View
227
Download
1
Category
Preview:
Citation preview
Leisure Management Onderwijs- en examenregeling 2014 – 2015
Stenden Hogeschool Rengerlaan 8
Postbus 1298
8900 CG Leeuwarden
Algemeen T (058) 2441441
info@stenden.com
Opleiding T (058) 2441253
2
Onderwijs- en examenregeling 2014 – 2015
Vrijetijdsmanagement BBA voltijd/duaal,
crohonummer 34438
Vrijetijdsmanagement Associate Degree voltijd/duaal,
crohonummer 80040 Advies afgegeven door Opleidingscommissie, d.d. 13/06/2014
Instemming verleend door Centrale Medezeggenschap, d.d. 03/07/2014
Vastgesteld door het College van Bestuur, d.d. 08/07/2014
NB:
Uniformiteit Onderwijs- en Examenregeling (OER)
1. Deze OER bevat artikelen in de hoofdstukken 1 t/m 8 die voor een opleiding wel of
niet van toepassing zijn. In geval een artikel(lid) niet van toepassing is wordt dit bij
het betreffende artikel(lid) aangegeven.
3
Inhoudsopgave
1 Algemeen 5
Art. 1 Begripsbepalingen
Art. 2 Reikwijdte van de regeling
Art. 3 Vaststelling en looptijd van de regeling
2 Toelating tot de opleiding 8
Art. 1 Vooropleidingseisen voor opleidingen
Art. 2 Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen
Art. 3 Aanvullend onderzoek ex. art. 7.25 lid 5 WHW
Art. 4 Aanvullende eisen
Art. 5 Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een vwo-diploma
Art. 6 Toelating tot speciaal traject als bedoeld in art. 7.9b WHW
Art. 7 Colloquium doctum (toelatingsonderzoek 21 jaar en ouder)
Art. 8 Eisen werkkring voor de deeltijdopleidingen
Art. 9 Toelating duaal onderwijs, eisen werkkring
Art. 10 Vrijstelling van vooropleidingseisen op grond van andere diploma’s
ex. art. 7.28 WHW
Art. 11 Aanvullend onderzoek ex. art. 7.28 lid 3 en 4
Art. 12 Toelating tot de post-propedeutische fase
Art. 13 Doorstroom Associate degree
Art. 14 Rechtsbescherming
3 Onderwijsprogramma 15
Art. 1 Beoordeling Onderwijs- en examenregeling
Art. 2 Doelstelling van de opleiding
Art. 3 Inrichting en studielast van de opleiding
Art. 4 Voertaal in het onderwijs
Art. 5 Voorzieningen voor student met functiebeperking
Art. 6 Samenstelling van de propedeutische fase
Art. 7 Samenstelling van de post-propedeutische fase
Art. 8 Samenstelling Associate-degreeprogramma
Art. 9 Minor
Art. 10 Studeren in het buitenland
4 Examens en getuigschriften 19
Art. 1 De examens van de opleiding
Art. 2 Toekenning graden
Art. 3 Getuigschriften
Art. 4 Toekenning van getuigschriften
Art. 5 Ondertekening getuigschriften
Art. 6 Data van de uitslag en uitreiking getuigschriften
Art. 7 Cum Laude-regeling
Art. 8 Verklaringen
Art. 9 Grading Table van de opleiding
Art. 10 Rechtsbescherming
5 Tentamens, toetsen en beoordelen 24
Art. 1 Vorm van de tentamens en toetsen
Art. 2 Volgorde van tentamens en toetsen
4
Art. 3 Tijdvakken en frequentie van tentamens en toetsen
Art. 4 Gestelde eisen tentamens en toetsen
Art. 5 Inschrijvingsprocedure voor tentamens en toetsen
Art. 6a Praktische gang van zaken bij schriftelijke tentamens en toetsen
Art. 6b Praktische gang van zaken bij digitale tentamens en toetsen
Art. 7 Mondelinge tentamens en toetsen
Art. 8 Vaststelling van de beoordelingen
Art. 9 Normering van de beoordelingen
Art. 10 Het verlenen van vrijstellingen
Art. 11 Toekenning van studiepunten
Art. 12 Vastlegging en bekendmaking van de beoordelingen
Art. 13 Geldigheidsduur van studieresultaten
Art. 14 Inzage van tentamens en toetsen
Art. 15 Bewaring van afgelegde tentamens en toetsen
Art. 16 Fraude en plagiaat
Art. 17 Intellectueel eigendom
Art. 18 Rechtsbescherming
6. Studieloopbaanbegeleiding en Studieadvies 36
Art. 1 Studieloopbaanbegeleiding
Art. 2 Studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving aan dezelfde
opleiding aan dezelfde instelling
Art. 3 Studieadvies aan het einde van het tweede jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding
aan dezelfde instelling
Art. 4 Voorwaarden Bindend Studieadvies met afwijzing (BSA)
Art. 5 Gevolgen bindend studieadvies met afwijzing (BSA)
Art. 6 Doorstroom van propedeutische fase naar postpropedeutische fase
Art. 7 Verwijzing in de postpropedeutische fase
Art. 8 Rechtsbescherming
7. Examencommissie 41
Art. 1 Instelling en samenstelling Examencommissie
8. Slot- en invoeringsbepalingen 42
Art. 1 Hardheidsclausule
Art. 2 Onvoorziene omstandigheden
Art. 3 Bekendmaking van de regeling
Art. 4 Citeertitel, inwerkingtreding Bijlage A: Structuur en beroepscompetenties van de opleiding Leisure Management
BBA en AD voltijd 44
Bijlage B: Structuur en beroepscompetenties van de opleiding Leisure Management
BBA en AD duaal 45
Bijlage C: Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor
de BB en AD opleiding voltijd 48
Bijlage D Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor
de BBA en AD opleiding duaal 58
Bijlage E Uitwerking competenties AD 68
Bijlage F Praktische regels voor de opleiding Vrijetijdsmanagement 2014-2015. 76
Bijlage G Toelichting op Grading table. 82
5
1 Algemeen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
afstudeerrichting: een specialisatie binnen de opleiding als bedoeld in artikel 7.13 WHW,
niet zijnde een Associate-degreeprogramma of een minor; Associate-degreeprogramma: programma als bedoeld in artikel 7.8a WHW met een
studielast van tenminste 120 studiepunten;
bezwaar, beroep en klachtenloket: faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW;
college van beroep voor de examens: college als bedoeld in artikel 7.60 WHW;
college van bestuur: het instellingsbestuur als bedoeld in artikel 1.1 en 10.8 WHW;
competentie: een integraal geheel van beroepskennis, -houding en -vaardigheden die een
persoon nodig heeft om binnen relevante beroepscontexten adequaat te kunnen
functioneren;
EVC: eerder verworven competenties examen: afsluitend onderdeel van een opleiding als bedoeld in artikel 7.3 WHW of de propedeutische fase als bedoeld in artikel 7.8 WHW;
examencommissie: commissie als bedoeld in artikel 7.12 WHW;
examinator: persoon als bedoeld in artikel 7.12c WHW, niet zijnde een student of
extraneus;
extraneus: degene die als extraneus als bedoeld in artikel 7.32 en 7.36 WHW is
ingeschreven bij de opleiding die voltijds of deeltijds is ingericht;
gedragscode internationale student: gedragscode internationale student hoger onderwijs, zoals deze geldt per 1 maart 2013;
instelling: Stenden Hogeschool;
les-, toets- en tentamentijden: 8.00 uur tot 21.30 uur.
centrale medezeggenschapsraad: raad als bedoeld in artikel 10.17 WHW;
minorprogramma: een samenhangend keuzeprogramma van in totaal 30
studiepunten, dat gevolgd wordt in de postpropedeutische fase, niet zijnde een
afstudeerrichting;
onderwijseenheid: onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.3 WHW, die in samenhang
met andere onderwijseenheden het onderwijsprogramma van de opleiding vormt, waaraan
één eindbeoordeling is verbonden. Een onderwijseenheid kan betrekking hebben op een
praktische oefening;
6
opleidingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 10.3c WHW;
opleidingsjaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van
het daaropvolgende kalenderjaar en, indien men zich inschrijft per 1 februari, het tijdvak
dat aanvangt op 1 februari en eindigt op de laatste dag van februari van het
daaropvolgende kalenderjaar;
opleidingsvariant: een opleiding kan in de voltijd-, deeltijd- en/of duale variant
aangeboden worden;
post-propedeuse: de hoofdfase van de opleiding direct volgend op de propedeuse;
praktische oefening: een onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.3 lid 2 WHW waarin de
nadruk ligt op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening en op de
beroepsuitoefening in verband met het onderwijs in een duale opleiding, voor zover deze
activiteiten onder begeleiding van de instelling plaatsvinden. Een praktische oefening kan
vormgegeven zijn in een project, werkstuk, of ontwerp, scriptie, mondelinge presentatie,
doorlopen van een stage, deelname aan excursie, werken in (thema)groepen; programma: het samenhangend geheel van onderwijseenheden verzorgd door de
opleiding;
propedeuse: propedeutische fase van de opleiding, als bedoeld in artikel 7.8 WHW;
progRESS: studenten informatie systeem;
schooldag:alle dagen die in de jaarplanning doorgaans niet als vakantiedagen, zaterdagen,
zondagen of reguliere feestdagen zijn aangeduid, zijn schooldagen, waarbij de zaterdag
uitsluitend bestemd mag worden voor afname van tentamens en of toetsen en of examens. School-/Cluster en Staf Medezeggenschapsraad: raad bedoeld als in artikel 10.25 WHW.
student: degene die als student als bedoeld in artikel 7.32 WHW is ingeschreven bij de
instelling;
studentenstatuut: statuut als bedoeld in artikel 7.59 WHW;
studiejaar: het wettelijk studiejaar dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31
augustus van het daaropvolgende kalenderjaar;
studieloopbaanbegeleider/studiecoach/studiebegeleider: degene die namens de
opleiding is aangewezen om de student te begeleiden in zijn studie, keuze- en planningsprocessen, gericht op een effectieve studievoortgang;
studiepunt: eenheid voor berekening van de studielast als bedoeld in artikel 7.4 WHW,
waarbij 1 studiepunt gelijk staat aan 28 studiebelasingsuren;
7
tentamen: een onderzoek naar kennis, inzicht, vaardigheden als bedoeld in artikel 7.3 en
7.10 WHW, waarvan de uitkomst in een beoordeling wordt uitgedrukt en die de afsluiting
vormt van een onderwijseenheid;
toets: een onderdeel van een tentamen waaraan een beoordeling door een examinator is
verbonden;
WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Artikel 2 Reikwijdte van de regeling
1. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de
bacheloropleiding Vrijetijdsmanagement voltijd, crohonummer 34438,
Vrijetijdsmanagement duaal, crohonummer 34438,
Vrijetijdsmanagement (duaal) Associate Degree, crohonummer
80040, verder te noemen: de opleiding.
2. Deze regeling is van toepassing op de studenten en extraneï die staan ingeschreven
bij de opleiding en op aspirant-studenten en -extraneï die verzoeken om toegelaten
te worden tot de opleiding.
3. Wordt de opleiding aangemerkt als een gezamenlijke opleiding, dan is deze regeling
onverkort van toepassing, tenzij in de overeenkomst die aan de gezamenlijke
opleiding ten grondslag ligt anders is bepaald.
4. Kent de opleiding een of meer afstudeerrichtingen, dan is deze regeling onverkort
van toepassing, tenzij in de overeenkomst(en) die aan deze afstudeerrichting(en)
ten grondslag lig(t)(en)anders is bepaald.
5. Een Associate-degreeprogramma (croho 80040) is onderdeel van de bachelor
opleiding.
Artikel 3 Vaststelling en looptijd van de regeling
1. Deze Onderwijs- en examenregeling wordt, gehoord de centrale
medezeggenschapsraad conform artikel 10.20 WHW, vastgesteld door het College
van Bestuur.
2. De opleidingscommissie wordt jaarlijks tijdig in de gelegenheid gesteld deze regeling
te beoordelen en daarover advies uit brengen aan de Head of School. De
opleidingscommissie zendt een afschrift van dit advies aan de School-/Cluster en
Staf Medezeggenschapsraad (SCMR en SMR).
3. De regeling geldt voor de duur van een studiejaar. Gedurende het studiejaar kan de
regeling niet worden gewijzigd, tenzij dit als gevolg van overmacht noodzakelijk is en
studenten daar niet onevenredig door worden benadeeld. Een tussentijdse wijziging
behoeft de voorafgaande instemming van de Head of School; de bepalingen in dit
artikel zijn alsdan van overeenkomstige toepassing.
8
2 Toelating tot de opleiding
WHW: 7.8a, 7.24, 7.25, 7.26, 7.27, 7.28, 7.29.
Artikel 1 Vooropleidingseisen voor opleidingen
1. Voor de inschrijving voor een opleiding in het hoger onderwijs geldt als
vooropleidingseis het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk
onderwijs (vwo) of hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) of een diploma van
een middenkaderopleiding of van een specialistenopleiding als bedoeld in artikel
7.2.2, eerste lid, van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) (mbo-niveau 4).
Met een diploma bedoeld in de eerste volzin wordt voor de toepassing van dit lid
gelijkgesteld het diploma van de bij ministeriële regeling aangewezen
vakopleidingen, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder c, van de WEB.
Artikel 2 Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen
1. De volgende diploma's van middelbaar beroepsonderwijs (mbo niveau 4), hoger
algemeen voortgezet onderwijs (havo) en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
(vwo) geven rechtstreeks toegang tot de opleiding, waarbij op grond van een
ministeriële regeling eisen aan het vakkenpakket kunnen worden gesteld:
a. mbo-diploma niveau 4;
b. havo-diploma, profiel natuur en techniek, geen eisen aan het vakkenpakket;
c. havo-diploma, profiel natuur en gezondheid, geen eisen aan het vakkenpakket;
d. havo-diploma, profiel economie en maatschappij [geen eisen aan het vakkenpakket;
e. havo-diploma, profiel cultuur en maatschappij, mits economie of m&o in het
vakkenpakket;
f. vwo-diploma, profiel natuur en techniek, [geen eisen aan het vakkenpakket;
g. vwo-diploma, profiel natuur en gezondheid, [geen eisen aan het vakkenpakket;
h. vwo-diploma, profiel economie en maatschappij, [geen eisen aan het vakkenpakket;
i. vwo-diploma, profiel cultuur en maatschappij, mits economie of m&o in het
vakkenpakket.
De diploma’s vermeld onder de letters b tot en met i hebben betrekking op profielen
havo/vwo die gelden vanaf 1 augustus 2007.
9
Artikel 3 Aanvullend onderzoek ex. art. 7.25 lid 4 WHW
1. Het College van Bestuur kan bepalen dat de bezitter van een diploma genoemd in
artikel 1, die niet voldoet aan de in dit artikel 2 genoemde voorwaarden, toch wordt
ingeschreven, onder de voorwaarde dat blijkens een onderzoek wordt voldaan aan
inhoudelijk daarmee vergelijkbare eisen. Aan deze eisen moet zijn voldaan voor de
aanvang van de opleiding.
2. In geval van een aanvullend onderzoek wordt de kennis van de vereiste vakken dan
wel het vereiste niveau, genoemd in artikel 2, getoetst.
Artikel 4 Aanvullende eisen (Dit artikel is niet van toepassing)
1. Indien de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop een opleiding voorbereidt,
dan wel de organisatie en de inrichting van het onderwijs, specifieke eisen stelt ten
aanzien van kennis of vaardigheden die niet of niet in voldoende mate onderdeel zijn
van het voortgezet onderwijs of van het beroepsonderwijs, bedoeld in de Wet
voortgezet onderwijs, onderscheidenlijk specifieke eisen stelt ten aanzien van de
eigenschappen van de student, kunnen bij ministeriële regeling in verband daarmee
eisen worden gesteld in aanvulling op de eisen, bedoeld in artikel 1.
Het College van Bestuur stelt een regeling vast voor de selectiecriteria en -procedure.
De selectiecriteria kunnen uitsluitend eisen bevatten die direct verband houden met de
gronden, bedoeld in de eerste volzin. Dit lid is niet van toepassing op opleidingen op
het gebied van de kunst en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst.
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld ten aanzien van welke
opleidingen het eerste lid toepassing kan vinden, alsmede op welke kostensoorten het
betrekking heeft en welke bedragen ten hoogste kunnen worden gevorderd.
Artikel 5 Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een vwo-
diploma (Dit artikel is niet van toepassing)
1. Een College van Bestuur kan binnen een bacheloropleiding in het hoger
beroepsonderwijs een versneld traject aanbieden dat toegankelijk is voor studenten
met een diploma als bedoeld in artikel 7.24, tweede lid WHW, onder a of b dan wel een
op grond van artikel 7.28, tweede lid WHW, bij ministeriële regeling als ten minste
gelijkwaardig aangemerkt onderscheidenlijk naar het oordeel van het College van
Bestuur daaraan tenminste gelijkwaardig diploma. Een student die aan de in de eerste
zin bedoelde voorwaarde en de overige voorwaarden voor inschrijving voldoet, wordt
voor een versneld traject ingeschreven indien hij daarom verzoekt.
2. Het College van Bestuur kan besluiten ook een andere student dan degene, bedoeld in
het eerste lid, tot het versnelde traject toe te laten indien hij naar het oordeel van het
College van Bestuur blijk heeft gegeven van geschiktheid voor dat traject.
3. In afwijking van artikel 7.4b, eerste lid WHW, bedraagt de studielast voor een versneld
traject 180 studiepunten.
10
Artikel 6 Toelating tot speciaal traject als bedoeld in art. 7.9b WHW (Dit
artikel is niet van toepassing)
1. Indien het College van Bestuur binnen een opleiding een speciaal traject aanbiedt dat
gericht is op het behalen van een hoger kennisniveau van studenten, kan selectie
worden toegepast.
2. Het College van Bestuur stelt regels vast met betrekking tot de selectie, bedoeld in het
eerste lid.
Het betreft de volgende regels:
[invullen regels waaronder in ieder geval:
* cognitieve en non-cognitieve criteria;
* relatie selectiecriteria en opleidingsprofiel;
* gemotiveerd toelaten of afwijzen.]
Artikel 7 Colloquium doctum (toelatingsonderzoek 21 jaar en ouder)
1. Het College van Bestuur kan personen van eenentwintig jaar en ouder die niet voldoen
aan de vooropleidingseisen genoemd in artikel 1, noch daarvan krachtens art. 7.28
WHW zijn vrijgesteld, van die vooropleidingseis vrijstellen, indien zij bij een onderzoek
door een door het College van Bestuur in te stellen commissie hebben blijk gegeven
van geschiktheid voor het desbetreffende onderwijs en van voldoende beheersing van
de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs.
2. De bij het onderzoek als bedoeld in lid 1 te stellen eisen van de opleiding zijn: er zijn
geen speciale eisen van de opleiding.
3. Het College van Bestuur kan ten aanzien van een bezitter van een buiten Nederland
afgegeven diploma dat in het eigen land toegang geeft tot een opleiding aan een
instelling voor het hoger onderwijs, afwijken van de in lid 1 genoemde leeftijdsgrens.
Van die leeftijdsgrens kan het College van Bestuur ook afwijken, indien in bijzondere
gevallen geen diploma kan worden overlegd.
Artikel 8 Eisen werkkring voor de deeltijdopleidingen (Dit artikel is niet van
toepassing)
1. Het College van Bestuur kan met het oog op de inschrijving voor een deeltijdse
opleiding eisen omtrent het verrichten van werkzaamheden tijdens het volgen van de
opleiding stellen.
2. In het geval het College van Bestuur werkzaamheden aanmerkt als
onderwijseenheden, kunnen er eisen gesteld worden aan de werkzaamheden.
11
Artikel 9 Toelating duaal onderwijs, eisen werkkring
1. Extraneï worden niet toegelaten tot een duale opleiding.
2. De beroepsuitoefening van een duale opleiding vindt plaats op basis van een
overeenkomst, namens de instelling gesloten door de opleiding, de student en het
bedrijf of de organisatie waar het beroep in de praktijk wordt uitgeoefend.
3. De overeenkomst als bedoeld in het tweede lid omvat tenminste bepalingen over: de
duur van de overeenkomst en de tijdsduur van de periode of perioden van de
beroepsuitoefening, de begeleiding van de student, het deel van de kwaliteiten op
het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student bij beëindiging van de opleiding moet hebben verworven en die tijdens de beroepsuitoefening dienen te
worden gerealiseerd, alsmede de beoordeling daarvan, en de gevallen waarin en de
wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden.
4. Degene die tot een duale opleiding wenst te worden toegelaten dient op het moment
van toelating, dan wel uiterlijk zes maanden nadien te beschikken over een
overeenkomst als bedoeld in het tweede lid. Wordt niet voldaan aan de eis als
bedoeld in de vorige volzin, dan wordt betrokkene geacht niet te voldoen aan de
voorwaarden om aan de duale opleiding deel te nemen. Dit betekent dat de
Examencommissie alsdan kan besluiten de student de toegang tot de duale opleiding
te ontzeggen. Over een besluit als bedoeld in de vorige volzin wordt de student
schriftelijk geïnformeerd.
5. Wordt een overeenkomst als bedoeld in het tweede lid voortijdig beëindigd als gevolg
van toerekenbaar verzuim van de student, dan wordt de student eenmalig voor een
periode van maximaal zes maanden in de gelegenheid gesteld een nieuwe
overeenkomst te sluiten als bedoeld in het tweede lid. Lukt dit niet, dan wordt de
student geacht niet meer te voldoen aan de voorwaarden om aan de duale opleiding
deel te nemen. Dit betekent dat de Examencommissie alsdan kan besluiten de
student de toegang tot dit onderwijs te ontzeggen. Over een besluit als bedoeld in de
vorige volzin wordt de student schriftelijk geïnformeerd.
Artikel 10 Vrijstelling van vooropleidingseisen op grond van andere diploma’s
ex. art. 7.28 WHW
1. Degene aan wie een graad (bachelor of master) is verleend, en de bezitter van een
met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan een instelling voor hoger
onderwijs zijn vrijgesteld van de in artikel 1 bedoelde vooropleidingseisen,
onverminderd het vierde en vijfde lid van dit artikel.
2. Van de vooropleidingseisen is eveneens vrijgesteld degene die toegang heeft tot het
wetenschappelijk onderwijs of het hoger beroepsonderwijs in het land van een
verdragspartij die het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende
hoger onderwijs in de Europese regio (Trb. 2002, 137) heeft geratificeerd, onverminderd de bevoegdheid van het College van Bestuur om op grond van artikel
IV.1 van het genoemde verdrag een aanzienlijk verschil aan te tonen tussen de
algemene eisen betreffende de toegang op het grondgebied van het bedoelde land
waar de kwalificatie werd behaald en de algemene eisen bij of krachtens deze wet.
12
3. Het College van Bestuur, na advies van de Examencommissie, verleent vrijstelling van
de in artikel 1 bedoelde vooropleidingseis aan de bezitter van een al dan niet in
Nederland afgegeven diploma dat bij ministeriële regeling is aangemerkt als
tenminste gelijkwaardig aan het in het desbetreffende lid bedoelde diploma,
onverminderd het derde en vierde lid. Het College van Bestuur kan vrijstelling
verlenen aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat niet
in de eerste volzin genoemde ministeriële regeling is opgenomen, indien dat diploma
naar het oordeel van het College van Bestuur, na advies van de Examencommissie
tenminste gelijkwaardig is aan het bepaalde in artikel 1.
Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma betreft, kan het College van
Bestuur bepalen dat geen examens of onderdelen daarvan worden afgelegd dan
nadat ten genoegen van de desbetreffende Examencommissie het bewijs is geleverd
van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen
volgen van het onderwijs. Het College van Bestuur kan, na advies van de
Examencommissie tevens bepalen dat betrokkene niet wordt ingeschreven zolang het
in de voorgaande volzin bedoelde bewijs niet is geleverd.
4. Indien bij ministeriële regeling nadere vooropleidingseisen als bedoeld in artikel 7.25
WHW en opgenomen in artikel 2, zijn vastgesteld kan de bezitter van een diploma geen examens afleggen voordat hij op een door het College van Bestuur te bepalen
wijze op grond van een aanvullend onderzoek heeft aangetoond te beschikken over
de kennis en vaardigheden waarop de eisen, bedoeld in artikel 2 betrekking hebben.
5. Het College van Bestuur kan bepalen dat de bezitter van een diploma als bedoeld in
art. 1 niet kan worden ingeschreven indien dat bestuur van oordeel is dat de nadere
vooropleidingseisen, bedoeld in artikel 2 van dien aard zijn dat redelijkerwijs
verwacht kan worden dat niet tijdens het eerste jaar van inschrijving voor de
opleiding op grond van een aanvullend onderzoek als bedoeld in het vierde lid
aangetoond kan worden dat betrokkene beschikt over de kennis en vaardigheden
waarop die eisen betrekking hebben. Het College van Bestuur bepaalt op welke wijze
betrokkene op grond van een aanvullend onderzoek met het oog op de inschrijving
vrijgesteld kan worden van die eisen.
6. De bij het onderzoek, bedoeld in de leden 4 en 5, te stellen eisen zijn opgenomen in
art. 9.
Artikel 11 Aanvullend onderzoek ex. art. 7.28 lid 3 en 4 WHW
1. Indien de aspirant-student beschikt over een propedeutisch getuigschrift (hbo of
wo), een hbo-getuigschrift of een wo-getuigschrift, maar niet voldoet aan de nadere
vooropleidingseisen, genoemd in artikel 2, wordt in het aanvullend onderzoek de
kennis van de vereiste vakken dan wel het vereiste niveau, genoemd in artikel 2,
getoetst.
2. Indien een aspirant-student beschikt over een buitenlands diploma dat gelijkwaardig
is aan een havo, vwo-diploma maar niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen,
genoemd in artikel 2, wordt in het aanvullend onderzoek de kennis van de vereiste
vakken dan wel het vereiste niveau, genoemd in artikel 2, getoetst en worden er ten
aanzien van de beheersing van de Nederlandse taal of Engelse taal eisen gesteld.
13
3. Indien een aspirant-student als bedoeld in lid 2 zich wil inschrijven voor een
Nederlandstalige opleiding moet het diploma NT2-tweede niveau aantoonbaar zijn
behaald. In afwijking hierop kan voor een aspirant-student met een Duits
gelijkwaardig diploma van deze eis worden afgeweken.
4. Indien de aspirant-student als bedoeld in lid 2 zich wil inschrijven voor een
Engelstalige opleiding moet de aspirant-student aantoonbaar hebben voldaan aan
een IELTS score zes.
Onder een - met een IELTS-test score 6.0 te vergelijken - test wordt verstaan:
a. TOEFL10 Paper: 550;
b. TOEFL Computer: 213;
c. TOEFL Internet: 80:
d. TOEIC11: 670;
e. Cambridge ESOL12: CAE – C.
Artikel 12 Toelating tot de post-propedeutische fase
Een student kan op verschillende manieren rechtstreeks toegang krijgen tot de post-
propedeutische fase van een opleiding:
1. Voor de inschrijving voor een opleiding na het propedeutisch examen geldt als eis
het bezit van een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde propedeutisch
examen van die opleiding.
2. Het College van Bestuur kan vrijstelling verlenen van de in het eerste lid bedoelde
eis aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma, indien dat
diploma naar het oordeel van het College van Bestuur ten minste gelijkwaardig is
aan het in het eerste lid bedoelde getuigschrift. Indien het een buiten Nederland
afgegeven diploma betreft, kan het College van Bestuur daarbij bepalen dat geen
examens of onderdelen daarvan worden afgelegd dan nadat ten genoegen van de
desbetreffende Examencommissie het bewijs is geleverd van voldoende beheersing
van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs.
3. De Examencommissie kan, in afwijking van het eerste lid, aan degene die is
ingeschreven, op zijn verzoek, reeds de toegang tot het afleggen van een of meer
onderdelen van het afsluitend examen verlenen voordat hij het propedeutisch
examen van de desbetreffende opleiding met goed gevolg heeft afgelegd. Artikel 13 Doorstroom Associate degree
1. Een student aan wie een graad als bedoeld in art. 7.10b lid 1 WHW is verleend, heeft
het recht zijn bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs te vervolgen. Het
College van Bestuur kan daarbij voorschrijven welke onderwijseenheden binnen de
bacheloropleiding nog moeten worden gevolgd.
