouden moeten zijn: waar leden van het platform zich aan zouden moeten verbinden

wat betreft de onderlinge samenwerking, de samenwerking met andere, externe par-

tijen en de gewenste ‘professionele’ aanpak. Door zich aan een dergelijke code te

verbinden, zou de kwaliteit van de aanpak in enige mate gewaarborgd zijn en kunnen

bijdragen aan de geformuleerde doelstellingen.

6.4.2 Participanten

De ontwikkeling van de lokale platforms kent doorgaans de volgende fasen: van een

bundeling van individuen via een groep evolueert men naar een team. In de praktijk

betekent dat men bijvoorbeeld met 10 leden start en dat het platform uiteindelijk

‘draait’ op een (h)echt team van 4 actieve leden. In een aantal gevallen heeft een klein

team van enthousiaste, interessante ouders een aanzuigende werking op nieuwe leden,

waardoor het groepsproces een nieuwe impuls krijgt.

In een enkel geval heeft het platform kenmerken van een zelfsturend team. In een

dergelijk platform hebben teamleden naast roulerende uitvoerende taken ook taken en

verantwoordelijkheden op het gebied van bijvoorbeeld kwaliteitsbewaking en logis-

tiek (vgl. Stoker, 1998; Vlaar & Liefhebber, 2002). Voor een deel van de leden geldt

dat ze een sterk ontwikkelingsproces hebben doorgemaakt. Leden die geen ervaring

hadden met vrijwilligerswerk hebben zelfvertrouwen gekregen, spreken nu voor

publiek in het openbaar en krijgen op door hen georganiseerde bijeenkomsten een

grote opkomst.

52

De projectmedewerkers zijn, op enkele uitzonderingen na, doorgaans bij alle vergade-

ringen van het platform aanwezig. Platforms kunnen de projectmedewerkers consulte-

ren over de dagelijkse gang van zaken. De relatie met het projectteam verschilt, af-

hankelijk van de verstandhouding met de betrokken projectmedewerker, en de mate

waarin men als zelfsturend team kan functioneren. In het dat laatste geval heeft men

de projectmedewerker (uiteindelijk) niet meer nodig.

6.4.3 Strategie

De methoden en middelen die de lokale platforms hanteren om de gestelde doelstel-

lingen te realiseren, zijn:

• Aansluiten bij de lokale situatie: de aanpak van de platforms sluit zo veel mogelijk

aan bij de bestaande situatie en behoeftes van allochtone ouders in de gemeenten.

Nadat hiaten zijn opgespoord in het aanbod worden nieuwe initiatieven in gang ge-

zet, gebruik makend van en aansluitend op de aanwezige deskundigheid, facilitei-

ten en netwerken.

• Sociale netwerkbenadering: platforms trachten informatie te verkrijgen en te ver-

spreiden via leden van bestaande netwerken (bijvoorbeeld migrantenorganisaties).

• Intersectorale samenwerking: platforms trachten de samenwerking in planning en

uitvoering tussen onderwijs, lerarenopleidingen, gemeenten en welzijnswerk te

stimuleren, zodat op meerdere fronten facetten van de problemen van allochtone

ouders en kinderen gelijktijdig aangepakt kunnen worden. Dit gebeurt door lezin-

gen en presentaties te geven, te verwijzen naar een bepaalde instelling waar ze met

hun vragen terecht kunnen, ‘collegiaal’ overleg te voeren met andere (vrijwilli-

gers)organisaties. De mate waarin men samenwerkt met andere instellingen ver-

schilt, afhankelijk van de plaats en de rol die leden van platforms spelen in hun

netwerk, de hoeveel tijd en energie die men wil besteden aan het vrijwilligerswerk

en of men gebruik kan maken van de faciliteiten (telefoon, computer) van de instel-

ling waar men werkzaam is.

• Omgevingsstrategie: niet alleen de individuele allochtone ouders, maar ook het

sociale netwerk van deze ouders (familie, buurt) staat centraal in hun aanpak. Aan-

dacht gaat uit naar het creëren van een omgeving die de een grotere ouderbetrok-

kenheid mogelijk maakt.

• Vergroten van de betrokkenheid en participatie: stimuleren van een ontwikkelings-

proces met als kern: allochtone ouders serieus nemen en samen met hen situaties

creëren zodat zij betrokken voelen bij de school en de ontwikkeling van hun kinde-

ren, participeren binnen de schoolorganisatie, kunnen meebeslissen, invloed kun-

nen uitoefenen, greep kunnen krijgen op de eigen situatie en hieraan sturing kunnen

geven.

53

• Bottom-up strategie: met ouders, directeuren van scholen en andere belanghebben-

den op de school (van de eigen kinderen) en in de wijk werkt men samen aan wat

allochtone ouders als een probleem ervaren. Het gaat erom dat het aanbod van de

participerende instellingen (school/gemeente) zich vraaggericht ontwikkelen rich-

ting ouders.

6.4.4 Bereik

De gehanteerde strategieën hebben vooral kans van slagen als:

• Sleutelpersonen binnen de gemeente (in de politiek, beleid, ambtenaren, leerkrach-

ten/leraren, oudercontactpersonen van scholen) zitting nemen in het lokaal plat-

form.

• Platforms een duidelijke visie hebben op de samenwerking met scholen en wel-

zijnsinstellingen.

• Leden van platforms over voldoende communicatieve vaardigheden beschikken om

in contact te treden met gemeenten, scholen en welzijnsinstellingen en hen te ver-

leiden om samen te werken.

• Leden van platforms kennis en ervaring hebben om maatwerk te leveren voor de

hulpvragende scholen.

6.4.5 Functie

De lokale platforms blijken een vruchtbare leeromgeving voor de participerende

ouders te zijn. Bijna alle platformleden waarmee gesprekken zijn gevoerd zijn zeer

tevreden over de persoonlijke ontwikkeling die ze doormaken tijdens het functioneren

in een lokaal platform. Dit komt door de brede taken, de grote mate van autonomie en

verantwoordelijkheid die men heeft, en het feit dat zij niet solistisch optreden maar

met anderen samenwerken (vgl. Smit, Sleegers & Driessen, 2005). Een deel van de

lokale platforms heeft hun ambities niet kunnen waarmaken om met een aantal scho-

len een samenwerkingsrelatie aan te gaan teneinde de ouderbetrokkenheid en de ou-

derparticipatie te optimaliseren. Dit betekent dus dat de leden zeggen zelf veel ge-

leerd te hebben, maar dat ze het geleerde - vooralsnog - niet hebben weten om te

zetten in een goede samenwerkingsrelatie met de scholen en een verhoging van de

ouderbetrokkenheid en -participatie. Daarnaast hebben de platforms hebben wel, in

totaal honderd, themabijeenkomsten en debatten georganiseerd over onderwerpen

waar ouders zich zorgen over maken.

54

6.4.6 Evaluatie

Voldoende tijd nemen voor gezamenlijke reflectie lijkt een voorwaarde te zijn om in

de platforms uit te stijgen boven het niveau van het bespreken van dagelijkse zaken.

6.4.7 Belemmeringen

De lokale platforms zijn, tot op zekere hoogte, verantwoordelijk voor het managen

van zichzelf en de taken die ze uitvoeren, op basis van een duidelijk en gemeen-

schappelijk doel. Een ernstige belemmering voor het functioneren van lokale plat-

forms vormen leden met cruciale taken (voorzitter, secretaris) die er een afwijkende

werkwijze op na houden en niet kunnen of willen voldoen aan de verwachtingen

van andere teamleden. Wat betreft de contacten met scholen was het voor leden van

de lokale platforms soms een onthutsende ervaring om te bemerken dat: een omvang-

rijke mailing naar scholen bijna geen respons opleverde, dat de gesprekken met direc-

ties van scholen niet de beoogde resultaten hadden en dat er vaak grote verschillen

van inzicht waren tussen visies van lokale platforms en de directies van scholen met

betrekking tot het belang van ouderbetrokkenheid. De leden van het projectteam

hebben een belangrijke rol gespeeld bij het de leden van de platforms positief leren

omgaan met deze negatieve ervaringen. Desondanks is er toch sprake van veel uitval

onder de leden van de platforms.

6.4.8 Voortgang

De functies en taken van de lokale platforms zijn tot nu toe vooral geweest het signa-

leren van knelpunten van ouders en scholen in de samenwerking rondom de school-

loopbaan van het kind en de zeer geringe participatie van ouders in de ouderraad

en/of medezeggenschapsraad. De platforms maken deze punten bespreekbaar tijdens

debatten en themabijeenkomsten. Het signaleren heeft nog nauwelijks een vervolg

gehad in het bijdragen van het oplossen van de problemen. Men heeft doorgaans geen

rol gespeeld bij het adviseren van scholen over het ontwikkelen van een beleid met

betrekking tot ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie. Slechts enkele platforms

hebben thema’s/problemen die gemeentebreed spelen (zoals schooluitval, segregatie

in het onderwijs) op de agenda weten te krijgen in een lokaal onderwijsoverleg. De

regionale bijeenkomsten en ook de PAOO courant zijn effectieve instrumenten voor

uitwisseling van informatie en kennis met het landelijke platform en andere lokale

platforms. Meer uitwisseling tussen de platforms is gewenst.

55

6.4.9 Rol projectteam

Het projectteam speelt een belangrijke rol bij het ‘beheersgericht’ functioneren van de

lokale platforms door structuur te geven aan de bijeenkomsten van de platforms en

verslagen te maken van de vergaderingen. Het projectteam hanteert een strak voorge-

structureerde aanpak gehanteerd ten behoeve van het opstellen van werkplannen voor

de lokale platforms. Dit geeft de lokale platforms veel houvast. Platforms zijn echter

niet altijd tevreden over de begeleiding door het projectteam en de wijze waarop de

onkostenvergoeding wordt afgehandeld.

6.5 Toegevoegde waarde lokale platforms voor scholen

Op basis van de beschikbare gegevens zijn de platforms beoordeeld op de hun functi-

oneren aan de hand van vier voorwaarden, namelijk de mate waarin afspraken, over-

legstructuren en verantwoordelijkheden (structuur) houvast bieden, de wijze waarop

men met elkaar omgaat (cultuur), de mate waarin men gezamenlijk vorm wil geven

aan het platform (bereidheid) en de vaardigheid waarop men met elkaar omgaat in het

kader van het platform (vaardigheid). De resultaten van deze analyse staan in Tabel

6.3.

In de laatste kolom is op basis van de score op de vier aspecten een oordeel gegeven

over de toegevoegde waarde voor de scholen. Het geheel overziend lijkt het er op dat

structuur en bereidheid in het algemeen hoog scoren. Cultuur scoort wat lager, met

name vanwege de soms interne gerichtheid, te geringe externe gerichtheid en te ge-

ringe resultaatgerichtheid. Ook lijkt het soms te schorten aan de vaardigheden gericht

op netwerken, samenwerken en communicatie. Alhoewel de meeste platforms wel

iets aan scholing hebben gedaan, zou die nog uitgebreid mogen worden. Vanwege de

wisselingen in sommige platforms is het overigens de vraag of alle huidige leden wel

scholing hebben ontvangen.

Vijf van de tien platforms scoren positief op zowel structuur, cultuur, bereidheid en

vaardigheid. Deze platforms hebben in potentie een toegevoegde waarde voor scholen

waarmee ze samenwerken.

