16
DE BIJBEL LITERAIR Opbouw en gedachtegang van de bijbelse geschriften en hun onderlinge relaties Onder redactie van Jan Fokkelman en Wim Weren Uitgeverij Meinema, Zoetermecr Uitgeverij Pelckmans, Kapellen

[in Dutch] Peursen, W.Th. van, ‘Wijsheid van Jezus Sirach’, in J. Fokkelman and W. Weren (eds.), De Bijbel literair: Opbouw en gedachtengang van bijbelse geschriften en hun onderlinge

  • Upload
    vu-nl

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

DE BIJBELLITERAIR

Opbouw en gedachtegang

van de bijbelse geschriften

en hun onderlinge relaties

Onder redactie van

Jan Fokkelman en Wim Weren

Uitgeverij Meinema, ZoetermecrUitgeverij Pelckmans, Kapellen

Vormgeving: Studio Anton Sinke,Nieuwerkerk a/d IJssel

ISBN po 2113jx>81 (Nederland)ISBN 90 28? 3298 4 (België)

NUR 7020/2003/0055/107

©2003Uitgeverij Meinema, Zoetetmcer;Uitgeverij Pelckmans, Kapellen

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uit-gave mag worden verveelvoudigd, opgeslagenin een geautomatiseerd gegevensbestand ofopenbaat gemaakt, in enige vorm of op enigewijze, hetzij elektronisch, mechanisch, doorfotokopieën, opnamen of op enige anderemanier, zonder voorafgaande schriftelijke toe-stemming van de uitgever.

INHOUDSOPGAVE

Ten geleide, Wim Weren 7

INLEIDINGENOog in oog met de tekst zelf, Jon Fokkelman 11Inleiding tot de bijbelse poëzie, Jan Fokkelman 35Inleiding in de nieuwtestamentische brieven,Joop Smit 49

THORAGenesis en Exodus 1-18, Ron Pirson 61Exodus 19-40, Leviticus en Numeri, ErikEynikel 89Deuteronomium, HaniAusIoos 117

VROEGE PROFETENJozua, Piet van Midden 133Richteren, Piet van Midden 145I en II Samuel en I Koningen i en 2, Marie-Jojé Wijntjes 159I en II Koningenjaap van Dorp 183

LATE PROFETEN

Jesaja, Ulrich Berçjes 203Jererniajacques van Ruiten 223Ezechiël, Wtdo van Peuwen 249Hosea en Amos, Richtsje Abma 263Jonajopie Siebert-Hommes 279Michajan Holman 287Joël, Obadja, Nahum, Hafaakuk, Sefanja, Haggaï,

Zacharia, Maleachi, Klaas Spronk 295

GESCHRIFTENPsalmen, Jan Fokkelman 311Job, Pietervan der Lügt 333Spreuken, EibertTigchelûûr 357Ruth, Jopie Siebert-Hommej 371Hooglied, Jan Fokkelmart 377Prediker, Aart Schippen 389Klaagliederen, Harm van Gro! 401Ester, Jopie Siebert-Hommej 407

Daniel, Jan-Wim Wesselius 413Ezra en Nchemia, Jan-Wim Wesseuus 425I en II Kronieken, Pane Beentjes 435

DEUTEROCANONIEKE BOEKENTobit, Sabine Vanden Eyndt 447Judit, Sabine Vanden Eynde 455Wijsheid van Salomo, Erik Eynikel 463Wijsheid van Jezus Sirach, Wido vanPeursen 475I en II Makkabeeën, Doron Mendels 487

EVANGELIËN EN HANDELINGEN VAN DE APOSTELENHet evangelie volgens Matteüs, Peter Schmidt 499Het evangelie volgens Marcus, Geert Van Oven 513Het evangelie volgens Lucas en de Handelingen van deApostelen, Wim Weren 529

Het evangelie volgens Johannes, DoorBrouns-Wewerinke 555

BRIEVENDe brief aan de Romeinen, Bert Jan Lietaert Peerbolte 569De brieven aan de Korintiërs, Reimund Biertnfler 587De brief aan de Galaten, Luc de Soever 607De brief aan de Filippenzen, Bert Jan Lietaert Peerbolte «119De brief aan de Kolossenzen en de brief aan de Efeziërs,Geurt Henk van Kooten 627

De brieven aan de Tessalonicenzen, Huub van de Sandt 639De brieven aan Timoteüs en Titus, Maarten den Duik 651De brief aan Filemon, Caroline VamUrStichele 677De brief aan de Hebreeën, Jannes Retling 683De brief van Jakobus, Jean Bostiaens 697De brieven van Petrus, Magda Misser-van de Weg 709De brieven van Johannes, Sje/van Tilborçj 727De brief van Judas, Vincent de Hoos 739

APOKALYPSDe openbaring van Johannes jan Willem van Henten .745

Woordenlijst 761Overzicht van auteurs .765

WIJSHEID VAN JEZUS SIRACH

Wido van Peursen

ACHT WIJSHEIDSPERIKOPEN

Het boek 'Wijsheid van Jezus Sirach' is omstreeks 180 voor Christus in het Hebreeuwsgeschreven, waarschijnlijk in Jeruzalem. De kleinzoon van de auteur maakte ongeveer vijftigjaar later in Egypte een Griekse vertaling van het boek. Deze Griekse vertaling vormt de basisvan de tekst die we aantreffen in de hedendaagse Nederlandse vertalingen. Deze tekst is duseen vertaling van een vertaling. De Hebreeuwse tekst was jarenlang onbekend, maar aan heteind van de negentiende eeuw zijn een aantal middeleeuwse Hebreeuwse handschriftenteruggevonden. Ook bij de Dode-Zeerollen is de Hebreeuwse tekst van enkele hoofdstukkenvan het boek aangetroffen. Omdat de tekstoverlevering van het boek een gecompliceerd pro-ces is geweest, kunnen we niet a priori aannemen dat de ons beschikbare Hebreeuwse tekstdichter bij de oorspronkelijke tekst van Jezus Sirach staat dan de Griekse vertaling.

