Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
© Allegro Arts 2012
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of worden openbaar gemaakt zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van Allegro Arts.
2
Inhoudsopgave
Inleiding 4
Het belang van cultuureducatie en muziekeducatie in het bijzonder 6
Muziek telt! 9
Muziek in ieder kind 10
Kinderen maken Muziek 10
Orkest in de Klas 11
Opzet van het onderzoek 12
Drie voorbeeldprojecten: IKEI, Leerorkest en MIK 14
Ieder Kind Een Instrument 14
Het Leerorkest 16
Muziek in de Klas 19
IKEI, Leerorkest en MIK: verschillen en overeenkomsten 22
Optimalisering partnerrol MUI binnen Muziek in de Klas 26
Conclusie en aanbevelingen 29
Bronnen 31
3
InleidingDit onderzoek is gericht op muziekeducatie in het
primair onderwijs in Nederland. Niet alleen op nationaal,
maar ook op internationaal niveau, is er sprake van een
groeiende aandacht voor muziekeducatieve projecten.
Muziek is van groot belang voor kinderen en jongeren.
Het zou hen slimmer en socialer maken. Muziek biedt
mogelijkheden kinderen en jongeren in zowel sociaal,
emotioneel en cognitief opzicht te stimuleren. Hoewel
het belang van muziekeducatie op verschillende
niveaus wordt erkend, hebben in Nederland vakken
als zang en muziek de afgelopen jaren plaats moeten
maken voor cognitieve vakken als rekenen en taal,
de vakken waarop een school wordt afgerekend.
Om muziekeducatie binnen het primair onderwijs
te stimuleren zijn er in Nederland de afgelopen jaren
verschillende projecten geïnitieerd, voornamelijk op
lokaal of regionaal niveau en in beginsel veelal los van
elkaar. Het Muziekuitleen- en Informatiecentrum (MUI)
van Biblioservice Gelderland is als partner betrokken
bij een dergelijk project. Zij draagt zorg voor de
borging en ontwikkeling van repertoire en registreert
lessen en uitvoeringen bij het Gelderse project Muziek
in de Klas. Het MUI heeft aangegeven dat zij op het
moment te weinig bekend is met muziekeducatie en
de manier waarop deze binnen het primair onderwijs in
Nederland is vormgegeven. Het MUI heeft behoefte aan
meer kennis op het gebied van bestaande initiatieven
voor muziekeducatie binnen het primair onderwijs en
de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende
initiatieven. Inzicht in de overeenkomsten, verschillen
en resultaten van verschillende muziekeducatie
projecten zal het MUI helpen naar de toekomst te
kijken. Op basis van deze kennis kan zij haar koers
bepalen om de partnerrol binnen Muziek in de Klas te
optimaliseren en dermate bij te dragen aan doorgang
en structurele inbedding van het project in het gewone
schoolcurriculum.
Om het MUI meer inzicht te bieden in muziekeducatie
projecten in het primair onderwijs in Nederland is een
explorerend onderzoek opgezet. Hierin worden drie
verschillende muziekeducatieve projecten beschreven
en vergeleken op basis van inhoud, reeds behaalde
resultaten en toekomstperspectief: Ieder Kind Een
Instrument, het Leerorkest en Muziek in de Klas.
De vraagstelling die hierbij centraal staat is:
Op welke wijze leveren de initiatieven voor muziekeducatie Ieder Kind Een Instrument, het Leerorkest en Muziek in de Klas een succesvolle bijdrage aan structurele inbedding van muziekeducatie in het primair onderwijs in Nederland en welke rol is hierin weggelegd voor het MUI als partner binnen Muziek in de Klas?
Het onderzoek kent een grote maatschappelijke
relevantie. In de eerste plaats wordt er belang gehecht
aan muziekeducatie voor kinderen vanwege de
stimulerende effecten die muziek heeft op hun sociale,
emotionele en cognitieve vaardigheden. In de tweede
plaats worden er door verschillende overheidslagen
overheidsgelden besteed aan muziekeducatie in het
primair onderwijs. Dit gebeurt op nationaal, provinciaal,
regionaal en lokaal niveau en via cultuurfondsen. Het
onderzoek is eveneens relevant voor de verschillende
instellingen en organisaties die bij de diverse
initiatieven voor muziekeducatie betrokken zijn, onder
meer de basisscholen, de Centra voor de Kunsten, de
muziekscholen en de muziekverenigingen.
Het onderzoek vangt aan met een theoretisch
kader waarin het belang van cultuureducatie in het
algemeen en muziekeducatie in het bijzonder worden
toegelicht. Ook wordt beschreven hoe in Nederland
muziekeducatie in het primair onderwijs momenteel is
vormgegeven. In het tweede hoofdstuk is er aandacht
voor de opzet en de uitvoering van het onderzoek. De
4
onderzoeksresultaten volgen in hoofdstuk drie tot en
met vijf. De focus ligt op een nadere kennismaking
met de drie ‘voorbeeld’ projecten Ieder Kind Een
Instrument, het Leerorkest en Muziek in de Klas.
Besproken wordt hoe de verschillende initiatieven
zich tot elkaar verhouden op basis van verschillen,
overeenkomsten en reeds bekende resultaten voor
de verschillende betrokkenen. In hoofdstuk vijf wordt
beschreven op welke wijze het MUI haar partnerrol
binnen Muziek in de Klas kan optimaliseren aan
de hand van punten waarop het project verbeterd
kan worden. Tot slot volgt een kort concluderend
hoofdstuk. In dit hoofdstuk wordt een samenvattend
antwoord gegeven op de vraag op welke wijze de
initiatieven voor muziekeducatie Ieder Kind Een
Instrument, het Leerorkest en Muziek in de Klas
een succesvolle bijdrage leveren aan structurele
inbedding van muziekeducatie in het primair onderwijs
in Nederland en welke rol hierin is weggelegd voor
het MUI als partner binnen Muziek in de Klas. Tevens
worden aanbevelingen gedaan voor eventueel
vervolgonderzoek.
Dit explorerende onderzoek is opgezet in opdracht
van het Muziekuitleen- en Informatiecentrum (MUI)
van Biblioservice Gelderland, informatiespecialist op
het brede vakgebied van de muziek.
Nienke van Olphen, MA
namens Allegro Arts
Den Haag, juni 2012
5
Het belang van cultuureducatie en muziekeducatie in het bijzonder
De kracht van kunst- en cultuurparticipatieKunst kan van grote kracht en waarde zijn voor een
samenleving. Mensen leren voor en door kunst en
kunnen leren van kunst. Door met kunst bezig te
zijn, actief of receptief, ontwikkelen mensen hun
competenties (Spierts, 2001). Kunst stimuleert
het waarnemingsvermogen en ontwikkelt het
oordeelsvermogen door het bieden van meerdere
interpretatiemogelijkheden. Actieve kunstbeoefening
inspireert, het overstijgt het alledaagse en biedt mensen
de mogelijkheid tot zelfexpressie en -ontwikkeling
op zowel artistiek, cognitief, sociaal en emotioneel
niveau. Het draagt bij aan het algemene welzijn van
mensen en het levert een bijdrage aan het ontwikkelen
van creatieve mensen en een creatieve maatschappij
(Kunstfactor, 2011). Actieve cultuurparticipatie heeft
daarnaast invloed op de sociale participatie van
mensen. Het beïnvloedt het zelfvertrouwen en daardoor
ook het sociale leven. Het draagt op verschillende
manieren bij aan sociale cohesie, het biedt neutrale
omgevingen waarin vriendschappen zich kunnen
ontwikkelen, het moedigt aan tot samenwerking en
het brengt verschillende groepen mensen bij elkaar
(Matarasso, 1997). Actieve cultuurparticipatie kan de
samenleving naar een hoger niveau tillen, door bij te
dragen aan participatie, integratie, sociale cohesie,
wijkbeleid en leefbaarheid, welzijn, gezondheid en de
ontwikkeling van cultureel burgerschap (Kunstfactor,
2011).
De effecten van receptieve cultuurparticipatie
zijn beduidend minder aangetoond. Duidelijk is dat
mensen die aan receptieve cultuurdeelname doen
verschillen in hun sociale participatie en opinies van
mensen die dit niet doen. Zij beschikken over een
intensiever sociaal netwerk en tonen een grotere
maatschappelijke betrokkenheid. Zij zijn meer
tevreden over hun eigen leven en zijn daarnaast meer
tolerant (Van Olphen, 2009).
Om de positieve effecten van
cultuurparticipatie optimaal te benutten is het
van belang dat niet alleen de receptieve, maar
vooral ook de actieve cultuurparticipatie en
-educatie meer aandacht krijgen binnen het
onderwijs.
CultuureducatieMet cultuureducatie worden alle vormen van educatie
bedoeld waarbij cultuur of kunst als doel of als middel
worden ingezet. Cultuureducatie wordt gebruikt om
vormingsdoelen als persoonlijkheidsontplooiing en
maatschappelijke bewustwording na te streven. Het
draagt bij aan de ontwikkeling van persoonlijke en
sociale attitudes en vermogens en maatschappijkritisch
vermogen (Cultuur + Educatie, 2002). Cultuureducatie
is hét middel om kinderen in aanraking te brengen met
de rijkdom van cultuur, het stimuleert de creativiteit
en vergroot het historisch bewustzijn (Ministerie van
OCW, 2011).
Het Nederlandse kabinet hecht grote waarde
aan cultuureducatie, voor zowel de persoonlijke
ontwikkeling als voor de creativiteit van de
samenleving als geheel. Het kabinet wil kinderen
een stevig fundament bieden op het gebied van
cultuur. Om dit te kunnen realiseren is het van belang
dat cultuureducatie goed verankerd is binnen het
onderwijs en dat er aandacht is voor cultuureducatie
bij alle culturele instellingen in het land, landelijk
en lokaal. De afgelopen jaren heeft het kabinet
gewerkt aan de samenwerking tussen scholen en
6
instellingen. Er zijn cultuurcoördinatoren aangesteld
en er zijn netwerken ontstaan tussen het onderwijs
en culturele instellingen. Nadeel is echter dat er vele
losse initiatieven bestaan, vaak incidentele projecten,
waarbij de nadruk vooral ligt op kennismaking en
minder op verdieping. Het overzicht ontbreekt en dat
staat een stevig fundament voor cultuureducatie in
de weg (Ministerie van OCW, 2011).
Het kabinet wil middels een nieuwe aanpak een
stevig fundament voor cultuureducatie bieden. Zij wil
duidelijkheid scheppen over wat er van scholen en
culturele instellingen verwacht wordt wanneer het gaat
om cultuureducatie, onder andere door het borgen van
doorlopende leerlijnen. Het kabinet neemt maatregelen
die scholen en culturele instellingen in staat stellen de
kwaliteit van cultuureducatie te versterken. De nadruk
ligt daarbij op het primair onderwijs. Hier ligt de basis
voor de persoonlijke ontwikkeling en creativiteit die
cultuur losmaakt.
Cultuureducatie binnen het (primair) onderwijsCultuureducatie is geen compleet nieuw fenomeen.
Hoewel de aandacht voor cultuureducatie in de
afgelopen decennia flink is toegenomen en het steeds
meer een vaste plek krijgt binnen het curriculum en
het schoolbeleid, stonden tekenen en muziek al in
de oude wet op het Lager Onderwijs verplicht op de
lesroosters. In 1857 werd het zingen verplicht gesteld
op de lagere school en een aantal jaren later volgde
ook tekenen. Het huidige aanbod op het gebied van
cultuureducatie verschilt per school. Scholen bepalen
zelf hoeveel tijd zij aan de verschillende kunstvakken
besteden. Het aandeel dat muziek inneemt binnen het
curriculum staat niet vast, iedere school is vrij er zijn
eigen invulling aan geven.
Hoogeveen & Oomen (2009) onderzochten
cultuureducatie in het primair en voortgezet onderwijs
in 2008 en 2009. Vrijwel alle scholen geven aan een visie
op cultuureducatie te hebben (90%). Scholen kennen
een brede doelstelling aangaande cultuureducatie.
Het meest belangrijk vinden zij het om kinderen in
aanraking te brengen met kunst en cultuur. Ook het
stimuleren van de persoonlijke ontwikkeling van de
kinderen door middel van kunst en cultuur achten zij
van belang.
Op de meeste scholen wordt cultuureducatie deels
op vakoverstijgende wijze aangeboden, bijvoorbeeld
door middel van projecten. In de onderbouw wordt
er meer tijd besteed aan cultuureducatie dan in de
bovenbouw en de meeste tijd wordt geschonken aan
de beeldende vakken, tekenen en handvaardigheid.