56

Tabel 6.3 – Voorwaarden voor functioneren lokale platforms

Platforms Structuur Cultuur Bereidheid Vaardigheid Toegevoeg-

de waarde

voor scholen

Almere veel cohesie overlegcultuur veel inzet en

samenkomsten

up-to-date door

scholing

+

Eindhoven samen

vooruitkomen

netwerkcultuur enthousiast netwerkvaardig-

heden/geen over-

tuigingskracht

-

Hengelo goede

overlegstructuur

respectvolle

omgang

grote

gewilligheid

goede samenwer-

king ROC

+

Leiden team in

ontwikkeling

intern gericht/

weinig extern

goede inzet,

regelmatig overleg

lastig contacten

scholen vasthouden

-

Nijmegen zelfsturend team innovatieve cultuur met volle

overgave

goede netwerk-

kwaliteiten

+

Rotterdam duidelijke

overlegstructuur

te weinig gericht

op wensen scholen

loyaal tegenover

elkaar

overtuigingskracht,

maar niet

klantgericht

-

Schiedam duidelijke

afspraken

te weinig resultaat-

gericht

enthousiast goede communica-

tievaardigheden

-

Tilburg hecht team veel overleg zeer toegewijd moeilijk contacten

maken

-

Utrecht duidelijke

taakopvatting

opportunistisch/

pragmatisch

hoge ambitie marketingvaardig-

heden

+

Venlo groot netwerk intensief netwerken gedreven mensen intensieve scholing +

57

7 Impact project PAOO op de praktijk van de relatie ouders

en onderwijs

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk beschrijven we op basis van de gevalsstudies en resultaten van inter-

views met het projectteam, landelijk platform, landelijke ouderorganisaties, een orga-

nisatie voor schoolleiders, besturenorganisaties, en minderhedenorganisaties en ge-

meenteambtenaren, de (gepercipieerde) impact van het project PAOO op de praktijk

van de relatie ouders en onderwijs. In paragraaf 7.2 komt de praktijk van de relatie

ouders en school aan de orde. Paragraaf 7.3 geeft een beeld van de sterke en zwakke

kanten van het project. Met de beschrijving van de impact van project PAOO worden

onderzoeksvragen 3 en 4 beantwoord.

7.2 Praktijk relatie ouders en school

Op basis van gevalsstudies en de gehouden interviews kunnen problemen in de relatie

allochtone ouders en school zowel vanuit het perspectief van de scholen als dat van

de ouders worden beschreven.

Vanuit de optiek van onderwijsinstellingen:

• Grote afstand tussen schoolteams en allochtone ouders. Allochtone ouders die

contacten met schoolteams mijden, omdat zij het Nederlands onvoldoende be-

heersen, geen idee hebben hoe het Nederlandse onderwijssysteem werkt en

zichzelf niet in staat achten te participeren op de school van hun kind. Het ge-

volg is dat men bijna nooit een stap over de drempel van de school doet en alleen

deelneemt aan activiteiten als dat heel (nadrukkelijk) wordt gevraagd.

• Meertaligheid van ouders. Grote diversiteit onder ouders: zo’n 180 taalgroepen.

Hoe kunnen we al deze ouders benaderen en activeren? Scholen weten vaak niet

hoe ze ouders moeten benaderen en hoe met ze te communiceren als ze geen Ne-

derlands spreken en lezen. Met als gevolg dat men groepen ouders niet kent en niet

met hen communiceert over de vorderingen van de leerlingen.

• Gedragsstoornissen bij allochtone leerlingen. Allochtone leerlingen manipuleren

hun ouders en het schoolteam. Vaders die naar school komen om ruzie te maken

met de leerkrachten in plaats van met hen samen te werken om het probleem van

hun kind op te lossen. Ouders geloven de school/leraar niet, maar wel hun kind, en

58

schuiven de schuld van de problematiek naar de school/leraar, in plaats van naar

hun eigen kind en opvoeding te kijken.

Vanuit optiek van allochtone ouders:

• Scholen nemen ouders niet serieus. Schoolteams werken niet nauwkeurig aan dos-

siervorming van de leerlingen.

• Scholen houden onvoldoende rekening met de context van de allochtone gezinnen.

De school staat te weinig open voor de leefwereld van allochtone ouders. Niet alle

leerkrachten gaan op huisbezoek en komen in de leefomgeving van deze leerlingen

en hun ouders. Met allochtone ouders wordt bijna niets afgestemd, omdat het als

een te kostbare investering wordt beschouwd.

• Schoolteams hebben niet de vaardigheden om met allochtone ouders om te gaan.

Schoolteams hebben niet de attitude en beschikken niet over de vaardigheden om

de ouderbetrokkenheid/ouderparticipatie van allochtone ouders te stimuleren.

Uit de gevalsstudies blijkt dat scholen de grootste moeite hebben om allochtone ou-

ders te betrekken bij activiteiten, omdat – naar de mening van de scholen - allochtone

ouders zichzelf vaker als ‘consumenten’ dan als ‘partners’ van de schoolteams zien:

men is afwachtend en niet coöperatief ingesteld. Beter opgeleide allochtone ouders

(tweeverdieners) en moeders die kostwinners zijn, hebben doorgaans weinig of geen

tijd om te participeren. Op bijna geen enkele school spelen allochtone ouders een rol

van betekenis bij de beleidsvorming. Bij het optimaliseren van het partnerschap tus-

sen scholen en ouders gaat het er om een brug te slaan van de huidige, ongewenste

situatie, naar de gewenste situatie.3

7.2.1 Functioneren project

Functioneert het project naar verwachting en heeft het project impact op de praktijk

van de relatie ouders en onderwijs? De theoretische uitgangspunten en de geformu-

leerde ideeën van het landelijk platform en het projectteam (2006) hebben een actie-

gericht karakter gekregen (2007-2008). Leden van het projectteam hebben in gemeen-

ten met behulp van sleutelpersonen lokale platforms opgestart. In samenspraak met

leden van de lokale platforms zijn prioriteiten vertaald in actieprogramma’s om de

betrokkenheid van allochtone ouders te vergroten. Ook is een systeem voor feedback

en monitoring vastgesteld (vgl. Bracht, 1999).

3 De vraag is of de bevindingen ook niet zullen gelden voor lager opgeleide autochtone ouders (vgl.

Onderwijsraad, 2007).

59

Heeft het project impact op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs? Om deze

vraag te beantwoorden, gaan we eerst na hoe de relatie ouders en onderwijs vorm

kreeg in de situatie voorafgaande aan de start van het project PAOO. Vervolgens

kijken we naar de contacten in de huidige situatie en zetten deze twee situaties tegen

elkaar af.

7.2.2 Verschillen tussen de ‘klassieke’ benadering en de benadering van PAOO

Om ‘onzichtbare’ allochtone ouders te benaderen, hanteert men in het PAOO-project

een ander paradigma dan de ‘klassieke’ benadering om een veranderingsgerichte

cultuur te introduceren op scholen, in dit geval om de ouderbetrokken-

heid/ouderparticipatie van allochtone ouders te stimuleren. Zie Figuur 7.1.

Figuur 7.1 – Verschillen tussen de klassieke benadering en de PAOO-benadering

(naar Smit e.a., 2007)

Klassieke benadering PAOO-benadering

Mensbeeld professionals met een vrijblijvende

verhouding tot ouders

personeel en ouders zien elkaar als partners

Methodiek voorlichten, overtuigen ondersteunen, verleiden, samenwerken

Aanpak top-down strategie top-down en bottom-up strategie

Startpunt veranderwil van ouders leefwereld van betrokkenen

Thematiek smal: gedrag breed: context van onderwijs en opvoeding,

omgeving

Benadering gesloten: op thema’s open en flexibel: gericht op wat ouders aan-

spreekt

Agenda onderwijsprofessional ‘Lagerhuisdebat’ met alle betrokkenen

Schaal landelijk, regionaal gemeentelijk, lokaal

Productie voorgeprogrammeerd ‘lerend-op-weg-aanpak’

Type planmatig flexibel, ‘gezonde’ chaos

Doel aangepast gedrag van ou-

ders/leerlingen

(‘heropvoeden’)

uitgaande van de kwaliteiten van ouders/ leer-

lingen en hen uitdagen er iets mee te doen

Toonzetting realistisch idealistisch

In de traditionele benadering van ouderbetrokkenheid/ouderparticipatie kan het per-

soneel vanuit een duidelijke taakafbakening ten opzichte van de ouders een formele

afstand tot deze ouders houden. Vanuit een thematische benadering bepalen de pro-

60

fessionals de agenda en gaan planmatig te werk om het gedrag van ouders, vanuit een

realistische toonzetting, te veranderen.

In de PAOO-benadering zien de leden van lokale platforms personeel en ouders als

partners, die opvoeding (thuis) en onderwijs (school) op elkaar afstemmen, elkaar zo

goed mogelijk op de hoogte houden, streven naar samenwerking en beiden recht

hebben op een substantiële beïnvloeding van het onderwijsleerproces. Men benadert

elkaar open, organiseert Lagerhuisdebatten op locatie, is niet bang voor een ‘gezonde’

chaos en men focust op elkaars kwaliteiten in een idealistische toonzetting.

7.2.3 Mogelijke effecten op het functioneren conform de PAOO-benadering

Heeft het functioneren van het projectteam en de platforms effecten gehad? Zijn

veranderingen in de relatie ouders en school, voor zover die al hebben plaatsgevon-

den, inderdaad toe te schrijven aan de interventies van leden van het projectteam en

de leden van de platforms?

Het is lastig de relatie tussen de aanpak van de leden van het projectteam en de plat-

forms en de uitkomsten exact vast te stellen, omdat interventies niet vanaf de start van

een project duidelijk zijn omschreven. In het PAOO-project werkt men niet alleen

met een top-down, maar ook met een bottom-up strategie en heeft de opzet en

implementatie van veranderingen kenmerken van een ‘lerend-op-weg-aanpak’.

Opvallend is dat het projectteam systematisch de vinger aan de pols houdt en

reflecteert op de beoogde doelen en de weg daar naar toe. De strategieën van het

projectteam hebben zich doorgaans gedurende de looptijd van het project in overleg

met de verschillende stakeholders ontwikkeld (zie hoofdstukken 4 en 5). Vanuit een

strikt onderzoeksperspectief is het hierdoor bijna onmogelijk om effecten vast te

stellen en nog moeilijker deze in overwegende mate toe te schijven aan de interven-

ties van de leden van het projectteam en de platforms (vgl. Koelen e.a., 2001; Ryt-

chetnik e.a., 2002).

Op basis van de onderzoeksbevindingen kunnen we niettemin vaststellen dat de loka-

le platforms doorgaans enthousiast bezig zijn om de zichtbaarheid van allochtone

ouders te bevorderen en een impuls te geven aan participatie en betrokkenheid bij de

onderwijsloopbaan van hun kinderen. De lokale platforms voldoen ten dele aan de

verwachtingen om in hun functioneren een resultaatgerichte cultuur te introduceren

en een veranderingsgerichte op scholen te initiëren om de ouderbetrokkenheid en

ouderparticipatie van allochtone ouders te bevorderen. De lokale platforms sturen

duidelijk in die richting.

61

De PAOO-aanpak levert in de praktijk vele ‘kleine successen’ en (voorlopig nog)

‘bescheiden harde effecten’ op. Gezien het leerproces waarin alle betrokkenen zich

bevinden is het wenselijk om te leren van de ervaringen tot nu toe. Alleen dan kan de

potentie van deze aanpak ten volle worden benut en kan op termijn beoordeeld

worden hoe effectief deze benadering nu feitelijk is in het verbeteren van de

betrokkenheid en participatie van allochtone ouders (vgl. Harting & Van Aassema,

2007).

7.3 Sterke en zwakke kanten van het project

Een sterke kant van het project is de flexibele wijze waarop men omgaat met

(onverwachte en tegenvallende) ontwikkelingen in het project. Zoals we in hoofdstuk

4 en 5 hebben gezien, is het projectteam in de loop van het project flexibel omgegaan

met het tijdig aanpassen van de projectstructuur aan de ontwikkelingen die zich

gedurende de looptijd voordeden: bijvoorbeeld het aanpassen van de koers door meer

de aandacht te richten op samenwerking met scholen, het starten van een pilot

gastlessen op de Pabo’s, het opstarten van een krant, of het veranderen of bijstellen

van bepaalde taken of taakverdelingen binnen de organisatie.

Het PAOO-project voldoet aan een aantal randvoorwaarden voor een soepel

functioneren: duidelijke (schriftelijke) afspraken binnen de projectteam over rol- en

taakverdeling en besluitvormingsprocessen, voldoende leiderschap bij de programma-

en de projectleiding (zeggenschap, enthousiasme, overzicht), continuïteit van het

PAOO-team (persoonlijke inzet, tijd om elkaar te leren kennen, tijd en geld om een

samenwerkingsproces uit te laten kristalliseren en voor te zetten), een goede sfeer

(open, constructief, respectvol, wil om van elkaar te leren). FORUM verleent voluit

steun bij de projectuitvoering. De verslaglegging van het proces (richting Ministerie)

en de reflectie daarover binnen het projectteam dragen bij aan het weloverwogen

inspelen op ontwikkelingen binnen het project.

De opgave waar het projectteam voor staat is om de voorwaarden te creëren om

‘successen’ te boeken, ‘harde effecten’ van het project te kunnen vaststellen en te

verduurzamen, omdat bij de opdrachtgever van het project (ministerie OCW),

behoefte bestaat om zichtbaar te krijgen welke (snelle) successen het project heeft

opgeleverd en zou kunnen opleveren.