Het boek is geschreven door een zekere Jehosjua (Jozua), de zoon van Elazar, de zoon vanSira. In de Griekse tekst vinden we kortweg 'Wijsheid van Jesous (in het Grieks de gebrui-kelijke weergave van Jehosjua/Jozua), de zoon van Sirach (met een toegevoegde -ch)'.Hieraan hebben wij de naam 'Jezus Sirach' te danken. Een andere veel voorkomende aan-duiding van het boek is 'Ben Sira', Hebreeuws voor 'de zoon van Sira'.

Uitgangspunt voor de structuur op de volgende pagina zijn de acht wijsheidsperikopen in1:1-10; 4:11-19; 6:18-37; 14:20-15:10; 24:1-34; 32:14-33:6; 38:24-39:11; 51:13-30. Dezeperikopennemen in het boek een bijzondere plaats in en springen er als het ware uit door hun woord-gebruik en thematiek. Onderling zijn ze nauw met elkaar verbonden.

In de acht genoemde passages wordt de lof der 'wijsheid' bezongen, vaak genoemdnaast 'inzicht', 'onderricht', 'verborgenheden', 'wet" en 'vreze des Heren'. Om wijsheid teverkrijgen moet men haar 'zoeken' (drie keer vinden we 'zoeken in de vroege ochtend'], 'luis-teren', 'overdenken' en 'zich inspannen'. Wie dat doet zal haar 'vinden' en 'beerven' en vanhaar 'vervuld worden'. De wijsheid brengt vele goede dingen met zich mee: 'vreugde', 'eer','aanzien', 'een goede naam', 'beschutting1, en bekwaamheid om te 'spreken in het middender gemeente' en 'recht te spreken'. Wie haar gevonden heeft 'zal niet beschaamd worden'.

De wijsheid is als een boom met 'wortels' en 'takken', waaronder men beschutting kanvinden, als een 'juk', waaronder men zijn hals gewillig moet buigen, en als een 'vrouw' of'moeder'. Wie verstandig is verblijft zeer dicht bij de plaats waar zij woont, staat aan haar'deur', en slaat zijn 'tent' op naast haar huis. Zij geeft 'brood' en 'water', en nodigt uit om

475

DE STRUCTUUR VAN HET BOEKWIJSHEID VAN SIRACH

1:1-10 Eerste wijsheidsperikoop: Lof der wijsheid: de oorsprong der wijsheid

1:11-4:10 Blok I: Plichten jegens God en mensen

4:11-19 Tweede wijsheidsperikoop: Lof der wijsheid

4:20-6:17 Blok II: Een reeks vermaningen

6:18-37 Derde wijsheidsperikoop: Lqfderwijsheid

7:1-14:19 Blok ÏII: De juiste houding tegenover mensen

14:20-15:10 Vierde wijjheidsperikoop: Lo/der wijsheid

15:11-23:27 Blok IV: Wijsheid en zonden

24:1-34 Viifde wijsheidsperikoop: Lo/derwijsheid (24:1-29);autobiografische notitie (24:30-34)

25:1-32:13 Blok V: Man en vrouw; verschillende gevaren

32:14-33:6 Zesde wijsheidsperikoop: Vreze des Heren, wet en wijsheid

337-38:23 Blok VI: Tegenstellingen; godsdienstig leven; huiselijkeomstandigheden

38:24-39:11 Zevende wijsheidsperikoop: De ambachtsman en de schriftgeleerde

39:12-50:24 Blok VII: God als schepper; Lof der Vaderen

50:25-51:12 Onderschrift (50:25-29); dankgebed (51:1-12)

51:13-30 Achtste wijsheidsperikoop: Autobtoflra/uch gedicht over zoektocht naarwijsheid

47*

van haar 'vruchten' te eten. (In 24:21 wordt de wijsheid zelf gegeten en gedronken.)Hoogtepunt van de wijsheidsperikopen is wel hoofdstuk 24. In dit hoofdstuk, dat zich

midden in het boek bevindt, bezingt de wijsheid uitvoerig haar eigen lof. Opvallend zijn delijnen die vanuit dit hoofdstuk lopen naar de eerste en de laatste wijsheidsperikoop, nietalleen thematisch, maar ook in het gebruik van woorden zoals 'lofzingen' (24:1; 51:22), 'demond openen' (24:2; 51:25), 'troon' (24:4; 1:8), 'hemel' (24:5; 1:3), 'afgrond' (24:5.29; 1:10), 'zee'(24:6.29.31; 1:2), 'land' (24:3.6; 1:3), 'zoeken' (24:7; 51:13), 'verwerven' (24:6; 51:20.21.25.28),'rust1 (24:7; 51:27), 'verblijven' (24:7; 51:23), 'vanaf het begin' (24:9; 51:10), 'eeuwigheid' (24:9;1:1.2.4), 'eer" (24:16 ['liefelijke takken', letterlijk: 'takken van eer'], 17 [letterlijk: 'vrucht vaneer']; 51:17), 'nadert tot mijl' (24:19; 51:23), 'ziet!' en 'ik heb mij ingespannen' (24:34; 51:27),'uitgieten' (24:33; 1:9), 'dorsten' (24:21; 51:24), en 'niet beschaamd worden' (24:22; 51:29).