De overgrote meerderheid van de scholen gebruikt
methoden voor één of meer van de cultuurvakken,
vooral voor muziek en tekenen. Daarnaast organiseert
ruim de helft van de scholen elk jaar meerdere culturele
activiteiten voor de leerlingen, zowel binnen de school
als daarbuiten (Hoogeveen & Oomen, 2009).
Ruim tachtig procent van de scholen beschikt over
een cultuurcoördinator. Deze houdt zich voornamelijk
bezig met het selecteren en organiseren van culturele
activiteiten en het vergroten van het draagvlak voor
cultuureducatie binnen de school. Er zijn weinig
scholen waar een vakleerkracht of freelancer wordt
ingezet voor cultuureducatie (19 %). Het niet aanstellen
van vakdocenten blijkt vooral een geldkwestie. Het
geld wordt liever besteed aan activiteiten, materiaal
en apparatuur (Hoogeveen & Oomen, 2009).
Cultuureducatie vindt plaats in samenwerking
met verschillende culturele partners. De belangrijkste
partner is voor scholen de bibliotheek, gevolgd door
musea en de centra voor de kunsten. Het aanbod wordt
voornamelijk vormgegeven vanuit de instellingen en
is weinig vraaggericht. De belangrijkste partner voor
ondersteuning van cultuureducatie is de gemeente
(Hoogeveen & Oomen, 2009).
7
MuziekeducatieDe grote kracht en waarde van muziek liggen in
het vermogen van deze kunstvorm te inspireren, te
verstillen, te ontroeren en te laten verzoenen. Muziek
heeft niet alleen een uitwerking op het individu, maar
ook op zijn omgeving. Er wordt geclaimd dat muziek
een positieve invloed heeft op het menselijke brein
(Mieras, 2011). Het komt de intelligentie ten goede
en heeft grote impact op het IQ van jonge kinderen.
Muziek maakt slim en sociaal, het brengt mensen
samen en het scherpt het verstand en de emotie
(Muziek telt!, 2012).
De leerprestaties van kinderen zouden
verbeteren door muziekonderwijs. Het verbetert het
abstractievermogen, het vermogen tot analytisch
denken en het vergroot het concentratievermogen
(Kinderen maken Muziek, 2012; Muziek telt!, 2012).
Samen muziek maken versterkt het groepsgevoel
en de discipline, evenals de sociale en emotionele
vaardigheden (Kinderen maken Muziek, 2012).
Kinderen vinden het over het algemeen leuk om samen
muziek te maken. De gezamenlijke prestatie laat hen
genieten en geeft hen zelfvertrouwen. Muziekonderwijs
bevordert sociaal gedrag bij kinderen en komt daarmee
het schoolklimaat ten goede. Muziek kan fungeren
als uitlaatklep, het helpt om emoties te vertalen en is
inspannend en ontspannend tegelijkertijd.
Muziek overstijgt culturen en overbrugt
tegenstellingen, het draagt bij aan de economie
en geeft vorm aan het sociale leven. Muziek levert
daarmee een belangrijke bijdrage aan een betere
samenleving (Muziek telt!, 2012).
Mieras (2011) schetst enkele kritische
kanttekeningen, onder andere omtrent de opgerekte
betekenis van het positieve ‘Mozart-effect’ (Rauscher
in Mieras, 2011) en misleidende correlatie studies. In
het verleden berustten claims dat muziek intelligent
maakt vaak op correlatie analyses, waarbij in een grote
onderzoekspopulatie een statistische relatie werd
gevonden tussen muzikale activiteit en intelligentie.
Echter, zowel intelligentie als muzikale activiteit zijn
gekoppeld aan sociale klasse. Het is dus niet gezegd
dat er een directe relatie tussen beide bestaat.
Mieras (2011) geeft aan dat er meer gefundeerd
onderzoek nodig is. Belangrijkste conclusies op dit
moment zijn volgens hem dat zelf muziek maken
aanzienlijk meer impact heeft op de ontwikkeling
van de hersenen dan passief luisteren naar muziek.
Muzikale training is van invloed op het auditieve
systeem en raakt bij kinderen aan primaire functies
als luisteren, taalverwerving, leesvaardigheid en
emotionele intelligentie. De effecten van muzikale
training zijn laagdrempelig, aldus Mieras (2011). Ze
treden al op bij extensieve muzikale activiteit. Wanneer
de muzikale training echter een intensief karakter
heeft zijn de effecten nog breder, onder andere door
verbeterde concentratie en een verhoogde integratie
van hersendelen.
Hoewel het belang van muziekeducatie op
verschillende niveaus en door verschillende instituties
wordt erkend en de aandacht voor cultuureducatie
is gestegen, hebben vakken als zang en muziek de
afgelopen jaren plaats moeten maken voor cognitieve
vakken als rekenen en taal. Een zorgwekkende
ontwikkeling. De trend om zang en muziek op te
offeren aan cognitieve schoolvakken kan op lange
termijn onze academische prestaties aantasten (Kraus
et al in Mieras, 2011).
De positieve effecten van muziekonderwijs
vragen erom alle kinderen een gelijke kans te geven.
Muziekeducatie is van belang voor ieder kind,
ongeacht afkomst of talent. Ieder kind heeft het recht
met muziek in aanraking te komen en zijn of haar
talenten te ontplooien. Om muziek toegankelijk te
maken voor ieder kind is structurele inbedding van
muziekeducatie in het primair onderwijs van groot
belang.
8
Muziekeducatie binnen het primair onderwijsDe aandacht voor muziek laat op de meeste
basisscholen in Nederland te wensen over. Kinderen
leren nauwelijks zingen, laat staan muziek maken,
ernaar luisteren of ervan genieten. Een gemiste kans,
want muziek versterkt het leervermogen en op school
kunnen alle kinderen zonder financiële drempel
worden bereikt (Muziek telt!, 2012).
IVA beleidsonderzoek en advies (2011) voerde
onderzoek uit naar de mate waarin muziekeducatie
deel uitmaakt van het primair onderwijs en de wijze
waarop hier invulling aan wordt gegeven. Hieruit blijkt
dat de muziekeducatie op de meeste basisscholen
wordt verzorgt door de groepsleerkracht. Sommige
scholen beschikken over een vakleerkracht. De
keuze voor een vakleerkracht muziek wordt in overleg
gemaakt, groepsleerkrachten voelen zich vaak niet
bekwaam om muzieklessen te geven. De keuze
voor groepsleerkracht of vakleerkracht is daarnaast
afhankelijk van de beschikbare financiële middelen.
Er wordt geworsteld met het vinden van de balans
tussen aandacht voor het verbeteren van het onderwijs
in de basisvaardigheden taal, lezen en rekenen en het
onderwijs in de andere vakken waaronder muziek.
De inzet van vakleerkrachten is, mede vanwege de
beschikbare financiële middelen, niet vanzelfsprekend
in de toekomst. Er wordt echter wel in grote mate
belang gehecht aan muziekeducatie als onderdeel van
het lesaanbod in het primair onderwijs. Dit is vooral
het geval op scholen waar een cultuurcoördinator
aanwezig is (IVA beleidsonderzoek en advies, 2011).
Om muziekeducatie in het primair onderwijs te
stimuleren zijn er de afgelopen jaren verschillende
initiatieven van de grond gekomen. Een belangrijke
schakel in het stimuleren van initiatieven voor
muziekeducatie is het Fonds voor Cultuurparticipatie.
Het fonds stimuleert dat zoveel mogelijk mensen
zich actief met kunst en cultuur bezig houden (Fonds
voor Cultuurparticipatie, 2012) en is betrokken bij
meerdere overkoepelende programma’s ten behoeve
van muziekeducatie: Muziek telt!, Muziek in ieder kind
en Kinderen maken Muziek.
Muziek telt!
Muziek telt! is het initiatief van drie
organisaties die in een periode van
drie jaar meer muziek in het leven
van kinderen willen brengen, zowel
binnen het onderwijs als daarbuiten:
het Fonds voor Cultuurparticipatie, Muziek Centrum
Nederland en Kunstfactor. Concreet is het doel van
Muziek telt! dat er op iedere basisschool iedere week
muziekles wordt gegeven.
Verschillende musici, orkesten, de muziekindustrie,
podia, muziekscholen en onderwijsinstellingen
hebben zich verbonden aan het initiatief en slaan de
handen ineen. Zij vormen een netwerk van mensen
en organisaties, dat zich steeds verder uitbreidt en
delen daarbij één ambitie: het op de kaart zetten
van muziekeducatie door verbinding te zoeken met
andere sectoren en kruisbestuivingen in het onderwijs
te realiseren. Muziek telt! wil kinderen in het onderwijs
de muziek geven waar ze recht op hebben aan de
hand van vier doelen: elk kind moet de kans krijgen om
muziek te ontdekken en meer over muziek te leren, elk
kind moet de kans krijgen om zelf muziek te maken,
onze samenleving moet investeren in muziekeducatie
en daarnaast extra investeren in kinderen met muzikaal
talent (Muziek telt!, 2012).
Om deze doelen te bereiken geeft Muziek telt! het
hele jaar door voorlichting in het land en probeert zij
haar netwerk steeds verder uit te breiden. Aanbieders
van muziek worden gekoppeld aan scholen en kinderen,
waardoor een waardevolle en praktijkgerichte bijdrage
aan het stimuleren van muziek in het leven van kinderen
ontstaat. Parallel probeert Muziek telt! zowel de
overheid als het onderwijs te bewegen om structurele
en hoogwaardige aandacht te schenken aan muziek
in het lesaanbod. De website biedt een continu online
9
platform om goede initiatieven te tonen en te delen.
Informatie omtrent goede, leuke en interessante
muzikale projecten worden er gebundeld om iedereen
te laten kennismaken met de verschillende bijzondere
initiatieven in het land.
Muziek in ieder kindMuziek in ieder kind maakt deel uit
van de landelijke campagne Muziek
telt! van Muziek Centrum Nederland,
Kunstfactor en het Fonds voor
Cultuurparticipatie. Met het programma
dat het Fonds voor Cultuurparticipatie
eind 2009 startte wil het muziekeducatie
toegankelijk maken voor kinderen van vier tot en met
twaalf jaar, onder meer door het verstrekken van
projectsubsidies om te onderzoeken welke methodes
en samenwerkingsverbanden op lokaal niveau
effectief zijn of ervoor zorgen dat het denken over het
onderwerp in beweging blijft.
Muziek in ieder kind ondersteunt niet alleen
muziekeducatieve projecten, maar ook flankerende
projecten, die reflectie, debat, het vermeerderen
en verspreiden van kennis en promotie over
muziekeducatie voor kinderen van vier tot en met
twaalf jaar stimuleren1.
1 Gehonoreerde muziekeducatieve projecten door Muziek in ieder Kind: Music in me van De Lindenberg in Nijmegen, Muziek Talent Express van Aslan Muziek Centrum in Amsterdam, Muziek en ik van Muzerie in Zwolle, Muziek maakt school van FluXus in Zaandam, Het Muziek Lab van Muziekcentrum Zuid-Kennemerland in Haarlem en omstreken, Muziek in de Klas van Edu-Art en KCG in de provincie Gelderland, De toon zetten in Oost-Groningen van Muziekschool Veendam in de provincie Groningen, MuziekMakers! van Papageno (landelijk), Fraai Lawaai van De Kubus in Lelystad, Overal Muziek van Music Matters in Rotterdam, De MuziekRoute van Utrechts Centrum voor de Kunsten in Utrecht, IK BEN MUZIEK van Trias in Rijswijk, Zing zo van Muziekschool Amsterdam in Amsterdam en Omdat muziek voor iedereen is van Het Leerorkest in Amsterdam. Gehonoreerde flankerende projecten: Classic Express en Bennie Briljant van het Prinses Christina Concours, beiden landelijk, Teresa Carreño van het Concertgebouw Fonds in Amsterdam, Jong geleerd... van Toeval Gezocht in Landsmeer en De Muziekbus van Stichting Beleven in Arnhem en omstreken.
Kinderen maken MuziekKinderen maken Muziek is een gezamenlijk programma
van het Fonds voor Cultuurparticipatie en het Oranje
Fonds. Het is een programma gericht op bevordering
van muziekeducatie in groepsverband voor kinderen
van acht tot veertien jaar (Kinderen maken Muziek,
2012). Het programma werd gelanceerd ter gelegenheid
van de veertigste verjaardag van
Prinses Maxima. Zij bracht de twee
fondsen bij elkaar. Het programma
wordt financieel ondersteund door het
Prins Bernhard Cultuurfonds en wordt
inhoudelijk mede tot stand gebracht
door het Leerorkest, de SKVR en
KCG/EDU-ART.