Daarmee komen we bij de zwakke kanten van het project. De uitvoering van het

project blijkt in de praktijk uiterst complex te zijn. Er zijn veel verschillende

competenties nodig en de inzet van expertise uit meerdere deskundigheidgebieden is

gewenst om het project optimaal te laten functioneren. Het projectteam heeft dit

opgelost door het aangaan van samenwerkingsverbanden met diverse onderwijs- en

welzijnsorganisaties en door het incidenteel inschakelen van bepaalde competenties

62

en expertise op momenten dat deze in het project nodig blijken (bijvoorbeeld trainers

inhuren voor de scholing van de lokale platforms).

Zwakke punten binnen het project zijn verder: de grote werkdruk waaronder

medewerkers hun taken moeten uitvoeren (vaak ‘s avonds en in het weekend op pad)

en daardoor onvoldoende tijd om aan de vrijwilligers kunnen besteden.

Daarnaast speelt het een grote rol dat men binnen de platforms afhankelijk is van

vrijwilligers. Gebleken is dat men daar niet altijd in even grote mate op kan

vertrouwen (aanwezigheid, daadwerkelijk afspraken nakomen en uitvoeren van

activiteiten).

Een ander punt is dat PAOO als nieuwe loot aan de stam regelmatig moet concurreren

met de gevestigde belangen van bestaande organisaties.

En tenslotte moet PAOO opboksen tegen de vooroordelen van scholen en kost het

veel moeite het vertrouwen te winnen en de scholen te overtuigen van de meerwaarde

van PAOO.

Voor de ontwikkeling van een partnerschap tussen platforms en schoolteams is het

van groot belang dat platforms hun focus richten op het optimaliseren van de relatie

met de schoolteams en een aantal fundamentele vragen aan de orde stellen bij de

invulling van het begrip ‘partnerschap’.

Wat is de basis voor onze relatie met de schoolteams? Hebben we als platform een

positieve grondhouding naar de schoolteams toe? Is er (een groeiend) vertrouwen in

elkaar? Wat is het gezamenlijk belang? Wat mogen schoolteam en platform van el-

kaar verlangen? Hoe vrijblijvend zijn de contacten, de gesprekken, de samenwerking?

Is er een ondergrens in het partnerschap, over en weer? Hoe gaan we het begrip part-

nerschap invullen? Hoe willen we de relatie met het schoolteam uitbouwen en onder-

houden? Hoe kunnen we ons richten op vragen betreffende de koers van de school

met betrekking tot ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie? Hoe besteden we in

gesprekken met schoolteams aandacht aan de proceskanten van de beleidsvorming

met betrekking to ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie, dat wil zeggen aan de

wijze waarop het platform en ouders (in de ouderraad en de MR) in het overleg be-

trokken (kunnen) worden? Hoe kan het platform zichtbaar worden voor de ouders van

een school en de meerwaarde verantwoorden?

63

8 Samenvatting resultaten

8.1 Inleiding

In dit rapport wordt verslag gedaan van de tussentijdse evaluatie van het project Plat-

form Allochtone Ouders en Onderwijs. Dit hoofdstuk geeft daar een samenvatting

van. In paragraaf 8.2 worden de aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en -uitvoering

geschetst. Paragraaf 8.3 gaat in op de resultaten.

8.2 Aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en –uitvoering

Laagopgeleide allochtone ouders ervaren belemmeringen in hun contacten met de

school. Vanuit het perspectief van scholen is deze groep ouders moeilijk bereikbaar.

Op initiatief van FORUM en de VOO is het Platform Allochtone Ouders en Onder-

wijs (PAOO) opgericht. Het doel van PAOO is dat allochtone ouders zich meer be-

trokken en vertegenwoordigd voelen in het georganiseerde onderwijsveld – van scho-

len tot belangenorganisaties. Het project PAOO is in 2006 van start gegaan, met een

beoogde looptijd van vier jaar.

Doel van het onderzoek is na te gaan of de voor PAOO ingezette middelen een bij-

drage hebben geleverd aan de in het projectplan geformuleerde doelstellingen. In

samenspraak met de opdrachtgever is niet alleen de (kwantitatieve) output, maar ook

het ontwikkelingsproces van het project object van onderzoek gemaakt. Tenslotte is

vastgesteld in welke mate verbeterpunten zijn te destilleren voor de aanpak in het

laatste, vierde jaar van het project.

Onderzoeksvragen

1. In hoeverre biedt de opzet van het project een helder en consistent kader voor de

projectuitvoering?

2. In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelgericht?

3. Hoe functioneert het project? Hoe verloopt het ontwikkelingsprocessen binnen het

project? Tot welke output hebben de inspanningen tot nu toe geleid?

4. Wat zijn de outcomes van de inspanningen tot nu toe?

5. Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit evaluatie-

onderzoek?

64

Methodiek

Qua onderzoeksopzet kunnen vier op elkaar voortbouwende fasen worden onder-

scheiden: (1) een voorbereidingsfase, (2) een studie naar het functioneren van het

landelijk platform en gevalsstudies van lokale platforms, (3) interviews met verte-

genwoordigers van relevante partners, en (4) een beschrijving van de output en het

opstellen van het eindrapport.

Voor de analyse is gebruik gemaakt van informatie uit drie bronnen, namelijk schrif-

telijk materiaal in de vorm van projectplannen, activiteitenplannen, kwartaal- en

jaarverslagen en notulen van bijeenkomsten en vergaderingen; de PAOO-website,

-databank en –publicaties; en interviews met de verschillende categorieën van betrok-

kenen, i.c. het landelijk platform, het projectteam, de ouder-, besturen- en minderhe-

denorganisaties en de lokale platforms.

Belangrijke input is verkregen via gevalsstudie van tien lokale platforms. De tien

gevalsstudies zijn in overleg met de opdrachtgever geselecteerd uit de lokale plat-

forms waar sprake was van een zekere continuïteit qua leden en substantie qua activi-

teiten. Deze platforms vormen dus geen dwarsdoorsnede van alle lokale platforms.

Het resulterende beeld zal daarom (soms) een te positief beeld geven van het functio-

neren van PAOO als geheel. Door deze werkwijze is wel inzicht verkregen in de

positieve en negatieve aspecten die zich in de ontwikkelingsfase van dit project heb-

ben voorgedaan. Bovendien kunnen op basis hiervan gemakkelijker aanbevelingen

worden gedaan met betrekking tot het bijstellen, i.c. verbeteren, van de aanpak.

8.3 Samenvatting resultaten

Per onderzoeksvraag worden de belangrijkste uitkomsten weergegeven. De hiervoor

gepresenteerde hoofdvragen zijn daarbij uiteengelegd in deelvragen.

Evaluatie van de projectopzet

Hoofdvraag 1: In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de

projectuitvoering?

In het projectplan waren doelen die in dit project worden nagestreefd niet SMART

(Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) geformuleerd. De

projectopzet biedt een breed, helder, en consistent kader voor de projectuitvoering

waarbinnen de concrete korte termijn doelstellingen geformuleerd zijn in jaarlijkse

activiteitenplannen. Deze plannen zijn gebaseerd op basis van de praktijkervaringen

en verworven inzichten. In deze jaarlijkse activiteitenplannen zijn de doelen wel

SMART geformuleerd.

65

De looptijd van het project is gezien de - vrij ambitieuze - projectdoelen te kort ge-

bleken. Het project heeft in een relatief korte tijd z’n beslag gekregen; ten dele ver-

keert het echter nog steeds in een ontwikkelfase. De introductie van lokale platforms

binnen een complex netwerk van (gevestigde) belangenorganisaties, kennisinstellin-

gen, gemeentelijke instellingen en de politiek stuitte in diverse gemeenten op weer-

stand van belanghebbenden die baat hebben bij het handhaven van de bestaande situa-

tie. Vervolgens kostte het veel tijd en energie om van de leden van de lokale

platforms een team te smeden en concrete activiteiten te ontplooien.

De taken en verantwoordelijkheden van de betrokkenen in het project zijn in de func-

tie-omschrijvingen globaal, in algemene termen, geformuleerd. Er zijn afspraken

gemaakt over de inzet van de onderwijsorganisaties als projectpartners en over de

resultaten die dit moet opleveren voor het project.

Er is sprake van een duidelijke projectfasering. In de eerste fase van het project

(2006-2007) lag het accent op de deskundigheidsbevordering van de leden van het

landelijk platform en de lokale platforms en op het organiseren van themabijeenkom-

sten voor ouders en scholen. In de periode 2007-2008 is gefocust op verbetering van

de samenwerking tussen lokale platforms en scholen. In 2009 zal, gebruikmakend van

de opgedane ervaringen, de aanpak worden verbreed en verdiept.

Een sterke kant van het project is dat het kenmerken heeft van de beloftevolle ‘com-

munity benadering’. Deze benadering behelst een mix van principes en ideeën om

effectiever te communiceren met achterstandsgroepen, c.q. risicogroepen. Betrokke-

nen binnen een community met een grote diversiteit in etniciteit en beroepsmatige

achtergrond worden medeverantwoordelijk gemaakt voor het bepalen en behalen van

de beleidsdoelen om draagvlak te creëren binnen de gemeenschap. Een ander sterk

punt is dat het project wordt uitgevoerd en gedragen door een brede groep van maat-

schappelijke organisaties en instellingen zoals de landelijke ouderorganisaties en de

LOM-samenwerkingsverbanden. Voorts wordt het project uitgevoerd over de ver-

zuilde onderwijsstructuren heen, hetgeen vernieuwend genoemd kan worden.

De inbreng van vrijwilligers biedt enerzijds kansen om gemotiveerde personen in te

zetten bij acitviteiten. Anderzijds is de inbreng van ouders als vrijwilligers een onze-

kere factor bij het initiëren en uitvoeren van activiteiten. De continuïteit staat daarmee

voortdurend onder druk, maar ook omdat de lokale platforms voor ongeveer de helft

uit nominale leden bestaan en er daarom veel terecht komt op de schouders van een

zeer beperkt aantal actieve leden. Vanwege de vele wisselingen moeten bovendien

voortdurend nieuwe leden ingewerkt en geschoold worden.

66

Evaluatie van de projectuitvoering

Hoofdvraag 2: In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelge-

richt?

Het opzetten van de platforms is met zeer veel inspanning gerealiseerd. Leden van het

projectteam hebben ouders, vrijwilligers, gerekruteerd uit lokale netwerken om zitting

te nemen in de platforms. Het project is begin 2006 gestart en eind van dat jaar had-

den 12 lokale platforms zich officieel gepresenteerd in hun gemeente. Eind 2007

waren platforms actief in 23 gemeenten en eind 2008 in 30 gemeenten.

Er is inmiddels een basis gelegd voor samenwerkingsrelaties met onderwijs- en wel-

zijnsorganisaties, zowel op landelijk niveau als binnen de meeste deelnemende ge-

meenten. Een groot deel van de platforms levert regelmatig bijdragen aan informatie-

bijeenkomsten, integratiedebatten en aan gemeentelijke werkgroepen. De relatie

allochtone ouders en scholen is door leden van platforms in diverse gremia op ge-

meenteniveau aan de orde gesteld en geproblematiseerd in het kader van schoolsucces

en schooluitval van allochtone leerlingen en het tegengaan van segregratie in het

onderwijs. Enkele platforms zijn in samenwerking met scholen, welzijns- en vrijwil-

ligersorganisaties huiswerkklassen gestart.

Lokale platforms en de bij het project betrokken scholen zijn op de hoogte van de

website en de producten van PAOO. De mate waarin producten ook daadwerkelijk

gebruikt worden is echter onduidelijk. Er zijn indicaties dat de zeer hoge frequentie

waarmee de website wordt geraadpleegd niet in verhouding staat tot het gebruik van

de daar genoemde en te downloaden materialen. Of de materialen in de praktijk

bruikbaar zijn, is eveneens onduidelijk. Inmiddels is besloten dat de PAOO-databank

zal worden ondergebracht in de databank van oudersbijdeles.nl, een initiatief van de

landelijke onderwijsorganisaties.

De meeste platforms hebben themabijeenkomsten, Lagerhuisdebatten, georganiseerd

voor scholen en ouders. Een aantal platforms is er in geslaagd concrete actiepunten

met scholen op te stellen.

