View
234
Download
1
Category
Preview:
Citation preview
jaargang 3 | nummer 3 • juni 2011 | psychopraktijk � 15
Na anorexia nervosa moesten
we een eeuw wachten voor-
dat een nieuwe eetstoornis
zijn plaats innam in het pan-
theon van de psychiatrische nosologie,
terwijl soortgelijke beschrijvingen niet
de erkenning kregen die opmerkelijk snel
door boulimia nervosa werd verworven.
Toen kwam de eetbuistoornis waar-
over deskundigen het al gauw oneens
werden of deze een plaats in de DSM-IV
verdiende. En we bleven zitten met een
diagnostische prullenmand van ‘niet
nader gespecificeerde eetstoornissen’
(EDNOS), een compromis dat onder zware
kritiek werd gesteld in het vooruitzicht
van DSM-V.
Intussen heeft een reeks van ‘nieuwe’
eetstoornissen erkenning in de DSM
gezocht. Sommige termen zijn louter
beschrijvend zoals ‘purgeerstoornis’ of
het ‘syndroom van kauwen en uitspugen’.
Maar de meerderheid van pseudowe-
tenschappelijke neologismen bestaat uit
belachelijke varianten van anorexia. De
meeste uitvinders van deze namen lijken
de oud-Griekse wortels van dit woord
niet te kennen zodat ze onzinnige termen
fabriceren als bigorexia, alcoholorexia,
manorexia, diaboulimia, allergorexia en
pregorexia. In onze internetwereld kun-
nen we nog veel meer van zulke nieuwe
modewoorden of populair-psychologische
visies op eetstoornissen verwachten.
Maar welke daarvan zullen op de een
of andere manier blijven voortbestaan?
Zullen ze serieus genomen worden en
door de wetenschappelijke gemeenschap
geaccepteerd? Met het oog op de lopende
race voor erkenning in de volgende DSM-
uitgave hebben we ons afgevraagd welke
nieuwe kandidaten de zegen zouden
krijgen van beroepsbeoefenaren op dit
gebied. Voor dit veldonderzoek hebben we
vier ‘nieuwe’ eetstoornissen uitgekozen:
Syndroom van nachtelijk eten. Hoewel dit
syndroom al een halve eeuw geleden is
beschreven door Stunkard en medewer-
kers bleef het vergeten tot het weer boven
water kwam in de discussie over eetbui-
enstoornis en DSM-IV. In de voorberei-
dingsfase van DSM-V was de diagnose
het voorwerp van intensieve debatten
tussen voor- en tegenstanders.
Orthorexia. In een artikel in de populaire
pers schreef Bratman over mensen die
zo bezeten zijn van gezond voedsel dat
hun eetpatroon kan leiden tot onder-
voeding en ondergewicht. Vanwege de
overeenkomst met anorexia nervosa is
dit verschijnsel ook orthorexia nervosa
genoemd. In de vakliteratuur is deze sug-
gestie overwegend genegeerd hoewel het
gedragspatroon goed herkenbaar lijkt te
zijn.
Spierdysmorfie. Deze stoornis wordt ook
wel aangeduid als ‘omgekeerde anorexia
nervosa’. Sommige mensen kunnen
bezeten raken van het idee dat ze te
mager zijn in de zin van onvoldoende
gespierd. Vooral mannen kunnen dit
‘Adoniscomplex’ vertonen. Hoewel het
een variant lijkt te zijn van een stoornis
van de lichaamsbeleving (dysmorfofobie)
is het onder de naam spierdysmorfie als
een afzonderlijke diagnostische entiteit
voorgesteld.