Het doel van Kinderen maken Muziek is dat
in Nederland meer kinderen, voor wie dat niet
vanzelfsprekend is, samen een muziekinstrument
leren spelen. Ook richt het programma zich op het
stimuleren van muziekeducatie in brede zin, op het
bevorderen van sociale cohesie door middel van
muziek maken en op toename van sociale en cognitieve
competenties bij de deelnemende kinderen.
Aan het programma Kinderen maken Muziek nemen
maximaal veertig (semi)professionele organisaties
verspreid over het hele land deel2.
2 Kinderen Maken Muziek heeft subsidie toegekend aan: Instrument Talent van Aslan Muziekcentrum (Amsterdam), Leerorkest Haarlemmermeer van Pier K (Hoofddorp), Muziek is klasse van De Nieuwe Muziekschool (Druten), Reis over Zeven Zeeën van Stichting Kamperlinie (Austerlitz), Peel en Maasband XXL van CultuurPAD (Panningen), Muziek in de Wijk van Stichting Kunstkasteel Zuilen (Utrecht), Kinderen; daar zit muziek in van Stichting Scala (Oosterwolde), Klasse! van Cool kunst en cultuur (Heerhugowaard), Triple B/Borne Blaast Basic van De Muziekschool van Borne (Borne), Music Box(tel) van MiK Kunsteducatie (Schijndel), The Big-Band project van Stichting de Zuivelfabriek (Udenhout), Koempoelan gaat Crescendo van Muziekschool Waterland (Purmerend), Kickstart van Stichting SCW Burgum (Burgum), Kinderen Maken Muziek in Overijssel Stichting Weims (Hengelo), Bosch Leerorkest van Stichting De Muzerije (Den Bosch), Kinderen in Eerbeek Maken Muziek van Muziekvereniging Eendracht (Eerbeek), Muziek is de basis van Harmonie Orkest Vleuten (Vleuten), Samen muziek maken is vet cool van Oud-Vossemeers’ Muziekvereniging (Oud Vossemeer), Amsterdams Electric Educatie Project van Stichting Outoput (Amsterdam), Samen Muziek Maken van Suryoye (Platform Overijssel), The Residents van Stichting Residentie Orkest (Den Haag), Hoor eens wat ik kan! van Kunstcentrum Muzerie (Zwolle), Muziek@Home van Stichting Dreamweb (Beek-Ubbergen), Spelen
10
De organisaties zijn bekend met de doelgroep, hebben
ervaring met het uitvoeren van een muziekinitiatief,
werken met eerder bewezen muziekeducatieve
lesmethodes en kunnen kinderen in groepjes leren
musiceren. De uitvoering vindt plaats op lokaal
niveau en kan de vorm hebben van een samenwerking
tussen muziekschool of centrum voor de kunsten,
gemeente, basisscholen, lokaal of regionaal orkest en
vrijwilligersorganisaties.
De primaire doelgroep waar de deelnemende
projecten zich op richten zijn kinderen in de leeftijd
van acht tot veertien jaar die doorgaans niet in
aanraking komen met een muziekinstrument, vanwege
het maatschappelijke milieu waarin zij opgroeien,
financiële drempels, de afstand tot muziekfaciliteiten
en/of het niet aansluiten van het aanbod op de sociale
context of belevingswereld van de kinderen.
De deelnemende projecten ontvangen zowel
financiële als inhoudelijke ondersteuning van het
Oranje Fonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie.
De inhoudelijke ondersteuning gebeurt onder andere
via de kenniswebsite Orkest in de Klas, een plek
voor kennismaking en uitwisseling van kennis en
ervaringen.
Orkest in de KlasOrkest in de Klas is het initiatief van drie instellingen
die zich inzetten voor muziekeducatie, Ieder Kind
Een Instrument (IKEI), Stichting Leerorkest en Muziek
in de Klas (MIK). Deze drie merkten afzonderlijk
van elkaar dat de verdeling van muziekeducatie
in Nederland niet bepaald eerlijk is. Zij hebben de
overtuiging dat ieder kind de kans verdient een
instrument te leren bespelen en samen muziek te
in de wijk van De Muziekschool Twente (Enschede), Leve de Muziek! van Travers Welzijn (Zwolle), Kinderen ontdekken Muziek van Scholen in de Kunst (Amersfoort), Blazing (max. music for kids) van C.M.V. Oranje Bolsward (Bolsward), Kinderen maken muziek in Oosterhout H19 Centrum voor de Kunsten (Oosterhout), POP in de school van Ateliers Majeur (Heerenveen), Dorpsgevoel van FluXus, centrum voor de Kunsten (Westzaan & Assendelft), De Muziekkaravaan van Stichting Kunstcentrum de Kunstlinie (Almere).
maken, niet alleen de ‘happy few’ (Orkest in de Klas,
2012).
De lancering van de kenniswebsite is één van de
eerste uitkomsten van het project Kinderen maken
Muziek. IKEI, Stichting Leerorkest en MIK hebben in
de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan. Zij hebben
een grote hoeveelheid aan didactisch en pedagogisch
materiaal gegenereerd. Op de kenniswebsite worden
kennis, ervaringen en materialen beschikbaar gesteld
voor professionals die aan de slag willen met een
orkest in de klas om te voorkomen dat alle nieuw
startende projecten en initiatieven opnieuw het wiel
uit moeten vinden. Het primaire doel van de website
is het geven van concrete antwoorden op alle vragen
die naar boven komen bij het initiëren en uitvoeren
van muziekeducatie in het primair onderwijs. IKEI,
Stichting Leerorkest en MIK willen bijdragen aan het
mogelijk maken van en kwaliteit ontwikkelen voor alle
initiatieven in het land op het gebied van instrumentaal
muziekonderwijs op de basisschool. De website
is een interactieve leeromgeving waar ook andere
deelnemers aan kunnen bijdragen.
Orkest in de Klas wordt door IKEI, Stichting Leerorkest
en MIK ondersteund met een team van docenten,
coördinatoren, managers en andere deskundigen.
De drie instellingen ambiëren te functioneren als
voorbeeld voor projecten die elders in het land
worden uitgevoerd en/of nieuw worden opgezet en
zullen daarom in dit explorerende onderzoek naar
muziekeducatie in het primair onderwijs in Nederland
verder worden uitgelicht.
Het bestuderen van de inhoud, de reeds behaalde
resultaten voor de verschillende betrokkenen en
het toekomstperspectief van IKEI, het Leerorkest
en MIK verschaft inzicht in de mate van succes van
dergelijke projecten en de kansen voor structurele
inbedding die daar mogelijk uit volgen. Dit inzicht is
voor het MUI van belang om haar betrokkenheid met
het project Muziek in de Klas te bepalen en haar rol
als partner te optimaliseren in het leveren van een
bijdrage aan het realiseren van structurele inbedding
van het muziekeducatie project in het gewone
schoolcurriculum.
11
Opzet van het onderzoekHet onderzoek vormt een schriftelijke weergave van een explorerend onderzoek naar muziekeducatie in het primair onderwijs in Nederland. Om te onderzoeken welke initiatieven voor muziekeducatie in Nederland een succesvolle bijdrage leveren aan structurele inbedding van muziekeducatie in het primair onderwijs en wat de resultaten van deze initiatieven zijn voor de verschillende betrokkenen is gebruik gemaakt van zowel literatuuronderzoek als interviews met deskundigen.
LiteratuurHet literatuuronderzoek omvat naast verscheidene
theoretische bronnen op het gebied van cultuur- en
muziekeducatie ook projectplannen, jaarrapportages
en evaluatieverslagen van een drietal ‘voorbeeld’
projecten: Ieder Kind Een Instrument (Rotterdam),
het Leerorkest (Amsterdam) en Muziek in de Klas
(Gelderland). Deze projecten beschikken reeds
over (uitgebreide) expertise op het gebied van
muziekeducatie projecten in het primair onderwijs en
willen deze graag overdragen op anderen. De bronnen
die gebruikt zijn voor Ieder Kind Een Instrument (IKEI)
zijn Ieder Kind Een Instrument Methodiekbeschrijving,
het Jaarverslag IKEI 2010 (IKEI Rotterdam & SKVR,
2011) en het Inhoudelijk verslag IKEI 2011 (IKEI
Rotterdam & SKVR, 2012). Voor het Leerorkest zijn
dit het Projectplan Leerorkest Amsterdam 2008-2014
Uitgave Februari 2009 (Stichting Leerorkest, 2009a),
Expertisecentrum Leerorkest Oktober 2009 (Stichting
Leerorkest, 2009b), Jaarverslag 2006-2007 (Stichting
Leerorkest & Stichting Instrumenten Leerorkest,
2008), Jaarverslag 08-09 met aanvulling september
t/m december 2009 (Stichting Leerorkest, 2010) en
Jaarverslag 2010 (Stichting Leerorkest, 2011). Voor
Muziek in de Klas (MIK) zijn dit het Projectplan (EDU-
ART & KCG, 2010a), het Plan monitoring en evaluatie
(EDU-ART & KCG, 2010b), de Evaluatie Nulmeting
Muziek in de klas April 2011 (Lefers, 2011a) en de
Muziek in de Klas Evaluatie en monitoring - ronde 2
Najaar 2011 (Lefers, 2011b).
DeskundigenEr zijn twee interviews met deskundigen afgenomen. In
het eerste interview is gesproken met Toon Peerboom
(bestuurslid SMK), Maurice Gordijn (voorzitter
muziekkorpsen gemeenten Brunssum, Landgraaf en
Kerkrade) en Pierre Rietrae (directeur SMK). Zij zijn
betrokken bij het project ‘n Klinkend Perspectief,
gericht op muziekopleiding in het basisonderwijs
in Brunssum, Kerkrade en Landgraaf (‘n Klinkend
12
Perspectief, 2011). ‘n Klinkend Perspectief geeft in
haar projectplan aan een netwerk waarin alle lopende
initiatieven participeren te willen initiëren. Bij aanvang
van het onderzoek is in eerste instantie besloten de
focus te leggen op niet drie, maar vier ‘voorbeeld’
projecten, waaronder ook ‘n Klinkend Perspectief.
Tijdens het uitvoeren van het onderzoek bleek echter
dat er te weinig bekend is over de resultaten van
‘n Klinkend Perspectief om het in dit onderzoek als
voorbeeldproject te positioneren. De focus is daarom
gelegd op drie ‘voorbeeld’ projecten.
In het tweede interview is gesproken met Titia
Lefers van EDU-ART. Zij is als adviseur ontwikkeling en
onderzoek van EDU-ART betrokken bij het monitoren
en evalueren van het project MIK. Er is gekozen
voor een interview met een deskundige van EDU-
ART, omdat het Muziekuitleen- en Informatiecentrum
(MUI) van Biblioservice Gelderland betrokken is bij
het project MIK op het gebied van de borging en
ontwikkeling van repertoire en het registreren van
lessen en uitvoeringen. Uitgebreide aandacht voor
en toelichting op de inhoud, de resultaten en het
toekomstperspectief van MIK is voor het MUI van
belang in het bepalen van haar toekomstige rol en
mate van betrokkenheid bij het project, ten einde haar
rol als partner te optimaliseren.
Aan de hand van het literatuuronderzoek zijn de
initiatieven voor muziekeducatie in Nederland die
een succesvolle bijdrage leveren aan structurele
inbedding van muziekeducatie in het primair onderwijs
in kaart gebracht. Door per project de aanleiding,
de doelstellingen, de doelgroep, de werkwijze, het
werkgebied, de partners, de financiering en de reeds
behaalde resultaten voor de verschillende betrokkenen
in kaart te brengen zijn verschillen en overeenkomsten
tussen de drie projecten uitgelicht. Op basis van de
verschillen en overeenkomsten zijn er conclusies
getrokken op het gebied van de sterke en zwakke
punten en kansen en bedreigingen voor het project
MIK en de mogelijkheid voor structurele inbedding
van dit project binnen het reguliere curriculum. Op
basis van deze conclusies zijn aanbevelingen gedaan
in de richting van het MUI om haar toekomstige
betrokkenheid bij het project vorm te geven en haar
rol als partner te optimaliseren.