De kwaliteit van het functioneren van de platforms verschilt in de mate waarin men

een gezamenlijke visie heeft ontwikkeld op ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie

(‘een verhaal heeft waar men achter staat’), als een team functioneert (een ‘communi-

ty gevoel’ heeft ontwikkeld) en successen heeft geboekt in het leggen van contacten

met instellingen, met name met scholen (‘het platform op de kaart heeft gezet’).

Het lukt sommige platforms om contacten te leggen met scholen en een ontwikke-

lingsplan met schoolteams op te stellen, omdat de leden van deze platforms een goede

probleemanalyse weten te maken van de relatie allochtone ouders en school en over

67

‘professionele’ overleg- en adviesvaardigheden beschikken om resultaatgericht aan de

projectdoelen te werken. Zij maken gebruik van een aantal handzame instrumenten,

ontwikkeld door het projectteam en het landelijk platform om contacten te leggen met

schooldirecties, te reflecteren op de problematiek van de betreffende scholen en idee-

en aan te leveren voor de omgang met een grote diversiteit aan achtergronden van

ouders.

Er wordt een PAOO-courant uitgegeven om de uitwisseling van ervaringen tussen de

platforms onderling en de scholen te vergemakkelijken.

De lokale platforms werken aan de hand van de opgestelde activiteitenplannen, met

als belangrijkste actiepunten: contacten leggen met scholen, aangaan van een gesprek

met directies over ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie, informatie-avonden en

debatten (mede)organiseren op scholen over partnerschap tussen allochtone ouders en

school.

In 2008 hebben 29 platforms contacten gelegd met in totaal 215 basisscholen en

scholen in het voortgezet onderwijs. In de meeste gevallen hebben gesprekken plaats-

gevonden om mogelijke samenwerking te bespreken. In iets minder dan de helft van

de gevallen hebben de contacten met basisscholen en scholen voor voortgezet onder-

wijs geleid tot concrete actie. Bij een kwart van de basisscholen en 15% van de bena-

derde scholen voor voortgezet onderwijs liggen er concrete plannen voor actie in de

nabije toekomst, zoals het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten voor ouders,

meedenken over de opzet van een ouderbeleidsplan en het adviseren over het instellen

van ouderkamers.

De personele inzet (kwantitatief en kwalitatief) van de betaalde professionals van het

projectteam is niet realistisch gebleken in relatie tot de te behalen ambitieuze doelen.

Bij het ondersteunen van platforms is relatief veel tijd gaan zitten in het oplossen van

problemen in het interne functioneren van de platforms en het op één lijn krijgen van

de platformleden met al hun uiteenlopende achtergronden. Hier was het projectteam

onvoldoende op voorbereid.

Als reactie op de moeizame samenwerking tussen de platforms en scholen in veel

gemeenten heeft het projectteam de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) inge-

schakeld om schoolleiders te motiveren om deel te nemen aan het project. Eind 2008

is een pilot gestart waarbij acht basisscholen in Enschede en Hengelo ondersteund

worden door de AVS en PAOO in het vormgeven van een duurzame samenwerkings-

relatie met ouders. De pilot loopt tot eind 2009 waarna beide partijen gezamenlijk

evalueren wat de resultaten zijn en of de gekozen aanpak bruikbaar is voor andere

platforms.

68

Het projectteam heeft met landelijke organisaties van ouders, besturen en schoollei-

ders samenwerkingsafspraken gemaakt. De landelijke ouderorganisaties leveren een

constructieve bijdrage aan de continuïteit van het project door expertise te delen.

Zo’n 20 leden van lokale platforms hebben bij de LOBO een MR-cursus gevolgd.

PAOO participeert in een project van de VOO met trainingen voor ouders in de me-

dezeggenschapsraad, ouderraad en bij de tussenschoolse opvang. OUDERS & COO

heeft een serie interviews met leden van lokale platforms gepubliceerd in het OU-

DERS & COO Magazine, levert een bijdrage om lokale trainers voor te bereiden op

hun taak om de ouderparticipatie van allochtone ouders te vergroten en neemt deel in

de pilot met de Pabo’s. Met de NKO wordt een instrument ontwikkeld om het part-

nerschap tussen lokale platforms en scholen te optimaliseren. De bijdragen van de

ouderorganisaties is effectief, omdat deze een solide ondersteuning biedt voor het

werk van het projectteam.

Bij de start van het project is gebruik gemaakt van de lokale netwerken van het LOM-

samenwerkingsverband. Daarnaast heeft de LOM een substantiële bijdrage geleverd

aan de projectuitvoering door de financiële bijdragen van de zeven partners gezamen-

lijk in te zetten en daarvoor een medewerker aan te trekken. De ISBO is, mogelijk

vanwege interne problemen, nauwelijks bij PAOO betrokken geweest.

Er wordt samengewerkt met vijf Pabo’s om de positie van allochtone ouders een

plaats te geven in het opleidingscurriculum. De VO-raad, de sectororganisatie voor

het voortgezet onderwijs, is geïnteresseerd in samenwerking met het platform en wil

de door PAOO ontwikkelde ‘Meetlat oudervriendelijke school’ promoten.

Evaluatie van de projectresultaten

Hoofdvraag 3: Hoe functioneert het project? Hoe verloopt het ontwikkelingsproces

binnen het project? Tot welke output hebben de inspanningen tot nu toe geleid?

Het projectteam heeft in de loop van het project flexibel ingespeeld op

ontwikkelingen binnen en buiten het project. Aanvankelijk is geprobeerd via gemeen-

ten en welzijnsinstellingen allochtone ouders te betrekken bij het onderwijs. Daar is

vanaf gestapt, omdat via dit traject niet de beoogde groep ‘doorsnee’ ouders werd

bereikt. Vanaf eind 2007 heeft het projectteam lokale platforms gestimuleerd via

scholen allochtone ouders te bereiken. Projectmedewerkers en leden van lokale

platforms worden echter regelmatig geconfronteerd met een defensieve houding van

schoolteams ten aanzien van de inbreng van allochtone vrijwilligers. De ongevraagde

support van deze ‘deskundige’ buitenstaanders is doorgaans (in eerste instantie) niet

gewenst en wordt niet geaccepteerd. Bij een groot deel van de platforms is het daad-

werkelijk stimuleren van de ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op schoolniveau

daarom nog niet aan de orde. Het kost lokale platforms doorgaans zeer veel moeite

69

het vertrouwen te winnen van de schoolleiders en de schoolteams te overtuigen van

hun meerwaarde.

Succesvolle initiatieven binnen het project zijn het organiseren van thematische ou-

deravonden (Lagerhuisdebatten), het stimuleren van huiswerkbegeleiding en het

instellen van schoolcontactpersonen. Daarvoor was het nodig de platformleden extra

te scholen, een heldere lijn te ontwikkelen en te sturen op resultaten. Het projectteam

heeft, in samenspraak met de leden van de lokale platforms, werkplannen en activitei-

tenplannen ontwikkeld om de weerstanden te kunnen opheffen. Ook is de zelfevalua-

tie van lokale platforms gestimuleerd, met als doel de prestaties te verbeteren. Dit

resulteerde in een verbeterd intern functioneren van een aantal platforms en het leg-

gen van contacten met scholen. Dit lukte met name bij scholen die zelf (grote) com-

municatieproblemen ondervonden in de contacten met allochtone ouders.

Het PAOO-project voldoet aan een aantal randvoorwaarden om effectief te kunnen

functioneren: duidelijke (schriftelijke) afspraken binnen het projectteam over rol- en

taakverdeling en besluitvormingsprocessen, voldoende leiderschap bij de programma-

en de projectleiding (zeggenschap, enthousiasme, overzicht), continuïteit van het

PAOO-team (persoonlijke inzet, tijd om elkaar te leren kennen, tijd en geld om een

samenwerkingsproces uit te laten kristalliseren en voor te zetten) en een goede sfeer

(open, constructief, respectvol, wil om van elkaar te leren).

De samenstelling van het landelijk platform is qua herkomstland een redelijke afspie-

geling van de allochtone ouders in Nederland. Een deel van de leden is actief en le-

vert een substantiële bijdrage aan het project. Het landelijk platform heeft een aantal

belangrijke thema’s op de agenda gezet, zoals het stimuleren van participatie van

allochtone ouders in medezeggenschapsraden, het vergroten van aandacht voor ou-

derbetrokkenheid op de Pabo’s en, meer recent, het streven naar gemengd onderwijs.

Een zwak punt vormde de verbinding met de lokale platforms. Het verloop onder de

leden van het landelijk platform, wordt nu zoveel mogelijk opgevangen door actieve

leden van de lokale platforms ook zitting te laten nemen in het landelijk platform.

Overigens zijn 14 van de 22 leden al vanaf het begin actief.

Er functioneren dertig lokale platforms. In de noordelijke provincies zijn bijna geen

platforms opgericht, omdat in die regio’s minder belangstelling is vanwege de relatief

geringe aantallen allochtone ouders met schoolgaande kinderen. De helft van het

aantal leden is actief. In de lokale platforms participeren doorgaans (redelijk) goed

opgeleide allochtone ouders, met grote verschillen in kwaliteiten. De meeste leden

stellen redelijk hoge eisen aan de organisatie wat betreft begeleiding en scholing.

70

Met de VVE-sector is (nog) geen samenwerking tot stand gebracht, wel zijn er the-

mabijeenkomsten georganiseerd om de toeleiding tot de VVE te vergroten.

Momenteel is PAOO, op verzoek van het ministerie, bezig met het uitwerken van de

mogelijke rol die de platforms kunnen spelen in het streven naar gemengd onderwijs.

De ontwikkelde producten (‘output’) van het landelijk platform zijn: een visiedocu-

ment (‘Aanpak voor educatief partnerschap’) en een keurmerk voor ouderbetrokken-

heid (‘Meetlat oudervriendelijke school’). De ontwikkelde instrumenten voor lokale

platforms hebben betrekking op het organiseren van Lagerhuisdebatten en het voeren

van gesprekken met schoolleiders. De actieve leden zeggen zelf veel geleerd te heb-

ben van de workshops en trainingen om met deze instrumenten te werken.

Daarnaast is de brochure ‘Aan de slag!’ (Woudstra, 2008) uitgebracht. Uit de gevals-

studies is niet duidelijk geworden of deze brochure in de praktijk bruikbaar is.

Een handleiding voor het uitvoeren van huisbezoeken is praktisch afgerond. De be-

doeling is dat eind 2009 lesmateriaal wordt opgeleverd voor Pabo’s.

Door het PAOO-project is de problematische relatie tussen allochtone ouders en

scholen in diverse gremia op de agenda gezet; op landelijk niveau hebben leden van

het projectteam en het landelijk platform deelgenomen aan gesprekken met de staats-

secretaris van OCW en geparticipeerd in een hoorzitting over de positie van allochto-

ne ouders. Daarnaast is deelgenomen aan landelijke conferenties over onder andere

medezeggenschap. De lokale platforms hebben op gemeentelijk niveau themabijeen-

komsten georganiseerd en geparticipeerd in gemeentelijk overleg over de relatie

ouders en school. Op schoolniveau zijn themabijeenkomsten georganiseerd en is

gestart met het ontwikkelen van samenwerkingsrelaties met scholen. De lokale plat-

forms hebben media-aandacht gegenereerd met hun missie dat scholen met allochtone

ouders een educatief partnerschap met elkaar dienen te smeden.

Evaluatie van de projectresultaten

Hoofdvraag 4: Wat zijn de outcomes van de inspanningen tot nu toe?

Outcomes zijn de maatschappelijke effecten die met het project worden nagestreefd.

In de procesketen tussen de activiteiten in het project en het uiteindelijk effect in de

maatschappij zijn zoveel variabelen aanwezig, zoveel onbekende oorzaak-gevolg-

relaties en zoveel verstorende invloeden, dat het sowieso bijzonder moeilijk is om

vast te stellen of beoogde doelen in de zin van outcomes zijn bereikt. De looptijd van

het project is te kort om outcomes te mogen verwachten.

71

Hoofdvraag 5: Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit

evaluatie-onderzoek?

Op basis van de onderzoeksbevindingen ligt de volgende aanpak met betrekking tot

het optimaliseren van het intern en extern functioneren van PAOO voor de hand.