Het beeld dat we in hoofdstuk 24 aantreffen, is in enkele opzichten het omgekeerdevan dat in de andere wijsheidsperikopen. Hier is het niet de wijze, maar de wijsheid die de'mond opent' en 'spreekt'. Hier gaat het niet over de mens die een 'rustplaats' 'zoekt* en'vindt' bij de wijsheid en daar zijn 'tent1 opslaat, maar over de wijsheid die een 'rustplaats''zoekt* bij de mensen om haar 'tent' op te slaan en deze 'vindt' in Israël. In dit hoofdsrukgaat het om haar 'eer' en 'glorie' en niet die van de mens die haar gevonden heeft.

ZEVEN BLOKKENTussen de acht wijsheidsperikopen bevinden zich zeven blokken.- In blok I (1:11-4:10) staan de thema's wijsheid, ontzag (zowel voor God als voor ouders),

vertrouwen en nederigheid centraal.- Blok II (4:20-6:17) begint met 'vrees voor het kwade!' (4:20), hetgeen het thema van dit

blok aangeeft, en eindigt met 'wie de Heer vreest' (6:17). Dit blok wordt gekenmerkt dooreen lange reeks waarschuwingen in de vorm van een negatief gebod.

- Blok III (7:1-14:19) behandelt de juiste houding tegenover mensen, waarbij voorzichtig-heid in de omgang met anderen een terugkerend thema is.

- Blok IV(i5:i 1-23:27) handelt over wijsheid en zonden. Het begint met een omvangrijkeverhandeling over de menselijke verantwoordelijkheid en Gods oordeel. De lijn van hetbetoog is daarbij als volgt: Wie zondigt, kan God geen verwijten maken, alsof God deoorzaak is van zijn zonde, want de mens heeft zelf te kiezen tussen goed en kwaad (15:11-20). De kwaden gaan te gronde en ontlopen hun straf niet, zoals blijkt uit voorbeeldenuit het verleden (16:1-16). Denk daarom niet: God let niet op mij en de afrekening is nogver, want zo redeneert de dwaas (16:17-23]. Alle werken van de schepping doen precieswat God wil, en God heeft aan de mens nog zoveel meer geschonken (16:24-17:14). Al hunwegen liggen open en bloot voor Hem en Hij vergeldt hun naar hun werken (17:15-24).Bekeer u daarom tot de Heer (17:25-32), want God is groot en de mens is nietig (18:1-14).Hierna worden de thema's 'zonde' en 'dwaasheid' ook nog vanuit andere invalshoekenaan de orde gesteld (18:15-23:27).

- Blok V (25:1-32:13) behandelt de gevaren die mensen hun geluk, hun integriteit, of hungoede naam kunnen ontnemen: slechte mensen, handel, rijkdom, ongepast gedrag aantafel, enz. Rechtvaardige mensen, rijkdom die niet verkregen is door onrecht, goedetafelmanieren, enz. worden hiertegenover gesteld. Het thema van goede en slechte

477

vrouwen en het daarmee samenhangende thema van het levensgeluk van een mannemen in dit blok een belangrijke plaats in.

- Blok VI (33:7-38:23) handelt over tegenstellingen tussen feestdagen en gewone dagen,belangrijke en gewone mensen, goede en slechte huisgenoten, dromen die wel en die nietvan God komen, gepaste en ongepaste offers, Israël en de andere volken, enz. De volgordewaarin deze thema's ter sprake komen, past in de lijn van Jezus Sirachs betoog. Na hetgedeelte over rechtmatige en onrechtmatige offers (34:18-35:10) betoogt hij dat offers geenmiddel zijn om God om te kopen, omdat bij Hem geen aanzien des persoons is. Dit wordtgevolgd door uitspraken over God als degene die luistert naar het gebed van de ellendige,maar de hoogmoedige vernedert (35:11-24), hetgeen een opstap is naar het gebed om ont-ferming over Israël en vernietiging van zijn hoogmoedige vijanden (36:1-17).

- Blok VII (39:12-50:24) bevat een grote literaire eenheid met het patroon 'Gods werken inde schepping - zijn werken in de geschiedenis' (vgl. bijvoorbeeld Ps. 135 en 136). Dehymne over de goede schepping in 42:15-43:33 en de 'Lof der Vaderen' in 44:1-50:24 zijnnamelijk nauw met elkaar verbonden. De eerste begint met 'laat mij gedenken' (42:15),de tweede met 'laat mij (Septuaginta: ons] prijzen' (44:1). Beide composities hebben eenproloog van ongeveer gelijke grootte en met vergelijkbare functie ten opzichte van derestvan de compositie (42:15-25; 44:1-15) en beide sluiten af met een hymnische oproepom God te prijzen (43:30-33; 50:22-24). De beide prologen zijn gemarkeerd door eeninsluiting of inclusio ('zien' in 42:15,25; 'lof[zingen]' in 44:1.15).