Emetofobie. Sommige mensen vermijden
bepaald voedsel uit angst voor stikken,
en anderen uit angst voor overgeven. Het
De laatste jaren zijn er tal van ‘nieuwe’ eetstoornissen geïntroduceerd. Onduidelijk is welke daarvan uiteindelijk geaccepteerd zullen worden. In deze bijdrage gaan we na hoeveel aan-dacht een aantal van deze eetstoornissen krijgt in de media en hoe beroepsbeoefenaren daar-over denken. door Walter Vandereycken
Prof.�dr.�W.�Vandereycken�is�verbonden�aan�
de�Faculteit�Psychologie�van�de�Katholieke�
Universiteit�Leuven�en�is�hoofd�van�de�afde-
ling�eetstoornissen�in�de�Psychiatrische�
Kliniek�Broeders�Alexianen�in�Tienen�(walter.
vandereycken@ppw.kuleuven.be).
Mediahype, diagnostische gril of echte eetstoornis?
Artikel trefwoorden: eetstoornisdiagnostiek
syndroom van nachtelijk etenorthorexia
spierdysmorfieemetofobie
16 psychopraktijk | jaargang 3 | nummer 3 • juni 2011
laatste is voorgesteld als een bijzondere
fobie met de naam emetofobie, een stoor-
nis die volgens populaire websites vaak
door beroepsbeoefenaren over het hoofd
wordt gezien. Net als in het geval van
orthorexia wordt er weinig aandacht aan
besteed in de wetenschappelijke litera-
tuur.
Voor elk van deze ‘nieuwe’ stoornissen
hebben we gekeken naar de hoeveelheid
aandacht die ze krijgen in de professio-
nele en populaire media. Tabel 1 geeft een
overzicht van het aantal verwijzingen of
treffers op grond van naspeuring in de
database van PubMed, Psychinfo, Google
Scholar en Google. Ter vergelijking heb-
ben we de eetbuistoornis gebruikt als een
half-gevestigde maar nog betrekkelijk
recente stoornis. Het totaalbeeld dat uit
deze vergelijking naar voren komt: or-
thorexia en emetofobie worden vaak ge-
noemd op het internet maar betrekkelijk
zelden in de vakliteratuur. Weerspiegelt
dit werkelijk de belangstelling voor deze
stoornissen bij beroepsbeoefenaren in dit
veld? Om deze vraag te beantwoorden
hebben we een verkennend onderzoek
ontworpen.
Onderzoek
MethodeVia e-mail hebben we mensen uitgeno-
digd om een anonieme vragenlijst te be-
antwoorden op een speciale website. De
uitnodiging om aan dit onderzoek deel te
nemen is verzonden aan 472 Nederlands-
sprekende beroepsbeoefenaren van wie
we veronderstelden dat ze actief betrok-
ken waren bij onderzoek, preventie of be-
handeling van eetstoornissen. We hebben
171 reacties ontvangen en in totaal 111
volledig ingevulde vragenlijsten geanaly-
seerd.
De vragenlijst bestond uit twee delen.
Eerst moesten de respondenten enkele
vragen beantwoorden over persoonlijke
kenmerken, zoals beroep, werksoort en
ervaring met eetstoornissen. Vervol-
gens werd hun voor elk van de ‘nieuwe’
stoornissen een voorlopige verzameling
van diagnostische criteria gepresenteerd
(zie Kader 1). We hebben geprobeerd deze
criteria op een uniforme manier aan te
bieden door gebruik te maken van de
stijl waarin DSM criteria formuleert. Elke
verzameling criteria werd gevolgd door
een reeks uitspraken waarmee de respon-
dent het eens of oneens kon zijn, danwel
neutraal kon blijven: (a) Deze stoornis
is mij totaal onbekend; (b) Ik heb deze
stoornis in mijn eigen praktijk waarge-
nomen; (c) Deze stoornis is een creatie
van de populaire media en het internet;
(d) Deze stoornis is slechts een variant
van een andere stoornis; (e) Deze stoornis
verdient meer aandacht van onderzoe-
kers en clinici.