Intern functioneren

• Handhaven huidige structuur. Het project strakker organiseren: de professionaliteit

van de leden van het projectteam opvoeren, de doelen van het landelijk platform

nauwkeuriger (specifieker, ‘harder’) formuleren, de ouders voor het landelijk plat-

form en de lokale platforms op basis van profielschetsen zorgvuldiger selecteren,

toerusten, begeleiden en adequaat belonen om zelfstandiger activiteiten te ontwik-

kelen en meer veranderingsgericht en resultaatgericht te werken.

• Voorwaarden. De uitgangspunten voor de participatie van ouders in het landelijk

platform en de lokale platforms moeten nauwkeuriger worden geformuleerd. Er

dienen kwaliteitseisen te worden gesteld aan het functioneren van de leden van de

platforms en de begeleiding door het projectteam; Voor de ontwikkeling van een

partnerschap tussen platforms en schoolteams is het van groot belang dat platforms

hun focus richten op het optimaliseren van de relatie met de schoolteams en de ge-

wenste invulling van het begrip ‘partnerschap’ aan de orde stellen.

• Voordelen. Investeren in de kwaliteit van de platforms versterkt de kracht van het

project. Het landelijk platform kan dan een aansturende functie gaan vervullen bin-

nen het project en de lokale platforms kunnen meer als zelfsturende teams gaan

functioneren.

• Nadeel. Het werken met vrijwilligers in de platforms blijft een voortdurend onze-

kere factor.

Extern functioneren

• De samenwerking van PAOO met de landelijke ouderorganisaties, de organisaties

van schoolleiders, besturen en lokale netwerken - zoals migrantenorganisaties –

dient op een andere leest te worden geschoeid om de beschikbare veranderingsbe-

reidheid bij scholen én allochtone ouders te mobiliseren.

• Voorwaarden. Voor een goede samenwerking tussen de organisaties is het essenti-

eel om op basis van een gezamenlijke visie en structureel overleg te werken aan

een sterkere positie van allochtone ouders in relatie tot de school. Men dient het

eens te worden over de noodzaak van een gezamenlijke aanpak en de rol die het

landelijke platform en de lokale platforms daarbij kunnen spelen. De organisaties

moeten bereid zijn (nog) meer te investeren in het project met als doelstelling dat

scholen in het primair en voortgezet onderwijs in hun beleid een partnerschapsrela-

tie gaan vormgeven met allochtone ouders.

72

• Voordelen. Gedeelde gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het

project, optimaler gebruik maken van de beschikbare expertise en infrastructuur bij

de organisaties, zodat bijvoorbeeld ook het sociale netwerk van deze ouders, zoals

familie en de buurt er bij betrokken wordt. Dit betekent dat op meerdere fronten fa-

cetten van de relatie tussen school en allochtone ouders en de omgeving gelijktijdig

aangepakt kunnen worden.

• Nadelen. Mogelijke afstemmingsproblemen tussen de organisaties en hogere kos-

ten, omdat er meer (betaalde) professionals dienen te worden ingeschakeld.

73

Bijlagen

74 Bijlage 1 – Functioneren geselecteerde lokale platforms

Figuur B.1 – Analyse functioneren geselecteerde lokale platforms

Lokaal platform Structuur Cultuur Bereidheid Vaardigheid Strategie Kwaliteit

1. Almere

Gestart met

voorbereidingen

lokaal platform:

eind 2006.

Het platform heeft

zich tot een hecht

team ontwikkeld;

20 leden waarvan

12 actieve ouders

met kinderen in het

bao/vo.

‘We hebben een

groot “wij-gevoel”

met elkaar in het

platform’.

Platform vergadert

frequent (soms een paar

keer per maand),

organiseert veel activi-

teiten.

Een basisschool waar

het platform vergadert

vormt de uitgangsbasis

voor activiteiten

Platform neemt het

initiatief dat betrokke-

nen behalve discussië-

ren en deelnemen aan

besluitvorming ook zelf

participatie-ervaringen

opdoen in en buiten het

platform.

Allochtone ouders gaan

er doorgaans vanuit dat

er geen discussie

mogelijk is met de

schoolteams over hun

aanpak. ‘Doorsnee’

allochtone ouders

ervaren een drempel om

met leerkrachten te

overleggen. Men heeft

het idee dat de leerkracht

bepaalt wat er gebeurt,

de ouder afwacht en de

‘autoriteit’ van de

leerkracht accepteert.

De boodschap van het

platform richting

scholen: we weten dat de

relatie met ouders niet

optimaal is; we willen

een brug slaan tussen de

school en de ouders.

Ouders die zelf negatieve

ervaringen hebben gehad met

het onderwijs willen door-

gaans zo min mogelijk met

het schoolsysteem te maken

hebben. Voor allochtone

ouders die de Nederlandse

taal niet goed beheersen, is

het lastig om te communice-

ren met de school; zij zijn

doorgaans ‘onzichtbaar’ voor

de school.

Bij directies van scholen is

doorgaans een wantrouwende

houding richting het platform.

Men geeft ouders in het

platform niet het idee dat ze

welkom zijn. Leden van

platforms worden als bemoei-

zuchtig ervaren.

Binnen het platform zou men

de beladen aanduiding

‘allochtoon’ willen vervangen

door het neutrale ‘Almere’,

dus ook Platform Almeerse

Ouders en Onderwijs

Het platform heeft de

vaardigheden om de

weerstand bij ouders en

scholen op te heffen. Men

nodigt ouders uit voor

feesten (Suikerfeest,

Walifeest) om in een

ongedwongen sfeer hun

boodschap aan ouders over

te brengen.

Met tien directies van

scholen zijn (positieve)

gesprekken gevoerd.

Kernvragen: hoeveel

allochtonen in de MR en de

ouderraad? Vervolgafspra-

ken gemaakt om de

ouderbetrokkenheid te

vergroten via informele

ontmoetingen (bv. koffie-

ochtenden).

In groepjes gaat men

op scholenbezoek.

Men organiseert op

scholen koffie-

ochtenden of

-middagen voor ouders

over thema’s als

opvoeden, voeding,

ontbijten, Cito-toets en

speciaal onderwijs.

Op woensdagmiddag

krijgen zo’n 25

leerlingen huiswerkbe-

geleiding door twee

leerkrachten, een

vrijwilliger van de

Multi-Club, een

stagiair van de Pabo en

iemand van de Vrijwil-

ligerscentrale. De

leerkrachten (ook

PAOO-leden) werken

als vrijwilliger s in hun

vrije tijd aan de

‘zwakke’ punten van

de leerlingen. Met de

ouders van deze

kinderen kijkt men

naar de lesmethoden,

de schoolprogramma’s

en hoe ze hun kind

kunnen ondersteunen.

Grote onderlinge

solidariteit bij partici-

panten platform: een

‘wij-gevoel’.

Platform gaat zeer

positief om met weer-

standen bij ouders en

directies van scholen,

waardoor de ontwikke-

ling van het platform

niet stagneert. Men

organiseert bv. ‘feesten’

en culturele activiteiten,

waardoor boven

verwachting veel meer

ouders participeren.

Voor de kinderen van

de leden van het

platform is een dans-

groep opgericht.

Men steunt de start van

een lokaal platform in

Lelystad (folders

uitdelen op de markt).

75

Lokaal platform Structuur Cultuur Attitude Vaardigheid Strategie Kwaliteit

2. Eindhoven

Werkzaam sinds

eind 2006.

Leden: 9-10 (uit

o.a. Marokko,

Turkije, Zuid-

Amerika, Enge-

land). Zo’n 4-5

actief.

Sterk team van

vrijwilligers;

hooggeschoolde

allochtone ouders

(leerkracht,

ingenieur, be-

leidsmedewerker,

gemeenteraadslid).

‘Onze kracht is ons

netwerk’.

Platform: vergadert één

keer in 6 weken in

Centrum Jeugd en

Gezin.

In het platform zitten

sleutelfiguren van

allochtone organisaties.

Men werkt samen met

stichting Palet ter

bevordering van

diversiteit in Eindhoven

en met het Onderwijs-

steunpunt Eindhoven in

verband met de onder-

wijskansen van kinde-

ren. Er zijn afspraken

met de wethouder over

het gebruik van facili-

teiten en de inzet van

een beleidsmedewerker.

Er zijn contacten met

zes scholen gelegd.

Vragen van ouders en

scholen speelt het

platform door naar de

betreffende instanties

die kennis van zaken

hebben.

Met name de voorzitter

besteedt veel tijd aan

bellen/netwerken. Het

platform heeft een groot

netwerk opgebouwd.

Leden zien activiteiten

in platform als een

bijdrage aan de persoon-

lijke ontwikkeling.

Platform is van mening

dat ouders een belangrij-

ke rol spelen in het

bewaken van de kwali-

teit van het onderwijs

van hun kind.

Het platform onderkent dat

voor allochtone ouders de

drempel vaak te hoog is om

met de leerkracht te bespre-

ken waar zij met hun kind

tegenaan lopen. De commu-

nicatie tussen school en

ouders is vaak een probleem.

Men accepteert dat directies

van scholen graag hun eigen

plan trekken, zonder inmen-

ging van derden.

Aan de hand van activiteiten-

kalenders van scholen draagt

het platform ideeën aan over

ouderbetrokkenheid en

ouderparticipatie.

Het platform geeft ouders

info over rechten en plichten

om meer betrokken te zijn bij

activiteiten van school en

beter op te kunnen komen

voor de belangen van hun

kinderen.

Het platform verstrekt

scholen info over het optima-

liseren van ouderbetrokken-

heid en -participatie.

Het platform wil samen met

scholen en ouders voorwaar-

den scheppen om de talenten

van alle kinderen in de

multiculturele samenleving

beter te benutten en te

ontwikkelen.

Leden van het lokaal

platform hebben op

studiedagen van FORUM

trainingen communicatie

gevolgd om scholen en

ouders beter te kunnen

benaderen.

Men heeft de vaardigheid –

(ontwikkeld) om contacten

te leggen met directies van

scholen (bao, vo). Men

heeft zich niet uit het veld

laten slaan door misvattin-

gen (platformleden willen

geld verdienen met hun

activiteiten) en slechte

ervaringen van schooldi-

recties met organisaties die

veel beloven en dat niet

nakomen.

Het platform treedt veelal

op als intermediair tussen

instellingen bij de begelei-

ding van allochtone

leerlingen. Door de goede

contacten met Palet en

Centrum Jeugd en Gezin

gaan veel (gemeen-

te)deuren open en heeft

men zich een plaats weten

te verwerven tussen de

gevestigde instellingen.

In koppels (iemand

met veel en weinig

ervaring) benadert men

scholen. In gesprekken

met directies preva-

leert een positieve

instelling: ‘Jullie doen

het goed; wij kunnen

wellicht nog wat

toevoegen’. Men

presenteert materiaal

van FORUM en

verwijst naar de

internetsite. Men heeft

een luisterend oor voor

problemen van

scholen. Men biedt

hulp aan om op thema-

avonden ouders te

informeren en te

stimuleren een bijdra-

ge te leveren aan de

ontwikkelingskansen

van hun kinderen. Men

wijst ouders er op

assertiever te zijn,

nauwkeurig te vragen

waarom zaken op een

bepaalde manier

worden aangepakt en

niets meer klakkeloos

te accepteren. Men

stimuleert dat ouders

ervaringen met elkaar

uitwisselen.

Men heeft een duidelij-

ke doelstelling: school

en ouders vormen een

eenheid bij opvoeding

en onderwijs; opvoe-

ding houdt niet op bij

de ingang van de school

en leren houdt niet op

bij de voordeur thuis.

Door ‘warme’ contac-

ten met scholen denkt

men resultaten te

kunnen boeken.

76 Lokaal platform Structuur Cultuur Attitude Vaardigheid Strategie Kwaliteit

3. Hengelo

Start: december

2006.

Een redelijk

zelfstandig functi-

onerend platform,

bestaande uit

kritische, hoger

opgeleide ouders.

De 11 leden van

het platform

komen uit Spanje,

Turkije, Neder-

landse Antillen,

Irak, Marokko,

Colombia en

Joegoslavië.

Ongeveer de helft

is actief.

‘We geven niet op,

we gaan altijd

door.’

Het platform vergadert

één keer in de vijf

weken.

Samenwerkingsrelaties

zijn opgebouwd met

zeven scholen (4 bao, 1

vmbo, 1 praktijkonder-

wijs en 1 roc), gemeente

en onderwijsondersteu-

nende instellingen. Er

zijn ook contacten met

de Pabo.