DE MASJAL

Evenals in Spreuken is de meest gebruikte literaire vorm die van de mosjol: een korte rakespreuk met gebonden vorm en puntige inhoud. We komen de mosjal in verschillende vor-men tegen. Hieronder volgen zes zeer frequente typen.

BÉTER-DANEen eerste type dat veel voorkomt, is de 'betet-dan'-spreuk. In deze spreuk worden tweeelementen vergeleken, waarbij gesteld wordt dat het een beter is dan het ander. Het basis-patroon van deze spreuk is 'X is beter dan Y', zo bijvoorbeeld

'Uitglijden op de vloer u beter don uitglijden met de tong.' (20:18)Een uitbreiding van dit patroon is het type 'X + A is beter dan Y + B', bijvoorbeeld

TSeter een orme, dit gezond is en Jterlc van gestel,dan een rij te man met eengebroken lichaam.' (30:14)

Variaties op dit patroon vinden we in de volgende vormen: 'X is meer waard dan Y, 'X is teverkiezen boven Y', 'X is erger dan Y', 'geen x is meer waard dan X', 'geen x is erger dan X','liever alle x dan X' en 'alle x is beter dan X'. Enkele voorbeelden:

'Gezondheid en een goedgestel zijn meer woard don allegoud.' (30:15)Tien diefis te verkiezen boven iemand, die olnjd liegt. ' (20:25)'Geen njkdom is meer waard don eengezond lichaam,en er isgeen blijdschap boven vreugde des harten.' (30:16]Trisgeen kop erger dan de kop vaneenslang,engeen woede 15 erger dan de woede van een vijand.' (25:15)

47«

'Liever alle zeer dan hamzeer.' (25:13)'Gering is alle kwaad vergeleken bij het kwaad van een vrouw.' (25:19)

KWANTITATIEVE VERGELIJKINGDe 'beter-dan'-sprcuk en de variaties daarop zijn gebaseerd op een kwalitatieve vergelij-king. Een tweede type spreuken zouden we kunnen aanduiden met de term 'kwantitatievevergelijking'. Hierbij gaat het om enkele patronen waarbij vergeleken wordt in welke matetwee dingen het geval zijn. We vinden de volgende patronen:(a) 'zo groot... zo groot...', bijvoorbeeld

'Zogroot als zijn ontferming, 20 groot is zijn bestraffing' (16:12);(b) 'naarmate... naarmate...', bijvoorbeeld

"Naarmate er brandsto/is brandt het vuuren hoe hardnekkiger de strijd des te heviger laait hij op;naar de mate van zijn kracht is iemands drift,hoe njker hij is des te vervaarly ker ù zijn toom' (28:10);

(c) 'hoeveel te meer..." of'hoeveel te minder...', bijvoorbeeld'Wordr iemand in zijn armoedegeêerd,hoeveel te meer in zijn rij kdom;wordt iemand in zijn rijkdom nietgeêerd,hoeveel te minder in zijn armoede.' (10:31)

'SOMMIGE'EN'VELE'Een derde type zijn die spreuken die uitspraken over 'sommige' of'vele' mensen of zakenbevatten, bijvoorbeeld

'Sommigen worden njk door berekening en hebzucht.' (11:18)Het meest gebruikte patroon is de 'velen'-spreuk. Dit is een spreuk waarin een uitspraakwordt gedaan over wat er in het verleden met mensen gebeurd is, en die door het gebruikvan het woord 'velen' het karakter krijgt van een uitspraak met algemene geldigheid, bij-voorbeeld

"Het goud heeft velen in het verder/gestort.' (8:z)'Door de schoonheid van een vrouw zijn velen ajgedwaald.' (9:8)

In andere spreuken staan 'sommigen' tegenover 'anderen' of'de een' tegenover 'de ander',bijvoorbeeld

'De een zwoegt, spant zich in en haait zich,en komt zo alleen maar meer tekort,tie ander ù traag en bovendien hulpbehoevend,arm aan kracht en nj k aan armoede,maar de ogen van de Heer zien hem goedg uns tig aan.' (i 1:11-12)

Een ander patroon is 'er is/zijn...', bijvoorbeeld"Er zijn vrienden, die het alleen maar in naam zijn.' (37:1)

Ook hier kunnen twee contrasterende groepen tegenover elkaar geplaatst worden, bij-voorbeeld

ïrzijnerdie door te zwijgen voor wijs wordengehouden,en er zijn er die zich gehaat maken door veel te praten.' (20:5)

479

'OPSOMMINGEen vierde type is de opsomming, bijvoorbeeld

T3e eerste levensbehoeften zijn water, brood en kledingen een huis om de naaktheid te bedekken' (29:21; vgl. 39:26, waar de lijst van de eerste levens-behoeften bestaat uit tien items).