ResultatenDe groep respondenten (totaal 111)
bestond in meerderheid uit psychologen:
57 (51%), met daarnaast 19 (17%) artsen,
in hoofdzaak psychiaters, en 35 (32%) an-
dere beroepen (vooral verpleegkundigen
en sociale werkers). De lengte van hun
beroepsloopbaan was als volgt verdeeld:
21% minder dan vijf jaar, 24% tussen vijf
en tien jaar, 30% tussen tien en twintig
jaar en 25% meer dan twintig jaar. Het
aandeel van de beroepstijd besteed aan
preventie, onderzoek en/of behandeling
van eetstoornissen vertoonde een grote
spreiding: minder dan 10% bij 27%, 10-
20% bij 22,5%, 20-40% bij 12,7% , 40-60%
bij 9,9% en meer dan 60% van de tijd bij
27,9% van de respondenten.
Tabel 2 geeft een samenvatting van
de meningen van respondenten. Hij
toont voor elke stoornis het percentage
respondenten dat de vijf uitspraken
onderschrijft. Orthorexia is de bekendste
stoornis en het syndroom van nachtelijk
eten de minst bekende. Hoewel de res-
pondenten in meerderheid bekend zijn
met het begrip spierdysmorfie wordt deze
stoornis in de praktijk slechts zelden
waargenomen. Hij wordt ook het vaakst
beschouwd als een verzinsel van de
populaire media; bovendien beschouwt
40% van de respondenten deze stoornis
als een variant van een andere stoornis,
en daarom geen nadere aandacht waard.
Daarentegen lijken de andere drie stoor-
nissen serieuzer te worden genomen in
de zin van ‘echte’ syndromen waaraan
in onderzoek en in de klinische praktijk
meer aandacht moet worden geschonken.
Emetofobie lijkt van de vier stoornissen
het minst een ‘modeverschijnsel’ te zijn.
Over het algemeen verschilden de
meningen over de ‘nieuwe’ stoornissen
niet sterk op grond van de kenmerken
van respondenten. Alleen de volgende
significante verschillen werden gevonden
(post hoc meervoudige groepsvergelij-
kingen): Psychologen waren iets meer
bekend met emetofobie dan artsen (p =
.024) en andere beroepsbeoefenaren (p =
.030) en beschouwden deze stoornis in
vergelijking met de overige respondenten
minder vaak als een verzinsel van de po-
pulaire media (17,5% vs 22,9%; p = .046).
Respondenten die meer dan 60% van hun
tijd aan eetstoornissen besteedden waren
in vergelijking met degenen die daaraan
minder dan 10% van hun tijd besteed-
den beter bekend met het syndroom van
nachtelijk eten (onbekend bij 29% vs 63%;
p =.018); ze namen het syndroom ook drie
keer vaker waar (52% vs 17%; p = .003);
en waren vaker van mening dat spierdys-
morfie meer aandacht verdiende (84% vs
30%; p = .002).
BesprekingNatuurlijk heeft dit onderzoek beperkin-
gen en presenteert het de meningen van
een selecte groep beroepsbeoefenaren.
Maar het is het eerste onderzoek van
dit type en de steekproef is behoorlijk
heterogeen, in de zin van niet op enige
manier bevooroordeeld. Het kleine aantal
verschillen op grond van het profiel van
de respondenten lijkt dit te weerspiege-
len: psychologen zijn beter bekend met
� PubMed� PsycInfo� Google� Google
Scholar
Nachtelijk�eten� 160� 103� 65,800� 125,000
Orthorexia� 17� 11� 254� 55,500
Spierdysmorfie� 60� 65� 17,100� 23,400
Emetofobie� 5� 10� 78�� 58,000
Eetbuistoornis� 929� 1050� 41,600� 428,000
* Aantal hits op 1 juli 2010
Tabel 1 De ‘nieuwe’ stoornissen in de professionele en populaire media*
jaargang 3 | nummer 3 • juni 2011 | psychopraktijk � 17
fobische stoornissen (emetofobie) en
specialisten op het punt van eetstoornis-
sen herkennen vaker een variant van de
eetbuistoornis (syndroom van nachtelijk
eten). Orthorexia en emetofobie hebben
dezelfde mate van populariteit op het
internet (zie Tabel 1: Google) en krijgen
een vergelijkbaar gebrek aan aandacht
in de vakliteratuur (PubMed, Psychinfo
& Google Scholar). De andere twee
stoornissen vertonen enkele onderlinge
verschillen: het syndroom van nachte-
lijk eten kreeg de hoogste scores voor
aandacht zowel in de professionele als
in de populaire media, terwijl spierdys-
morfie het minst populair is maar steeds
sterker aanwezig in de wetenschappelijke
literatuur. Het aantal publicaties in de
vakliteratuur stemde echter niet overeen
met het niveau van bekendheid bij de
respondenten in ons onderzoek: zij zijn
heel goed bekend met orthorexia en het
minst met het syndroom van nachtelijk
eten. Indirect kunnen we concluderen dat
beroepsbeoefenaren een aanzienlijk deel
van hun ‘diagnostische kennis’ ontlenen
aan de populaire media.