14
Artikel 14 Rechtsbescherming
1. Een (aspirant) student kan binnen zes weken na dagtekening tegen besluiten over de
toelating via Elf@stenden.com bezwaar maken bij het College van Bestuur. Alvorens
te beslissen wint het College van Bestuur advies in bij de Geschillen- en
Klachtenadviescommissie.
2. Tegen een beslissing op bezwaar staat beroep open bij het College van Beroep voor
het Hoger Onderwijs in Den Haag.
15
3 Onderwijsprogramma
WHW: 6.13, 7.2, 7.4, 7.4b, 7.7, 7.8, 7.8a, 7.8b, 7.9, 7.9b, 7.11, 7.13, 7.14.
Artikel 1 Beoordeling Onderwijs- en examenregeling
1. Het College van Bestuur draagt zorg voor een regelmatige beoordeling van de
Onderwijs- en Examenregeling (OER) en weegt daarbij, ten behoeve van de bewaking
en zo nodig bijstelling van de studielast, het tijdsbeslag dat daaruit voor de studenten
voortvloeit.
Artikel 2 Doelstelling van de opleiding
1. Met de opleiding wordt beoogd de student zodanige kennis, houding en vaardigheden
bij te brengen op het terrein van Business Administration zodat deze bij het voltooien
van de opleiding in staat is tot de professionele uitvoering van taken op dat gebied
en tevens in aanmerking komt voor een eventuele voortgezette opleiding. Na
voltooiing van de opleiding moet de student als beroepsbeoefenaar zelfstandig en
met kritische instelling kunnen werken en beschikt de student over de competenties op hbo-niveau zoals vermeld in bijlage A.
Artikel 3 Inrichting en studielast van de opleiding
1. De opleiding heeft een studielast van 240 studiepunten, waarvan 60 studiepunten
behoren tot de propedeutische fase en 180 studiepunten behoren tot de
postpropedeutische fase.
2. De opleiding is voltijds en duaal ingericht en wordt verzorgd door de School for Leisure
& Tourism Management.
3. De voltijds opleiding kent vier afstudeerrichtingen, namelijk Sport Management, Kunst
en Cultuur Management, Tourism Management en Event Management. De voltijds en
de duale opleidingen kennen een Associate-degreeprogramma.
4. Alle afstudeerrichtingen zijn voltijds ingericht. Een afstudeerrichting kent een studielast
van 90 studiepunten.
5. Het Associate-degreeprogramma kent een studielast van 120 studiepunten.
6. De student aan wie de graad Associate Degree is verleend en die de bacheloropleiding
vervolgt, dient de door het College van Bestuur voorgeschreven onderwijseenheden
binnen de bacheloropleiding te volgen. De student dient hierover in overleg te treden
met de desbetreffende Examencommissie1.
1 Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs
16
7. Voor studenten die de opleiding in duale vorm volgen, worden de perioden waarin
werkzaamheden in de beroepspraktijk worden verricht, aangemerkt als een
onderwijseenheid, voor zover deze werkzaamheden onder begeleiding van de opleiding
plaatsvinden. Aan deze werkzaamheden worden de volgende eisen gesteld:
a. de tijdsduur van de perioden in de beroepspraktijk bedraagt minimaal 24 uur
per week;
b. de studielast van de perioden in de beroepspraktijk bedraagt, inclusief de
perioden in de beroepspraktijk, 1680 uren en komt overeen met 60 studiepunten;
c. een zodanige inrichting van elke periode dat de student in staat wordt gesteld
de competenties te ontwikkelen tot het niveau dat voor die periode is
genoemd in de overeenkomst tussen instelling, student en bedrijf;
d. onderwijseenheden die in de beroepspraktijk worden uitgevoerd, worden
afgesloten met een tentamen.
Artikel 4 Voertaal in het onderwijs
1. Het onderwijs in de opleiding wordt gegeven in het Nederlands en in het Engels. Het
Nederlandstalig programma wordt gegeven in het Nederlands en Engels. Het
Engelstalig programma in het Engels, tenzij:
a. het onderwijs betreft dat betrekking heeft op een andere taal;
b. het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege gegeven wordt door
een anderstalige gastdocent; c. de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, dan wel de
herkomst van de studenten noodzaakt een andere taal te gebruiken. Het College
van Bestuur heeft hiertoe een Gedragscode voor het gebruik van andere talen dan
het Nederlands in het onderwijs, vastgesteld.
2. In een opleiding die in het Nederlands wordt aangeboden kan gebruik gemaakt
worden van anderstalige literatuur.
Artikel 5 Voorzieningen voor student met functiebeperking
1. De Head of School biedt aan studenten met een functiebeperking een
onderwijsomgeving aan die zo veel als mogelijk gelijkwaardig is aan die van
studenten zonder functiebeperking en die gelijkwaardige kansen op studiesucces
biedt. De Regeling Studie & Handicap, zoals opgenomen als bijlage bij het
Studentenstatuut, voorziet in de benodigde en afgesproken facilitering van
betrokkene.
17
Artikel 6 Samenstelling van de propedeutische fase
1. De propedeutische fase heeft drie doelstellingen:
a. oriëntatie;
b. verwijzing;
c. selectie.
2. De propedeutische fase van de opleiding omvat de onderwijseenheden zoals
beschreven in bijlagen C en D, met de daarbij vermelde studielast (totaal 60
studiepunten).
Artikel 7 Samenstelling van de postpropedeutische fase
1. De postpropedeutische fase van de opleiding - alsmede de daarmee verbonden
afstudeerrichting(en- omvat de onderwijseenheden zoals beschreven in bijlagen C
en D, met de daarbij vermelde studielast (totaal 180 studiepunten).
Artikel 8 Samenstelling Associate-degreeprogramma
1. Het Associate-degreeprogramma als bedoeld in artikel 2 lid 5 omvat de
onderwijseenheden zoals beschreven in de betreffende bijlagen C en D met
de daarbij vermelde studielast.
Artikel 9 Minor
1. Het minorprogramma heeft een omvang van in totaal 30 studiepunten en maakt
deel uit van de postpropedeutische fase.
2. De minor die een student volgt, is gerelateerd aan de ambities van de student en
heeft een duidelijke relatie met de eindcompetenties van de opleiding. De minor
dient een aanvulling te zijn op overige onderdelen van de opleiding die de student
volgt.
3. De Examencommissie van de School die de minor heeft ontwikkeld, is
verantwoordelijk voor de inhoud van de minor en draagt er zorg voor dat de minor
ten minste voldoet aan de eisen gesteld in het volgende lid.
4. De door de instelling aangeboden minoren worden voor het begin van het
opleidingsjaar geplaatst op de voor alle studenten toegankelijke website. Op de
website wordt tenminste vermeld:
a. welke minoren binnen de instelling worden aangeboden; b. of het aanbieden van de minor wel of niet gebonden is aan een minimum aantal
deelnemers;
c. welke procedure wordt gehanteerd voor het inschrijven op een minor;
d. welke toelatingseisen voor een minor van toepassing zijn;
e. welke school verantwoordelijk is voor de inhoud van de minor en wie de
verantwoordelijke is binnen de school;
f. uit welke onderdelen de minor bestaat, met inbegrip van het aantal studiepunten
en de wijze van toetsing en herkansing van elk onderdeel.
18
5. Gedurende het opleidingsjaar kan de inhoud van een minor niet worden gewijzigd. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin kan een aangeboden minor niet
worden verzorgd, ingeval van onvoldoende belangstelling, mits op de website als
bedoeld in het vierde
lid is aangegeven dat voor het verzorgen van een minor een minimaal aantal deelnemers is vereist. Een minor kan pas worden gevolgd als het propedeutisch
examen is behaald.
6. Ongeacht het voorgaande behoeft de toelating van een student tot een minor de
goedkeuring van de Examencommissie van de opleiding die de student volgt. De
Examencommissie kan ervoor kiezen een lijst te publiceren van minoren die
studenten mogen volgen zonder persoonlijk toestemming te hoeven vragen.
7. Buiten de door de instelling aangeboden minoren kunnen studenten minoren volgen
via www.kiesopmaat.nl. De toelating van een student tot een minor via deze route
behoeft goedkeuring van de Examencommissie van de opleiding waar de student
ingeschreven is.
Artikel 10 Studeren in het buitenland
1. Voor studeren in het buitenland geldt de Stenden beleidsregel dat maximaal 90
studiepunten van het onderwijsprogramma (30 studiepunten theorie en 60
studiepunten stage) in het buitenland mag worden gedaan.
19
4 Examens en getuigschriften
WHW: 7.10, 7.10a, 7.11, 7.12c, 7.19a, 7.33
Artikel 1 De examens van de opleiding
1. In de opleiding wordt de propedeutische fase afgesloten met een examen en de
postpropedeutische fase met een afsluitend examen. Is aan de opleiding een
Associate-degreeprogramma verbonden dan wordt ook dat programma afgesloten met
een examen.
2. De examens als bedoeld in het eerste lid zijn behaald, indien alle onderwijseenheden
van de betreffende fase dan wel programma met goed gevolg (examen en beoordeling
tezamen) zijn afgelegd, dan wel daarvoor vrijstelling is verkregen.
3. Het afsluitend examen in de postpropedeutische fase kan niet eerder worden behaald
dan nadat het propedeutisch examen is behaald, dan wel vrijstelling is verleend voor
het afleggen daarvan.
4. De Examencommissie stelt de uitslag vast van de examens bedoeld in het eerste lid,
nadat zij heeft onderzocht of de student aan alle voor het betreffende examen
geldende verplichtingen heeft voldaan.
5. De Examencommissie reikt een getuigschrift uit aan de student die een examen heeft
behaald en ook verder voldoet aan de wettelijke vereisten. Per opleiding wordt één
getuigschrift uitgereikt. Geen propedeuse getuigschrift wordt uitgereikt aan degene die
van de Examencommissie vrijstelling heeft verkregen om deze fase van de opleiding te
volgen.
6. Het examen dat met goed gevolg is afgelegd en de met het oog daarop vervaardigde
werkstukken worden door het College van Bestuur gedurende een periode van ten
minste zeven jaar bewaard.
Artikel 2 Toekenning graden
1. De Examencommissie verleent namens het College van Bestuur de graad Bachelor
Business Administration, indien het afsluitend examen in de postpropedeutische fase
met goed gevolg is behaald.
2. In geval van onderwijs in het buitenland is de notitie “Gedragslijn Nederlands
Onderwijs in het buitenland” van de Minister van OCW van toepassing.
3. De Examencommissie verleent namens het College van Bestuur de graad Associate
Degree Business Administration, aan degene die met goed gevolg het examen heeft
afgelegd van een Associate-degreeprogramma.
20
Artikel 3 Getuigschriften
1. Het College van Bestuur hanteert het model van de getuigschriften en stelt de hierna
genoemde bijlagen vast met inachtneming van artikel 7.11 WHW. In ieder geval
wordt vermeld:
a. de naam van de opleiding en de instelling die de opleiding verzorgt, zoals die worden vermeld in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO);
b. welke onderwijseenheden het examen omvatte;
c. in voorkomende gevallen welke minor is behaald;
d. in voorkomende gevallen welke bevoegdheid met betrekking tot de uitoefening van een beroep aan het getuigschrift is verbonden;
e. welke graad door het College van Bestuur is verleend;
f. op welk tijdstip de opleiding voor het laatst is geaccrediteerd dan wel de ‘toets
nieuwe opleiding’ met goed gevolg heeft ondergaan;
2. De onderwijseenheden van het examen en de behaalde minor worden benoemd in
een gewaarmerkte bijlage, waarbij tevens per onderwijseenheid de omvang in
studiepunten en de behaalde beoordeling worden vermeld. De beoordeling als
bedoeld in de vorige volzin wordt uitgedrukt in gehele cijfers als bedoeld in artikel 9
van hoofdstuk 5.
3. De Examencommissie voegt aan een getuigschrift van het met goed gevolg
afgelegde afsluitend examen, een diplomasupplement toe dat voldoet aan het
Europese overeengekomen standaardformat. Het diplomasupplement heeft tot doel
inzicht te verschaffen in de aard en inhoud van de afgeronde opleiding, mede met
het oog op internationale herkenbaarheid van opleidingen. Het in het Nederlands of
Engels gesteld diplomasupplement bevat in elk geval:
a. de naam van de opleiding en de instelling die de opleiding verzorgt,
b. of het een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs dan wel een opleiding in het hoger beroepsonderwijs betreft,
c. een beschrijving van de inhoud van de opleiding, en
d. de studielast van de opleiding, en
e. een gradingtable van de opleiding zoals opgenomen in artikel 9. Artikel 4 Toekenning getuigschriften
1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de
Examencommissie een getuigschrift uitgereikt.
2. De student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan
overeenkomstig door het College van Bestuur vast te stellen regels de Examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan.
3. Indien de student een fout constateert op zijn resultatenoverzicht dan dient de
student direct contact op te nemen met de afdeling ESR – Information & Registration
Centre. Indien daar geen fout wordt geconstateerd dan dient hij uiterlijk binnen vier
schoolweken na vaststelling van de definitieve uitslag van een onderwijseenheid,
schriftelijk te reageren naar de Examencommissie.
21
4. Voor de datum op het getuigschrift wordt de datum aangehouden waarop de
Examencommissie heeft vastgesteld dat de student aan de voorwaarden heeft
voldaan. Als procedurele voorwaarde voor toekenning van het getuigschrift geldt dat
de student ingeschreven moet staan bij de opleiding.
Artikel 5 Ondertekening getuigschriften
1. Het getuigschrift wordt namens het College van Bestuur ondertekend:
a. Door de voorzitter en de secretaris van de Examencommissie of hun
plaatsvervangers;
b. Door de student.
2. Het diplomasupplement bij het getuigschrift genoemd in artikel 3 worden
ondertekend en voorzien van naam door de voorzitter van de Examencommissie en
secretaris of hun plaatsvervangers.
3. De namen tekenbevoegden worden geregistreerd in een handtekeningenregister. Dit
register wordt beheerd door de afdeling ESR-Toetsbureau.
Artikel 6 Data van de uitslag en uitreiking getuigschriften
1. Aan het begin van elk studiejaar stelt de Examencommissie de data vast waarop de
uitslag als bedoeld in artikel 1 wordt vastgesteld, met inachtneming van het derde en
vierde lid van artikel 1.
2. Aan het begin van elk studiejaar stelt de Head of School de data vast waarop de
getuigschriften als bedoeld in artikel 3 in een openbare bijeenkomst worden
uitgereikt.
3. Het vaststellen van de uitslag van het propedeutisch examen vindt tweemaal per
jaar plaats, aan het einde van het opleidingsjaar, na verwerking van de resultaten
van de laatste herkansingen. Op verzoek van de student kan de uitslag ook
tussentijds in de loop van het opleidingsjaar vastgesteld worden. Artikel 7 Cum laude-regeling
1. De student dient bij de Examencommissie een verzoek in tot toekenning van het
predicaat Cum Laude bij het propedeusegetuigschrift. Het verzoek wordt vergezeld
van een door de student aangeleverd overzicht van alle door de student behaalde
beoordelingen op basis waarvan de student meent aanspraak te kunnen maken op het
predicaat Cum Laude.(Dit artikellid is niet van toepassing)
2. De student dient bij de Examencommissie een verzoek in tot toekenning van het
predicaat Cum Laude bij het bachelorgetuigschrift. Het verzoek wordt vergezeld van
een door de student aangeleverd overzicht van alle door de student behaalde
beoordelingen op basis waarvan de student meent aanspraak te kunnen maken op het
predicaat Cum Laude.
3. Het beoordelen van de toekenning van het predicaat Cum Laude vindt plaats door de
Examencommissie.
22
4. Indien van toepassing verklaard in lid 1 van dit artikel geeft de Examencommissie het
predicaat cum laude bij het behalen van het propedeusegetuigschrift als de student
voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. Het gewogen gemiddelde op basis van behaalde studiepunten van alle behaalde
cijfers is 8,0 of hoger;
b. De student moet voor alle studie-onderdelen van de propedeutische fase minimaal
een voldoende hebben behaald en mag geen enkele herkansing hebben gedaan;
c. De student mag voor maximaal 25% van het aantal studiepunten een vrijstelling
hebben gekregen;
d. Als studie-onderdelen zijn beoordeeld met een
onvoldoende/voldoende/goed/uitstekend, dan moet de student voor minstens 80%
van deze onderdelen minimaal een goed hebben behaald.
e. Als een student aanvullende studie-onderdelen heeft gevolgd, die niet tot het
verplichte studieprogramma behoren, dan worden die niet meegenomen in de
berekening van het gewogen gemiddelde;
f. Vrijstellingen worden niet meegenomen in de berekening van het gewogen
gemiddelde.
(Dit artikellid is niet van toepassing)
5. De Examencommissie geeft het predicaat cum laude bij het behalen van het
bachelorgetuigschrift als de student voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. Het gewogen gemiddelde op basis van behaalde studiepunten van alle behaalde
cijfers is 8,0 of hoger;
b. De student moet voor alle studie-onderdelen van de propedeutische en post-
propedeutische fase minimaal een voldoende hebben behaald en mag geen enkele
herkansing hebben gedaan;
c. De student mag voor maximaal 25% van het aantal studiepunten een vrijstelling
hebben gekregen;
d. Als studie-onderdelen zijn beoordeeld met een
onvoldoende/voldoende/goed/uitstekend, dan moet de student voor minstens 80%
van deze onderdelen minimaal een goed hebben behaald.
e. De student heeft minimaal een 8,0 behaald voor de afstudeerscriptie.
f. Als een student aanvullende studie-onderdelen heeft gevolgd, die niet tot het
verplichte studieprogramma behoren, dan worden die niet meegenomen in de
berekening van het gewogen gemiddelde;
g. Vrijstellingen worden niet meegenomen in de berekening van het gewogen
gemiddelde.
Artikel 8 Verklaringen
1. Een student die meer dan één tentamen met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie
geen getuigschrift als bedoeld in artikel 4 kan worden uitgereikt, ontvangt
desgevraagd, mits binnen een jaar na uitschrijving van de student, een door de
desbetreffende Examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de
tentamens zijn vermeld die door hem met goed gevolg zijn afgelegd.
23
Artikel 9 Grading table van de opleiding
De grading table van de bba en de ad course staat hieronder vermeld.
LM BBA % Cumula
tief
LM AD % Cumula
tief
10 2% 2% 10 1% 1%
9,5 1% 3% 9,5 0% 1%
9 2% 5% 9 1% 1%
8,5 3% 8% 8,5 1% 3%
8 8% 16% 8 7% 10%
7,5 11% 28% 7,5 12% 22%
7 19% 46% 7 19% 41%
6,5 20% 67% 6,5 22% 63%
6 19% 86% 6 23% 85%
5,5 14% 100% 5,5 15% 100%
De toelichting op deze grading table is te vinden in bijlage G.
Artikel 10 Rechtsbescherming
1. De student die het oneens is met een beslissing van de Examencommissie op
grond van de bepalingen in dit hoofdstuk kan daar tegen bezwaar maken bij de Examencommissie van de opleiding.
2. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de Examencommissie
op het ingediende bezwaar in beroep te gaan bij het College van Beroep voor de Examens (COBEX).
3. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de COBEX in beroep te
gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag.
24
5 Tentamens, toetsen en beoordelen
WHW: 7.3, 7.8b, 7.11, 7.12b, 7.12c, 7.13, 7.34, 7.61, 7.10.
Artikel 1 Vorm van de tentamens3 en toetsen4
1. De onderwijseenheden5 van het onderwijsprogramma worden getoetst op de wijze
zoals aangegeven in de bijlage met de samenstelling van de propedeutische en
postpropedeutische fase.
2. Een tentamen en of toets die door een groep van studenten gezamenlijk dient te
worden uitgevoerd, wordt zodanig ingericht dat deze voor elke betrokken student tot
een individuele beoordeling leidt. Daarbij wordt in ieder geval gewaarborgd dat de
kwalificatie ‘onvoldoende’ als beoordeling wordt toegekend aan de student die zich
onvoldoende heeft ingezet bij de uitvoering van deze toets. In de formulering van de
opdracht wordt aangegeven hoe hieraan concreet invulling is gegeven.
3. Van een tentamen en of toets die bij herhaling in hetzelfde opleidingsjaar wordt
aangeboden, moeten alle gelegenheden in dat opleidingsjaar dezelfde vorm hebben.
4. Van de bepaling in het vorige lid kan worden afgeweken in geval van overmacht of
indien het om organisatorische en/of onderwijskundige redenen niet mogelijk is een
herkansing aan te bieden met dezelfde vorm als de eerste gelegenheid in het
betreffende opleidingsjaar. In dat geval mag de herkansing een andere vorm
hebben, maar moet wel zijn voldaan aan de eisen van gelijkwaardigheid zoals bedoeld in artikel 4 van dit hoofdstuk. Behalve ingeval van overmacht dient een
situatie zoals beschreven in de vorige volzin aan het begin van het opleidingsjaar te
worden bekend gemaakt en betreft de volgende onderwijseenheden:
[Onderwijseenheid invullen];
(Dit artikellid is niet van toepassing)
5. Een student met een functiebeperking kan aan de Examencommissie verzoeken
gelegenheid te krijgen de toetsen op een zo veel mogelijk aan zijn individuele
beperking aangepaste wijze af te leggen. De procedure is beschreven in de Regeling
Studie & Handicap.
6. Een student die voldoet aan de criteria van de door het College van Bestuur
vastgestelde Regeling Financiële ondersteuning student-topsporter kan de
Examencommissie verzoeken om een aangepaste inroostering van de toetsen,
waarbij - indien dit naar het oordeel van de Examencommissie mogelijk is en voor de
3 Tentamen = een onderzoek naar kennis, inzicht, vaardigheden als bedoeld in art. 7.3 en 7.10 WHW, waarvan de
uitkomst in een beoordeling wordt uitgedrukt en die de afsluiting vormt van een onderwijseenheid. 4 Toets = een onderdeel van een tentamen waaraan een beoordeling door een examinator is verbonden.
5 Onderwijseenheid = als bedoeld in art. 7.3 WHW, die in samenhang met andere onderwijseenheden het
onderwijsprogramma van de opleiding vormt, waaraan een tentamen is verbonden. Een onderwijseenheid kan betrekking hebben op een praktische oefening.
25
opleiding niet bezwaarlijk - zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de individuele
mogelijkheden van de student.
Artikel 2 Volgorde van tentamens en toetsen
1 De tentamens en toetsen van de onderwijseenheden van het propedeutisch examen
en van het afsluitend examen kunnen binnen de desbetreffende fase in een willekeurige
volgorde worden afgelegd, met uitzondering van de bepalingen in de volgende leden van
dit artikel.
2 Aan de tentamens of toetsen van de hierna genoemde onderwijseenheden kan niet
eerder worden deelgenomen dan nadat de toetsen van de daarbij aangegeven
onderwijseenheden zijn behaald:
A Met het afsluitende stage- en scriptieprogramma kan pas gestart worden als één van
de volgende alternatieven is voldaan.
-1- De propedeuse, alle tweedejaars onderwijseenheden en de derdejaars
onderwijseenheid AtWork moeten voldoende zijn afgerond. Verder moeten alle overige
derdejaars onderwijseenheden zijn gevolgd en mag van die onderwijseenheden nog één
onderwijseenheid niet behaald zijn. Daarnaast hoeft de derdejaars voortgangstoets nog
niet voldoende te zijn afgerond.
-2- De propedeuse en alle derdejaars onderwijseenheden (met uitzondering van de
derdejaars voortgangstoets) moeten voldoende zijn afgerond. Alle tweedejaars
onderwijseenheden moeten zijn gevolgd en er mag van dat tweede studiejaar nog niet
behaald zijn:
maximaal één onderwijseenheid ter grootte van 3 EC (een taalmoduul), of
één onderdeel Bedrijfseconomie of
de tweedejaars voortgangstoets.
B De onderliggende argumentatie voor de onder alternatief 1 en alternatief 2 opgesomde
eisen gelden voor de start van de vierdejaars stage is dat iedere student die start aan
de vierdejaars stage voldoende basiskennis, - vaardigheden en –
houdingscomponenten moet beheersen om als aankomend professional te kunnen
functioneren, dan wel op het vereiste niveau onderzoek te kunnen verrichten
C De student mag alleen deelnemen aan de tweede jaars voortgangstoets wanneer
de norm voor de eerste jaars voortgangstoets is behaald en wanneer de student is
ingeschreven in het tweede studiejaar (of hoger).
D De student mag alleen deelnemen aan de derde jaars voortgangstoets wanneer de
norm voor de eerste en tweede jaars voortgangstoetsen zijn behaald en wanneer
de student is ingeschreven in het derde studiejaar (of hoger).
26
3. Aan de tentamens of toetsen van de hierna genoemde onderwijseenheden kan niet
eerder worden deelgenomen dan nadat de student eerst heeft deelgenomen aan
de bijbehorende praktische oefeningen:
(Dit artikellid is niet van toepassing)
4. Ongeacht het bepaalde in de vorige leden kan een minor pas worden gevolgd als is
voldaan aan het bepaalde in artikel 9 van hoofdstuk 3.
Artikel 3 Tijdvakken en frequentie van tentamens en toetsen
1. Tot het afleggen van de tentamens en toetsen van de propedeutische fase wordt elk
opleidingsjaar ten minste tweemaal gelegenheid gegeven, de eerste maal direct
aansluitend op het onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid.
2. Tot het afleggen van de tentamens en toetsen van de postpropedeutische fase wordt
elk opleidingsjaar ten minste tweemaal gelegenheid gegeven, waarvan eenmaal
direct aansluitend op het onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid.
3. Bij het bepalen van de datum van de tweede tentamen- en of toetsgelegenheid in
een opleidingsjaar, wordt rekening gehouden met de vereiste studeerbaarheid van
het totale programma voor een student.
4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt in een opleidingsjaar slechts
eenmaal gelegenheid gegeven voor het afleggen van het tentamen of een toets
van een onderwijseenheid waarvan het onderwijs in dat opleidingsjaar niet is
gegeven Tot het maken van het betreffende tentamen en of toets bestaat nog
tweemaal de mogelijkheid, te rekenen vanaf het laatste opleidingsjaar waarin de
bedoelde onderwijseenheid wordt aangeboden.
5. De tijdvakken waarin de toetsgelegenheden worden aangeboden, worden jaarlijks
door de Examencommissie vastgesteld en uiterlijk bij aanvang van het opleidingsjaar
bekend gemaakt.
6. Een student die verhinderd is van een toetsgelegenheid gebruik te maken, is
aangewezen op de volgende toetsgelegenheid. In bijzondere gevallen kan de
Examencommissie besluiten in een voor de student gunstige zin af te wijken van
deze regel. Artikel 4 Gestelde eisen tentamens en toetsen
1. De Examencommissie maakt voor elk tentamen en elke toets afzonderlijk tijdig
bekend welke eisen worden gesteld bij het afleggen van dat tentamen of die toets,
zodat de student zich zo goed mogelijk kan voorbereiden. De Examencommissie
vermeldt daarbij ook welke hulpmiddelen zijn toegestaan en welke
beoordelingsnormen zullen worden gehanteerd. Deze informatie wordt opgenomen in
het moduulboek van de desbetreffende onderwijseenheid en wordt daarnaast vermeld op de Blackboardpagina van de betreffende onderwijseenheid. De informatie betreffende hulpmiddelen die gebruikt mogen worden bij de
voortgangstoets en de beoordelingsnormen die gehanteerd worden bij de
voortgangstoets worden op de Blackboardpagina geplaatst die is aangemaakt
betreffende de voortgangstoets.
27
2. Van een tentamen of toets die bij herhaling binnen een opleidingsjaar wordt
aangeboden, moet elke gelegenheid wat betreft inhoud, niveau en zwaarte
gelijkwaardig zijn aan de voorafgaande gelegenheid.
3. Wanneer een student een onderwijseenheid niet heeft behaald in het opleidingsjaar
waarin hij het onderwijs in die onderwijseenheid heeft gevolgd en in het volgende
opleidingsjaar alsnog een tentamen of toets in die onderwijseenheid wil afleggen,
gelden ten aanzien van de gestelde eisen de eisen van het lopende opleidingsjaar.