13
Drie voorbeeld-projecten: IKEI, Leerorkest en MIKDe instellingen Ieder Kind Een Instrument, Stichting Leerorkest en Muziek in de Klas ambiëren alle drie te functioneren als voorbeeld voor projecten die elders in het land worden uitgevoerd en/of nieuw worden opgezet. Hun projecten IKEI, het Leerorkest en MIK worden daarom hieronder in kaart gebracht. In de eerste plaats is er de weergave van de aanleiding, de doelstellingen, de doelgroep, de werkwijze, het werkgebied, de partners, de financiering en de reeds behaalde resultaten voor de verschillende betrokkenen per project. In het volgende hoofdstuk volgen de verschillen en overeenkomsten tussen de projecten.
Ieder Kind Een InstrumentIeder Kind Een Instrument
(IKEI) brengt kinderen
via basisscholen op
structurele wijze in
aanraking met instrumentale
muziekbeoefening, brengt zingen terug in de klas en
creëert een levendige muziekcultuur in Rotterdam
waaraan alle kinderen kunnen deelnemen’ (IKEI
Rotterdam, 2011). Basisschoolkinderen krijgen
de kans in aanraking te komen met muziek, een
instrument te leren bespelen en hun talent te
ontdekken en te ontwikkelen.
www.iederkindeeninstrument.nl
AanleidingIKEI is door de SKVR ontwikkeld voor de brede
school op verzoek van de Rotterdamse wethouders
van Participatie en Cultuur en van Jeugd, Gezin
en Onderwijs. De SKVR geeft aan dat muziek een
belangrijk onderdeel is van het leven van veel kinderen
en jongeren. Vanwege de hoge drempel komen zij
echter niet zomaar op het idee zelf muziek te gaan
maken, een instrument te leren bespelen of te gaan
zingen. Naast het feit dat muziek op veel scholen geen
vast onderdeel meer is van het lesprogramma, is het
in veel Rotterdamse gezinnen niet vanzelfsprekend
een instrument te leren bespelen. IKEI is ontstaan met
het oog op kunsteducatie en participatie, vanuit de
behoefte om kinderen op school te enthousiasmeren
en de mogelijkheid te bieden te ontdekken en ervaren
hoe leuk het is om samen muziek te maken.
DoelstellingHet bereikbaar maken van instrumentale
muziekbeoefening. Kinderen leren in twee jaar klassikaal
instrumentaal onderwijs een instrument kennen en
14
bespelen en leren in orkestvorm samenspelen. De
kinderen werken aan een concert, waarmee zij naar
buiten treden en waar zij trots op kunnen zijn. Muziek
wordt een bindende factor en maakt de groep sterker.
De directe omgeving van het kind wordt geactiveerd
en betrokken om de muziekbeoefening in te bedden
en meer vanzelfsprekend te maken. Daarnaast
worden de kinderen doorgeleid naar langdurige
muziekbeoefening in de vrije tijd, via aansluitend
buitenschools aanbod en de Rotterdamse aanbieders
van reguliere muziekles.
DoelgroepIKEI is gericht op kinderen van groep één tot en met
zes op in totaal dertig Rotterdamse basisscholen
in wijken die laag scoren op de sociale index. Het
programma draait vooral op VDA-scholen, scholen met
een volledig dagarrangement. Zij hebben meer lestijd
in de week die gevuld kan worden met activiteiten van
vakleerkrachten, van sport tot muziek.
Werkgebied IKEI is gestart op scholen in wijken waar voornamelijk
zogenaamde ‘kansarme’ kinderen wonen. Rotterdam
is één van de Nederlandse steden met het hoogste
percentage ‘Vogelaarwijken’. De overheid investeert
hier meer vanwege de sociale, fysieke en economische
problemen. Het percentage allochtone kinderen is op
scholen in deze wijken hoog. Kinderen in deze wijken
krijgen door IKEI de kans om zich te ontwikkelen, op
zowel cognitief als sociaal vlak. Het is de bedoeling
dat het project in de toekomst ook aan andere
scholen wordt aangeboden, waar nodig aangepast
aan leerlingen met een andere achtergrond1.
1 De Rotterdamse basisscholen die in schooljaar 2011-2012 deelnemen aan IKEI: De Waterlelie, Albert Schweitzer, De Triangel, De Povenier, Augustinus, Talma, De Margriet, Bavokring, Meester van Eijck, Mariaschool Schietbaanlaan, Sleutel, Daltonschool, De Fontein, Imeldaschool, Mariaschool van Meursstraat, Catamaran en Samsam.
WerkwijzeMuziek wordt op een structurele manier geïntegreerd
in het schoolcurriculum. Het programma bestaat uit de
twee onderdelen Zingen in de Klas en Ieder Kind Een
Instrument. Groep één tot en met vier krijgt het hele
jaar iedere week muziekles door een vakleerkracht
muziek. In deze lessen staat zingen centraal. In groep
vier worden de leerlingen voorbereid op het bespelen
van een instrument. In groep vijf starten de in totaal
twee jaar durende instrumentale lessen. Ook vormen
de kinderen samen een orkest.
De instrumentale lessen beginnen met een
oriënterende fase, hierin kunnen de kinderen kennis
maken met de verschillende instrumenten. In de
hoofdfase hebben de kinderen gekozen voor een
instrument en ontstaat verdieping. De lessen in
groep vijf en zes worden verzorgd door instrumentaal
docenten van de muziekschool. Zij kunnen met
hun ervaring de kinderen de technieken van de
instrumenten bijbrengen en fungeren tegelijkertijd als
rolmodel en inspiratiebron.
Per schooljaar vinden er twee uitvoeringen
plaats. Als afsluiting van IKEI bereiden de
tweedejaarsleerlingen zich voor op een groot concert
in De Doelen, in samenwerking met musici van het
Rotterdams Philharmonisch Orkest.
PartnersEr zijn veel verschillende partijen betrokken bij de
uitvoering van IKEI. De subsidiegever, de basisscholen
en de docenten, maar ook andere partners, zoals
het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Dit heeft
het programma muzikaal en financieel omarmd. Het
financierde de instrumenten voor twee scholen en
biedt alle IKEI scholen een muzikaal programma aan.
De groepen vier tot en met zes bezoeken het orkest
jaarlijks door middel van een repetitiebezoek of een
schoolconcert.
15
FinancieringIKEI wordt gefinancierd door Dienst Kunst en Cultuur
en Jeugd, Onderwijs en Samenleving, beiden
onderdeel van de gemeente Rotterdam. Daarnaast
dragen de VDA-scholen bij vanuit hun VDA-subsidie.
De instrumenten zijn de eerste jaren bekostigd via
de Stichting Instrumentenfonds RMDS Rotterdam,
die de bijdragen financiert met donaties en externe
fondsenwerving. Het grote IKEI concert in de Doelen
wordt gedeeltelijk gefinancierd door het Rotterdams
Philharmonisch Orkest en vanuit de projectsubsidie.
ResultatenHet programma IKEI begint steeds een meer volwassen
vorm aan te nemen door de toename van het aantal
deelnemende scholen en betrokken docenten vanuit
de SKVR. In 2011 is het programma uitgevoerd op
achttien scholen in Rotterdam en op vijfentwintig
verschillende locaties. Er waren achttien SKVR-
docenten in vaste dienst en eenentwintig freelancers
werkzaam in het IKEI project. Er werden ruim 4600
leerlingen bereikt.
De basisscholen signaleren positieve resultaten.
Kinderen nemen over het algemeen met plezier
en enthousiasme deel aan de lessen en vertonen
vooruitgang op verschillende gebieden. Volgens
de leerkrachten is er sprake van toegenomen
concentratie, geduld en cognitieve vaardigheden
en positieve effecten op de ontwikkeling van de
motoriek. De muzieklessen hebben positieve
invloed op de groepsprocessen in de klas, doordat
kinderen leren samenwerken en elkaar te helpen. Het
verantwoordelijkheidsgevoel van de kinderen wordt
gestimuleerd, doordat zij de zorg dragen voor hun
instrumenten. Ook het zelfvertrouwen van de kinderen
krijgt een positieve stimulans door de trots die zij
ervaren op het gebied van hun prestaties.
Een belangrijk onderdeel van het succes van
IKEI is naar eigen zeggen scholing van de docenten.
De vakleerkrachten hebben een opleiding gevolgd
aan het conservatorium. Zij zijn vooral bedreven
in het onderwijzen van de technieken van het
instrument. Competenties op het gebied van de
didactiek en pedagogiek van het lesgeven voor
grote groepen kinderen hebben zij in veel mindere
mate ontwikkeld. Het SKVR heeft in samenwerking
met Codarts Hogeschool voor de Kunsten een
bijscholingsprogramma ontwikkeld dat nauw
aansluit bij IKEI. Klassenwerk omvat onder andere
muziekdidactiek, klassenmanagement, pedagogisch
klimaat, coöperatief leren, samenwerken en een
praktijkstage. Naast de bijscholing is er ook ruimte
voor coaching en intervisie op de verschillende IKEI-
scholen.
De zes Rotterdamse culturele instellingen
Rotterdams Philharmonisch Orkest, De Doelen,
Codarts, het WMDC, Music Matters en de SKVR
initieerden gezamenlijk het masterplan muziekeducatie
Overal Muziek. In dit masterplan is er aandacht voor
de ontwikkeling van een aansluitend aanbod van
muziekeducatie voor de groepen zeven en acht. Ook is
er aandacht voor het vergoten van de betrokkenheid bij
ouders en leerkrachten. Tot slot pleiten de instellingen
voor onderzoek naar de mogelijkheid tot uitbreiding
van het programma met niet-westerse en lichte
muziek instrumentarium en tot stand brengen van
betere doorgeleiding van de kinderen naar langdurige
muziekbeoefening.
Het Leerorkest
Het Leerorkest is een innovatief
muziekeducatie project dat tot doel
heeft basisschoolkinderen de kans te
geven een muziekinstrument te leren
bespelen. Al binnen enkele maanden
spelen de kinderen samen in een echt beginnend
symfonieorkest. Een unieke aanpak in Nederland en
16
een ervaring die de kinderen motiveert en stimuleert
(Stichting Leerorkest, 2009a & 2011).
www.leerorkest.nl
Aanleiding
Het Leerorkest is ontworpen vanuit een manier van
denken over muziekeducatie die niet gangbaar is in
het traditionele, op individuele talentontwikkeling
gerichte muziekonderwijs, in combinatie met cultureel
ondernemerschap. De visie is dat een rijk cultureel
milieu de sociale cohesie bevordert, zeker in een stad
als Amsterdam waarin multicultureel samenleven regel
is en geen uitzondering. Muziek is van groot belang
voor de basisontwikkeling van ieder mens. Het draagt
bij aan een rijke en gezonde persoonlijkheidsgroei in
een wereld vol prikkels. Het leren luisteren naar en
het beoefenen van muziek helpt om rust, harmonie
en structuur aan te brengen in iemands leven. Samen
muziek maken is goed voor zelfvertrouwen, bevordert
samenwerking en stimuleert integratie.
DoelstellingStichting Leerorkest heeft als missie kinderen uit wijken
met een gevarieerde culturele samenstelling de kans
te bieden hun muzikale talenten te ontdekken en te
ontplooien, in een laagdrempelige en gestructureerde
omgeving. Zij leren een instrument te bespelen en
maken deel uit van een orkest, zij leren omgaan met
verantwoordelijkheden en kunnen ervaren dat het
mogelijk is om persoonlijke groei door te maken. Het
Leerorkest wil op deze wijze een basis leggen voor de
muziekeducatie van kinderen. Niet alleen om talenten
te ontdekken, ook om zoveel mogelijk kinderen te leren
musiceren, net als dat zij leren lezen en schrijven. Het
Leerorkest wil een basis leggen voor de toekomst en
bijdragen aan het zelfvertrouwen en de ontwikkeling
van de kinderen. Ook wil het via dit project de
integratie van kinderen en ouders uit andere culturen
bevorderen. De kinderen maken muziek in een stijl
die velen niet vanuit huis hebben meegekregen, maar
die wel deel uitmaakt van de dagelijkse leefwereld
en cultuur waarin zijn leven, de oorsprong van West-
Europese muziek.
Doelgroep
Het Leerorkest is vooral gericht op leerlingen in de
bovenbouw. Dit zijn groep vijf tot en met acht van de
deelnemende basisscholen2.