Soms worden in een opsomming een aantal contrasterende elementen tegenover elkaargeplaatst, bijvoorbeeld

'Goed en kwaad, leven en dood,armoede ennjkdom komen van de Heer.' (i 1:14)

Een speciale vorm van de opsomming is de getallenspreuk. De meest bekende is die methet patroon 'x... x +1', bijvoorbeeld

'Over twee dingen û mijn hort bedroefd,en om een derde welt toorn in mij op:een militair die wordt achtergesteld wegens zijn armoede,verstandige mensen die als vui! behandeld worden,en iemand die vangerechrigheid tot zonde vervalt' (26:28)

Dit patroon wordt echtet niet altijd precies gevolgd. Zo wordt in 25:7 gesproken over 'negenzaken... en de tiende', maar de reeks die volgt bestaat uit slechts negen elementen en wordtbovendien onderbroken door een uittoep en zaligsprekingen. (De afwijkingen van hetgebruikelijke patroon zijn in dit geval waarschijnlijk het gevolg van veranderingen die detekst heeft ondergaan in de loop van zijn gecompliceerde overleveringsgeschiedenis). De'x+i' kan ook achterwege blijven, bijvoorbeeld

'In drie dingen vindt mijn hart behagen...Drie soorten mensen verfoeit mijn hart...' (25:1.2)

In dit verband moet ook het onomasticon genoemd worden. Dit genre, dat een opsomminggeeft van geografische, kosmische, of meteorologische natuurverschijnselen, vinden we inde hymne in hoofdstuk43, die een beschrijving geeft van hemel, zon, maan, sterren, regen-boog, sneeuw, bliksem, onweer, hagel, donder, enz. enz. We komen het tegen in anderewijsheidsliteratuur en in enkele psalmen (bijvoorbeeld Ps. 104).

GELUKKIG-SPREUK

Een vijfde type is de 'gelukkig"-spreuk of zaligspreking, bijvoorbeeld'Gelukkig de man die niet uitglijdt in zijn woorden nietgekweld wordt door verdriet over zijn zonde. ' (14:1)

AANSPORINGENNaast deze uitsptaken van algemene geldigheid in de derde persoon vinden we zeer vaakaansporingen in de tweede persoon. De aansporing kan de vorm hebben van een positiefgebod, bijvoorbeeld

TVees standvastig in uw overtuiging'(5:10),of van een negatief gebod, bijvoorbeeld

'Verlaat u niet op uw rijkdommen.' (5: i)Patronen die regelmatig terugkeren bij Jezus Sirach zijn 'doe X voordat u Y doet', bijvoor-beeld

4*0

7''Doe navraag bij' uw naaste voordat ugaat dreigen' (19:17),

of'doe X niet voordat u Y gedaan heeft', bijvoorbeeldTry's een man niet voor u hem hebt horen spreken.' [zjrf]

Verder vinden we vaak 'zeg niet..." (zie hiervoor de paragraaf 'Literaire strategieën') en•denk aan...', bijvoorbeeld

'Denk aan degenen, die u voorgingen en die na u komen.' (41:3)De vermaning wordt meer dan eens gesteund met een ' want'-zin, bijvoorbeeld

'Zoek uw eer niet in de oneer van uw vader,want aan zijn oneer valt voor ugeen eer te behalen.' (3:10)

ANDERE LITERAIRE VORMENDe tot nu toe beschreven literaire vormen zijn alle typisch voorde oud-Israëlitische wijs-heidsliteraruur. Daarnaast vinden we in Jezus Sirach 'profetische' en 'liturgische' genres,zoals de 'wee-roep' in 2:12-14 en 41:8, de oproep tot bekering in 17:25 en 38:10, de smeekbe-de in 22:27-23:6 en 36:1-17, het danklied ('vertellende lof) in 51:1-12, de hymne ('beschrij-vende lof) in 42:15-43:33, en het allegorische liefdesgedicht in 51:13-22. Het genre van deautobiografische vertelling dat we in laatstgenoemd gedicht aantreffen is wel weer eenbekende literaire vorm in de wijsheidsliteratuur. Andere autobiografische passages vin-den we in 24:30-34; 33:16-19; en 39:12.32.

Het genre van de Lof der Vaderen (44-50) is moeilijker vast te stellen, omdat het geendirecte parallellen heeft in andere bijbelboeken. We vinden wel veel hymnen in de Bijbel,maar daarin wordt steeds de lof van God bezongen, en niet, zoals hier, die van de heldenuit het verleden. (Vgl. bijvoorbeeld de uitroep tot Elia 'Hoe roemrijk werd u, Elia, door uwwonderwerken!' in 48:4 met de uitroep tot God 'Hoe groot zijn uw werken!' in Ps. 92:6;104:24.) Ook vinden we in de Bijbel terugblikken op de geschiedenis, maar die hebben ande-re vormen en functies. Vaak hebben ze het schema zonde-straf-inkeer-uitredding (zie bij-voorbeeld Ps. 78; 106; Neh. 9), maar dat is niet het geval in Sirach 44-50. We zouden de Lof derVaderen kunnen omschrijven als een Beispielreihe, zoals we die ook aantreffen in Wijsheidvan Salomo 10:1-114,1 Makkabeeën 2:50-61 en Hebreeën 11, maar in deze gevallen zijn devoorbeelden uit de geschiedenis veel meer samengebracht onder één thema (in de driegenoemde voorbeelden respectievelijk wijsheid, trouw aan de wet en geloof). Bovendien isde reeks van helden (en anti-helden) in de Lof der Vaderen geen op zichzelf staande literai-re eenheid, maar loopt zij uit op een lofzang op Simon de Hogepriester (hoofdstuk 50), dieniet slechts een aanhangsel, maar sluitstuk en hoogtepunt van deze hoofdstukken is.