Artikel 5 Inschrijvingsprocedure voor tentamens en toetsen
1. Voor mondelinge tentamens en toetsen en voor tentamens of toetsen ter afsluiting
van praktische oefeningen dient de student zich tijdig in te schrijven, op een nader door de Examencommissie aan te geven wijze. In het algemeen geldt dat dit
gebeurt via intekenlijsten die de betreffende (vak)docente openstelt voor
inschrijving. De informatie hierover wordt op het moment dat de onderwijseenheid
wordt opgestart op de betreffende Blackboardpagina vermeld. Indien de betreffende
(vak) docent daaraan de voorkeur geeft kan de inschrijving voor mondelinge toetsen en tentamens ook plaatsvinden via Progress, op dezelfde wijze als gebruikelijk is
voor de schriftelijke toetsen en tentamens. De docent geeft ook hierover informatie
op de Blackboardpagina die voor het betreffende onderwijsonderdeel is aangemaakt
op het moment dat de onderwijseenheid wordt opgestart.
2. Voor andere toets- en tentamenvormen dan genoemd in het eerste lid is de student
verplicht zich te houden aan de volgende inschrijvingsprocedure voor deelname aan
schriftelijke tentamens en toetsen:
a. De student is verplicht zich digitaal voor een schriftelijke tentamen- en of toetskans
in te schrijven, tenzij anders is bepaald. De student moet na inschrijving een bewijs
van inschrijving uitprinten.
b. Indien een student niet kan intekenen voor een toets en of tentamen dan neemt de
student rechtstreeks contact op met het ESR-Toetsservicebureau. Voor de
vestigingen Emmen, Meppel en Assen geldt dat de student contact opneemt met het
secretariaat van de opleiding, die vervolgens contact opneemt met het ESR-
Toetsservicebureau.
c. Inschrijven betekent verplicht deelnemen aan de toets en of tentamen én een kans
gebruiken, overmachtsituaties uitgezonderd.
d. Iedere secretaris van de Examencommissie meldt aan het ESR-Toetsservicebureau
voor 15 mei van elk opleidingsjaar het aantal tentamen- en toetsgelegenheden dat
een student aan de desbetreffende opleiding aangeboden krijgt. Bij overschrijding
van dit aantal gelegenheden wordt de intekening voor deelname aan de betreffende
toets en of tentamen geblokkeerd.
e. Het ESR-Toetsservicebureau publiceert bij aanvang van het opleidingsjaar het
jaartoetsrooster per opleiding. Het definitieve rooster wordt uiterlijk twee
schoolweken voor een tentamenperiode gepubliceerd.
28
f. Verzoek tot wijziging van intekening voor een toets en of tentamen moet altijd door
de student ter beoordeling aan de secretaris van de Examencommissie worden
voorgelegd, overmachtsituaties uitgezonderd. Na toestemming van de secretaris van
de Examencommissie kan tot twee werkdagen voor aanvang van de toetsweek/- periode tot 12.00 uur de toegestane wijzigingen door ESR-Toetsservicebureau
worden verwerkt.
g. Indien de student te laat is met digitaal intekenen én er is daarbij sprake van
bijzondere omstandigheden dan neemt de student rechtstreeks contact op met de
secretaris van de Examencommissie.
Artikel 6a Praktische gang van zaken bij schriftelijke tentamens en toetsen
Bij het afnemen van tentamens en toetsen moet aan de eisen gesteld in de volgende leden
worden voldaan:
1. De student dient zich te kunnen legitimeren door middel van zijn of haar
Multifunctionele kaart (MFK). Daarnaast moet de student zich desgevraagd kunnen
legitimeren met een geldig identiteitsbewijs.
2. De student dient vijf minuten voor aanvang van het aanvangstijdstip in de
tentamenzaal aanwezig te zijn en plaats te nemen op de door de organisatie
aangewezen plaats.
3. Degene die als gevolg van overmacht meer dan 30 minuten te laat arriveert, kan de
toegang worden geweigerd.
4. Het is niet toegestaan om gedurende de eerste 30 minuten het lokaal te verlaten.
5. De aanwijzingen van de examinator of surveillant moeten worden opgevolgd.
6. De aangegeven tijd voor een toets en/of tentamen is inclusief het uitreiken en
verzamelen van tentamenopgaven en antwoordformulieren.
7. De student dient bij ontvangst van de toets- en/of tentamenopgaven te controleren of
hij een juist en volledig exemplaar heeft ontvangen.
8. Het is niet toegestaan om het tentamen en toets te maken op ander dan door de
surveillant uitgedeelde antwoordformulieren.
9. De student dient -indien van toepassing- op de toets- en of tentamenopgaven en het
antwoordformulier te vermelden:
a. naam
b. studentnummer / relatienummer
c. toets en/of tentamen
d. aantal antwoordformulier-bladen dat wordt ingeleverd
e. datum waarop aan de toets en of tentamen is deelgenomen
f. handtekening van de student
29
10. Het gebruik van andere hulpmiddelen dan schrijfgerei en het ter plekke uitgereikte
materiaal is uitsluitend toegestaan als dit uitdrukkelijk is aangegeven.
11. Elektronische apparaten waar gegevens op kunnen worden geraadpleegd of opgeslagen
dienen vóór de aanvang te worden uitgezet en te worden weggeborgen in een
afgesloten tas.
12. Het is niet toegestaan zonder toestemming van de examinator of surveillant te
communiceren met andere personen in of buiten het lokaal waar het tentamen of de
toets wordt afgenomen.
13. De examinator en de surveillant zijn bevoegd passende maatregelen te nemen indien
de orde en rust worden verstoord.
14. De toets- en of tentamenopgaven moeten tegelijkertijd met de antwoordformulieren bij
aftekening worden ingeleverd bij de surveillant.
15. De student wordt geacht aan een schriftelijke toets en of tentamen te hebben
deelgenomen als de toets- en of tentamenopgaven en het totale aantal
antwoordformulieren is ingeleverd en de presentielijst is getekend. Dit artikellid is
onverkort van toepassing op degene die het antwoordformulier niet dan wel onvolledig
heeft ingevuld.
16. Aan studenten met een functiebeperking kan de Examencommissie een verlenging van
de standaardduur van het tentamen en of toets en/of het gebruik van hulpmiddelen
toestaan, naast de bevoegdheid bepaald in artikel 1 voor studenten met een
functiebeperking de toetsvorm nog verder aan te passen aan de mogelijkheden van de
betrokken student.
17. Indien de student een klacht wil indienen betreffende de afname van een toets en of
tentamen dan laat de student zijn/ haar klacht direct op het protocolformulier noteren
door een surveillant van de toets en of tentamen. Daarnaast schrijft de student een
schriftelijke klacht aan de betreffende Examencommissie.
18. Indien een student een klacht heeft betreffende de inhoud van de toets en of tentamen
dan moet deze klacht schriftelijk binnen twee werkdagen ingeleverd worden bij de
secretaris van de betreffende Examencommissie. De benodigde toets- en of
tentamensleutel wordt binnen 24 uur na afloop van de toets en of tentamen
beschikbaar gesteld.
Artikel 6b Praktische gang van zaken bij digitale tentamens en toetsen
1. Bij het afnemen van digitale tentamens en toetsen moet aan de eisen gesteld in de
volgende leden worden voldaan: (Dit artikel is niet van toepassing)
Artikel 7 Mondelinge tentamens en toetsen
1. Mondeling wordt niet meer dan één student tegelijk getoetst, tenzij de
Examencommissie anders heeft bepaald.
30
2. Het mondeling afnemen van een toets en of tentamen is niet openbaar, tenzij de
Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders
heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt.
3. Bij het afnemen van een mondeling tentamen en of toets met een studiebelasting
van minimaal 28 uur dient een tweede examinator aanwezig te zijn of dient het
examen met behulp van audiovisuele middelen te worden vastgelegd.
Artikel 8 Vaststelling van de beoordelingen
1. De examinator stelt de beoordeling vast. De termijn voor de vaststelling van de
beoordeling is in de regel dertien werkdagen, nadat het schriftelijke werk is gemaakt.
Indien deze termijn wordt overschreden, wordt dit door de Examencommissie met
redenen omkleed aan de student gemeld.
2. Ten aanzien van de uitslagen van de laatste onderwijsperiode van een opleidingsjaar
kan door de opleidingen een versnelde procedure worden toegepast.
3. De beoordeling van een tentamen en of toets door een examinator geschiedt voor
elke student afzonderlijk.
4. Indien de voorlopige uitslag van een tentamen en of toets door meer dan één
examinator wordt vastgesteld, geschiedt de vaststelling in onderling overleg. Indien
de examinatoren niet tot overeenstemming kunnen komen, wordt, nadat de
betrokken examinatoren zijn gehoord, de definitieve uitslag vastgesteld door de
voorzitter van de Examencommissie.
5. De datum waarop een student een toets en/of tentamen heeft behaald is de datum
waarop de toets en of het tentamen is afgelegd en beoordeeld. Antedatering is niet
toegestaan.
6. De examinator stelt de beoordeling van een mondelinge toets en of tentamen vast
direct, dan wel dezelfde dag na het afnemen van die toets en of tentamen en
verstrekt de student een schriftelijke verklaring met de uitslag.
7. De Examencommissie stelt vast of de student aan de gestelde eisen voor de toets
en/of tentamen heeft voldaan.
Artikel 9 Normering van de beoordelingen
1. De uitslag van een tentamen en of toets wordt uitgedrukt in een cijfer op een schaal
van 1 tot en met 10 met ten hoogste één decimaal dan wel in een kwalificatie
uitmuntend / goed / voldoende / onvoldoende.
2. Als laagste kwalificatie ‘voldoende’ geldt het cijfer 5,5.
3. Voor het afronden van decimale getallen gelden de volgende regels:
a. Het gemiddelde van meerdere cijfers wordt naar beneden afgerond (=afgekapt)
op één decimaal.
b. Indien aan de orde wordt een cijfer met één decimaal op de normale,
rekenkundige manier afgerond op een geheel getal (het cijfer 5,5 wordt dan afgerond tot een 6).
31
4. Indien de tentamen- en of toetsuitslag samengesteld wordt uit verschillende
deelresultaten, wordt de wijze waarop de uitslag berekend wordt (bijvoorbeeld een
rekenkundig of gewogen gemiddelde) nauwkeurig in de OER beschreven.
5. Bij deelname aan een tentamen en of toets krijgt de student tenminste het cijfer één of de kwalificatie onvoldoende.
6. Indien een tentamen en of toets niet met goed gevolg is afgelegd kan een student
een verzoek indienen bij de Examencommissie tot een second opinion van de
betreffende toets en of tentamen. De termijn voor indiening bedraagt 4 weken na
bekendmaking van de uitslag.
7. Indien de student een reeds eerder afgelegde toets en of tentamen nogmaals aflegt,
is de hoogst behaalde beoordeling bepalend voor de vraag of de student aan zijn
verplichtingen heeft voldaan. Artikel 10 Het verlenen van vrijstellingen
1 Een vrijstelling wordt door een Examencommissie altijd individueel verleend op basis
van haar vrijstellingenbeleid en met in achtneming van de navolgende bepalingen van
dit artikel.
2 Studenten studerend op één van de site(s) van Stenden Hogeschool volgen op enig
moment een representatief deel van het onderwijs van de opleiding met een omvang
van 60 EC bij de Nederlandse instelling. Dit onderwijsprogramma wordt uitgewerkt in
de betreffende bijlage. Dit is van toepassing voor studenten die ingeschreven zijn
vanaf september 2012.
(Dit artikel is niet van toepassing)
3 Voor MBO studenten van het cohort 2011/2012 en eerder geldt de
vrijstellingsregeling zoals opgenomen in de OER 2011/2012.
4 Voor MBO studenten van het cohort 2012/2013 geldt de vrijstellingsregeling zoals
opgenomen in de OER 2012/2013.
5 Voor MBO studenten van het cohort 2013/2014 en later gelden geen standaard
vrijstellingen. Indien een student denkt in aanmerking te komen voor vrijstellingen
dan kan een verzoek daartoe ingediend worden bij de examencommissie.
6 De student die in aanmerking wil komen voor de in dit artikel genoemde
vrijstellingen, dient hiertoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek in bij de
Examencommissie. Bij het verzoek moet het diploma worden overgelegd evenals
verdere bewijsstukken om aan te tonen dat reeds is voldaan aan de vereisten voor
de onderwijseenheden waarvoor vrijstelling wordt gevraagd.
7 Vrijstellingen kunnen mede gebaseerd zijn op EVC. Degene die op basis van een
EVC-procedure meent in aanmerking te komen voor een of meer vrijstellingen,
dient hiertoe een gemotiveerd verzoek in bij de Examencommissie, met bijsluiting
van de EVC-rapportage.
32
8 Degene die op andere dan in de vorige leden bedoelde gronden meent in aanmerking
te komen voor vrijstelling van het afleggen van een tentamen of toets, dient daartoe
een schriftelijk en gemotiveerd verzoek in bij de Examencommissie, waarbij tevens
de bewijsstukken ter onderbouwing van het verzoek worden overgelegd.
9 De Examencommissie beoordeelt mede aan de hand van de overgelegde
bewijsstukken of wordt voldaan aan de vereisten gesteld voor de desbetreffende onderwijseenheid of onderdelen daarvan.
10 De Examencommissie kent een individueel verzoek om een vrijstelling toe, indien
verzoeker aantoonbaar voldoet aan de vereisten gesteld voor de desbetreffende
onderwijseenheid, dan wel voor – in voldoende mate afgeronde - onderdelen
daarvan. De Examencommissie informeert de student over haar beslissing binnen
zes schoolweken gerekend vanaf de datum waarop het verzoek is ontvangen.
11 Vrijstellingen worden in het resultatenoverzicht van de student getoond met de
omschrijving „VR‟. Een tentamen en of toets waarvoor de student vrijstelling heeft
gekregen, telt niet mee in eventuele middelingen tot een eindcijfer van de
onderwijseenheid waarbij dit tentamen en toets is betrokken. De examencommissie
stelt in dat geval het cijfer van de onderwijseenheid vast.
Artikel 11 Toekenning van studiepunten
1. Als een onderwijseenheid wordt afgesloten met een tentamen, is de onderwijseenheid behaald en worden de bijbehorende studiepunten toegekend indien
de student voor het tentamen en of toets een voldoende resultaat heeft behaald.
2. Als een onderwijseenheid wordt afgesloten met twee of meer (deel)toetsen, is de
onderwijseenheid behaald en worden de bijbehorende studiepunten toegekend indien
de student als beoordeling voor de onderwijseenheid een voldoende resultaat heeft
ontvangen en tevens de resultaten voor de (deel)toetsen en of (deel) tentamens
voldoen aan de daaraan gestelde eisen.
3. Als de student voor een onderwijseenheid een vrijstelling heeft gekregen, is de
onderwijseenheid behaald en worden de bijbehorende studiepunten toegekend.
4. Een minorprogramma is behaald en de bijbehorende studiepunten worden
toegekend indien de student alle onderwijseenheden heeft behaald waaruit de
minor is samengesteld.
5. Als datum waarop de studiepunten zijn behaald, wordt geregistreerd de datum
waarop de toets en of tentamen, c.q. de laatste deeltoets is afgelegd inclusief de
beoordeling die heeft geleid tot het behalen van de onderwijseenheid c.q. de minor.
Antedatering is niet mogelijk.
6. Heeft een onderwijseenheid in het voltijd of deeltijd onderwijs betrekking op de
praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening, dan worden aan die
onderwijseenheid alleen studiepunten toegekend als de activiteiten onder begeleiding
van de opleiding plaatsvinden.
33
Artikel 12 Vastlegging en bekendmaking van de beoordelingen
1. De beoordelingen die een student heeft behaald, worden uiterlijk vijftien werkdagen
na het maken van het tentamen en of de toets opgenomen in een geautomatiseerd
systeem van studievoortgangregistratie (ProgRESS.www). Op het gebruik van dit
systeem is de Regeling Bescherming Persoonsgegevens van de instelling van
toepassing.
2. De registratie van studieresultaten vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de
Examencommissie.
3. De student ontvangt van de behaalde beoordelingen geen schriftelijk bewijsstuk
maar kan deze inzien in ProgRESS.WWW.
4. Indien de student een fout constateert op zijn resultatenoverzicht dan dient de
student direct contact op te nemen met de afdeling ESR-Toetsservicebureau. Indien
daar geen fout wordt geconstateerd dan dient hij uiterlijk vier schoolweken, na
vaststelling van de definitieve uitslag van een onderwijseenheid, schriftelijk te
reageren naar de Examencommissie.
5. Indien er een toets en of tentamenuitslag ontbreekt op de publicatielijst dan neemt
de betreffende student direct contact op met de afdeling ESR-Toetsservicebureau.
6. Bij het ontbreken van een toets- en of tentamenuitslag worden protocolformulier,
presentielijst en toets- en of tentamenopgaven door de afdeling ESR-
Toetsservicebureau gecontroleerd.
7. Indien de student op protocolformulier en presentielijst als aanwezig staat
geregistreerd en de toets- en of tentamenopgave ontbreekt dan dient de student
schriftelijk een klacht in bij de secretaris van de Examencommissie.
Artikel 13 Geldigheidsduur van studieresultaten
1. De geldigheidsduur van examenonderdelen is in beginsel onbeperkt. In afwijking
hiervan kan de Examencommissie aan de student een aanvullend dan wel een
vervangend tentamen opleggen indien het examenonderdeel langer dan acht jaar
geleden is behaald.
2. Als wettelijk bewijs gelden de resultaten zoals vastgesteld door de
Examencommissie.
Artikel 14 Inzage van tentamens en toetsen
1. De Examencommissie draagt er zorg voor dat de student het door hem gemaakte en
beoordeelde schriftelijk tentamen en of toetswerk kan inzien binnen twee maanden
na de laatste dag van een tentamen en of toetsperiode of tenminste tien
schooldagen voor een eventuele herkansing, tenzij afgeweken moet worden van gestelde termijnen op grond van redelijkheid en billijkheid2.
2 De landelijk verplichte toetsen van de opleiding Leraar Basisonderwijs zijn hier van uitgezonderd.
34
2. Een student kan alleen inzage worden geboden in schriftelijk en beoordeeld
tentamen- en of toetswerk in het bijzijn van de betrokken examinator of diens
plaatsvervanger.
3. De Examencommissie kan bepalen, dat de inzage of kennisneming geschiedt op een
vaste plaats en op een vast tijdstip.
Artikel 15 Bewaring van afgelegde tentamens en toetsen
1. De Examencommissie draagt er zorg voor dat de inspectie en organisaties in het
kader van het accreditatieproces kennis kunnen nemen van de opdrachten, de
opgaven en de bijbehorende beoordelingsnormen voor de schriftelijke en praktische
examenonderdelen, alsmede inzage kunnen hebben in het schriftelijk tentamen- en
of toetswerk.
2. In geval van beroep tegen de uitslag van een schriftelijk tentamen en of toets wordt
het werk bewaard gedurende de periode dat nog niet op het (hoger) beroep is
beslist.
3. De Examencommissie draagt er zorg voor, dat van elke student de tijdens het (post-)
propedeutisch examen behaalde cijfers dan wel kwalificaties en de uitslag van het
examen en het bijbehorende toets- en of tentamenwerk bewaard blijven in het
archief van de opleiding, conform de “Selectielijst voor de administratieve neerslag
van de openbaar gezagtaken en niet-publiekrechtelijke werkprocessen van Nederlandse hogescholen”, 2013.
4. Wanneer een student na afloop van een schriftelijke toets en/of tentamen de toets-
en/of tentamenopgaven en het totale aantal antwoordformulieren heeft ingeleverd
wordt dit door de surveillant afgetekend op het protocolformulier. Op dat moment
gaat de verantwoordelijkheid tot zorgvuldige bewaring van een schriftelijke
tentamenwerk over op de hogeschool.
5. In het geval dat tentamen- en of toetswerk als bedoeld in artikel 15.4 desalniettemin
zoek raakt waardoor geen beoordeling kan plaatsvinden, wordt deze gang van zaken
door de Examencommissie vastgesteld. Vervolgens wordt, na de betreffende student
te hebben gehoord, door de betrokken docent, onderscheidenlijk coördinator,
vastgesteld op welk tijdstip en in welke vorm de toets en/of tentamen opnieuw moet
worden afgelegd.
6. De Examencommissie geeft de documenten bedoeld in de vorige leden op zodanige
wijze in bewaring dat de authenticiteit van de documenten gedurende de
bewaartermijn gewaarborgd is.
7. De student is gehouden een afschrift (schriftelijk en/of digitaal) van het ingeleverde
toets- en of tentamen(onderdeel) onder zich te houden gedurende één jaar na
inlevering, voor zover de omstandigheden zich hiertegen niet verzetten.
8. Een kopie van het getuigschrift en diplomasupplement wordt gedurende dertig jaren
in het archief bewaard.
35
Artikel 16 Fraude en plagiaat
1. Indien een student of extraneus fraudeert en of plagiaat pleegt, kan de
Examencommissie betrokkene het recht ontnemen één of meer door de
Examencommissie aan te wijzen toetsen, tentamens of examens af te leggen,
gedurende een door de Examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste een
jaar.
2. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de
Examencommissie de inschrijving voor de opleiding van de betrokken student of
extraneus definitief beëindigen.
3. Wat in dit artikel wordt aangemerkt als fraude of ernstige fraude als bedoeld in
artikel 7.12b WHW is nader uitgewerkt in het Reglement Fraude en Plagiaat Stenden
Hogeschool, zoals opgenomen als bijlage bij het Studentenstatuut. Artikel 17 Intellectueel eigendom
1. Het auteursrecht van een werk komt toe aan de student, mits deze als maker ervan
kan worden aangemerkt.
2. Als maker wordt, behoudens tegenbewijs, beschouwd degene die als zodanig op of in
het werk is aangeduid.
3. Indien het werk tot stand is gebracht naar het ontwerp van een ander dan de
student en onder diens leiding en toezicht, dan wordt deze ander als maker van
dat werk aangemerkt.
Artikel 18 Rechtsbescherming
1. De student die het oneens is met een beslissing van de Examencommissie op grond
van de bepalingen in dit hoofdstuk kan daar tegen bezwaar maken bij de
Examencommissie van de opleiding.
2. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de Examencommissie op
het ingediende bezwaar in beroep te gaan bij het College van Beroep voor de
Examens (COBEX).
3. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de COBEX in beroep te
gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag.
36
6 Studieloopbaanbegeleiding en Studieadvies
WHW: art. 5.5, 7.8b, 7.13, 7.34, 7.51, 7.59, 11.15.
Artikel 1 Studieloopbaanbegeleiding
1. De Head of School draagt zorg voor de studieloopbaanbegeleiding van elke student,
mede ten behoeve van zijn oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de
opleiding.
2. De Head of School besteedt bij de studieloopbaanbegeleiding bijzondere zorg aan de
begeleiding van studenten met een functiebeperking waarvan de deelname in het
hoger onderwijs in belangrijke mate achterblijft bij de deelname van studenten die
hier niet toe behoren.
3. De Head of School besteedt namens het College van Bestuur bij de
studieloopbaanbegeleiding bijzondere zorg aan de begeleiding van studenten die
behoren tot een etnische of culturele minderheid waarvan deelname aan het hoger
onderwijs in betekenende mate achterblijft bij de deelname van Nederlanders die
niet behoren tot een dergelijke minderheid.
3. De student kan zich wenden tot zijn studieloopbaanbegeleider voor problemen die
rechtstreeks samenhangen met de studie.
5. De student kan zich wenden tot de decaan voor problemen van persoonlijke aard, al
dan niet rechtstreeks samenhangend met de studie.
Artikel 2 Studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving aan
dezelfde opleiding aan dezelfde instelling
1. Namens het College van Bestuur brengt de Examencommissie aan iedere student
aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan
dezelfde instelling voor de propedeutische fase van de opleiding advies uit over de
voortzetting van zijn studie binnen de opleiding.
2. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar maakt, mag
in geval van de september-instroom niet later worden verstuurd dan in de derde
week van de maand juli.
3. Voor de februari-instroom wordt in afwijking van lid 1 het woord ‘jaar’ vervangen
door 13 maanden. Deze uitzondering ten opzichte van de reguliere instroom in
september vindt plaats op grond van organisatorische redenen die worden
veroorzaakt door een afwijkende opbouw van het opleidingsjaar bij de februari- instroom. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar
maakt, mag in geval van de februari-instroom niet later worden verstuurd dan in de
laatste week van februari.
37
4. Het studieadvies heeft een bindend afwijzend karakter indien de student minder dan
51 studiepunten uit de propedeutische fase heeft behaald, alsmede niet de door de
opleiding aangewezen onderwijseenheden uit de propedeutische fase met een
voldoende heeft afgesloten op het moment dat het advies wordt uitgebracht.
5. De door de opleiding aangewezen onderwijseenheden als bedoeld in de vorige volzin
zijn:
a Studieloopbaanbegeleiding (3 credits);
b Schrijfvaardigheid (3 credits);
c Be kostprijs of Be bedrijfsadministratie (3 credits).
6. Resultaten behaald door vrijstelling tellen niet mee bij de vaststelling of het
minimum van 51 studiepunten is behaald.
7. Studenten die hun inschrijving bij de opleiding in de loop van het opleidingsjaar
tussentijds hebben beëindigd ontvangen uiterlijk aan het einde van het
opleidingsjaar een studieadvies propedeuse en dat kan ook een bindend studieadvies
met afwijzing (BSA) zijn, tenzij er - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de
student - voor de Examencommissie aanleiding bestaat geen bindend studieadvies
met afwijzing (BSA) uit te brengen.
8. Studenten die zich bij een opleiding hebben ingeschreven, de studie staken en zich
vervolgens weer opnieuw inschrijven bij dezelfde opleiding bij dezelfde instelling
worden wettelijk beschouwd als ‘studenten tweede jaar van inschrijving’. Dit
betekent dat deze studenten aan het einde van hun tweede jaar van inschrijving aan
al hun propedeuse verplichtingen moeten hebben voldaan. Artikel 3 Studieadvies aan het einde van het tweede jaar van inschrijving aan
dezelfde opleiding aan dezelfde instelling
1. Namens het College van Bestuur brengt de Examencommissie een bindend
studieadvies met afwijzing (BSA) uit indien de student aan het einde van het
tweede jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan dezelfde instelling het
propedeutisch examen niet heeft behaald.
2. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar maakt, mag
in geval van de september-instroom niet later worden verstuurd dan in de derde
week van de maand juli.
3. Voor de februari-instroom wordt in afwijking van lid 1 het woord ‘jaar’ vervangen
door 13 maanden. Deze uitzondering ten opzichte van de reguliere instroom in
september vindt plaats op grond van organisatorische redenen die worden
veroorzaakt door een afwijkende opbouw van het opleidingsjaar bij de februari-
instroom. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar
maakt, mag in geval van de februari-instroom niet later worden verstuurd dan in de
laatste week van februari.
38
4. Studenten die hun inschrijving bij de opleiding in de loop van het opleidingsjaar
tussentijds hebben beëindigd ontvangen uiterlijk aan het einde van het
opleidingsjaar een studieadvies propedeuse en dat kan ook een bindend studieadvies
met afwijzing (BSA) zijn, tenzij er - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de
student - voor de Examencommissie aanleiding bestaat geen bindend studieadvies met afwijzing (BSA) uit te brengen.
5. Na het verstrijken van de termijn als bedoeld in lid 2 en 3 van dit artikel kan geen
bindend studieadvies met afwijzing (BSA) meer worden uitgebracht.
Artikel 4 Voorwaarden Bindend studieadvies met afwijzing (BSA)
1. Een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) wordt niet uitgebracht wanneer de
student gedurende het opleidingsjaar niet tijdig ten minste eenmaal via de opleiding
en op een redelijke termijn door de opleiding is gewaarschuwd dat hij bij
ongewijzigde omstandigheden een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) zal
kunnen ontvangen, alsmede wat de gevolgen daarvan zijn.
2. Indien aan de orde meldt een student bijzondere omstandigheden tijdig bij de
studentendecaan en eventueel de studieloopbaanbegeleider en verzoekt de
Examencommissie deze mee te wegen in haar besluit over het uitbrengen van een
bindend studieadvies met afwijzing (BSA). Slechts met toestemming van de student
kan de Examencommissie de betrokken studentendecaan en
studieloopbaanbegeleider om nader advies vragen ten aanzien van mogelijke
persoonlijke omstandigheden die kunnen rechtvaardigen dat wordt afgezien van het
uitbrengen van een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) aan de betrokken
student.
3. Een melding van een bijzondere omstandigheid wordt aangemerkt als tijdig wanneer
de student de omstandigheden meldt zodra deze zich voordoen dan wel zeer spoedig
daarna.