Men staat kritisch

tegenover de begelei-

ding van FORUM. In

2008 heeft men naar

eigen zeggen (te)

weinig begeleiding

gekregen vanuit

FORUM; de projectme-

dewerker was slechts 3-

4 keer aanwezig

geweest bij vergaderin-

gen. De vergoeding

voor de leden vindt men

niet adequaat geregeld.

Men vindt het onjuist

dat men zelf kosten

moet voorschieten en

dat telefoonkosten niet

kunnen worden gede-

clareerd.

Contacten tussen ouders

en school zijn van

matige kwaliteit. Ouders

zijn vaak onvoldoende

op de hoogte van hoe het

onderwijssysteem werkt.

De 10-minuten-

gesprekken zijn te kort,

zeker bij taalproblemen.

Samen met scholen die

zich al actief inzetten

voor het vergroten van

de ouderbetrokkenheid is

het platform nagegaan

wat zij kunnen beteke-

nen voor hun activitei-

ten.

De scholen schakelen

het platform in om uitleg

te geven en eventueel te

bemiddelen als dat nodig

is tussen allochtone

ouders en scholen.

Nauwe samenwerking met

wethouder en beleidsmede-

werker van de gemeente; die

zijn (erg) enthousiast over het

werk van het platform.

Het platform heeft een

presentatie gehouden op het

stuurgroepoverleg van

gemeente en schoolbesturen.

De gemeente en schoolbestu-

ren hebben een voorstel van

het platform overgenomen

om op iedere school een

ouder als contactpersoon aan

te stellen als schakel tussen

school en platform. Vanaf

januari 2009 wordt dit

ingevoerd.

Het platform ervaart geen

problemen bij het benaderen

van scholen. De scholen zijn

bereid samen te werken met

het platform.

De trainingen van FORUM

op gebied van communica-

tie (gesprekstechniek) en

interculturele communica-

tie vindt men erg nuttig

(een ‘eye-opener’).

Leden van het platform

hebben de vaardigheid

(ontwikkeld) om ouders

inzicht te geven in het

creatiever omgaan met

contactmomenten (bv.

werken met pictogrammen

ter ondersteuning van

geschreven taal).

Belangrijk is laagdrempe-

lige voorlichting aan

ouders (vroegtijdig en

eventueel in eigen taal),

met als doel dat allochtone

ouders makkelijker hun

mening of kritiek kunnen

uiten.

Men neemt in eerste

instantie contact op

met scholen van de

eigen kinderen waar de

concentratie van

allochtonen erg hoog

is.

Aandacht voor diversi-

teitsbeleid.

Een luisterend oor

bieden aan scholen en

doorvragen wat het

verzoek precies

inhoudt.

Externe contacten

leggen, zelforganisa-

ties van ouders en

leerlingen benaderen.

Het platform vervult

een intermediaire

functie. Het signaleert

bij gemeente, maat-

schappelijke instellin-

gen en samenwer-

kingsscholen de in de

werkplannen genoem-

de knel- en verbeter-

punten. Het spoort

scholen ertoe aan om

samen te werken aan

oplossingen.

Duidelijke doelstellin-

gen zijn cruciaal. Het

platform wil dat de

gemeente Hengelo een

actievere rol speelt in

het verkleinen van de

kloof tussen school en

ouders. VVE-leidsters

en leerkrachten moeten

daartoe beter getraind

worden in het leggen

en onderhouden van

oudercontacten.

Het platform wil de

informatieachterstand

bij ouders wegwerken

en de afstand tussen

school en ouders

verkleinen. Men gaat

een aantal bijeenkom-

sten organiseren over

o.a. schooluitval,

taalontwikkeling en

beroepskeuze.

Ook de rol van het

platform voor ouderra-

den en medezeggen-

schapsraden zou aan

de orde komen.

77

Lokaal platform Structuur Cultuur Attitude Vaardigheid Strategie Kwaliteit

4. Leiden

Werkzaam sinds

2006.

In het platform zitten

ouders uit o.a.

Egypte, Somalië,

Marokko, Turkije.

10 actieve leden (iets

meer vrouwen dan

mannen ) en 5

passieve leden.

‘Men zit niet te

wachten op goed

gebekte allochtone

ouders.’

De stichting Jeugd en

Samenleving Rijnland

(JES) coördineert in

opdracht van de

gemeente de uitvoering

van het onderwijsach-

terstandenbeleid.

Thema’s zijn o.m.

werving en toeleiding

van moeilijk bereikbare

groepen, ontwikke-

lingsstimulering,

opvoedingsondersteu-

ning, ouderbetrokken-

heid, participatie en

burgerschap, diversiteit

en dialoog.

Het is voor het platform

lastig om een plek te

creëren in het begelei-

dingsaanbod van

allochtone ouders.

Het platform vergadert

bij de leden thuis.

Gespreksthema’s zijn

o.a. mijn kind wordt

gepest, gaan alle

allochtone kinderen

naar het vmbo? Hoe de

positie van allochtone

ouders op scholen

versterken?

Ouders in het platform

hebben verschillende

achtergronden, maar

vormen ook een een-

heid: het is een ‘gezelli-

ge’ club; men komt

graag bij elkaar.

Leden van platform

vinden dat ze niet als

gelijken met scholen en

welzijnsorganisaties

kunnen overleggen. Een

welzijnsorganisatie als

JES vindt dat allochtone

ouders opgevoed moeten

worden. Men ervaart dat

men als ouder nooit als

gelijke aan tafel zit.

Binnen het platform

heeft men moeite met

het begrip ‘allochtoon’.

Want dat betekent:

knokken om te bewijzen

dat je mee mag doen.

Het begrip ‘medelander’

zou wenselijker zijn.

De wethouder wil niets met

het platform te maken

hebben. JES is de partner van

de gemeente bij het uitvoeren

van beleid met betrekking tot

kinderen uit gezinnen met

een migratiegeschiedenis.

JES wil niet met (de vrijwil-

ligers van) het platform

samenwerken. Men ziet het

platform als een concurrent.

Voorzitter platform: ‘Ieder-

een in het onderwijs- en

welzijnswerk is terughoudend

ten aanzien van het platform.

‘Men zit niet te wachten op

het vrouwtje met de hoofd-

doek die kritische vragen stelt

en met voorstellen komt waar

ze zich over moeten buigen.’

Het platform heeft grote

moeite om een samenwer-

kingsrelatie met scholen aan

te gaan. Leden van platform

hebben de ervaring dat

scholen geen behoefte hebben

om met hen samen te werken.

Er zijn scholen benaderd en

uitgenodigd om een betere

aansluiting tussen thuis en

school te realiseren.

Met twee scholen is men aan

de slag gegaan.

Men wil ouders toerusten

zelf kinderen te coachen,

hulp te kunnen bieden bij

het huiswerk maken,

secuur te kijken naar de

talenten van hun kinderen,

en hoe de geboden kansen

te benutten.

Leden van het platform

missen de vaardigheden en

de overtuigingskracht om

scholen over de streep te

trekken om met hen samen

te werken.

Het verspreiden van

info van FORUM bij

moskeeën, onder

vrienden en scholen.

Duidelijke doelstel-

lingen. We willen

ouders het gevoel

geven dat ze er bij

horen, de drempel

lager maken voor

ouders om de stap te

zetten contact te

zoeken met de

school.

78 Lokaal platform Structuur Cultuur Attitude Vaardigheid Strategie Kwaliteit

5. Nijmegen

Start in 2006.

Platform heeft 12

leden afkomstig uit

Turkije, Marokko,

Afghanistan, Canada,

Griekenland, Iran en

Somalië.

De helft hiervan is

actief in het plat-

form.

Leden zijn geworven

via advertenties in

plaatselijke kranten en

via netwerken.

De structuur is bijge-

steld n.a.v. problemen

met het functioneren

van een eigenzinnig

voorzitter.

Het platform heeft

kenmerken van een

zelfsturend team:

coördinator, woord-

voerder, roulerende

taken. Men komt 1 keer

per maand bij elkaar en

vergadert 2 keer per jaar

met de gemeente.

Er zijn contacten met

Arcus Advies, over hun

project ‘gezin’, open-

wijkscholen.

Het platform heeft

nauwe samenwerkings-

relaties met scholen, de

gemeente en onderwijs-

ondersteunende instel-

lingen, met als doel de

samenwerking tussen

scholen en ouders te

verbeteren.

Met projectmedewerker

van FORUM heeft men

weinig contact.

Heeft steun aan folders

van FORUM die men uit

kan delen op scholen.

Het platform informeert

ouders over het onder-

wijssysteem, hoe zij zich

kunnen opstellen

richting professionals.

Contacten met scho-

len/decanen i.v.m.

samenwerking met

PAOO als ad-

vies/uitlegfunctie.

Zoveel mogelijk ouders

op de hoogte stellen van

het Nederlands onder-

wijssysteem, zodat zij

betrokken raken bij de

beroepskeuze van hun

kinderen. Dit in samen-

werking met de gemeen-

te. Ouders en scholen

zijn uitgenodigd. Ouders

kunnen vragen stellen

aan leerkrachten en

scholen. Meningen

worden uitgesproken.

De verwachtingen van ouders

en scholen lopen uiteen en er

zijn communicatieproblemen.

Ouders besteden het kind uit

aan de school en hebben een

houding van ‘ik weet niets,

dus niet mee bemoeien’. Ze

horen steeds: ‘het gaat goed,

het gaat goed’, maar dan

krijgt het kind een vmbo-

advies, terwijl de ouders een

veel hoger advies verwach-

ten.

Het platform is in gesprek

met scholen hoe leerkrachten

kunnen leren in gesprekken

rekening te houden met

allochtonen. Het platform heeft Lagerhuis-

debatten gehouden en

gesprekken gevoerd met

scholen over de attitudes, de

wederzijdse verwachtingen

en wat nodig is om tot een

betere samenwerking tussen

scholen en ouders te komen.

Dit in de vorm van individue-

le gesprekken of een rondeta-

felgesprek met verschillende

scholen samen.

Leden van het platform

hebben trainingen van

FORUM gevolgd om te

leren hoe ze scholen

moeten benaderen en

brieven te schrijven. Deze

bijeenkomsten hebben voor

meer feeling in de groep

gezorgd.

Het uitgangspunt is: de

leden van het platform

werken 40 uur per

week, daarom moeten

de taken goed worden

verdeeld.

Men heeft de intentie

om 47 scholen te

benaderen. Bij de

werving is begonnen

met scholen van eigen

kinderen. Inmiddels 12

scholen geworven.

Op 2 vo-scholen

waarmee intensief

contact is, is al een

contactouder. Willen

dit op alle scholen

waarmee contact is,

introduceren.

Men heeft voor

directeuren van

scholen een etentje

georganiseerd. Van de

29 die zijn uitgenodigd

zijn er 21 gekomen.

Het platform wil

segregatie tegengaan.

In samenwerking met

de gemeente wil men

proberen de scholen

meer te mengen. Er

is aandacht voor

diversiteitsbeleid.

Leden van het

platform zijn actief

en zichtbaar aanwe-

zig bij activiteiten; ze

deden bv. ook mee

aan het Wereldkin-

derfestival.

Zij schrijven scholen

aan dat ze een dag

willen organiseren

met allerlei culturele

activiteiten. Het doel

is de binding met de

cultuur (van de

kinderen) te verster-

ken en verschillende

culturen te laten zien.

Er was een zeer hoge

opkomst van 400

personen uit het

basisonderwijs.

79

Lokaal platform Structuur Cultuur Bereidheid Vaardigheid Strategie Kwaliteit

6. Rotterdam

Gestart in 2006.

12–13 leden van

diverse nationalitei-

ten, o.m. Marokko,

Turkije, Kaapver-

dië, Suriname.

Met de samenstel-

ling van het plat-

form wil men een

afspiegeling zijn

van de lokale

gemeenschap.

De helft van de

leden is actief

in onderwijs en

welzijnswerk.

In Rotterdam zijn veel

organisaties actief op het

terrein van ouderbetrok-

kenheid. Stichting De

Meeuw houdt zich al

bezig met ouderbetrok-

kenheid van allochtone

ouders.

De keuze is gemaakt dat

het platform zich richt op

het vergroten van

ouderparticipatie.

Het platform heeft een

vergaderruimte bij het

Platform Buitenlanders

Rijnmond.

Deel van de leden is

werkzaam in het wel-

zijnswerk en bij de

lokale overheid.