Werkgebied
Het werkgebied van het Leerorkest is de stad
Amsterdam. Amsterdam is een stad die een
grote variëteit aan culturen kent, een stad die
maatschappelijke aandacht en ondersteuning goed kan
gebruiken. Het Leerorkest richt zich in eerste instantie
op de Amsterdamse stadsdelen die door de Minister
van VROM zijn aangewezen als aandachtswijken
(Zuidoost, West, Noord en Oost), maar streeft ernaar
uiteindelijk alle stadsdelen te bereiken.
WerkwijzeDe kinderen krijgen in groep vijf tot en met acht,
gedurende een periode van vier jaar, één keer per
week een uur les in kleine groepjes. In deze lessen
oefenen zij op één van de veertien meest gangbare
muziekinstrumenten uit een symfonieorkest. Daarnaast
kunnen de kinderen oefenen in de Brede School en
mogen de instrumenten vanaf groep zes mee naar
huis. De lessen worden onder schooltijd gegeven in het
eigen schoolgebouw door professionele muzikanten.
Na een paar maanden gaan de kinderen met elkaar
2 De basisscholen die deelnemen aan het Leerorkest: Samenspel, Wereldwijs, As Soeffah, Bijlmerhorst en Polsstok in Amsterdam Zuidoost, Bongerd, Poolster en Krijtmolen in Amsterdam Noord en Globe, Punt en Johannes in Amsterdam West.
17
oefenen in een echt symfonieorkest, onder leiding van
een professionele dirigent.
Elk jaar start een nieuw orkest met nieuwe leerlingen
en stromen de anderen door naar het tweede-, derde-
of vierdejaarsorkest. Na vier jaar stromen de meest
getalenteerde en gemotiveerde kinderen door naar
het reguliere muziekonderwijs en start er een nieuwe
cyclus van vier jaargangen voor een groep nieuwe
basisschoolkinderen.
Partners
Om het Leerorkest te realiseren is gebruik gemaakt
van de ervaring en kennis van vele partners.
Stichting Leerorkest werkt nauw samen met de
deelnemende basisscholen en Muziekschool
Amsterdam en Muziekschool Noord op inhoudelijk,
organisatorisch en strategisch gebied. Er wordt met
regelmaat overlegd met de partners van Amuze, het
netwerkorgaan voor muziekeducatie in Amsterdam.
Tevens wordt waar mogelijk aangesloten bij bestaande
structuren zoals het Muziekcentrum Zuidoost en het
Nederlands Philharmonisch Orkest. De laatste wil met
zijn sociaal maatschappelijke programma NedPhO
een intensieve band met het orkest opbouwen. Ook
werkt het Leerorkest samen met de conservatoria van
Amsterdam en Rotterdam om tot een scholingsmodule
te komen voor aspirant Leerorkest docenten en om
binnen de conservatoriumopleiding studenten extra
scholing te bieden om in de toekomst binnen het
Leerorkest concept te kunnen gaan meedraaien.
Financiering
De financiering van het Leerorkest wordt gerealiseerd
door fondsen, subsidiegevers en bedrijven. Het
Leerorkest is tot stand gekomen met medewerking
van Stichting Doen, VSB Fonds, AMVJ Fonds,
Amsterdams Fonds voor de Kunsten, Gemeente
Amsterdam, Stadsdeel Zuidoost, SNS Reaal Fonds,
Oranje Fonds, Fonds voor Cultuurparticipatie, Prins
Bernhard Cultuurfonds, Nederlands Philharmonisch
Orkest, NedphO GO!, Conservatorium van Amsterdam,
Muziekschool Amsterdam, Muziekschool Noord,
Muziekcentrum Zuidoost, Zuidoost Partners, Freek en
Hella de Jonge, Maaza en de ING Bank.
Resultaten
Het Leerorkest is met een groeiend aantal
deelnemende kinderen, scholen en financiers over de
afgelopen jaren succesvol gebleken. Het Leerorkest
ontvangt vanuit het hele land aanvragen voor nieuwe
leerorkesten en het Expertisecentrum is volop in
ontwikkeling (Leerorkest, 2011). Met ingang van
september 2010 hebben achthonderd kinderen onder
schooltijd wekelijks les op een muziekinstrument én
spelen zij geregeld in een symfonieorkest. Het bereik
is in 2010 uitgebreid tot leerlingen van groep acht (in
Amsterdam Zuidoost). De pilot voor de ontwikkeling
van een voortraject voor de onderbouw in groep vier
van een drietal basisscholen is in 2010 uitgebreid tot
de groepen één en twee. Daarnaast is het Leerorkest
uitgebreid naar basisscholen in de stadsdelen
Amsterdam Noord en Amsterdam West.
De scholen die deelnemen aan het Leerorkest
benadrukken het goede effect van het samenspelen
in orkestvorm. Het Leerorkest levert meer dan alleen
muziekeducatie. Vooral de concentratie en discipline
van de kinderen verbetert. Leerlingen worden
leergieriger en sociaal vaardiger. De school en de
kunstinstelling integreren bijna vanzelfsprekend. Er
is meer contact met de ouders en het gevoel van
betrokkenheid bij de maatschappij wordt bij zowel
de kinderen als de ouders gestimuleerd door de
aansluiting bij de culturele uitingen. Het aantal musici
dat als docent betrokken is bij het Leerorkest is tussen
2007 en 2010 uitgebreid van vijftien naar veertig.
De groepsdidactiek van het Leerorkest vraagt om
andere werkvormen dan de gebruikelijke lesmethodes,
de docenten worden daarom begeleid en gecoacht in
18
en rondom de lessen en is er een bijscholingstraject
georganiseerd.
Het Leerorkest is niet meer weg te denken van de
betrokken scholen. De scholen die werken met het
project kiezen bewust voor muziekeducatie als middel
om kinderen te helpen zich te ontwikkelen. Zij hebben
het project opgenomen in het schoolcurriculum.
Structurele inbedding gebeurt in nauw overleg. De
inhoud van de lessen wordt afgestemd op de wensen
van de school. De lesmethode en het speelrepertoire
worden in samenspraak ontwikkeld.
Vanuit de bestaande leerorkesten gaan steeds
meer kinderen extra individuele muziekles nemen bij
Muziekcentrum Zuidoost. Er is samenwerking met het
Jongeren Cultuurfonds om deze kinderen beurzen te
verstrekken.
Muziek in de Klas
Muziek in de Klas (MIK)
is een initiatief van EDU-
ART en het Gelders
Kenniscentrum voor Kunst
en Cultuur (KCG). EDU-
ART en het KCG streven met dit initiatief naar goede
muziekeducatie voor ieder kind. Niet eenmalig, of af
en toe, maar dertig weken per jaar, één jaar of langer,
onder begeleiding van professionals die de leefwereld
van de kinderen begrijpen. Daarnaast werken zij aan
de realisatie van een betere infrastructuur binnen
de sector, het creëren van draagvlak bij gemeenten
en aan kennis en kunde van muziekdocenten en
(toekomstige) leerkrachten (MIK, 2012).
www.mik-gelderland.nl
AanleidingTen grondslag aan het initiëren van MIK ligt een viertal
ontwikkelingen. De muziekeducatie in Gelderland
is oneerlijk verdeeld, het is niet voor ieder kind
vanzelfsprekend. Vooral kinderen van ouders met
een hoge opleiding volgen cursussen bij de Centra
voor de Kunsten. Mensen met een lager inkomen
zijn minder actief dan mensen die meer verdienen,
doen minder aan vrijwilligerswerk, sport én kunst-
en cultuurparticipatie. Ook de plek waar een kind
woont is van grote invloed op de toegankelijkheid
van muziekonderwijs. Gelderland bestaat grotendeels
uit landelijk gebied, geografisch grote gemeenten,
met een relatief laag inwonersaantal. Voorzieningen
als een Centrum voor de Kunsten zijn voor kinderen
uit dorpen rondom een kern lastig te bereiken. Deze
gemeenten hebben in de regel minder geld voor kunst
en cultuur dan de grote steden. Daarbij krijgt de
provincie Gelderland de komende jaren te maken met
een demografische krimp. Dit dwingt de gemeente
ertoe belangrijke voorzieningen af te bouwen en
daagt het uit het voorzieningsniveau te handhaven.
Muziekeducatie in het onderwijs kan deze ongelijkheid
opvangen.
Ten tweede is er meer behoefte aan kwaliteit.
Kunstvakonderwijs is momenteel van ondergeschikt
belang binnen de Pabo’s. Goede muziekeducatie
moet van buitenaf worden ingekocht.
In de derde plaats zijn de Centra voor de Kunsten
beperkt in hun bereik. De doelgroep die voornamelijk
wordt bereikt betreft kinderen van ouders met een
hoge opleiding. De deelnemersaantallen nemen af.
Vanuit de lokale overheid wordt er steeds meer druk
op de Centra voor de Kunsten gelegd, zij moeten een
bredere doelgroep bereiken, vooral door projecten in
het onderwijs.
Ten slotte wordt er vanuit de amateurkunstsector een
behoefte aan doorstroming geuit. Muziekverenigingen
vergrijzen in snel tempo, zij ondervinden moeite bij
het binnenhalen van kinderen en jongeren.
19
Doelstellingen
De doelstellingen van MIK zijn het toegankelijk maken
van muziekonderwijs voor leerlingen in Gelderland,
het opzetten van een duurzame samenwerking
tussen Centra voor de Kunsten en scholen in
samenwerking met de gemeenten, en het bijscholen
van en ontwikkelen van training voor muziekdocenten
van Centra voor de Kunsten in het geven van
instrumentale groepslessen voor leerlingen uit groep
vier, vijf en zes. Er wordt gestreefd naar verbetering
van de lokale infrastructuur. Het is de bedoeling dat
het project overdraagbare aanbevelingen oplevert over
muziekeducatie in landelijke gebieden in de provincie.
Daarnaast moet het project zorgen voor een betere
doorstroming van leerlingen naar het amateurcircuit.
Doelgroep
MIK is gericht op circa vierduizend leerlingen van
groep één t/m zes in de acht betrokken gemeenten,
op muziekdocenten van diverse Centra voor de
Kunsten in dezelfde gemeenten, op leerkrachten
van groep één t/m acht van het basisonderwijs, op
ouders en verzorgers van de leerlingen en op de
amateurkunstsector.
Werkgebied
MIK wil zich gedurende de looptijd van tweeënhalf jaar
richten op acht gemeenten in Gelderland. De start is
gemaakt in schooljaar 2010/2011 met de eerste vier
gemeenten Tiel, Wijchen, Winterswijk en Zevenaar3.
In schooljaar 2011/2012 is er gestart in de gemeenten
3 De Gelderse muziekscholen die deelnemen aan MIK: De Plantage in Tiel, De Stroming in Wijchen, Boogie Woogie in Winterswijk en Het Musiater in Zevenaar. De basisscholen die deelnemen aan MIK: De Achtbaan, De Bataaf, De Regenboog, Moespot, Prins Willem-Alexanderschool west en Prins Maurits in Tiel, De Boskriek en Montessori De Trinoom in Wijchen, De Vlier en Prins Willem Alexander in Winterswijk, De Overlaat in Tolkamer en Het Kofschip in Zevenaar.
Apeldoorn en Harderwijk. Er zijn plannen om te starten
in de gemeente Ede. Mocht dit niet lukken dan wordt
er uitgeweken naar de gemeente Zutphen.
Werkwijze
In groep één t/m drie van de basisschool worden
voorbereidende muzieklessen gegeven, afwisselend
door de leerkracht en de muziekdocent van het
Centrum voor de Kunsten. In groep vier t/m zes wordt
kinderen de mogelijkheid gegeven onder schooltijd
een instrument te leren bespelen.
Partners
MIK is een project van EDU-ART en het KCG.
De ontwikkeling van een leerlijn en scholing van
muziekdocenten wordt verzorgd door ArtEZ,
hogeschool voor de kunsten in Arnhem. Het
Muziekuitleen- en Informatiecentrum (MUI), onderdeel
van Biblioservice Gelderland, draagt zorg voor de
borging en ontwikkeling van repertoire en registreert
lessen en uitvoeringen. Het Gelders Orkest is
betrokken bij projecten en uitvoeringen.
Financiering
Financiering van MIK vindt plaats aan de hand van
subsidie van het Fonds voor Cultuurparticipatie en
het Prins Bernhard Cultuurfonds Gelderland. Deze
laatste betaalde mee aan de instrumenten.