4. Als bijzondere omstandigheden worden aangemerkt:
a. ziekte
b. zwangerschap
c. bijzondere familieomstandigheden
d. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis
e. bestuursactiviteiten die een student in het kader van de medezeggenschap van
Stenden verricht, waarbij sprake is van een substantiële tijdsbesteding, ter
beoordeling aan het College van Bestuur, onder voorwaarde dat de student kan
aantonen dat de geldende facilitering de studievertraging niet compenseert en derhalve als bijzondere omstandigheid kan worden aangemerkt.
5. De situaties genoemd onder a t/m d dienen schriftelijk te worden vastgesteld door
een onafhankelijke deskundige.
6. Als de Examencommissie besluit af te zien van een bindend studieadvies met
afwijzing (BSA) in gevallen zoals bedoeld in het vorige lid, dan is de
Examencommissie bevoegd om in plaats daarvan een niet-bindend advies uit te
brengen aan de betrokken student.
39
7. Afhankelijk van de aard van de persoonlijke omstandigheden kan de student de
Examencommissie verzoeken de informatie verstrekt in het kader van het advies als
bedoeld in het tweede lid vertrouwelijk te behandelen.
8. Ongeacht het bepaalde in de vorige leden stelt de Examencommissie - alvorens tot
een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) over te gaan - de student in de
gelegenheid om door of namens de Examencommissie te worden gehoord.
Artikel 5 Gevolgen bindend studieadvies met afwijzing (BSA)
1. Degene die een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) heeft ontvangen, kan zich
gedurende minimaal één jaar niet meer aan de instelling voor dezelfde opleiding als
student of extraneus worden ingeschreven. Na deze periode moet bij een
hernieuwde inschrijving ten genoege van de Examencommissie van de opleiding
aannemelijk gemaakt worden dat de opleiding met vrucht zal kunnen volgen.
2. Indien de student een Bindend studieadvies met afwijzing (BSA) ontvangt, wordt de
inschrijving beëindigd door het College van Bestuur conform de geldende
uitschrijfprocedure in hoofdstuk 2 van het Studentenstatuut.
3. De Examencommissie is bevoegd in bepaalde gevallen tegemoet te komen aan
onbillijkheden van overwegende aard, die zich bij toepassing van het verstrekken
van een Bindend studieadvies met afwijzing (BSA) mochten voordoen. Artikel 6 Doorstroom van propedeutische naar postpropedeutische fase
1. Aan het einde van het eerste opleidingsjaar stelt de Examencommissie vast welke
studenten kunnen doorstromen van de propedeutische fase naar de
postpropedeutische fase. De volgende categorieën studenten zijn toelaatbaar:
a. studenten die het propedeutisch examen hebben behaald;
b. studenten die ten minste 51 studiepunten hebben behaald in de propedeutische fase en niet om andere redenen een bindend studieadvies
met afwijzing (BSA) hebben gekregen.
2. De student die 51 of meer maar minder dan 60 studiepunten van de propedeutische
fase heeft behaald, dient in overleg met de studieloopbaanbegeleider een studieplan
op te stellen primair gericht op het inlopen van de achterstand in de propedeuse. In
dit studie-plan wordt vastgelegd tot welke onderwijseenheden van de
postpropedeutische fase de student toegang heeft.
3. De student die 51 of meer maar minder dan 60 studiepunten van de propedeutische
fase heeft behaald, dient eerst te overleggen met de studieloopbaanbegeleider maar
heeft daarna rechtstreeks toegang tot alle onderwijseenheden van de
postpropedeutische fase.
40
4. Bij de uitwerking van de beide vorige leden wordt er rekening mee gehouden dat het
de student niet is toegestaan deel te nemen aan een onderwijseenheid uit de
postpropedeutische fase die een rechtstreekse voortzetting vormt van een
onderwijseenheid uit de propedeuse die hij nog niet heeft behaald. Ook wordt
rekening gehouden met de bepalingen van hoofdstuk 5, artikel 2 over de volgorde
waarin toetsen en of tentamens kunnen worden afgelegd.
5. Aan het volgen van onderwijs uit zowel de propedeutische fase als de
postpropedeutische fase kan de student geen rechten ontlenen ten aanzien van de wijze van inroostering. Het is dus mogelijk dat dergelijke onderwijsactiviteiten
gelijktijdig gegeven worden.
Artikel 7 Verwijzing in de postpropedeutische fase
Studenten van de opleiding hebben toegang tot alle afstudeerrichtingen beschreven in hoofdstuk 3, artikel 3.
Artikel 8 Rechtsbescherming
1. De student die het oneens is met het verstrekte studieadvies kan daar tegen
bezwaar maken bij de Examencommissie van de opleiding.
2. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de Examencommissie op
het ingediende bezwaar in beroep te gaan bij het College van Beroep voor de
Examens (COBEX).
3. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de COBEX in beroep te
gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag.
4. De consequentie van een bezwaar- en beroepsprocedure betreffende een bindend
studieadvies met afwijzing (BSA) is dat zolang de student nog geen onherroepelijk
uitspraak heeft ontvangen vóór de start van het onderwijs op 1 september, zich niet kan herinschrijven.
41
7 Examencommissie
WHW: 7.10,7.11,7.12,7.12b, 7.12c, 7.13, 7.28, 7.30, 7.42a, 7.61
Artikel 1 Instelling en samenstelling Examencommissie
1. Elke opleiding of groep van opleidingen heeft een Examencommissie. De
Examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of
een student voldoet aan de voorwaarden die deze regeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad als
bedoeld in artikel 2 van Hoofdstuk 4 van deze OER. De samenstelling, werkwijze,
taken en bevoegdheden van de Examencommissie zijn uitgewerkt in het Reglement
Examencommissies van de Stenden Hogeschool.
42
8 Slot- en invoeringsbepalingen
WHW: 10.20
Artikel 1 Hardheidsclausule
1. De examencommissie is bevoegd in bepaalde gevallen tegemoet te komen aan
onbillijkheden van overwegende aard, die zich bij toepassing van deze OER mochten
voordoen.
Artikel 2 Onvoorziene omstandigheden
1. In gevallen waarin deze OER niet voorziet en waaromtrent een onmiddellijke
beslissing noodzakelijk is, beslist de examencommissie op basis van redelijkheid en
billijkheid.
Artikel 3 Bekendmaking van de regeling
1. De Head of School draagt zorg voor een passende en tijdige bekendmaking van deze
onderwijs- en examenregeling.
Artikel 4 Citeertitel, inwerkingtreding
1. Deze Onderwijs- en examenregeling wordt, gehoord de centrale
medezeggenschapsraad conform artikel 10.20 WHW, vastgesteld door het College van Bestuur, vervangt de eerder voor de opleiding geldende Onderwijs- en
examenregeling en kan worden aangehaald als Onderwijs- en examenregeling
opleiding Vrijetijdsmanagement voltijd, crohonummer 34438,
Vrijetijdsmanagement duaal, crohonummer 34438 en
Vrijetijdsmanagement Associate Degree, crohonummer 80040 en treedt in
werking op 1 september 2014.
43
Contacturen 1e jaar
Studenten krijgen ieder moduul in het eerste jaar minimaal 16 lesuren per week ingeroosterd.
Periode Moduulnaam Minimaal aantal contacturen
per moduul
1 IVK 16
2 O&M 16
3 Marketing 16
4 Leisure Life 16
44
Bijlage A: Structuur en beroepscompetenties van de opleiding Leisure Management Voltijd, BBA en AD
Jaar 1 BBA EN AD
Moduul 1 Moduul 2 Moduul 3 Moduul 4
Inleiding in de Vrijetijdskunde (6 EC) Organisatie & Management (6 EC) Marketing (6 EC) Leisure Life (6 EC)
English 1 (3 EC) English 2 (3 EC) English 3 (3 EC) English 4 (3 EC)
Jong Ondernemen 1 (3 EC) Jong Ondernemen 2 (3 EC) )
BE Administratie (3 EC) BE kostprijs (3 EC)
Studieloopbaanbegeleiding (3EC)
Schrijfvaardigheid (3 EC
Voortgangstoets (3 EC)
Managementvaardigheden (3 EC)
Jaar 2 BBA EN AD
Moduul 1 Moduul 2 Moduul 3 Moduul 4
HRM (6 EC) Leisure experience (6 EC) Event Operations (6 EC) Leisure Lab (6 EC)
Duits of Frans 1 (3 EC) Duits of Frans 2 (3 EC) Duits of Frans 3 (3 EC) Duits of Frans 4 (3 EC)
Leisure projects 1 (3 EC)
Leisure projects 2 (3 EC)
Leisure projects 3 (3 EC) Leisure projects 4 (3 EC) (AD inclusief proeve van bekwaamheid
BE financiering (3 EC)
Studieloopbaanbegeleiding 2 (3EC)
Voortgangstoets 2 (3 EC)
Managementvaardigheden 2 (3 EC)
Jaar 3 BBA
Moduul 1 (ook mogelijk in moduulperiode 2 of 4)
Moduul 2 (ook mogelijk in moduulperiode1-4)
Moduul 3 (ook mogelijk in moduulperiode1-4)
Moduul 4 (ook mogelijk in moduulperiode1-4)
Strategisch Management (12 EC) @WORK (12 EC) Minor 1 (15 EC) Minor 2 (15 EC)
Studieloopbaanbegeleiding 3 (3EC)
Voortgangstoets 3 (3 EC)
Jaar 4 BBA
Moduul 1 Moduul 2 Moduul 3 Moduul 4
Stage (42)
Scriptie (18 EC)
Competenties BBA en AD
1. Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en ontwikkelen van relaties, netwerken en ketens;
2. Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en alternatieven, en voorbereiden van besluitvorming;
3. Regisseren in netwerken;
4. Initiëren, creëren en vermarkten van producten, diensten; zelfstandig en ondernemend;
5. Toepassen van HRM in het licht van de strategie van de organisatie;
6. Inrichten, beheersen en verbeteren van bedrijfs- of organisatieprocessen;
7. Analyseren en implementeren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken;
8. Ontwikkelen, implementeren en evalueren van een veranderingsproces;
9. Sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijk, organisatie);
10. Zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, vrijetijdsmanager of professional).
45
Bijlage B: Structuur en beroepscompetenties van de opleiding Leisure Management Duaal, BBA en AD
Jaar 1 Duaal BBA EN AD
Moduul 1 Moduul 2 Moduul 3 Moduul 4
IVK (6 EC) Organisatie & Management (6 EC) Marketing (6 EC) Leisure Life (6 EC)
English 1 (3 EC) English 2 (3 EC)
BE bedrijfsadministratie (3 EC) BE kostprijs (3 EC)
Schrijfvaardigheid (3 EC)
Zelfmanagement (6 EC) Zelfmanagement (6 EC)
Competenties op het werk (3 EC) Competenties op het werk (3 EC)
Voortgangstoets (3 EC)
Jaar 2 Duaal BBA EN AD
Moduul 1 Moduul 2 Moduul 3 Moduul 4
HRM (6 EC) Leisure experience (6 EC) Event Operations (6 EC) Leisure Lab (6 EC)
Leisure projects 1 (3 EC)
Leisure projects 2 (3 EC)
Leisure projects 3 (3 EC) Leisure projects 4 (3 EC)
BE financiering (3 EC)
English 3 (3EC) English 4 (3 EC)
Zelfmanagement (3 EC) Zelfmanagement (3 EC)
Competenties op het werk (3 EC) Competenties op het werk (3 EC) / AD:. Proeve van bekwaamheid
Voortgangstoets 2 (3 EC)
Jaar 3 Duaal BBA
Moduul 1
Moduul 2
Moduul 3
Moduul 4
Onderzoek 1 atWork (6 EC) Onderzoek 2 atWork (6 EC) Strategisch Management 1 (6 EC)* Strategisch Management 2 (6 EC)*
Zelfmanagement (6 EC) Zelfmanagement (6 EC)
Competenties op het werk (6 EC) Competenties op het werk (6 EC)
Minor (9 EC)
Voortgangstoets 3 (3 EC)
*Mogelijk in samenwerking met IHM
Jaar 4 Duaal BBA
Moduul 1
Moduul 2
Moduul 3
Moduul 4
Minor (6 EC) Onderzoeksvoorstel (6 EC) Scriptie (12 EC)
Competenties op het werk (18 EC) Competenties op het werk (18 EC)
Opmerking jaar 3 en 4: De volgorde van de te volgen modulen (onderzoek 1 en 2 atWork, Strategisch Management en Minors wordt later bepaald aan de hand van de mogelijkheid om groepen te vormen en
tegemoet te komen aan de wensen van studenten t.a.v. een Minor.
46
Bijlage C: Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de BBA en AD opleiding Voltijd
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
STUDIEJAAR 1 (Voltijd BBA en AD)
Inleiding in de Vrijetijdskunde (IVK) Mark van Driel
1e jaar moduul
1 6 Moduulopdracht
Moduulopdracht onderzoek HC/WC -participatie PGO –participatie Fieldtrip
50% 50% Participatie: voldoende of onvoldoende
Competentie 1:
De student kan verschillende definities van vrijetijd omschrijven en toepassen
De student kan de begrippen Serious Leisure, Casual Leisure en Project-based Leisure uitleggen
De student kan de geschiedenis, trends en de mogelijke ontwikkelingen in de toekomst in/van de vrijetijd(sbesteding) omschrijven
De student kan het belang van de vrijetijdssector omschrijven
De student kan de vrijetijdsbeleving van de mens uitleggen
De student kan invloedsfactoren op het vrijetijdsgedrag uitleggen
De student kan de bestedingen binnen de sectoren; toerisme, recreatie, sport, kunst & cultuur en media weergeven
De student kan verschillende definities van de sectoren; toerisme, recreatie, sport, kunst & cultuur en media omschrijven en categoriseren
Competentie 3:
De student kan de invloed van de overheid op de vrijetijd(sbesteding) omschrijven Competentie 10:
De student kan het concept ethiek als onderdeel van duurzaamheid uitleggen
De student kan het concept people, planet, profit in relatie met Leisure management uitleggen
Probleem Gestuurd Onderwijs Moduulopdracht-begeleiding (Hoor/werk)-colleges Fieldtrip
Sectoranalyse, Literatuurstudie
Organisatie en Management Liesbeth Schellekens
1e jaar moduul
2 6 Moduulopdracht
Moduulopdracht onderzoek Pgo-participatie HC/WC -participatie
50% 50% Participatie: voldoende of onvoldoende
Competentie 1:
De student kan verschillende soorten omgevingsfactoren en stakeholders van een organisatie benoemen en
herkennen.
De student weet wat het strategisch beleid van een organisatie inhoudt en kan het belang hiervan aangeven.
Competentie 2:
De student weet hoe een besluitvormingsproces kan worden ingericht, waarbij meerdere partijen zeggenschap
hebben.
Competentie 3:
De student kan aangeven waarom organisaties verschillende soorten samenwerkingsverbanden aangaan en op
welke niveaus samenwerking plaats vindt.
Competentie 5:
De student kan verschillende internationale culturen en organisatieculturen benoemen en onderscheiden.
De student kan aangeven wat de verbanden en verschillen zijn tussen leiderschap en management.
De student kan verschillende leiderschapsstijlen herkennen en verkrijgt inzicht in zijn of haar eigen
leiderschapsstijl aan de hand van het Concurrerende Waarden model van Robert E. Quinn.
De student kent de verschillende soorten motivatietheorieën, die een manager in de praktijk kan hanteren.
Competentie 6:
De student kan verschillende soorten organisatiestructuren benoemen en herkennen in de praktijk.
De student kan verschillende soorten bedrijfsprocessen en hun verbanden benoemen en het belang van deze
processen aangeven, gerelateerd aan de effectiviteit van een organisatie.
De student verkrijgt, door middel van deskresearch en fieldresearch, inzicht in de verschillende wijzen waarop
een organisatie in de praktijk is ingericht, waarbij de focus ligt op de volgende onderdelen: strategisch beleid,
organisatiecultuur, organisatiestructuur, besluitvormingsprocessen, bedrijfsprocessen, stakeholders en
samenwerkingsverbanden.
Competentie 10:
De student kan een discussie voeren over ethische aspecten in het kader het van functioneren van
organisaties.
Probleem Gestuurd Onderwijs Moduulopdracht-begeleiding (Hoor/werk)-colleges
Interview met een manager en bedrijfsanalyse Literatuurstudie
Marketing van de Vrije Tijd Steffen Fokkema
1e jaar moduul
3 6 Moduulopdracht
Moduulopdracht onderzoek Pgo-participatie
50% 50% Participatie: Voldoende of onvoldoende
Competentie 1:
Potentiële concurrentie en partners in kaart te brengen en op basis daarvan het bedrijf of het product
strategisch te positioneren.
Verschillende klantengroepen te onderscheiden en de marketingmix af te stellen op het koopgedrag en de
wensen van de doelgroep.
De marketingmix dusdanig in te richten dat er hogere klantloyaliteit en klantwaarde ontstaat.
Probleem Gestuurd Onderwijs Moduulopdracht-begeleiding (Hoor/werk)-colleges
Marketingplan Onderzoeksrapport Aanbodsanalyse Vraaganalyse
47
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
HC/WC -participatie
Competentie 2:
Een volledig marketingplan op te zetten en uit te voeren.
Het personeelbeleid klantvriendelijk en ethisch verantwoord vorm te geven.
Competentie 4:
De leisuredienst, de dienstverleningsomgeving en het merk dusdanig vorm te geven dat er een belevenis wordt
gecreëerd.
De prijsstelling af te stemmen op de vraag en het aanbod om de opbrengst te maximaliseren.
De online marketingtools op de juiste manier in te zetten.
Marketingcommunicatie en PR-activiteiten af te stemmen op de behoeften van de verschillende klanten- en
belangengroepen.
Fieldtrip
Uitgewerkt concept of product
Leisure Life Frits Hoogteijling
1e jaar moduul
4 6 Moduulopdracht
Moduulopdracht onderzoek Pgo-participatie HC/WC -participatie Fieldtrips
50% 50% Participatie: Voldoende of onvoldoende
Competentie 1:
De student kent het begrip identiteit en kan dit relateren aan zijn eigen vrijetijdsbesteding en levenskwaliteit; De student kent op hoofdlijnen de sportstructuur en het sportbeleid binnen Nederland en een ander land
Competentie 2:
De student kent de het belang van toekomstscenario’s binnen de vrijetijdsindustrie;
De student kent de stappen van het onderzoeksproces en is in staat een eenvoudig kwalitatief onderzoek uit te voeren;
Competentie 4
De student kent het begrip esthetiek en kan het belang daarvan voor zowel de vraag als de aanbodzijde binnen de kunst- en cultuursector aangeven;
De student kent de invloed/macht van de (nieuwe) media op individu en samenleving en begrijpt het belang daarvan voor een vrijetijdsorganisatie;
Competentie 8:
De student kent de politieke en planologische aspecten van de openluchtrecreatie en is in staat dit te vertalen naar het gemeentelijk recreatie beleid;
De student kent het begrip authenticiteit en kan dit toepassen op het toeristisch-recreatieve product van een stad;
Competentie 10:
De student weet wat het begrip duurzaamheid inhoudt (people, planet, prosperity) en is in staat het belang daarvan voor organisaties in de vrijetijdsector weer te geven;
Probleem Gestuurd Onderwijs Moduulopdracht-begeleiding (Hoor/werk)-colleges Fieldtrip
Literatuurstudie Interview Onderzoeksrapport
English 1 Dinie Middelbrink
1e jaar,
moduul 1
3 Writing Oral Participatie
42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation
Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2/)
Students have acquired new business-related vocabulary
Students be able to use new vocabulary appropriately in business situations
Students have become more fluent and confident in using the language of business
Students be able to deliver an effective meeting and elevator pitch.
Students have expanded and brushed up their knowledge of essential grammar concepts by using the Grammar Lab course book and online support
Workshops
Meetings in English
English 2 Dinie Middelbrink
1e jaar,
moduul 2
3 Writing Oral Participatie
42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation
Workshops
Pitch in English
English 3 Dinie Middelbrink
1e jaar,
moduul 3
3 Writing Oral Participatie
42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation
Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2)
Students have acquired essential reading skills skimming, scanning, speed reading and summarizing
Students will be able to give a well structured and mutually coordinated group presentation on a realistic Business Case using the language of presentations.
Students will become more fluent and confident in the use of formal business English, both orally and in writing.
Students will have improved their listening skills.
Workshops
Presentation in English
English 4 Dinie Middelbrink
1e jaar,
moduul 4
3 Writing Oral Participatie
42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation
Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2 )
Students will be able to deliver a persuasive speech using rhetorical devices.
Students will be able to write a summary of a business texts.
Students will be able to use Business-related vocabulary
Students have enhanced their reading skills.
Workshops
Executive summary Speech in English
Jong Ondernemen 1 Henri Hendriks
1e jaar
semester 1 3 Vormen onderneming
Doelgroepanalyse Marktverkenning Ondernemingsplan Functionerings
40% 40%
Competentie 1
Vergaren van informatie, onderzoek en analyse en deze marktanalyse vertalen naar visie onderneming
Uitwerken visie naar ondernemingsplan
Aangaan van relaties Competentie 2
Het onderzoek van of een product/dienst haalbaar is door het vergaren van informatie van inkoop, media concurrentie.
Begeleiding groepen door JO coach en externe mentor Hoorcolleges Deelname marktcontacten, Pitch JO Company Launch,
Vormen onderneming Doelgroepenanalyse, Marktverkenning product/dienst JO Ondernemingsplan
48
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
gesprekken Aandeelhouders-vergadering /Standpresentatie Individuele reflectie
20%
Onderzoekt of een nieuw product/alternatief haalbaar is qua kosten en opbrengsten
Competentie 4
Opstellen van marktverkenning onderzoek/enquête Competentie 6:
Het opzetten en inrichten van de eigen JO-projectorganisatie Competentie 9:
Weet de gedane marktanalyse overzichtelijk te presenteren.
Voert functioneringsgesprekken
Pitch Best Stenden JO Company Presentatie: aandeelhouders
Jong Ondernemen 2 Henri Hendriks
1e jaar
Semester 2 (
3 Marketing-communicatieplan Halfjaarverslag Commercial/ M&C presentatie Jaarverslag/Financieel rapport Aandeelhouders-vergadering / Eindpresentatie Liquidatie/JO Companydossier Individuele reflectie
40% 40% 20%
Competentie 2:
Kent de belangrijkste ontwikkeling en de omgeving van het bedrijf en kan deze methodisch vertalen naar kansen en bedreigingen
Competentie 3: Uitdragen en overbrengen van de visie op samenwerking en het beoogde resultaat ervan, zowel binnen het
samenwerkingsverband als naar externe stakeholders Competentie 4 Ontwikkelen en uitwerken van een marketingstrategie Competentie 7:
Juridische aspecten regelen, zoals verzekeringen en vergunningen en contracten
Op basis van een financiële en juridische analyse gerichte keuzes maken
De student kent de stappen die nodig zijn een onderneming op te heffen en kan deze toepassen op zijn eigen JO onderneming
Competentie 9:
De student kan het financieel plan van het ondernemingsplan op een juiste wijze vertalen naar een informatieve presentatie, met als doelgroep de aandeelhouders van de JO onderneming.
De student kan, tijdens een presentatie of andere uitingsvorm, op passende wijze een product en/of dienst onder de aandacht brengen bij de gewenste doelgroep, teneinde personen te informeren en ter stimulering van het verkoopcijfer.
Begeleiding groepen door JO coach en externe mentor Hoorcolleges Deelname marktcontacten, Pitch JO Company Launch, Pitch Best Stenden JO Company
Marketing Communicatie plan Halfjaarverslag Commercial Verkoopacties Aandeelhouders-vergadering Jaarverslag +Financieel eindverslag JO Companydossier
BE bedrijfsadmi. Ingrid van Zanten
1e jaar
Semester 1 3 Participatie
Toets
Participatie voorwaardelijk: voldoende of onvoldoende Toets (100%)
Competentie 7
De student kan een bedrijfsadministratie opzetten en bijhouden.
De student kan een balans en winst- en verliesrekening maken en analyseren
Hoor- en werkcolleges
Bedrijfsadministratie opzetten
BE kostprijs Ingrid van Zanten
1e jaar
semester 2 3 Participatie
Toets Participatie voorwaardelijk: voldoende of onvoldoende Toets (100%)
Competentie 7
Student kan de kostprijs van een product of dienst berekenen
Student kan budget opstellen
Student kan een verschillen-analyse uitvoeren
Student kan een break-evenanalyse uitvoeren
Student kan verschillende soorten kosten berekenen en ook interpreteren
Student kan de balans, de winst- en verliesrekening en het kasstroomoverzicht maken en analyseren
Hoor- en werkcolleges
Kostprijsberekening Break-evenanalyse Verschillen-analyse
Studieloopbaanbegeleiding (SLB1)Jorrit van de Waal Pietrick Wiersma
Jaar 1 3 Kennismaking Studie Zelfanalyse POP Competentie- Reflectie Voortgangstoets
Goede, voldoende, onvoldoende beoordeling portfolio Participatie: norm = 100% aanwezig; voorwaardelijk voor het kunnen verkrijgen van een beoordeling op het portfolio Participatie 2
voortgangstoetsen
Competentie 10:
De student kan de eigen sterke en zwakke kanten onderzoeken en hierop reflecteren.
Reflecteren.
De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsmotivatie.
De student kan reflecteren op persoonlijk handelen (individueel en met anderen).
Student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren.
Student kan aspecten van ethiek en duurzaamheid herkennen en bespreekbaar maken.
Student kan leerdoelen formuleren en op basis hiervan eigen handelen en leerproces sturen en hierop reflecteren.
Hoorcollege Workshops SLB gesprekken
Persoonlijke ontwikkelingsplan
Schrijfopdracht Roel de Vries
Jaar 1 3 Schrijven: e-mail brief artikel essay persbericht commerciële tekst
50% Opdrachten 50% Schriftelijke toets
Competentie 9:
De student is in staat een tekst te schrijven in foutloos Nederlands;
De student is in staat een zakelijke en formele schrijfstijl te hanteren;
De student is in staat de volgende teksten produceren: e-mail, zakelijke brief, artikel, essay.
De student is in staat zelfstandig een persbericht schrijven volgens de geldende normen en regels;
De student is in staat een commerciële tekst schrijven volgens de geldende normen en voorschriften
Hoorcolleges e-mail brief artikel essay persbericht commerciële tekst
49
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
Voortgangstoets Jeroen van Vliet
Jaar 1 3 Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.
BBA en AD Norm te maken vragen: 90 Norm :28
Competentie 1:
De student kent theorie rondom stakeholdersanalyse
De student kent theorie rondom scenario-onderzoek
De student kent theorie rondom trendonderzoek
De student kent theorie rondom waarde- en belevingsonderzoek
De student kent theorie rondom marktanalyse Competentie 2:
De student kent theorie rondom het opstellen van beleid
De student kent theorie rondom haalbaarheidsonderzoek
De student kent theorie rondom strategische planning
De student kent theorie rondom onderzoek Competentie 3
De student kent theorie rondom samenwerking
De student kent theorie rondom gebruik multimedia
De student kent theorie rondom voortgangsrapportages
De student kent theorie rondom netwerk/ ketens
De student kent theorie rondom draagvlakanalyse Competentie 4
De student kent theorie rondom marketing
De student kent theorie rondom conceptontwikkeling
De student kent theorie rondom belevenissen
De student kent theorie rondom projectmanagement
De student kent theorie rondom marketingcommunicatie
De student kent theorie rondom branding strategieën
De student kent theorie rondom sales
De student kent theorie rondom crossmedia
De student kent theorie rondom evenementenmanagement Competentie 5:
De student kent theorie rondom motivatietheorieën
De student kent theorie rondom leiderschap theorieën
De student kent theorie rondom HRM strategieën
De student kent theorie rondom personeelsplanning
De student kent theorie rondom opleiding en training
De student kent theorie rondom toepassing HRM-cyclus Competentie 6:
De student kent theorie rondom operationeel management
De student kent theorie rondom kwaliteitsmanagement
De student kent theorie rondom dienstverlening Competentie 7:
De student kent theorie rondom Arbo, arbeidsrecht en sociale zekerheid
De student kent theorie rondom contracten en verzekeringen
De student kent theorie rondom ondernemingsrecht
De student kent theorie rondom offertes
De student kent theorie rondom financiering
De student kent theorie rondom projectbegroting en realisering Competentie 8:
De student kent theorie rondom vrijheidsbeleving en vrijetijdsbeleid
De student kent theorie rondom sportbeleid en vrijetijd
De student kent theorie rondom recreatiebeleid en vrijetijd
De student kent theorie rondom mediabeleid en vrijetijd
De student kent theorie rondom kunst en cultuurbeleid en vrijetijd
De student kent theorie rondom toerisme en vrijetijd Competentie 9:
De student kent de theorie rondom schriftelijke communicatie
De student kent de theorie rondom mondelinge communicatie Competentie 10:
De student kent theorie rondom duurzaamheid
De student kent theorie rondom maatschappelijk verantwoord ondernemen
De student kent theorie rondom ethiek
Hoorcollege uitleg toets Feedback op toets via studiecoach
Management-vaardigheden
Jaar 1 3 Basis communicatie vaardigheden
25%
Competentie 9 Managementvaardigheden in het 1
e studiejaar staat in het teken van basisvaardigheden voor het uitoefenen van een
Hoorcollege Workshops
Reflectie verslag Presentatie
50
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
Tsjitske Stoer Gespreks-technieken Presenteren Persoonlijke effectiviteit
25% 25% 25% Participatie: voldoende of onvoldoende
managementfunctie (oefenen, inzicht in zichzelf en reflecteren)
De student leert communicatieve basisvaardigheden welke nodig zijn voor pgo (professioneel werken, vergaderen, samenwerken en besluitvorming)
De student leert basis gespreksvaardigheden zoals interviewtechnieken, telefoongesprekken, emotionele gesprekken en een dialooggesprek
De student leert basisvaardigheden presenteren
De student kent de principes van tijd- en stressmanagement (persoonlijke effectiviteit) en kan hier op reflecteren.