DE SPREUKEN IN HUN CONTEXT

De spreuken die we hierboven beschreven hebben kunnen op verschillende wijzen hunplaats innemen in de context. Vaak staan twee of meer spreuken parallel naast elkaar, bij-voorbeeld

'Het begin van alle werk is redelijk overlegen aan iedere daad moet een plan voorafgaan. ' (37: ifj

Twee naast elkaar geplaatste spreuken kunnen een vergelijking uitdrukken, bijvoorbeeld

481

"Water blust een vlammend vuuren een weldaad maakt zondengoed.' (3:30)

Vaak wordt de vergelijking expliciet gemaakt met de woorden 'zoals' en/of 'zo', bijvoor-beeld

'Wilde ezels zijn in de woestijn een prooi der leeuwen,zo zijn de armen de weidevelden der rij ken. ' ( 13:19)

De eerste van de twee spreuken kan hierbij ook een rerorische vraag zijn, bijvoorbeeld'Maakt niet de dauw een einde aan de hitte?Zo is ook een woord beter dan een geschenk.'(18:16)

Sommige spreuken staan op zichzelf, zonder duidelijke samenhang met het voorafgaan-de of het volgende (bijvoorbeeld de getallenspreuk in 26:28 en de spreuken in 20:27-31).Andere keren vinden we een spreuk aan het begin van een tekstgedeelte, die in de daaropvolgende verzen verder wordt uitgewerkt (bijvoorbeeld 16:1-4; 29:21-28; 40:28-30). Vakervinden we een reeks van een aantal spreuken die inhoudelijk met elkaar verbonden zijn(bijvoorbeeld 15:11-20), hierbij kunnen de spreuken ook aaneengeschakeld en uitgebouwdzijn tot een volledig leerdicht (bijvoorbeeld het leerdicht over beproevingen in hoofdstuk 2en dat over eerbied voor de ouders in hoofdstuk 3).

Soms wordt een aantal vergelijkingen met zeer uiteenlopende comparants maar metdezelfde compare' achter elkaar geplaatst. Zo is de wijsheid in 6:19-3 ' de opbrengst van hetland, een zware toetssteen, een voet-blok, een juk, een versiering, een prachtig gewaad en eenvreugdekrans. In 14:22-27 wordt gesproken over het jagen op de wijsheid, het loeren op haarvanuit een hinderlaag, het door haar vensters spieden en aan haar deur luisteren, het opslaanvan een tent naast haar huis, en het zoeken van bescherming onder haar takken. Met dezeuiteenlopende beelden van het zoeken naar wijsheid verandert ook het beeld van de wijsheidzelf: een dier waarop gejaagd wordt, een vrouw in een huis, en een schaduwrijke boom.

LITERAIRE MOTIEVENIn de Wijsheid van Jezus Sirach vinden we tal van motieven en onderwerpen die we ook inandere wijsheidsliteratuur, zoals het boek Spreuken, aantreffen: wijsheid, vreze des Heren,luisteren naar vermaningen, eerbied voor de ouders, de tegenstelling tussen de rechtvaar-dige en de goddeloze, bedachtzaamheid en voorzichtigheid, vriendschap, voorzichtigheidin de omgang met vrouwen, enz. Sommige onderwerpen zijn bij Jezus Sirach echter veelmeer uitgewerkt, zoals dat van de ware en valse schaamte (4:21; 41:14-42:8).

Een motief dat we zeer frequent tegenkomen bij Jezus Sirach is dat van de contrastentussen, bijvoorbeeld, goed en kwaad (39:4.25), goed en kwaad, leven en dood (33:14; 37:JS)>goed en kwaad, leven en dood, armoede en rijkdom (11:14), ontferming en toorn (16:11),vuur en water, leven en dood (15:16-17). Al deze tegenstellingen komen van God (i 1:14)- Hijheeft ze neergezet voor de mens, die moet kiezen tussen het goede en het kwade (15:16-17)-Bij ieder contrast hebben beide tegendelen hun bestemming:

'Hetfloede is van het begin a/voor de#oedengeschapen,maar het kwade voor de zondaars.'(39:25)

Ook bij de mensen vinden we tegenstellingen, zoals die tussen de goeden en de zondaars(39:25; zie hierboven), de rijke en de arme (13:1-26; 31:3-4), de vrome en de zondaar (33:I4)>

482

vriend en vijand (6:13), en degene die in heerlijkheid op een troon gezeten is en degene dievernederd is in stof en as (40:3; de tegenstelling functioneert hier als een merisme om allemensen aan te duiden).

Een uitwerking van het thema van de contrasten vinden we in 337-15. Hier wordt eenparallel getrokken tussen de tegenstelling tussen feestdagen en gewone dagen (33:7-9) ende tegenstelling tussen mensen (33:10-15), voor wie geldt:

'Sommigen ziende en verhoogde Hij, (...)anderen vervloekte en vernederde Hij.' (33:12)'Tegenover het kwade staat het goedeen tegenover de dood het leven;zo naat tegenover de vrome de zondaar.' (33:14)

Een ander contrast is dat tussen de grote God en de nietige mens, bijvoorbeeld'De Heer overziet de legermacht van de hemel,maar de mensen zijn allen stof en as.' (17:32)

Wanneer Jezus Sirach Gods werken in de schepping beschrijft, komen de tegenstellingentussen de tegendelen, die beide hun bestemming hebben, nadrukkelijk naar voren:

'Alles staat paarsgewijs, het één tegenover het ander,en niets heeft Hij gemaakt dat onvolledig is;het één bevestigt hetgoede van het andere.' (42:24-25; vgl. 33:15)