Men vergadert 1 keer in

de 6 weken. Men werkt

samen met gemeente

Rotterdam, Stichting De

Meeuw en het Onder-

wijsopbouwwerk.

Er gebeurt heel veel in

Rotterdam wat betreft

het versterken van de

ouderbetrokkenheid van

(allochtone) ouders in

het onderwijs. Scholen

en ouders worden

overspoeld met een

breed aanbod. De

gemeente Rotterdam

(afdeling Jeugd, Onder-

wijs en Samenleving) is

een stedelijk ouderplat-

form gestart.

Ouders en scholen

zeggen te vaak ook dat

ze geen problemen

hebben met ouderbe-

trokkenheid en

-participatie. Allochtone

ouders hebben de

houding van ‘daar heb je

je als ouder niet mee te

bemoeien.’

Ze weten niet wat de

verwachtingen zijn.

Scholen zitten niet te

wachten op allochtone

ouders.

Er is een bijeenkomst belegd

voor zo’n 35 ouders. De

boodschap was dat je je als

ouders best met de school

mag bemoeien.

Resultaten van de inspannin-

gen: één allochtone ouder

heeft zich aangemeld voor de

GMR. Dit wordt door het

platform als een succes

gezien.

Schoolteams willen met name

lesgeven; het platform wijst

scholen er op dat ze ook een

opvoedende taak hebben. Het

platform wil dat scholen zich

openstellen voor de wensen

van de ouders. Scholen willen

echter geen betweters over de

vloer, willen niet dat het

platform slapende honden

wakker maakt.

Men heeft contacten met 4

basisscholen en 4 scholen

voor vo.

Een directeur van een

basisschool heeft een

beroep op hen gedaan om

te adviseren. Contact is

gelegd via de ouderconsu-

lent van deze school die

zitting heeft in het lokale

platforms.

Een lid van het platform

dat werkzaam is bij

Platform Buitenlanders

Rijnmond heeft via deze

organisatie een projectsub-

sidie gekregen van de

gemeente Rotterdam om de

ouderparticipatie op een

basisschool te stimuleren.

Via rollenspelen worden

ouders getraind om in de

ouderraad en de MR te

participeren en over hun

ervaringen te reflecteren.

Het doel is de vorming van

een ouderraad en een MR

als stevige ‘counterpart’

van de directie.

Het is de bedoeling om in

samenwerking met Pabo

Rotterdam en stichting

Reflex gastcolleges te

geven op de Pabo.

Scholen bewust maken

dat het bij professio-

neel gedrag hoort om

open te staan voor

feedback, voor ouders

van andere culturen en

kunnen omgaan met

verschillen tussen

ouders. Samen met de

ouderconsulent van de

school (die ook zitting

heeft in het platform)

is men op zoek gegaan

naar een aanpak om

ouders te motiveren

om niet alleen maar

hand- en spandiensten

te verrichten, maar hen

ook te laten meebeslis-

sen over het beleid van

de school.

Daarnaast wil men

stimuleren dat de

school ook meer gaat

samenwerken met

zelforganisaties die de

integratie en participa-

tie van ouders in de

buurt stimuleren.

Het platform wil dat

ouders en scholen

partners zijn.

Sterke punten: ze

kennen het veld heel

goed, ze kennen de

beleidsmedewerkers

van de gemeenten.

Ze kunnen snel

reageren en hebben

knowhow.

80 Lokaal platform Structuur Cultuur Bereidheid Vaardigheid Strategie Kwaliteit

7.Schiedam

Werkzaam sinds

2006.

Platform heeft 17

leden: 12 actieve

en 5 passieve leden

Grote intrinsieke

motivatie van

hoogopgeleide

platformleden;

deze zijn werk-

zaam in het

onderwijs, beleid,

en de communica-

tie.

‘Scholen wat

willen jullie

eigenlijk van

ouders?’

Vergaderruimte in het

stadhuis. Na zo’n twee

jaar heeft men de zaken

op de rails en is er meer

duidelijkheid over de

plaats binnen het netwerk

van organisaties.

Er zijn contacten gelegd

met basisscholen (brede

school, ouderconsulent;

hoe kunnen we vaders

bereiken?) en een school

voor voortgezet onder-

wijs.

Het platform ervaart te

weinig binding met

FORUM: men hoort te

weinig van het landelijk

platform en wat er speelt

in andere platforms. Dit

zou veel meer interactief

moeten zijn, men zou

veel meer (digitaal) van

elkaar moeten leren.

Landelijk moet men veel

meer vragen wat de

platforms willen en veel

meer faciliteiten ter

beschikking stellen.

Er is bijna geen commu-

nicatie tussen ouders en

school. De cultuur op

scholen is dat kritische

(allochtone) ouders als

vervelend en bedreigend

worden ervaren.

Men probeert aanbodge-

stuurd te werken. The-

ma’s zijn: transculturele

communicatie en meer

ouders in MR en OR.

Scholen zijn bang om

PAOO binnen te laten.

‘Scholen vergeten nogal

eens dat we vrijwilligers

zijn, in de eigen tijd

vergaderen, hulp en

faciliteiten nodig hebben.

Het is probleem: ouders

willen wel, maar weten

niet hoe. ‘Ouders kijken

vooral naar de ogen van

de docenten, durven niks

te vragen.’

In februari 2007 zijn alle

scholen in Schiedam

aangeschreven om

contact te leggen: geen

reactie.

September 2007 opnieuw

alle scholen aangeschre-

ven: 2 reacties met een

hulpvraag van scholen.

Probleem: scholen zien

allochtone ouders en het

platform (nog) niet als

partners.

Scholen zijn gesloten

organisaties.

Scholen zeggen wel dat

ze met ouders en het

platform willen, maar

reageren negatief en

defensief als ouders en

het platform contact

zoeken.

Onduidelijkheid bij

scholen wat ze zelf onder

ouderbetrokkenheid

verstaan en wat ze daar

mee willen.

Weinig of geen bereid-

heid bij scholen om een

ouderbeleid te ontwikke-

len.

Ouders willen wel

participeren, maar ze

weten niet hoe.

Platform wil een brug

slaan tussen ouders en

school: educatief partner-

schap.

De visie van het platform

is: signalen van scholen

en ouders opvangen, als

denktank/sparringpartner

van ouders en school

fungeren; een brug slaan,

partijen dichter bij elkaar

brengen.

Contacten met Dienst

Educatie & Welzijn. Het

platform is ingebed in het

bredeschooloverleg; 2

keer per jaar overleg.

Contacten met consulent

VVE, gemeente Rotter-

dam.

Er is een duidelijke visie

en doelen|: de communi-

catie tussen ouders en

school dient veel meer

kindgericht te worden.

Van VVE naar v.o. moet

er een doorgaande lijn

zijn in het beleid m.b.t.

ouderbetrokkenheid

/participatie.

Intakegesprekken met

ouders i.p.v. de klassikale

benadering aan het begin

van het schooljaar. Geen

10-minutengesprekken

maar half-uurgesprekken.

3 keer per jaar ouderge-

sprekken, gekoppeld aan

rapportbesprekingen.

Huisbezoek om bv. Cito-

toetsen te bespreken.

Schoolteams moeten

consequent meer tijd aan

ouders besteden. Instellen

van ouderconsulent.

Meer maatwerk, ouders

en scholen moeten veel

meer van elkaar leren;

overheid moet veel meer

postbus 51 activiteiten

ontplooien; meer ouders

in het schoolbestuur.

81

Lokaal platform Structuur Cultuur Attitude Vaardigheid Strategie Kwaliteit

8. Tilburg

Platform actief

sinds december

2007.

17 leden (afkom-

stig uit Suriname,

Turkije, Marokko

en de Antillen.

Zo’n 5 –6 leden

zijn actief.

‘Bij tegenslagen

de uitgezette lijn

voor ogen hou-

den.’

De Twern is een organisa-

tie voor maatschappelijke

diensten in Tilburg en

regio. Deze houdt zich

onder andere bezig met

opvoedingsondersteuning

en het vergroten van de

betrokkenheid van ouders

bij het onderwijs. Het

platform probeert zich een

plaats te verwerven in het

begeleidingsaanbod binnen

de gemeente. Bestuur en

leden vergaderen 1 keer in

de 3 weken. Twee leden

zijn werkzaam bij het

Centrum voor Buitenland-

se Vrouwen, waar de

vergaderingen plaats

vinden. Via deze leden

wordt het platform ook

uitgenodigd deel te nemen

aan activiteiten over

ouderbetrokkenheid.

Het platform heeft met 8

scholen contact. Met 4

scholen (1 VVE, 1 bao en

2 vo) zijn activiteiten

georganiseerd. Laatste

bijeenkomst was een

verdiepingsavond, novem-

ber 2008. Aanwezig: 2

leden van 2 schoolteams,

25 ouders, leden platform

en gemeente.

Het platform stopt eind

2009. Misschien daarna

professionaliseren,

afhankelijk van welwil-

lendheid van leden.

Platform wil activiteiten

ontplooien op het gebied

van communicatie (om-

gaan met andere normen

en waarden), voorlichting

geven over het Nederland-

se schoolsysteem en

inloopochtenden organise-

ren.

De werving van nieuwe

leden is een vast agenda-

punt tijdens platformver-

gaderingen. Men is

gedreven bezig: ‘Overal

waar we komen proberen

we nieuwe leden te werven

voor het platform’.

Er is voor het werven van

nieuwe leden contact

gezocht met allochtone

zelforganisaties.

Leden van het platform

hebben in eerste instantie

contact opgenomen met

(probleem)scholen;

telefonisch, want via de

mail werkt niet.

Leden van het platform

beschikten niet over de

vaardigheden om efficiënt

contacten te leggen met

scholen. Het maken van

een eerste afspraak heeft

drie maanden geduurd. Bij

scholingsdagen van

FORUM is het plan van

aanpak voor de benadering

van scholen besproken.

Men probeert bij tegensla-

gen de uitgezette lijn voor

ogen te houden en resul-

taatgericht te werken.

Forum zorgt voor onder-

steuning: geeft subsidie

(€5000 per jaar) welke

vooral gebruikt wordt voor

de vergaderlocatie.

De projectmedewerker van

FORUM die altijd bij

vergaderingen aanwezig

is, zorgt voor continuïteit

van het project.

82 Lokaal platform Structuur Cultuur Bereidheid Vaardigheid Strategie Kwaliteit

9. Utrecht

Werkzaam sinds

2006.

4-5 actieve leden; 4-

5 niet actieve leden.

Voorzitter is jurist

met adviseurserva-

ring.

‘Kracht van het

lokale platform is het

netwerk.’

Wil een duurzame

samenwerkingsrela-

tie met scholen

opstarten en daar

planmatig aan

werken.

Uitdaging: doorbre-

ken van problemen

die inherent zijn aan

vrijwilligerswerk:

kwaliteit, continuï-

teit.

Het landelijk platform

heeft geen toegevoegde

waarde voor het lokale

platform, faciliteert het

niet.

De leden van het lokale

platform spannen zich in

om netwerken te ont-

wikkelen, contacten te

leggen met de afdeling

onderwijs en de wethou-

der.

Men tracht te participe-

ren in lopende projecten,

bv. bij de kruisbestuiving

van witte gymnasia en

zwarte vmbo’s.

Het lokale platform is

echter te klein om

effectief te kunnen

functioneren (te weinig

resources).

‘Zonder FORUM zijn

we nergens, maar we

krijgen van hen te weinig

professionele support.’

Het platform wil haar

leden verbinden aan een

‘code of conduct’ om

kwaliteit te leveren.

Visie platform op

schoolcultuur: scholen

willen pas met ons

samenwerken als ze

voordeel zien, als we

hun pijn kunnen wegha-

len.

Doel is het vergroten van

het bewustzijn van

nieuwe docenten door

gastlessen te geven op

lerarenopleiding en

Pabo.

Van belang is om de

media goed te gebruiken

om bekendheid aan het

platform te geven. ‘De

gemeente, welzijnsin-

stanties, scholen en

ouders moeten je

kennen. Je bent een

interessante vertegen-

woordiger die praat met

beleidsbepalers op het

ministerie. Je moet een

verhaal hebben. Hebben

jullie ruimte? Hebben

jullie kopij nodig? Je

moet de code kennen.’

Er is contact opgenomen

met een zwarte school;

in een open gesprek is

gevraagd waar het

platform mee kon

helpen. In overleg met

de directie is vastgesteld

dat er grote gaten in het

ouderbeleid zitten. De

school heeft een pro-

jectmanager aangesteld

en is het aanspreekpunt

van het platform.