20
Resultaten
Bij aanvang van het project waren de verwachtingen bij
alle aan het project deelnemende groepen, leerkrachten,
directies en ICC’ers uit het onderwijs, docenten van
Centra voor de Kunsten, de directies en coördinatoren
van de Centra voor de Kunsten en de docenten en
begeleiders van ArtEZ positief. De capaciteiten en
de opleiding van de docenten van de Centra voor de
Kunsten waren goed en de verschillende betrokkenen
zagen een meerwaarde in onderlinge samenwerking.
De scholen hadden positieve verwachtingen van de
effecten van het project op de langere termijn binnen
de school: het creëren van een doorgaande leerlijn,
talentontwikkeling, het vergroten van het draagvlak
voor muziek in de school en het geven van een
boost aan andere kunstvakken. Aanzienlijk minder
hooggespannen waren de verwachtingen ten aanzien
van de doorstroming van leerlingen naar Centra voor
de Kunsten en amateurverenigingen, het creëren van
meer ouderbetrokkenheid en het uitdragen van het
project richting de gemeente. Het vertrouwen in de
mogelijkheid dat de gemeenten in de toekomst MIK
(financieel) zouden willen stimuleren of ondersteunen
was matig. Scholen waren, in tegenstelling tot de
Centra voor de Kunsten, dan ook voorzichtig in hun
voornemen het project te continueren.
Uit de meest recente tweede periodieke meting
onder de deelnemers aan het project, najaar 2011,
blijkt dat de hoge verwachtingen ten aanzien van
het project vooral bij de scholen zijn ingelost. De
betrokkenen van de Centra voor de Kunsten zijn iets
minder enthousiast over de realisatie van het project
tot nu toe. Op uitvoerend niveau zijn de leerkrachten
van de basisscholen en de docenten van de Centra
voor de Kunsten het op inhoudelijk gebied in
grote lijnen eens. Op het gebied van de onderlinge
samenwerking zijn zij gematigd positief. Er zijn
fricties in de onderlinge afstemming, voortkomend
uit verschillende verwachtingen. De afstemming
en taakverdeling moeten verbeterd worden om de
resultaten te optimaliseren.
Op beleidsniveau wordt de onderlinge
samenwerking hoger gewaardeerd. Vooral de Centra
voor de Kunsten zijn positief over de meerwaarde van
de samenwerking met het onderwijs en de kansen
die dit voor hen oplevert. Op zowel uitvoerend
als beleidsniveau zijn de betrokkenen van zowel
de scholen als de Centra voor de Kunsten ervan
overtuigd dat de samenwerking mooie resultaten
kan opleveren. De intentie om de samenwerking te
continueren is groot. Scholen maken minder werk van
de beleidsmatige borging van het project en Centra
voor de Kunsten pakken de zaken minder voortvarend
aan op uitvoerend niveau.
De groepsleerkrachten zijn erg tevreden over het
enthousiasme onder de leerlingen en de inhoud van
de muzieklessen. Minder tevreden zijn zij over de
aansluiting op de belevingswereld en het niveau van
de lessen. De muziekdocenten zijn vooral inhoudelijk
sterk, maar didactisch minder vaardig. Zij krijgen
voorafgaand aan het project een training, maar zien
te weinig vorderingen bij zichzelf aangaande de
gangbare muziekmethodieken in het onderwijs en
het overbruggen van de niveauverschillen tussen de
leerlingen.
De muzikale vaardigheden van de leerlingen
tonen redelijk tot veel verbetering. Zij hebben meer
belangstelling voor muziek, zowel voor het maken als
het luisteren van muziek en voor andere instrumenten
en genres. De leerkrachten zien grote progressie als
het gaat om het zelf muziek maken van de leerlingen.
Zij zijn gemotiveerd en willen zichzelf verbeteren.
De belangstelling van de ouders wisselt sterk, er
kan niet gesproken worden van een grote toename.
De belangstelling voor het aanbod van de Centra voor
de Kunsten en amateurverenigingen in het bijzonder
is vrij mager. Er is nauwelijks sprake van een toename
van leerlingen bij of belangstelling van de ouders voor
het cursusaanbod van de Centra voor de Kunsten.
21
IKEI, Leerorkest en MIK: verschillen en overeenkomsten IKEI, het Leerorkest en MIK zijn partners binnen de overkoepelende kenniswebsite Orkest in de Klas. Zij wisselen onderling kennis en ervaringen uit en ambiëren alle drie een voorbeeldfunctie te vervullen. De projecten zijn in verschillende mate succesvol en vertonen niet alleen overeenkomsten, maar ook verschillen. IKEI en het Leerorkest geven aan dat zij met een groeiend aantal deelnemende kinderen, scholen, docenten en financiers de afgelopen jaren succesvol zijn geweest en hun bereik hebben vergroot. Hierbij moet worden opgemerkt dat het project MIK nog maar kort loopt. Het project is het nieuwste van de drie en heeft het minste tijd gehad verder te ontwikkelen.
Grootstedelijke versus provinciale problematiek
De aanleiding van de drie projecten verschilt enigszins.
IKEI en MIK zijn beiden in beginsel vormgegeven
vanuit ambities op het gebied van muziek; het
breder toegankelijk maken van muziekeducatie en
-beoefening door het wegnemen van de hoge drempel
en door meer vanzelfsprekendheid te creëren. Het
Leerorkest is ontstaan vanuit de visie dat een rijk
cultureel milieu de sociale cohesie bevordert in het
multiculturele Amsterdam. Dit betekent echter niet dat
er bij het Rotterdamse IKEI en het Gelderse MIK geen
aandacht is voor het sociaal vormende aspect van
muziekeducatie. Het betekent net zo min dat er bij het
Amsterdamse Leerorkest geen aandacht is voor het
verlagen van de drempel voor muziekbeoefening.
Alle drie de projecten streven naar toegankelijker
muziekonderwijs opdat kinderen hun muzikale
talenten kunnen ontdekken en ontplooien in een
laagdrempelige omgeving. Door zoveel mogelijk
kinderen kennis te laten maken met muziekeducatie
ambiëren de instellingen zowel de kinderen te leren
musiceren en een basis te leggen voor de toekomst
van muziek, alsmede een bijdrage te leveren aan het
zelfvertrouwen en de ontwikkeling van kinderen. Een
belangrijk verschil is dat binnen de muziekeducatie
projecten in de grote steden Amsterdam en Rotterdam
het zwaartepunt lijkt te liggen op het gebied van
maatschappelijke ontwikkeling en integratie. In
Gelderland heeft men met hele andere problemen
te maken. De gemeenten waarin het project wordt
uitgevoerd zijn landelijke gebieden in de provincie die
te maken hebben of krijgen met demografische krimp
en derhalve worden aangemerkt als zogenaamde
krimpregio’s. In deze gebieden lijkt het zwaartepunt
van het muziekeducatie project eerder te liggen op
het verbeteren van de lokale culturele infrastructuur.
22
Aanpak en instrumentarium
De projecten IKEI en MIK kennen beide vanaf de start
twee onderdelen, voorbereidende muzieklessen in de
onderbouw en les op een instrument in de bovenbouw.
Het Leerorkest richtte zich in eerste instantie enkel op
de bovenbouw van de basisschool. Inmiddels is ook
daar gestart met een pilot voor de ontwikkeling van
een voortraject voor de onderbouw.
Een groot verschil tussen IKEI, het Leerorkest en
MIK is dat de kinderen bij de eerste twee programma’s
al na een korte periode samen een echt orkest gaan
vormen waarin zij oefenen. De deelnemende scholen
benadrukken het positieve effect van het samenspelen
in orkestvorm. Samen muziek maken vormt niet alleen
een goede motivatie en stimulans, het beïnvloedt
eveneens de concentratie, discipline, leergierigheid
en sociale vaardigheden van de kinderen. Bij MIK
wordt er geen orkest gevormd.
Bij IKEI werkt men met verschillende
instrumentprogramma’s. Het programma startte met
strijkers- en blazersklassen en is inmiddels uitgebreid
met andere instrumentcombinaties: slagwerk en
toetsen, de snarenklas en het heterogeen ensemble.
Bij het Leerorkest vormen de kinderen samen een
symfonieorkest. Zij oefenen op één van de meest
gangbare instrumenten uit een symfonieorkest:
strijkinstrumenten, hout- en koperblaasinstrumenten
of slagwerk. Bij MIK is het instrumentenaanbod minder
uitgebreid, de kinderen spelen op blaasinstrumenten,
gitaar of toetsen.
Binnen de programma’s van het Leerorkest en MIK
worden de instrumenten aan de kinderen uitgeleend. Bij
het Leerorkest worden de instrumenten aangeschaft,
onderhouden en uitgeleend door een aparte
stichting Stichting Instrumentenfonds Leerorkest.
De instrumenten worden zo nodig aangepast aan de
armreikwijdte en lengte van de kinderen. Er wordt
gespeeld op onversterkte akoestische instrumenten,
omdat de kinderen bij deze instrumenten zelf het geluid
produceren. De kinderen kunnen oefenen in de Brede
School, maar vanaf groep zes mogen de instrumenten
ook mee naar huis. Door de uitleen worden de
leerlingen in de mogelijkheid gesteld vaker te oefenen
en bovendien krijgen zij de verantwoordelijkheid voor
hun instrument. Gebleken is dat de kinderen heel
zuinig zijn op hun instrument en dat ze bijna allemaal
weer ingeleverd worden. MIK is pas recent gestart
met het uitlenen van instrumenten, omdat deze pas
sinds kort beschikbaar zijn. Merkbaar is dat er sinds
de aanschaf van de instrumenten een actievere en
enthousiastere participatie bij de kinderen is waar te
nemen. Het programma IKEI geeft geen instrumenten
mee naar huis met de kinderen. Op iedere school is
er één pakket instrumenten aanwezig waar meerdere
klassen gebruik van maken.
Repertoire
De drie instellingen verschillen in de manier waarop
zij repertoire inzetten binnen de projecten. Het
Leerorkest maakt gebruik van speciale muziek, die
door componisten ‘op maat’ gecomponeerd is op het
niveau van de kinderen. De vorm van het symfonisch
leerorkest laat zoveel mogelijk kinderen kennis
maken met een zo divers mogelijk repertoire. In het
begin worden bewerkte kinderliedjes gespeeld, later
swingende en klassieke orkeststukken. MIK heeft
voor de borging en ontwikkeling van repertoire het
MUI ingeschakeld als samenwerkingspartner. Het
MUI ontwikkelt speciaal repertoire voor het project,
materiaal van anderen wordt aangepast. Uit de scholen
komt echter het geluid dat de lessen niet voldoende
aansluiten op de belevingswereld van de kinderen en
dat het niveau niet op peil is. Bij IKEI gebruikt men
uitgewerkt lesmateriaal. Elk docententeam kan zo
materiaal uitzoeken dat aansluit bij het niveau in de
groep die zij lesgeeft. De leerstof wordt op spelende
wijs aangeboden en meteen in een context geplaatst
die aansluit bij de belevingswereld van de kinderen.
23
Didactische vaardigheden muziekdocenten
Een probleem waar alle drie de instellingen tegenaan
lopen of zijn gelopen is het gebrek aan voldoende
didactische vaardigheden van de vakleerkrachten.
De conservatorium geschoolde muziekdocenten
blijken vooral bedreven in het onderwijzen van de
technieken van het instrument en in mindere mate in
het lesgegeven aan grote groepen. Groepsdidactiek is
hen nieuw en gebruikelijke lesmethodes volstaan niet.
Dit probleem lijkt op te vangen met scholing, intervisie
en coaching. Het Leerorkest en IKEI zijn op dit punt
reeds verder ontwikkeld dan MIK. De scholing van de
docenten, die zij ontwikkeld hebben in samenwerking
met de conservatoria van Amsterdam en Rotterdam,
vormt een belangrijk onderdeel van het welslagen
van de programma’s. MIK heeft in samenwerking met
ArtEZ het scholingsprogramma De Werkplaats, maar
heeft nog te kampen met opstartproblemen. Er is
binnen het project nog veel winst te behalen op het
terrein van scholing van de vakleerkrachten en ook
in betrokkenheid van de groepsleerkrachten. Actieve
betrokkenheid van alle betrokkenen is bepalend in
het behalen van positieve resultaten. Het verbeteren
van de communicatie tussen de groepsleerkrachten
van de basisscholen en de vakleerkrachten van de
Centra voor de Kunsten vormt terecht een belangrijk
aandachtspunt.