Jezus Sirach ziet ook tegenstellingen in die dingen waarvan er 'twee soorten' zijn. Hij moe-digt zijn leerlingen niet zonder meer aan om eer, rijkdom en kennis te zoeken, en vindt eenloflied, vriendelijkheid of wijsheid niet bij voorbaat prijzenswaardig. In plaats daarvanmaakt hij onderscheid tussen terechte en onterechte eer (10:19-31), ware en valse schaamte(4:21; 41:16-42:8), goede en slechte rijkdom (13:24), goede en slechte kennis en vaardigheden(19:19-30), een gepast en een ongepast loflied (15:9-10), vriendelijkheid van wijzen en vandwazen (20:13), wijsheid die wel en wijsheid die niet van nut is voor de wijze zelf (37:16-26),spreuken die wel en die niet op het juiste moment komen (20:30), dromen die wel en dro-men die niet van God komen (34:6), zwijgen uit onverstand of uit wijsheid (20:6), en geschen-ken die wel en die geen voordeel opleveren (20:10). Zelfs van de dood kan men niet zeggendat hij goed of slecht is, want voor de een is hij bitter, voor de ander is hij zoet (41:1-2).

Een ander frequent motief is de schijnbare tegenstelling of paradox. Voorbeelden hier-van zijn 'de rijke, die zonder blaam werd bevonden' (3 i:S), en de wijsheid van de geringe:

'De wijsheid van de nederige verhoogt hemen doet hem zitten in de kring der hooggeplaatsten(...)Klein ù de by onder al wat vliegt,maar hij maakt het zoetste wat er is (...)Vele heersers moesten neerzitten op de grond,maar hy aan wie niemand dacht, kreeg een diadeem te dragen (...).'(! 1:1-6)

JEZUS SIRACH EN DE ANDERE BOEKEN VAN DE BIJBELZoals we hierboven hebben opgemerkt, vinden we in Jezus Sirach veel motieven die we ook•n de andere wijsheidsboeken van de Bijbel aantreffen. In vergelijking met Jezus Sirach heeftde oudere wijsheidsliteratuur, zoals het boek Spreuken, echter veel meer een 'universeel' en

483

'wereldwijd' karakter: zij vertoont veel overeenkomsten met niet-Israè'litische oud-oostet-se wijsheidsliteratuur en heeft slechts weinig typisch Israëlitische elementen: men vindt ergeen verwijzingen naar de roeping van Abraham, de uittocht uit Egypte, of de bijzondereplaats van Israël temidden van de volken als Gods uitverkoren volk. Jezus Sirach daarente-gen heeft een aantal 'nationalistische', 'particularistische' en 'historische' elementen.

We vinden verwijzingen naar tradities die we kennen uit andere bijbelboeken, zoals deschepping van Adam uit aarde (33:10; Gen. 2:7), de rivieren Pison, Gihon, Tigris en Eufraat(24:25-27; Gen. 2:11-14), de 'reuzen der oudheid' (167; Gen. 6:4), de medeburgers van Lot enhet oordeel dat zij moesten ondergaan (16:8; 39:23; Gen. 19), het blijven staan van het watervan de Schelfzee en de Jordaan (39:17; Ex. 14:22; Joz. 3:16], het hout dat het water zoet maak-te {38:5; Ex. 15:25), de tabernakel (24:10), de zeshonderdduizend die stierven in de woestijn(16:10; Num. 11:21; 26:65), ende Kanaänitische volken (16:9).

'Particularistische' elementen vinden we in de verwijzingen naar Israël als het deel vande Heer (17:17), als de plaats waar de wijsheid een rustplaats vond (24:7-8), als Gods eerst-geborene (36:11), en als het volk wiens dagen, in tegenstelling tot die van een man, ontel-baar zijn (37:25), in de verwijzing naar Jeruzalem als de geliefde stad, waar de heerschappijvan de wijsheid gevestigd werd (24:10), en verder in het gebed om het verzamelen van destammen van Jakob (36:10).

Zeer sterk is het historische aspect in de hoofdstukken 45-50 waarin de lof der vaderenbezongen wordt. Deze hoofdstukken geven een lange beschrijving van 'beroemde mannen,de voorvaderen' (44: i) vanaf Noach (of, als we de Septuaginta volgen, vanaf Henoch) totNehemia (44:16-49:13), gevolgd door een korte passage over de onvergelijkbare Henoch, Jozefen Adam (49:14-16), waarna wordt afgesloten met een loflied op Simon de Hogepriester,een vroegere tijdgenoot van Jezus Sirach (50:1-21).

Alhoewel de hierboven genoemde voorbeelden waarmee Jezus Sirach zijn onderwijsstaaft en het kader waarin hij het plaatst anders zijn dan in Spreuken, is de inhoud van hetwijsheidsonderricht in grote lijnen hetzelfde gebleven. (Zie het begin van de paragraaf'Literaire motieven'.)

LITERAIRE STRATEGIEËNDe toon van Jezus Sirach is vaak zeer direct. Naast de spreuken of spreekwoorden van alge-mene geldigheid vinden we, zoals we hierboven aangegeven hebben, veel raadgevingen inde gebiedende wijs.