Ouders in het platform

dienen over de kwalitei-

ten te beschikken om

zelfstandig een gesprek

te voeren met een

schooldirecteur.

Hoe start je een samen-

werking met een school?

Voorzitter van het

platform gaat een cursus

bij de VOO volgen. Hij

wil deze cursus vervol-

gens voor andere

platforms geven.

Het doel is om vanuit

een visie op educatief

partnerschap (‘ideeën-

plaatje’ op basis waarvan

activiteiten ontwikkeld

kunnen worden) strate-

gieën te ontwikkelen.

Verhogen ouderbetrok-

kenheid; samenwerking

met scholen realiseren;

Belangrijk dat het in het

schoolplan wordt

opgenomen

Focus op zwarte school

die aan het verwitten is

en school met alleen

vmbo.

Aandachtspunten:

ouderbetrokkenheid op

de agenda zetten bij

scholen (en andere

instanties), stimuleren

dat huisbezoeken worden

afgelegd, certificeren

van oudervriendelijke

scholen, segregatie

tegengaan, stimuleren

aanstelling van meer

allochtone leerkrachten.

Leden van het platform

bereiden zich zeer goed

voor op de gesprekken

met scholen. Geven

presentaties/gastcolleges

op de lerarenopleiding.

Men onderkent dat het

een langdurig proces is

om iets te bereiken wat

betreft beleidswijzigin-

gen van scholen.

Men wil het eigen

netwerk uitbreiden om

het aantal leden van het

platform te vergroten.

Het is lastig de juiste

mensen te vinden die

willen/kunnen praten

met directies, leraren en

ouders. Het liefst goed

opgeleide mensen.

83

Lokaal platform Structuur Cultuur Attitude Vaardigheid Strategie Kwaliteit

10. Venlo

Werkzaam sinds

2006.

Leden: 18-20 ouders,

waarvan de helft

actief is.

‘We beginnen klein

en denken groot; dan

komt het allemaal

goed.’

Het platform vergadert 1

keer in de maand. Het

aantal aanwezige leden

wisselt in verband met

werksituatie.

Het platform heeft een

uitgebreid netwerk: veel

contacten met stichtin-

gen en maatschappelijke

organisaties in nabije

omgeving op het gebied

van onderwijs en zorg.

De ouders gebruiken het

netwerk op de scholen

van hun kinderen om

ook met doorsnee ouders

contact te l eggen over

het platform.

De wethouder onder-

steunt de activiteiten van

het platform. Is zelf

initiatiefnemer voor

‘Kleurrijk Venlo’ met als

doel de samenleving

meer kleur te geven,

Samen met ‘Kleurrijk

Venlo’ heeft het plat-

form discussie-avonden

georganiseerd, waarbij

niet alleen ouders, maar

ook gemeenteraadsleden,

en leden van de Provin-

ciale Staten aanwezig

waren.

De scholen zijn erg

enthousiast over de

activiteiten van het

platform. Het platform

organiseert 2 keer per

jaar bijeenkomsten die

gemiddeld bezocht

worden door 30-40

ouders. Op deze bijeen-

komsten worden ouders

geïnformeerd en bewust

gemaakt van het belang

van ouderparticipatie.

Leden van het platform

ervaren de studiedagen

van FORUM, waar

knelpunten en mogelijke

oplossingen voor hun

werkzaamheden worden

besproken, als zeer

positief.

Het platform heeft

allereerst de scholen van

de kinderen van de leden

benaderd. Met 7 scholen

(4 bao en 3 vo). zijn er

intensieve contacten

Tijdens gesprekken met

scholen draagt het

platform instrumenten

aan uit de database van

PAOO die de scholen

kunnen gebruiken om

hun relatie met allochto-

ne ouders te verbeteren.

Het platform vervult een

intermediaire functie.

Het platform wil ouders

in de eigen taal informe-

ren over het belang van

ouderbetrokkenheid en

-participatie.

Het platform geeft

voorlichting over het

onderwijssysteem, leert

ouders om het onderwijs

van hun kinderen

kritisch te volgen en wil

de communicatie tussen

school en ouders

verbeteren.

Het platform organiseert

in samenwerking met

scholen voorlichtings-,

debat- en discussieavon-

den over achterstanden,

diversiteitsbeleid.

schooluitval en betrok-

kenheid allochtone

ouders.

84

Bijlage 2 – Geraadpleegde literatuur

Alting, D, Bouwens, J., & Keijsers, J. (2003). Het evalueren van community interven-

ties. Resultaten en conclusies van een reviewstudie naar onderzoeksmethoden en

meetinstrumenten. Utrecht: NIGZ/Centrum voor Review & Implementatie.

Berkman, L., & Glass, T. (2000). Social integration, social networks, social support,

and health. In L. F. Berkman & I. Kawachi (Eds.), Social epidemiology (pp. 137-

173). New York: Oxford University Press.

Bracht, N. (Eds.) (1999). Health promotion at the community level. New advances.

Thousand Oakes: Sage publications.

Bronneman-Helmers, H., & Taes, C. (1999). Scholen onder druk. Sociale en culturele

studies 28. Den Haag: SCP.

Davies, D., & Johnson, V. (Eds.) (1996). Crossing boundaries with action research: A

multinational study of school-family-community collaboration. International

Journal of Educational Research, 25, (1), 75-105.

Epstein, J. (2001). School, family and community partnerships. Preparing educators

and improving schools. Boulder, CO: Westview Press.

FORUM (2005). Projectplan Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO).

Utrecht: FORUM.

Harting, J., & Assema, P. van (2007). Community projecten in Nederland. De eeuwi-

ge belofte? Groningen: Universiteit Groningen.

Heaney CA, Israel BA. 2002. Social networks and social support. In: Health Behavior

and Health Education: Theory, Research and Practice (Glanz K, Rimer BK,

Lewis FM, eds). San Francisco:John Wiley & Sons, Inc., 185-209.

Ho Sui Chu, E. (2007). Building trust in elementary schools: the impact of home

school community collaboration. International Journal about Parents in Educati-

on, 1, (0), 8-20.

Karsten, S., Jong, U. de, Ledoux, G., & Sligte, H. (2006). De positie van ouders en

leerlingen in het governancebeleid. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.

Koelen, M., Vaandrager, L., & Colomer, C. (2001). Health promotion research: Di-

lemmas and challenges. Journal of Epidemiology and Community Health, 55,

257-262.

Landelijk Platform Allochtone Ouders & Onderwijs (2008a). Betrokken ouders, open

scholen. Utrecht: FORUM.

Landelijk Platform Allochtone Ouders & Onderwijs (2008b). Betrokken ouders, open

scholen. Verslag landelijk congres PAOO, zaterdag 31 mei 2008. Utrecht: FO-

RUM.

Luijpers, E., & Keijsers, J. (2001). Participatie. Tijd voor gezond gedrag: Bevorderen

van gezond gedrag bij specifieke groepen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

85

Martinez-Gonzalez, R., & Rodriquez-Ruiz, B. (2007). Assessing parents’ satisfaction

with their parental role for a more effective partnerships between families and

schools. International Journal about Parents in Education, 1, (0), 21-29.

Miles, M., & Huberman, A. (1994). Qualitative data analysis: An expanded source-

book. Thousand Oaks: Sage Publications.

Ministerie van OCW (2005). Brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Weten-

schap, 14 november 2005. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en We-

tenschap.

Mittelmark, M. (2001). Investing in communities: principle, panacea or placebo?

TSG-Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 79, 532-535.

Montandon, C. (1997). Les familles et l’ecole ou panacee? Genève: Université de

Genève.

Onderwijsraad (2006a). Duurzame onderwijsrelaties. Hoe kan partnerschap tussen de

school en de omgeving verantwoord vorm krijgen? Den Haag: Onderwijsraad.

Onderwijsraad (2006b). Een vlechtwerk van opvang en onderwijs. Den Haag: Onder-

wijsraad.

Onderwijsraad. (2007). Onderwijs en sociale samenhang: De stand van zaken. Den

Haag: Onderwijsraad.

PAOO. Betrokken ouders, open scholen. Visie op een betere samenwerking tussen

allochtone ouders en leerkrachten), zoals: Utrecht: PAOO, 2008.

PAOO (2005). Projectplan Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO).

Utrecht: FORUM.

PAOO (2006). Notulen eerste kennismakingsbijeenkomst, Landelijk Platform Alloch-

tone Ouders en Onderwijs, d.d. 20 mei 2006 te Utrecht. Utrecht: FORUM.

PAOO (2008a). Betrokken ouders, open scholen. Visie op een betere samenwerking

tussen allochtone ouders en leerkrachten. Utrecht: FORUM/PAOO.

PAOO (2008b). Betrokken ouders, open scholen. Verslag landelijk congres PAOO,

31 mei 2008. Utrecht: FORUM/PAOO.

PAOO (2008c). Notulen. Bijeenkomst Landelijk Platform Allochtone Ouders en On-

derwijs, d.d. 14 juni 2008 te Utrecht. Utrecht: FORUM.

PAOO (2009). Hoofdlijnen activiteitenplan PAOO 2009. Platform Allochtone Ouders

en Onderwijs. Utrecht: FORUM.

Pelkmans, T., & Smit, F. (2000). Op weg naar zelfsturende teams in schoolorganisa-

ties; een oriënterend onderzoek in het middelbaar beroepsonderwijs. In J. Benders

& P. van Amelsvoort (Eds.), Zelfsturende teams in de dienstverlening (pp. 61-70).

Utrecht: Uitgeverij LEMMA.

Quinn, R. (1988). Beyond rational management. San Francisco/London: Jossey-Bass.

Ravn, B. (2003). Cultural and political divergences in approaches to cooperation

between home, school and local society in Europe. In S. Castelli, M. Mendel & B.

Ravn (Eds.), School, family, and community partnership in a world of differences

and changes (pp. 9-18) Gdansk: University of Gdansk.

86

Rychetnik, L., Frommer, M., Hawe, P., & Shiel, A. (2002). Criteria for evaluating

evidence on public health interventions. Journal of Epidemiology and Community

Health, 56, 119-127.

Smit, F., & Driessen, G. (2005). Parent-school-community relations in a changing

society: Bottlenecks, pitfalls and solutions. In R.-A. Martínez-Gonzáles, Ma. del

Henar Pérez-Herrero & B. Rodríguez-Ruiz (Eds.), Family-school-community

partnerships merging into social development (pp. 171-190). Oviedo: Grupo SM.

Smit, F., Sleegers, P., & Driessen, G. (2005). Ervaringen met zelfsturing binnen de

BVE-sector en het voortgezet onderwijs In Handboek Schoolorganisatie en On-

derwijsmanagement (pp. E4500-1-29). Alphen aan den Rijn: Samsom H.D.

Tjeenk Willink.

Smit, F., Esch, W. van, & Tiebosch, C. (1998). Oog voor intercultureel onderwijs.

Handreikingen. Nijmegen: ITS.

Smit, F., Driessen, G, Sluiter, R., & Brus, M. (2007). Ouders, scholen en diversiteit.

Ouderparticipatie en –participatie op scholen met veel en weinig achterstands-

leerlingen. Nijmegen: ITS.

Smit, F., Driessen, G, Sluiter, R., & Brus, M. (2008). Ouders en innovatief onderwijs.

Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op scholen met vormen van ‘nieuw le-

ren’. Nijmegen: ITS.

Smit, F. (1991). De rol van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Een onderzoek

naar vorm, inhoud en effecten van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Nij-

megen: ITS.

Stoker, J. (1998). Leidinggeven aan zelfstandige taakgroepen. Proefschrift. Enschede:

Universiteit van Twente.

Vlaar, P, Liefhebber, S. (2002). Coördinatie Vrijwilligerswerk. Taak- en competen-

tieprofiel. Utrecht: NIZW.

Wissema, J., Bouts, W., & Rutgers, B. (1996). Medezeggenschap op maat, van toet-

sende naar interactieve medezeggenschap. Assen: Van Gorcum.

Woudstra, M. (2008). Aan de slag! Instrumenten om de actieve betrokkenheid van

allochtone ouders bij het onderwijs te vergroten. Utrecht: FORUM/PAOO.

Wit, C. de (2009, in druk). Partnerschap tussen ouders en school. In F. Smit (Ed.),

Modernisering relatie ouders en school. Den Haag: Sdu Uitgevers.