Competentie 10:
De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsvaardigheden.
Student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren.
managementvaardigheden
STUDIEJAAR 2 (Voltijd BBA en AD)
HRM Hilda Koops Voertaal; Engels
2e jaar 1
e
moduul 6 Module assignment
Moduele assignment Researsch CBL-participation
50% 50% Participation: pass or fail
Competentie 5:
The student describes the position, objectives and tasks of HRM in an organisation.
The student names the HRM instruments that can be used to enhance the quality of the services.
The student explains the relationship between leadership, motivation and staff satisfaction.
The student indicates the reach of HR planning.
The student compiles (parts of) a personnel plan.
The student sets up a recruitment and selection procedure for a specific job in an accountable way (incl. Implementation and budgeting).
The student names the different types of training forms for new employees.
The student describes and explain what ‘reward’ entails (compensation and benefits). Competentie 6:
The student explains the relationship between the quality of the personnel and the quality of the service provision.
Competentie 7:
The student names the basic rights of employees in the areas of working conditions, labour law and social security in the Netherlands and, where applicable, in the country of origin.
The student explains how the difference between gross and net salary is established
CBL Hoor/werkcolleges
Analysis of trends and environment concerning HRM Personnel plan Recruitment and selection procedure
Leisure Experience Theo de Jong
2e jaar
2e moduul
6 Moduulopdracht Moduulopdracht onderzoek CBL-participatie fieldtrip
50% 50% Participatie: voldoende of onvoldoende
Competentie 1:
De student kan relevante informatie verzamelen en de uitkomsten van marktonderzoek interpreteren.
De student kent de verschillende trends en ontwikkelingen die spelen binnen de beleveniseconomie.
De student begrijpt de invloed en beleving van de vrijetijdsbesteding op de consument.
De student heeft kennis van de verschillende uitgangspunten voor conceptontwikkeling en weet welke theorieën gebruikt kunnen worden om te komen tot een visie en een concept.
De student kent het begrip authenticiteit en kan dit toepassen binnen conceptontwikkeling. Competentie 2:
De student kan adviserend optreden en een onderzocht concept op een overtuigende manier presenteren aan de opdrachtgever.
Competentie 3:
De student kan een concept omzetten in een concreet product en weet de juiste samenwerkingsverbanden hiervoor te gebruiken.
De student heeft kennis van het netwerkperspectief en weet waarom samenwerking van belang kan zijn voor het Imagineeringsproces.
Competentie 4:
De student kent de kenmerken en mogelijkheden van de verschillende mediumtypen t.b.v. Marketingcommunicatie en kan deze vertalen naar een cross/transmediaal concept.
De student is bekend met de karakteristieken en mogelijkheden van verschillende media en is in staat deze vertalen naar concrete marketingcommunicatie instrumenten.
De student kan vraagstukken vanuit het werkveld vertalen naar concrete diensten/evenementen d.m.v. Het toepassen van conceptontwikkeling.
De student heeft kennis van City & Regio marketing.
De student heeft kennis van verschillende positioneringstrategieën en merkenmanagement.
De student kan d.m.v. Een werkveldbezoek aan Disneyland Parijs opgedane kennis en ervaring vertalen in een creatief concept dat aansluit bij de strategie van Disneyland Parijs.
Competentie 9:
De student begrijpt het belang van creativiteit en weet welke theorieën gebruikt kunnen worden binnen het groepsproces.
De student heeft voldoende vaardigheden om overtuigend concepten te kunnen presenteren.
CBL Hoor/ werkcolleges fieldtrips
Waarde en belevingsonderzoek Marktanalyse Samenwerkingsplan Netwerk/keten Uitgewerkt concept Belevenis Storyline, moodboard Marketing communicatieplan Cross mediaal plan Branding strategie
Leisure Operations Eva Janssen
2e jaar
3e moduul
6 Moduulopdracht
50%
Competentie 2
De student is in staat adviezen te geven over de duurzame inrichting van operations
CBL
Literature review
51
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
Moduulopdracht onderzoek Cbl-participatie
50% Voldoende of onvoldoende
Competentie 6:
De student begrijpt de psychologische en sociologische drijfveren van bezoekers en gasten die bepalend zijn voor routing en layout
De student is in staat de kwaliteit van diensten te analyseren en te verbeteren
De student onderkent het belang en effect van de contactmomenten tussen dienstverlener en klant en kan deze plaatsen in het operationele proces
De student heeft kennis van en inzicht in theorie en modellen die gebruikt kunnen worden om alle operationele processen volgens plan te laten verlopen
De student kan de efficiëntie van de operationele processen bepalen Competentie 7
De student krijgt een beter inzicht in de financiële zaken omtrent evenementen organisatie
De student krijgt inzicht in de wet- & regelgeving omtrent het organiseren van een evenement
Hoor/ werkcolleges
Adviesrapport
Leisure Lab Jorrit van de Waal Onderwijsmateriaal is Engels, voertaal Engels en Nederlands
2e jaar,
4e moduul
6
Research Leisure Projects Industry Orientation / CBL-participatie
50% research assigement 50% module assigment Participatie, voldoende of onvoldoende
Competentie 1:
Kan op basis van bureau- en veldonderzoek relevante trends en ontwikkelen in de markt beschrijven
Kan op basis van deze onderzoeksresultaten een visie formuleren
Kan deze visie vertalen naar een strategie
Is in staat op gepaste wijze sleutelfiguren toe te voegen aan eigen netwerk Competentie 2:
Kan relevante interne informatie beschrijven
Kan interne en externe stakeholders betrekken bij het maken van plannen en hier ook draagvlak voor creëren
Kan zijn visie en plannen beargumenteren en presenteren Competentie 3:
Kan mogelijke samenwerkingspartners met elkaar in contact brengen
Kan zijn visie op samenwerking uitdragen en overbrengen op anderen Competentie 4:
Kan marktonderzoek doen
Kan draagvlak creëren voor zijn plannen Competentie 5:
Kan verschillende manieren van werk organiseren beschrijven
Kan zijn visie hier op geven Competentie 7:
Kan op basis van financiële en juridische analyse gerichte keuzes maken Competentie 8:
Kan onderzoeken wat de effecten zijn van bepaald vrijetijdsbeleid
Kan wensen, behoeften en gedragingen analyseren
Kan dit combineren tot een beargumenteerde visie Competentie 9:
De student kent de zakelijke etiquette
De student gebruikt de zakelijke etiquette in de omgang met zijn professionele netwerk
De student kan effectief communiceren met andere mensen in het netwerk Competentie 10:
De student kan zelfstandig opdrachten uitvoeren en evalueren
De student kan effectief omgaan met het geven en ontvangen van feedback
CBL Hoor/ werkcolleges Symposium Observaties in het werkveld CBL
Evaluatierapport Onderzoek Evaluatierapport evenement Senarioplan Concept Artikel vakblad Infografic Presentatie
Leisure Projects Anita van der Ven
Jaar 2 moduul 1
3 Persoonlijke SWOT en POP HRM procedures Kennismaken opdrachtgever
33% 33% 33%
Competentie 1:
De student kent de verschillende trends en ontwikkelingen die spelen binnen de Leisure Industry en neem deze mee in de ontwikkeling en uitvoering van Leisure Projects
Competentie 3:
De student kan een startbijeenkomst met een opdrachtgever voorbereiden en leiden. Competentie 5:
De student kan de HRM cyclus toepassen binnen Leisure Projects Competentie 6:
De student kan een project organisatie opzetten
Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie
Trendonderzoek Samenwerkingsplan Intentieovereenkomst Toepassen HRM Cyclus Project organisatie plan
Leisure Projects Anita van der Ven
Jaar 2, moduul 2
3 Projectplan Initiatiefrapport
50% 50%
Competentie 3
De student is in staat een concept om te zetten in een concreet project en weet de juiste samenwerkingsverbanden hiervoor te gebruiken
De student heeft kennis van het netwerkperspectief en begrijpt waarom samenwerking van belang kan zijn voor het project
Competentie 4:
De student kan relevante informatie verzamelen en de uitkomsten van onderzoek interpreteren en toepassen.
De student begrijpt het belang van nieuwe media en kan cross-/trans mediale strategieën/concepten ontwikkelen en inzetten tijdens Leisure Projects.
Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie
Netwerk/keten Initiatief rapport Project plan Marketing plan Cross mediaal plan Evenement Analyse wensen en behoeften
52
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
De student kan vraagstukken vanuit het werkveld vertalen naar concrete diensten/evenementen d.m.v. Het toepassen van projectmanagement.
De student heeft begrip van de kenmerken en mogelijkheden van de verschillende mediumtypen t.b.v. Marketingcommunicatie en kan deze vertalen naar concrete communicatie instrumenten.
Competentie 8:
De student kan op basis van een analyse van wensen/behoeftes van de klant en doelgroep een initiatief rapport opstellen
Leisure Projects Anita van der Ven
Jaar 2, moduul 3
3 Productie programma 100%
Competentie 6
De student kan projectmatig werken en wensen/behoeften van externe opdrachtgevers vertalen naar een initiatiefrapport, projectplan, veiligheidsplan, kwaliteitsplan en draaiboek.
Competentie 7:
De student kan een begroting opstellen en de haalbaarheid van een project inschatten d.m.v. Het toepassen van ROI en vertalen naar de wensen en behoeften van de opdrachtgever.
De student kan de benodigde contracten en vergunningen opstellen t.b.v. Een project.
De student kan een risicoanalyse uitvoeren
Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie
Draaiboek Projectbegroting Contract en verzekering Event layout Veiligheidshandboek Kwaliteitschecklist Vrijwilligersplan
BBA Leisure Projects Anita van der Ven
BBA Jaar 2, moduul 4
3 Uitvoer evenement Evaluatie evenement
50% 50%
Competentie 8
De student kan een onderzoeksrapport opstellen waarin de effecten van en project worden gemeten. Competentie 9
De student kan een concept overtuigend presenteren.
De student beheerst de nodige communicatievaardigheden om op een professionele manier om te gaan met interne en externe partijen, zowel mondeling als schriftelijk.
Competentie 10
De student is in staat kritisch te reflecteren op zijn eigen werk, staat open voor feedback en gebruikt deze feedback om zijn/haar eigen prestaties te verbeteren
Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie
Klant tevredenheidsonderzoek Evaluatierapport Persoonlijk ontwikkelingsplan Reflectieverslag Beoordelingsgesprekken Presentaties
AD Leisure Projects Anita van der Ven
AD Jaar 2, moduul 4
3 Evaluatie evenement Individueel assessment uitvoer van het evenement
50% 25% Individuele beoordeling tijdens uitvoer evenement 25% presentatie/reflectie AD competenties
Competentie 8
De student kan een onderzoeksrapport opstellen waarin de effecten van en project worden gemeten. Competentie 9
De student kan een concept overtuigend presenteren.
De student beheerst de nodige communicatievaardigheden om op een professionele manier om te gaan met interne en externe partijen, zowel mondeling als schriftelijk.
Competentie 10
De student is in staat kritisch te reflecteren op zijn eigen werk, staat open voor feedback en gebruikt deze feedback om zijn/haar eigen prestaties te verbeteren
Competentie 1-9 (proeve van bekwaamheid):
De student demonstreert, tijdens de uitvoer van leisure projects, dat hij/zij beschikt over de AD competenties in de beroepspraktijk
Competentie 10
De student kan reflecteren op het behalen van zijn AD competenties
Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie
Klant tevredenheidsonderzoek Evaluatierapport Persoonlijk ontwikkelingsplan Reflectieverslag Beoordelingsgesprekken Presentaties
BE financiering Ingrid van Zanten
Jaar 2 Semester 1
3 Participatie Toets
Participatie: voldoende of onvoldoende Toets
Competentie 7:
De student kan een financieringsplan opstellen
De student kan de balans, de winst- en verliesrekening en het kasstroomoverzicht maken en analyseren
De student kan activa zoals voorraden, debiteuren en liquide middelen op een financieel verantwoorde wijze te beheren.
De student kan de financiële situatie van een bedrijf beoordelen
De student kan een offerte opstellen
Hoor/werkcolleges
SLB2 Dymphi van der Hoeven Jorrit van de Waal en Pietrick Wiersma
Jaar 2 3 Teamrollen Leiderschap Vrije studie punt Participatie WC/intervisie
50% (Onvoldoende of voldoende) 50% (Onvoldoende of voldoende) Participatie: norm = 100% aanwezig; voorwaardelijk voor het kunnen verkrijgen van een beoordeling op het portfolio
Competentie 10:
De student kan actief ontwikkelingen in het beroepsdomein volgen en deze vertalen naar een POP.
De student kan de eigen sterke en zwakke kanten onderzoeken en hierop reflecteren.
De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsmotivatie.
De student kan reflecteren op persoonlijk handelen (individueel en met anderen).
De student kan reflecteren op professioneel handelen, houding en motivatie en deze verder ontwikkelen.
Student kan aspecten van ethiek en duurzaamheid herkennen en bespreekbaar maken.
Student kan leerdoelen formuleren en op basis hiervan eigen handelen en leerproces sturen en hierop reflecteren.
Gesprekken Zelfstudie Praktijk Workshops Intervisie
Portfolio
53
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
Voortgangstoets
Participatie 2
voortgangstoetsen
Voortgangstoets 2 Jeroen van Vliet
Jaar 2 3 Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.
BBA en AD Norm te maken vragen: 120 Norm :36
Zie jaar voortgangstoets jaar 1
Management-vaardigheden 2 Tsjitske Stoer
Jaar 2 HRM gesprekken Creativiteit Teambuilding Leiderschap
25% 25% 25% 25% Participatie: voldoende of onvoldoende
Managementvaardigheden in het tweede studiejaar is gericht op het ontwikkelen van en verdiepen op specifieke managementvaardigheden gericht op functioneren van een manager, gekoppeld aan de onderwerpen van de modulen. Competentie 5:
De student kan HRM-gesprekken voeren Competentie 8:
De student kan een veranderingsproces analyseren en ingang zetten Competentie 9::
De student begrijpt het belang van creativiteit en weet welke theorieën en technieken gebruikt kunnen om tot een innovatief concept te komen
De student kan conflicthantering en onderhandelingstechnieken inzetten.
De student kan een team vormgeven
De student kan zichzelf en anderen motiveren
De studenten kan leiding en instructies geven aan een team. Competentie 10:
De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsvaardigheden.
De student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren.
Workshops
Taal 2e studiejaar (Duits beginners, Duitsgevorerden of Frans)
Duits 1 Gevorderden G. Schmäling
Jaar 2 Moduul 1 keuze
3 Presentatie Tekstverklaring Grammatica Participatie
30% 30% 30% 10% Voldoende of onvoldoende
Competentie 9:
De student is in staat om aan de hand van informatieve teksten een presentatie samen te stellen en op professionele wijze te houden.
De student kan sociaal contact leggen en onderhouden met collega’s, klanten en bezoekers door middel van smalltalk.
De student is in staat om in adequate wijze een vergadering voor te zitten en aan vergaderingen deel te nemen en zijn eigen mening te uiten.
De student is in staat om op adequate wijze zakelijke notulen te verzorgen.
De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen
Workshops
In het Duits: Vergaderingen voorzitten Agenda samenstellen Notulen maken Bedrijfspresentatie houden
Duits 2 Gevorderden G. Schmäling
Jaar 2 Moduul 2 Keuze
3 Formele/ informele gesprekken Correspondentie Grammatica Participatie
30% 30% 30% 10% Voldoende of onvoldoende
Competentie 9:
De student is in staat om in adequate wijze de telefoon te beantwoorden, gesprekken door te verbinden en informatie door te geven in telefoonnotities t.b.v. Een efficiënte informatieoverdracht.
De student is in staat om op adequate wijze interne en externe bezoekers te ontvangen en te voorzien van informatie. De student kan sociaal contact leggen en onderhouden met collega’s, klanten en bezoekers door middel van smalltalk.
De student is in staat om op adequate wijze zakelijke correspondentie te verzorgen.
De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen
Workshops
In het Duits: zakelijke communicatie: schriftelijk: Brief/ e-mail/memo mondeling: formele/informele gesprekken
Duits 3 Gevorderden G. Schmäling
Jaar 2 Moduul 3 Keuze
3 Sollicitatie gesprek Sollicitatiebrief Grammatica Participatie
30% 30% 30% 10% Voldoende of onvoldoende
Competentie 9:
De student is in staat om in adequate wijze een sollicitatiebrief met CV te schrijven.
De student is in staat om rollen in een sollicitatiegesprek te vervullen (Manager HRM en sollicitant)
De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen
Workshops
In het Duits: Sollicitatiegesprek Sollicitatiebrief
Duits 4 Gevorderden G. Schmäling
Jaar 2 Moduul 4 keuze
3 Presentatie Tekstverklaring Grammatica Participatie
30% 30% 30% 10% Voldoende of o nvoldoende
Competentie 9:
De student is in staat om in adequate wijze mondeling een bedrijfsresultaat te presenteren.
De student is in staat om teksten (vakliteratuur) samen te vatten, te analyseren en te interpreteren
De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen Aan het eind van moduul 4 zou de student het CEFR niveau B2 bereikt moeten hebben
Workshops
In het Duits: Bedrijfsresultaten lezen, samenvatten, analyseren en interpreteren Bedrijfspresentatie houden
Duits 1 – Beginners
Jaar 2, moduul 1
3 Luisteren Grammatica/
45%
Competentie 9:
Luisteren: De student kan eenvoudige vragen en aanwijzingen verstaan en begrijpen,, kan korte en eenvoudige
Workshop
nvt
54
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
A. Eijkenaar Idioom Participatie
45% 10%
wegaanwijzingen volgen, kan eenvoudige gegevens mbt getallen, hoeveelheden, prijzen en kloktijden begrijpen
De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen
Lezen: De student kan korte en eenvoudige Duitse teksten zin voor zin lezen, kan simpele teksten (bijv. Memo’s en e-mails) lezen, kan eenvoudige en simpele mededelingen op borden, ansichtkaarten etc. Lezen,
Spreken: De student kan zich in eenvoudige bewoording uiten over: het eigen welbevinden en het welbevinden van anderen, kan iets zeggen over wat hij/zij doet en waar hij/zij woont, kan iets zegen over mensen en plaatsen, iets zeggen over (Deze vaardigheid wordt overigens niet getoetst!)
Schrijven: Deze vaardigheid wordt niet getoetst, en dus ook niet geoefend!
Duits 2 – Beginners A. Eijkenaar
Jaar 2, moduul 2
3 Luisteren Grammatica/ Idioom Participatie
45% 45% 10% Voldoende of onvoldoende
Competentie 9:
Luisteren: De student kan eenvoudige vragen en aanwijzingen verstaan en begrijpen,, kan korte en eenvoudige wegaanwijzingen volgen, kan eenvoudige gegevens mbt getallen, hoeveelheden, prijzen en kloktijden begrijpen
De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen
Lezen: De student kan korte en eenvoudige Duitse teksten zin voor zin lezen, kan simpele teksten (bijv. Memo’s en e-mails) lezen, kan eenvoudige en simpele mededelingen op borden, ansichtkaarten etc. Lezen,
Spreken: De student kan zich in eenvoudige bewoording uiten over: het eigen welbevinden en het welbevinden van anderen, kan iets zeggen over wat hij/zij doet en waar hij/zij woont, kan iets zegen over mensen en plaatsen, iets zeggen over
(Deze vaardigheid wordt overigens niet getoetst!) Schrijven: Deze vaardigheid wordt niet getoetst, en dus ook niet geoefend! Aan het eind van moduul 2 moet de student op het CEFR niveau A1 zijn
Workshop
nvt
Duits 3 – Beginners A. Eijkenaar
Jaar 2, moduul 3
3 Lezen Grammatica/ Idioom Participatie
45% 45% 10% Voldoende of onvoldoende
Competentie 9:
Lezen: De student kan korte en eenvoudige Duitse teksten mbt vertrouwde en concrete thema’s begrijpen; kan informatie halen uit eenvoudig schriftelijk materiaal, waarin iets over specifieke gebeurtenissen e.d. Wordt verteld ; kan eenvoudige handleidingen lezen en begrijpen; kan voorschriften (bijv. Inzake veiligheid) begrijpen, mits dit in eenvoudig Duits beschreven is.
De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen
Luisteren: De student kan wezenlijke informatie uit korte mededelingen halen,; kan conversatie volgen en begrijpen. Dit alles echter alleen mits dit in eenvoudig Duits wordt gesproken
Spreken: De student kan in eenvoudig Duits over alledaagse aspecten van het leven spreken; verklaren , waarvan hij/zij wel en niet houdt, voorwerpen en zaken kort beschrijven en met elkaar vergelijken; iemand netjes aanspreken en begroeten.
(Deze vaardigheid wordt overigens niet getoetst!) Schrijven: Deze vaardigheid wordt niet getoetst, en dus ook niet geoefend!
Workshop
In het Duits lezen en begrijpen van eenvoudige handleidingen voorschriften (bijv. inzake veiligheid)
Duits 4 – Beginners A. Eijkenaar
Jaar 2, moduul 4
3 Lezen Grammatica/ Idioom Participatie
45% 45% 10% Voldoende of onvoldoende
Competentie 9:
Lezen: De student kan korte en eenvoudige Duitse teksten mbt vertrouwde en concrete thema’s begrijpen; kan informatie halen uit eenvoudig schriftelijk materiaal, waarin iets over specifieke gebeurtenissen e.d. Wordt verteld ; kan eenvoudige handleidingen lezen en begrijpen; kan voorschriften (bijv. Inzake veiligheid) begrijpen, mits dit in eenvoudig Duits beschreven is.
De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen
Luisteren: De student kan wezenlijke informatie uit korte mededelingen halen,; kan conversatie volgen en begrijpen. Dit alles echter alleen mits dit in eenvoudig Duits wordt gesproken
Spreken: De student kan in eenvoudig Duits over alledaagse aspecten van het leven spreken; verklaren , waarvan hij/zij wel en niet houdt, voorwerpen en zaken kort beschrijven en met elkaar vergelijken; iemand netjes aanspreken en begroeten.
(Deze vaardigheid wordt overigens niet getoetst!) Schrijven: Deze vaardigheid wordt niet getoetst, en dus ook niet geoefend! Aan het eind van moduul 4 moet de student op het CEFR niveau A2 zijn
Workshop
In het Duits lezen en begrijpen van eenvoudige handleidingen voorschriften (bijv. inzake veiligheid)
Frans
Roel de Vries
Jaar 2,
moduul 1
3 Uitspraak/Grammatica 15% Participatie
42,5% mondeling
42,5% schriftelijk
Competentie 9:
De student spreekt de klanken van de Franse taal correct uit
De student verbetert zijn kennis van de Franse grammatica.
De student verbetert zijn kennis van het Franse vocabulaire.
Workshops
Basisconversatie
Frans
Roel de Vries
Jaar 2,
moduul 2
3 Professionele
dialogen
15% Participatie
85% schriftelijk
Competentie 9:
De student kan op correcte wijze gasten in de Leisure branch te woord staan en informatie verstrekken
Workshops
Toeristische informatie
verstrekken
Frans
Roel de Vries
Jaar 2,
moduul 3
3 Luistervaardigheid,
grammatica
15% Participatie
42,5% mondeling
42,5% schriftelijk
Competentie 9:
De student kan eenvoudige Franse dialogen begrijpen en grammatica verklaren
Workshops
Luistervaardigheid
Frans
Roel de Vries
Jaar 2 moduul
4
3 Presentatie 15% Participatie
42,5% presentatie
42,5% uitvoering spel
Competentie 9:
De student kan een uitgebreide presentatie in het Frans geven, waarbij het vocabulaire en de grammatica foutloos zijn
Workshops
Uitgebreide presentatie in
het Frans
55
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
De student kan een kleine workshop (spel) in het Frans geven Aan het eind van moduul 4 is het niveau B1/B2 bereikt Daarnaast beschikken studenten over Business-related vocubulary betreffende Leisure competenties 1-9
3E STUDIEJAAR (voltijd BBA )
@WORK Edou Hilverda Lesmateriaal in het Engels, voertaal is Nederlands en Engels
Jaar 3 12 Praktijk verslag en participatie Onderzoek Personal Future
33% 33% 33% Participatie voorwaardelijk: voldoende of onvoldoende
Competentie 1
De student is in staat om een eigen visie op de leisure markt te ontwikkelen
De student heeft visie op en kan aansluiten bij bestaande trends en ontwikkelingen in de sector aansluiten op eigen specialisatie.
Competentie 2
De student kan zelfstandig een opdracht voor een externe opdrachtgever uitvoeren en rapporteren Competentie 3
De student is in staat effectief te communiceren met andere mensen bij veranderende werkomstandigheden
De student is in het netwerk aan te laten sluiten op eigen waarden en kwaliteiten. Competentie 4
De student is in staat zelfstandig een afweging maken tussen de verschillende belangen van verschillende stakeholders
Competentie 7
De student is in staat om een kritische analyse te maken van de operationele aspecten van een leisure organiatie
Competentie 8
De student is in staat zelfstandig concrete aanbevelingen geven ter implementatie Competentie 9:
De student is in staat zijn sociale en communicatieve vaardigheden verder te ontwikkelen in een prakijksituatie
De student kan eigen waarden en werkwijze benoemen
De student kan eigen kwaliteiten en vaardigheden concreet benoemen
You have a clearer impression of your personal opportunities /capabilities Competentie 10
De student kan zelfstandig op professionele wijze zowel schriftelijk als mondeling contact onderhouden met verschillende stakeholders
De student kan eigen waarden, kwaliteiten en werkwijzen verbinden tot een “personal brand”
De student kan een “personal brand” effectief communiceren met beoogd netwerk
Praktijk: - Praktijk/Stage - Coaching - Start-, tussen- en
eindgesprek Onderzoek: - Workshops - Presentatie geven
en actief aanwezig Personal Future: - Workshops - Presentatie
Praktijk: - Project plan - Analyse en
verbetervoorstel bedrijfsprocessen
- Persbericht - Archief Onderzoek: - Onderoeksvoorstel
(opzet) - Onderoeksrapport - Mondelinge
presentatie Personal Future: - Pitch
StrategicManagement Jochem Jansen Voertaal: Engels
Jaar 3 12 Cases and participation Management game and related topics Test en Student Led Seminars
Participation and report 33% Participation and report 33% Participaton and test 33 %
Competentie 1:
Have acquired an extensive vocabulary on the topic of the external environment of organization in relation to strategic management.
Be able to identify stakeholder groups, to analyze their expectations regarding the organization’s performance, and to formulate strategies taking into consideration these conflicting expectations.
Be able to analyze the strategic position of an organization given its external environment, the expectations of stakeholders, the purpose of the organization, and the organization’s resources and competencies.
Be able to foresee future trends and to translate these into plausible scenarios through the use of scenario-planning methods
Competentie 2:
Understand what strategic directions and methods of development are available to organizations, why some methods and directions are preferred, and how some directions and methods succeed better than others do.