Ouderbetrokkenheid
De drie projecten hebben te maken met een sterk
wisselende belangstelling onder de ouders. Het
Leerorkest voert een actief vrijwilligersbeleid, niet
alleen vanwege het groeiend aantal werkzaamheden,
ook om kansen en maatschappelijke betrokkenheid
te creëren in Zuidoost. Ouders, familieleden en
buurtgenoten leren door voortdurende betrokkenheid
op welke manier zij kunnen voorzien in de
basisvoorwaarden rust, regelmaat en morele steun die
voor een leerling noodzakelijk zijn. Het Leerorkest acht
ouders van cruciaal belang voor het welslagen van het
project. Hun betrokkenheid bevordert de integratie
van zowel kinderen als ouders uit andere culturen.
Bij MIK is het ontbreken van de ouderbetrokkenheid
een belangrijk punt van aandacht. Bij IKEI wisselt de
ouderbelangstelling per uitvoering. IKEI is zoekende
naar manieren om de ouderparticipatie te verbeteren en
voert hiertoe gespreken met de deelnemende scholen.
Het actieve vrijwilligersbeleid dat het Leerorkest voert
om de ouderbetrokkenheid te vergroten is succesvol
en kan voor beide andere instellingen als voorbeeld
fungeren.
Doorstroming
Op het gebied van de beoogde doorstroming
naar centra voor de kunsten, muziekscholen en
muziekverenigingen lopen het Leerorkest en IKEI
duidelijk voorop. In Amsterdam nemen steeds meer
kinderen vanuit de bestaande leerorkesten extra
individuele muziekles en is er een samenwerking met
het Jongeren Cultuurfonds om beurzen te verstrekken.
Het Rotterdamse IKEI stimuleert kinderen om vanaf
groep zeven, na afronding van het project, de
muziekbeoefening in te vullen als vrijetijdsbesteding en
begeleidt in doorstroming van talenten die zich verder
willen ontwikkelen. MIK geeft aan dat in Gelderland de
toename van de belangstelling voor het aanbod van de
Centra voor de Kunsten en de amateurverenigingen in
het bijzonder tot op heden zeer gering is. Er is nog
te weinig aandacht besteed aan voor- en toeleiding
naar hun aanbod. Het vergroten van de belangstelling
hiervoor vormt op het moment dan ook een van de
belangrijkste aandachtspunten van MIK.
Partners & Financiering
IKEI, het Leerorkest en MIK bestaan niet alleen in
samenwerking met de subsidiegever, de deelnemende
basisscholen, docenten en muziekscholen. Alle
drie de organisaties hebben een partner gevonden
24
in een orkest, achtereenvolgens het Rotterdams
Philharmonisch Orkest, het Nederlands Philharmonisch
Orkest en het Gelders Orkest. Ook werken alle drie de
organisaties samen met een of meerdere hogescholen
(de conservatoria van Rotterdam, Amsterdam en
ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten Arnhem) om de
didactische vaardigheden van de muziekdocenten te
vergroten.
De manier waarop de organisaties in hun
financiering voorzien verschilt enigszins. MIK, IKEI
en het Leerorkest ontvangen alle drie subsidie
van verschillende fondsen en de gemeente, de
deelnemende basisscholen leveren een bijdrage
aan de projecten vanuit bijvoorbeeld VDA-subsidies
of CEPO-gelden en ook de muziekscholen dragen
bij. Opvallend is echter dat de financiering van het
Leerorkest wordt vormgegeven door een meer divers
geheel van subsidiënten. Het Leerorkest ontvangt niet
alleen financiële ondersteuning van een groter aantal
fondsen, maar bijvoorbeeld ook collega-instellingen
en partners uit het bedrijfsleven, zoals de ING Bank,
Maaza en Freek en Hella de Jonge.
25
Optimalisering partnerrol MUI binnen Muziek in de KlasVoorgaande hoofdstukken toonden dat de resultaten van MIK voorlopig nog achterblijven bij die van IKEI en het Leerorkest. Mede door de kortere looptijd heeft het project zich nog minder ver kunnen ontwikkelen. Het doel van MIK is dat het initiatief doorgang kan vinden in Gelderland na afsluiting van de projectperiode in 2013. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de wijze waarop het MUI haar partnerrol binnen MIK kan optimaliseren om hieraan bij te dragen. De meer ´volwassen´ projecten IKEI en het Leerorkest kunnen hierbij tot voorbeeld dienen. Er moet echter rekening worden gehouden met bepaalde verschillen tussen de drie projecten. Vooral de verschillen op het gebied van grootstedelijke versus landelijke problematiek maken dat de aanpak op sommige punten zal moeten verschillen. In Gelderland is het verbeteren van de lokale culturele infrastructuur van groter belang dan het bijdragen aan maatschappelijke ontwikkeling en integratie.
Verbeterpunten Muziek in de Klas
Het project MIK toont verschillende onderdelen
waar plaats is voor verbetering. Momenteel zijn
de belangrijkste aandachtspunten volgens de
organisatie zelf meer belangstelling voor voor- en
toeleiding naar het aanbod van de Centra voor de
Kunsten en het amateurcircuit, het vergroten van
de ouderbetrokkenheid en het verbeteren van de
communicatie tussen de leerkrachten van de scholen
en de docenten van de Centra voor de Kunsten.
De muziekles
Wanneer de vergelijking wordt getrokken met de
projecten IKEI en het Leerorkest valt op dat er op
inhoudelijk gebied gekeken kan worden naar de
mogelijkheid tot het vormen van een orkest, waarin de
leerlingen samenspelen. In Amsterdam en Rotterdam
blijkt dat het de positieve effecten van muziekeducatie
op de sociale vaardigheden uitbreidt en van positieve
invloed is op groepsprocessen binnen de klas.
De inhoud van de lessen moet worden aangepakt om
betere aansluiting van de lessen bij de belevingswereld
en het niveau van de kinderen te bewerkstelligen. Het
enthousiasme waarmee de kinderen deelnemen aan
de lessen is van grote invloed. Het leidt tot actievere
participatie in de lessen en wie weet zelfs daarbuiten.
Hoe intensiever de muzikale training, hoe breder
het effect ervan op de kinderen, door toegenomen
concentratie en ontwikkeling van verschillende delen
van de hersenen.
Communicatie
Er is behoefte aan uitwisseling van expertise en
aandacht. In de eerste plaats gaat dit om scholing
van de vakleerkrachten. Het uitbreiden van hun
didactische en pedagogische vaardigheden is van
26
groot belang voor het welslagen van de lessen en
het bereiken en aanspreken van de kinderen. MIK is
al bezig met het opzetten van programma’s hiertoe
en doet er verstandig aan De Werkplaats, de plek
voor bijscholing van de vakleerkrachten, verder te
ontwikkelen.
Ook de betrokkenheid van de groepsleerkrachten
is van belang en vraagt om verbetering. Hiertoe
moet niet alleen de onderlinge communicatie tussen
de vakleerkrachten en groepsleerkrachten, maar
eveneens de communicatie tussen de basisscholen
en de Centra voor de Kunsten verbeteren.
Een betere afstemming tussen de verschillende
betrokkenen is niet alleen van belang om het project
inhoudelijk te laten slagen. Betere afstemming zal de
verhoudingen tussen de verschillende betrokkenen
verbeteren en bijdragen aan inbedding van het project
in het beleid van de school en het realiseren van
doorstroming van deelnemende leerlingen naar het
reguliere culturele aanbod.
Wanneer het gaat om het realiseren van
doorstroming naar het reguliere aanbod valt er ook
op het gebied van ouderbetrokkenheid veel te winnen
voor MIK. Door ouders op actieve wijze als vrijwilliger
bij het project te betrekken kan de betrokkenheid met
en de interesse voor het project worden vergroot.
Tegelijkertijd kunnen er meer werkzaamheden worden
uitgevoerd.
Financiering
Ten slotte is er voor MIK terrein te winnen op het gebied
van financiering. MIK geeft aan dat het om doorgang
te kunnen vinden na afsluiting van de projectperiode
grotendeels afhankelijk is van gemeentelijke subsidies
en de mogelijkheid basisscholen voor een klein
gedeelte te laten bijdragen in de financiering aan de
hand van Halbe Zijlstra´s prestatiebox, vervanger van
de CEPO-subsidie die in 2012 komt te vervallen. De
rol van de gemeente moet door MIK duidelijker in
beeld worden gebracht. Om continuering en eventuele
structurele financiering te bereiken en muziekeducatie
in te bedden in het onderwijs moeten verwachtingen
in kaart worden gebracht.
MIK doet er verstandig aan mogelijkheden voor
financiering door bijvoorbeeld collega-instellingen of
partners uit het bedrijfsleven te onderzoeken en het
aantal financiers uit te breiden om afhankelijkheid van
gemeentelijke subsidies te verkleinen.
De rol van het MUI
Genoeg punten waarop MIK haar project kan en wil
ontwikkelen en verbeteren. De vraag is echter op
welke wijze het MUI haar partnerrol kan optimaliseren
om hierin een rol van betekenis te spelen.
Borging en ontwikkeling van repertoire
Het MUI draagt zorg voor de borging en ontwikkeling
van het repertoire van MIK. Logischerwijs is het eerste
punt waarop het MUI kan inhaken het inhoudelijk
verbeteren van de lessen door meer aandacht te
besteden aan het ontwikkelen van repertoire.
Repertoirekeuze is een belangrijke schakel in
het vinden van aansluiting op de belevingswereld
en het niveau van de kinderen. Overleg tussen
groepsleerkrachten van de basisscholen,
vakleerkrachten van de Centra voor de Kunsten en
het MUI is hierbij van belang. Het speelrepertoire moet
worden afgestemd op de afzonderlijke wensen van de
deelnemende scholen. Groepsleerkrachten kennen
het niveau en de belevingswereld van de kinderen als
geen ander. Om optimaal resultaat te behalen moet het
speelrepertoire kunnen verschillen per deelnemende
school. Dit vraagt een zekere flexibiliteit van het MUI.
Via het samenwerkingsverband Orkest in de Klas
kan het MUI al kijken naar het repertoire dat succesvol
27
is gebleken bij IKEI en het Leerorkest en wordt
repertoire uitgewisseld. Het is voor het MUI raadzaam
om in samenspraak met de twee instellingen ideeën
voor nieuw te ontwikkelen materiaal op te doen en
uit te werken. Punt van aandacht is hierbij dat er
in Amsterdam en Rotterdam in tegenstelling tot
Gelderland met orkesten gewerkt wordt. De keuze
voor het spelen met een orkest levert automatisch
een vraag naar ander repertoire.
Door groepsleerkrachten van de basisschool
te betrekken in de keuze en ontwikkeling van het
speelrepertoire kunnen het MUI en MIK niet alleen
de inhoud van de lessen beter laten aansluiten bij de
kinderen, zij vergroten op deze wijze tegelijkertijd de
betrokkenheid van de leerkrachten met het project. Het
geven van inbreng vraagt van de groepsleerkrachten
op actievere wijze na te denken over de invulling
van het project en de lessen in het bijzonder. De
betrokkenheid van de groepsleerkracht is van invloed
op het enthousiasme van de kinderen om deel te
nemen aan het project. Het is daarom belangrijk deze
te stimuleren.
Registratie van lessen en uitvoeringen
Naast de borging en ontwikkeling van repertoire is het
MUI actief op het gebied van registratie van lessen
en uitvoeringen van het project. Op dit gebied kan zij
eveneens haar partnerrol optimaliseren. Ouders van
kinderen die deelnemen aan het project kunnen als
vrijwilliger betrokken worden bij de registratie van
lessen en uitvoeringen om hun betrokkenheid met
en de interesse voor het project te vergroten. Dit
creëert meer ouderbetrokkenheid en meer mankracht
op het gebied van de registratie van de lessen en
uitvoeringen.
Het enthousiasme voor het project onder de ouders
levert een wezenlijke bijdrage aan het vergroten van
de vanzelfsprekendheid voor kinderen om in hun vrije
tijd aan muziekbeoefening te doen. Tevens verkleint
het de eventuele onbekendheid van de ouders met
het reguliere culturele aanbod. Dit kan de drempel tot
het volgen van muziekeducatie bij een Centrum voor
de Kunsten of amateurvereniging verlagen.
Financiering
Ten slotte is het aan het MUI om in samenspraak
met EDU-ART en het KCG te bepalen in welke mate
zij als partner betrokken wil en kan zijn bij MIK. Het
MUI zou een rol kunnen spelen in het onderzoeken
van andere mogelijkheden voor financiering dan enkel
gemeentelijke subsidie, fondsen en bijdragen van de
deelnemende basisscholen om de afhankelijkheid
hiervan voor het voortbestaan van het project te
verkleinen.