De meningen van onze respondenten
brachten een opmerkelijke tegenstelling
aan het licht. Driekwart van hen was be-
kend met het begrip spierdysmorfie, maar
minder dan 10% had het in de praktijk
waargenomen. Deze stoornis werd het
sterkst als een ‘modeverschijnsel’ opge-
vat: als verzinsel van de populaire media
en geen nadere aandacht waard. Het
omgekeerde geldt voor emetofobie: bijna
de helft van de beroepsbeoefenaren had
gevallen in hun praktijk voor ogen gehad
en ten aanzien van deze stoornis werd
aangenomen dat de populaire media
nauwelijks enige invloed hadden gehad
op de opkomst ervan. De andere stoor-
nissen blijken redelijk serieus te worden
genomen, als ‘echte’ syndromen waaraan
in onderzoek en klinische praktijk meer
aandacht besteed zou moeten worden,
hoewel we op dit punt enige aarzeling
voelen doorschemeren: ongeveer 39%
beschouwt het syndroom van nachte-
lijk eten als een variant van een andere
stoornis, en een kwart van de beroeps-
beoefenaren beschouwt orthorexia als
een product van de populaire media. Het
meest verrassende resultaat is de mening
van beroepsbeoefenaren over emetofobie:
een zelfstandige stoornis die in de klini-
sche praktijk vaak wordt waargenomen
maar in de wetenschappelijke pers te
sterk wordt verwaarloosd.
Volgens de feministische historica Elaine
Showalter zijn eetstoornissen ‘voorbeel-
den van moderne hysterische epide-
mieën’ die tenminste drie ingrediënten
moeten bevatten: ‘enthousiaste artsen
en theoretici, kwetsbare patiënten en een
steunende culturele omgeving’. In haar
zienswijze begint het dus altijd met de
promotie van een aantrekkelijk medisch
prototype, een proces met drie stappen:
‘Een arts of andere gezagsfiguur moet
eerst de stoornis definiëren, een naam
geven en publiceren, en er dan patiënten
naartoe trekken. […] Nadat zij een nieuw
syndroom gediagnosticeerd hebben ad-
verteren artsen prototypen van patiënten.
[…] De media verspreiden informatie
over het prototype en moedigen pati-
enten aan om voor de dag te komen’.
In dezelfde trant beschouwt de socio-
loog Allan Horwitz eetstoornissen als
prototypen van cultureel gestructureerde
stoornissen. Hij duidt ze aan als ‘kern-
ziekten in de moderne psychiatrische
canon. Gereputeerde artsen en onder-
zoekers nemen ze in studie, afdelingen
van prestigieuze psychiatrische instel-
lingen wijden zich aan hun behandeling,
gevestigde tijdschriften publiceren er een
groot aantal artikelen over, en beroepsor-
ganisaties stellen zich achter onderzoek
en behandeling’.