Be able to identify an organization’s strategic choices.
Be able to take or advise upon strategic management decisions.
Be able to work out a strategic implementation plan for an organization based on a sound strategic analysis and the formulation of strategic future directions to follow
Competentie 5:
Understand how organizations conduct strategic change processes in relation to the internal organization Competentie 6:
Be able to compare, contrast and evaluate organizational structures, behaviour and processes necessary for putting strategy into action.
Competentie 7:
Be able to analyze whether and why an investment or strategic choice is feasible and profitable based on a financial analysis of the expected return and results
Be able to apply and assess various investment- and (financial) monitoring instruments
Be able to analyze and interpret activities from a financial perspective and produce an annual report. Competentie 8
Be able to compare, contrast and evaluate organizational structures, behaviour and processes necessary for putting strategy into action
Lectures and workshops CBL Student-led Seminars Test Management Game
Scenario research and development Strategic development plan Analysis of trends and environment concerning strategic management within organizations Stakeholder analysis Annual report (airline simulation game)
56
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
Understand how organizations conduct strategic change processes and what needs to be taken into account in relation to this
Be able to implement and evaluate different investment yield standards.
Analyze and evaluate strategic choices of an organization on the basis of feasibility, acceptability and feasibility in relation to an organization’s resources and competences, purpose and stakeholder expectations
Minor LM Minor 15 15
Afhankelijk per minor Specifieke beschrijvingen van keuze modulen zijn weergegeven op intranet
Kenmerk van een minor is verdieping of verbreding. LM biedt een specialisatie semester Kunst en Cultuurmanagement, Sportmanagement en Evenementen Management. Bij alle drie LM eigen semesters wordt ten eerste de student gevraagd zich theoretisch te verdiepen op een deelaspect van de opleiding. Vervolgens moet een student zelfstandig vragen/problemen oplossen uit deze specialisatie en de nieuwe en eerder opgedane theorie toepassen in wisselende, complexe opstandigheden, zelfstandig en kritisch. Studenten mogen minors volgens bij een andere opleiding/ HBO-instellingen indien er sprake is verdieping/verbreding en er geen overlap is met het vaste programma van LM (ter beoordeling examencommissie).
Specifieke beschrijvingen van keuze modulen zijn weergegeven op intranet
Specifieke beschrijvingen van keuze modulen zijn weergegeven op intranet
SLB3 Pietrick Wiersma
Jaar 3 3 Stagevoor-bereiding Persoonlijke en professionele visie op de Leisure Manager Vrije-studiepunt
33% 33% 33% Vrije studiepunt Onvoldoende, voldoende of goed
Competentie 9::
De student weet op heldere en professionele wijze te communiceren met verschillende partijen op verschillende niveaus, zowel binnen als buiten een organisatie.
De student kan contact onderhouden met interne en externe partijen op professionele wijze, zowel schriftelijk als mondeling
De student kan diverse gesprekstechnieken toepassen om informatie in te winnen of te solliciteren. Competentie 10::
De student is in staat om met een kritische blik naar je eigen functioneren te kijken.
De student staat open voor feedback en vraagt daar ook om in bijvoorbeeld intervisiebijeenkomsten. Je gebruikt deze feedback ter verbetering van je functioneren.
De student is actief bezig met het verbeteren en aanvullen van je kennis en vaardigheden binnen zijn beroepenveld.
De student weet wie ze is en kan dit aan anderen uitleggen.
De student gedraagd zich confrom de binnen de organisatie (en opleiding) geldende normen en waarden voor de van maatschappelijke verantwoordelijkheid en weet op de juiste wijze om te gaan met ethische kwesties.
Hoor/werk colleges Intakegesprek gesprek met de studiecoach. netwerkdag
Portfolio
Voortgangstoets 3 Jeroen van Vliet
Jaar 3 3 Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.
Norm te maken vragen: 150 Norm : 46
Zie voortgangstoets jaar 1
4E STUDIEJAAR (voltijd BBA )
Stage Pietrick Wiersma (=afronding competentie-ontwikkeling duaal)
Jaar 4 42 Praktijkverslag Praktijkuren zelfevaluatieverslag (incl bewijzen behaalde competenties)
De basis ontwikkeling van alle competenties is afgerond in het verplichte onderdeel. De stage kent de volgende
kenmerken:
1) Zelfstandigheid: je kunt zelfstandig een globaal omschreven opdracht uitvoeren, waarbij je zelf te kiezen methodes
kan inzetten. Je kunt anderen (bege)leiden bij het uitvoeren van taken of een project.
2)Complexiteit: de situatie waarin de opdracht wordt uitgevoerd is complex. Je functioneert in complexere
omgevingen, waar doelstellingen minder duidelijk omschreven zijn, terwijl de eisen aan de producten hoog zijn, en de
impact op de bedrijfsvoering van de organisatie hoog. Je kunt een beredeneerde keuze maken uit verschillende
beschikbare uitvoeringsstrategieën, en je bent in staat zowel op tactisch als strategisch niveau als projectmanager en
adviseur op te treden
Je hebt aan het einde van de stage de volgende beroepskwalificaties behaald:
Je kunt je theoretisch opgedane kennis onder wisselende praktijkomstandigheden zelfstandig en kritisch toepassen.
Je kunt in wisselende werksituaties goed omgaan met andere personen met wie, uit hoofde van dat werk, (regelmatig) contact onderhouden moet worden.
Je hebt je enerzijds aangepast in de nieuwe organisatie (praktijksituatie) en hebt anderzijds een eigen (zelfstandige) inbreng gehad in deze organisatie.
Je hebt in de praktijksituatie de beschikbare sociale, communicatieve en technische vaardigheden (volledig) kunnen ontplooien.
Je hebt in de stage een duidelijker beeld gekregen van de vrijetijdsindustrie en haar/zijn attitude ten aanzien van deze industrie/sector verder kunnen ontwikkelen.
Je bent (beter) in staat zelfstandig een visie te ontwikkelen over de Vrijetijdsindustrie.
Praktijkervaring/Stage Coaching op de werkplek 1 startgesprek 1 voortgangsgesprek 1 beoordelingsgesprek 2 Stageterugkomdagen
Stageverslag 2 zelf-evaluatieverslagen
57
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
Je hebt geleerd zelfstandig vragen/problemen op te lossen.
Je kunt snel improviseren/anticiperen op momenten dat de praktijksituatie daarom vraagt.
Je bent (beter) in staat kritisch te oordelen over het functioneren van een organisatie/bedrijf binnen de vrijetijdsindustrie.
Je hebt een duidelijker beeld van de eigen mogelijkheden/capaciteiten
Afstudeer Onderzoek Pietrick Wiersma
Jaar 4 18 Onderzoeksvoorstel Scriptie Presentatie
Onvoldoende-voldoende-goed-zeer goed. 100% Uitgedrukt in een cijfer. Voldoende bij 5,5 Onvoldoende-voldoende-goed-zeer goed. Voorwaardelijk om af te kunnen studeren.
Doelen van de het toegepaste onderzoek en de presentatie: Je toont aan dat je:
voldoende relevante en actuele kennis hebt van het vakgebied (om als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren).
voldoende inzicht hebt in relevante en actuele ontwikkelingen in het vakgebied (om als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren).
relevante en actuele (wetenschappelijke) kennis en inzichten kunt toepassen bij het definiëren, analyseren en oplossen van een praktijkprobleem.
relevante informatie kunt verzamelen en te kunnen analyseren.
op basis van deze informatie en de analyse oplossingen/opties kunt genereren, deze kunt evalueren en tot een gefundeerde keuze kunt komen en deze keuze uit kunt werken in de vorm van een adviesrapport.
je werkwijze, de informatie, de analyse en de oplossingen (het advies) schriftelijk en mondeling kunt overbrengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten.
methodisch en reflectief kunt denken en handelen.
over houding en vaardigheden beschikt om als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren. .
Workshop Onderzoek Gesprekken
Scriptie Presentatie
58
Bijlage D: Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de BBA en AD opleiding Duaal
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
STUDIEJAAR 1 (Duaal BBA en AD)
IVK Mark van Driel
1e jaar moduul
1 6 Over Vrijetijd
Trends in Vrijetijd Duurzaamheid Omgeving en
33% 33% 33%
Competentie 1:
De student kan verschillende definities van vrijetijd omschrijven en toepassen
De student kan de begrippen Serious Leisure, Casual Leisure en Project-based Leisure uitleggen
De student kan de geschiedenis, trends en de mogelijke ontwikkelingen in de toekomst in/van de vrijetijd(sbesteding) omschrijven
De student kan het belang van de vrijetijdssector omschrijven
De student kan de vrijetijdsbeleving van de mens uitleggen
De student kan invloedsfactoren op het vrijetijdsgedrag uitleggen
De student kan de bestedingen binnen de sectoren; toerisme, recreatie, sport, kunst & cultuur en media weergeven
De student kan verschillende definities van de sectoren; toerisme, recreatie, sport, kunst & cultuur en media omschrijven en categoriseren
Competentie 3:
De student kan de invloed van de overheid op de vrijetijd(sbesteding) omschrijven Competentie 10:
De student kan het concept ethiek als onderdeel van duurzaamheid uitleggen
De student kan het concept people, planet, profit in relatie met Leisure management uitleggen
Action leaning Coaching Hoorcolleges
Sectoranalyse, Literatuurstudie
Organisatie en Management Liesbeth Schellekens
1e jaar moduul
2 6 Organisatie
Mensen en Organisatie Structuur en Organisatie
33% 33% 33%
Competentie 1:
De student kan verschillende soorten omgevingsfactoren en stakeholders van een organisatie benoemen en
herkennen.
De student weet wat het strategisch beleid van een organisatie inhoudt en kan het belang hiervan aangeven.
Competentie 2:
De student weet hoe een besluitvormingsproces kan worden ingericht, waarbij meerdere partijen zeggenschap
hebben.
Competentie 3:
De student kan aangeven waarom organisaties verschillende soorten samenwerkingsverbanden aangaan en op
welke niveaus samenwerking plaats vindt.
Competentie 5:
De student kan verschillende internationale culturen en organisatieculturen benoemen en onderscheiden.
De student kan aangeven wat de verbanden en verschillen zijn tussen leiderschap en management.
De student kan verschillende leiderschapsstijlen herkennen en verkrijgt inzicht in zijn of haar eigen
leiderschapsstijl aan de hand van het Concurrerende Waarden model van Robert E. Quinn.
De student kent de verschillende soorten motivatietheorieën, die een manager in de praktijk kan hanteren.
Competentie 6:
De student kan verschillende soorten organisatiestructuren benoemen en herkennen in de praktijk.
De student kan verschillende soorten bedrijfsprocessen en hun verbanden benoemen en het belang van deze
processen aangeven, gerelateerd aan de effectiviteit van een organisatie.
De student verkrijgt, door middel van deskresearch en fieldresearch, inzicht in de verschillende wijzen waarop
een organisatie in de praktijk is ingericht, waarbij de focus ligt op de volgende onderdelen: strategisch beleid,
organisatiecultuur, organisatiestructuur, besluitvormingsprocessen, bedrijfsprocessen, stakeholders en
samenwerkingsverbanden.
Competentie 10:
De student kan een discussie voeren over ethische aspecten in het kader het van functioneren van
organisaties.
Action leaning Coaching Hoorcolleges
Interview met een manager en bedrijfsanalyse Literatuurstudie
Marketing van de Vrije Tijd Steffen Fokkema
1e jaar moduul
3 6 De consument (B2C)
City Marketing Business to Business
33% 33% 33%
Competentie 1:
Potentiële concurrentie en partners in kaart te brengen en op basis daarvan het bedrijf of het product
strategisch te positioneren.
Verschillende klantengroepen te onderscheiden en de marketingmix af te stellen op het koopgedrag en de
Action leaning Coaching Hoorcolleges
Marketingplan Onderzoeksrapport Aanbodsanalyse
59
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
Marketing wensen van de doelgroep.
De marketingmix dusdanig in te richten dat er hogere klantloyaliteit en klantwaarde ontstaat.
Competentie 2:
Een volledig marketingplan op te zetten en uit te voeren.
Het personeelbeleid klantvriendelijk en ethisch verantwoord vorm te geven.
Competentie 4:
De leisuredienst, de dienstverleningsomgeving en het merk dusdanig vorm te geven dat er een belevenis wordt
gecreëerd.
De prijsstelling af te stemmen op de vraag en het aanbod om de opbrengst te maximaliseren.
De online marketingtools op de juiste manier in te zetten.
Marketingcommunicatie en PR-activiteiten af te stemmen op de behoeften van de verschillende klanten- en
belangengroepen.
Vraaganalyse Uitgewerkt concept of product
Leisure Life Frits Hoogteijling
1e jaar moduul
4 6 Sport
Toerisme & Recreatie Kunst & Cultuur
33% 33% 33%
Competentie 1:
De student kent het begrip identiteit en kan dit relateren aan zijn eigen vrijetijdsbesteding en levenskwaliteit;
De student kent op hoofdlijnen de sportstructuur en het sportbeleid binnen Nederland/Duitsland; Competentie 2:
De student kent de het belang van toekomstscenario’s binnen de vrijetijdsindustrie;
De student kent de stappen van het onderzoeksproces en is in staat een eenvoudig kwalitatief onderzoek uit te voeren;
Competentie 4
De student kent het begrip esthetiek en kan het belang daarvan voor zowel de vraag als de aanbodzijde binnen de kunst- en cultuursector aangeven;
De student kent de invloed/macht van de (nieuwe) media op individu en samenleving en begrijpt het belang daarvan voor een vrijetijdsorganisatie;
Competentie 8:
De student kent de politieke en planologische aspecten van de openluchtrecreatie en is in staat dit te vertalen naar het gemeentelijk recreatie beleid;
De student kent het begrip authenticiteit en kan dit toepassen op het toeristisch-recreatieve product van een stad;
Competentie 10:
De student weet wat het begrip duurzaamheid inhoudt (people, planet, prosperity) en is in staat het belang daarvan voor organisaties in de vrijetijdsector weer te geven;
Action leaning Coaching Hoorcolleges
Literatuurstudie Interview Onderzoeksrapport
English 1 Dinie Middelbrink
1e jaar,
Semester 1
3 Writing Oral Participatie
42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation
Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2/internationale stroom niveau B2/C1)
Students have acquired new business-related vocabulary
Students be able to use new vocabulary appropriately in business situations
Students have become more fluent and confident in using the language of business
Students be able to deliver an effective meeting and elevator pitch.
Students have expanded and brushed up their knowledge of essential grammar concepts by using the Grammar Lab course book and online support
Workshops
Meetings in English
English 2 Dinie Middelbrink
1e jaar,
Semester 2
3 Writing Oral Participatie
42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation
Workshops
Pitch in English
BE bedrijfsadmi. Ingrid van Zanten
1e jaar
Semester 1 3 Participatie
Toets
Participatie: voldoende of onvoldoende Toets
Competentie 7
De student kan een bedrijfsadministratie opzetten en bijhouden.
De student kan een balans en winst- en verliesrekening maken en analyseren
Hoor- en werkcolleges
Bedrijfsadministratie opzetten
BE kostprijs Ingrid van Zanten
1e jaar
semester 2 3 Participatie
Toets
Participatie: voldoende of onvoldoende Toets
Competentie 7
Student kan de kostprijs van een product of dienst berekenen
Student kan budget opstellen
Student kan een verschillen-analyse uitvoeren
Student kan een break-evenanalyse uitvoeren
Student kan verschillende soorten kosten berekenen en ook interpreteren
Student kan de balans, de winst- en verliesrekening en het kasstroomoverzicht maken en analyseren
Hoor- en werkcolleges
Zelfmanagement
Anke Rozendaal
Jaar 1
semester 1
9
Zelfanalyse
POP
Persoonlijke
effectiviteit
Rapport
Competentie 9
Managementvaardigheden in het 1e studiejaar staat in het teken van basisvaardigheden voor het uitoefenen van een
managementfunctie (oefenen, inzicht in zichzelf en reflecteren)
De student leert communicatieve basisvaardigheden welke nodig zijn voor pgo (professioneel werken,
Persoonlijke gesprekken
managementvaardigheden
Portfolio
Reflectie verslag
Presentatie
Portfolio
60
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
Reflectie en
ontwikkeling van
competentie-op de
werkplek
Managementvaardigh
eden en participatie
lesdagen
Driehoeksgesprek
Semster 1 o-meting, plan
van aanpak
Participatie (voldoende
of onvoldoende)
vergaderen, samenwerken en besluitvorming)
De student leert basis gespreksvaardigheden zoals interviewtechnieken, telefoongesprekken, emotionele gesprekken en een dialooggesprek
De student leert basisvaardigheden presenteren
De student kent de principes van tijd- en stressmanagement (persoonlijke effectiviteit) en kan hier op reflecteren.
Competentie 10:
De student kan de eigen sterke en zwakke kanten onderzoeken en hierop reflecteren.
De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsmotivatie.
De student kan reflecteren op persoonlijk handelen (individueel en met anderen).
Student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren.
Student kan aspecten van ethiek en duurzaamheid herkennen en bespreekbaar maken.
Student kan leerdoelen formuleren en op basis hiervan eigen handelen en leerproces sturen en hierop reflecteren.
De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsvaardigheden.
Student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren.
De student formuleert samen met de werkgever eigen leerdoelen om sturing te geven aan de competentieonwikkeling op de werkplek
De student kan reflecteren op het behalen van zijn AD competenties Competentie 1-10: Zie AD competentie uitwerking bijlage F
Driekhoeksgesprek
student, werkgever en
docent
Zelfmanagement
Anke Rozendaal
Jaar 1
Semester 2
9 Zelfanalyse
POP
Persoonlijke
effectiviteit
Reflectie en
ontwikkeling van
competentie-op de
werkplek
Managementvaardigh
eden en participatie
lesdagen
Voortgangstoets
Rapport
Driehoeksgesprek
(voldoende of
onvoldoende)
Participatie (voldoende
of onvoldoende)
Participatie 2
voortgangstoetsen
Persoonlijke gesprekken
managementvaardigheden
Driekhoeksgesprek
student, werkgever en
docent
Portfolio
Reflectie verslag
Presentatie
Portfolio
Schrijfopdracht Roel de Vries
Jaar 1 3 Schrijven: e-mail brief artikel essay persbericht commerciële tekst
50% Opdrachten 50% Schriftelijke toets
Competentie 9:
De student is in staat een tekst te schrijven in foutloos Nederlands;
De student is in staat een zakelijke en formele schrijfstijl te hanteren;
De student is in staat de volgende teksten produceren: e-mail, zakelijke brief, artikel, essay.
De student is in staat zelfstandig een persbericht schrijven volgens de geldende normen en regels;
De student is in staat een commerciële tekst schrijven volgens de geldende normen en voorschriften
Hoorcolleges e-mail brief artikel essay persbericht commerciële tekst
Voortgangstoets Jeroen van Vliet
Jaar 1 3 Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.
BBA en AD Norm te maken vragen: 90 Norm :28
Competentie 1:
De student kent theorie rondom stakeholdersanalyse
De student kent theorie rondom scenario-onderzoek
De student kent theorie rondom trendonderzoek
De student kent theorie rondom waarde- en belevingsonderzoek
De student kent theorie rondom marktanalyse Competentie 2:
De student kent theorie rondom het opstellen van beleid
De student kent theorie rondom haalbaarheidsonderzoek
De student kent theorie rondom strategische planning
De student kent theorie rondom onderzoek Competentie 3
De student kent theorie rondom samenwerking
De student kent theorie rondom gebruik multimedia
De student kent theorie rondom voortgangsrapportages
De student kent theorie rondom netwerk/ ketens
De student kent theorie rondom draagvlakanalyse
Hoorcollege uitleg toets Feedback op toets via studiecoach
61
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
Competentie 4
De student kent theorie rondom marketing
De student kent theorie rondom conceptontwikkeling
De student kent theorie rondom belevenissen
De student kent theorie rondom projectmanagement
De student kent theorie rondom marketingcommunicatie
De student kent theorie rondom branding strategieën
De student kent theorie rondom sales
De student kent theorie rondom crossmedia
De student kent theorie rondom evenementenmanagement Competentie 5:
De student kent theorie rondom motivatietheorieën
De student kent theorie rondom leiderschap theorieën
De student kent theorie rondom HRM strategieën
De student kent theorie rondom personeelsplanning
De student kent theorie rondom opleiding en training
De student kent theorie rondom toepassing HRM-cyclus Competentie 6:
De student kent theorie rondom operationeel management
De student kent theorie rondom kwaliteitsmanagement
De student kent theorie rondom dienstverlening Competentie 7:
De student kent theorie rondom Arbo, arbeidsrecht en sociale zekerheid
De student kent theorie rondom contracten en verzekeringen
De student kent theorie rondom ondernemingsrecht
De student kent theorie rondom offertes
De student kent theorie rondom financiering
De student kent theorie rondom projectbegroting en realisering Competentie 8:
De student kent theorie rondom vrijheidsbeleving en vrijetijdsbeleid
De student kent theorie rondom sportbeleid en vrijetijd
De student kent theorie rondom recreatiebeleid en vrijetijd
De student kent theorie rondom mediabeleid en vrijetijd
De student kent theorie rondom kunst en cultuurbeleid en vrijetijd
De student kent theorie rondom toerisme en vrijetijd Competentie 9:
De student kent de theorie rondom schriftelijke communicatie
De student kent de theorie rondom mondelinge communicatie Competentie 10:
De student kent theorie rondom duurzaamheid
De student kent theorie rondom maatschappelijk verantwoord ondernemen
De student kent theorie rondom ethiek
STUDIEJAAR 2 (DUAAL BBA en AD)
HRM Hilda Koops Voertaal; Engels
2e jaar 1
e
moduul 6 Werving en Selectie
Leiderschap en motivatie Arbeidsrecht
33% 33% 33%
Competentie 5:
The student describes the position, objectives and tasks of HRM in an organisation.
The student names the HRM instruments that can be used to enhance the quality of the services.
The student explains the relationship between leadership, motivation and staff satisfaction.
The student indicates the reach of HR planning.
The student compiles (parts of) a personnel plan.
The student sets up a recruitment and selection procedure for a specific job in an accountable way (incl. Implementation and budgeting).
The student names the different types of training forms for new employees.
The student describes and explain what ‘reward’ entails (compensation and benefits). Competentie 6:
The student explains the relationship between the quality of the personnel and the quality of the service provision.
Competentie 7:
The student names the basic rights of employees in the areas of working conditions, labour law and social security in the Netherlands and, where applicable, in the country of origin.
The student explains how the difference between gross and net salary is established
Action leaning Coaching Hoorcolleges
Analysis of trends and environment concerning HRM Personnel plan Recruitment and selection procedure
Leisure 2e jaar 6 Moduulopdracht 33% Competentie 1: Action leaning Waarde en
62
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
Experience Theo de Jong
2e moduul
Onderzoeksopdracht Individuele opdracht
33% 33%
De student kan relevante informatie verzamelen en de uitkomsten van marktonderzoek interpreteren.
De student kent de verschillende trends en ontwikkelingen die spelen binnen de beleveniseconomie.
De student begrijpt de invloed en beleving van de vrijetijdsbesteding op de consument.
De student heeft kennis van de verschillende uitgangspunten voor conceptontwikkeling en weet welke theorieën gebruikt kunnen worden om te komen tot een visie en een concept.
De student kent het begrip authenticiteit en kan dit toepassen binnen conceptontwikkeling. Competentie 2:
De student kan adviserend optreden en een onderzocht concept op een overtuigende manier presenteren aan de opdrachtgever.
Competentie 3:
De student kan een concept omzetten in een concreet product en weet de juiste samenwerkingsverbanden hiervoor te gebruiken.
De student heeft kennis van het netwerkperspectief en weet waarom samenwerking van belang kan zijn voor het Imagineeringsproces.
Competentie 4:
De student kent de kenmerken en mogelijkheden van de verschillende mediumtypen t.b.v. Marketingcommunicatie en kan deze vertalen naar een cross/transmediaal concept.
De student is bekend met de karakteristieken en mogelijkheden van verschillende media en is in staat deze vertalen naar concrete marketingcommunicatie instrumenten.
De student kan vraagstukken vanuit het werkveld vertalen naar concrete diensten/evenementen d.m.v. Het toepassen van conceptontwikkeling.
De student heeft kennis van City & Regio marketing.
De student heeft kennis van verschillende positioneringstrategieën en merkenmanagement.
De student kan d.m.v. Een werkveldbezoek aan Disneyland Parijs opgedane kennis en ervaring vertalen in een creatief concept dat aansluit bij de strategie van Disneyland Parijs.
Competentie 9:
De student begrijpt het belang van creativiteit en weet welke theorieën gebruikt kunnen worden binnen het groepsproces.
De student heeft voldoende vaardigheden om overtuigend concepten te kunnen presenteren.
Coaching Hoorcolleges
belevingsonderzoek Marktanalyse Samenwerkingsplan Netwerk/keten Uitgewerkt concept Belevenis Storyline, moodboard Marketing communicatieplan Cross mediaal plan Branding strategie
Leisure Operations Eva Janssen
2e jaar
3e moduul
6 Duurzaamheid Klanttevredenheid Veiligheid
33% 33% 33%
Competentie 2
De student is in staat adviezen te geven over de duurzame inrichting van operations Competentie 6:
De student begrijpt de psychologische en sociologische drijfveren van bezoekers en gasten die bepalend zijn voor routing en layout
De student is in staat de kwaliteit van diensten te analyseren en te verbeteren
De student onderkent het belang en effect van de contactmomenten tussen dienstverlener en klant en kan deze plaatsen in het operationele proces
De student heeft kennis van en inzicht in theorie en modellen die gebruikt kunnen worden om alle operationele processen volgens plan te laten verlopen
De student kan de efficiëntie van de operationele processen bepalen Competentie 7
De student krijgt een beter inzicht in de financiële zaken omtrent evenementen organisatie
De student krijgt inzicht in de wet- & regelgeving omtrent het organiseren van een evenement
Action leaning Coaching Hoorcolleges
Literature review Adviesrapport
Leisure Lab Jorrit van de Waal Onderwijsmateriaal is Engels, voertaal Engels en Nederlands
2e jaar,
4e moduul
6
Energietransitie Quality of Life Scenario’s
33% 33% 33%
Competentie 1:
Kan op basis van bureau- en veldonderzoek relevante trends en ontwikkelen in de markt beschrijven
Kan op basis van deze onderzoeksresultaten een visie formuleren
Kan deze visie vertalen naar een strategie
Is in staat op gepaste wijze sleutelfiguren toe te voegen aan eigen netwerk Competentie 2:
Kan zijn visie en plannen beargumenteren en presenteren Competentie 4:
Kan draagvlak creëren voor zijn plannen Competentie 5:
Kan verschillende manieren van werk organiseren beschrijven
Kan zijn visie hier op geven Competentie 7:
Kan op basis van financiële en juridische analyse gerichte keuzes maken
Action leaning Coaching Hoorcolleges
Evaluatierapport Onderzoek Evaluatierapport evenement Senarioplan Concept Artikel vakblad Infografic Presentatie
Leisure Projects Anita van der Ven
Jaar 2 moduul 1
3 HRM procedures
100%
Competentie 1:
De student kent de verschillende trends en ontwikkelingen die spelen binnen de Leisure Industry en neem deze mee in de ontwikkeling en uitvoering van Leisure Projects
Competentie 3:
Coaching
Trendonderzoek Samenwerkingsplan Intentieovereenkomst Toepassen HRM Cyclus Project organisatie plan
63
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
De student kan een startbijeenkomst met een opdrachtgever voorbereiden en leiden. Competentie 5:
De student kan de HRM cyclus toepassen binnen Leisure Projects Competentie 6:
De student kan een project organisatie opzetten
Leisure Projects Anita van der Ven
Jaar 2, moduul 2
3 Projectplan Initiatiefrapport
50% 50%
Competentie 3
De student is in staat een concept om te zetten in een concreet project en weet de juiste samenwerkingsverbanden hiervoor te gebruiken
De student heeft kennis van het netwerkperspectief en begrijpt waarom samenwerking van belang kan zijn voor het project
Competentie 4:
De student kan relevante informatie verzamelen en de uitkomsten van onderzoek interpreteren en toepassen.
De student begrijpt het belang van nieuwe media en kan cross-/trans mediale strategieën/concepten ontwikkelen en inzetten tijdens Leisure Projects.