Het MUI beschikt over een ander netwerk dan
EDU-ART en het KCG. Dit kan in de zoektocht naar
financiers onder collega-instellingen en partners uit
het bedrijfsleven mogelijk van aanvulling zijn. Het
onderzoeken van mogelijkheden voor het uitbreiden
van de financiering vergt een grotere mate van
inzet en betrokkenheid bij het project van het MUI
dan tot op heden het geval was. Het ligt echter
wel in het verlengde van het speerpunt cultureel
ondernemerschap dat het MUI zichzelf stelt om een
bijdrage te leveren aan de doelstellingen van lokale
overheden, onderwijsorganisaties, zorginstellingen en
eventueel het bedrijfsleven.
28
Conclusie en aanbevelingenIn dit onderzoek is gekeken naar muziekeducatie in het primair onderwijs in Nederland. De vraag die hierbij centraal stond was op welke wijze de drie initiatieven voor muziekeducatie Ieder Kind Een Instrument (IKEI), het Leerorkest en Muziek in de Klas (MIK) een succesvolle bijdrage leveren aan structurele inbedding van muziekeducatie in het primair onderwijs in Nederland en welke rol hierin is weggelegd voor het Muziekuitleen- en Informatiecentrum (MUI) als partner binnen Muziek in de Klas.
Uit het onderzoek is gebleken dat de projecten
IKEI, het Leerorkest en MIK in verschillende mate
succesvol zijn. Hoewel de organisaties samenwerken
en kennis en ervaringen uitwisselen binnen het project
Orkest in de Klas vertonen de drie projecten zowel
overeenkomsten als verschillen. IKEI en het Leerorkest
zijn met een groeiend aantal deelnemende kinderen,
scholen, docenten en financiers succesvolle, steeds
meer volwassen projecten en werken hard aan
structurele inbedding. Het bereik en de resultaten van
MIK zijn nog veel minder groot, mede vanwege de
opstartfase waarin het project zich bevindt.
Het is nog niet duidelijk of MIK doorgang zal
vinden na afsluiting van de projectperiode in 2013.
Er is ruimte voor verbetering van het project op
verschillende punten, zowel op het gebied van inhoud
als op het gebied van uitvoering. De eerste evaluaties
van het project tonen dat meer belangstelling voor
voor- en toeleiding naar het aanbod van de Centra
voor de Kunsten en het amateurcircuit, het vergroten
van de ouderbetrokkenheid en het verbeteren van de
communicatie tussen de leerkrachten van de scholen
en de docenten van de Centra voor de Kunsten de
belangrijkste aandachtspunten zijn. Daarnaast laten de
resultaten en de vergelijking met de projecten IKEI en
het Leerorkest zien dat er ook kansen liggen op andere
vlakken. Er liggen mogelijkheden voor het vormen van
een orkest, waarin samenspel de positieve effecten
van muziekeducatie op de sociale vaardigheden van
de kinderen uitbreidt. Daarnaast is het verbeteren
van de inhoud en het niveau van de lessen een punt
waarop grote winst valt te behalen. Aansluiting op
het niveau en de belevingswereld van de kinderen
vergroot hun enthousiasme voor deelname. Intensieve
participatie zal de effecten van de muzikale training
vergroten.
Belangrijk is eveneens meer uitwisseling van
expertise en aandacht door scholing van de docenten.
Het succes van de muzieklessen is niet enkel
afhankelijk van de muziekinhoudelijke kwaliteit, ook
de didactische en pedagogische vaardigheden van de
docenten zijn hierbij van groot belang.
29
Het verbeteren van de communicatie tussen
de basisscholen en de Centra voor de Kunsten is
noodzakelijk om samenwerking te stimuleren en
doorlopende leerlijnen te creëren. Eenduidigheid over
het belang, de invulling en de uitvoering van het project
leidt tot betere resultaten en uiteindelijke doorstroming
van leerlingen naar het reguliere culturele aanbod.
Tot slot liggen er kansen in het onderzoeken
van nieuwe mogelijkheden voor financiering om
de afhankelijkheid van subsidies te verkleinen.
Het financiële aspect blijkt voor veel scholen een
belangrijke factor in het kiezen voor het inzetten van
een vakleerkracht voor de muzieklessen op school.
Scholen hechten waarde aan muziekeducatie en
zijn zich bewust van het belang van kwaliteit, maar
beschikken vaak niet over voldoende financiële
middelen.
In het leveren van een bijdrage aan doorgang van MIK
en de uiteindelijke structurele inbedding van het project
binnen het gewone schoolcurriculum ligt voor het MUI
een aantal kansen om de partnerrol binnen Muziek in de
Klas te optimaliseren. De prioriteit moet liggen bij het
leveren van een bijdrage aan inhoudelijke verbetering
van de muzieklessen door repertoire te ontwikkelen
in overleg met de basisscholen, vakleerkrachten en
Centra voor de Kunsten en in samenwerking met
IKEI en het Leerorkest. Dit vergroot tegelijkertijd de
betrokkenheid van de verschillende partijen met het
project, doordat zij worden uitgedaagd op actievere
wijze na te denken over de invulling van het project en
de lessen in het bijzonder.
Het MUI kan daarnaast bijdragen aan het vergroten
van de ouderbetrokkenheid, door ouders op actieve
wijze als vrijwilligers te betrekken bij het project op
het gebied van registratie van lessen en uitvoeringen.
Deze ouderbetrokkenheid kan voor de kinderen
de vanzelfsprekendheid om in hun vrije tijd aan
muziekbeoefening te doen vergroten en de drempel
tot het reguliere culturele aanbod verlagen.
Het MUI kan tevens een rol spelen in het
onderzoeken van nieuwe mogelijkheden voor
financiering van het project MIK. Het MUI kan in haar
netwerk op zoek gaan naar collega-instellingen of
partners uit het bedrijfsleven die mogelijk een bijdrage
kunnen en willen leveren aan het project om het
voortbestaan van MIK niet enkel afhankelijk te laten
zijn van gemeentelijke subsidies.
Voor dit explorerende onderzoek is gebruik gemaakt
van literatuuronderzoek en interviews met deskundigen.
Deze vormen van onderzoek zijn geschikt gebleken.
De projectplannen en jaarrapportages van de
verschillende projecten bevatten voldoende informatie
om meer inzicht te krijgen in muziekeducatie in het
primair onderwijs en de drie voorbeeld projecten in
het bijzonder. Het interview met Titia Lefers is daarop
een goede aanvulling gebleken voor uitgebreidere
informatie over reeds bekende resultaten van het
project MIK.
Het explorerende karakter van dit onderzoek heeft
echter tot gevolg dat er niet dieper in is kunnen gaan
op de mogelijkheden voor het MUI om haar partnerrol
binnen MIK te optimaliseren. De mogelijkheden zijn
er, zoveel is zeker. Het is raadzaam in de toekomst
verder onderzoek te verrichten naar de wijze waarop
het MUI hier in overeenstemming met EDU-ART en
het KCG invulling aan kan geven.
30
Bronnen
Biblioservice Gelderland. 2012. www.biblioservice.nl Laatst geraadpleegd op 13 juni 2012.
Bourdieu, P. 1984. Distinction: A Social Critique of the Judgement of Taste. Translated by Richard Nice. Cambridge: Harvard University Press.
Bourdieu, P. 1986. The forms of cultural capital. In: J.C. Richardson. The handbook for theory and research for sociology of education. New York: Greenwood Publishing Group, 241-258.
Eijck, K. van & Kraaykamp, G. 2009. De intergenerationele productie van cultureel kapitaal in belichaamde, geïnstitutionaliseerde en geobjectiveerde vorm. Mens en maatschappij 84(2).
EDU-ART & KCG. 2010a. Muziek in de Klas. Projectplan. Arnhem: EDU-ART en KCG.
EDU-ART & KCG. 2010b. Muziek in de Klas. Plan monitoring en evaluatie. Arnhem: EDU-ART en KCG.
Fonds voor Cultuurparticipatie. 2012. www.fondsvoorcultuurparticipatie.nl Laatst geraadpleegd op 13 juni 2012.
Ganzeboom, H.B.G. & De Graaf, P.M. 1991a. Culturele socialisatie en culturele participatie. Over de invloed van het ouderlijk milieu. Verhoef en Ganzebooms Cultuur en Publiek. Amsterdam: SISWO.
Ganzeboom, H.B.G. & De Graaf, P.M. 1991b. Sociale herkomst, culturele socialisatie en cultuurparticipatie: een sibbling-analyse. In Sociale Wetenschappen 34, 272-287.
Hoogeveen, K. & Oomen, C. 2009. Cultuureducatie in het primair en voortgezet onderwijs. Monitor 2008-2009. Utrecht: Oberon & Sardes.
IKEI Rotterdam. 2011. Ieder Kind Een Instrument. Methodiekbeschrijving. Rotterdam: IKEI Rotterdam & SKVR.
IKEI Rotterdam. 2011. Jaarverslag IKEI 2010. Rotterdam: IKEI Rotterdam & SKVR.
IKEI Rotterdam. 2012. Inhoudelijk verslag IKEI 2011. Rotterdam: IKEI Rotterdam & SKVR.
IKEI Rotterdam 2012. www.iederkindeeninstrument.nl Laatst geraadpleegd op 6 juni 2012.
Kinderen maken Muziek. 2012. www.kinderenmakenmuziek.nl Laatst geraadpleegd op 13 juni 2012.
Kunstfactor. 2011. Amateurkunst: Feiten en Trends. Monitor Amateurkunst in Nederland. Utrecht: Kunstfactor.
Kunstfactor. 2011. Bijlage 2 Analyse amateurkunst. Utrecht: Kunstfactor.
Lefers, T. 2011a. Evaluatie Nulmeting Muziek in de Klas. April 2011. Arnhem: EDU-ART.
Lefers, T. 2011b. Muziek in de Klas. Evaluatie en monitoring - ronde 2. April 2011. Arnhem: EDU-ART.
Matarasso, F. 1997. Use or ornament? The social impact of participation in the arts. Bournes Green: Comedia.
Ministerie van OCW, 2007. Kunst van Leven. Den Haag: Ministerie van OCW.
Ministerie van OCW. 2011. Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid. Den Haag: Ministerie van OCW.
MUI. 2012. www.mui-online.nl Laatste geraadpleegd op 13 juni 2012.
Muziek in de Klas. 2012. www.mik-gelderland.nl Laatst geraadpleegd op 13 juni 2012.
Muziek telt! 2012. www.muziektelt.nl Laatst geraadpleegd op 6 juni 2012.
‘n Klinkend Perspectief. 2011. Projectplan. Brunssum, Kerkrade & Landgraaf: ‘n Klinkend Perspectief.
Olphen, N. van. 2009. Een kwestie van cultuur? Over de relatie tussen receptieve participatie enerzijds en sociale participatie en opinies anderzijds. Den Haag.
31
Orkest in de Klas. 2012 www.orkestindeklas.nl Laatst geraadpleegd op 13 juni 2012.
Schilt-Mol, T. van, Mariën, H., Vijfeijken, M. van & Broekmans, A. 2011. Muziekeducatie in het primair onderwijs. Een kwantitatieve en kwalitatieve verkenning van de stand van zaken. Tilburg: IVA beleidsonderzoek en advies.
Spierts, M. (red.) 2001. Werken aan openheid en samenhang. Een nadere verkenning van culturele en maatschappelijke vorming. Maassen: Elsevier (1e druk, 2e oplage, 1e oorspronkelijke uitgave 2000).
Stichting Leerorkest & Stichting Instrumenten Leerorkest. 2008. Jaarverslag 2006-2007. Amsterdam: Stichting Leerorkest.
Stichting Leerorkest. 2009a. Projectplan Leerorkest Amsterdam 2008-2014. Uitgave Februari. Amsterdam: Stichting Leerorkest.
Stichting Leerorkest. 2009b. Expertisecentrum Leerorkest. Oktober 2009. Amsterdam: Stichting Leerorkest.
Stichting Leerorkest. 2010. Jaarverslag 08/09. Met aanvulling september t/m decemver 2009. Amsterdam: Stichting Leerorkest.
Stichting Leerorkest. 2011. Jaarverslag 2010. Amsterdam: Stichting Leerorkest.
Stichting Leerorkest. 2012. www.leerorkest.nl Laatst geraadpleegd op 6 juni 2012.
32
Grafische vormgeving en logo door Brulkikker - www.brulkikker.com
33