Deze beschouwingen dwingen ons tot
bezinning op de vraag of we, door dit on-
derzoek te publiceren, zelf deel uitmaken
van de sociale constructie van ‘nieuwe’
stoornissen. Misschien is dit onvermij-
delijk. Met dit onderzoek verkennen we
de grensgebieden en overgangen tussen
wetenschappelijke en populaire benade-
ringen van gezondheid en ziekte. Aan de
ene kant zien we een toenemende media-
aandacht voor wetenschappelijke kwes-
ties en aan de andere kant een steeds
sterkere oriëntatie van wetenschap op
massamedia. Bij toepassing op de ge-
neeskunde kan deze medialisering van
de wetenschap vervlochten raken met
een ander krachtig proces in de interactie
tussen geneeskunde en massamedia: de
Een kwart van de beroepsbeoefe-
naren beschouwt orthorexia als een product van de
populaire media.
� SNE� ORT� SDY� EMF
Volkomen�onbekend�voor�mij� 43.2� ��9.9� 24.3� 29.7
Waargenomen�in�eigen�praktijk� 33.3� 66.7� ��9.0� 48.6
Creatie�van�populaire�media� 11.7� 25.2� 42.3� ��4.5
Variant�van�andere�stoornis� 38.7� 30.6� 39.6� 31.5
Verdient�meer�aandacht� 69.4� 68.5� 34.2� 61.3
SNE = syndroom van nachtelijk eten, ORT = orthorexia,
SDY = spierdysmorfie, EMF = emetofobie
Tabel 2 Opinies van 111 respondenten over de ‘nieuwe’ stoornissen (percentages)
18 psychopraktijk | jaargang 3 | nummer 3 • juni 2011
Noot
1 Dit is een Nederlandse bewerking van
een artikel dat verscheen in Eating
disorders: The journal of treatment and
prevention (2011); voor een uitvoerige
literatuurlijst verwijzen we naar deze
bron (een kopie te verkrijgen bij de
auteur). Met dank aan Ellen Jehaes
voor de hulp bij het verzamelen en
analyseren van de data.
Literatuurselectie
Allison KC ea (2010) Proposed diagnos- -
tic criteria for night eating syndrome.
International journal of eating disorders 43:
241-247
Boschen MJ (2007) Reconceptualizing -
emetophobia: A cognitive-behavioral
formulation and research agenda. Jour-
nal of anxiety disorders 21: 407-419
Bratman S & Knight D (2001) - Health food
junkies. Orthorexia nervosa: Overcoming
the obsession with healthful eating. New
York: Broadway Books
Horwitz AV (2002) - Creating mental illness.
Chicago: University of Chicago Press
Pope HG ea (1997) Muscle dysmorphia: -
An underrecognized form of body
dysmorphic disorder. Psychosomatics 38:
548-557
Showalter E (1997) - Hystories. Hysterical
epidemics and modern culture. New York:
Columbia University Press
Stunkard AJ ea (2009) Development of -
criteria for a diagnosis: Lessons from
the night eating syndrome. Comprehen-
sive psychiatry 50: 391-399
medicalisering van onze samenleving,
waarvan de disseminatie van diagnos-
tische etiketten een klassiek symptoom
is. Deze twee socioculturele processen:
medialisering en medicalisering culmi-
neren in cyberspace. Met dit onderzoek
zijn we om zo te zeggen participerende
waarnemers op het kruispunt van deze
processen. Door erover te publiceren in
een vakblad gaan we niet alleen deel
uitmaken van deze medi(c)alisering maar
kunnen we daaraan ook ongewild vorm
en voedsel geven!
Syndroom van nachtelijk eten
Alle�drie�de�volgende�kenmerken�zijn�aanwezig:1.�
Ochtend-anorexia:�geen�eetlust�aan�het�ontbijt,�dus�niet�of�nauwelijks�voedselop-a.�
name
Avond-hyperfagie:�inname�van�ten�minste�50%�van�de�totale�dagelijkse�calorieën�na�b.�
de�avondmaaltijd
Verstoorde�slaap:�slapeloosheid,�moeite�om�in�slaap�te�vallen�en/of�in�slaap�te�blijven.c.�
Deze�symptomen�zijn�aanwezig�gedurende�een�minimum�van�drie�maanden.2.�
De�symptomen�zijn�niet�veroorzaakt�door�anorexia�nervosa,�boulimia�nervosa�of�eet-3.�
buistoornis.