De student kan vraagstukken vanuit het werkveld vertalen naar concrete diensten/evenementen d.m.v. Het toepassen van projectmanagement.
De student heeft begrip van de kenmerken en mogelijkheden van de verschillende mediumtypen t.b.v. Marketingcommunicatie en kan deze vertalen naar concrete communicatie instrumenten.
Competentie 8:
De student kan op basis van een analyse van wensen/behoeftes van de klant en doelgroep een initiatief rapport opstellen
Coaching
Netwerk/keten Initiatief rapport Project plan Marketing plan Cross mediaal plan Evenement Analyse wensen en behoeften
Leisure Projects Anita van der Ven
Jaar 2, moduul 3
3 Productie programma 100%
Competentie 6
De student kan projectmatig werken en wensen/behoeften van externe opdrachtgevers vertalen naar een initiatiefrapport, projectplan, veiligheidsplan, kwaliteitsplan en draaiboek.
Competentie 7:
De student kan een begroting opstellen en de haalbaarheid van een project inschatten d.m.v. Het toepassen van ROI en vertalen naar de wensen en behoeften van de opdrachtgever.
De student kan de benodigde contracten en vergunningen opstellen t.b.v. Een project.
De student kan een risicoanalyse uitvoeren
Coaching
Draaiboek Projectbegroting Contract en verzekering Event layout Veiligheidshandboek Kwaliteitschecklist Vrijwilligersplan
Leisure Projects Anita van der Ven
BBA Jaar 2, moduul 4
3 Uitvoer evenement Evaluatie evenement
50% 50%
Competentie 8
De student kan een onderzoeksrapport opstellen waarin de effecten van en project worden gemeten. Competentie 9
De student kan een concept overtuigend presenteren.
De student beheerst de nodige communicatievaardigheden om op een professionele manier om te gaan met interne en externe partijen, zowel mondeling als schriftelijk.
Competentie 10
De student is in staat kritisch te reflecteren op zijn eigen werk, staat open voor feedback en gebruikt deze feedback om zijn/haar eigen prestaties te verbeteren
Coaching
Klant tevredenheidsonderzoek Evaluatierapport Persoonlijk ontwikkelingsplan Reflectieverslag Beoordelingsgesprekken Presentaties
BE financiering Ingrid van Zanten
Jaar 2 Semester 1
3 Participatie Toets
Participatie: voldoende of onvoldoende Toets
Competentie 7:
De student kan een financieringsplan opstellen
De student kan de balans, de winst- en verliesrekening en het kasstroomoverzicht maken en analyseren
De student kan activa zoals voorraden, debiteuren en liquide middelen op een financieel verantwoorde wijze te beheren.
De student kan de financiële situatie van een bedrijf beoordelen
De student kan een offerte opstellen
Hoor/werkcolleges
English 3 Dinie Middelbrink
2e jaar,
Semester 1
3 Writing Oral Participatie
42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation
Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2/internationale stroom niveau B2/C1)
Students have acquired essential reading skills skimming, scanning, speed reading and summarizing
Students will be able to give a well structured and mutually coordinated group presentation on a realistic Business Case using the language of presentations.
Students will become more fluent and confident in the use of formal business English, both orally and in writing.
Students will have improved their listening skills.
Workshops
Presentation in English
English 4 Dinie Middelbrink
2e jaar,
semester 3
3 Writing Oral Participatie
42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation
Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2/internationale stroom niveau B2/C1)
Students will be able to deliver a persuasive speech using rhetorical devices.
Students will be able to write a summary of a business texts.
Students will be able to use Business-related vocabulary
Students have enhanced their reading skills.
Workshops
Executive summary Speech in English
Zelfmanagement
Anke Rozendaal
Jaar 2
semester 1
3
Zelfanalyse
POP
Rapport
Competentie 5:
De student kan HRM-gesprekken voeren
Gesprekken
Zelfstudie
Portfolio
64
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
Semester 2
3
Persoonlijke
effectiviteit
Managementvaardigh
eden
Participatie lesdagen
Participatie (voldoende
of onvoldoende)
Participatie (voldoende
of onvoldoende)
Competentie 8:
De student kan een veranderingsproces analyseren en ingang zetten Competentie 9::
De student begrijpt het belang van creativiteit en weet welke theorieën en technieken gebruikt kunnen om tot een innovatief concept te komen
De student kan conflicthantering en onderhandelingstechnieken inzetten.
De student kan een team vormgeven
De student kan zichzelf en anderen motiveren
De studenten kan leiding en instructies geven aan een team.
De student kent de zakelijke etiquette
De student gebruikt de zakelijke etiquette in de omgang met zijn professionele netwerk
De student kan effectief communiceren met andere mensen in het netwerk Competentie 10:
De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsvaardigheden.
De student kan actief ontwikkelingen in het beroepsdomein volgen en deze vertalen naar een POP.
De student kan de eigen sterke en zwakke kanten onderzoeken en hierop reflecteren.
De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsmotivatie.
De student kan reflecteren op persoonlijk handelen (individueel en met anderen).
De student kan reflecteren op professioneel handelen, houding en motivatie en deze verder ontwikkelen.
Student kan aspecten van ethiek en duurzaamheid herkennen en bespreekbaar maken.
Student kan leerdoelen formuleren en op basis hiervan eigen handelen en leerproces sturen en hierop reflecteren.
De student kan zelfstandig opdrachten uitvoeren en evalueren
De student kan effectief omgaan met het geven en ontvangen van feedback
Praktijk
Workshops
Intervisie
presentatie
Competentie-ontwikkeling op het werk
Jaar 2 semester 1
3 Assessment
STARR
Driehoeksgesprek
(voldoende of
onvoldoende)
Competentie 1-10: Zie AD competentie uitwerking bijlage F Competentie 10
De student formuleert samen met de werkgever eigen leerdoelen om sturing te geven aan de
competentieonwikkeling op de werkplek
De student kan reflecteren op het behalen van zijn AD competenties
Driehoeksgesprek
Competentie-ontwikkeling op het werk
Jaar 2 semester 2
3 Assessment
STARR
Voldoet aan 80% van de
AD competenties na
semester 2
Eindpresentatie: Proeve
van bekwaamheid AD
Competentie 1-10: Zie AD competentie uitwerking bijlage F Competentie 10
De student kan reflecteren op het behalen van zijn AD competenties
Driehoeksgesprek
Voortgangstoets 2 Jeroen van Vliet
Jaar 2 3 Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.
BBA en AD Norm te maken vragen: 120 Norm :36
Zie jaar voortgangstoets jaar 1 Toets
3E STUDIEJAAR (DUAAL BBA )
Onderzoek 1 AtWork
Jaar 3
6 Onderzoek Kwalitatief voor de werkgever
Onderzoeksverslag Presentatie
Competentie 1:
Kan op basis van bureau- en veldonderzoek relevante trends en ontwikkelen in de markt beschrijven
Kan op basis van deze onderzoeksresultaten een visie formuleren Competentie 2:
Kan relevante interne informatie beschrijven
De student kan zelfstandig een opdracht voor een opdrachtgever uitvoeren en rapporteren Competentie 3:
Kan marktonderzoek doen Competentie 8:
De student is in staat zelfstandig concrete aanbevelingen geven ter implementatie
Kan onderzoeken wat de effecten zijn van bepaald vrijetijdsbeleid
Kan wensen, behoeften en gedragingen analyseren
Kan dit combineren tot een beargumenteerde visie
Workshop coaching
Kwalitatief onderrzoek uitvoeren en rapporteren
Onderzoek 2 atWork
Jaar 3
6 Onderzoek Kwantitatief voor de werkgever
Onderzoeksverslag Presentatie
Workshops coaching
Kwantitatief onderzoek uitvoeren en rapporteren
65
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
Vrijheid in de te kiezen onderzoeksthematiek biedt de mogelijkheid voor persoonlijke specialisatie
Stategisch Management: Stategic Position Voertal: Engels
Jaar 3
6 Strategic position
Written Reports (Internal & External Analysis) & Participation
Competentie 2:
Understand what strategic directions and methods of development are available to organizations, why some methods and directions are preferred, and how some directions and methods succeed better than others do.
Be able to identify an organization’s strategic choices.
Be able to take or advise upon strategic management decisions.
Be able to work out a strategic implementation plan for an organization based on a sound strategic analysis and the formulation of strategic future directions to follow
Competentie 5:
Understand how organizations conduct strategic change processes in relation to the internal organization Competentie 6:
Be able to compare, contrast and evaluate organizational structures, behaviour and processes necessary for putting strategy into action.
Workshops coaching
Determine the internal and external strategic position of a leisure organisation’ ‘generate and evaluate strategic options in order to make an informed choice’.
Stategisch Management: Strategy Implementation Voertaal Engels
Jaar 3 Te volgen na het moduul Strategic Position
6 Formulation strategy Implementation of its strategy(ies).
Written Report & Presention
Competentie 7:
Be able to analyze whether and why an investment or strategic choice is feasible and profitable based on a financial analysis of the expected return and results
Be able to apply and assess various investment- and (financial) monitoring instruments
Be able to analyze and interpret activities from a financial perspective and produce an annual report. Competentie 8
Be able to compare, contrast and evaluate organizational structures, behavior and processes necessary for putting strategy into action
Understand how organizations conduct strategic change processes and what needs to be taken into account in relation to this
Be able to implement and evaluate different investment yield standards.
Analyze and evaluate strategic choices of an organization on the basis of feasibility, acceptability and feasibility in relation to an organization’s resources and competences, purpose and stakeholder expectations
Workshops Coaching
Generate and evaluate strategic options in order to (re)design the business model of a Leisure organisation based on the strategic objectives of the organisation. Translate the strategic plan into functional plans and departmental objectives.
Zelfmanagement Jaar 3 Semester 1 Semester 2
6 6
Zelfanalyse
POP
Persoonlijke
effectiviteit
Managementvaardigh
eden
Participatie lesdagen
Rapport per semester
Participatie (voldoende
of onvoldoende)
Participatie (voldoende
of onvoldoende)
Competentie 1
De student is in staat om een eigen visie op de leisure markt te ontwikkelen
Is in staat op gepaste wijze sleutelfiguren toe te voegen aan eigen netwerk Competentie 3:
Kan zijn visie op samenwerking uitdragen en overbrengen op anderen
De student is in het netwerk aan te laten sluiten op eigen waarden en kwaliteiten. Competentie 9::
De student kan eigen waarden en werkwijze benoemen
De student kan eigen kwaliteiten en vaardigheden concreet benoemen Competentie 10
De student kan eigen waarden, kwaliteiten en werkwijzen verbinden tot een “personal brand”
De student kan een “personal brand” effectief communiceren met beoogd netwerk
De student is in staat om met een kritische blik naar je eigen functioneren te kijken.
De student staat open voor feedback en vraagt daar ook om in bijvoorbeeld intervisiebijeenkomsten. Je gebruikt deze feedback ter verbetering van je functioneren.
De student is actief bezig met het verbeteren en aanvullen van je kennis en vaardigheden binnen zijn beroepenveld.
De student weet wie ze is en kan dit aan anderen uitleggen.
De student gedraagd zich confrom de binnen de organisatie (en opleiding) geldende normen en waarden voor de van maatschappelijke verantwoordelijkheid en weet op de juiste wijze om te gaan met ethische kwesties
Gesprekken Zelfstudie Praktijk Workshops Intervisie
Competenties op het werk
Jaar 3 Semester 1
6
Voortgangsgesprek STARR
Driehoeksgesprek (voldoende/onvoldoende)
Competentie 10
De student formuleert samen met de werkgever eigen leerdoelen om sturing te geven aan de competentieonwikkeling op de werkplek
De student kan reflecteren op het behalen van zijn BBA competenties
3 hoeksgesprekken STARR
Competenties op het werk
Jaar 3 Semester 2
6
Assessment STARR
Driekhoeksgesprek Voldoet aan 50% van de BBA competenties (voldoende/onvoldoende
Competentie 1
De student is beheert actief zijn relaties, ontwikkelt een netwerken en sluit aan bij ketens Competentie 2
De student past toe de volgende operations research technieken (afdeling audit, procesanalyse en productiviteit
3 hoeksgesprekken STARR
66
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
) meting) op een afdeling van zijn bedrijf; Competentie 3
De student is een regisseren in netwerken. De student bouwt aan zijn eigen netwerk, Competentie 4
De student ontwikkelt diensten en producten voor de eigen organisatie, hij initieert , creëert vermarkt producten en diensten; zelfstandig en ondernemend
Competentie 5:
De student beheert een afdeling in het eigen bedrijf (het stellen van duidelijke doelen, het organiseren van personeel en andere middelen, het coachen van medewerkers, het geven van feedback, controleren en evalueren van de prestaties, het onderhoud en het veiligstellen van de kwaliteitsnormen)
Competentie 6
De student kan een draaiboek opstellen, uitvoeren, bijsturen en evalueren.
De student kan leiding geven aan projecten Competentie 7:
De student kan werkwijzes toepassen die de kwaliteit nog verder verbeteren en de organisatie nog efficiënter maken.
De student kan financiële en juridische aspecten analyseren en toepassen. Competentie 10
De student formuleert samen met de werkgever eigen leerdoelen om sturing te geven aan de competentieonwikkeling op de werkplek
De student kan reflecteren op het behalen van zijn BBA competenties Competentie 10
De student kan reflecteren op het behalen van zijn BBA competenties
Minor LM Minor 9
Persoonlijke specialisatie
Kenmerk van een minor is verdieping of verbreding. Ten eerste wordt de student gevraagd zich theoretisch te verdiepen op een deelaspect van de opleiding. Vervolgens moet een student zelfstandig vragen/problemen oplossen uit deze specialisatie en de nieuwe en eerder opgedane theorie toepassen in wisselende, complexe opstandigheden, zelfstandig en kritisch. Gekozen kan worden voor een vaste minor (voltijd) of een eigen specialisatie. De samenstelling van de eigen specialisatie wordt voorgelegd aan de examencommissie. Competentie 1:
De student heeft visie op en kan aansluiten bij bestaande trends en ontwikkelingen in de sector aansluiten op eigen specialisatie.
Coaching
Voortgangstoets 3 Jeroen van Vliet
Jaar 3 3 Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.
Norm te maken vragen: 150 Norm : 46
Zie voortgangstoets jaar 1 Toets
4E STUDIEJAAR (voltijd BBA )
Minor LM Minor 6 Persoonlijke specialisatie
Kenmerk van een minor is verdieping of verbreding. Ten eerste wordt de student gevraagd zich theoretisch te verdiepen op een deelaspect van de opleiding. Vervolgens moet een student zelfstandig vragen/problemen oplossen uit deze specialisatie en de nieuwe en eerder opgedane theorie toepassen in wisselende, complexe opstandigheden, zelfstandig en kritisch. Competentie 1:
De student heeft visie op en kan aansluiten bij bestaande trends en ontwikkelingen in de sector aansluiten op eigen specialisatie.
Coaching
Competenties op het werk
Jaar 4 Semester 1
18
Voortgangsgesprek STARR
Driehoeksgesprek en voortgangsafspraken (voldoende/onvoldoende .
Competentie 10
De student formuleert samen met de werkgever eigen leerdoelen om sturing te geven aan de competentieonwikkeling op de werkplek
De student kan reflecteren op het behalen van zijn BBA competenties
Begeleiding op de werkplek 3 hoeksgesprekken
STARR
Competenties op het werk
Jaar 4 Semester 2
18
Assesment STARR
Driehoeksgesprek Voldoet aan 80% van de BBA competenties Presentatie Onvoldoende-voldoende-goed-zeer
Je hebt aan het einde van de opleiding aan 80% van de BBA competenties voldaan : Competentieontwikkeling in jaar 4 kent de volgende kenmerken: 1) Zelfstandigheid: je kunt zelfstandig een globaal omschreven opdracht uitvoeren, waarbij je zelf te kiezen
methodes kan inzetten. Je kunt anderen (bege)leiden bij het uitvoeren van taken of een project. 2) Complexiteit: de situatie waarin de opdracht wordt uitgevoerd is complex. Je functioneert in complexere
omgevingen, waar doelstellingen minder duidelijk omschreven zijn, terwijl de eisen aan de producten hoog zijn, en de impact op de bedrijfsvoering van de organisatie hoog. Je kunt een beredeneerde keuze maken uit
Begeleiding op de werkplek 3 hoeksgesprekken
STARR
67
Moduulnaam Coördinator
Plaats in curriculum
EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten
goed. Voorwaardelijk om af te kunnen studeren.
verschillende beschikbare uitvoeringsstrategieën, en je bent in staat zowel op tactisch als strategisch niveau als projectmanager en adviseur op te treden
3) Je kunt je theoretisch opgedane kennis onder wisselende praktijkomstandigheden zelfstandig en kritisch toepassen.
Competentie 1
De student heeft een eigen visie op de veranderingen en trends in de externe omgeving Competentie 2
De student analyseert beleidsvraagstukken, vertaalt deze in beleidsdoelstellingen en alternatieven ter voorbereiden van besluitvorming
Competentie 3
De student is een regisseren in netwerken. De student heeft een eigen netwerk opgebouwd Competentie 5:
De student kan de strategie van zijn organisatie vertalen naar leidinggeven aan een team.
De student kan effectief en productief omgaan met culturele diversiteit Competentie 6
De student kan leiding geven aan projecten Competentie 7:
De student kan principes van de Balanced Score Card toepassen om een goede organisatie te worden. Competentie 8
De student kan veranderingsprocessen sturen, ontwikkelen, implementeren en evalueren Competentie 9:
Je kunt in wisselende werksituaties goed omgaan met andere personen met wie, uit hoofde van dat werk, (regelmatig) contact onderhouden moet worden.
Je hebt in de praktijksituatie de beschikbare sociale, communicatieve en technische vaardigheden (volledig) kunnen ontplooien.
Competentie 10
Je hebt in jaar 4 een duidelijker beeld gekregen van de vrijetijdsindustrie en haar/zijn attitude ten aanzien van deze industrie/sector verder kunnen ontwikkelen.
Je bent (beter) in staat zelfstandig een visie te ontwikkelen over de Vrijetijdsindustrie.
Je hebt geleerd zelfstandig vragen/problemen op te lossen.
Je kunt snel improviseren/anticiperen op momenten dat de praktijksituatie daarom vraagt.
Je bent (beter) in staat kritisch te oordelen over het functioneren van een organisatie/bedrijf binnen de vrijetijdsindustrie.
De student kan reflecteren op het behalen van zijn BBA competenties
Je hebt een duidelijker beeld van de eigen mogelijkheden/capaciteiten
Onderzoeksvoorstel Afstudeer Onderzoek
Jaar 4 6 12
Onderzoeksvoorstel Scriptie Presentatie
Onvoldoende-voldoende-goed-zeer goed. Voldoende bij 5,5 Onvoldoende-voldoende-goed-zeer goed. Voorwaardelijk om af te kunnen studeren.
Doelen van de het toegepaste onderzoek en de presentatie: Je toont aan dat je:
voldoende relevante en actuele kennis hebt van het vakgebied (om als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren).
voldoende inzicht hebt in relevante en actuele ontwikkelingen in het vakgebied (om als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren).
relevante en actuele (wetenschappelijke) kennis en inzichten kunt toepassen bij het definiëren, analyseren en oplossen van een praktijkprobleem.
relevante informatie kunt verzamelen en te kunnen analyseren.
op basis van deze informatie en de analyse oplossingen/opties kunt genereren, deze kunt evalueren en tot een gefundeerde keuze kunt komen en deze keuze uit kunt werken in de vorm van een adviesrapport.
je werkwijze, de informatie, de analyse en de oplossingen (het advies) schriftelijk en mondeling kunt overbrengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten.
methodisch en reflectief kunt denken en handelen.
over houding en vaardigheden beschikt om als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren. .
Workshop Onderzoek Gesprekken
Scriptie Presentatie
•
68
Bijlage E: Uitwerking competenties AD
69
Uitwerking competenties, eindkwalificaties AD
Toelichting:
De beschrijving van de competenties 1-10 en de situatieschets zijn een letterlijke weergave uit
het landelijke competentieprofiel Vrijetijdsmanagement (versie 3.0 oktober 2009). De AD
beschrijving, AD beroepshandelingen en AD beroepsproducten is tot stand gekomen in een
teambijeenkomst LM februari 2013. Toetsing door het werkveld heeft plaats gevonden via de
Raad van Advies van Leisure Management.
De beschrijving verschil AD en BBA is gebaseerd op het competentieprofiel AD van Retail
Management.
Verschil AD en BBA:
Een AD-er is de beginnend beroepsbeoefenaar die op tactisch niveau werkt, waarbij hij de
verbinding legt tussen operatie en strategie, binnen en buiten de organisatie.
Drie factoren spelen een rol bij het verschil tussen AD en BA; context, complexiteit en de
mate van zelfstandigheid.
AD: Context: de context waarin de student functioneert, is in zekere mate gestructureerd en
er is sprake van begeleiding in de uitvoering van zijn verantwoordelijkheden. De student in
jaar 2 (het afstudeerjaar voor het Associate degree) functioneert als (beginnend)
leidinggevende op tactisch niveau. Hij functioneert in een omgeving waarin hij op basis van
zijn begrip, vaardigheden en werkzaamheden kan communiceren met gelijken,
leidinggevenden en klanten.
AD: Mate van zelfstandigheid: de student heeft een eigen verantwoordelijkheidsgebied
waarbinnen hij onder begeleiding en in een overzichtelijke situatie een globale opdracht zelf
vorm kan geven, of zelfstandig een duidelijk omschreven opdracht kan uitvoeren. Hij heeft
voldoende kennisondergrond en toont voldoende persoonlijke en professionele ontwikkeling
om vraagstukken te herkennen en daarin keuzes te kunnen maken of beslissingen te kunnen
nemen. Hij heeft een uitvoerende, adviserende of organiserende functie en kan anderen
begeleiden bij het uitvoeren van taken of een eenvoudig project. Een AD student heeft een
assisterende/ondersteunde taak bij grotere/complexe projecten/producten.
AD: Mate van complexiteit: de student heeft te maken met duidelijk gedefinieerde concrete
werkproblemen en verantwoordelijkheden. Het betreft werksituaties met meerdere variabelen
waarbij sprake is van een standaardaanpak met een mogelijkheid voor een creatieve
oplossing. Hij kan daarbij vanuit de visie van de organisatie waarvoor hij werkt, tot nieuwe
oplossingen komen door toepassing van uitgebreide kennis en een breed scala aan cognitieve
en praktische vaardigheden.
70
Competentie 1
Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en ontwikkelen
van relaties, netwerken en ketens
Situatieschets
De behoefte bestaat om de externe omgeving in kaart te brengen en een visie te ontwikkelen
die leidend kan zijn voor het ontwikkelen van nieuwe producten. De organisatie is zich daarbij
bewust van het toenemende belang van ketens en netwerken en wil voldoende in staat zijn hier
op in te spelen.
AD: de AD vrijetijdsmanager heeft kennis en inzicht in de ontwikkelingen in de markt/sector
waarin hij werkt en weet deze in kaart te brengen.
AD Beroepshandelingen
Vergaren van primaire en secundaire onderzoeksgegevens met betrekking tot de externe
omgeving van het eigen bedrijf
Inzichtelijk presenteren van bovenstaande informatie
AD Voorbeelden van beroepsproducten
Marktanalyse
SWOT, confrontatiematrix en PESTEL
Waarde en belevingsonderzoek
Doelgroepanalyse
Competentie 2
Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en alternatieven en
voorbereiden van besluitvorming
Situatieschets
De vrijetijdsmanager bevindt zich in een vrijetijdsorganisatie en door de directie zijn
strategische keuzes gemaakt die vragen om verdere uitwerking en implementatie.
AD. Aan de AD vrijetijdsmanager om te komen tot een voorstel van het beleid (enkelvoudige
niet complexe beleidsterreinen) op dat vervolgens ter besluitvorming aan de directie voor te
leggen. Bij de analyse en uitwerking van het beleid dient aansluiting gevonden te worden op
bestaand intern beleid.
AD: Beroepshandelingen
Vergaren van relevante informatie van binnen en buiten de eigen organisatie
Analyseren van deze gegevens volgens een vaste systematiek
Opstellen van concept-beleidsnota
Presenteren van onderdelen van een beleidsvoorstel en beargumenteren van
verschillende voor- en nadelen
AD: Voorbeelden van beroepsproducten
Bijdrage aan een (Integraal) beleidsplan of eenvoudig niet complex beleidsplan
Onderzoek of een nieuw product haalbaar is qua kosten en opbrengsten
Een bijdrage aan een strategisch plan, bijvoorbeeld door het leveren van analyses of het
schrijven van een hoofdstuk
Marketingactieplan
Bijdrage aan een onderzoeksrapport
71
Competentie 3
Regisseren in netwerken
Situatieschets
De organisatie is ervan overtuigd dat er geen betere sleutel tot succes is dan samenwerking.
Juist door krachten te bundelen, kunnen samenwerkende partijen zich sterk positioneren. Ook
in een tijd waarin vrijetijd schaars is en de consument veel keuze heeft, is het bieden van
betekenisvolle belevenissen cruciaal. Om deze te bereiken is een innovatieve manier van
samenwerken nodig over sectoren heen (publiek en/of privaat). De belangen van mogelijke
partners in de samenwerking liggen deels in elkaars verlengde maar zijn soms ook tegenstrijdig
(bijvoorbeeld door concurrentie) en dat vergt coördinatie en afstemming.
AD: De AD Vrijetijdsmanager herkent dit krachtenveld en opereert resultaat- en relatiegericht.
AD: Beroepshandelingen
Het mede-voorbereiden en mede-leiden van startbijeenkomsten van mogelijke
samenwerkingspartners
Verwerven van belangstelling voor samenwerking in een niet complexe omgeving
Uitwisseling van informatie gericht op samenwerking en afstemming
Monitoren van de voortgang van de samenwerking in een niet complexe omgeving
AD: Voorbeelden van beroepsproducten
Voortgangsrapportage
Signaleren en rapporteren van knelpunten in de samenwerking
Verbetervoorstellen betreffende samenwerking
Competentie 4
Initiëren, creëren en vermarkten van producten en diensten; zelfstandig en ondernemend
Situatieschets
De organisatie moet steeds harder zijn best doen om klanten aan zich te binden en gebonden te
houden. Dit heeft als gevolg dat producten en diensten continu aan ontwikkeling onderhevig
zullen zijn. Het gedrag van de klant is onvoorspelbaar en de organisatie is zich bewust van het
feit dat behoeften van klanten vluchtiger van aard zijn dan waarden.
Innovatief businessmodel
Crossmediaal plan
Evenement
AD: De AD vrijetijdsmanager werkt aan betekenisvolle belevenissen teneinde een duurzame
klantrelatie te bewerkstelligen. De AD vrijetijdsmanager ontwikkelt concepten in situaties met
meerdere variabelen waarbij sprake is van een standaardaanpak met een mogelijkheid voor
een creatieve oplossing.
AD: Beroepshandelingen
Vertalen van markt- en waardeonderzoek naar een creatief concept
Ontwikkelen van een nieuw concept
Uitwerken van een creatief concept naar een product of dienst
Het mee-ontwikkelen en uitwerken van een marketingstrategie
Uitvoering geven aan communicatie met klanten
72
Creëren van intern draagvlak voor producten en diensten in een niet complexe
organisatie
Ontwikkelen van content voor folders, nieuwsbrieven, tweets, websites gebaseerd op de
marketingstrategie
AD: Voorbeelden van beroepsproducten
Uitgewerkte concept of product of belevenis
Storyline, moodboard
Bidbook
Projectplan voor een event
Marketingplan, marketingactieplan of marketing communicatieplan
Salesplan
Inventarisatie technologische en virtuele mogelijkheden
Crossmediaal plan
Competentie 5:
Toepassen van HRM in het licht van de strategie van de organisatie
Situatieschets
Er komen steeds meer aanvragen voor projecten binnen, die variëren in mate van complexiteit.
Waar het vroeger toereikend was om projecten met een aantal freelancers en wat vrijwilligers te
draaien, rijst nu de vraag of er personeel aangenomen moet worden. De verschillende
mogelijkheden moeten in kaart gebracht worden om een zo optimaal mogelijke bezetting van
de projecten te realiseren. De organisatie is zich er van bewust dat de bemensing cruciaal is om
voor de klant de belevenis optimaal te laten slagen.
Het is van belang om zo goed mogelijk personeelsbestand te hebben en medewerkers te boeien
en te binden. Kennis van arbeidsrecht en sociale zekerheid binnen de organisatie zijn echter
onontbeerlijk om problemen met medewerkers te voorkomen of het hoofd te bieden.