Regelmatig worden de leerlingen toegesproken met 'kind', 'mijn kind', 'kinderen' of'vrome zonen' (39:13). Een nadere invulling van deze 'kinderen' kan slechts op basis van decontext geschieden. Wanneer bijvoorbeeld gesproken wordt over het omgaan met echtge-note, slaaf, vee en kinderen (7:18-28) blijkt de toegesprokene een welgestelde heer des huizeste zijn. Meer specifiek wordt de 'oudere' toegesproken in 32:3 en de 'jongeman' in 32:7- 'n

33:19 worden de machthebbers en leiders van het volk toegesproken. Dit retorische middelbiedt de toehoorders de gelegenheid zich met deze belangrijke personen te identificeren.

In principe kunnen alle personen, aanwezig of afwezig, uit het heden of uit het verle-den, toegesproken worden. Deze apostrofe ('afwending") geeft een verlevendiging van hetbetoog. De spreker wendt zich af van de aanwezigen om andere personen toe te spreken.

484

Zo richt hij zich in 41:8 tot 'goddeloze mannen', een categorie waartoe de toehoorders zichniet graag gerekend zuilen hebben! Verder worden de zonen van Aäron (45:26), Salomo(47:14-21) en Elia (48:4-11) aangesproken. Ook abstracte zaken kunnen toegesproken wor-den zoals de misdadige gezindheid (37:3) en de dood (41:1-2).

Misschien moeten we ook de gebeden die we aantreffen in 22:27-23:6,36:1-17 en 51:1-12beschouwen als gevallen van apostrofe. De overgang van het wijsheidsonderricht in eengebed doet soms vreemd aan, maar is goed te begrijpen als we de gebeden zien als eenonderdeel, en niet als een onderbreking, van dit onderricht.

Een andere manier waarop de toehoorder direct wordt aangesproken is de retorischevraag, die enkele tientallen keren voorkomt bij Jezus Sirach, bijvoorbeeld

'Kan er vrede zijn tussen njk en arm?' (13:18)Nog directer is een vraag in de tweede persoon, bijvoorbeeld

'Als u in uw jeugd metsgespaard hebt,hoe zult u dan op uw oude dag iets vinden?' (25:3)

Niet alleen wordt de toehoorder direct aangesproken en daardoor nauw bij het onderwijsbetrokken, ook de spreker is nadrukkelijk in de tekst aanwezig. Hij presenteert zich alsiemand die 'veel dergelijke dingen' gezien heeft (16:5), die veel heeft waargenomen tijdenszijn omzwervingen (34:11), en die veel heeft nagedacht en zijn gedachten op schrift heeftgesteld (39:3 2). Het meest nadrukkelijk presenteert de ik-persoon zich in de autobiografi-sche notities in 24:30-34, 33:16-19, het onderschrift in 50:27-29, en het autobiografischgedicht over de zoektocht naar wijsheid in 51:13-22, maar ook op andere plaatsen gaat JezusSirach over in de eerste persoon, bijvoorbeeld in 27:24 waar enkele spreuken over iemandmet kwade bedoelingen gevolgd worden door de uitspraak 'vele dingen haat ik, maar nie-mand meer dan hem'. Omdat we hier te maken hebben met een literaire strategie, kunnenwe deze 'autobiografische' passages niet zonder meer gebruiken als informatiebron overhet leven en de persoon van de auteur.

Zeer direct wordt Jezus Sirachs betoog wanneer hij de toehoorder of anderen sprekendinvoert. Zo vinden we meer dan eens een negatief gebod dat begint met 'zeg niet', gevolgddoor een in de ogen van Jezus Sirach verwerpelijke redenering, bijvoorbeeld

'Zeg niet: Zijn ontferming unroot.Hij zal mijn vele zonden wel verzoenen.' (5:6)

Het denkbeeldige citaat van de toegesprokene kan zich uitstrekken over een aantal verzen.Dit is bijvoorbeeld het geval in 16:17-22.

Een algemenere inleiding van een misplaatste overweging met de woorden 'men kanniet zeggen' vinden we in

'men kan niet zeggen: Wat is dit en waartoe dat?' (39:16.21)Rijken worden sprekend ingevoerd met de woorden

'Ik heb rust gevonden en nuga ik van mijn bezirringengenieten.' (11:19)En 'een mens die van zijn huwelijltsbed a/dwaalt' zegt bij zichzelf:'Wie ziet me? Duisternis is rondom mij en de muren verbergen mij;niemand ziet me, wat zou ik vrezen?De Allerhoogste zal mijn zonden nietgedenken.' (23:18)

'n dit verband kunnen we ook het zeer lange 'citaat' in 24:3-22 noemen, waarin VrouweWijsheid haar eigen lof bezingt.

485

LITERATUUR- A. van den Born, Wijsheid van )esus Sirach (De Boeken van het Oude Testament),

Roermond 1968.- Johannes Marböck, 'Structure and Redaction History of the Book of Ben Sira. Review and

Prospects', in: Pancratius C. Beentjes (red.), The Book of Ben Sira in Modern ResearchProceedings of the First International Ben Sira Conference, 28-31 July 1996 (BZAW 255).Berlin/New York 1997, pp. 61-79.

- Gerhard von Rad, Weisheit in Israel, Neukirchen-Vluyn 1982*.- Wolfgang Roth, 'On the Gnomic-Discursive Wisdom of Jesus Ben Sirach', Semeia 17

(1980), pp. 59-79.- Patrick W. Skehan and Alexander A. Di Leila, The Wisdom of Ben Sira (Anchor Bible 3 j>),

New York 1987.

PS. Het onderzoek dat aan dit artikel ten grondslag ligt is mogelijk gemaakt door deNederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

486