Orthorexia
Een�sterke�preoccupatie�met�‘gezond�eten’�zoals�blijkt�uit�het�vermijden�van�alle�voedsel�1.�
of�ingrediënten�die�door�iemand�als�‘ongezond’�worden�beschouwd,�zoals�de�aanwezig-
heid�van�conserveringsmiddelen�of�niet-natuurlijke�additieven.
Een�ongebruikelijke�bezorgdheid�over�de�eigen�gezondheid.2.�
Aanzienlijke�moeite�of�verslechtering�op�het�punt�van�sociale,�beroeps-�of�andere�be-3.�
langrijke�functioneringsgebieden.
Op�grond�van�voedselkeuze�kan�ondervoeding�en�gewichtsverlies�ontstaan.4.�
De�symptomen�worden�niet�veroorzaakt�door�een�andere�psychopathologische�stoornis�5.�
(bijvoorbeeld�hypochondrie�of�anorexia�nervosa).
Spierdysmorfie
De�betrokkene�is�gepreoccupeerd�met�het�idee�dat�zijn�of�haar�lichaam�onvoldoende�1.�
slank�en�gespierd�is.
Deze�preoccupatie�veroorzaakt�klinisch�significante�psychische�nood�of�verslechtering�2.�
op�sociale,�beroeps-�of�andere�belangrijke�functioneringsgebieden,�zoals�blijkt�uit�ten�
minste�twee�van�de�volgende�vier�criteria:
De�betrokkene�ziet�vaak�af�van�belangrijke�sociale,�beroeps-�of�recreatieve�activitei-a.�
ten�vanwege�een�dwangmatige�behoefte�om�zijn�of�haar�trainings-�of�voedingspro-
gramma�in�stand�te�houden.
De�betrokkene�vermijdt�situaties�waarin�zijn�of�haar�lichaam�wordt�blootgesteld�aan�b.�
anderen,�of�verdraagt�deze�situaties�alleen�met�duidelijk�psychisch�ongemak�of�
intense�angst.
De�preoccupatie�met�de�ontoereikendheid�van�lichaamsomvang�of�musculatuur�ver-c.�
oorzaakt�klinisch�significante�psychische�nood�of�verslechtering�op�sociale,�beroeps-�
of�andere�belangrijke�functioneringsgebieden.
De�betrokkene�handhaaft�zijn�of�haar�trainings-�en/of�voedingsprogramma�of�maakt�d.�
gebruik�van�prestatieverhogende�middelen�ondanks�kennis�van�lichamelijke�en�psy-
chische�gevolgen.
Preoccupatie�en�gedrag�richten�zich�primair�op�te�klein�of�onvoldoende�gespierd�zijn,�3.�
en�niet�op�dik�zijn,�zoals�bij�anorexia�nervosa,�of�op�andere�uiterlijke�aspecten�zoals�in�
andere�vormen�van�de�stoornis�van�de�lichaamsbeleving.�
Emetofobie
Een�intense,�irrationele�angst�om�over�te�geven,�zoals�blijkt�uit�ten�minste�één�van�de�1.�
volgende�angsten:
angst�om�in�het�openbaar�over�te�gevena.�
angst�om�braaksel�te�zien�of�te�ruikenb.�
angst�om�iemand�anders�te�zien�overgevenc.�
angst�om�misselijk�te�worden.d.�
Vermijding�van�verschillende�situaties�of�prikkels�in�verband�met�deze�angst.2.�
Aanzienlijk�ongemak�of�verslechtering�op�sociale,�beroeps-�of�andere�belangrijke�functi-3.�
oneringsgebieden.
De�angst�komt�niet�voort�uit�een�andere�psychopathologische�stoornis�zoals�een�waan-4.�
voorstelling�of�een�andere�angststoornis�(bijvoorbeeld�paniekstoornis�of�sociale�fobie).
1 Diagnostische criteria
Recommended