De organisatie maakt al jaren gebruik van vrijwilligers, maar ook hier wil zij de beste mensen
blijven aantrekken.
AD: Op een afdeling, binnen een team, is het aansturen, motiveren, boeien en binden voor de
AD vrijetijdsmanager bekend terrein. Hij herkent de situaties waarin het verstandig is een HRM-
specialist of senior in te schakelen.
AD: Beroepshandelingen
Het opzoeken van actuele regels op het gebied van arbeidsrecht en sociale zekerheid
Het opstellen en uitvoeren van een beleidsplan vrijwilligers
Personeelsplan voor team/afdeling met bijbehorende planning opstellen en
implementeren
Taken inventariseren
Bepalen welke functies/rollen nodig zijn om deze taken te vervullen
Voorstellen formuleren voor afwegingen, zoals grootte
aanstellingsomvang, verhouding vast/tijdelijk
Werving en selectie procedure van nieuwe medewerkers
Deskundigen op het gebied van HRM inschakelen voor complexe HRM-vraagstukken
Achterhalen van de tevredenheid van eigen medewerkers
Aansturen en motiveren van medewerkers
73
AD: Voorbeelden van beroepsproducten
Personeelsplan voor een afdeling/team
Beleidsplan vrijwilligers
Toepassing HRM-cyclus (functioneringsgesprekken, gesprekken over
arbeidsvoorwaarden) op een afdeling/team)
Competentie 6
Inrichten, beheersen, analyseren en verbeteren van bedrijfs- of organisatieprocessen
Situatieschets
De eisen van de klant worden steeds hoger. Klanten willen meer maatwerk, ze willen zelf een
vinger in de pap hebben en ze willen weinig betalen. Opdrachtgevers stellen hoge eisen aan
zowel de kwaliteit van de dienst of het product als aan de dienstverlening. Er treden steeds
meer eenmanszaken toe in de markt, die voor moordende concurrentie zorgen, omdat ze onder
de marktprijs duiken. De organisatie moet op zoek naar werkwijzen om de kwaliteit nog verder
te verbeteren en de organisatie efficiënter in te richten.
AD: De AD vrijetijdsmanager is zich bewust van de wensen van de klant en signaleert
knelpunten in het werkprocessen en bijbehorende (project)organisatie. Dit doet hij zowel in het
voortraject als tijdens de uitvoering van de opdracht.
Beroepshandelingen AD
Deelnemen aan een (project)organisatie
Het uitvoeren van instrumenten om de kwaliteit te waarborgen
Doorloopt kwaliteitscyclus (plan-do-check-act)
Opstellen van een draaiboek voor een evenement
Assistent event manager
Voorbeelden van beroepsproducten AD
Draaiboek
Kwaliteitsplan evenement
(Project)organisatieplan
Klanttevredenheidsonderzoek
(Concept) Evaluatieverslag van een evenement
Competentie 7:
Analyseren en implementeren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de
bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken
Situatieschets
De noodzakelijke samenwerking met verschillende partijen maakt de organisatie wat onrustig.
Er moet van alles geregeld worden om problemen in een later stadium te voorkomen. Er
moeten contracten en vergunningen worden afgesloten, begrotingen worden opgesteld en
sponsors geworven.
AD: De AD vrijetijdsmanager weet door zijn kennis van financiën en juridische aspecten wat hij
zelf kan regelen en waarvoor hij op welk moment een senior of een deskundige in moet zetten.
74
AD: Beroepshandelingen
Juridische aspecten regelen, zoals verzekeringen en vergunningen en contracten
Herkent wanneer ARBO-regelgeving verwerkt moet worden in interne bedrijfsvoering
Opstellen en uitvoeren van een veiligheidsplan voor zowel medewerkers als klanten
Het bijdragen aan een financieel gezonde (project)organisatie
Op basis van een financiële en juridische analyse voorstellen formuleren.
AD: Voorbeelden van beroepsproducten
Niet complexe projectbegroting en –realisatie
Kostprijsberekening
Offerte
Niet complex ondernemingsplan
Concept contract
Verzekering afsluiten
Competentie 8
Ontwikkelen, implementeren en evalueren van een veranderingsproces
Situatieschets
Er is een verandering in een organisatie, in een gebied of in een stad noodzakelijk, waarbij de
invulling van leisure een grote rol kan spelen. De werksfeer binnen de organisatie, het
leefklimaat in de wijk of het gevoel van verbondenheid met de stad zijn ver beneden peil. De
vraag is op welke manier leisure hier een rol in kan spelen.
AD: De AD leisuremanager herkent de problematiek en draagt bij aan het veranderingsplan als
lid van een projectgroep of als assistent van de projectleider.
AD Beroepshandeling
Het bijdragen aan het ontwikkelen van het vrijetijdsbeleid van een city of site met
bijbehorend implementatieplan
Het meewerken aan het creëren van draagvlak bij betrokken partijen, zoals bewoners,
ondernemers, gemeente
Het meewerken aan onderzoeken naar de effecten van gevoerd vrijetijdsbeleid
AD: Voorbeelden van beroepsproducten
Analyse van wensen/behoeften en (vrijetijds)gedragingen
Projectplan
Generen van data voor een onderzoeksrapport naar effecten vrijetijdsbeleid
Competentie 9: sociale en communicatieve competentie
Situatieschets
Op het sociale en communicatieve vlak wordt van de vrijetijdsmanager veel verwacht.
AD: De AD vrijetijdsmanager weet op heldere en professionele wijze te communiceren met
verschillende interne en externe partijen en houdt hierbij rekening met de organisatiedoelen.
Hij kan plannen op heldere wijze mondeling presenteren en in goed Nederlands en/of Engels op
schrift stellen. Hij bezit een goede uitdrukkingsvaardigheid, weet zich in zijn taal aan te passen
aan zijn publiek.
75
De AD vrijetijdsmanager geeft de dagelijkse leiding op een afdeling of binnen een team. Binnen
deze context motiveert hij zijn team en voert hij functionerings- en beoordelingsgesprekken. Hij
is binnen de organisatie als een spin in het web. Hij reageert op een constructieve wijze op
ideeën van anderen en sluit aan bij de kennis en kunde van teamleden.
AD: Beroepshandelingen
Voeren van motivatiegesprekken
Voeren van feedbackgesprekken
Contact onderhouden met interne en externe partijen op professionele wijze, zowel
schriftelijk als mondeling
Toepassen van diverse gesprekstechnieken, zowel op commercieel gebied (externe
partijen), als op het gebied van motiveren en feedback geven (interne partijen)
AD: Voorbeelden van beroepsproducten
Presentaties binnen de eigen organisatie
Sollicitatiegesprekken
Functionerings- en beoordelingsgesprekken
Notities / Rapportages
Standpunt in discussies
Competentie 10: zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, vrijetijdsmanager of
professional)
Situatieschets
De vrijetijdsmanager is in staat om met een kritische blik naar zijn eigen functioneren te kijken.
Hij staat open voor feedback en vraagt daar ook om in bijvoorbeeld intervisiebijeenkomsten. Hij
gebruikt deze feedback ter verbetering van zijn functioneren. Hij is zich bewust van het bestaan
van blinde vlekken en houdt daar rekening mee in zijn oordeelsvorming.
AD: De AD vrijetijdsmanager legt verantwoording af over keuzes en afwegen. Stuurt en
reguleert de eigen ontwikkeling. Hij neemt verantwoording voor eigen handelen, heeft respect
voor andere en weet op de juiste wijze om te gaan met ethische kwesties.
Beroepshandelingen AD
Participeren in intervisiebijeenkomsten
Onbevooroordeeld waarnemen
Life Long Learning
Ethisch verantwoord handelen
Vragen om feedback
Deelnemen aan beroepsgerelateerde trainingen en cursussen
Reflecteren op het eigen handelen en gedrag (inclusief effect daarvan op anderen)
Voorbeelden van beroepsproducten AD
Persoonlijk Ontwikkelingsplan
Reflectieverslag
76
Bijlage F Praktische regels voor de opleiding Vrijetijdsmanagement 2014-2015
Het doel van deze bijlage is het regelen van de praktische gang van zaken betreffende de
opleiding Vrijetijdsmanagement.
Artikel 1 Deelname aan het onderwijs
lid 1. Per opleidingsjaar kan een student in principe een bepaalde onderwijseenheid één keer
volgen.
lid 2. Gedurende zijn studie kan de student maximaal twee keer een bepaalde
onderwijseenheid volgen. Als de student daarna, met eventueel gebruikmaking van
herkansingstoetsen, een bepaalde onderwijseenheid nog niet heeft behaald, beslist de
examencommissie in redelijkheid en billijkheid over de te nemen maatregel.
Artikel 2 Het tentamen
Artikel 2.1 De schriftelijke opdracht
lid 1. Een schriftelijke opdracht kan een opdracht betreffen die geheel individueel, geheel in
groepsverband of deels individueel en deels in groepsverband wordt uitgevoerd.
lid 2. Een opdracht kan eenmaal herkanst worden. De herkansing wordt verleend door de
moduulcoördinator, binnen vier weken na de datum waarop de voorlopige uitslag van de
opdracht bekend is gemaakt op Progress, indien deze daartoe een schriftelijk verzoek
heeft ontvangen van de student. Verzoeken ontvangen na deze periode van vier weken
worden niet in behandeling genomen. Noch door de moduulcoördinator, noch door de
examencommissie, behoudens overmacht.
lid 3. Opdrachten dienen zowel digitaal als in hard copy ingeleverd te worden voor de daartoe
vastgestelde deadline.
lid 4. Het niet op tijd inleveren van een opdracht betekent dat de betreffende kans is
verspeeld. Het alsnog inleveren van dezelfde opdracht wordt beschouwd als herkansing.
lid 5. De student wordt op de hoogte gesteld waar en wanneer schriftelijke opdrachten en
digitale uitwerkingen van opdrachten dienen te worden ingeleverd. Bij het inleveren van
een opdracht bij de Front-Office van het secretariaat van de opleiding plaatst de student
een handtekening als bewijs van inleveren.
lid 6. Indien de hard-copy versie van de opdracht wel is ingeleverd en de digitale versie van
diezelfde opdracht niet is ingeleverd, of andersom, wordt de opdracht niet nagekeken.
lid 7. De examinator die het werk moet beoordelen dat onder de omschrijving van art. 2.1 lid
6 van deze praktische regels valt, dient studenten die dat betreft binnen 2 schooldagen
op de hoogte te stellen van het niet volledig aanleveren van de opdracht.
lid 8. Art. 2.1, lid 6 van deze bijlage is niet van toepassing, indien de ontbrekende versie van
de opdracht binnen vijf schooldagen na de deadline alsnog wordt ingeleverd.
lid 9. In het geval van een groepsopdracht, dient bij samenwerkingsproblemen, hiervan direct
melding gemaakt te worden bij de tutor of de moduulcoördinator. In het geval er sprake
is van aanhoudende problemen kan de moduulcoördinator besluiten de groep te
ontbinden en één of enkele leden van de groep verplichten de opdracht individueel of in
kleinere samenstelling af te ronden.
Art. 2.2 De schriftelijke toets
lid 1. Een schriftelijke toets is een toets, zoals beschreven in art.6, hoofdstuk 5 van de
Onderwijs en Examenregeling 2014-2015.
lid 2. a. De student heeft het recht om per gevolgde onderwijseenheid maximaal vier keer aan
elke binnen die onderwijseenheid begrepen schriftelijke toets van die onderwijseenheid
77
deel te nemen.
b. In het eerste studiejaar mag de student aan maximaal 2 toetsmomenten van iedere
te onderscheiden schriftelijke toets deelnemen.
c. Heeft de student een schriftelijke toets niet gehaald na 4 keer te hebben
deelgenomen aan de betreffende toets, dan moet de student het onderdeel waarover de
schriftelijke toets wordt afgenomen in een volgend studiejaar in zijn geheel opnieuw
volgen.
lid 3. Aan studenten die op stage gaan kunnen extra toetsmomenten worden aangeboden
voor toetsen behorende tot een onderwijseenheid die zij in het opleidingsjaar hebben
gevolgd, waarin zij hun stage aanvangen. Een verzoek daartoe dienen zij schriftelijk in
te dienen bij de examencommissie met een bewijs van de begindatum van de stage.
Zonder dit bewijs wordt het verzoek niet in behandeling genomen. Als het verzoek
wordt gehonoreerd, wordt met de student bepaald op welk moment deze toetsing kan
plaatsvinden.
lid 4. Het niet kunnen deelnemen aan enige toets wegens het samenvallen van
toetsmomenten behoort tot het risico van de student.
Art. 2.3 De voortgangstoets
lid 1. De voortgangstoets wordt jaarlijks op vier verschillende momenten per aangeboden.
lid 2. Studenten kunnen zonder beperking deelnemen aan de aangeboden voortgangstoetsen,
met inachtneming van de inschrijvingsverplichtingen die gelden voor deelname aan een
schriftelijke toets (zie Onderwijs- en examenregeling 2014-2015, hoofdstuk 5, art.5, lid
3).
Art. 2.4 A. Alternatieve toetsvorm voor de laatste nog openstaande
onderwijseenheid, bacheloropleiding.
lid 1. De student kan onder de volgende voorwaarden (eenmalig) in aanmerking komen voor
een alternatieve toetsvorm ter afsluiting van één onderwijseenheid:
a. Het gaat om de laatste nog te behalen onderwijseenheid voor aanvang van de
stageperiode.
b. De onder art. 2.4, lid 1a bedoelde onderwijseenheid behoort tot het verplichte
postpropedeutische onderwijs programma, met uitzondering van de voortgangstoets
tweede jaar. Het minorprogramma valt buiten deze regeling
c. De student moet op de reguliere manier hebben deelgenomen aan de
onderwijseenheid en het bij die onderwijseenheid behorende tentamen.
d. De student moet hebben deelgenomen aan tenminste twee toetsherkansingen als het
gaat om een schriftelijke toets en aan minimaal één herkansing als het gaat om een
andere toetsvorm.
lid 2. De onderwijseenheid mag een maximale studielast hebben van 336 uur (12 EC)
lid 3. De alternatieve toetsvorm, waarmee de laatste nog openstaande onderwijseenheid mag
worden afgesloten wordt, wordt bepaald door de betreffende moduulcoördinator of de
betreffende vakgroep, na goedkeuring door de examencommissie.
lid 4a. In het geval de onderwijseenheid wordt afgesloten met een opdracht moet deze
betrekking hebben op het thema van die onderwijseenheid en mag er geen relatie
bestaan met het thema van de eindscriptie van de betreffende student.
lid 4b De student is vrij om zelf te bepalen waar de onder lid 4b van dit artikel bedoelde
opdracht wordt uitgevoerd en heeft het recht gebruik te maken van de faciliteiten van
de hogeschool.
lid 4c De student heeft recht op regelmatige feedback gedurende de periode dat hij/zij aan de
opdracht werkt. De student heeft uitsluitend recht op begeleiding gedurende de
schoolweken.
78
lid 5a In het geval de laatste nog te behalen onderwijseenheid de derdejaars voortgangstoets
betreft, gelden de volgende voorwaarden:
De student moet het minimale niveau van voortgangstoets jaar 1 en voortgangstoets
jaar 2 hebben behaald;
De student moet minimaal 6 maal aan de voortgangstoets jaar 3 hebben deelgenomen;
De student moet minimaal het cijfer “4” hebben behaald voor de voortgangstoets jaar 3.
Lid 5b De alternatieve toetsvorm voor de voortgangstoets jaar 3 bestaat uit een mondeling
examen, afgenomen door een geselecteerd panel van docenten.
lid 5c De resultaten van de laatste gemaakte voortgangstoetsen zijn bepalend voor de selectie
van de onderwerpen die bevraagd worden, waarbij uitgangspunt is dat die onderwerpen
aan de orde komen die door de betreffende student laag gescoord zijn.
lid 6. Om in aanmerking te komen voor alternatieve toetsvorm ter afsluiting van één
onderwijseenheid dient een schriftelijk verzoek daartoe gericht te worden aan de
examencommissie.
lid 7. Voldoende beoordeling geeft als cijfer een 5,5 voor de onderwijseenheid. Bij een
onvoldoende beoordeling blijft de eerdere beoordeling van de onderwijseenheid
gehandhaafd.
Art. 2.4.B Alternatieve toetsvorm voor de laatste nog openstaande
onderwijseenheid, AD-opleiding.
lid 1. De student kan onder de volgende voorwaarden (eenmalig) in aanmerking komen voor
een alternatieve toetsvorm ter afsluiting van één onderwijseenheid:
a. Het gaat om de laatste nog te behalen onderwijseenheid voordat de student kan
afstuderen voor de AD-opleiding;
b. De onder art. 2.4, lid 1a bedoelde onderwijseenheid behoort tot het tweedejaars
onderwijs programma;
c. De student moet op de reguliere manier hebben deelgenomen aan de
onderwijseenheid en het bij die onderwijseenheid behorende tentamen.
d. De student moet hebben deelgenomen aan tenminste twee toetsherkansingen als het
gaat om een schriftelijke toets en aan minimaal één herkansing als het gaat om een
andere toetsvorm.
lid 2. De onderwijseenheid mag een maximale studielast hebben van 336 uur (12 EC)
lid 3. De alternatieve toetsvorm, waarmee de laatste nog openstaande onderwijseenheid mag
worden afgesloten wordt, wordt bepaald door de betreffende moduulcoördinator of de
betreffende vakgroep, na goedkeuring door de examencommissie.
lid 4a. In het geval de onderwijseenheid wordt afgesloten met een opdracht moet deze
betrekking hebben op het thema van die onderwijseenheid en mag er geen relatie
bestaan met de proeve van bekwaamheid AD van de betreffende student.
lid 4b.De studielast van de opdracht moet gelijk zijn aan de studielast van de betreffende
onderwijseenheid.
lid 4c. De student is vrij om zelf te bepalen waar de onder lid 4b van dit artikel bedoelde
opdracht wordt uitgevoerd en heeft het recht gebruik te maken van de faciliteiten van
de hogeschool.
lid 4d De student heeft recht op regelmatige feedback gedurende de periode dat hij/zij aan de
opdracht werkt. De student heeft uitsluitend recht op begeleiding gedurende de
schoolweken.
lid 5a In het geval de laatste nog te behalen onderwijseenheid de tweedejaars
voortgangstoets betreft, gelden de volgende voorwaarden:
De student moet het minimale niveau van voortgangstoets jaar 1 hebben behaald;
De student moet minimaal 4 maal aan de voortgangstoets jaar 2 hebben deelgenomen;
De student moet minimaal het cijfer “4” hebben behaald voor de voortgangstoets jaar 2.
79
lid 5b De alternatieve toetsvorm voor de voortgangstoets jaar 2 staat vast en bestaat uit een
mondeling examen, afgenomen door een geselecteerd panel van docenten.
lid 5c De resultaten van de laatste gemaakte voortgangstoetsen zijn bepalend voor de selectie
van de onderwerpen die bevraagd worden, waarbij uitgangspunt is dat die onderwerpen
aan de orde komen die door de betreffende student laag gescoord zijn.
lid 6. Om in aanmerking te komen voor alternatieve toetsvorm ter afsluiting van één
onderwijseenheid dient een schriftelijk verzoek daartoe gericht te worden aan de
examencommissie.
lid 7. Voldoende beoordeling geeft als cijfer een 5,5 voor de onderwijseenheid. Bij een
onvoldoende beoordeling blijft de eerdere beoordeling van de onderwijseenheid
gehandhaafd.
lid 8. Indien een student er voor kiest een onderwijseenheid van het AD-programma af te
sluiten op de wijze als genoemd in dit artikel vervalt voor deze student de mogelijkheid
tot het op deze wijze afronden van de laatste onderwijseenheid van het
bachelorprogramma, mocht de student er voor kiezen na het behalen van het AD-
programma door te studeren voor het bachelordiploma van de opleiding Leisure
Management.
Art. 3 Overmacht bij schriftelijke en mondelinge toetsing.
lid 1. Nadat een student heeft deelgenomen aan een toets is het niet meer mogelijk zich te
beroepen op overmacht met betrekking tot die toets.
lid 2. Indien een student door overmacht niet deel kan nemen aan een schriftelijke of
mondelinge toets, vervalt de inschrijving voor die betreffende toets. Dit betekent dat de
student daarmee geen toetskans verspeelt.
lid 3. Een verzoek om een toetskans te behouden op grond van overmacht, dient te worden
gedaan bij de examencommissie uiterlijk 5 schooldagen na de toetsdatum waarop de
overmacht betrekking heeft.
lid 4. In het in art.3, lid 3 genoemde verzoek dient de student de bedoelde overmacht met
schriftelijke bewijzen te staven.
Bovendien moet de student voldaan hebben aan de voorwaarde dat de student de
afwezigheid dezelfde dag heeft gemeld bij de Front-office van de opleiding.
lid 5. Om bij het maken van een opdracht in aanmerking te kunnen komen voor de
overmachtregeling dient vóór het verstrijken van de inlevertermijn contact te zijn
opgenomen met de coördinator van de betreffende onderwijseenheid. Laatstgenoemde
treft dan een voorlopige regeling met de student en stelt de secretaris van de
examencommissie daarvan in kennis. De secretaris van de examencommissie
beoordeelt of de voorlopige regeling omgezet kan worden in een definitieve regeling,
dan wel bepaalt of dit ter besluitvorming geagendeerd dient te worden voor de
eerstvolgende vergadering van de examencommissie.
Art. 4 Overmacht inzake participatie
lid1. De student heeft de mogelijkheid om bij de coördinator van een onderwijseenheid een
verzoek in te dienen voor een compensatieopdracht voor gemiste participatie, als er
sprake is van omstandigheden die niet aan de student kunnen worden toegerekend
(overmacht).
lid 2. Om in aanmerking te kunnen komen voor een compensatieopdracht moet voldaan zijn
aan de volgende voorwaarden:
- De student heeft de afwezigheid dezelfde dag gemeld bij de Front Office van de
opleiding.
- Alle gemiste verplichte activiteiten binnen het betreffende onderdeel van de
80
onderwijseenheid zijn gemist tengevolge van overmacht, dit ter beoordeling aan de
coördinator van de betreffende onderwijseenheid.
- De student heeft geparticipeerd tijdens de overige bijeenkomsten
- De student dient de overmacht met schriftelijke bewijzen te staven.
lid 3. Het verzoek om een vervangende opdracht kan pas worden ingediend nadat de laatste
week van de betreffende onderwijseenheid is afgesloten en moet uiterlijk 4 schoolweken
na de laatste dag van de periode waarin betreffende onderwijseenheid is aangeboden in
het bezit van de coördinator van de onderwijseenheid zijn.
lid 4. De coördinator van de onderwijseenheid bepaalt,eventueel in overleg met de betrokken
docent of tutor, de inhoud en uitvoering van de compensatieopdracht.
lid 5. De compensatieopdracht dient het gemiste verplichte onderdeel inhoudelijk te
vervangen en qua studiebelasting gelijkwaardig te zijn aan die van de gemiste
verplichte onderdelen.
lid 6. Compensatieopdrachten behorend bij één van de eerste drie moduulperiodes in een
bepaald studiejaar dienen in hetzelfde studiejaar te worden ingeleverd en nagekeken.
Compensatieopdrachten behorend bij moduulperiode vier dienen uiterlijk 15 augustus
van het betreffende studiejaar te zijn ingeleverd en binnen één week te zijn nagekeken.
lid 7. De coördinator van de betreffende onderwijseenheid is verantwoordelijk voor het doen
vaststellen of de opdracht aan de gestelde criteria voldoet. Als de opdracht als
voldoende wordt beoordeeld kent de coördinatoren van de onderwijseenheid alsnog
participatie punten toe.
lid 8. Indien het gaat om afwezigheid bij een specifiek vakkan in dit artikel de betreffende
vakdocent worden gelezen in plaats van de coördinator van een onderwijseenheid
lid 9. In het geval student en coördinator van de onderwijseenheid, respectievelijk de
betreffende vakdocent geen eenduidig oordeel hebben over de vraag of wel of niet
sprake is van overmacht, kan de student zijn verzoek richten aan de secretaris van de
examencommissie, eveneens binnen 4 weken na afloop van de periode waarin de
onderwijseenheid is aangeboden.
Artikel 5 Tweede beoordeling
lid 1. Studenten die individueel of als groep in aanmerking willen komen voor een tweede
beoordeling van een opdracht moeten een verzoek daartoe schriftelijk indienen bij de
secretaris van de examencommissie. Indien de aanvraag voor een tweede beoordeling is
gedaan door één student terwijl de opdracht door twee of meer studenten is gedaan
geldt de gewijzigde uitslag alleen voor de student die de aanvraag heeft ingediend. De
andere studenten komen hier niet meer voor in aanmerking.
lid 2. Het verzoek, genoemd onder lid 1, moet uiterlijk binnen 4 schoolweken na de publicatie
van de definitieve uitslag van de betreffende onderwijseenheid in bezit zijn van de
secretaris. Verzoeken die later worden ingeleverd, worden niet in behandeling genomen.
lid 3. De secretaris wijst, in overleg met het management van de opleiding, een tweede
beoordelaar aan wiens beoordeling bindend is. Het resultaat van deze tweede
beoordeling dient daarna binnen 10 schooldagen bij de secretaris bekend te zijn. De
secretaris van de examencommissie zal daarna de student hierover informeren.
Artikel 6 Getuigschriften
lid 1. Studenten die ingeschreven staan voor de Propedeutische fase, die de Propedeuse
hebben afgerond en die een getuigschrift Propedeutisch Examen wensen te ontvangen,
moeten een verzoek sturen aan de examencommissie. Nadat het verzoek is ontvangen
zal de examencommissie, na controle van de credits, een getuigschrift Propedeutisch
Examen in Vrijetijdsmanagement afgeven.
Het format voor het verzoek kan gevonden worden op Blackboard, op de daarvoor door
81
de Examencommissie aangemaakte pagina.
lid 2. Studenten die een vrijstelling hebben voor de propedeutische fase, zullen geen
getuigschrift Propedeutisch Examen ontvangen.
lid 3. Studenten die de gehele opleiding voldoende hebben afgerond, moeten een verzoek
doen om een getuigschrift Associate Degree of Business Administation in
Vrijetijdsmanagement, respectievelijk het getuigschrift Bachelor of Business
Administration in Vrijetijdsmanagement te ontvangen.
Het format voor het verzoek kan gevonden worden op Blackboard, op de daarvoor door
de Examencommissie aangemaakte pagina.
lid 4. Studenten die willen afstuderen moeten daartoe een verzoek indienen bij de secretaris
van de examencommissie, in ieder geval 14 dagen voor de gewenste afstudeerdatum.
Het verzoek zal worden beoordeeld door de examencommissie.
Het format voor het verzoek kan gevonden worden op Blackboard, op de daarvoor door
de Examencommissie aangemaakte pagina.
lid 5. Studenten kunnen maandelijks afstuderen op data die aan het begin van het
academisch jaar op de Blackboardpagina van de examencommissie worden
bekendgemaakt.
82
Bijlage G, toelichting op Grading table
Grading Table - explanation
A grading table provides the statistical distribution of possible grades for a course. The
grading system used at Stenden Hogeschool (University of Applied Sciences) is a number in
the range 1.0 to 10.0, 5.5 being the lowest pass grade. The grading table will only consider
pass grades and is based on all grades from the past three years. A grading table is created
for each course separately and is updated annually.
An example of a grading table is shown below.
Grade Count Percentile Cumulative
10 20 1% 1%
9.5 68 2% 2%
9 175 5% 7%
8.5 295 8% 14%
8 592 15% 30%
7.5 595 15% 45%
7 710 18% 63%
6.5 515 13% 77%
6 570 15% 91%
5.5 340 9% 100%
Total 3880
In words: an 8.5 score is in the top 14% of all students in this course.
The percentile can be used to interpret the grade of a student independently of the grading
system used.
When a Stenden grade needs to be compared (or even converted) to a grade from another
university with another grading system a Grading Table of the course from the other
university is required.
Example:
Below is a grading table of a university involved in an exchange program. A student has
Stenden grade 8, the corresponding cumulative percentile is 30%. The best match in the table
below is the 28% percentile which translates to ©.
Grade percentile Cumulative
β 1% 1%
¥ 4% 5%
© 23% 28%
83
‡ 45% 73%
§ 27% 100%
Please note: a separate Grading Table is required for each course.
Recommended